Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 51
(1930)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||
Overzicht van de betrekkingen van Rusland tot Nederland tot aan het jaar 1800, door N.N. Bantyš-Kamenskij, Medegedeeld door Dr. K. Heeringa.De opneming in de Bijdragen en Mededeelingen van een gedeelte van een in 1894 te Moskou verschenen boek vereischt toelichting. In de verslagen van het bestuur, het laatst in dat over het dienstjaar 1928, is herhaaldelijk sprake geweest van de pogingen, die het heeft aangewend om ‘op de hoogte gesteld te worden van bescheiden, die ter toelichting kunnen dienen van de russisch-nederlandsche betrekkingen in vroeger eeuwen, die, in het russisch uitgegeven, hier te lande dus weinig de aandacht zouden hebben getrokken en die wij, in het nederlandsch vertaald, opnieuw zouden kunnen uitgeven’. Toen het bestuur nu in den loop van 1929 door het lid van het Genootschap Dr. Brünner in de gelegenheid gesteld werd om van het werk van Bantyš-Kamenskij kennis te nemen, droeg het aan mij op daaromtrent een verslag uit te brengen. Mijn besluit was, dat de inhoud wel verdiende ter kennis van de Nederlandsche historici te worden gebracht, maar dat het werk nauwelijks in de termen kon vallen om door het Genootschap te worden gepubliceerd, daar het niet met volle recht een directe geschiedenisbron mag heeten. Het bestuur deelde de laatste meening niet, maar kende aan het aangebodene het karakter eener verzameling van regesten toe, die onder zijn uitgaven toch wel een plaats zou kunnen innemen; het verzocht mij het over ons land handelend gedeelte van het werk van Bantyš-Kamenskij in onze taal over te zetten, de vertaling hier en daar toe te lichten en in een inleiding mede te deelen, hoe deze | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
publicatie zich verhoudt tot hetgeen al vroeger over de betrekkingen tusschen Rusland en ons land verschenen is. Ik heb gemeend mij niet te mogen onttrekken.
Vóór de jongste omwenteling in Rusland bevonden de staats-archieven zich ten deele te Moskou, ten deele te S. PetersburgGa naar voetnoot1). Uit den aard der zaak zijn de oudste bescheiden te Moskou. Toen tusschen 1830 en 1834 een nieuwe bewaarplaats te S. Petersburg is opgericht, heeft men het jaar 1801 als grens tusschen de archieven in de oude en de nieuwe hoofdstad aangenomen; het komt mij echter voor, dat vele stukken uit de achttiende eeuw nog te S. Petersburg zijn bewaard. Het Moskousch archief van het ministerie van Buitenlandsche Zaken is het centrale depôt. In dit archief heeft in de achttiende eeuw Nikolaj Nikolajevič Bantyš-Kamenskij vijftig jaren lang gewerkt, en de door hem vervaardigde, als voorbeeldig geprezen inventarissen staan den bezoeker nog ten dienste. Bij zijn arbeid maakte hij uit de talrijke documenten, die hij moest lezen, voor zichzelf aanteekeningen omtrent de meest merkwaardige berichten die hij er in aantrof. Deze aanteekeningen vormden het materiaal voor het ‘Verkort bericht over de tusschen de Russische monarchen en de Europeesche mogendheden gewisselde gezantschappen, brieven en traktaten, welke bewaard worden door het Rijkscollege van Buitenlandsche Zaken in het Moskousche archief, van het jaar 1481 tot den tegenwoordigen tijd, bijeengebracht en naar de alphabetische orde der hoven gerangschikt’ door B.K.. Het eerste deel van de verzameling is in het laatst van 1800 door hem aan het genoemde college, en ook afzonderlijk aan den directeur er van, graaf Rostopšin, aangeboden; in 1801 volgde het vierde, in 1802 het tweede, in 1804 het derde deel. Het werk wordt gezegd den inhoud van het Moskousche hoofdarchief tot 1762 vrij volledig weer te geven, een uitspraak in de inleiding van baron Bühler, den 19de-eeuwschen archivaris, welke ik slechts onder voorbehoud wensch te aanvaarden. De genoemde inleiding bevat bijzonderheden over de | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
moeilijkheden, die aan de uitgave in den weg hebben gestaan. In 1813 verscheen het eerste deel van de door graaf N.P. Rumjancov bezorgde Verzameling van Staatsakten en verdragenGa naar voetnoot1), welke het plan van B.K. eenigszins doorkruiste. Deze meende dat zijn arbeid als inleiding daarvan zou kunnen dienen, maar de ander ging hier niet op in; hij oordeelde dat men met publicatie niet verder zou kunnen gaan dan tot den tijd van Peter den Groote en dat er bovendien tijdens den oorlog, waarin men zich bevond, geen sprake van kon wezen. B.K. heeft zijn werk niet gedrukt gezien; hij is in 1814 overledenGa naar voetnoot2). De bekende geschiedschrijver N.M. Karamzin, wiens oordeel over den arbeid van B.K. gevraagd werd, kwam in 1818 tot het besluit, dat er alles voor was ze uit te geven, en dat de grondige verandering in de staatkundige verhoudingen het onnoodig maakte iets te verbergen. Ondanks deze gunstige uitspraak duurde het nog tot 1821, voordat de staatssecretaris graaf Capodistria de toestemming van den keizer tot de uitgave op kosten van den staat wist te verwerven. Waarom het eerste deel dan pas in 1894 mocht verschijnen, laat de inleiding volkomen in het duister. Dit eerste deel behandelt, overeenkomstig het Russische alphabet, Oostenrijk, Engeland, Hongarije, Holland, Denemarken en Spanje; het tweede Italië en de staatjes van het Duitsche rijk, ook deze weder in alphabetische orde - waarbij tusschen Bentheim en Brandenburg graaf Bentinck -; het derde Koerland, Lijfland, Esthland, Finland, Polen en Portugal; het vierde Pruisen, Frankrijk en ZwedenGa naar voetnoot3). Van het eerste deel bezit het Archief twee ‘afschriften’, - aldus de inleiding -, het eene het in 1800 bij het College ingediende, dat in 1888 geschonken is door prinses M.A. Meščerskaja, geboren gravin Panin, het andere afkomstig van den auteur zelve. Dit laatste | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
exemplaar bevat meer en zal dus de minuut zijn, waarop B.K. aanvullingen en veranderingen geschreven heeft. Deze veranderingen zijn in de uitgave achterin geplaatstGa naar voetnoot1). Men vindt hier ook bijvoegingenGa naar voetnoot2), die te danken zijn aan den archiefambtenaar S.A. Bělokurov, die zich onledig hield met het samenstellen van lijsten van diplomatieke Russische personen in het buitenland en van buitenlandsche bij het Russische hof, waarvan er reeds een het licht had gezien; zijn materiaal kon hier uitstekenden dienst bewijzenGa naar voetnoot3). Onder toezicht van den genoemden Bělokurov, directeur van het bureau der aan het Moskousche archief verbonden Commissie voor Publicatiën, is het werk gedrukt. Zooals gezegd is, is het eerste deel in 1894 uitgekomen, maar de voorbereiding moet eenigen tijd gekost hebben en ook bovendien was men aan het Archief met het bestaan van het manuscript bekend. Het wekt dus bevreemding, dat professor Uhlenbeck, toen hij op last onzer regeering een onderzoek instelde in de archieven van Rusland ten bate der Nederlandsche geschiedenis, daarvan niets vernomen had. Zijn in 1891 verschenen verslag, dat overigens van de welwillendheid en tegemoetkoming der Moskousche archiefambtenaren getuigenis aflegt, bevat er althans geen woord over. Het zal mij niet verwonderen, dat de vergelijking van deze bijdrage met het voortreffelijke verslag van Uhlenbeck de vraag zal doen rijzen, of er eigenlijk geen reden bestond ze maar weg te laten. Inderdaad bevat ze in vele opzichten hetzelfde als het verslag, maar - afgezien van het feit dat de meeste onzer leden het verslag niet bezitten - de bescheiden aanvulling kan nog welkom zijn. Bovendien is er nu gelegenheid tot contrôle. Blijkbaar | |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
heeft Uhlenbeck heel wat meer stukken gezien dan hijzelf of B.K. heeft kunnen beschrijven, en van volledigheid mag men bij dezen zeker niet spreken. Verschillen in de dateering zijn soms wel en soms niet gemakkelijk te verklaren. Op enkele punten is in de noten gewezen. Het schijnt mij niet onmogelijk toe, dat verschillen van een geheel jaar zijn voorgekomen, waar de stukken los in een portefeuille liggen en bij het gebruik verlegd zijn, terwijl de jaartallen met Romeinsche cijfers zijn geschreven. Het Verslag heeft de kennis van onze betrekkingen tot Rusland veel vooruitgebracht na de beide werken van Mr. Jacobus Scheltema, die ook in den tijd niet verder kwamen dan 1725. Bovendien had het een zeer nuttige bijlage: ‘Beiträge zu einer Russisch-Niederländischen Bibliographie’, van de hand van B. CordtGa naar voetnoot1), destijds verbonden aan de Universiteits-bibliotheek van Dorpat, sedert overgegaan naar Kijev. Maar de heer Uhlenbeck heeft zich ook met den tijd na Peter den Groote weinig ingelaten en bovendien zich meer met de politieke geschiedenis dan met die van de handelsbetrekkingen bezig gehouden, zulks omdat de hoofdarchivaris Uljanickij de geschiedenis der handelsbetrekkingen van Rusland tijdens Peter den Groote schreefGa naar voetnoot2). Het is niettemin de vraag of zulk een werk verschenen isGa naar voetnoot3). Van Nederlandsche zijde is de kennis van de geschiedenis onzer handelsbetrekkingen vermeerderd door de publicatie van ‘Statistische en andere gegevens betreffende onzen handel en scheepvaart op Rusland gedurende de 18de eeuw’, medegedeeld door Mr. Dr. S. van Brakel in de Bijdragen van 1913. Maar overigens weet ik niet, dat er na het Verslag van Uhlenbeck hier te lande iets | |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
van beteekenis in het licht gegeven is, ook niet op het gebied van de geschiedenis onzer politieke betrekkingen. De Russen hebben meer aan te wijzen, maar ook onder hen is het getal der medewerkers gering. De hoofdpersoon is de reeds genoemde Cordt. Omtrent zijn arbeid worden wij in de eerste plaats ingelicht door de Verslagen, die hij aan de Keizerlijke Russische Akademie van Wetenschappen heeft uitgebracht over zijn in 1893 en 1895 in ons land ingestelde archiefonderzoekingenGa naar voetnoot1). Het eerste is het omvangrijkste; het licht de Russen in omtrent ons archiefwezen in 't algemeen, bespreekt het Algemeen Rijksarchief vooral naar het boek van Van Riemsdijk, de Griffie van Hare Hoog Mogenden, gaat dan over tot een stelselmatige behandeling van de resolutieboeken, instructieboeken, brievenboeken, liassen, secrete rapporten, bundels, verbalen en varia, wijdt verder de noodige ruimte aan het archief van het departement van Buitenlandsche Zaken 1794-1810, dat van de provincie Zuidholland (Staten van Holland), het Koninklijk Huisarchief, dat van de gemeente Amsterdam en de bibliotheek der Universiteit te Utrecht. Van elk onderdeel vernemen we wat er in is omtrent Russische zaken. Uit de genoemde bibliotheek heeft Cordt de bekende brieven van Noomen over het verblijf van tsaar Peter den Groote, waarvan o.a. Scheltema gebruik gemaakt heeft, geheel afgeschreven, met de bedoeling ze in het licht te geven, wat hij dan in 1904 (in het Russisch) uitgevoerd heeft. De tijd heeft hem overigens ontbroken om overal te vorschen, waar hij zulks noodig vond, b.v. in de bibliotheken te Amsterdam en Deventer, en ook heeft hij geen kans gezien de resolutiën van de Staten-Generaal geheel te behandelen. Voornamelijk hiervoor is hij dan in 1895 teruggekomen. Toen heeft hij in twee maanden het geheele tijdvak van het begin der Republiek tot 1631 doorgewerkt, ook de Secrete Kas, bovendien van een aantal stukken afschriften genomen. Verder bezocht hij nog eens het Koninklijk Huisarchief; ook nam hij uit de Koninklijke Bibliotheek een kopie mee | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
van een van Massa afkomstig plan van Moskou, met de bedoeling om het uit te geven. Zeker zijn niet alle voornemens van den heer Cordt in vervulling gegaan. Het tweede verslag eindigt met het bericht van de aanbieding der door hem gemaakte afschriften van brieven van den resident De Bie aan den raadpensionaris Heinsius aan de Akademie, maar of deze gedrukt zijn vernemen we niet. Echter heeft de heer Cordt iets anders, en mogelijk iets beters, tot stand gebracht. Voor het onderwerp, dat hem tijdens zijn verblijf in ons land had aangetrokken, de geschiedenis der betrekkingen tusschen Rusland en Nederland tot 1631, heeft hij uit Russische archieven en bibliotheken een overvloed van gegevens bijeengezocht en het hier en ginds gevonden materiaal in een degelijk geschrift verwerkt. Hiervoor heeft hij ook nog een aantal stukken uit Middelburg ontvangen, dat hij niet in de gelegenheid geweest was te bezoeken. Zijn geschrift ‘Overzicht van de betrekkingen van het Russische Rijk tot de Republiek der Vereenigde Nederlanden tot het jaar 1631’ verscheen als inleiding tot zijn uitgave van het ‘Verbaal van de Nederlandsche gezanten Albert Koenraats Burgh en Johan van Veltdriel van hunne legatie aan het Hof van Rusland, in de jaren 1630 en 1631’ met de Russische vertaling, uitmakende deel 116 van het Magazijn (Sbornik) van het Keizerlijk Russisch Historisch Genootschap (S. Petersburg 1902). De inleiding beslaat niet minder dan 307 bladzijden van den kwartijn, met de bijlagen zelfs 347. Ik beschouw deze als een voortreffelijken arbeid, waarin buiten de Nederlandsche ook de litteratuur gebruikt is van andere West-Europeesche volken, die deel hebben gehad aan de ontsluiting van Rusland. Van de 18 bijlagen der inleiding zijn de meeste in de noten bij de bijdrage vermeld; de vier, waarmede dit minder geschikt kon geschieden, chronologisch de eerste, allen ontleend aan het Algemeen Rijksarchief in 's-Gravenhage, zijn: 1o. 1591 November 5. Brief van de Staten-Generaal aan tsaar Theodor Joannovič, met het verzoek om den factor van Melchior de Moucheron, François de la Dale, die op grond eener supplicatie van Jan van de Walle gearresteerd was, uit de gevangenis te ontslaan, | |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
en hem te vergunnen in het Russische rijk als voorheen handel te drijven; 2o. 1591 (na November 5). Melchior de Moucheron verzoekt de Staten een nieuwen brief aan den tsaar te schrijven in plaats van dien van 5 November, niet in de Hollandsche, maar in de Latijnsche taal, met een volledige opsomming van titels, volgens een door hem bijgevoegd ontwerp; 3o. dit ontwerp; 4o. 1593 September 21. Brief van de Staten-Generaal aan den tsaar met het verzoek de handelssociëteit van Martin MoellGa naar voetnoot1) en Popius OccoGa naar voetnoot2) bijstand te verleenen en aan hun nieuwe factoren in Rusland, H. Bitter en V. Bennig, een begenadigingsbrief uit te reiken in den vorm zooals hun overleden factor Johan Moell er bezeten had. Het Verbaal zelve heeft ook nog drie bijlagen, t.w. drie brieven van de gezanten aan de Staten-Generaal, waarbij geen vertaling in het Russisch gevoegd is. Het Verbaal is uitgegeven naar een afschrift, dat in 1845 op bevel van koningin Anna Pavlovna is vervaardigd. Het verdient opmerking, dat de heer Cordt aanstoot genomen heeft aan de overigens zeer gewone ongelijkmatigheden in de spelling en deze volgens ‘bekende regelen’ heeft geëffend. Deze methode is niet in overeenstemming met die van het Historisch Genootschap, maar men kan eerbied hebben voor de gedurfdheid; welke Nederlander zou het bestaan het omgekeerde te doen met een Russischen tekst? Nog moet de aandacht gevestigd worden op een artikel, dat in 1924 in deel IV van de Revue des Études slaves verschenen is: ‘Les étrangers en Russie avant Pierre le Grand: marchands, travailleurs techniques, artisans, agriculteurs’, door Inna Lubimenko. Zooals de titel aangeeft, heeft de met vele talen bekende schrijfster de materie niet naar de landen of de tijdsorde, maar de maatschappelijke groepen behandeld. Het artikel is niet lang, maar ter inleiding uiterst geschikt.
Naar vermogen heb ik gestreefd naar een nauwe aansluiting van de vertaling aan het oorspronkelijke, wat | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
aan de elegantie niet ten goede gekomen is. Den titel ‘gosudar’ heb ik vertaald als ‘tsaar’, naar ik meen in overeenstemming met de gewoonte. De spelling van de eigennamen gaf eenige moeite; ik heb gemeend aan elk volk zijn recht te moeten geven, dus de namen van Nederlanders te schrijven zooals ze hier werden geschreven en niet zooals ze door Bantyš-Kamenskij of reeds door zijn zegslieden waren verhaspeld - waarin ik overigens niet altoos heb kunnen slagen -, en omgekeerd die van Russen in aansluiting bij de eigen spelling, volgens de gebruikelijke wetenschappelijke transcriptie, letter voor letter, met weglating van de (onuitgesproken) jer en aanduiding van de jer' met: '(mouilleering der voorgaande consonant); voorts stelt u de klank oe voor, y een klank tusschen u en i; v beantwoordt aan onze w; c klinkt als ts, č als ch in Engelsch church, š als sh in Engelsch shoulder, ž als j in Fransch jour; ě als jè. Prof. Uhlenbeck heeft in zijn Verslag een phonetische methode toegepast met accenten; hoewel daarvoor sterke argumenten zijn - om b.v. sawjét te spellen voor sowjet -, heb ik persoonlijk maar al te veel reden om mij niet aan de toepassing er van te wagen. K.H. | |||||||||
Briefwisseling tusschen rusland en de Republiek der Vereenigde NederlandenGa naar voetnoot1).De handel, welke door de Hollanders over de geheele wereld gedreven werd, maakte de bewoners van het gindsche land in de zestiende eeuw met Rusland bekend. De bewijzen daarvoor zijn de volgende: | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
I. Onder de regeering van tsaar Joan Vasil'evič vond een gast uit Holland Ivan Běloborod (Witbaard)Ga naar voetnoot1) den scheepsweg de rivier de Dvina op langs de Pudožemskische monding tot aan de plek waar nu de stad Archangel ligt, en daarvoor werd hem een begenadigingsbrief gegeven, waarbij bevolen werd den tol voor de helft van hem te nemen. II. Onder tsaar Theodor Joannovič is een begenadigingsbrief van dezelfde kracht gegeven aan den Hollander Marcus Justusz. Vogelaer en Adriaan Lucasz. SiebrechtGa naar voetnoot2), en sedert dien tijd nam de handel te Rugodivy(?) af, maar die van de stad Archangel begon toe te nemen. III. 1606. Onder tsaar Vasilij Joannovič Šujski is opnieuw een begenadigingsbrief gegeven aan dezelfde Hollanders Siebrecht en Vogelaer betreffende hun vrijen handel in Rusland. IV. 1608. Een begenadigingsbrief is gegeven aan de Hollandsche gastenGa naar voetnoot3) Marcus Vogelaer en Jurjen Klenk, welke de vergunning inhield met goederen in Rusland te komen. In Juni 1613 is aan de over de stad Archangel op | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
Hollandsche schepen naar den (Roomschen) keizer afgevaardigde gezantenGa naar voetnoot1) Stepan Michailovič Ušakov en den secretaris Semen Zaborovskij bevolen Holland aan te doen en aan de Staten en hun stadhouder prins Maurits van Oranje vanwege tsaar Michail Theodorovič brieven te overhandigen, waarin de tsaar, kennis gevende van zijn verkiezing tot den Russischen troonGa naar voetnoot2), hun hulp verzocht tot zijn verzoening met de Zweden. Toen zij 14 Augustus 1614 te Moskou terugkeerden, gaven zij een brief over van de Staten van 27 MaartGa naar voetnoot3), waarin deze, nadat zij den tsaar met zijn verheffing gelukgewenscht hadden, den toestand van hun land, zijn bestuur en zijn handel beschreven, dank zeiden voor de aan de Hollandsche kooplieden in Rusland bewezen vriendschap, kennis gaven van de uitzending naar de haven van Archangel van een grooter getal schepen dan te voren, en van de hun door het Turksche hof verleende vergunning om in al zijne provinciën handel te drijvenGa naar voetnoot4), beloofden aan de Russische kooplieden alle vrijheid in Holland te geven, en ten slotte verzochten dat ook hun dezelfde gunst werd verleend; behalve den brief brachten de gezanten het hun op hun voorstel vanwege de Generale Staten gegeven antwoord, waarin beloofd werd voortaan hulp te verleenen tegen de Zweden en de Polen, alsmede geschenken voor den tsaar. Nog vroeg de stadhouder prins Maurits van Oranje en Nassau in zijn brief (van 8 Juni) den tsaar voor de Amsterdamsche kooplieden Witsen met hunne goederen om doorlating door Rusland naar Armenië en Perzië ter wille van den handelGa naar voetnoot5). Op 31 Augustus bedankte de tsaar door den naar den (Roomschen) keizer gezonden bode Ivan Thominij de | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
Hollandsche Staten voor de met Ušakov gezonden geschenken en vroeg hij hem hulp te verleenen tegen de Zweden en Polen, ook den gemelden bode geleide te geven naar den keizer. 27 Maart van hetzelfde jaar 1614 is vanwege den tsaar aan de bodenGa naar voetnoot1) Marcus Vogelaer en Jurjen Klenk met een derden makker dien zij hadden, een begenadigingsbrief verleend betreffende hun vrijen handel in RuslandGa naar voetnoot2). 3 Januari 1615 kwam te Moskou de Hollandsche gezant Isaac Abrahamsz. MassaGa naar voetnoot3); in tegenwoordigheid van den tsaar zijnde, wenschte hij dezen geluk met de beklimming van den Russischen troon; hij betuigde het verlangen van de Staten naar zijn, des keizers, verzoening met de Zweden, en verzocht aan de Hollanders toe te staan te water en langs den landweg in Rusland handel te drijven, ook aan een Hollandsche compagnie om met goederen door Rusland naar Perzië, Armenië en Boekharije te reizen; bij zijn afscheid van Moskou op 10 Juli droeg de tsaar hem op aan de Staten voor te houden, dat zij hem met geld en schietvoorraden tegen de Polen en Zweden zouden bijstaan; ten opzichte van hun handel met Perzië is alleen beloofd de zaak verder in overweging te nemen. In de maand Mei is vanwege tsaar Michail Theodoro- | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
vič, op voorspraak van den Engelschen gezant prinsGa naar voetnoot1) Merrick, een begenadigingsbrief verleend aan den Hollandschen koopman Jeremias Jansz.Ga naar voetnoot2), wegens zijn armoede en van den kant van Littauwen ondergane vernieling, strekkende dat hij, zoolang hij bij de stad Archangel woonde, den steigerGa naar voetnoot3) als voorheen mocht gebruiken om daarover waren uit de schepen te rollen, naar Moskou en langs verschillende steden mocht reizen met goederen, en dat men hem van zijn schulden ontheffingen zou verleenen. 10 Juli zijn de gezanten Ivan Gabrilovič Kondyrev en de secretaris Michail Nevěrov naar Holland en Frankrijk afgevaardigdGa naar voetnoot4); in den brief, die met hem aan de Staten en aan prins Maurits van Oranje gezonden werd, verzocht de tsaar hem bij te staan met kasgeld en schietvoorraden en te verbieden dat hun onderdanen in den dienst traden van zijn vijanden, de Zweedsche en Poolsche koningen, waarvoor hij hun elke vrijheid op handelsgebied toezegde. 30 Augustus uit Kolmogory vertrokken zijnde met den gezant Massa, kwamen zij 9 October in Den Haag, en den 12den hadden zij audiëntie bij de Staten; 11 November vertrokken zij over zee naar FrankrijkGa naar voetnoot5). In November kwamen aan de grens de Hollandsche gezantenGa naar voetnoot6) Reinout van Brederode met zijn makker, als | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
bemiddelaars van de Zweedsche zijde voor de verzoening van den Zweedschen koning met den Russischen tsaar. Halt houdende op de plaats van samenkomst tusschen Ostaškov en Staryja-Rusy, zonden zij den bode Van der HeydenGa naar voetnoot1) naar Moskou tot den grootvorst ter aankondiging van hunne komst. In Februari 1616 zonden die gezanten opnieuw een bode, kapitein Brederode, dien men 21 Februari tot hen terug liet gaan. In Maart is voor de derde maal een bode door hen afgezonden, Leontius Massa, met de mededeeling dat zij de gezanten Kondyrev met zijn makker naar Frankrijk hadden doorgezonden en zelve uit DederinGa naar voetnoot2) waren gescheiden. 17 April is vanwege den tsaar tot hen gezanten Bogdan Karpov, uit Toela, gezonden. 10 Juli, toen de Russische gezanten zich met de Zweedsche te Tichvin bevonden, is door hen Hollandsche gezanten hun secretaris Johan Dankart gezonden met het bericht van de ongeneigdheid der Zweedsche gezanten tot aanvaarding van alle voorwaarden van het Russische gezantschap; ten slotte eindigden deze samenkomsten op 27 Februari 1617 in het dorp Stolbovo met het sluiten van een eeuwigen vrede tusschen Zweden en RuslandGa naar voetnoot3). 19 September kwam uit de stad Archangel voor de tweede maal naar Moskou de Hollandsche gezant Massa (en met hem de dokter Job Paludanus en de apotheker Jan Andriesz. in Russischen dienst). - 6 April 1617 overhandigde hij den tsaar vanwege de Staten een brief (van 28 Mei 1616), waarbij deze, na dankbetuiging voor de zending van den gezant Kondyrev, kennis gaven dat de uit Rusland tot hen gekomen apothekerszoon Jacob Arensen naar school gezonden was om in de medicijnen te studeeren; mondeling zeide Massa nog, dat zijne Staten hem tsaar geen hulp durfden verleenen tegen de Zweden, maar hun bemiddeling aanwendden tot ver- | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
zoening van beide hoven, en dat de tsaar den Staten een groot bewijs van genegenheid zoude geven door den Hollandschen kooplieden den vrijen handel in Rusland toe te staan en hun vriendschap en bondgenootschap te bewijzen. In de maand Juni kreeg de gezant zijn afscheid uit Moskou met drie brieven van den tsaar, houdende verzoeken om hulp tegen Polen; 28 Juli kwam hij in de stad Archangel aanGa naar voetnoot1). 14 November is de edelman Ivan Ivanov Baklanovskij naar Zweden, Denemarken en Holland gezonden om hulp te vragen tegen de PolenGa naar voetnoot2). 16 Mei 1618 vertrok hij uit Kopenhagen naar Den Haag, waar hij 29 Mei aankwam, 1 Juni en 6 Juni in de vergadering van de Staten was, die in een brief (van 15 Juni) beloofden den tsaar 1100 poed buskruit en 3000 poed lood te zullen zenden. 30 Juni uit Den Haag vertrokken, waren zijGa naar voetnoot3) 1/11 Augustus in de stad Archangel en 7 Januari van het volgende jaar in Moskou. 28 Augustus kwam - voor de derde maal - de Hollandsche gezant Isaac Massa aan met de nadere bevestiging van alles wat aan Baklanovskij gezegd was betreffende het beloofde kruit en loodGa naar voetnoot4). 25 October 1619Ga naar voetnoot5) schreven de Staten den tsaar om hem te verzoeken den kooplieden van de vrije Rijkssteden den vroegeren handel op de Oostzee en Russische Noordzee toe te staan. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
29 Mei 1621 vroeg prins Maurits van Oranje, den dokter Job Paludanus uit Moskou naar zijn vaderland Holland te laten gaanGa naar voetnoot1). 6 Mei 1623 schreef prins Maurits van Oranje aan den tsaar, om te kennen te geven, dat hij den Russischen commissaris bij het in dienst nemen van handwerkslieden zou helpen, waarbij hij het verzoek deed om bescherming van den Hollandschen handel in Rusland. 7 Augustus 1624 kwam de Hollandsche architect Cosmo de MoucheronGa naar voetnoot2) en de meester in de zijdeweverij Kaspar Frederiksz.Ga naar voetnoot3) met brieven van de Staten (van 9 Juni) en van prins Maurits tot hun aanbeveling. 23 Augustus kwam de Hollandsche gezant Isaac Abrahamsz. MassaGa naar voetnoot4). Op 30 September en 4 October in tegenwoordigheid van den tsaar zijnde, vroeg hij, dat alle jaren vergund mocht zijn in Rusland twee scheepsladingen graan te koopen en naar Holland uit te voeren, met betaling der tollen, en dat dokter MatthijsGa naar voetnoot5) uit Moskou mocht gaan. Bij zijn afscheid van Moskou in de maand December werd hem slechts toegestaan 3000 vierdelGa naar voetnoot6) graan te koopen. Na zijn terugkeer in Holland verschafte hij vandaar dikwijls aan den keizer en het departement van Buitenlandsche ZakenGa naar voetnoot7) mededeelingen over staatkundige voorvallen in EuropaGa naar voetnoot8). | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
1625. De in de maand Mei in Moskou aangekomen Hollandsche koopman Wrak vroeg uit naam van de Staten verlof om een geheel schip met graan te koopen. 4 Juni werd hierop gunstig geantwoord. In hetzelfde jaar wordt melding gemaaktGa naar voetnoot1) van den Hollandschen koopman De Bitter, die ongeveer 22 jaren in Rusland handel gedreven had. 1 September 1626 schreef de tsaar aan prins Hendrik van Oranje, om te klagen over de Hollandsche kooplieden Jan Wyders en Constantijn Cornelisz., die uit Rusland waren weggegaan zonder tollen te betalen van de meegevoerde waren. In 1627 kwamen te Moskou uit Holland aan: a) in Januari de vreemdeling Karel du Moulin, die op 28 Februari zijn afscheid uit Moskou kreeg; b) 21 Februari de bode (Van) Ringen Johansz.Ga naar voetnoot2) met brieven van de Staten en den prins van Oranje (van October en 4 November 1626) wegens het proces van de kooplieden Vogelaer en Jurjen Klenk met den Russischen koopman Swětošnikov over een kaviaarbedrijf tot een waarde van 10 duizend roebels. 5 Maart kreeg hij zijn afscheid uit Moskou met den vermelden Jurjen Klenk. In hetzelfde jaar wordt gemeldGa naar voetnoot3), dat de tsaar aan de Hollanders 3000 poed salpeter schonk. 1628. In dit jaar kwamen uit Holland: a) 6 Januari de koopman Karel du MoulinGa naar voetnoot4) met brieven van prins Hendrik van Oranje aan den tsaar en den patriarch Filaret (van 1 November 1627), houdende het | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
verzoek dien koopman een privilege te verleenen betreffende de vrijheid van handel in Rusland langs de steenwegen; voorts van de kooplieden WaleursovGa naar voetnoot1) de schulden van hun broeder, die in Rusland gewoond had, niet in te vorderen, maar hun ook te vergunnen vrij in Rusland te handelen. b) 13 Januari gaven de kooplieden Paul Sterling en Jacob Cousart den patriarch Filaret een brief van prins Hendrik van Oranje van 10 Juni, houdende het verzoek een begenadigingsbrief voor hen uit te lokken tot het drijven van den vrijen handel in Rusland. c) In October en November de vreemdeling Johan Bernards, Arnold van Liebergen met zijn zoon en hun commies Andries Kok met brieven van den prins van Oranje aan den patriarch FilaretGa naar voetnoot2), houdende het verzoek om begenadigingsbrieven uit te lokken tot den vrijen handel in Rusland. 28 Februari 1629Ga naar voetnoot3) werd een begenadigingsbrief verleend aan den Amsterdamschen koopman Johan Bernards tot den vrijen handel in Rusland met betaling van den gewonen tol, en tot zijn staat in alle processen onder het ressort van het departement van Buitenlandsche ZakenGa naar voetnoot4). 1 April kwam de Hollandsche gast Jurjen Klenk met een makker om met een door prins Hendrik van Oranje (Januari 1629) voor den tsaar bestemden brief verlof te vragen tot het koopen van graan in Rusland. In hetzelfde jaar werd de meester-goudsmid Gilles van Exel naar Holland gezonden om allerlei handwerksbazen te huren; in een met hem gezonden brief vroeg de tsaar 10 duizend musketloopen naar Rusland te zendenGa naar voetnoot5). 21 Augustus werd in antwoord op Exel's verzoek Van | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
RingenGa naar voetnoot1) naar Moskou uit Holland gezonden; in den brief aan den tsaar vanwege de Staten (25 Mei 1629), waarin zij dank zegden voor de zending van drie duizend poed salpeter, vroegen zij dien Ringen toe te staan nog wat salpeter uit Rusland uit te voeren tegen betamelijken prijs, terwijl zij beloofden daarna snel het gevorderde getal musketloopen te zendenGa naar voetnoot2). Op het eind van het jaar de Hollandsche kooplieden: 1) Jurjen Klink gaf den tsaar vanwege prins Hendrik van Oranje een brief (van November 1629), waarin gevraagd werd hem toe te staan graan te koopen, dat nog over was van het verloopen jaar; 2) Johan Meerman vroeg uit naam van de Staten hem den vrijen handel in Rusland toe te staan. 16 April 1630 kwam de Hollandsche koerier Laurens Laurensz. Cousart met de kennisgeving omtrent een naar Moskou op weg zijnd gevolmachtigd gezantschap uit Holland en met een verzoek om den Amsterdamschen koopman BeerlantGa naar voetnoot3) toe te staan in Rusland 2000 last graan te koopen. Het gemelde gezantschapGa naar voetnoot4) maakten uit de gezanten Albert Koenraadsz. Burgh en Johan van Veltdriel, met wie 16 edelen en 30 (andere) lieden (gingen); zij kwamen 17 Augustus in Archangel, 1 December in Moskou en zagen 14 malen den tsaar en den patriarch. In de hun vanwege de Staten en prins Hendrik van Oranje meegegeven brieven (van 30 Juni 1630) waren zij gemachtigd den tsaar geluk te wenschen met den jonggeboren kroonprins Aleksěj Michailovič. Door hen werden op 22 December, 1 en 16 Februari 1631, in het departement van Buitenlandsche Zaken deze voorstellen gedaan: 1) dat het aan alle Hollanders zou worden toegestaan om binnen te komen en in alle Russische steden te handelen - afgeslagen; 2) aan de binnengekomen Hollanders toe te staan | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
woeste landen in Rusland te ontginnen - afgeslagen; 3) alleen aan de Hollanders toe te staan salpeter te koopen en uit te voeren en graan tot 200 duizend vierdels, waarvoor beloofd werd den Russen te vergunnen in Holland allerlei gerei te koopen - afgeslagen, maar alleen de uitvoer van 23 duizend poed graan toegestaan; 4) niet te verbieden aan de Dwina scheepshout te koopen - toegestaan; 5) aan de Hollanders (te vergunnen) hun agent in Moskou te hebben - niet verboden. Met dit antwoord vertrokken de gezanten uit Moskou, Veltdriel 10 Maart en Burgh 10 Juni. 4 MaartGa naar voetnoot1) schreef de tsaar aan den stadhouder prins van OranjeGa naar voetnoot2) om volgens de met den Hollandschen handelaar Thomas Swaan getroffen overeenkomst ten behoeve van de krijgsmacht 500 musketten, eenige pertuisanenGa naar voetnoot3), hellebaarden, pistolen en andere voorraden te koopen en naar Holland uit te voerenGa naar voetnoot4). In hetzelfde jaar zijn als gezanten naar de Hollandsche Staten gezonden Grigorij Oljab'ev en de secretaris Grigorij Larionov om hulp te vragen tegen Polen; 14 Mei ontvingen deze van de Staten en den prins van Oranje antwoordbrieven van 14 Mei, waarin zij zich verontschuldigden, dat zij wegens den oorlog tegen de Spanjaarden, waarin zij zich bevonden, niet in staat waren den tsaar hulp te verleenen, noch met troepen noch met geldGa naar voetnoot5). 27 October is uit Holland een bediende van Du Moulin | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
gezonden, Elisa Jansz. BurmansGa naar voetnoot1), met een brief aan den tsaar vanwege de Staten (van 31 Juli 1631), houdende de tijding dat zij volgens de opdracht van Z.K.H. last gegeven hadden 3000 geweerloopen en 3000 musketten gereed te maken. In hetzelfde jaar werd een begenadigingsbrief verleend aan den Hollandschen vreemdeling Andries Denijsz. Winius tot den vrijen handel in RuslandGa naar voetnoot2). 1633. Uit Holland kwamen aangereisd: a) 10 Augustus de bode Abram Kartatsen - de reden van zijn komst is onbekend -Ga naar voetnoot3); 26 December de Hollandsche handelaar Joost Willemsz. met een verzoek om vergunning 5 of 6 duizend last rogge te koopen - afgeslagen, en hij vertrok 19 Augustus 1634. 1634. In Maart kreeg de Hollandsche koopman Isaac Massa zijn afscheid uit Moskou, die op reis aan den tsaar heeft geschreven om hem te waarschuwen tegen den toen in Moskou vertoevenden vreemdeling Jacob Russel om reden van zijn slecht gedrag. 31 Maart werd op verzoek van den Hollandschen gast Andries Winius aan dezen vanwege den tsaar een begenadigingsbrief als gastGa naar voetnoot4) verleend aangaande zijn vrijheid om te handelen in alle Russische steden. 18 Augustus werd de tolk Johan Angelaer naar Holland, Engeland en Frankrijk gezonden met twee brieven van den tsaar, meldende 1) de sluiting van een eeuwigen vrede met Polen, en 2) den dood van den patriarch Filaret. In hetzelfde jaar stierf te Moskou de Zweed Elisa CoyetGa naar voetnoot5), meester geschut- en klokgieter, die per maand | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
als tafelgeld 100 roebels had ontvangen; in zijn plaats werd de Fries Hans ValkGa naar voetnoot1) aangesteld. De Hollandsche gast Andries Winius vroeg den tsaar een begenadigingsbrief voor den vrijen handel in Rusland, om een hof te hebben in Pskov, om over zee naar de ijzerfabrieken te Toela werkbazen te ontbieden, en om nergens buiten het paleis van Buitenlandsche Zaken te recht te moeten staanGa naar voetnoot2). 6 Juni 1636 was in Moskou de Hollander Herman FentselGa naar voetnoot3) met een brief van de Staten (van 27 Maart), waarin gevraagd werd hem toe te staan in Rusland 25 duizend poed salpeter te koopen. In dezelfde maand vroeg de Hollandsche gast HendrikGa naar voetnoot4) van Ringen een begenadigingsbrief, waarbij hem voor 10 jaren mocht worden toegestaan in Novgorod salpeter te bereiden. In December schreven de Staten aan den tsaar, om zich te beklagen over den wojewode van Kola prins Ščerbatov wegens de aan de Hollanders toegevoegde krenkingen in de vischvangst, in het wegnemen van tabak enz. 1637. Uit Holland zijn aangekomen: a) 17 Februari de koopman Wegwizer met achtergebleven kanonskogels voor den staat. b) 2 Maart voor de tweede maal de vreemdeling Herman Fentsel, bij brief van de Staten (van 31 December 1636) en van den prins van Oranje vragende hem te vergunnen 25.000 poed salpeter en 100.000 vierdel rogge te koopen. c) 10 December dokter Reinier Pauw met een brief | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
van den stadhouder prins van Nassau, aanbevelende hem in Russischen dienst te nemen. d) 20 December Pieter de la Tour met een brief van de Staten van 5 Juni, vragende hem te vergunnen in Rusland handel te drijven. In hetzelfde jaar schreven de Hollandsche gasten Fentsel, Jan Jansz. Rek en Thomas StaalGa naar voetnoot1) aan den tsaar tegen Russische kooplieden over wanbetaling van hun verschuldigde gelden, en over de vergunning voor zich om in verschillende Russische steden pakhuizen te bouwen. 4 Mei 1638 kwam de Hollandsche koopman Thomas SwaanGa naar voetnoot2) met een brief (van 23 November 1637)Ga naar voetnoot3) van de Staten, houdende het verzoek aan den tsaar om aan de erfgenamen van dien Thomas de achterstallige gelden te betalen voor de door hem in Archangel ingevoerde kanonnen en kogels ten behoeve van den staatGa naar voetnoot4). Op 1 en 20 Juli schreven de Staten en de stadhouder aan den tsaar requesten om hun onderdaan den koopman Dumoulin te helpen bij de invordering van Van Ringen van gelden voor een aan hem in Moskou verkocht pakhuis. 30 Augustus werd vanwege den tsaar een begenadigingsbriefGa naar voetnoot5) verleend aan den Amsterdamschen koopman Arnold van Liebergen om vrij in Rusland te handelen onder betaling van tollen. 20 Maart 1639 kwam de Hollander Abram Holman, bediende van De la Tour, met een brief aan den tsaar van de Staten, houdende het verzoek voor hem De la | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
Tour om zijn goederen in Moskou in te voeren en te verkoopen. 2 Mei 1641 wordt melding gemaakt van de aankomst in Moskou van den Hollandschen bode Johan van Dries met brieven aan den tsaar van de Staten en van den prins van Oranje, houdende het verzoek, dat de oudtijds aan de Hollandsche vreemdelingen Vogelaer en Klenk verleende begenadigingsbrieven niet mochten worden geschonden en dat de afgenomen tol hun teruggegeven mocht worden. 30 Mei kreeg hij zijn afscheid met een weigering betreffende de tollen. 30 Mei schreef de tsaar aan de Hollandsche Staten met hun bode Dries, opdat zij, na onderzoek, aan de Hollanders zouden verbieden uit specie-daalders Russische roebels te maken en die in Rusland in te voeren. 3 Maart 1642 kwam de Hollandsche koopman Pieter de la Dale met een brief van den stadhouder om van de Hollandsche kooplieden Vogelaer, Klenk en hem De la Dale de halve tollen niet te nemen. 20 Maart 1643 kwam dezelfde De la Dale voor de tweede maal om uit naam van de Staten en den stadhouder te vragen dat het vergund mocht zijn om te Archangel te komen langs een andere monding. 14 Februari 1644 vertoonde zich in Moskou de Hollandsche koopman Govert van der Rak met een brief aan den tsaar van de Staten en prins Frederik van Oranje (van 8 November 1643) ten gunste van hem Rak en den koopman MoormanGa naar voetnoot1), wien in zake de tollen in Rusland moeite werd gedaan. 19 April 1645 is naar Holland tot de Staten en prins Hendrik van Oranje de bode Matvěj SpiridonovGa naar voetnoot2) gezonden en de tolk Karel Romanov met het bericht van de beklimming van den Russischen troon door tsaar Aleksej Michailovič en van de spoedige komst van een gezantschap in Holland. 12 September uit Archangel over zee vertrokken, kwamen zij 1 November in Den Haag en waren 5 maal bij de Staten en 24 maal bij den | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
prins van Oranje; nadat zij dan op 20 December hun afscheid bekomen hadden, zijn zij 28 December uit Amsterdam afgereisd over Hamburg en Lijfland. - 12 Februari (1646) in Moskou aangekomen, overhandigden zij den keizer felicitatiebrieven van de Staten en van den prins van Oranje (van 12 December 1645); bovendien brachten zij den keizer nog twee brieven van hen Staten. In den eersten (van 16 December) vroegen zij, dat de tsaar hun gasten, die al lang in Rusland geleefd hadden, Marcus Marcusz. de Vogelaer, Jurjen Jansz. Klenk, hun makker Peter de la Dale bijzondere vriendschap wilde aandoen door hun alle vrijheden toe te staan, door tsaar Theodor Joannovič geschonken, en verzochten zij den hun door tsaar Michail Theodorovič geschonken begenadigingsbriefGa naar voetnoot1) te veranderen op den naam van hem tsaar, opdat zij in alle Russische steden die voorrechten konden genieten. In den tweeden brief (van 28 December) vroegen zij, dat de tsaar den Hollanders zou toestaan in Archangel te komen en te gaan langs de Berezovskische monding, welke geschikter en dieper was, en niet langs de ondiepe en niet voor den doortocht van groote schepen geschikte Pudožemskische, en hen daardoor bevrijdde van de zeeroovers, die hun dikwijls tegemoet kwamen op kleine vaartuigen. 19 Juli 1646 zijn naar Holland als gevolmachtigde gezanten afgevaardigd de hofmeester Ilja Danilovič Miloslavskij en de schrijver Ivan BaibakovGa naar voetnoot2); in hun instructie was hun bevolen den Staten voor te stellen de tot nu duurzame vriendschap en liefde tusschen hen en Rusland te bevestigen, legerofficierenGa naar voetnoot3) uit te zoeken voor den Russischen dienst en verschillende handwerkslieden, en een klacht in te dienen tegen de fabrikanten te | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Tula Ackema en MarcelisGa naar voetnoot1). - 10 September vertrokken zij uit Archangel naar Den Haag, waar zij, op 19 November aangekomen zijnde, den volgenden dag tot de Staten | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
en den prins van Oranje werden toegelaten. - De gezanten bevonden zich nog in Den Haag, toen Thomas bij hen kwam, de uit Moskou gezonden zoon van den Moskouschen handelsbediende Andries Kelderman, met twee brieven van den tsaar van 21 Februari 1647 ten antwoord over de kooplieden Vogelaer; bij het afscheid van dien Kelderman was in het departement van Buitenlandsche Zaken een toelichting gegeven van denzelfden 21 Februari: ‘in de keizerlijke brieven aan de Hollandsche Staten “vanwege” weglaten, maar “wij” schrijvenGa naar voetnoot1).’ Kelderman trof prins Hendrik van Oranje niet meer onder de levenden aan, daar hij op 4 Maart overleden was; op zijn plaats was zijn zoon Willem. 7 Mei gaven de gezanten aan de Staten de met Kelderman gezonden brieven, 28 Juni namen zij afscheid en 2 Juli reisden zij uit Den Haag en kwamen over zee op 2 Augustus in de PudožemskischeGa naar voetnoot2) monding. Op 9 October in Moskou teruggekeerd zijnde, gaven zij den keizer drie brieven van de Staten (van 22 Juni en van 16 Juli 1647). In den eersten bedankte prins Willem van Oranje, na kennisgeving van den dood van zijn vader, den tsaar voor de eer die hem bewezen werd in den brief met het begin ‘De groote keizer’, en vroeg hij de bevestiging der privilegiën voor de Hollandsche kooplieden Vogelaer en Klenk. In den tweeden bedankten de Staten den keizer voor de aan hun onderdanen betoonde vriendschap en voor de hun in schrift bewezen eer, door zich ‘Groote heer’ te noemenGa naar voetnoot3); zij vroegen van hunne onderdanen niet meer tollen te vorderen dan zooveel als van de Engelschen werd ontvangen. In den derden verklaarden zij, na hun leedwezen uitgedrukt te hebben over de slechte gedragingen van den fabrikant Marcelis en van Ackema, dat zij bij hun | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
afwezigheid den keizer in zijn eisch niet ter wille konden zijn. 12 Augustus kwam te Moskou de Hollandsche bode Johan GordersonGa naar voetnoot1) met de tijding van de komst van een groot gezantschap uit Den Haag naar Rusland en met het verzoek een bevel naar de stad Archangel te doen uitgaan om den Hollanders te vergunnen zonder vertragende belemmering handel te drijven. Ondertusschen verscheen op 31 October de gevolmachtigde Hollandsche gezant Albert BurghGa naar voetnoot2) met zijn zoon en met een gevolg van 36 personen; 6 November bereikte hij Novgorod, werd daar ziek en stierf 16 December. Zijn zoon Koenraad Burgh vroeg verlof om in Moskou te komen met het geheele gevolg en met het lijk van zijn vader. Hem werd toegestaan te komen, maar bevolen het lijk van zijn vader in Novgorod te laten; het werd 27 Februari naar Pskov gebracht en verder met den bode Gorderson. De jonge Burgh zond, na zijn aankomst op 10 Januari van hetzelfde jaar 1648 te Moskou, op 25 Februari aan het departement van Buitenlandsche Zaken twee brieven (van 3 en 16 Januari) aan den tsaar vanwege den prins van Oranje en de Staten, houdende verzoeken betreffende Ackema en Marcelis, die zonder reden bij Z.M. zwart gemaakt waren, opdat aan hen en aan Winius de verbeurd verklaarde ijzerwerken, door hen met groote kosten gebouwd, werden teruggegeven en dat zij bevrijd mochten zijn van de daarvoor gestorte belastingen. De op 2 Juni uit Den Haag tot Koenraad Burgh gekomen bode Justus Junius bracht hem de vergunning van de Staten om in de plaats van zijn overleden vader het gezantschap bij den tsaar waar te nemen en een brief (van 29 Maart 1648) die dit bekrachtigde; waarop hij 20 Juni den tsaar voorgesteld werd en 4 Juli voor de bojaren een voordracht hield over de reden van zijn gezantschap, kennis gevende van den dood van prins Hendrik van Oranje en van de opvolging van zijn zoon Willem, verzoekende den Hollanders te vergunnen in alle Russische steden handel te drijven, een nieuwen | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
grooten tolGa naar voetnoot1) af te schaffen, den Russen te verbieden de Hollandsche kooplieden in de steden te beleedigen, den bouw te Moskou toe te staan van een kerkGa naar voetnoot2) van hun godsdienst voor de Hollanders, den Hollanders niet te verbieden Russische lieden in dienst te nemen en voldoening te verschaffen aan Ackema en Marcelis ter zake van de hun zonder reden afgenomen fabriek te Tula, waaromtrent hij ook een door de Staten (16 April 1648) geschreven brief overgaf. Nadat de gezant op 22 Juli een afscheidsaudiëntie bij den tsaar had ontvangen, maar geen in alle opzichten bevredigend antwoord, vertrok hij 8 Augustus uit Moskou en 13 September uit Archangel. 23 December gaf de Hollandsche fabrikant Ackema den tsaar een brief van de Staten (van 17 Juni), houdende het verzoek hem de fabrieken te Tula terug te geven. 1649 kwamen uit Holland: a) 1 Mei de koopman Zacharias GortsenGa naar voetnoot3) met twee brieven van de Staten (van 7 December 1648 en 2 Februari 1649) over de invordering van een schuld van Russische kooplieden en over de betaling er van aan de Hollanders Luyt (Lus)Ga naar voetnoot4) en Rochus in geld of graan. b) 25 December de compagnon van Vogelaer en Klenk, de Hollander Andries de la Dale, met een brief van prins Willem van Oranje (van 9 November 1648), handelende over een vergunning om uit Rusland 15 of 20 scheepsladingen van allerlei graan uit te voeren. 1651. In hetzelfde jaar kwamen te Moskou: a) 12 Mei de Hollandsche gasten in Rusland Vogelaer, Klenk en Swaan met het verzoek aan den tsaar om in de steden geen tol te vorderen van de door hen over de grens gezonden potasch. b) 21 Juni de Hollandsche commissaris Alexander | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
Holst, die bij een op 24 Juni den tsaar vanwege de Staten overhandigden brief (van I April) de eindbeslissing vroeg in de zaak van de Tulasche fabrikanten Ackema en MarcelisGa naar voetnoot1). 2 Augustus nam hij afscheid; hij voerde een antwoord (van 13 Juni) mede van den tsaar, houdende de verzekering dat de gemelde fabrieken hun weder voor 20 jaren waren teruggegeven. c) 26 December de Hollandsche officier Johan Maréchal met een brief van de Staten aan den tsaar (van 26 Juni 1651), houdende een aanbeveling om hem als overste in Russischen dienst te nemen. 19 Januari 1652 werd besloten naar Holland, het Rijk, Florence en Venetië de kooplieden Ivan Lent en Ivan Hebdon met den schrijver Andries Busch te zenden tot aankoop voor de versiering van het paleis van kostbaarheden voor 10 duizend roebels. 29 Januari schreven de Staten aan den bojaar Boris Morozov door den handelsbediende Van Troyen, over het uitlokken van een vergunning van den tsaar voor den Hollander SwaenGa naar voetnoot2) om in Moskou 1000 last rogge te koopen. 15 Juli requestreerden kooplieden uit Wologda bij den tsaar tegen de Hollanders die in Rusland handelden, om hen te verbieden den kleinhandel uit te oefenen. In de maand Augustus werden naar Denemarken en Holland als boden gezondenGa naar voetnoot3) de jager Sila Zercalov en de tolk Jakov Alfer'ev met een brief aan de Staten over de in 1644 uit Moskou gevluchte Polen Timošek Ankidinov en Kostjek Konjuchov en over hunne uitlevering als bedriegers, indien zij zich in Holland verborgen. 1653. Naar Holland zijn gezonden: a) 22 Maart de Moskousche buitenlandsche gast Andries Denijsz. Winius en Iwan MorsovGa naar voetnoot4) tot aankoop voor de inrichting van het paleis van verschillende overzeesche waren. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
b) 29 Juni de buitenlander Roman Boudewijnsz.Ga naar voetnoot1) tot aankoop van verschillende waren. c) 31 Augustus kapitein Joost van Kerkhoven tot aankoop van karabijnen en pistolen. d) 17 October de bode van het plaatselijk departementGa naar voetnoot2), de advocaat Gerasim Golovnin en de tolk Drjabin met een verzoekschrift aan de Staten om zending van 20 duizend musketten en evenveel kruit en lood. - 23 April (1654) kwam hij te Amsterdam en op 29 dito was hij bij de Staten; 21 Juni zijn afscheid ontvangen hebbende, keerde hij 29 December te Moskou terug met een brief van de Staten (van 20 Juni 1654) ten antwoord, waarin zij volgens het verlangen van den tsaar beloofden 20 duizend musketten en 30 duizend pond kruit en lood naar Moskou te zendenGa naar voetnoot3). c) 6 December de bode Matvěj Ivanovič Polivanov, de tolk Werner en de advocaat Athanasij Bukarov met een brief aan de Staten, houdende een klacht over de Poolsche koningen Vladislav en Jan Kazimir, die toelieten bij hen boeken te drukken tot grooten smaad van Rusland en daarmee het Russische keizerschap beschimpten. 24 April 1654 kwamen zij te Amsterdam en 29 April werden zij bij de Staten toegelaten, en nadat zij 20 Juni een brief ten antwoord (van 20 Juni 1654) hadden ontvangen, kwamen zij 20 Augustus in ArchangelGa naar voetnoot4). 1655. Naar Holland werden gezonden: a) 1 Mei de Moskousche buitenlander WesthofGa naar voetnoot5) tot verkoop van staats-graan, potasch en rhabarber; b) 17 Juni de bode en advocaat Ivan AmirjevGa naar voetnoot6) en de buitenlandsche koopman Andrej Busch met een verzoekschrift tot zending van 20 duizend musketten tolvrij. 27 Augustus kwamen | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
zij te Amsterdam en 29 in Den Haag. 31 Augustus en 13 September waren zij bij de Staten; 20 September uit Amsterdam vertrokken, kwamen zij in October te Pskov met een brief ten antwoord (van 17 September 1655), waarin alle tegemoetkoming werd beloofd. 4 Februari 1656 schreef de tsaar aan de Hollandsche Staten, ten verzoeke dat de Hollandsche kooplieden Van Sweden(?)Ga naar voetnoot1) de bij obligatie aan den Russischen koopman Ivan Bujkov voor potasch verschuldigde gelden betaalden, met onkosten 3193 r. 28 Augustus 1657 werd den tsaar antwoord gezonden door een Amsterdamsche compagnie omtrent de uitvoering van een hun opgedrongen commissie tot aankoop van verschillende overzeesche goederen voor hem tsaar. 21 Maart 1658 werd naar Holland afgevaardigd met den rang van commissaris de buitenlander Jan Jansz. Hebdon met zijn zoon Richard tot aankoop van geschut en aanneming van officieren, een dokter en een apotheker voor Rusland; het door de Staten (op 20 Augustus) hem gegeven antwoord, tot vergunning aan hem Hebdon om tot 20.000 musketten en degens te koopen en 30.000 el (aršin) van verschillende lakens zond hij naar Moskou met den bode Tormo 14 Maart 1659, en zelf keerde hij in Moskou terug in de maand December van hetzelfde jaar met een brief van de Staten van 21 Juni 1659Ga naar voetnoot2). 10 Maart 1659 werd naar Holland en Hamburg afgevaardigd de buitenlander Johan van Sweden tot aankoop van geweren en allerlei gerei voor de inrichting van den tsaar. In een 9 JuliGa naar voetnoot3) aan den tsaar door de Hollandsche gasten Vogelaer en Klenk overhandigd request vroegen deze de hun vroeger geschonken begenadigingsbrieven te vernieuwen, door den halven tol te beuren en hun de naast het Zegelhof in Moskou gelegen erven over te laten. 8 December schreven de Hollandsche Staten aan den keizer, in dank voor de zending van Hebdon naar hen, voor alle teekenen van vriendschap en voor de voor beide partijen nuttige correspondentie. | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
1660. In dit jaar werden naar Holland en Hamburg afgevaardigd:
31 Juli werden door den tsaar twee begenadigingsbrievenGa naar voetnoot2) gegeven aan Amsterdamsche kooplieden: 1) Peter van Bloemestein(?)Ga naar voetnoot3) en 2) Daniel en Jan Barneveld(?)Ga naar voetnoot4), houdende het verlof om zich wegens de door hen aan den Russischen resident in Holland Hebdon bewezen zorgen en diensten den naam van gast toe te schrijven, en de schenking aan hen van veertig sabelpelzen. 5 September gaf de tsaar den Staten door zijn brief kennis van de toepassing van de doodstraf op den Amsterdammer Hendrik Hendriksen wegens de vervaardiging door hem van valsche koperen munten, waarmee de Russische koopman Filat'ev bedrogen was. 15 September kwam te Amsterdam de naar Denemarken gezonden advocaat Jakov Kokoškin, en 27 September vertrok hij. 1662. Te Moskou kwamen de door den commissaris Hebdon in Holland aangenomen luitenant-generaal Karl Erhart en verscheidene officieren. 16 Juni reisden naar Denemarken en naar Holland als gezanten de edelman Bogdan Ivanovič Naščokin en de | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
schrijver Abram Kaščejev met het voorstel aan de Staten, dat deze op de vroegere wijze met Rusland op den voet van welwillendheid, vriendschap en liefde zouden staan en in hunne brieven den titel van den tsaar niet zouden verminderen; maar daarbij moesten zij weten, dat in Rusland opnieuw een tol gelegd was op alle over de grens ingevoerde goederen. In Kopenhagen kwamen zij 20 November; aldaar hun opdracht vervuld hebbende, vertrokken zij 10 April 1663 naar Den Haag, waarheen zij ter voorbereiding den koerier Ermol Ivanovič Bajkov vooruitgezonden haddenGa naar voetnoot1). Op de vraag van de Staten naar den titel van den tsaar gaven de gezanten van dezen een kopie, en 12 Augustus keerden zij naar Pskov terug met een brief ten antwoord van de Staten (van 10 Juni 1663), waarin deze, den tsaar dankzeggende voor de gezonden geschenken, kennis gaven, dat ook hunnerzijds binnenkort een gezantschap naar Rusland zou gaan. 9 December 1664 kwam de Hollandsche koopman kapitein Van KorbetGa naar voetnoot2) met een bericht van de Staten (van 11 Juli) omtrent den van hunnentwege naar Rusland volgenden gezant Boreel. 23 Februari 1665 kreeg hij zijn afscheid uit Moskou. 10 Februari kwamen de verwachte gezant Jacob BoreelGa naar voetnoot3) en 14 edelen en 32 volgelingen met hem te Moskou. 23 Januari werd hij den tsaar voorgesteld en daarna voerde hij met de bojaren op verschillende tijden onderhandelingen over de hem toevertrouwde zaken, welke hij in 29 artikelen voorlegde, en in 't bijzonder: 1) dat alle zaken, waaromtrent weleer de Hollandsche gezant Koenraad Burgh voorstellen gedaan had, zouden worden vernieuwd en bekrachtigd; 2) dat van Russische zijde in de keizerlijke brieven de titel van de Staten geschreven werd zooals aan hen alle keizers schreven, te weten Hoogmogenden; 3) niet aan de Hollanders te verbieden in Rusland evenveel jaren tolvrijGa naar voetnoot4) te handelen als de Engel- | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
schen handelden; 4) den bouw in Moskou van een kerk van hun godsdienst te vergunnen; enz. Buitendien gaf hij den tsaar een brief van de Staten (van 3 December 1664) over een handelsproces van de Hollanders Octavius Thesingh(?)Ga naar voetnoot1) en Govert van der RakGa naar voetnoot2) met Johan van Sweden, Andries Swellengrebel betreffende de beslissing van hunne twisten. Nadat de gezant 21 April zijn afscheid van den tsaar ontvangen had en van de bojaren een antwoord op zijne voorstellen, vertrok hij 8 Mei uit Moskou. 30 Mei schreven uit Holland de kooplieden Vogelaer en Klenk aan den gast Büchling om den secretaris in den raad van Buitenlandsche Zaken, den schrijver Almaz Ivanov, voor te dragen: of de tsaar toestemt de bemiddeling van de Hollandsche Staten aan te nemen ter verzoening met het Poolsche hof. 13 Juni 1666 werd de tolk van het departement van Buitenlandsche Zaken Timofej Angler aangewezen om naar Holland te reizen met een vertoog aan de Staten, dat de krantenuitgevers daar te lande, sprekende over den tsaar, hem grootvorst noemden en niet tsaar; maar de Hollandsche kooplieden te Moskou verzochten den tsaar zulk een brief niet te zenden, waarvoor zij op zich namen de verlangde voldoening van de Staten te verwerven. 30 September schreven de Staten aan den tsaar, verzoekende den koopman HermanGa naar voetnoot3) Swellengrebel te noodzaken zijn schuld aan den Amsterdamschen koopman PemerGa naar voetnoot4) te betalen. 13 December schreven dezelfde Staten aan den tsaar met een klacht over Marcelis, die op onwettige wijze geld zocht af te persen van den Amsterdamschen koopman De Renialme(?)Ga naar voetnoot5). 1 Maart 1667 gaf de Hollandsche koopman Maarten Büchling den tsaar een brief van de Staten (van 20 April | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
1665), houdende het verzoek van den koopman Gangelt gelden te vorderen, die door zijn commies Herman Swellengrebel waren uitgegeven. 31 Mei werden naar Holland en naar Engeland als boden gezonden de advocaat Michailo GolovninGa naar voetnoot1) met de tijding van den te Andrusov voor 13½ jaar gesloten wapenstilstand. De brief dienaangaande werd in de maand October in Den Haag overhandigd; hierop antwoordende (29 October) wenschten de Staten den tsaar geluk met de afbreking van de krijgshandelingen met de Polen. Golovnin keerde 31 December terug. 16 Februari 1668 schreef de tsaar aan de Staten over de terugvordering van handgelden van de in Holland door den koopman Van Sweden aangenomen handwerksbazen, die niet naar Rusland waren vertrokken. 4 October 1669 kwam uit Holland door Novgorod de gezant Nicolaas HeinsiusGa naar voetnoot2) met den secretaris Keller; ten deele wegens een ziekte, maar ten deele wegens zijn halsstarrigheid werd hij niet eerder dan 7 Maart 1670 waardig geacht den tsaar te zien. Hij was gezonden in den rang van buitengewoon gelastigde ter bevrediging van het Russische met het Zweedsche hof en ter behandeling van koopmanszaken. Dikwijls deed hij voorstellen: wil de tsaar de bemiddeling van hen Staten aannemen en waar wil hij de plaats van samenkomst voor de besprekingen bepalen? Echter waren de voorwaarden, waarop de vrede met de Zweden tot stand zou komen, niet voldoende om den tsaar met het voorstel van Heinsius te doen instemmen. 17 Juni gaf hij een brief van de Staten (van 20 Februari 1669), vol klachten over den tolgaarder te Archangel Osinov, die in 1668 den Hollandschen schippers groote schade berokkend had door de vordering van zware tollen. Bovendien deed de gezant moeite voor de toekenning aan de Staten van den titel Hoogmogende. Ten gevolge daarvan werd (27 Juni) bepaald in brieven aan de Staten te schrijven: Hoogmogende Heeren Staten. | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
5 Augustus werd aangewezen voor het afscheid van Heinsius van den keizer, maar wegens zijn ziekte kon hij dit niet bekomen. 21 Juni is een keizerlijke brief gegeven aan den Hollander W. MellerGa naar voetnoot1) over de schenking aan hem van scheepshout ter verzending, met verlof om het naar Holland uit te voeren. 12 Juli zijn aangewezen om als gezanten naar Holland te reizen de advocaat Kirill Puščin en de secretaris Andrej Šachin met een brief, die den Staten hun nieuwen titel vertoonde; maar dit hield geen stand en de brief is aan Heinsius gegeven. 1 Augustus zijn naar Holland en naar Hamburg gezonden de kooplieden de buitenlander Thomas Kelderman en de tuinman Volodimer Voronin om waren te koopenGa naar voetnoot2). Bij geheime instructie was hun opgedragen van de Hollanders 1.500.000 guldens te leenen, de gulden gerekend voor 6 altyn en 4 specie-penningen. Over hun goed gedrag gaven de Staten een getuigenis in hun antwoord (van 19 December) aan den tsaar, maar omtrent de leening werd gezegd dat zij daarover met Hollandsche kooplieden besprekingen hadden gevoerd. 5 Juli 1671 gaf de Hollander Pieter Hassenius den tsaar een brief van de Staten van 13 Mei, met een klacht tegen Russen in 12 artikelen, over kwellingen, bedriegerijen en beleedigingen van den kant van handelaren in Rusland. 4 April 1672 is voor de tweede maal een klacht van de Staten ontvangen over de post (in een brief van 5 Februari) tegen den Archangelschen gouverneur Athanasij Nesterov, die aan de Hollandsche kooplieden en den kapitein hunner vloot een beleediging had aangedaanGa naar voetnoot3). 11 October is naar Zweden, Denemarken en Holland gezonden de rechtsgeleerde ambtenaar van het departement van Buitenlandsche Zaken Emel'jan UkraincovGa naar voetnoot4), | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
met de opdracht om hulp te vragen voor Polen, dat verwoest werd door Turken en Tataren. 20 Juni hebben de Staten aan Ukraincov hierop een onbevredigend antwoord gegeven. In Maart 1673 gaf de Amsterdamsche factor Van HerwinnerGa naar voetnoot1) den tsaar een brief van de Staten (van 8 December 1672) met een klacht tegen den Russischen tollenaar Pankrat'ev, die dien factor in Archangel een ondragelijke beleediging toegevoegd had. 21 Januari 1675 is een keizerlijk besluit genomen op de heffing van tollen van Hollanders, Hamburgers enz.Ga naar voetnoot2). In Februari zijn den tsaar twee brieven gezonden (van 20 Januari); de eerste van prins Willem van Oranje met het verzoek den gast Koenraad Jurriaansz. van Klenk toe te staan in Rusland tot 60.000 vierdel rogge te koopen voor den uitvoer naar Holland; de tweede van de burgemeesters van Amsterdam, die op dezelfde wijze verzochten hun koopman Dirk Blom toe te staan uit Rusland tot 1200 last van verschillend graan uit te voeren. 20 Juli kwam te Moskou de Hollandsche bode Richard Hendrik Reyser met de tijding dat een groot en buitengewoon Hollandsch gezantschap naar Rusland volgde. 24 Juli bracht hij den tsaar in het dorp Kolomenskij een brief van den prins van Oranje (12 Mei), mededeeling houdende van dit gezantschap. 8 Augustus kreeg hij zijn afscheid. In hetzelfde jaar kwam op 27 Augustus in Archangel, en voorts 11 Januari 1676 in Moskou de groote en gevolmachtigde gezant Koenraad van KlenkGa naar voetnoot3) met een aan- | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
zienlijk gevolg. Nadat hij 17 Januari door den tsaar in audiëntie was ontvangen, legde hij den bojaren het volgende voor: 1) daar de Zweden, in verbond met de Franschen, Holland aangevallen hebben, kan daarom het Russische hof niet toestemmen naar het voorbeeld van andere mogendheden hulp te verleenen met legers, door deze naar Zweden te sturen of althans naar die grens? - afgeslagen om den met de Zweden gesloten eeuwigen vrede niet te breken; 2) het ingevoerde nieuwe handelsstatuut, als schadelijk voor de Russische en buitenlandsche kooplieden, af te schaffen en alle vreemde kooplieden op hun verlangen overal vrij te laten handelen; 3) den handel in ruwe zijde met PerziëGa naar voetnoot1) te openen, als immer voordeelig voor Rusland, wanneer men ze uit Perzië inbrengt en uit Rusland uitlaat, daar om die zijde alle buitenlanders zullen komen; hierover is 23 Februari met de Perzen en Armeniërs onderhandeld, waarbij de Hollandsche gezant uitgenoodigd was en vele gasten in RuslandGa naar voetnoot2), maar niets besloten is; 4) den handel in Archangel slechts te drijven tot de maand September; 5) hem toe te staan in Russische steden 40.000 vierdel graan te koopen; 6) in keizerlijke brieven aan den stadhouder in zijn titel te schrijven Doorluchtigheid of Hoogheid en in plaats van knjaz van Oranje prins van Oranje; 7) aan Hollandsche gezanten en koeriers te vergunnen door Rusland te reizen naar China en Khiva; en 8) ten laatste (14 April) gaf hij den tsaar een brief van de Staten (van 24 December 1675) met een klacht tegen den gastGa naar voetnoot3) Volodimer Voronin, die het schip van den Hollander Cornelius Jakobs om een onrechtmatigen eisch vasthield. 1 Mei nam de gezant afscheid van den tsaar en 8 Juni reisde hij uit Moskou, na van den raad der bojaren antwoord op zijne | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
voorstellen bekomen te hebben in 29 artikelen en met achterlating van zijn maarschalk Johan Wilhelm van KellerGa naar voetnoot1) op den post van resident, op zijne kosten tot aan de ontvangst van de bevestiging dienaangaande door de Staten. In Februari zijn naar Brandenburg, Holland en Engeland als gezanten gezonden de advocaat Trifon NěmcikovGa naar voetnoot2) met een brief ter kennisgeving van den dood van tsaar Aleksěj Michailovič en van de opvolging van tsaar Theodor Aleksěevič. De op 12 December ingebrachte antwoordbrief van de Hollandsche Staten (van 20 Juni 1676) bestond uit de gewone verklaring van deelneming in de eene en felicitatie met de andere gebeurtenis. 11 Januari 1678 gaf de in Moskou door den Hollandschen gezant achtergelaten maarschalk Van KellerGa naar voetnoot3) in het departement van Buitenlandsche Zaken kennis van de ontvangst door hem van een brief van de Staten aan den tsaar, waarbij hem toegestaan werd als resident in Moskou te blijven. 23 Januari bracht hij dien brief (van 3 September 1677) aan den tsaar in den rang van Hollandsch resident. 18 Februari hield hij een bespreking over de vergunning om graan in Rusland te koopen en over klachten tegen Russen die de Hollanders vele beleedigingen en kwellingen hadden aangedaan. 29 Mei overhandigde de Hollandsche koopman Daniël Hartman den tsaar een brief van de Staten (van 28 Januari), houdende het verzoek om het proces over de ongegronde belastering van Hollandsche kooplieden, alsof zij met valsche daalders de tolgelden aan de keizerlijke schatkist betaalden, te onderzoeken en door rechtspraak te beëindigen. 29 Mei gaf de Hollandsche buitenlander Daniël Hartman den tsaar een brief van den stadhouder (van 19 Februari) ter verzekering van het juiste gehalte der uit | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
Holland in Rusland gezonden daalders, welke in de Russische munt ondeugdelijk verklaard waren. In de maand Juni 1682 werd als bode naar Holland en Engeland gezonden de rechterlijke ambtenaar Dmitrij SimonovskiGa naar voetnoot1) met de aankondiging van de troonsbestijging der tsaren Joan Aleksěevič en Peter Aleksěevič. 24 April 1683 in Moskou teruggekeerd, gaf hij den tsaren een brief tot antwoord, houdende gelukwenschen met de gemelde gebeurtenis. 1683. De Hollandsche koopman in Rusland TarbotGa naar voetnoot2) diende een verzoek in om vergunning tot het stichten in Rusland van fabrieken van lakens en wollen stoffenGa naar voetnoot3). 31 Januari 1688 kwam de Hollandsche bode Ananias Dirksz.Ga naar voetnoot4) met een brief aan den tsaar van de Staten. 31 Januari 1690 schreef de Amsterdamsche burgemeester Nicolaas Witsen aan den resident KellerGa naar voetnoot5) over de verschaffing van middelen aan de tsaren tot het aanvatten van den handel in Perzië en China door Russische en Hollandsche kooplieden. 27 Mei 1691 antwoordden de tsaren den gemelden burgemeester, dat de gevraagde handel in Perzië en China veel moeite en overleg zou kosten. 1695. Omstreeks dezen tijd werden Thomas Andriesz. Kelderman en de vreemdeling PatrikěevGa naar voetnoot6) naar Holland gezonden met brieven aan de Staten over de vergunning tot het koopen van karabijnen en geweren. 1696. De Hollandsche resident baron van Keller gaf den tsaar een antwoord van de Staten (van 13 April) over den uitvoer naar de stad Archangel van in Amsterdam gekocht geschut. | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
9 Maart 1697 reisden uit Moskou naar Holland en andere rijken hooge gezanten: generaal Lefort, de bojaar Theodor Aleksějevič Golovin en de secretaris van den raad Prokofij Voznicyn, in wier gevolg zich tsaar Peter I bevond. 25 September hadden zij een audiëntie bij de Staten. Hun hoofdverblijf was te Amsterdam voor het aannemen van krijgslieden en allerlei soort handwerksliedenGa naar voetnoot1). 1698. Tijdens het verblijf van het groote gezantschap in Holland werden door de inwoners daarginds verschillende artikelen overgegeven en met name: a) 16 Februari - door NebelGa naar voetnoot2) over een aan hem voor 15 jaren te verleenen privilege om in Lapland in de omgeving van Kola te handelen in gevangen visch, vischtraan enz. b) 30 April - door een onbekende over de tucht en bewaking van de in de schepen aanwezige officieren en matrozen. c) 14 Mei - door den koopman Jan Thesingh over het drukken in Holland van zeekaarten en boeken in de Russische taal met den uitvoer daarvan naar RuslandGa naar voetnoot3). Nadat de gezanten op denzelfden 14 Mei een afscheids- | |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
audiëntie van de Staten hadden bekomen, vertrokken zij naar Weenen, na den Amsterdamschen burgemeester Witsen een brief (van 17 Mei) gezonden te hebben, houdende dankbetuiging voor de bewezen vriendschappelijke ontvangst en onthaal. 14 Mei werd in Den Haag een verbond gesloten tusschen Holland, Engeland en Zweden. In hetzelfde jaar stierf de Hollandsche resident baron Keller, die zich langen tijd in Rusland bevonden had; in zijn plaats vertrok 19 Mei uit Den Haag de Hollander Hendrik Jacobsz.Ga naar voetnoot1) van der Hulst in den rang van resident. 20 Juni schreef de Hollander Kaspar SchwertnerGa naar voetnoot2) aan den tsaar over de zending van een gietvorm voor de vervaardiging van raketten. 3 November vroegen de Amsterdamsche burgemeesters den keizer schriftelijk om vergunning tot het koopen in Rusland van 1000 last droge rogge. 24 December kwam de Hollandsche koopman KinsiusGa naar voetnoot3) met een brief van de Amsterdamsche burgemeesters over den aankoop van rogge. 9 April 1699, terwijl de tsaar op marsch was in Voronež, werd den ‘naderen beambte’ Andrej Artamonovič Matvěev opgedragenGa naar voetnoot4) naar Holland te reizen in den rang van buitengewoon en gevolmachtigd gezant, en den schrijver Ivan Volkov met acht edelen om bij hem te zijn. Zij vertrokken uit Moskou 6 Augustus, na een salaris te hebben ontvangen van 3000 r. per jaar. 29 JuniGa naar voetnoot5) werd den Staten een brief van den tsaar gezonden over de sluiting van een tweejarigen wapenstilstand met de Ottomaansche Porte en het verzoek, dat de Staten hun gezant te Carěgrad (Constantinopel) zouden bevelen den Russischen daar aanwezigen gezant Ukraincev alle hulp te verleenen ter verlenging van het bestand. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
18 October werd over de post het antwoord ter felicitatie (van 24 September) begeleid door de verzekering van de Staten, dat zij hun gezant zouden opdragen zich te beijveren om den gezant Ukraincev te helpen ter bevestiging van den eeuwigen vrede tusschen die Porte en het Russische rijkGa naar voetnoot1). 22 Januari 1700 kwam de gezant Matvěev in Den HaagGa naar voetnoot2); op den derden dag had hij audiëntie bij de Staten. Bij gelegenheid van den in de maand Augustus tusschen den tsaar en den Zweedschen koning uitbrekenden oorlog schreven de Hollanders aan den tsaar (29 September), waarbij zij den Zweedschen koning verontschuldigden ten opzichte van Rusland, de verzekering gaven van hun verlangen met hem tsaar in de vorige vriendschap en overeenstemming te blijven, en ten slotte verzochten den oorlog met Zweden te bekorten. Een ophelderend antwoord hierop is 15 November verzonden. 10 Februari 1700 is een keizerlijke begenadigingsbriefGa naar voetnoot3) gegeven aan den Amsterdammer Jan Thesingh betreffende het drukken door hem in Holland van landkaarten, teekeningen, prenten, wiskundige en militaire boeken in de Slavische, Latijnsche en Hollandsche talen met den invoer daarvan en den verkoop in Rusland onder betaling van een belasting van 8 penningen per roebel. 14 Juli 1701 rieden de Staten den tsaar voor de tweede maal, met de Zweedsche kroon vrede te sluiten, daarbij te kennen gevende dat zij niet van het met den Zweedschen koning gesloten verbond konden afvallen. Hierop is 19 Augustus geantwoord over de geneigdheid daartoe aan Russische zijde. In Mei 1702 is naar Holland gezonden de Lübecker Adam Brant tot aankoop van musketten en allerlei zaken voor de huishouding van den tsaarGa naar voetnoot4). Uit Archangel zijn 150 jonge edellieden naar Holland | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
gezonden om het matrozenwerk te leeren onder toezicht van den Hollander Johan van den BurghGa naar voetnoot1). In September maakte de Hollandsche resident in Rusland bekend, dat de Hollandsche stadhouder, koning van Groot-Brittanië, Willem III was overleden, als opvolger nalatende zijn zoon (sic) Willem Johan F.Ga naar voetnoot2), prins van Oranje. 1703. Naar Holland werden gezonden wegens den dienst Gods de priester Athanasij Georgiev met een salaris van 100 r. per jaar, en als gezanten de tolk Nicolaas Schwimmer en de advocaat Ivan Leont'ev. De Hollandsche kooplieden Lups en Brant voerden een massa geschut en bij een uurwerk behoorend klokkenspel (tot nu in Moskou aanwezig in den Drieëenheidstoren) in Rusland in. 13 April werd op verzoek van den resident Van der Hulst door Rusland naar Perzië doorgelaten de Hollander De BruynGa naar voetnoot3). 14 December. De hooger vermelde stadhouder Willem beklaagde zich bij den tsaar over de hem door de Pruisische en Zweedsche hoven aangedane kwellingen in zijn niet-toelating tot de opvolging, vragende om bescherming en zijn erkenning als prins van Oranje. 16 Mei 1705 werd aan den gezant MatvěevGa naar voetnoot4) de machtiging toegezonden om met de Hollanders een verdrag te sluiten van koophandel, ook over den zeeweg. 2 Juni gaf de Hollandsche resident den tsaar een brief van de Staten van 6 Mei, waarin zij verzochten, dat de stad Riga verschoond mocht blijven van een bombardement, omdat zich daarin vele Hollandsche handelslieden met hunne kostbare eigendommen bevondenGa naar voetnoot5). 21 Juli antwoordde de tsaar, dat hij, om aan het verzoek van de Staten tegemoet te komen, het bombardement van Riga had geschorst. | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
29 December gaf dezelfde resident een anderen brief van zijne Staten (van 10 Juli), waarin zij verzochten het uitgevaardigde plakkaat betreffende de straffen wegens ontduiking der tollen te verzachten, daar de handel bij zulke strenge straffen niet kon gedreven worden en in geene landen straffen opgelegd werden wegens handelGa naar voetnoot1). Nadat Matvěev in de maand Augustus het bevel ontvangen had om heimelijk naar Parijs te reizen, vertrok hij 4 September uit Den Haag daarheen, den tolk Schwimmer opdragende de verslagen te schrijven. 24 September 1706 schreven de Staten aan den tsaar, verzoekende hun koopman Van der Horst met zijn makker vrij te laten en hun de afgenomen gelden terug te geven. 29 October kwam Matvěev weer in Den Haag, en 27 December kreeg hij bevel om naar Engeland te reizen. 28 Februari 1707 werd de bij Matvěev wonende tolk Schwimmer, een geboren Zweed, om reden van dronkenschap ontslagen en in zijn plaats in de maand Maart als tolk aangenomen uit de Polen Ludovik Lančinskij. 16 April vertrok Matvěev uit Den Haag naar Londen, de zaken opgedragen hebbende aan den Hollander Van den Burgh, gewezen opzichter van de Russische matrozen en daarna agent. Tijdens het verblijf van den tsaar in Warschau werd een brief van de Hollandsche Staten overgegeven (van 21 Juni), houdende het verzoek om aan de Amsterdamsche weduwe FademrechtGa naar voetnoot2) het in Riga vastgehouden masthout terug te geven. 9 November danken de Staten den tsaar voor de kennisgeving van de bij den Poolschen koning Augustus verrichte zaken, mededeelende dat zij besloten waren met de Engelschen een nieuw handelsverdrag te sluiten. 1708 werd de prins Ivan Borisovič L'vov gezonden ter wille van het toezicht op de leerlingen die in Holland studeerden. | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
16 Januari schreven de Staten aan den tsaar, verzoekende de heffing van lastgelden van handelsschepen af te schaffen; hierop is geantwoord, dat de invordering van die gelden voor dezen keer achterblijven zal wegens hun goede gezindheid jegens het Russische hof en wegens de niet-erkenning van Stanislav Leščinskij als koning van Polen. In een 2 Mei aan den tsaar gezonden brief geeft de Amsterdamsche burgemeester Nicolaas Witsen, terwijl hij het langer verblijf in Holland van Andries Winius verontschuldigt, een loffelijk getuigenis omtrent dezen. De gewezen buitengewone gezant bij den keurvorst van Hannover, prins Boris Ivanovič Kurakin, kamerheer en overste luitenant van het Semenovskische garde-regiment, werd naar Den Haag gezonden met de opdracht om bij den gezant Matvěev te wonen om de politieke zaken te leeren, zonder rang; maar spoedig daarna werd hij als gezant naar Engeland gezonden, waar hij ongeveer een jaar verbleef, dan weder naar Den Haag terugkeerde. - 19 Augustus kwam de gezant Matvěev wederom uit Londen in Den Haag. 19 November 1709Ga naar voetnoot1) wenschten de Staten bij een brief den tsaar geluk met de bij Poltava op de Zweden behaalde overwinning. 2 Juni 1711 schreven de Staten aan den tsaar, verzoekende hun onderdaan Gerard Gren uit Rusland weg te zenden, die daar liederlijk leefde, met het hem door zijn vader gegeven goed, ongeveer 10.000 (gulden?). 15 Juni antwoordden de Staten op een keizerlijken uit Javorov geschreven brief, dat zij vastbesloten waren de neutraliteit te bewaren tusschen de Zweedsche en Russische oorlogshandelingen. 16 Augustus, tijdens het verblijf van tsaar Peter I in de Poolsche stad Jaroslav, werd de Hollandsche buitengewone gezant baron KranenburgGa naar voetnoot2) gezonden met een geloofsbrief van 21 Februari en met het voorstel in Den Haag een handelstraktaat met het Russische rijk te sluiten over de tollen en over de door Russen aan Hollandsche kooplieden aangedane beleedigingen; hierop is ge- | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
antwoord dat men bij gelegenheid een beslissend bescheid zou geven. In dezelfde maand Augustus gaf de Hollandsche resident Jacob de BieGa naar voetnoot1) een hem betreffenden geloofsbrief van de Staten (van 29 Juli) om in Rusland de plaats in te nemen van den resident Van der Hulst. Ofschoon 1 September, tijdens het verblijf van den tsaar in Thorn, den gezant Matvěev een bevel gezonden was betreffende zijn terugroeping uit Holland en over de waarneming aldaar door den geheimen raad baron Urbich, die toen in Weenen stond, is 17 October echter deze bepaling veranderd en te Torgau instructie gegeven aan den overste-luitenant van het Semenovskische garderegiment prins Boris KurakinGa naar voetnoot2) om in den rang van gevolmachtigd minister naar Den Haag te reizen (waar hij 29 October aankwam) en in 't algemeen met den gezant Matvěev de zaken te besturen. 29 October schreven de Staten om den tsaar te verzoeken geen landgoederen af te nemen van hun onderdaan, die eenige jaren bij Narwa gewoond had, Georgij Toerdenveld, en zijne zuster; op den 31sten dito kwamen de Staten bij den tsaar op voor den Amsterdamschen burger ThesinghGa naar voetnoot3), verzoekende de hem toegevoegde schade te vergoeden. 26 December werd aan prins Kurakin machtiging verleend om als minister van Russische zijde de vergadering te Utrecht bij te wonen. Maart 1712 zijn naar den zich in Holland bevindenden prins L'vov nog 43 personen gezonden om de zeevaart te leerenGa naar voetnoot4). 14 Maart schreven de Hollandsche Staten den tsaar over de heffing van lastgelden van Hollandsche schepen, van wie tijdens het beleg van Riga veel masten en scheepshout afgenomen waren. | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
In de maand April, op den 21sten daarvan, beklaagden zij zich bij den tsaar over de aan den Amsterdamschen koopman Van Bassen(?)Ga naar voetnoot1) toegevoegde schade, door wegneming van graan in Koerland, ter waarde van 3893 daalders. 11 Juli werd aan prins Kurakin bevolen tot den tsaar naar Elbing te reizen, waarheen hij 27 Juli ook afreisde; maar nadat hij 17 Augustus te Wolgast met den tsaar een samenkomst had gehad, kwam hij 17 October weer te Amsterdam in den rang van generaal-majoor, en 27 in Den Haag in den rang van gevolmachtigd minister, te zamen met den secretaris Thedor Veselovski. 11 September werd den gezant Matvěev bevolen naar Karlsbad te reizen met den tolk Lancinski, en dat in zijn plaats prins KurakinGa naar voetnoot2) gezant zou zijn. Nadat Matvěev van de Staten zijn afscheidsbrief (van 4 October) bekomen had met 5000 gulden ten geschenke, en de zaken had overgedragen aan den agent Van den Burgh, vertrok hij in de volgende dagen van October uit Den Haag. Hij ontmoette den tsaar 11 November te Dresden, waar hij door dezen wegens zijn langdurigen dienst aangesteld werd tot geheimen raad (13 November). 28 September vroegen de Staten het huwelijk te verbieden van den zoon van hun koopman Werner Gren, die met waren naar de stad Archangel gestuurd was en daar veel geld in liederlijkheid doorbracht. December werden 29 jonge officieren naar Holland gezonden om de krijgskunde te leeren. 15 Juni 1713 werden door de Russen bij Helsingfors in Finland vijf Hollandsche schepen met hun lading verbrandGa naar voetnoot3). 26 Augustus schreven de Staten aan den tsaar om te vragen: 1) den commandant in Reval te bevelen de rogge | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
uit te laten voeren, die daar gekocht was door de Hollandsche kooplieden ThesinghGa naar voetnoot1) en Schroder, en 2) toe te staan het zich te Helsingfors bevindende hout van Hollandsche kooplieden op den oever te ontschepen en onder bewaring te nemen. Resident De Bie gaf 12 Juni den tsaar een brief van de Staten (van 22 Mei), waarin zij, hun leedwezen toonende over het wegnemen bij de stad Archangel van matrozen uit Hollandsche schepen, vroegen in te scherpen waar het behoorde, dat niemand hunne onderdanen in alle Russische havens leed zal durven doen; en 12 Augustus een tweeden brief (van 23 Juni), houdende het verzoek, te bevelen hun onderdanen hunne percenten te betalen, welke voortvloeiden uit de tollen van RigaGa naar voetnoot2), tot aan de daarover in de toekomst af te leggen rekening. 27 Juli zond de gezant prins Kurakin den kanselier punten met daarop passend antwoord, betreffende het openen van besprekingen met de zeemogendheden omtrent een volkomen vrede. November zond de Hollandsche koopman Christoffel Brant aan tsaar Peter I een jacht. 24 Januari 1714 beval de tsaar - omdat hij bericht had ontvangen van het door de Hollandsche Staten, op het door Engeland geuite verlangen, genomen besluit tot de zending van een eskader naar de Baltische zee onder voorwendsel van de vrije vaart van de koopvaardijschepen, om deze te begeleiden en zoo het heette de Hollandsche schepen buiten gevaar van alle Zweedsche aanvallen te houden - zijn gezant in Den Haag prins KurakinGa naar voetnoot3) bij geschrifte of mondeling te kennen te geven, dat deze zending hem tsaar verdacht voorkwam, daar zij evenzeer tegen Rusland gericht was; de gezant antwoordde, dat hij zonder overhandiging van een brief de Staten wel zou weten te overreden dit eskader niet te zenden. | |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
24 April werd den minister in Engeland SchackGa naar voetnoot1) aangeschreven, dat hij, daar prins Kurakin was bestemd voor het Brunswijksche congres, zich gereed moest maken om naar Den Haag te reizen; in die stad had prins Kurakin 8 September een audiëntie bij den nieuwen Engelschen koningGa naar voetnoot2) en hij deed er voorstellen over zaken, maar 27 October reisde hij uit Den Haag naar Londen. 14 Januari 1715 vroegen de Staten den tsaar om schadeloosstelling voor de eigenaars wegens de verbranding door de Russische legers in Helsingfors van vijf schepen, waarop ook een vrij groot getal lieden gekwetst was; en 17 Mei gaven zij den tsaar kennis van hun besluit om 12 oorlogsschepen naar de Baltische zee te zenden tot convooi van de Hollandsche koopvaardijschepen. 16 April kwam prins Kurakin wederom uit Engeland in Den Haag voor den aanvang van een bespreking (welke echter niet tot stand kwam) omtrent den handel en een verdedigend verbond tusschen beide staten, en 10 Mei reisde hij weer naar Londen, vanwaar hij 15 Juli terugkeerde, om 26 Juli naar Berlijn te vertrekken. In Juni is de kapitein-commandant ScheltingaGa naar voetnoot3) naar Holland gezonden voor het aannemen van zeelieden. 8 October herhaalden de Hollandsche Staten hun verzoek tot schadeloosstelling van de eigenaars wegens de verbranding hij Helsingfors door Russische krijgsmachten van vijf Hollandsche koopvaarders. In JanuariGa naar voetnoot4) zijn Michaila Saltykov en graaf Platon Musin-PuškinGa naar voetnoot5), om staatszaken te leeren, naar Holland gezonden, waar zij 17 Juli aankwamen. | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
22 Januari keerde prins Kurakin uit Pommeren naar Den Haag terug en 29 Februari reisde hij naar Londen. 16 April keerde dezelfde prins Kurakin wederom uit Londen naar Den Haag terug. 22 Mei gaven de Staten den tsaar per brief kennis van hun besluit om naar de Baltische zee slechts zes oorlogsschepen te zenden ter bescherming van hunne koopvaarders, daarbij verzoekende, dat deze nergens zonder reden werden opgehouden en dat zij in hetzelfde jaar mochten terugkeeren. 15 Juni werd naar Holland gezonden de kanselarij-raad HendrikGa naar voetnoot1) Osterman ter bezichtiging van de nieuwe uitvinding in de botanieGa naar voetnoot2). 30 Juli, tijdens het verblijf van tsaar Peter I te Kopenhagen, gaf de zich daar bevindende minister van de Hollandsche Staten GoesGa naar voetnoot3) den tsaar een brief over van de Staten (van 4 Juli), waarin zij de verzekering gaven van hun oprechte genegenheid om de goede vriendschap met hem tsaar te onderhouden. 3 Augustus herhaalden de Hollandsche Staten hun verzoek om verlof om in Riga en Reval allerlei waren en zout te ontladen en in pakhuizen te leggen naar het voorbeeld van het vorige jaar. 6 December kwam tsaar Peter I te AmsterdamGa naar voetnoot4). 2 Januari 1717 bracht de keizerin Katharina I, tijdens haar verblijf te Wezel, den keizerlijken prins Paul Petrovič ter wereld, en de tsaar Peter I, de Staten-Generaal in zijn brief van 5 dito daarvan kennis gevende, noodigde hen uit peters te zijn van den jonggeboreneGa naar voetnoot5). De antwoord-brief van de Staten hierop (van 21 Januari) aan den tsaar hield een gelukwensch in en de | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
verzekering van hun deelneming in alle belangen van hem tsaar. Januari werd den zich bij prins Kurakin in Den Haag bevindenden Karl Karadin de rang van gezantschapssecretaris gegeven. 18 Maart kwam tsaar Peter I met de keizerin in Den Haag; zij hadden hun kwartier bij prins Kurakin. Prins Kurakin zond heimelijk Thomas BaralionGa naar voetnoot1) naar Zweden ter verkenning van de gebeurtenissen daar te lande. 7 April werd een bijzonder statuut gemaakt, dat gezanten en ministers voortaan aan het hof over allerlei zaken niet zouden schrijven in brieven, maar in relaties op den naam van Z. Hoogheid. 24 Mei gaf zekere Barbut den kanselier graaf Golovkin een project betreffende de stichting van een compagnie voor den handel op Perzië uit Holland door RuslandGa naar voetnoot2). Van 20 Juli tot 18 Augustus, terwijl prins Kurakin zich in Den Haag, Amsterdam en het Loo bevond, handelde hij met den luitenant-generaal Ponjatovski, met den Zweedschen minister baron Görtz en den Zweedschen secretaris bij de Staten PreisGa naar voetnoot3) over het sluiten van een vrede tusschen Rusland en Zweden, en daarbij gaf hij aan baron Görtz een paspoort, met de bedoeling dat over drie maanden voor deze zaak een samenkomst in Finland zou zijn, zonder de bemiddeling aan te nemen van het Fransche hof. 20 Augustus werd den gewezen agent in Holland Van den Burgh wegens zijn dienst het portret van den tsaar gegeven en een vermeerdering van zijn jaargeld toegekend. Augustus werden naar Holland, Engeland, Frankrijk en Boheme Russische leerlingen gezonden in verschillende wetenschappen, met den monnik Theofil Krolik. 21 November overhandigde de resident De Bie den tsaar een brief van zijne Staten (van 8 November), waarin zij verzochten het Hollandsche koopvaardijschip Galei vrij te laten, dat in beslag genomen was om reden dat er | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
een Zweedsch onderofficier in gevonden was, dien, hoewel hij geen eigenaar van dat schip was, de schipper had toegestaan op te nemenGa naar voetnoot1). 9 Maart 1718 gaf de tsaar, die vernomen had dat de Staten op krachtig aandringen van de Zweden besloten hadden een vloot, bestaande uit 30 schepen, naar de Baltische zee te zenden, om door hun krijgsmacht te noodzaken den Hollanders de vrije vaart voor hun handel te geven, hun den raad op die zaak niet in te gaan, niet naar de Zweden te luisteren en hen te overreden dat zij den handel niet stoorden; in het tegengestelde geval beloofde de tsaar met zijn macht en die zijner bondgenooten bereid te zijn tot afweer. 18 Juni was prins Kurakin in conferentie met de gedeputeerden van de Staten en hield een betoog over de onverdragelijke handelingen van hun resident in S. Petersburg De BieGa naar voetnoot2), vragende dat hij zou worden teruggeroepen. 14 Juli werd te S. Petersburg de Hollandsche resident De Bie gerechtelijk verhoord over de ongeoorloofde correspondentie met de Staten over de zaak van den kroonprins Aleksěj Petrovič, en evenzoo de Hollandsche koopman BorstGa naar voetnoot3) over dezelfde zaak. 12 JuniGa naar voetnoot4) reisde prins Kurakin naar Duitschland voor het gebruik van de minerale wateren, vanwaar hij 19 Augustus wederkeerde. Naar aanleiding van het nemen door de Russische vloot van een uit Stockholm naar Amsterdam varende Hollandsche handelsgaljootGa naar voetnoot5) met ijzer, koper en draad, genaamd De Juffrouw Katharina, werden drie brieven (van 6 Januari, 27 Mei en 22 September) door de Staten aan den tsaar gezonden met het krachtigste verzoek om vrijlating van de galjoot en de gansche lading daarin. In de maand December werd de tolk Peter Larionov te Amsterdam wegens schulden gevangen gezet. 23 Februari 1720 betoogde de tsaar, zeer uitvoerig ant- | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
woordende op den brief van de Staten van 22 September, dat de Hollandsche koopvaardijschepen zelve de oorzaak van de verbeurdverklaring waren, wanneer zij zich toelegden op het vervoer van verboden waren; dat de galjoot Katharina, bestemd naar Koningsbergen, genomen was op de reis naar Stockholm; dat hij, alleen om aan hen Staten zijn genegenheid te toonen, bevolen had het schip vrij te laten en wegens den verkoop der lading den eigenaars geld terug te geven. 19 Maart gaf de Hollandsche koopman Borst een brief van de Staten (van 4 Maart), houdende het verzoek om aan de Hollandsche kooplieden de goederen terug te geven, die door de Russische vloot verbeurd verklaard waren op hunne naar Stockholm varende schepen. 8 April is aan prins Kurakin geschreven, opdat hij zijn secretaris Karodin zou overreden naar Petersburg te reizen en een ambt bij het College te aanvaarden. 27 April overhandigde de Hollandsche koopman BodiscoGa naar voetnoot1) twee brieven van de Staten, den eersten (van 4 Maart) met het verzoek om te bevelen het in Petersburg bij den koopman Kollens achtergebleven zout, ter waarde van 22 duizend (roebels?), den Amsterdamschen kooplieden Boelema(?), Noort en DetroitGa naar voetnoot2) over te geven; den tweeden (van 23 Maart) over den terugkeer van de twee Hollandsche door kapitein VilleboisGa naar voetnoot3) in Danzig vastgehouden schepen, welke in Zweden waren gekocht en met Russische kanonnen heetten uitgerust te zijn, die ten tijde van den oorlog der Zweden in Polen genomen waren. 30 April werd de zeekapitein BensGa naar voetnoot4) naar Holland en Engeland gezonden om de leerlingen, die zich daar op de zeevaart en verschillende handwerken toegelegd hadden, naar Rusland te roepen. 29 Mei is aan prins Kurakin geschreven om voor een poos heimelijk naar Parijs te reizen en daar met Schleinitz te onderhandelen over een zeker verbond. | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
6 Augustus, bij het te water laten der galeien te S. Petersburg, overhandigde de Hollander Willem de WildeGa naar voetnoot1) den tsaar twee brieven van de Staten: den eersten, zijn geloofsbrief (van 1 Juni) om bij het Russische hof als resident te verwijlen; den tweeden (van 13 Juli) met een request, dat hij tsaar zou bevelen alle Nederlandsche schepen, die te S. Petersburg, Narva, Vyborg en Reval vastgehouden werden, vrij te laten. December werd de hofraad BammazarijGa naar voetnoot2) naar Holland gezonden voor het aannemen in Russischen dienst van meesters in verschillende kunsten. 29 December werd de Koningsberger Ivan Panov naar Den Haag naar den gezant prins Kurakin als leerling gezondenGa naar voetnoot3). 1721. Omsteeks dezen tijd wordt melding gemaakt van een Russischen resident in Amsterdam BrandtGa naar voetnoot4). 10 Februari werd den secretaris Karodin het besluit toegezonden van zijn benoeming in den dienst bij het College. 21 Mei vertrok hij uit Den Haag, maar hij kwam niet eerder in S. Petersburg dan 1 Mei 1722. 16 September werd de zeekapitein BredalGa naar voetnoot5) naar de Hollandsche Staten afgevaardigd met een brief van den tsaar (van 14 September), kennis gevende van de sluiting van den eeuwigen vrede met Zweden te Nijstad. Op dezen brief antwoordden de Staten 21 November met gelukwenschen. 12 November schreef de tsaar aan den Leidschen koopman LaatGa naar voetnoot6), om hem te bedanken voor de zending van ananassen. In April 1722 besloten de Hollandsche Staten den keizer Peter I den titel te geven van Keizer aller RussenGa naar voetnoot7). De eerste brief met dien titel (van 25 Mei) behelsde het verzoek om uitbetaling van de achterstallige | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
46 duizend (roebel?) aan de Hollandsche eigenaars wegens de verbranding in 1713 bij Helsingfors van vijf Hollandsche schepen. In November vertrok de gezant prins Kurakin uit Den Haag naar Parijs, vanwaar hij in het laatst van December weder naar Den Haag terugkeerde. In Maart 1723 hield de naar Moskou gereisde Hollandsche predikant Abdias HattingGa naar voetnoot1) met landkaarten van Amerikaansche landen een voordracht over een Westindische expeditie en over de inbezitneming van in Amerika liggende provinciën Guayra en Parana; dezelfde overhandigde een plan tot bebouwing van Petersburg en tot inrichting van bergwerken. 15 November werd tot prins Kurakin een bevel gezonden om naar Frankrijk te gaan in verband met de bewilliging door het hof aldaar van een aan Rusland te verschaffen geldleening; hij vertrok daarheen in het midden van December, na de zaken te hebben overgedragen aan den agent Van den Burgh. Vóór zijn vertrek naar Parijs trof prins Kurakin een overeenkomst met de Staten om voor de verbranding door de Russen bij Helsingfors van vijf Hollandsche schepen van al hunne eischen de helft te betalen, d.i. 79829 gulden en 19 stuiver. 12 Februari 1725 gaf de keizerin Katharina I aan de Hollandsche Staten kennis van het overlijden van haar echtgenoot tsaar Peter I en van haar bestijging van den Russischen troon. In de maand Maart vertrok Panov, die zich als leerling in de kanselarij van het gezantschap in Den Haag bevond, nadat hij meer dan 400 gulden schulden gemaakt had, heimelijk naar Rusland; hij vertoonde zich 10 Mei in het College. 10 April werd aan de keizerin een antwoord ter gelukwensching (van 27 Maart) overgegeven door den resi- | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
dent De Wilde, en 20 April overhandigde dezelfde resident een nieuwen geloofsbrief voor zichzelf. 3 Juni werd de in Berlijn geweest zijnde geheime raad graaf Ivan Gavrilovič Golovkin aangesteld tot gevolmachtigd minister in Den Haag, waar hij 22 Augustus aankwam en zijn geloofsbrief (van 15 Juni) overhandigde. 31 Augustus is een terugroepingsbrief aan de Staten gezonden door den gewezen gezant in Den Haag prins Boris Kurakin, op welken brief ook antwoord op 15 November gezonden is met grooten lof voor hem. In het begin van April 1727 is door graaf Golovkin te Rotterdam een correspondent voor de Engelsche zaken aangenomen op een jaargeld van 400 roebels. 17 Mei is aan de Hollandsche Staten bericht gedaan door keizerGa naar voetnoot1) Peter II van zijn bestijging van den Russischen troon. 15 Juli overhandigde de resident De Wilde in een audiëntie twee brieven van de Staten (van 28 Juni): den eersten ter gelukwensching met zijn, des tsaren, troonsbestijging, den anderen zijn geloofsbrief als resident. 5 September is aan graaf Golovkin bevel gezonden om naar Rusland te reizen, en 11 Augustus een terugroepingsbrief aan de Staten. 3 October is hem minister geschreven den Rotterdamschen correspondent te ontslaan en geen briefwisseling meer met hem te houden. 5 October stierf te Leiden Gotfrid StelingGa naar voetnoot2), die door de S. Petersburgsche Akademie van Wetenschappen tot professor benoemd was. Nadat op 6 September 1728 de minister graaf Iwan Gavrilovič Golovkin van de Staten een afscheidsaudiëntie, en een recreditief (van 17 September) ontvangen had, reisde hij den 21sten dier maand naar Rusland; hij liet in Amsterdam Christoffel Brant als resident achter en in Den Haag als agent Van den BurghGa naar voetnoot3), als secretaris | |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
HeinzelmanGa naar voetnoot1) (wien ook het schrijven van relaties opgedragen was), den kloostergeestelijke Ieronim en de leerlingen Boris Larionov en Andrian Nepljuev. 29 November is den Staten per brief kennis gegeven van het overlijden der grootvorstin Natalia Aleksějevna. In 1729 zijn de rangen gegeven, van handelsraad aan den zich als agent te Amsterdam bevindenden Van den Burgh, en van hofraad aan den resident Brandt; bij den laatsten woonde Jan Schweider als secretaris. In Maart stierf plotseling de Hollandsche resident in S. Petersburg Willem de Wilde; bij een brief (van 28 Maart) van de Staten aan den tsaar bepaalden zij, dat zijn secretaris Swart, een zwager van den overledene, de zaken zou besturen. 21 November kwam in Den Haag de akte tot stand van de toetreding van de Hollandsche Staten tot het op 9 November in Sevilla tusschen Spanje, Frankrijk en Engeland gesloten verdedigend verbond. 28 Februari 1730 gaf de keizerin Anna Joannovna den Staten kennis van haar verkiezing op algemeen verlangen van het geheele rijk tot den alrussischen troon. 23 Juli had de nieuwe buitengewone Hollandsche gezant Daniel de Bie bij de keizerin audiëntie; hij gaf twee brieven (van 11 April) van de Staten over: den eersten tot gelukwensch met de troonsbestijging; den anderen zijn geloofsbrief. 19 September werd de zich in Polen bevindende kamerheer Michail Bestužev-Rjumin benoemd om naar Holland te vertrekken in den rang van gevolmachtigd minister. 8 September stelde de gezant De Bie in een op 7/18 September overhandigd memoriaal betreffende het verval van den Hollandschen handel in Rusland voor: | |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
1. den Hollanders toe te staan te handelen in de havens waar zij goed zullen vinden; 2. het handelstarief en reglement, dat in 1724 vervaardigd was, te veranderen; 3. geen betaling van tollen te eischen in tot 50 kopeken volwichtige daalders; 4 de justitie te verbieden de processen te verlengen; 5 voor te schrijven dat confiscatie alleen betrekking had op de schuldigen, zonder de bezittingen van andere kooplieden te raken, en 6. niet aan particuliere personen en in het bijzonder niet aan Armeniërs den inen uitvoer van verboden waren toe te staan en de kooplieden niet te bezwaren met inkwartiering van soldaten. En 16 December bracht dezelfde gezant een request in uit naam van alle in Rusland handel drijvende buitenlandsche kooplieden om bescherming tegen de kamer der accijnzen, die van hen over verleden en toekomstige jaren dubbele tollen vroeg van den door hen in Rusland ingevoerden wijn. 14 Maart 1731 gaf de Hollandsche gezant De Bie den Russischen ministers een ontwerp van een handelsverdrag, en daarbij bracht hij meermalen de schepping van betere voorwaarden voor den vervallen Hollandschen handel in Rusland ter sprake. 29 Juli is besloten den gewezen buitengewonen en gevolmachtigden gezant op het congres te Soissons graaf Alexander Gavrilovič Golovkin opnieuw naar Holland te zenden in den rang van gezant; in September kwam hij in Den Haag met een geloofsbrief van 21 Juli. 27 November stierf de Russische agent te Amsterdam Van den Burgh; na zijn dood ging Hendrik Oldecop, die zijn boekhouder geweest was, door met het schrijven van rapporten. 16 Juli 1732 had de gezant De Bie een afscheidsaudiëntie bij de keizerin, en nadat hij 30 Juli zijn recreditief ontvangen had met een verklaring betreffende zijn goed gedrag, verliet hij Rusland. In November solliciteerde kapitein Rigo naar de plaats van den overleden agent Van den Burgh in Amsterdam; hij herhaalde zijn verzoek in de jaren 1734 en 1735. 27 September 1733 gaf de Hollandsche gezantschapssecretaris in Rusland De ZwartGa naar voetnoot1) een brief van de Staten | |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
(van 3 Februari) over zijn aanstelling als resident bij dit hof, en 5 October overhandigde hij aan het Russische ministerie een pro-memorie, houdende het verzoek om betaling van 164.175 gulden en 14 stuivers, als rest van een kapitaal van 750 duizend gulden, dat de Zweedsche koning Karel XII in 1702 onder garantie van de Hollandsche Staten op de ontvangsten uit de tollen te Riga had opgenomen tegen de in de leenings-obligatie beschreven percenten, waarover de Hollandsche ministers in Rusland al sinds lange tijden zich onophoudelijk moeite hadden gegeven. In September zond Jona Christofor Berndis, die 12 jaren secretaris bij den gezant graaf Golovkin geweest was, zijn verzoek in om ontslag uit zijn dienst. In September 1735 gaf de resident De Swart aan de keizerin een brief van de Staten (van 27 Augustus), waarin zij, sprekende voor de Protestanten, die in Polen en Litthauen onder den naam van dissidenten woonden en zwaar door de Roomschen werden onderdrukt, vroegen met gemeene krachten hun de hun toekomende vrijheid en recht te verwerven. 18 September 1736 werd Oldecop belast met de taak van agent op een salaris van 500 roebels. In November is door de Russische ministers den resident De Swart betaling gedaan wegens de tollen te Riga, welke hun in het jaar 1702 door den Zweedschen koning Karel XII verpand waren. 1 Februari 1737 herhaalde de secretaris Berndis zijn verzoek om ontslag uit den dienst. 25 Juni 1738 vroeg kapitein Rigo, onder uiteenzetting van zijne diensten aan Rusland, hem te benoemen tot resident of agent te Amsterdam. 19 Juli 1739 schreef de keizerin aan de Staten over de sluiting van een huwelijk tusschen haar bloedverwant prinses Anna van Mecklenburg met den Brunswijkschen prins Anton Ulrich. De Staten beantwoordden dit (21 Juli) met gelukwenschen. 1 Februari 1740 is aan de Staten geschreven over den tusschen Rusland en de Porte gesloten vrede. 28 Maart antwoordden de Staten hierop met gelukwenschen. | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
13 Augustus is den Staten per brief kennis gegeven van de bevalling van prinses Anna van Brunswijk van een prins Joan. 13 September zijn door de Staten daarvoor complimenten gezonden. 18 October is naar aanleiding van het overlijden van keizerin Anna Joannovič aan de Hollandsche Staten geschreven over deze gebeurtenis door den prins Joan en door den regent Biron. 22 November antwoordden de Staten op dezen brief van kennisgeving met de verzekering hunner deelneming. 11 November is na de afzetting van Biron uit zijn regentschap hiervan kennis gegeven met brieven van prins Joan en van zijne moeder de prinses-regentes Anna. 27 November is den gezant graaf Golovkin de orde van den H. Andries verleend. 12 December beantwoordden de Staten zoowel prins Joan als zijne moeder met een gelukwensch. 21 Maart 1741 werd den gezant graaf Golovkin een salaris van 2000 roebels toegelegd. 7 Juli is kapitein Rigo in dienst genomen en den gezant graaf Golovkin tot zijn dienst in zaken toegevoegd onder toekenning van een salaris van 600 roebels. 17 Juli gaf prins Joan den Hollandschen Staten kennis van de bevalling van zijne moeder van eene prinses. Gelukwenschen hiermee zijn 21 Augustus gezonden door den resident De Swart. 15 Augustus is aan de Staten geschreven over den 24 Juli te Stockholm aan Rusland verklaarden oorlog, met den raad dat zij zich zouden haasten het herstel van de rust in het Noorden te bevorderen. 28 September gaf de resident De Swart het antwoord van de Staten van 20 September, waarin zij, hun leedwezen uitdrukkende over den in het Noorden uitgebroken oorlog, verklaarden dat zij in die zaak geen deel hadden, maar bijzonder hartelijk de bekorting van de oorlogshandelingen begeerden. 28 November schreef keizerin Elizabeth I aan de Hollandsche Staten, kennis gevende van haar bestijging van den Russischen troonGa naar voetnoot1). | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
30 December antwoordden de Staten door de keizerin met de troonsbestijging geluk te wenschen. 7 Januari 1742 zijn als edellieden van het gezantschap naar Holland gezonden de kinderen van den werkelijken geheimen raad prins Michail Golicyn, prins Alexander en prins Sergej. 12 Januari is bij keizerlijk besluit den gezant graaf Golovkin bevolen zijn secretaris Heinzelman weg te zenden en in diens plaats Oldecop voor het werk van secretaris te benoemen, met de vrijheid om voor dit werk ook in Amsterdam te wonen. 6 en 9 Augustus vroeg de Hollander Visch(?)Ga naar voetnoot1) den keizerin en den kanselier prins Čerkasskij om zijn aanstelling tot resident te Amsterdam; afgeslagen. 16 April kwam De Bie andermaal uit Holland in Rusland in den rang van buitengewoon en gevolmachtigd gezant, en 20 April had hij audiëntie bij de keizerinGa naar voetnoot2). 26 Augustus is een brief aan de Staten geschreven over het huwelijk van H. Hoogheden den grootvorst Peter Theodorovič en de grootvorstin Katharina Aleksěevna. 25 September antwoordden de Staten, de keizerin gelukwenschende met deze gelukkige gebeurtenis. 20 Februari 1746 had de gezant De Bie een afscheidsaudiëntie en overhandigde hij zijn ontslagbrief van de Staten (van 5 November 1745); bij het afscheid ontving hij van de keizerin een op 22 Februari onderteekend recreditief. 1747. In dit jaar is het lid van de S. Petersburgsche Akademie van Wetenschappen RoussetGa naar voetnoot3) begonnen aan het College allerlei wetenswaardigheden toe te zenden | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
tot een opstel voor de kranten; hem is daarvoor jaarlijks 250 roebels betaald. 2 Juli gaf de prins van Oranje Willem Karel Hendrik Friso de keizerin kennis van zijn verkiezing tot stadhouder van de Vereenigde Nederlanden met den rang van kapitein-generaal over de Hollandsche krijgsmacht ter zee en te land. Het antwoord van de keizerin op deze kennisgeving is 23 December verzonden. 11 November gaf de resident De Swart zijn geloofsbrief (van 26 October 1747) om buitengewoon en gevolmachtigd minister in Rusland te zijn. 19 November werd te S. Petersburg een conventieGa naar voetnoot1) gesloten door de Russische ministers den kanselier graaf Bestužev Rjumin en den vice-kanselier graaf Voroncov met den Engelschen gezant en den Hollandschen resident De Swart over het doorlaten naar Duitschland tot hulp van het Engelsche hof en de Hollandsche Staten van een Russisch leger van 30.000 man tegen bepaalde hulpgelden. De Staten ratificeerdenGa naar voetnoot2) deze conventie 15 Januari 1748. 9 Maart 1748 gaf de stadhouder kennis van de geboorte van zijn zoon. Het antwoord ter gelukwensching hierop is 10 Mei verzondenGa naar voetnoot3). 21 April had de resident De Swart, als gezant van de Vereenigde Nederlanden, een audiëntie bij de keizerinGa naar voetnoot4). 28 Juni werd graaf Golovkin benoemd tot gevolmachtigd minister op het congres te Aken ter bekorting van den toen tusschen Frankrijk, Engeland en Holland bestaanden oorlog, maar na verloop van een maand, d.i. 28 Juli, is de zending veranderd. 22 October 1751Ga naar voetnoot5) overleed de prins van Oranje. Zijne gemalin schreef denzelfden dag aan de keizerin, door wie | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
24 December een compliment van deelneming gezonden is. 20 September 1752 stierf de ook te Amsterdam in Russische zaken geaccrediteerde secretaris Oldecop. In zijn plaats werd (14 December) zijn zoon benoemd als jonker van het College op een salaris van 300 roebels. 14 December is de tolk Grigorij Korobov aangesteld tot secretaris van het gezantschap bij de Staten. 20 September 1754 zijn brieven gezonden aan de Staten en de prinses-weduwe over de geboorte van den grootvorst Paul Petrovič. 9 December gaf de resident De Swart de antwoorden hierop over, van de Republiek van den 5en en van de prinses van Oranje van den 6den November. 6 Juli 1756 vertrok de resident De Swart voor het gebruik van de Karlsbader wateren uit S. Petersburg, de leiding der zaken overlatend aan zijn bloedverwant secretaris Swart. 9 October en 12 November 1758 is aan den gezant Golovkin geschreven, dat hij op gevaar van den keizerlijken toorn zich zou beijveren voor de terugroeping uit Rusland van den Hollandschen gezant De Swart wegens zijn booze plannen en allerlei onduldbare kuiperijen. 31 Januari 1759 is een terugroepingsbrief gezonden aan den werkelijken geheimen raad graaf Alexander Golovkin. In Februari overleed de prinses van Oranje. 14 Mei en 8 Juni is bij den gezant graaf Golovkin bij herhaling aangedrongen moeite te doen voor de terugroeping van den resident De Swart uit Rusland. 15 Juni zijn aan graaf Golovkin 3000 roebels gezonden voor de reis uit Den Haag naar Rusland. 1760. In dit jaar vertrok de Hollandsche resident De Swart uit S. Petersburg, maar zijn brief van terugroeping (van 19 Juni) door de Staten is bij een brief aan H.M. van den gemelden resident uit Aken gezonden. Op dezen brief is een antwoord aan hem te zamen met zijn recreditief 1 November gegeven met een schenking van 2700 roebels. 7 November is een herhaald besluit naar Den Haag gezonden tot den gezant graaf Golovkin, hem beslist bevelende vandaar naar Rusland te reizen, maar hij stierf | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
14 November, na de zaken overgedragen te hebben aan den gezantschapsraad KorobovGa naar voetnoot1). Na ontvangst van het bericht hiervan is (15 December) naar Parijs geschreven aan den kanselarijraad Černev, opdat hij uit Parijs naar Den Haag zou gaan in de plaats van Golovkin. Maar aangezien Černev wegens zijn zwakke gezondheid toen niet gaan kon, is den titulairen raad Chotinskij bevolen uit Parijs naar Den Haag te gaan en de zaken waar te nemen tot de komst van een toekomstigen minister. 31 December gaf de voor kort in Rusland gekomen Hollandsche gezant Meinertshagen in zijn eerste audiëntie bij de keizerin zijn geloofsbrief (van 30 Juli) over in het karakter van buitengewoon gezant. 1 Februari 1761 is een bijzonder besluit uitgevaardigd ter benoeming van den geheimen raad en ridder Gross tot gevolmachtigd minister in Den Haag op een salaris van 8000 roebels, en bij hem zouden zijn 1o zijn bloedverwant Frederik Gross met een aanstelling als gezantschapsraad, en 2o de college-jonker Balk. 2 Augustus kwam de gezant Gross in Den Haag. In de maand October is in de plaats van Gross de kanselarijraad graaf Alexander Larionov Voroncov tot gevolmachtigd minister benoemd. 25 December overleed de keizerin Elizabeth Petrovna, waarvan in een brief aan de Hollandsche Staten kennis gegeven is door den keizer Peter III. 28 December is een terugroepingsbrief gezonden aan den minister Gross, die benoemd was tot den rang van gevolmachtigd minister in Engeland, voor de doorreis waarheen hem 5000 roebel is gegeven, en den kamerheer graaf Voroncov is voor zijn doorreis uit Weenen naar Holland en voor zijn equipage 5000 roebel gezonden, en totdat graaf Alexander Voroncov in Holland zou gekomen zijn, is de leiding der zaken opgedragen aan den gezantschapsraad Gross. 22 Februari 1762 is den gezant Gross geschreven, datGa naar voetnoot2) | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
hij niet meer ergens heen zou gaan buiten Den Haag, maar daar zou blijven. Ondertusschen ontving Gross 8 Februari zijn recreditief van de Staten, en hij zou 17 Februari uit Den Haag naar Londen gereisd zijn; maar onderweg een keizerlijk besluit ontvangen hebbende, keerde hij weer naar Den Haag terug. 21 Maart is Gross wederom bij de Hollandsche Staten geaccrediteerd in hetzelfde karakter. 28 April gaf de gezant Meinertshagen in een audiëntie een brief over (van 4 Februari), houdende gelukwenschen met de troonsbestijging van Peter III. 2 Augustus stierf in Den Haag het lid van de S. Petersburgsche Akademie Rousset de Missy en daarmee hield de zending van zijne geschriften met wetenswaardigheden opGa naar voetnoot1). In Juli 1765 kwam in Rusland graaf Rechteren in het karakter van buitengewoon gezantGa naar voetnoot2). 25 November 1772 had graaf Rechteren zijn afscheidsaudiëntieGa naar voetnoot3). | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
25 Augustus 1780 gaven de gevolmachtige ministers baron van Wassenaer-Starrenburg en baron Heeckeren van Brandsenburg hunne geloofsbrieven van de Staten over; de laatste van hen had 2 Mei 1781 een afscheidsaudiëntie. 24 December is de akteGa naar voetnoot1) opgemaakt van de toetreding van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlandsche Gewesten tot de uit 12 artikelen bestaande maritieme conventie (28 Juni en 21 Juli van dit jaar 1780 te Kopenhagen en te S. Petersburg gesloten tusschen het Russische keizerrijk en de Deensche en Zweedsche koningen, waartoe deze beide vorsten wederkeerig toegetreden waren door de eigenhandig door hen op 7 Juli in Fredensborg en 9 September 1780 te Spa onderteekende en te S. Petersburg door tusschenkomst van het Russische ministerie uitgewisselde verklaringen) in S. Petersburg door de Russische ministers graaf Panin, vice-kanselier graaf Osterman, generaal-majoor Bezborodko en het lid van het College Bakunin, van Hollandsche zijde door de gemachtigden baron Wassenaer en baron Heeckeren, gezanten bij het Russische hof, en den resident De Swart; door deze akte namen de Staten rechtstreeks deel aan de tusschen hen gemaakte bepalingen voor de verdediging van de neutrale scheepvaart van hunne wederzijdsche onderdanen. De ratificaties van deze akte zijn 22 Februari 1781 te S. Petersburg uitgewisseldGa naar voetnoot2). 29 Juni 1785 had baron Wassenaer zijn afscheids- | |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
audiëntie in Peterhof, en 20 September graaf Rechteren zijn eerste audiëntie in het karakter van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. April 1789 ontving graaf Rechteren zijn afscheidsaudiëntieGa naar voetnoot1). 4 Mei 1791 had de Hollandsche buitengewone gezant baron Hogger zijn eerste audiëntieGa naar voetnoot2). |
|