Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 50
(1929)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||
De privileges voor de Engelsche natie te Bergen-op-Zoom, 1469-1555,
| |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
Ridder van het in 1429 ingestelde Gulden Vlies wasGa naar voetnoot1). Maar, in 1470 regeerden in Spanje: in Castilië, de beruchte Hendrik IV (1454-1474) en in Aragon, Johan II (1458-1479), beiden vorsten, die toch in geen geval Grootmeester van de Bourgondische Vliesorde zijn geweest. Bovendien kan in dezen tijd op de gescheiden koninkrijken bezwaarlijk de collectieve naam ‘Hispaniae’ worden toegepast. Van ‘Spanje’ in dien zin kan eigenlijk pas gesproken worden in 1516, als Karel V, na den dood van Ferdinand den Katholieke van Aragon, deze koninkrijken in personeele unie vereenigd heeft. Dan krijgt het verband, gelegd tusschen de Bourgondische ridderorde en Spanje, ook pas beteekenisGa naar voetnoot2). Van deze, voor 1470 onjuiste, toevoeging hadden, behalve Schanz, ook andere schrijvers niets gemerktGa naar voetnoot3).
Schanz heeft voor den in zijn boek afgedrukten tekst het in het Britsch Museum te Londen bewaarde hs. Cotton Galba gebruikt. Immers, dit moeten we vooropstellen, de oorspronkelijke stukken kennen we niet. Hierdoor zal het onderzoek van de charters, die we hier op het oog hebben, noodzakelijk een voorloopig karakter blijven dragen, zoolang de origineele stukken uit het Archief der Merchants Adventurers niet voor den dag zijn ge- | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
komen. Of ze ooit zullen gevonden worden, blijft hoogst twijfelachtigGa naar voetnoot1). Ons onderzoek, begonnen met den aanhef van 16 Mei 1470, breidde zich al spoedig over andere stukken uit, die in nauwen samenhang met het genoemde privilege bleken te staan. Cotton Ms. Galba (B XI) stond niet tot onze beschikking, dan door een enkele foto. We vonden nog een afschrift in een privilege-boek van de Commissie van Breda in het Algemeen Rijksarchief, en wel nr. 1083 (voortaan aan te halen als: C.v. Br. 1083). Verder in het Stadsarchief te Bergen-op-Zoom in Privilegie-boek C. Deze handschriften zijn alle drie moeilijk te dateeren. Ze stammen alle uit de 16de of 17de eeuw. Privilegie-boek C lijkt, naar de hand te oordeelen, het jongste. Dit zou zelfs misschien ± 1650 te stellen zijn. De stukken, die er in voorkomen, loopen tot bijna 1600. Nauw verwant met Privilegie-boek C is C.v. Br. 1083, waarschijnlijk afkomstig uit het oude archief der Markiezen van Bergen-op-Zoom. Als voorbeeld van die verwantschap kunnen wij geven, dat in C.v. Br. 1083 een oorkonde, gedateerd 1480, voorkomt in een redactie van 1519. Nu is dit stuk later opnieuw verleend in 1555. Daarbij zijn een aantal bepalingen geschrapt. Bij die, toen vervallen, bepalingen is, in C.v. Br. 1083, in margine geschreven: ‘vacat’. We vinden den tekst in C.v. Br. 1083 in het Nederlandsch, in 1555 werd hij echter in het Latijn gegeven. Toch vinden we in Privilegieboek C, dat overigens dezelfde reeks stukken in een redactie van 1519, evenals C.v. Br. 1083, geeft, het stuk van 1480, zònder de in 1555 geschrapte bepalingen, maar | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
wèl in het Nederlandsch. Daaruit concludeeren we, dat in Privilegie-boek C de stukken uit C.v. Br. 1083 zijn overgenomen, terwijl daarbij de bepalingen, waarnaast in margine ‘vacat’ stond, zijn weggelaten. Nu loopt het hs. C.v. Br. 1083 slechts tot 1519, de hand is misschien ouder dan die van Privilegie-boek C. Over den ontstaansdatum van Cotton Ms. Galba B XI kunnen wij evenmin iets zekers zeggen. In ieder geval komt er de aanhef van een privilege van 1555 in voorGa naar voetnoot1). De hand zou 17de eeuwsch kunnen zijn, doch waarschijnlijk vroeger dan die van Privilegie-boek C. Om redenen, die we straks nader uiteen zullen zetten, hebben wij aangenomen, dat de tekst van C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C ouder is dan die van Cotton Ms. Galba B XI, dus, dan de tekst van Schanz. Nu bovendien C.v. Br. 1083 ouder blijkt te zijn dan Privilegie-boek C, door het door ons aangehaalde voorbeeld en door het schrift, citeeren we bij voorkeur C.v. Br. 1083. In de bespreking zullen betrokken worden het stuk, gedateerd 16 Mei 1470, waarvan we zijn uitgegaan, verder een charter van 17 September 1469, van 1480 en van 16 Mei 1519, alle bij Schanz afgedrukt in het tweede deel op bladz. 170, e.v.v. Wij zullen van de drie eerstgenoemde charters drie redacties leeren kennen: de eerste uit het jaar, waarop ze gedateerd zijn, een tweede van 1519 en een derde van 1555. We zullen deze, naarmate we ze in een handschrift kunnen vaststellen, resp. A, B en C noemen. Van de oorkonde van 1519 komen dan twee lezingen voor, die van 1519 (A) en die van 1555 (B).
We zullen ons onderzoek aanvangen met een poging, de personen, die voorkomen in den door ons gewraakten aanhef van het charter van 16 Mei 1470, te dateeren. Allereerst de beide genoemde oorkonders: de dadelijk | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
in het begin genoemde Heer Jan, terwijl verderop sprake is van zijn vader: ‘per nobilem et generosum dominum Joannem, - - - - -, predecessorem ac genitorem nostrum.’ Welke heeren hebben nu, direct op elkaar volgend, den naam Jan gedragen? We vinden er drie. Om verwarring te voorkomen, nemen we hier voor een oogenblik de rangcijfers, die Butkens in den door ons aangehaalden stamboom aan de genoemde heeren Jan geeft, over. (Deze rangcijfers loopen in de verschillende stamboomen uiteen.) Het zijn de volgende: Jan IV, Heer van Glimes, 1418-1427; Jan V, Heer van Glimes, ‘met de Lippen’, 1427/'31-1494; Jan VI, Heer van Walhain, Wavre, etc., die al sinds 1481 het bewind min of meer van zijn vader had overgenomen. De oorkonden, uit den tijd tusschen 1481 en 1494, worden door hen samen gegeven. Jan VI stierf in 1532. Wanneer de oorkonder, in de intitulatio genoemd, inderdaad Jan V met de Lippen was, moet zijn vader dus ook reeds handelsvoorrechten aan de Engelsche kooplieden hebben toegestaan. Dat we hiervan niets weten, mag niet als bewijs voor het tegendeel gelden. Evenwel, de heerlijkheden van den oorkonder in de intitulatio kloppen niet met de heerlijkheden van Jan met de Lippen, in andere oorkonden vermeldGa naar voetnoot1). Wanneer dit bezwaar tegen Jan V den doorslag zou geven voor zijn zoon, dan worden we in die meening versterkt door de vermelding, op verschillende | |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
plaatsen, dat Jan VI de eerste Heer van Bergen was, die Vliesridder werdGa naar voetnoot1). Als vertegenwoordiger van de Engelsche Natie ziet men ‘dilectum nostrum Joannem Heuster, gubernatorem modernum’ optreden. We konden hem terugvinden tusschen 1 Juni 1518 en 22 Juli 1521. Voor de mogelijkheid van een vader en zoon met denzelfden voornaam zijn geen aanwijzingen voorhandenGa naar voetnoot2). ‘Arnoldum de Wernia, militem burgimagistrum’ konden wij met hulp van gedrukte bronnen niet thuisbrengen. Wèl staat hij vermeld in het Privilegie-boek CA van het Stadsarchief te Bergen-op-Zoom, waar voorin een lijst van burgemeesters, van 1397 tot 1546, staat. We vinden ‘Aert vande Werve’ als burgemeester vermeld in 1513, 1514 en 1519Ga naar voetnoot3). Voor ‘de Wernia’, zooals bij Schanz, moet dus ‘de Wervia’ gelezen worden. ‘Magistrum Jacobum de Teilingen, ejusdem oppidi nostri de Bergis pensionarum’ komen wij tegen in de Stads- | |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
rekeningen van Bergen-op-Zoom van 1519-'20 en wel op 18 Mei 1519Ga naar voetnoot1). Alle genoemde personen hebben één jaar gemeen, n.l. 1519. In de zooeven opgesomde handschriften, waar copieën van dit charter van ‘16 Mei 1470’ voorkomen, vinden we deze zelfde reeks van oorkonden: ‘16 Mei 1470’, 17 September 1469 (bij Schanz = Cotton Ms. Galba B XI: 17 December 1469), 1480 en 16 Mei 1519. De oplossing van de moeilijkheid van een aanhef van 1519 vóór een dispositio van 16 Mei 1470 kan nu gegeven worden. In den aanhef, dien wij onderzocht hebben, wordt gesproken over geschillen, die gerezen zijn tusschen de Engelsche kooplieden en den magistraat van Bergen-op-Zoom, over privileges, die de vader van den tegenwoordigen heer gegeven heeft. Deze privileges waren onbezegeld gebleven, daarom worden ze bij dezen bekrachtigd. Aan het slot wordt gezegd, - we kunnen hier Schanz niet citeeren, omdat die in Cotton Ms. Galba B XI een redactie van 1555 heeft afgedrukt -, in C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C: ‘Quorum quidem previlegiorum primorum tenor sequitur latine, subsequentium - - antiquorum tamen - - tenor sequitur theutonice, novorum quidem, pro nune concessorum tenor latine addetur, prout inferius singulis in locis videbitur annotatum’. De dan volgende charters in C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C | |||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||
zijn: een Latijnsch charter van 16 Mei 1470, dan Hollandsche van 17 September 1469 en 1480, tenslotte een Latijnsch charter van 16 Mei 1519. Nu wordt alles duidelijk: dit heele complex is één groot confirmatie-charter van 16 Mei 1519. Toen Schanz de stof voor zijn ‘Urkundenbeilagen’ bewerkte, heeft hij dit charter (evenwel in een nog latere redactie van 1555) in zijn stukken uit elkaar genomen en ze chronologisch op hun plaats gezet. Daarbij is, ongelukkigerwijs, de aanhef van het stuk van 16 Mei 1519 vóór het charter van 16 Mei 1470 blijven staanGa naar voetnoot1). Intusschen staan we hier voor een, uit diplomatisch oogpunt, hoogst merkwaardig geval. Van een dergelijk conglomeraat van oorkonden kunnen wij, behalve de aanstonds te bespreken herhaling van 1555, geen tweede voorbeeld noemen. Een verklaring voor deze exceptioneele gebeurtenis meenen we in het vervolg te kunnen geven. Allereerst nu: de nieuwe confirmatie van 1555. We hebben straks, bij de bespreking van de hss. voor de stukken van 1469, 1470 en 1480, al gezinspeeld op drie redacties. Daarna vertelden we, dat Schanz, door de oorkonden uit Cotton Ms. Galba B. XI af te drukken, die derde redactie, van 1555, gegeven heeft. Deze nieuwe confirmatie hebben we leeren kennen uit een foto van Cotton Ms. Galba B XI, fo. 165 ro. (oude nummering fo. 178 ro.). Hierop ziet men, nog vóór den aanhef, die we nu juist 16 Mei 1519 hebben gedateerd, een andere ‘praefatio’. Hierin komt de dateering Mei 1555 voor. Daaruit mag men besluiten, en foto's van dit deel van Cotton Ms. Galba hebben de juistheid van deze conclusie bevestigd, dat hier, na dezelfde reeks oorkonden als van 1519, nieuwe bepalingen van Mei 1555 volgen. In dit verband zij er op gewezen, dat Markies Jan (1541/'50-1567) eind 1554, begin 1555 in Engeland is geweest, misschien in het gevolg van Emanuel Philibert van Savoye, die toen, als pretendent naar de hand van | |||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||
Elisabeth, naar Engeland ging met een groot gevolg van edelenGa naar voetnoot1). Wellicht zijn toen de handelsbelangen al ter sprake gekomen. Van deze reis wordt in de dissertatie van Dr. Moll op bladz. 162 melding gemaakt; helaas, zonder opgave van bewijsplaatsen. Dr. Moll was echter zoo vriendelijk mij opmerkzaam te maken op C.v. Br. 843, rekeningen van den markies tusschen ongeveer 1552 en 1557. Hierin komt de volgende post voor: ‘Item payé à Helweghe (in een randschrift: Heylwege), gentilhomme escuyer de Monseigneur de Bèvre(?) la somme de cent soixante escus soleille(?), lesquels je ast presté à mon seigneur, estant en Londres, le dernier de décembre dernier passé. Et rembourcé le XVe de mars LIV selon Brabant - IIIC, XXVIII L’. Blijkbaar is de markies spoedig weer in Brabant terug. Immers hij werd tijdens de Kapittelvergadering van de Orde te Antwerpen op 27 Januari 1555 tot Vliesridder benoemd, op 29 Januari ontving hij persoonlijk de versierselen der OrdeGa naar voetnoot2). De nieuwe bepalingen van Mei 1555 zijn zeer leerzaam. Allereerst trekt de bijzondere vorm onze aandacht. Het stuk heeft den vorm van een notariëele acte. Beide partijen worden dus blijkbaar als volkomen gelijkwaardig beschouwd. In een toekomstige handelsgeschiedenis van Bergen-op-Zoom zal met dit stuk terdege rekening moeten worden gehouden. Blijkens het stuk zijn er langdurige onderhandelingen gevoerd in Antwerpen en Bergen-op-Zoom, de vroegst genoemde datum is 4 Mei. Beide partijen hebben tenslotte een gelegaliseerd afschrift ontvangen. De Engelsche copie is, zooals blijkt uit het onderschrift van een Engelschen notaris, gedateerd 19 Augustus. Het groote Engelsche gezantschap, dat de onderhandelingen voerde, waarbij verschillende Londensche notabelen, heeft dus nogal eenigen tijd in Antwerpen en Bergen-op-Zoom vertoefd. | |||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||
We weten dus nu, dat Schanz voor de charters van 1470, 1469 en 1480 redactie C gebruikt heeft. Bovendien kennen we voor dezelfde stukken redactie B uit C.v. Br. 1083 en uit Privilegie-boek C. In het laatste komt evenwel het charter van 1480, zooals we straks al uiteengezet hebben, in de Nederlandsche lezing C voor. In Cotton Ms. Galba B XI vinden we dus bovendien voor den aanhef en de nieuwe bepalingen van de oorkonde van 16 Mei 1519 redactie B, die, althans in dien aanhef, van redactie A (in C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C) afwijkt. Immers het slot van den aanhef luidt in redactie B (bij Schanz II, bladz. 171, beneden): ‘quorum quidem privilegiorum tenor sequitur latine’. Inderdaad volgen dan de in B nog Hollandsche charters van 1469 en 1480 in Latijnsche vertaling (redactie C). Over deze beide oorkonden valt nog op to merken dat ze, zoowel in B als in C, hun oorspronkelijken vorm hebben verloren. Schanz heeft natuurlijk den aanhef van 1519 voor dien van 1470 aangezien, maar de beide andere charters missen de normale intitulatio, bij de redactie C van 1480 (Schanz) staat de dateering voorop in plaats van in het eschatocol. Het is zeker onze taak den origineelen vorm van de oorkonden op te sporen, of althans dien vorm, die het origineel het dichtst benadert. Dat willen we achtereenvolgens voor de reeks 1470-1519 doen. We kunnen voor het charter van 16 Mei 1470 niet zeker uitmaken of redactie A in het Hollandsch of Latijn gesteld was. Nu vinden we evenwel in Privilegie-boek C, fo. 225 ro. e.v.v., een Hollandsch stuk in den vorm van een zelfstandige oorkonde, wat het stuk, in redacties B en C gedateerd 16 Mei 1470, niet is. Dit Nederlandsche privilege is gedateerd ‘1469’ en is gegeven door Jan met de Lippen; zijn heerlijkheden komen overeen met die, aangehaald uit het Hansisches Urkunden Buch van 1464 en 1477. De teksten van de stukken van 1469 en 16 Mei 1470 komen, afgezien van het verschil in taal, vrijwel letterlijk overeen. Het is moeilijk, hier een beslissing te nemen, doch er dient op gewezen te worden, dat Privilegie-boek C ons zoo dadelijk de redactie A voor het charter van 1480 zal leveren. Ik zou geneigd zijn | |||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||
hieruit af te leiden, da de samensteller van Privilegieboek C afschriften of concepten van deze oorspronkelijke charters te zijner beschikking heeft gehad. In ieder geval moet het stuk van 1469 het origineel, wat vorm betreft, het dichtst benaderen, daarom kiezen wij het als redactie A (zie hier achter nr. II). Men kan het bezwaar opperen, dat de data verschillen, maar het tijdsverschil behoeft niet groot te zijn. Gesteld, dat we in dit Hollandsche stuk een ontwerp hebben, dat reeds gedateerd was: 1469. De uitreiking van de oorkonde vond evenwel pas in het (paaschjaar!) 1470 plaats. Dan kan op het officieele stuk de juiste datum ingevuld, op het ontwerp 1469 zijn blijven staanGa naar voetnoot1). In onze redactie B van deze charters (C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C) volgt dan het Hollandsche charter van 17 September 1469. Ook dit stuk kan niet in zijn origineelen staat voor ons liggen. Een redactie A hebben wij echter niet kunnen vinden. We hebben deze A in den afdruk (beneden, nr. I) slechts pro memorie bovenaan geplaatst. Dit stuk moet deze rij van charters geopend hebben. Er wordt aan de Engelschen beloofd, dat ze dergelijke voorrechten in Bergen-op-Zoom zullen verkrijgen, als ze reeds in Antwerpen bezitten. Inderdaad volgt dan het stuk, in redactie A ‘1469’, in B en C 16 Mei 1470 gedateerd, dat bijna geheel is samengesteld uit bepalingen, ontleend aan de Antwerpsche oorkonden van 6 en 12 Augustus 1446. Voor het charter van 1480 vinden we tekst A in Privilegie-boek C, fo. 230 vo. Ook hier vinden we een behoorlijk gevormde, zelfstandige oorkonde, gedateerd 18 October 1480 (stukken, nr. III). In redactie B (C.v. Br. 1083) werd de aanhef er afgeknipt, in C (bij Schanz II bladz. 175 e.v.) krijgen we een Latijnsche vertaling, bovendien werd toen de dateering vooropgesteld en een | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
aantal bepalingen weggelaten, ‘quaedam hoc tempore inutilia resecantes’, zegt de aanhef van 1555Ga naar voetnoot1). Van 1519 kennen we redactie A in C.v. Br. 1083 en Privilegie-boek C.
Tenslotte willen we nog een verklaring voorstellen voor deze eigenaardige stapel-formatie op diplomatisch terrein. We hebben gezien, dat de charterverleening in 1469 in ieder geval begonnen is met een Nederlandsch stuk, van het volgende hebben we het niet kunnen vaststellen, maar onze redactie A is in het Nederlandsch gesteld, voor 1480 kennen we den Nederlandschen origineelen tekst. We willen er terloops op wijzen, dat deze Nederlandsche charters, aan buitenlanders, merkwaardig zijn. Maar dan wordt over de geschillen geklaagd tusschen de Engelsche kooplui en de inwoners van Bergen (aanhef 1519), naar aanleiding van vroeger verleende privileges. Het lijkt mij niet gewaagd te veronderstellen, dat het Nederlandsch in die privileges daarbij een rol gespeeld heeft. Wellicht zijn de Engelschen door de Nederlanders in den nek gekeken, omdat de Bergenaars profiteerden van de gebrekkige kennis van het Nederlandsch bij de Engelschen (polyglotten zijn ze ook tegenwoordig nog niet!). In ieder geval worden de nieuwe bepalingen in het Latijn toegevoegd, misschien de oorkonde van 1469/'70 in het Latijn vertaald. Misschien heeft overigens in 1519 de sanctioneering van | |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
nog onvoldoende bekrachtigde oorkonden den doorslag gegeven. Maar in 1555, toen de Engelschen van het kwijnend Bergen alles gedaan konden krijgen, ontvingen ze een volledige Latijnsche vertaling van de oude stukken. In beide gevallen wordt de conglomeraat-vorm verklaard: de kooplui hechtten aan hun oude voorrechten en lieten die tezamen nog eens bekrachtigen. We hebben dus den aanhef, bij Schanz vóór het stuk van 16 Mei 1470 afgedrukt, 16 Mei 1519 kunnen dateeren, terloops hebben we op een lezing B van 1555 opmerkzaam gemaakt. Voor het stuk van 1480 hebben we in Privilegieboek C redactie A kunnen vinden, voor het charter van 1469/'70 een origineelen vorm bij benadering. Voor het stuk van 17 September 1469 hebben we het niet verder dan tot een redactie B kunnen brengen. Zooveel over de overlevering van de stukken, nu nog iets over den inhoud. Dadelijk springt de groote samenhang met door Antwerpen verleende privileges in het oog. Het is bekend, dat de Engelschen den handelsnaijver van de twee steden gebruikt hebben, om zooveel mogelijk voorrechten te verwerven. Door met verplaatsing van hun ‘court’ te dreigen, een bedreiging, die verschillende malen werkelijk werd uitgevoerd, wisten zij den magistraat der stad naar hun hand te zetten. Nadat in het stuk van 17 September 1469 de algemeene toezegging was gedaan, dat de Engelschen te Bergen-op-Zoom dezelfde voorrechten zouden genieten, wordt in de volgende privileges aan die belofte uitvoering gegeven. In het privilege van 1469/'70 verkrijgen zij gunstige juridische bepalingen; in het algemeen worden zij geëximeerd van de lagere rechtsinstanties. Zij kunnen op gunstige wijze huizen huren en van de huurverplichtingen ontslagen worden. Voorts verkrijgen zij tal van bepalingen, die hen moeten vrijwaren voor frauduleuze handelingen van de zijde der ingezetenen. Het privilege van 18 October 1480 brengt ons nog meer dan dat van 1469/'70 de groote jaarmarkten van Bergen-op-Zoom voor oogen. Het bevat tal van bepalingen, | |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
waardoor aan de Engelschen allerlei faciliteiten worden verzekerd: een huis wordt bij de jaarmarkten voor hen ingeruimd; een deel van de haven mag alleen door hen gebruikt worden; het lossen van hun waren moet zoo spoedig mogelijk kunnen geschieden. Uit de bepalingen omtrent de te bepalen accijnzen, enz. kunnen wij opmaken, om welke handelswaar, bovenaan laken, waaraan tal van artikelen zijn gewijd, het vooral gaat. Het laatste stuk, van Mei 1555, bevat een merkwaardige narratio. Op eenigszins naïeve wijze wordt hier een verklaring van het verval der handelsbetrekkingen gegeven. Het wordt daar voorgesteld, of de handelsverplaatsing het gevolg is van een reeks misverstanden, waardoor de ‘vriendschap’ tusschen Engelschen en stedelingen verminderd is, zonder eenig vermoeden van een dieperen economischen en misschien wel geographischenGa naar voetnoot1) ondergrond. Dit laatste stuk is ook belangrijk voor de vele namen van Engelsche kooplieden, die er in genoemd worden. Nog naar een andere zijde zijn deze stukken belangrijk. Ze bevestigen nog eens opnieuw het nauwe verband tusschen handel en staatkunde. Het is niet betrekkelijk toevallig, dat Jan van Bergen tegenover den Fransch gezinden Chièvres één der hoofden der Engelsch-gezinde partij vormde. Immers evenzeer als de Vlaamsche steden zich slechts staande konden houden door een stelsel van protectie tegen de steeds sterker wordende Engelsche industrie en daarom bescherming bij Frankrijk zochten, zoo goed was voor de Brabantsche steden, Antwerpen en Bergen-op-Zoom, de Engelsche handel een levenskwestieGa naar voetnoot2). Treffend is de volgende typeering voor de eerste jaren van Karels regeering: ‘Der die Zeit der Minorität Karls V. beherrschende Gegensatz der Croy und Bergues war in hohem Masse orientiert an dem weltgeschichtlichen ökonomischen | |||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||
Kampf, der durch das Zurücktreten Brügges und das Aufkommen Antwerpens bezeichnet ist’Ga naar voetnoot1). Zoo zien we èn in deze privileges èn in Bergens buitenlandsche politiek een zelfde streven naar vriendschap met Engeland, om daardoor den Engelschen handel voor Bergen-op-Zoom te behouden. T. Sj. J. | |||||||||||
I.17 September 1469.
* A: origincele, Nederlandsche tekst van 17 Sept. 1469: ontbreekt. B: Nederlandsche tekst, in den vorm van 1519: C.v. Br. 1083, Alg. Rijksarchief, fo. 96 vo.; Privilegie-boek C, Bergen-op-Zoom, fo. 242 ro. C: Latijnsche vertaling van 1555: Cotton Ms. Galba B XI, fo. 182 vo. (oude nummering), afgedrukt bij Schanz II, bladz. 174 e.v., waar ook nog een Engelsche vertaling wordt aangehaald. | |||||||||||
B (C.v. Br. 1083).Dit naastvolgende articulen is der Natiën van Ingelant naer diverssche communicatiën apart verleent geweest, alst bijden inhouden blijcken machGa naar voetnoota).
Nadat de goede notable cooplieden vander Ingelsscher naciën met hueren aenclevers tot meer stonden hebben begeert vanden heere ende zijnre stadt van Bergen opten Zoom, omme voorsien te wesene van eenige poincten van provisiën, die hemluden zouden moegen bedienen ende grieflic zijn int hantiren van hueren coopmanschepen ende | |||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||
anders etc. tot allen tyden binnen ende buten den Jaermercten, alst hen gebuerde aldaer te commene, van welcken poincten tanderen tijden bijden voorss. heere van Bergen, metsgaders den gedeputeerden vander voorss. zijnre stadt van Bergen metten meestere ende eenigen anderen notabelen vander voorss. Ingelsscher nacie gesproken is ende getractiert, zoe is als nu bijden voorss. heere ende gedeputeerden zijnder voorss. stadt van Bergen metten voorss. meestere ende coopluden vander naciën voorscr. ten slote overdragen, dat de voorss. heere van Bergen, mitsgaders zijnre stadt den voorss. vander naciën alle alsulcke poincten bijden zelven vander naciën overghegeven, diemen bevinden zal bij mijnen genadigen heereGa naar voetnoot1) ende zijnre stadt van Andtwerpen hemlieden verleent te zijnen gonnen - consenteren ende verleenen zal, in alle alsulcker manieren ende voormen, als hen bijden voorss. onsen genadigen heere ende der stadt voorss. verleent is, ende na de teneure van den brieven hem vanden voorss. heere ende stadt daer op gemaict ende gegeven. Ende als van eenigen anderen poincten, bijden voorss. vander naciën begeert, daer of de voorss. brieven gheen mencioen en maecken, zal men hem die willecoren ende consenteren nae d inhout vander instructiën ende begeerten, bij hen overgegeven. Ende zal de voorss. heere van Bergen, mitsgaders zijnre voorss. stadt van Bergen, den voorss. vander naciën voor hen ende huere adherenten daer aff doen hebben goede, beseghelde brieven, in behoorlijcker voormen inde coudemerct van Bergen, nu naestcomende, zonder langher vertreck, staende altoos deen artikel, aengaende den assisen van alsulcken drancken, als zij binnen Bergen bringen zullen, op alsulcke condiciën, als daer mondelinge af gesproken ende gesloten is. Alle zaken ter goeder trauwen, zonder fraude of argelist. Ghedaen inder stadt van Andtwerpen, XVII dage in SeptembreGa naar voetnoota), anno LXIXGa naar voetnoot2). | |||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||
II.1469-1470 (16 Mei 1470?).
A: Nederlandsche lezing, gelijk aan het origineel, of daar het dichtst bij staande: Privilegie-boek C, fo. 225 ro., gedateerd: ‘1469’. B: Latijnsche lezing van 1519: C.v. Br. 1083, fo. 93 ro. en Privilegie-boek C, fo. 237 vo., gedateerd: 16 Mei 1470. C: Latijnsche lezing van 1555: Cotton Ms. Galba B XI, afgedrukt bij Schanz II, bladz. 172, gedateerd: 16 Mei 1470.
α: Voor-oorkonde van Antwerpen van 6 Augustus 1446 (afgedrukt in Schanz II, bladz. 162, e.v.v.). β: Voor-oorkonde van Antwerpen van 12 Augustus 1446. (Hiervan zijn de artikelen, die eveneens als ‘Vorlage’ voor het Antwerpsche privilege van 1 Juni 1518 hebben gediend, aldaar bij Schanz (II, bladz. 231, e.v.v.) in de voetnoten, met ** en †† aangeduid, verantwoord.) | |||||||||||
A.
| |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
sijn, meer sekeren toeganck tot onser Stadt van Berghen, het zij inde merct oft daer buijten, moghen ende selen hebben, van speciale gratie ende gonste tot hemwaerts, met rijpen raide daer op gehadt, voer ons ende onse nacomelingen ende successeuren, het zij heeren oft vrouwen vander stadt van Berghen voirss., alsoo verre als in ons is, hebben wij gegeven ende verleent, ende bij dese onse letteren verleenen den voirss. coopluden ende hen adhererenden ende aenclevenden, alsoo als sij sijn onder de heerlicheit ende macht des coninx van Engelant, sommige pointen ende articulen, hier onder geschreven, in maniere van promisie te gebruijcken in onse voorss. stadt, soo wanneer ende altijt als met hairen dinghen, goeden ende coopmanschappen daer sullen comen oft blijvenGa naar voetnoota). [fo. 225 vo.] § 1. Inden eersten verleenen wij den voorss. coopluden van Ingelant ende hen aenclevende, de welcke wij hebben ende ontfaen met allen hueren goeden, dinghen ende coopmanschappen in onse speciale protectie ende beschuddenisse, alsoe dat zij van nu voirtane met allen hueren goeden ende coopmanscapen voirss. payselick, rustelick ende vredelick comen solen moghen in onse voorss. stadt van Bergen huer saecken, dingen ende coopmanschappen te exercerene ende te doene, het zij in coopen oft in vercoopen, binnen mercten oft buyten de mercten, die gemeynlick plegen ende gewoonelic is aldaer te houdene ende te hebbene. Ende vandaer met hueren voorss. goeden, dinghen ende coopmanschapen vrij moghen te trecken, betalende heur geleije, gelijck zij tot noch toe gewoonelick hebben geweest te betaleneGa naar voetnoot1). Behoudelick, dat niet wederstaende dese onse verleeninghe de voorss. coopluden ende huer aenclevende buijten de mercten van Berghen ende heur verlengenisse niet en selen moghen hen behelpen oft beschudden jegens huere principale schulden, vandaer aff dat zij borghen zijn ende fidejussoren, maer van allen anderen schulden selen sij vrij sijn ende blijven, alle frauden ende bedroch afgesneden. | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
§ 2Ga naar voetnoot1). Voert soo verleenen wij den voorss. coopluden ende die aen hen cleven moghen, dat nijemant van hen en sal moghen worden genomen, oft gevangen worden gehouden voir eenighe schult, oft bij eenige occasie van eenigher civile broken, off emenden civilen, oft om eenighe andere saecken van gelde oft om yet, civilen saecken aengaende, alsoe verre als de ghene, die gehouden oft gevanghen soude worden [fo. 226 ro.] heeft eenen goeden borghe, die voer hem borghe blijven wille, oft voer hem geloven, oft anders soe vele in obstagien ende in pande stellen wille alsoe vele ghelts, oft de wairde daervore, als die schult, daer vore hij gevangen soude worden, gedraghen soude moghen. § 3Ga naar voetnoot2). Item, dat de voorss. cooplieden oft hoir goeden, coopmanschapen oft schulden niet en selen mogen worden genomen oft gearresteert in de voorss. stadt van Berghen om eenighe schulden van anderen ondersaten van het Conincrijcke van Engelant oft eenighe plaetsen hier aenclevende, maer sij moghen worden gehouwen ende gearresteert voer heur propre eijghen schulden ende mesdaet, oft daervoer sij geloeft hebben ende hen personelick daer vore verbonden ende geobligeert hebben, niet wederstaende eenighe andere previlegien, die wij onser voorss. stadt off den ingeseten(en) daer aff verleent tanderen tijden moghen hebben in contrarie hier aff. § 4Ga naar voetnoot3). Item verleenen wij den voorss. coopluden ende huere adherenten voorss., waert, soo dattet gebeurde, dat yemant van hen, dien den anderen in onse voorss. stadt accuseerde voor eenighe misdaet crimineel, daer aff dat hij gevanghen oft gehouden soude worden. Die accusateur ende melder, die sal alsdan oick gevangen worden gehouden van onsen weghe, tot dat die saecke gediscuteert ende ondertast sal worden. Ende off die melder ende aenlegger niet en sal connen gethoonen ofte proeven de mesdaet, die hij den coopman aengeleijt ende geaccuseert heeft, soe sal hij worden gepunieert nade exigencie vande | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
misdaet ende sal worden gecondemneert inde costen. Ende off dijen accusateur oft wroeger gebeurde te vlyen, soo sal [fo. 226 vo.] onse Rechter den coopman, alsoo geaccuseert, sonder eenighe quetssuere oft pijne laten worden gerelaxeert ende laten vrij gaen. § 5Ga naar voetnoot1). Item, oft gebeurde, dat yemant vanden voorscreven coopluden voer eenighe huer mesdaden off excessen soude worden geexecuteert ter doot, soo en selen wij vanden selven sijnen goeden niet anders hebben, nocht onse officieren, dan dat boven de schulden van hen te boven sal comen ende resteren, totdat alle sijn schulden, van hem gelaten, betaelt sullen zijn. Ende alle sijn goeden doen inventarieren ende in geschrifte doen stellen. Ende sonder eenighe verminderinge vanden selven goeden, drie maenden lanc selen doen houden, omme de betalinge van sijnen schulden daer en binnen te moghen doen. § 6Ga naar voetnoot2). Item voert verleenen wij den voorss. coopluden ende hueren adherenten, dat de Raidsman oft Rectoir, dien sij onder hen ordineren selen, met sijnen assessoren ende raidsluden, die sal hebben macht, in onse voorss. stadt van Berghen, te mogen corrigeren de coopluden van huere natie ende te moghen met hen delibereren op de proffijten van hen, omme te decerneren alle tgene, dat hen oirboirlijck proffitelijck sal duncken sijn, omme huer exercicien ende coopmanschappen te deduceren ende te doene ende vrij te determineren ende te beschudden alle questiën ende zaecken, die tusschen de voorss. coopluden sal moghen gebeuren oft vallen. Behoudelick, dat wij daerop, noch daeraen, egeen interesse en hebben bij eenighe van onser emenden oft anders, ende dat dese [fo. 227 ro.] questiën oft saecken niet en concerneren oft aengaen ijemande anders vander voorss. Ingelscher natie, ofte der plaetsen hen aenclevende, der voorss. coopludenGa naar voetnoota). | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
§ 7Ga naar voetnoot1). Item noch verleenen wij den voorss. coopluden, ende hueren adherenten, oft hen gebeurde, oft ijemande van hen, eenighe goiden genomen te worden oft gestolen, het ware heimelic oft fortselic, alsoe verre als de voorss. coopluden geproeven connen oft moghen, dat de goeden alsoe genomen, hen toebehooren zijn, alsoe langhe als sy inden handen vanden dieff zijn off van dien, die de goeden genomen heeft, opdat sij nijet vercocht nocht verandert en zijn op de openbaer merct - - daermen alsulcke goeden gewoonelick is te vercoopene - - soe selen de voorss. coopluden die voorss. goeden mogen recupereren, ende daerop sal onse officier hen schuldich sijn, geringe justicie te ministreren ende te doene, ende den dieff ofte den nemereGa naar voetnoota), opdat hij gecregen worde, voort bedwingen tot geheele restitutie te doene van den selven goeden, uijtgenomen de goeden, die in openbaer oirlogen vanden vianden openbaere des coninxrijcx van Engelant moghen worden genomen. § 8Ga naar voetnoot1). Item, dat egeen enape vanden voorss. coopluden bij sijne misdaden off excessen sal mogen verliesen oft confisceren oft oick verbueren, de goeden van sijnen meester. § 9Ga naar voetnoot2). Item, dat wij selen houden ende doen houden in onse voorss. stadt van Berghen dat gewichte in even gelijcken state ende gewichte, alsoe dat opten dach van | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
nu staet ende is, ende dat wij dat in eenighe manieren niet en [fo. 227 vo.] selen vermierderen off verminderen, ende dat de voorss. coopluden selen betalen vanden gewichte, gelijck zij tot noch toe altijt gewoonelick zijn geweest te betalen. § 10Ga naar voetnoot1). Item verleenen wij oick den voorse. coopluden ende hueren adherenten, dat onder hen raidsluden gestelt selen worden ende gehouden twee stucken van gewicht als exemplaren, daer aff deen sijn sal van vijftich, ende dander van hondert pondenGa naar voetnoota), op dat sij soo vele te sekerder moghen zijn, vander gerechticheijt vanden gewichte, die inde wage van Berghen sonder eenighe mindernisse off meerdernisse sal blijven. Ende soo wanneer de voorss. cooplieden bij heure Rectoren begeren sullen tvoorss. gewicht gevisiteert te hebbene, soo salt, sonder contradictie oft eenich notabel letsel oft toeven, tot huerder instantien worden gevisiteert, sonder eenich laste oft coste van hen. § 11Ga naar voetnoot2). Item soo verleenen wy den voorss. coopluden ende hueren adherenten dat egeen makelaer van coopmanschappen eenich gelt zal moghen hebben vande voorss. coopluden dan alleen, die den goidspenninck gegeven hadde oft selve personelic byder coopmanschap geweest heeft. § 12Ga naar voetnoot3). Item verleenen wy den voorss. coopluden ende hueren adherenten, dat wy, ter begeerten ende requesten van hen, selen doen verlengen ende vertrecken acht oft vyffthien daghen onse mercten. Ende wy willen, dat deselve prolongacie ende vertreckinge sal hebben de selve cracht ende macht, gelyck de principael mercten, ende dese verlengenisse sal worden gedaen ter begeerten van | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
hen, nade exigencie ende behoorte vanden tijde, alsoo dat expediënt ende behoirlick zyn sal. [fo. 228 ro.] § 13Ga naar voetnoot1). Item, dat dese voorss. coopluden selen de huysen hueren om eenen redelycken prys, ende dat by de ordonnantie vanden schepenen van Berghen alsoo, dat, wanneer een huys verhuert geweest is, ende ingeset om eenen redelycken ende sekcren penninck ende prys, dat daer nae niet en sal mogen worden vertiert. Ende de huysen, die noch nyet verhuert en zyn geweest, die selen eerst om eenen redelycken penninck verhuert ende gehuert worden. Om by alsoo, dat eenich coopman woude van der stadt van Berghen trecken, die sal moghen vander hueren vanden huyso by raet ende nae den tyt, dat hy daer inne geweest heeft, betalen ende daermede vry zyn, ten ware dat deselve coopman by heele jaren oft sekere termynen gehuert ende coop gemaect hadde. § 14Ga naar voetnoot2). Item, dat de werklieden, die de voorss. coopluden van noode zyn, ende specialike de pynders, inde mercten, ende oick in de verlengenisse der selver, selen moghen vry ende vredelic wercken, sonder contradictie oft wederseggen van yemande, tot haren willen ende proffyte vanden selven coopluden. § 15Ga naar voetnoot3). Item soo sullen de voorss. coopluden voer elck geheel laken betalen, voer assyse, eenen halven grooten brabantsch. Ende alsoe vele voer twee halve. Ende twee lakenen, kersay geheeten, die sullen worden een geheel laken gerekent, ende alsoe vele salmen daer vore betalen. § 16Ga naar voetnoot3). Item voer vier stucken, stockbreet, voer een geheel laken gerekent, ende alsoe vele daervore betalen. Item twee stucken, geheeten rolle vriesen, voer een [fo. 228 vo.] geheel laken, ende soo vele sal men desgelicx daer vore betalen. Item twee stucken, geheeten worsteynen, voer een geheel laken, ende daervore salmen | |||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||
soevele betalen voer de assyse ende alsoo voert nade moderatie voorss.Ga naar voetnoot1). § 17Ga naar voetnoot2). Item soo gelooven wy ende verleenen den voorss. coopluden, oft gebeurde, dat yemand van hen bynnen der heerlicheit van Berghen, gequetst, gewondt oft gedoot worde, dwelck Godt verhueden wille, zoo selen wy terstont, eerst ende alvoren daer oppe genomen hebbende goede informacie, met onsen schoutete sonder eenige dilatie behoirlycke correctie ende punitie daer aff doen, nade exigentie ende begeerte vander saecken, alsoo dat een iegelic zal mogen syn in exempel, desgelicx niet meer te doene. § 18Ga naar voetnoot3). Item oft gebeuren mochte, dat eenighe coopluden voorss. oft hoiren schipluden huer schip, off eenighe ander instrumenten van schepe, eenige injuriën, molestiën, achterdeele oft schade gebeurde, het ware in eenigen coorden, anchoren oft cabelen vanden schepen tontbinden, aff te snyden oft te scheuren, - by welcker occasie de goeden vanden voorss. coopluden mochten in laste oft schaden comen -, soo gelooven wy, met onsen schoutete, seer geringe ende corttelick correctie ende punitie daer op te doene, ende den selven misdaders ende injuriateurs, in huere lyve ende goede, restitutie daer aff te doene, nae exigencie vander schade ende saecken, alsoo die sal worden bevonden. § 19Ga naar voetnoot4). Item soo gelooven wy den voorss. coopluden ende hoire adherenten, thuerer requisitie, goede diligentie ende [fo. 229 ro.] expeditie van rechte te doene, als sy sullen comen voer de justicieurs ende rechters vander stadt van Berghen opter stadthuys. Dat sy alsdan terstont als de sake, die daer hancht, gedecideert sal syn, terstont soo salmen de voorss. coopluden horen ende seer geringe expediëren heur querele, questie oft zake, die sy opdoen sullen, nae de gelegentheit vander saecken. | |||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||
§ 20Ga naar voetnoot1). Item, dat een iegelic vander voorss. coopluden sal moghen stellen ende ordineeren eenen procureur in syn plaetse, oft gebeurde, dat hy oft eenich van hen souden moghen uyter stadt syn oft trecken. Ende de selve procureur, die soude ende sal moghen vervolghen alle die saecken ende rechten, die de coopman heeft, alsoo dat behoiren sal. § 21Ga naar voetnoot2). Item, dat dese voorss. coopluden sullen moghen kiesen, thuer wille, wercklieden, binders, factoers, dragers, die sy selen willen hebben ende behoeven, de welcke selen hen doen eenen eedt, dat sy selen getrouw syn ende doen den voorss. coopluden getrouwen dienst. Ende dat sy voer huerer arbeyt sonder gekyff oft eenighe discordie hoiren loon daer aff nemen ende ontfaen sullen, gelyck sy anderssints gewoonelick zyn tontfane. Ende off yemand van desen wercklieden teghens yemande vande voorss. coopluden injurieerde oft misdade, de selve werckman sal gecorrigeert worden byder ordinancien, onder de selve coopluden tot nochtoe onderhouden. § 22Ga naar voetnoot3). Item soo verleenen wy de voorss. coopluden, dat sy van allen questiën ende geschillen, die onder hen syn off comen moghen, oft onder andere, van andere natien, selen worden gedecideert ende gesloten vanden schoutete ende schepenen van Berghen, ende nyet voer eenich gulde van der stadt van BerghenGa naar voetnoota). [fo. 229 vo.] Ende alle dese voorss. puncten ende articulen voorss. int geheel ende een iegelyck bysondere hebben wy, Jan, heere van Berghen opten Zoom, tot Glymes etc. voorscreven, voir ons ende voir onse nacomelinghen, heeren ende vrouwenGa naar voetnootb) vanden lande van Berghen | |||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||
etc. ende in toecomenden tyden, alsoo verre alst in ons is, verleent ende verleenen den voorss. coopluden ende horen adherenten ende aenclevers. Ende wy Borgemeesters, Schepenen ende Raiden der voorss. stadt van Berghen voer ons ende voor onssen nacomelinghen, alsoo verre alst ons aengaet, oft by eeniger redenen dat wy interesse daerinne hebben moghen, verleenen insgelicx oock den dickwylen genoemden cooplieden, ende allen die ghenen, die daer aencleven, om te useren ende te gebruyken vry, paiselick ende vredelick inde voorss. stadt van Berghen ende inden bewinde, jurisdictie ende heerlicheit vander selver stadt, het sy buyten mercten oft inde mercten, diemen gewoonelick is hier te houdene ende te hebbene, staende de treugen ende paeys tusschen den Coninck van Engelant ende synen ondersaten aen deener syde, ende onsen heere den hertoge ende synen ondersaten aen dander zyde tot sekeren blyckenden letteren ende van sekeren articulen onses voirss. genadichen heeren shertogen, geheeten ‘dentrecours’, onder den Coninck voirss. ende syne ondersaten ter eenre, ende den voorss. onsen genadigen heere den hertoge ende synen ondersaten aen dander zyde, loop hebbende tot veertich daghen nae dexpiratie ende revocatie vanden selven letteren, ‘dentrecours’ geheeten, daer naestvolgendeGa naar voetnoota), alsoo verre als de voorss. coopluden saulfconduit ende geleyde van onsen genadigen heere, voorscreven, connen gecrygen ende verwervenGa naar voetnoot1). Gelovende oick wy Jan, heere van Berghen etc., in goeden trouwen de voorss. puncten ende articulen, in formen ende [fo. 230 ro.] condiciën voirschreven, wel ende getrouwelick tonderhouden, alsoo verre als in ons is, ende doen houden, ende daer tegens niet te comenen noch te doen by ons oft by yemande anders, by middele off | |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
sonder middele, by eenighen gevonden, oft slincke verwen ende coloiren, alle fraude ende bedroch uytgenomen. Ende in meerder gelove en getuygenisse van allen den voorss. puncten ende articulen, soo hebben wy onsen grooten segel hier aen dese presente letteren doen aenhangen. Ende wy Borgemeesters, Schepenen ende Raedtsluyden der stadt van Berghen voirss., voer ons ende onse nacomelinghen, alsoo verre alst ons aengaet, oft by eenighen redenen interesse daer inne moghen hebben, soo hebben wy onsen segel ter saecken van der voirss. stadt van Berghen, aen desen letteren doen aenhangen. Gegeven inden jare ons rHeeren, duysent vierhondert negenentzestichGa naar voetnoota). | |||||||||||
III.18 October 1480Ga naar voetnoot1).
A: Oorspronkelijke redactie: Priv. boek C, fo. 230 vo. B: Redactie van 1519: C.v. Br. 1083, fo. 97 ro., gedateerd: 18 October 1480. C1: Nederlandsche tekst (alleen de bepp. van 1555): Priv. boek C, fo. 243 ro. C: Redactie van 1555 in het Latijn: Cotton Ms. Galba B XI, fo. 183 ro. (oude nummering), bij Schanz, II, bladz. 175. | |||||||||||
A.Allen denghenen die nu zyn ende naemaels wesen sullen, wy, Johan, heer van Berghen opten Zoom, tot Glymes, tot Brecht, enz., borgemeesters, schepenen ende raedt van der stadt van Berghen voorss. ter eenre zyden, ende Jan Pickering, gouverneur, ende gemeyne coopluden vander natiën ende Coninckrijke van Ingelant ter andere, | |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
saluyt. Doen te wetene ende bekennen by desen tegenwoirdigen brieve voor ons, onse oiren ende nacomelingen ende allen den ghenen, dien de saecken ondergeschreven, nu oft in toecomende tijden, aangaen ende nopen sullen moghen, alsoo voermaels bijden voorss. gouverneur ende gemeyne coopluden sekere begeerten gedaen, ende met geschrift vuergegeven syn geweest, ons, Johanni, heer van Berghen ende onser stadt van Berghen voorss., - daerop vele ende diversche dachvairden gehouden zijn geweest-, dat wij daerop aen beiden syden wel minnelic ende eendrachtelic geaccordeert ende overcommen syn inder vuegen ende manieren, dat van nu voirtane tot allen toecomenden tyden de voorss. gemeyne coopluden van Ingelant, de Jaermercten van Berghen met hueren goeden ende coopmanschapen versueckende ende frequenterende met hueren suppoosten ende adherenten, sullen genieten, useren ende gebruycken inder voorss. stadt van Berghen, alsulcke privilegiën, liberteyten, vryheden, ghiftepuncten ende ordinantiën, als hiernae beschreven staenGa naar voetnoota). § 1. In den eersten, datmen de voorss. coopluden altijt onderhouden sal, ende doen onderhouden, in goeder [fol. 231 ro.] justiciën ende hueren privilegiën. Ende soo wanneer eenich vanden voorss. coopluden tot Berghen voer recht te doen sal hebben, ende hem kennisse vermetGa naar voetnootb), het zij van Engelschen oft anderen, datmen die verhooren sal, ende voort naer kennisse ende waerheit, nae recht ende redene, henluden recht ende vonnis doen geschieden, alsoo datmen hen ende hueren getuijgenissen sal geloove geven, gelijck den poorteren der voorss. stadt van Berghen. § 2. Item, dat nyemant, vander voorss. nacien nyet | |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
zijnde, en sal moghen staen in de strate van der Ingelschen, achtervolgende hueren privilegiën. Ende ofter yemant in ware oft stonde, dat die sal moeten ruijmen, ende laten die hebben den coopluden, voer den prijs, dat de selve huijsen zijn getaxeert, opdat se getaxeert sijn, oft alsoo mense taxeren zal. § 3. Item, dat van den goeden, die de voorss. coopluden tot Berghen coopen sullen, bynnen ende buij ten Jaermerten, ende inde waghe gewogen moeten worden, deselve coopluden den heer oft zijne pachteneers van wegene nyet geven oft betalen en sullen, ende daer aff alleenlick gestaen betalende den uytslach, daer voer men tgoet wechvoeren moet ende in gelijcke van dyen van den goeden, die de voorss. coopluden vercoopen sullen den voorss. heer oft zijnen pachteneren daer aff betalen tgeheel weechgelt, sonder den uutslach, die de cooper schuldich is ende behoirt te betalene; hier inne versien, dat midts desen niet bevrijt en sullen wesen andere coopluden, die vander voorss. coopluden eenighe goeden coopen [fo. 231 vo.] ende ontfanghen sullen ende op huere gebuerte moeten gewegen sijn, ende datmen alsoo den voorss. coopluden van Ingelant sal moeten goede expeditie doen ende gereetscap van wegene. § 4. Item, dat nyemant de voorss. vrijheit gebruycken en sal, hij en sal eerst den wagemeester hebben doen blijcken met eenen brieffken vander voorss. natiën, dat hij inde selve nacie is. Ende waert, datmen yemant vander voorss. nacie bevonde, eenich goet gebrocht hebbende anderen lieden, in de voorschreven nacie nyet sijnde, toebehoorende, dat de selve, diet alsoo gedaen hadde, sal verbeuren elcke reyse drye ponden grooten Vlems gelts, daar aff dien derden deel hebben sal de heer van Berghen, dander der stadt ende tderde derdendeel de voorss. nacie. § 5. Item, dat de schippers van Berghen, die vanden voorss. coopluden aennemen eenich goet te vuerene met heurs selffs schepen in Zeelant aen heur schepen oft eldere, de selve schippers gehouden sullen sijn, tselve goet te vuerene met heurs selffs schepen ende nyemant anders over en sullen moghen geven, noch oick in andere schepen ontladen, opte pene van twee ponden swerten te | |||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||
verbeurene ende in manieren voorss. gedeylt te wordene. § 6. Item, dat de voorss. schippers der voorss. cooplieden goeden niet en sullen moghen leggen, dan bynnen denneGa naar voetnoota) ende niet daer buyten, op te peyne hiernae geschreven, wetende, oft zij daer aff de contrarie daden, ende der selver coopluden goeden daer bij, off anders bij hueren schulden, nat worden, dat dan de voorss. schippers daer aff den voorss. coopluden huer schade gehouden sullen sijn op te rechtene [fo. 232 ro.] ende te betalene, ende dat de selve schippers de voorgenoemde coopluden vander vrachte niet en sullen beschattenGa naar voetnootb), niet meer nemende, dan gecostumeert is, opte peyne van twee ponden zwerten, als voren bekeert te wordene. § 7. Item, dat gheen schippers oft aerbeyders aen der voorss. coopluden arbeiden oft wercken en sullen dan die de voorss. coopluden daertoe nemen ende stellen sullen, opte peyne van twintich schellingen swerten, gedeilt te wordene gelijck boven, ende dat om redelijcken ende gecostumeerden loon, sonder yemande te exactionnerene. § 8. Item, soo wanneer de voorss. coopluden huere goeden ende coopmanschappen opgedaen hebben, ende in huere huysen, winckelen oft packhuysen willen doen vueren, datmen hen alsdan sal doen hebben gereetschap van vijff oft ses rollwagenen, die de selve huere goeden sullen moeten wercken voerGa naar voetnoot1) yemande anders, opten ouden gecostumeerden loon. § 9. Item, oft de gouverneur voer recht quame, om kennisse te dragene van zaken, die voer hem gedaen ende geschiet waren, dat daer aff de selve sijn kennisse sal seggen bij sijnen eede, tot sijnder officiën gedaen, sonder nieuwen eedt te moeten doen, alsoo verre als dit in ons is. | |||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||
§ 10. Item, datmen alle Jaermercten van Bergen versien sal, dat die schepen, brengende ende vuerende der voorss. coopluden coopmanschappen ende goeden, drooge ende gevuechelic sullen moghen lossen ende laden aende caye buyten den calckhoven, [fo. 232 vo.] alsoo, dat alle andere schepen sullen moeten ruymen ende is daer inne gegunt den voorss. coopluden tot huere plaetsen de caye buyten den calckhoven, dat is te verstane, westwaerts ane vanden selven calckhoven, daer die nieuwe cauchijeGa naar voetnoota) nu onlancx geleden gemaect is. § 11. Item, soo wanneer ter begeerten ende versuecke vanden gouverneur oft eenigen coopluden vander natiën voorss. bij eenighe van de officieren eenige persoonen oft goeden gearresteert ende becommert sullen worden, dat dan de selve officier de voorss. persoonen oft goeden niet en sal moghen ontslaen, dan bij wille ende consente vanden voorss. gouverneur oft coopluden, tot wiens begeerte hetselve arrest geschiet ware, wetende, oft anders ende contrarie van desen geschiede, dat in dyen gevallen de officier, die dat alsoo gedaen hadde, selve soude moeten staen voerde somme ende actie, daer voer het selve arrest geschiet ende gedaen ware geweest. § 12. Item, dat de voorss. gouverneur ende coopluden elck voer sijn selffs drincken inne sullen moghen leggen wijn, Ingels bier ende ale, sonder daer aff eenighe assijse der stadt van Bergen te gevene oft te betalene. Behoudelick dyen, dat sy gheenen dranck van wijn, Ingels bier oft ale en sullen moghen tappen noch slijten bij gelten potten min noch meer, noch oick daer voer van hueren weerden oft anderen eenighe baten oft goet doen moghen hebben oft ontfanghen, ten zij daervore betalende voer ende eer de geheel assijse. Ende offmen de contrarie van desen bevonde yemande vanden voorss. coopluden gedaen te hebbene, dat die verbeuren sal van elcken vate, daer aff hij yet vertrocke, twintich schellingen grooten Vlems gelts, bekeert te wordene als vore. [fo. 233 ro.] § 13. Item, off in toecomenden tijden eenich coopman vander voorss. naciën, bastaert sijnde, | |||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||
afflijvich worde bynnen der stede oft lande van Berghen, dat dan de voorss. heer van Berghen niet meer rechts hebben en zal aen desselffs goeden, dan ende gelijck oft de selve van getrouwden bedde ende geen bastaert en waer geweest. § 14. Item, oft soo gebeurde, dat mijn genadige heer, de hertoge van Oistenrijck, van Bourgoignen, van Brabant, etc. met sijnen openen mandemente declareret ende ordineert het stapelgoet, ten stapel van Cales behoorende, ende ten selven stapel niet geweest hebbende, geheten verkenen, geconfisqueert te sijne, soe sal de voorss. heer van Berghen deselve mandementen doen executeren bij alsoe de voorss. declaratie goets tijts gedaen worde, op datmen in duytroepen van de merct tselve uytsteken mach, ende bij alsoo men tselve in andere steden, omtrent Bergen gelegen, uytroept ende doet behouden hier inne den voorss. heer van Berghen sijn heerlicheit in de confiscatie van den selven goeden. § 15. Item datmen alle Jaermercten de plaetse opte merct te Bergen voer der voirss. natien huys breeder ende meerder maecken sal, ende ruymen, opdat de coopluden aldaer sullen met malcanderen van hueren dinghen ende coopmanschepen gerieffelic moghen sprekenGa naar voetnoota). § 16. Item is oick mede overcomen, datmen sal maecken een strate, gaende uuter straten, daer de voirss. coopluden met hueren lakenen staen, diemen heet de heylighe geest strate, tot opte huydemerct ende [fo. 223 vo.] over de grebbe een brugge makenGa naar voetnoot1). Item, datmen de ployers, hanterende der voorss. coopluden lijnwaet omtrent den huyse, geheeten de Keersse, bijde merct, sal bewijsen een goede gelegen plaetse, daerop sij sullen moghen stellen een cleijn huysken, dat sij nade merct altijt sullen gehouden sijn aff te doene. § 17Ga naar voetnoot2). Item is oick mede overdraghen, achtervolgende | |||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||
den ordinantiën, voermaels gemaect ende geordineert, datmen van nu voirtane nyemanden, eenigheGa naar voetnoota) Ingelsche lakenen coopende, vander linghden vanden selven lakenen eenighe restitutie oft recompensatie doen en sal, ten ware, off vander linghden vanden selven lakenen inder coopmanschapen yet bevorwaert oft toegeseght ware, maer sal de vercooper moghen gestaen niet te leveren de lakenen, soo sij daer staen sullen der voirss. linghden aengaende, het en ware anders besproken. § 18Ga naar voetnoot1). Item ende is oick insgelicx overcomen, achtervolgende sekeren ordinantiën in voirledenen tijden geordincert, dat nyemant inder Engelscher packhuysen off elders, daer de voorss. coopluden uyt Engelant heur lijnwaet laten packen oft meten, en sal comen vouwen oft ployen, dan dieghene, die der voorss. naciën daer toe cedt gedaen sal hebben, ende desgelicx, dat aldaer niemant en sal comen meten, hij en heeft eerst sijnen eedt gedaen aan sheeren off syne dieneers hant, in presentiën van schepenen ende vanden gouverneur vander voorss. natiën off sijnen gedeputeerden, onvermindert den heere sijnen rechte opte peyne van twee pont swerten, te verbeuren van elcken punte, soo dickwijl alst geviele, ende bekeert te wordene als vore. Ende hier aff sal de schoutet eedt moghen nemen van den ghenen, daerment opt vermoeyt. § 19Ga naar voetnoot2). Item, datmen oick alle Jaermercten van Berghen uytroepen ende cundighen sal, dat niemant opten wissel sijn gelt en sal moeten ontfanghen dan bij sijnen wille ende consente, ten ware, dat de stadt van Antwerpen verantwoerden woude voer heuren wisselare, off dat eenighe andere der stadt van Berghen alsulcken borghen stelden, dat de stadt van Berghen daer vore selve verantwoerden woude, daer aff men sal uytroepen dysserGa naar voetnootb) aff sijn salGa naar voetnootc). | |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
§ 20Ga naar voetnoot1). Item, oft yemant eenighen vanden coopluden voorss. met eenighen vanden voorss. dienaren woude doen vangen voor den somme van twintich schellingenGa naar voetnoota) vlems gelts, oft daer ondere, soo sal die dienaer gehouden sijn die coopman voer den gouverneur van der voirss. natiën te leydene, om indyen hem belieft, den selven te doen verborgen. Ende dat dan de dienaer dat alsoo sal laten geschieden, ende dan den selven coopman niet mogen gevangen leggen, de voorss. borchtocht gedaen wesendeGa naar voetnootb). § 21Ga naar voetnoot2). Item, alsoe inde puncten van gebreke mede genoept ende geroert is geweest van eenighen beclage van nieuwicheden van heringhe, zeepe ende olye, soo is daer op geaccordeert, bij alsoo tselve nieuwicheit is, datmen daer aff cesseren sal, ende den voorss. coopluden ongelast laten, wetende oick, in dyen tselve voertijts van outs geweest is, dat dan de selve coopluden dat sullen blijven betalene gelijck sij gedaen hebben. § 22Ga naar voetnoot3). Item ende midts al tghene, dat voorschreven staet geaccordeert ende overcommen, soo is de voorss. natien voert gegunt, geconsenteert ende gegeven, tot der voirss. gouverneurs ende gemeyne coopluden behoeff, tot eeuwighen daghen te hebbene, te besittene ende te gebruyckene thuys ende erve, dat de voorss. stadt van Berghen teghens hueren lieven heer van Berghen gecocht ende vercreghen heeft, gestaen aldernaest den Raethuyse aende merct, geheeten Leeuwenborch, metten hove, gronde en alle der toebehoorte vry ende vranck van allen voerchynsen, commeren ende calaengiënGa naar voetnootc), die daer op eenichssints souden moghen comen oft bevonden worden, alsoo langhe als de voorss. coopluden die jaermercten van Berghen met hueren goeden ende coopmanschepen | |||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||
hanteren, besuecken ende frequenteren, op sulcke conditie, dat de voorss. gouverneur ende coopluden vander voirss. natien van Engelant tselve huys ende erve niet en sullen moghen vercoopen, versetten, wechgeven, veranderen, becommeren off beswaren. Maer oft gebeurde in toecomenden tyden, des oft Godt wille nemmermeer en sal, dat de voorss. coopluden, de voorss. mercten van Berghen niet en frequenteerden oft en hanteerden in maten voorss., dat alsdan ende in dyen gevalle die Burgemeesteren ende Schepenen voorss., ter voorss. stadt van Berghen behouff, t voorss. huys, met allen synen toebehoorten, nae hen trecken ende behouden sullen, tot aender tyt, dat de selve coopluden de voirgenoemde Jaermercten van Berghen wederomme hanteren, frequenteren ende besuecken sullen. Ende soo wanneer sy wederomme de voorss. mercten met heuren goeden ende coopmanschapen comen hanteren ende (fo. 235 ro.) besuecken, soo sullen sy tselve huys ende erve weder aen moghen veerden, vry ende onbecommert, gelyck voirss. staet. Ende midts tghene dat voorscreven staet, zoo syn aff te nyete vereenicht ende geaccordeert, alle puncten van differentien ende begeerten, die eenichssints totten daghe toe vander date deseren letteren uytgestaen moghen hebben tusschen ons partyen voirgenoemd te beyden zyden, ende sullen alsoo voertaan de voorss. coopluyden commen, frequenteren ende hantierenGa naar voetnoota) de voorss. mercten van Berghen, gelyck zy totten daghe toe vande geschille hebben gedaen. Ende doen, midts desen, wy, gouverneur, ende gemeyne cooplieden der voorss. natien affstant, ter voorss. stadt behouff, van alsulcken huyse, gestaen by sint Jacobs capelle aende huydemerct tot Berghen voorss., als ons by de selve stadt tanderen tyden gegunt ende gegeven is geweest, ende wy gebruyckt hebben. Bekennende, aentselve huys gheen recht noch gesach meer te hebbene. Behoudelick nochtans hierenboven der voirss. natien hueren anderen privilegien, voer vercreghen ende geworven van ons, Janne, heer van Berghen voorss. ende onser stadt van Berghen voorss. in huerer geheelder weerden ende virtuyte | |||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||
te blyvene, alle dinghen sonder arghelist. Ende om dat wy, Johan, heer van Berghen, Borghemeesters, Schepenen ende Raedt der stadt van Berghen voorss. ter eenre zyden, Jan PickeryngeGa naar voetnoota), gouverneur ende gemeyne coopluden vander voirss. natien ter andere, willen ende uyterlick met herten begheren, dat alle puneten, privilegien, ghiften ende ordinantien ende appoinctementen voorss. tot eeuwighen toecomenden tyden van goeder weerden, vast en onverbrekelic gehouden ende onderhouden worden voir ons, onsen oiren ende naecomelinghen, soo hebben wy, in meerder kennissen, dese opene letteren besegelt met onsen segel, te wetene wy, Jan, heere van Berghen voorss., met onsen propren segel, Burghemeesters, Schepenen ende Raidt der voirss. stadt van Berghen, metter selver stadt segel ten saecken. Ende wy, gouverneur ende gemeyne coopluden, metten gemeenen segel der voirss. nacien van Ingelant, dien wy samentlick in desen gebruycken. Gegeven opten achthicnsten dach deser maent Octobris, inden jare onsheeren, alsmen schreef duysent vierhondert ende tachtich. | |||||||||||
IV.16 Mei 1519.
A: lezing van 1519: C.v. Br. 1083, fo. 92 ro. en fo. 101 ro.; Priv. boek C, fo. 236 ro. en fo. 246 ro. B: lezing van 1555: Cotton Ms. Galba, B XI, fo. 178 ro. (nieuwe nummering: fo. 165 ro.) en fo. 185 ro. (oude nummering): bij Schanz II, bladz. 170 en 250; op deze laatstgenoemde bladzijde verwijst Schanz naar de overeenkomstige artikelen van de Antwerpsche voor-oorkonde van 1 Juni 1518. V: voor-oorkonde van Antwerpen van 1 Juni 1518: bij Schanz II, bladz. 231 e.v.v. | |||||||||||
A (C.v. Br. 1083).Universis et singulis presentes literas visuris seu audi- | |||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||
turis nos Joannes, dominus temporalis territorii et oppidi de Berghis supra Zomam, de GrimberghenGa naar voetnoota), de WaelhainGa naar voetnootb), etc. baro et aurei velleris serenissimi Hispaniarum Regis decurio, ac burgimagistri, scabini, et consules dicti oppidi de Bergis, salutem et omnis boni incrementum. Notum facimus, cum olim per nobilem et generosum dominum, felicis memorie, dominum Johannem, dum in humanis ageret, predicti dominii et oppidi de Bergis dominum temporalem, predecessorem ac genitorem nostrum, nee non per burgimagistros, scabinos et consules ejusdem opidi, tune existentes, ob singulare reipublice commodum et subditorum prenominati nostri oppidi de Bergis utilitatem, spectabilibus, honestis ac providis viris, gubernatori et majoribus, nomine omnium mercatorum ac subditorum inclite nacionis Anglicane, quedam speciales provisiones, previlegia et libertates date et concesse fuerint, ut ipsis eo securius unacumGa naar voetnootc) suis rebus et mercimoniis quibuscumque ad predictum oppidum nostrum Bergense tempore nundinarum sive extra nundinas pateret editus, accessus simul et recessus. Queque insuper prenominatis, gubernatori, majoribus, et mercatoribus dicte nationis, promissum fuerat, predicta eorum previlegia promissionesGa naar voetnootd) et libertates appensione, tam quondam nostri genitoris, quam ad causas prenominati oppidi, sigillorumGa naar voetnoote) in eorum robur ac fidem muniri et corroborari, hoc tamen usqueGa naar voetnootf) in hodiernum diem incompletum existit, unde inter dilectum nostrum dominum, Joannem Hewster, gubernatorem modernum ac majores dicte nacionisGa naar voetnootg) mercatores ex una, et | |||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||
nos, unacum burgimagistris, scabinis et consulibus dicti nostri oppidi partibus ex altera, certe discordie, difficultates et controversie orte ac mote fuerunt, ad quas quidem difficultates et controversias sedandas et sopiendas, ac imposterum similes precavendas, amoremque et amicitiam mutuas perpetuo fovendasGa naar voetnoota), intertenendas et observandas, nos, unacum prenominatis nostris burgimagistris, scabinis et consulibus dicti nostri oppidi de Bergis destinaveramus ad inclitam Londinarum regni Anglie civitatem, nobiles ac discretos viros, dominum Arnoldum de WerviaGa naar voetnootb), militem burgimagistrum, ac magistrum Jacobum de TeylingenGa naar voetnootc), ejusdem oppidi nostri de Bergis pensionarium, nostros deputatos commissarios speciales, quibus mandatum speciale dedimus, ut ipsi nostra auctoritate et nomine antedicti nostri oppidi cum eisdem spectabilibus, honestis et providis viris, gubernatore ac majoribus ejusdem incliteGa naar voetnootd) nationis Anglie, super singulis differentiis, controversiis et difficultatibus, prius habitis, et precipue super confirmatione, auctoritate et sigillatione predictorum privilegiorum, - tam antiquorum, olim per nostrum genitoremGa naar voetnoote) ac predictum nostrum oppidum eidem nationi concessorum, etiam pronunc juxta tenorem privilegiorum, necnon aliquorum novorum articulorum, per senatum Antwerpiensem antedicte nationi nuper concessorumGa naar voetnoot1) - tractarent ac pari concordia concluderent ac pro conservatione et imperpetuum eorundem | |||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||
observacione, poenam sive mulctaun mille scutatorum - quatuor solidos monete Flandrie pro quolibet scutato computantes - apponerent, dictosque consules nostri oppidi, pro tempore existentes, ad illam nomine dicti oppidi incurrendam, obligarent toties, quoties negligentes fuerint, super eisdem privilegiis per aliquem ex Anglis juridice requisiti secundum eorum tenorem et formam justiciamGa naar voetnoota) exhibere eandemque penam sic, ut premittitur, et non alias commissam mediatim nobis et mediatim antedicte nationi fore applicandamGa naar voetnootb) promitterent, sicut istud lucidius per nostras litteras commissoriales, desuper confectas ac eisdem nostris commissariis traditas, constare posset, vigore quarum, antedicti nostri commissarii cum eisdem gubernatore et maioribus dicte nationis convenerunt, concluserunt et concordarunt in sigillationem, confirmationem et auctoritatem privilegiorum subsequentium illaque, tam nova quam vetera, sub antedicta pena et condicione imperpetuum fore observanda stipularunt,
| |||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||
A (C.v. Br. 1083).Sequuntur certi articuli de novo antedicte nacioni in vim privilegiorum concessi anno millesimo quingentesimo decimo nono, prout inferius patebitGa naar voetnoot1).
§ 1Ga naar voetnoot2). Item, quod dicti mercatores utentur seu uti debeant eorum previlegiis in omnibus articulis et pun(c)tis, prout eis concessa sunt. Et si eisdem mercatoribus aliquod fiat impedimentum, quomodo hoc fiat, vel si eadem previlegia ampliata vel lucidius declarata habere voluerint in uno seu pluribus punctis, extunc illi de oppido Bergensi, moniti ex parte ejusdem nationis, facient eis assistenciam desuper, juxta et secundum qualitatem cause, deputatos oppidi notabiliter destinabunt una cum deputatis ex parte nationis Anglie predicte apud illustrissimum dominum nostrum regem et ducem Brabancie et nobile consilium ejusdem, ubi hoc opus erit, absque hoc, quod mercatores Anglie occasione deputandorum ab ipso oppido Bergensi in hac parte ullas facient expensas, ymmo ipsi de Bergis eorum laboribus et expensis juvabunt prosequi, quod hujusmodi impedimentum amoveri debeat et ampliacio fiat, prout decebit. § 2Ga naar voetnoot3). Item, quotiens processus vel predicte nationis vel alicujus particularis persone ipsius nacionis ad eum statum ductus est, ut conclusum sit in causa, promittimus sentenciare et finem cause imponere infra sex proximas hebdomadasGa naar voetnoota). § 3Ga naar voetnoot4). Item et omnes qualescumque intercursusGa naar voetnootb) regios | |||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||
et principales, que et quos promittimus in omnibus et singulis punctis ad unguem observare et observari et interteneri facere et pro viribus majori cum robore ratificare et confirmare. § 4Ga naar voetnoot1). Item concedimus, quod si dicte nationis mercatores infra opidum nostrum Bergense oleum smigmaGa naar voetnoota), vina cujuscumque coloris seu nature aut similes liquores emerint, que ad partes Anglicanas deferre velint, non tenebuntur ipsi, sed illorum venditoresGa naar voetnootb) pro talium eductione imposiciones seu assisias solvere, sic, quod libere et sine cujuscumque contradictione aut alicujus imposicionis seu assisie exactione poterunt illa ad naves suas adducere et deferre. § 5Ga naar voetnoot2). Item, si contingat, quod aliqui mercatores Anglie, utpote unus aut plures se rebellem aut rebelles facerent erga gubernatorem aut vicem ejus tenentes ejusdem nationis nec se offerreGa naar voetnootc) neque se disponere ad ipsius gubernatoris obedientiam et ipsi rebelles et inobedientes venerint aut reperti fuerint in oppido aut suburbio Bergensi, tunc legislatores dicti oppidi, pro tempore existentes, eidem gubernatori assistenciam facient et juxta eorum posse cooperabuntur, quando hujusmodi inobedientes obediant aut ad obedientiam deducantur juxta tenorem et effectum previlegiorum nationi desuper concessorum, carceres scilicet et instrumenta punitiva prestando. § 6Ga naar voetnoot3). Item, si aliquis temporibus nundinarum Bergensium vel earundem prolongationibus de prefatis mercatoribus Anglie intencione emendi mercatur pannos Anglicanos, emptor videbit pannos eorum latitudinem et longitudinem coram se in presentia sua et ante oculos suos, et si mercantes et contrahentes inter se concordaverint ante palme dationem, hoc est voorden coopslach, quatenus panni debeant mensurari, theutonice, dat se gestreken zullen zijn, | |||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||
sic emptor habebit post mensurationem liberam electionem, an velit pannos tenere vel non tenere, conditione tamen adjecta, si panni reperiantur, prout partes contraxerunt vel inter partes concordatum est, tunc emptor non poterit resilire, sed tenebitur intertenere conventionem juxta concordata. Si autem post datam palmam, hoc est naden coopslach mentio facta sit vander strijkinge, nihilominus emptor stabit et manebit contentus de mensura latitudinis vel longitudinis, prout comperietur, nisi certi panni scissi reperiantur seu aliter defectuosi aut per prius ante palme dationem conventum sit aliter. § 7Ga naar voetnoot1). Item, quod si panni, qui soliti vel assueti sunt mensurari atque qui venduntur per ulnam vel mensuram vendantur quatenus ille contractus suum debitum sorcietur effectum, secundum et juxta formam et naturam verborum contrahencium sic et taliter quod nullo modo a tali contractu recedere licebit. § 8Ga naar voetnoot2). Item, si aliquis mercator Anglie sub gremio prefate nationis latitans cuivis homini semipannos vel non integros, theutonice metten stucken, sicut in officina seu taberna jacent vel jacere deperiantur, vendit neque inter mercandum vel contrahendum ante contractus consummationem ulla facta mentio est de panni vendibilis vel venditi longitudine seu latitudine, sed venditio facta est simpliciter, sine aliqua interpositione cujuslibet conditionis et etiam consummata venditione, desuper ordinamus et concludimus, quod in eventum illius emptor talis nullam emendam vel reparationem vel restaurationem recipiet neque ad ullam emendam venditor obligabitur casu quo non reperiatur determinata aliqua vel solita latitudo vel longitudo post contractum consummatum, salvo tamen, quod, si aliqua verba intra contrahendum intercesserunt, illorum verborum natura et substancia servabitur. 9Ga naar voetnoot3). Item, quando aliqua persona pannum seu pannos emeritGa naar voetnoota), ut prius metten stucken, et emptor etiam post | |||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||
venditionem consummatam invenerit aliquem defectum vel corruptelam in pannis emptis, que corruptela vel qui defectus ab extra perspici possetGa naar voetnoota) minime, tunc venditor, quod deest, debet perficere vel restaurare et ementis indempnitati consulere, juxta dictamen et judicium, proborum fidedignorum aliorum mercatorum, prout justicia suadet. Proviso tamen, quod si emptor, cognita corruptela vel defectu, venditori reportare voluerit, tenebitur eosdem pannos venditori reportare et eidem intimare et demonstrare defectum in proximo emporio immediate sequente, sic, quod si venditio facta est in nundinis paschalibus Bergensibus, reportatio, intimatio et demonstratio fient in nundinis pentecostalibus Antwerpie et sic consimiliter prosequendo nundinas illorum duorum emporiorum oppidorum, alioquin nec venditor tenebitur ad reparationem reperti defectus vel corruptele, neque indempnitati ementis consulere oportebit, fraude tamen et dolo seclusis, adjecto etiam, quod hujusmodi corrupti seu defectuosi panni in proximo emporio reportentur, intimentur et demonstrentur ab emptoribus ipsis venditoribus in eadem specie, qualitate et quantitate, sine aliqua mutatione seu variatione per tonsores, tintores et fullones seu alios quoscumque illatos alias quidem venditor talis predictos pannos recipere minime arctabiturGa naar voetnootb). Ut autem predicte conventiones, conclusiones et accordata omnia et singula, tam nova quam vetera previlegia, sic ut premissa sunt, seu premittuntur, inviolabiliter, imperpetuum observientur, atque observari poterunt, nos, Johannes, dominus temporalis dominii et oppidi de Bergis antedicti, ac burgimagistri, scabini et consules ejusdem oppidi Bergensis et eo nomine, promittimus dicte nacioni, pro nobis nostrisque successoribus omnia et singula, prout per nostros commissarios in prohemio accordata sunt observare et intertenere ac observari et interteneri facere, sub pena mille scutatorum - - quatuor solidos monete Flandrie pro quolibet scutato computando - - applicanda | |||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||
prout ibidem in antedicto prohemio contineturGa naar voetnoot1), quotiescumque de jure vel facto - - advertissimento tamen primo - - contraventium fuerit, quinimo et impedimentum, quod intervenerit, amovere. Qua si quidem pena soluta vel non soluta, omnibus et singulis nihilominus conclusis et accordatis in suo robore et firmitate permanentibus. In quorum omnium et singulorum fidem et testimonium premissorum, sigillum nostrum magnum presentibus litteris duximus appendendum. Et nos, burgimagistri, scabini et consules oppidi Bergensis sepedicti et eo nomine, pro nobis et successoribus nostris, quantum nos tangit, sigilli ejusdem oppidi ad causas, presentes litteras fecimus appensione communiri. Datum anno Domini, millesimo quingentesimo decimo nono, sextadecima die mensis Maii. | |||||||||||
V.Mei 1555.
Cotton Ms. Galba, B. XI, fo. 165 ro. en fo. 173 vo. e.v.v. (nieuwe nummering).
Ga naar margenoot+ In Dei nomine, amen. Nos, Johannes, marchio Bergensis, dominus de BorchvlietGa naar voetnoot2), notum reddimus universis, quos he nostre littere devenient. Quum antecessorum nostrorum vestigia insequentes, nedum ea, quae ipsi nationi mercatorum Anglie indulta, privilegia et beneficia impenderunt et concesserunt, confirmare, roborare et renovare cupimus, intendimus, veram etiam pro maiori et firmiori inter nos federe et unanimi concordia resartienda atque restauranda et nova quedam eisdem concedere et precedentibus adji[cere], prout inter nos et eandem nationem | |||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||
hoc mense Maii anni millesimi quingentesimi quinquagesimi quinti conclus[um?] est, desideramus. Quamobrem ab antiquis ad nova descendentes, quedam hoc tempore inutilia resecantes, alia ex lingua vernacula et teutonica in latinum transfer[ri]Ga naar voetnoota), adhibitis ad hec perficienda nostris locum tenentibus et ceteris qui nobis sunt a consiliis, primum hic inseri curavimus articulos privilegii, quondam antedicte nationi Anglicane con[cessos?] anno millesimo quadragentesimo septuagesimo, mense Maii die decimo sexto, quorum primus unacum prefatione s[ua?]. Et est tenoris prout sequiturGa naar voetnoot1).
[fo. 173 vo.] Nichilominus quu[m] subsequentibus temporibus, tam bellorum occasione quam ceterarum rerum inmutatione paulatim cepit labefactari nationis Anglorum in oppido Bergensi ordinata frequentatio, ita, ut ipsorum negotationes incerto ordine nec statutis locis et tempore agi ceperunt, et tandem eo negotia devenerunt, ut [m]emoria quidem antegestorumGa naar voetnootb) adhuc extet, sed omnia ita [fo. 174 ro.] nunc inveniuntur inversa, immutata et ab omni nor[ma] et reguaGa naar voetnootc) submota, ut nisi novo remedio, immo nov[is] initiis et fundamentis - - quum vix aliquid restat pristin[orum] vestigiorum - - occurratur, | |||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||
nulla omnino sit spes, rem jam pene extinctam et fere demortuam resuscitare. Verum quia ille Deus optimus, maximus, apud quem omnia ante secula descripta sunt et qui rerum vicissitudines sua tenet manu et quem vult, elevat, et quem non vult, dejicit atque in hominum cordibus, etiam ipsis insciis, non previsa aut precogitata operatur sua benignissim[a] bonitate - - cui soli omnis honor et gloria debetur - - in hiis, que nobis adversa et mala videntur, quum apud Eum nec injusta nec iniqua esse possunt, licet nobis sint incognita, hoc suo beneficio operatus est, ut mercatorum Anglie nationis animos, jamdiu ab oppido Bergensi - - adversa quadam rerum suarum vicissitud[ine] temporum injuria contingente - - sejunctos atque utcunque subalienatos in pristine societatis atque amicitie memoriam reduxerit, et novis jam et justis occasionibus occurrentibus eo res deducte sunt, ut inter nos Joannem, marchionem Bergensem, dominum de Borchvliet etc., Joannem van Steen et Cornelium de Clerck, burgimagistros, magistrum Henricum van Wensson, Henricum Arnouts, Franciscum Mantean, Gulihelmum de Rouck, Antonium Lemson, Jacobum van [den] Breen, Joannem de Ayela et Henricum de HelmontGa naar voetnoota), scabinos oppidi nostri Bergensis et magnificos dominos, dominum Joannem MarsheGa naar voetnoot1), presidem et gubernatorem mercator[um] nationis Anglie has partes frequentantium, dominum Anthonium Huse, armigerum, supreme curie cancellarie Anglie mag[istr]umGa naar voetnoot2), | |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
dominos Thomam LodgeGa naar voetnoot1) et Joannem WhiteGa naar voetnoot2), senatores inclite civitatis Londoniensis, Joannem Salthorpe, Richardum Hilles, Philippum Bolde, Thomam BannesterGa naar voetnoot3), Nicholam WhelarGa naar voetnoot4), Richardum SpringamGa naar voetnoot5), Thomam SmithGa naar voetnoot6), predicte societatis mercatores et Thomam NicollsGa naar voetnoot7), dictorum mercatorum et societatis Londinii residentium secretari[um], oratores, com[m]iss[ari]os seu delegatos nationis mercatorum Anglie, novus conventus celebratus sit in eodem oppido in domo Anglicana hoc mense Maio. In qu[em] ostensumGa naar voetnoota) atque lectum eorundem gubernator[is] [fo. 174 vo.] deputatorum procuratorum mandatum hiis presentibus literis verbatim insertum, varie proposite fuerunt cause et rationes, quibus aliquandiu intermissa et sopita jam restaurari possunt fierique reductio et redintegratio pristine frequentationis et amicitie valeant. Et consequenter repetitis et voce sonora relectis antedictis privilegiis pretentorum temporum aliqua in modum nove petitionis sive renovate potius antiquorum privilegiorum rememorationis in scriptis porrecta sunt Anglice nationis | |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
nomine ad manus nostras et dictorum burgimagistrorum et scabinorum super quibus deliberatione prehabita, tandem unanimiter conclusa, accordata et concessa sunt ea, que sequuntur. Et vice versa super quibusdam per nos et dictos oppidi nostri prefectos in scriptis petitis, hic infra insertis, etiam promissa et conclusa sint, prout post declarabitur. Petitiones Anglorum exhibite illustr[i] marchioni Bergensi et ejus oppidi burgimagistris, scabinis et sociis decimoGa naar margenoot+ sexto die Maii anno Domini millesimo quingentesimo quinquagesimo quinto. P. 1Ga naar voetnoot1). Petunt, ut ruinose edesGa naar voetnoota) infra Bergen, erga proximas nundinas hiemales unacum earum officinis decenter per oppid[anos] reficiantur et resartiantur. P. 2. Littorum ripe jam ruinose et rupte, pro commodiori exoneratione navium etiam qu[am] primum reficiantur. P. 3. Aggeres zabule et id genus sordium, e gurgite alvei, ita impensis oppidanorum purgentur et profunda fient, ut Anglorum naves commode ad Bergas quam proxime accedere et ibidem in ripas merces suas exonerare valeant. P. 4. Si naves Anglie nequeant propter vada altius attingere Bergas vers[us], quam ad caput introïtus, tune et eo casu ducantur salv[o] merces Auglorum a navibus suis in hulcis, impensis oppidanorum, hocque tantisper fiet, quoad alveus ita profundus et altus efficiatur, ut naves tuto ad ripas pro earum exoneratione accedere et in anchoris stare possunt. P. 5. Si aliquis mercator societatis Anglorum, ad alicujus creditoris instantiam, per arrestum corporis sui captus fuerit, tunc si rector et collegium societatis pro eo rite satisdare velint, tunc liberabitur et ad exhibendos fidejussores concives vulgo porters dictos [fo. 175 ro.] nullatenus teneatur neque ad pignora exh[ibere] cogetur. | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
P. 6. Si quis mercatorum pro delicto capi[te] puniatur, tunc fiat bonorum suorum inventarium verum et fidele in presentia thesaurarii societatis predicte, vel ejus viceingerentis, si is, premonitus, tali inventario confirmando adesse voluerit, alioquin, eo absente, procedatur ad inventarii confectionem. Dampnati vero bona ad sex menses post ejus mortem tuto conserventur, si talia vero fuerint, que servando servari nequeant, tune vendantur, et pecunia ex venditione procedens tuto ad semestre servabitur ut supra. P. 7. Petunt, ut pondera omnia Bergensia reducantur ad parietatem cum ponderibus Antwarpiensibus in omnibus et per omnia. P. 8. In articulo de prosenetisGa naar voetnoota) concesso, fiat dictio copulativa: et; pr[o] disjunctiva: aut, sive, velGa naar voetnoot1). In articulo de injuriis illatis navibus, eorum apparatibus et mercatorum bonis, inseratur etiam dictio: proprietariis sive navium dominis aut exercitoribusGa naar voetnoot2). P. 9. In articulo, in quo cavetur, quod Angli in jus vocentur coram scabinis et non inferioribus judicibus, fiat diluci[da] explanatio inferiorum judicum, qui in Anglos jurisdictionem exercere nequeant de privilegiis BergensibusGa naar voetnoot3). P. 10. Augeatur numerus mensuari[orum] a quatuor ad sex. P. 11. Quod dictiones ‘Anglica na[tio]’, ubi de privilegiis eidem nationi indultis, intellig[untur?], dumtaxat de hiis Anglis, qui de numero societatis mercatorum Anglorum existant, et non de aliisGa naar voetnootb). P. 12. Pena trium librarum nigrarum inflicta nautis augebitur usque ad libras decem monete Brabant[ie]. | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
Agatur cum nautis Antwerpiensibus, ut illi, certo constituto naulo, merces et bona Anglorum ad Bergas versus advehant, et naute Bergenses vicissim Anglorum merces a Bergis Antwerpiam, t[am] in nundinis quam extra, competenti constituto salario, salvo et secure advehant. P. 13. Constituatur cert[a] merces aurigis, mercatores eorum bonaGa naar voetnoota) in curru[bus] [fo. 175 vo.] suis deportantibus tam in hieme quam in estate, et id observabitur in equis conducendis. P. 14. Adjiciatur juramento scabinorum Bergis, post conclusiones in causis, lites, suis mediantibus diffinitivis sententiis, infra sex hebdomadas sive dies quadraginta hujusmodi causarum conclusiones proxime sequentes, omni alia dilatione penitus cessante et remota, sententialiter definiant parte instante et lite prosequenteGa naar voetnoot1). P. 15. Quantlocunque Bergis reperietur aliquis Anglus qui nationis rectori rebellis vel partium moriger(us)Ga naar voetnoot2) existat, ducatur castigandus ad illum, idque fiat nedum Bergis, verum etiam ubique locorum infra totum districtum et territorium jurisdictionis illustris domini marchionis, idque observabitur et inseretur in dilatione secundi articuli privilegiorumGa naar voetnoot3). P. 16. Indulgeatur Anglis, ne quis civium Bergensium tam in ipsis nundinis quam extra eas, alicujus Anglorum bona sive merces, cujuscumque generis aut valoris fuerint, sub suoGa naar voetnootb) nomine nota vel stigmate, concelet signet aut concelari vel velari faciat aut fieri permittatGa naar voetnootc), neque Anglorum merces sub alieno nomine vel quovismodo profiteatur, aut notam suam ullo Anglo accommodet. P. 17. Item, quod in nundinis hiemalibus Bergensibus invacandis edicantur vel publicentur Anglorum privilegia maxime illa, que sciri necessaria sint, idque fiat, ne | |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
quisquam pretextu ignorationis eorundem aliquid contra ea perpetret et committat, aut incurrendas mulctas sub eo velamine excuset aut impendere declinet. P. 18. Item, quoniam experientia........Ga naar voetnoota) quod pro principum beneplacitis sepe nova vectigalia et alia impositionum gener[a] potubus videlicet tam vinis omme genus, quam etiam servitiarum tum Anglicarum tum Teuthonicarum, et ale speciebus imponuntur et inscribuntur, ideo insequendo pristina privilegia nostra rogamus, quod ab omni impositione onere vectigali aut alia quavis solvendi provincia quocumque appellacionis vocabulo exprimi aut nuncupari posset, deinceps et perpetuis futuris temporibus Bergis et in nundinis et [fo. 176ro.] extra eas ab hujusmodi imponendis aut inscribendis (imposi)tionumGa naar voetnootb) exactionibus penitus immunes fuimus et liberi imperpetuum juxta intercursus et alia privilegia ante concessa. P. 19. Item, quod nullus nostrorum mercatorum, nec eorum bona vel merces, deinceps in causa civili vel pecuniaria per aliquem officiarium Bergensem realiter aut per scapulos capiantur, aut publice arrestentur in prejuditium aut scandalum mercatorum, sed adiorne[tur]Ga naar voetnoot1) sive citetur in tali casu paremptorie pari modo, q[uo] cives Bergenses in jus vocantur, nisi idem Anglorum de fuga fuerit merito suspectus, quo casu arrestabitur, prout convenit. P. 20. Rogamus postremo, ut deduc[ta] et descripta in decima octava nostra peticione nobis conced[e]tur sub iisdem conceptis verbis, quibus ab Antwarpiensibus per sententiam diffinitivam, eorum interveniente consensu, latam adjudicatam et pronunciatamGa naar voetnootc) existit, cujus sententie effectum unacum hiis peticionibus vobis exhibemus privilegiis nostris in tractatibus intercursuum descriptis, illesis, salvis et nobis semper reservat[is]. | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
Responsa et indulta dominorum marchionis, burgimagistrorum, scabinorum et consulum articulis proximo precedentibus hee sunt. Inprimis itaque super hiis, que per dictos legatos et mandatarios in scriptis porrecta sunt, et qu[orum] tenor hic supra insertus est, dictus dominus marchio, burgimagistri et scabini responsionem fecerunt consensum prestiterunt atque accordarunt in vim privile[giorum] et pactorum prout sequitur [R. 1]Ga naar voetnoot1) vizt...Ga naar voetnoota) domini antedicti, burgimagistri et scabini diligenti opere et labore curabunt quam primum, ut domus et officine ad recipiendum Anglic(an)os mercatores et ipsorum bona s[ive] mercan(di)siasGa naar voetnootb) commode reparentur. Item quod earum domorum et officinarum taxac[i]o fiet, insequendo taxa[cionem] antiquitus solitam et consuetam. Et si mercatores Anglic(an)i ultra domus et bouticlas sive officinas pristinis temporibus non taxatis, nec sub eorum curia comprehensas aliis indigerint, ill(a)e taxab[untur] in rationis equitate per dicti oppidi prefect[os] [fo. 176 vo.] in presentia aliquorum nationis Anglie ad id deputandorum, si id petant. R. 2. Providebitur etiam in reparationibus locorum pro exoneratione mertium commodorum, quos kayen vocant, et summe curabit[ur], [R. 3] ut portus Bergensis in consuetam reducatur profunditatem ante nundinas hiemales hoc anno celebrandas. [R. 4] Et si hujusmodi profunditas ita commoda non fuerit, ut merces Anglicane natio[nis] adducantur ad locum de dye Engelsche kaye nuncupata, eodem merces usque ad eandem ab ingressu portus adducentur tuto et salvo expensis oppidi Bergensis. R. 5. Super articulo cautionis prestande per ipsam nationem, in casibus, qui possunt occurrere, dominus marchio et illi, qui sunt ipsi a consilio, et dicti oppidi Bergensis justiciarii, burgimagistri et scabini non inve- | |||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||
niunt, quonam jure aut ratione id firmiter fundari possit, licet etenim eadem natio notorie sit solvendo. Nichilominus non est in potestate domini marchionis nec suorum judicum partem adigere, ut tali cautione sit contenta, cum eadem natio non sit firmiter subjecta jur[isdictio]ni domini nec oppidi Bergensis. Et pars adversa cogeretur habere fortiorem et potentiorem adversarium quam esset principalis debitor. Et quod frequenter obtinens sententiam contra Anglicum frequenter cogeretur in vago prosequi executionem et coram alio judice: promittimus tamen, quantum in nobis est, Anglis in hac parte omnem gratiam favorem et benevolentiam impensuros. R. 6. Quod, quantum attinet ad bona eorum, qui ultimo ex delicto plecti poterunt supplicio, in casibus, ubi cadet confiscatio, quia hec concernuat dumtaxat superioritatem domini Bergensis, ex integro petita concedit pro se et successoribus suis; articulus petitionis nationis, in ordine sextus, incipiens: Si quis mercator pro delicto, concessus est, prout sonat. R. 7. Super articu[lo] de ponderibus lancis adequandis, respondemus, quod pondera pro nunc permanebunt, prout sunt. Attento, quod intelligunturGa naar voetnoota) eadem convenire et equari ponderibus Antwerpiensibus. Nichilominus fiat exacta diligentia, ut certo sciatur, si aliqua possit esse diversitas et differentia, qua [fo. 177 ro.] comperta, fiat quam primum adequatio. R. 8. Quantum ad [prosenetas]Ga naar voetnootb) attinet, mutabitur disjunctiva: aut, in conjunctiva(m): et. De injuriis et dampnis inferendis mercatorib[us] nautis, in omnibus talibus providebitur, prout petit[um], volentes et concedentes addi dictiones: proprietariis sive navium exercitoribus. R. 9. Mercatores aut a[lii] dicte nationis vocabuntur in jus coram burgimagistris et scabinis oppidi Bergensis nec poterunt vocari sive in jus trahi coram aliis inferioribus sive subalternis judicibus. R. 10. Nume[rus] mensuratorum augmentabitur pro temporis exigentia. | |||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||
R. 11. Item, nemo qui non fuerit de gremio et sub curi[a] Anglicana gaudebit et fruetur ipsorum libertatibus et privilegiis, ad cujus observationem firmiter tuend[am], quilibet volens eisdem gaudere, priusquam admittetur, tenebitur super eo tradere ad manus burgimagistri van buuten oppidi Bergensis cedulam signatam per dominum gubernatorem, ipsius locumtenentem aut secret[arium] dicte nationis cum impressione parvi sigilli, ut illi de oppido sciant, quosnam ad eandem libertatem admittent. R. 12. Quantum ad pene augmentationem co[ntra] nautas, fiet et facta est augmentationem ad decem libras Brabantie. Super naulo nautarum fiet desuper inquisitio atque provisio, ita ut na[tio] reddatur contenta. Proviso, quod natio p(r)estabi[t] dominis de oppido assistentiam de privilegiis super hoc obtentis. R. 13. Quantum tangit pretium curr[uum], equorum, etc., facile sortietur per antiquam taxam, quantum debeat solvi pro qualibet farcina, verum, quoad transvectionem personarum et equorum locat[am] difficile esset provideri, nichilominus providebitur ad rationem et possibilitatem. R. 14. Super process[uum] Anglorum expeditione fiet, prout petitum est. Salvo, quod expeditionis fiat prosecutio et prestabunt s[uper] eo juramenta scabini Bergenses in ipsorum receptionem et scabinatum. R. 15. Item, contra rebell[es] prestabitur nationi assistentia per officiatos domini marchionis, tam in suo oppido quam p[er] [fo. 177 vo.] totum marchionatum et.....Ga naar voetnoota) Bergensem. Super articulo incipiente: ‘Indulgeatur’, concessus est articulus prout in subsequentibus declarabitur. R. 17. Publicati[o] privilegiorum dicte nationis fiet in ingressu et publicatione nundinarum, quoad attinet ad articulos concernentes mercatores et ipsorum dampna et interesse, tales scilicet, quales natio tradet ad eam finem in manus burgimagistri van buyten. R. 18, R. 20. Vicesime petitioni paucis respondetur, | |||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||
videlicet quod eximere quemquam ab oneribus et impositionibus, que ab imperatore, ut duce Brabantie, imponentur, nos marchio Bergensis et oppidi Bergensis burgimagistri et scabini non possumus, nec in potestate nostra existit, cum et ipsimet ea ex(s)olvimus; verum de oneribus, que per nos marchionem et oppidum Bergense de novo possunt imponi, ab hiis liberationem concedimus nationi antedicte et earum bonis et potubus. Nichilominus, si que impositiones eisdem mercatoribus eorumque bonis aut potubus contra pristina eorum privilegia et principum intercursus imposterum per imperatoriam majestatem et ducem Brabantie imponi vel infligi contigerit, tune nos marchio et burgimagistri Bergenses predicti, ipsis Anglis in eorum privilegiis conservandis et talibus impositionibus auferendis, opem nostram, quantum poterimus, et assistentiam adhibere curabimus. R. 16. Item dilueidando decimamGa naar voetnoot1) petitionem Anglorum ultimo propositam et petitam, que incipit: Indulgeatur etc., dicimus et concedimus, prout in hiis duobus subsequentibus articulis contine[tur], videlicet, quod nullus civis aut inhabitans oppidi Bergensis poterit nomen suum mutuare sive accomodare alicui mercatori Anglo, de bonis sive mercan(di)siis ad Anglum spectantibus, ut sub tali nomine seu signo libertatem aliquam consequantur, celentur seu defendantur. Et si quis civium aut inhabitantium contrarium fecerit, tam stricte corrigetur, ut aliis cedere debeat in exemplum. Quotienscumque gubernator aut alius dicte nationis per informationem vehementen suspicitionem aut inditia contra talem civem sive inhabitantem inveniet per aliquos merces aut bona ad Anglum spectantia, absconderit aut sub suo nomine defenderit [fo. 178 ro.].................Ga naar voetnoota) ejusmodi mercan(di)sie poni in arresto, in quo manebunt, (quoad?) talis civis sive inhabitans debite ostenderit aut per a[rram?]Ga naar voetnootb) affirmaverit, quod hujusmodi bona et mercan(di)sia sint sua,... aut ipsorum, magistri sive societatis propria, et ad neminem alium | |||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||
nominatim nationis Anglie spectantia. Et quod hujusmodi bona et mercan(di)sie ad se vel suos spectabuntur, cum in Anglia emebantur et in navesGa naar voetnoota) importata et huc advecta fuerint, salvo quod gubernator statim f[aciet] talem civem sive inhabitantem citari coram burgimagistris et scabinis Bergensibus. Etsi subsequenti tempore fu[erit?] inventum, talem affirmationem male et perperam f[actam] fuisse, tune talis civis seu inhabitans, qui ita affirma[verit] erit puniendus, ut in articulo precedenti, videlicet quod a[liis] cedet in exemplumGa naar voetnoot1). Est etiam dicte nationi conce[ssum] per antedictos dominum marchionem et sui oppidi burgimagistros et scabinos, quantum ad eos attinet, atque acco[rda]tum, [quod structores drossati aut schulteti Bergensis aut alterius cujusvis nullam habent potestatem exsequendi et exploictandi pro causa cujus(cumque), scandelose, inciviliter aut manu forti personaliter apprehendere sen arrestare sive detinere quemquam ejusdem nationis]Ga naar voetnootb), verum tenebitur talis servitor sive explorator, et ex(e)cutor faciendo talem executionem presentare talem personam arrestatam gubernatori nationis antedicte aut cujus locumtenenti; in absentia eorundem schulteto hujus oppidi, ut ibi, quoad fieri quodammodo possit inveniri medium et expediens reddendi partem adversam contentatam, pr[iusquam] veniatur ad arresti in carcerem inclusam ignomi[niam]. Etsi quis servitorum et exploictorum contrarium fecerit, erit talis puniendus arbitrarie per burgimagistrum et scabinos oppidi nostri Bergensis, quum super illo fuerint requisiti per dominum gubernatorem aut ab co mandatum habentem. Post quos quidem articulos et puncta accordata, prout | |||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||
supra desoript[um] est, fuerunt ex parte domini marchionis Bergensis [fo. 178 vo.] et oppidi sui a dicta natione petiti, postulati et in scrip[tis] exhibiti articuli tres in modum qui sequitur: Ga naar margenoot+ Declaratio petitionis domini marchionis et burgimagistrorum et scabinorum oppidi sui Bergensis exhibita magnificis dominis gubernatori et ceteris nationis AnglieGa naar margenoot+ deputatis die mensis Maii deeima octava anno millesimo quingentesimo quinquagesimo quinto. P. 21Ga naar voetnoot1). Petunt dictus marchio et antedicti sui oppidi prefecti, ut mercatores dicte nationis Anglie in omnibus suis futuris annuisGa naar voetnoota) nundinis Bergensibus tempestive comparebunt et devenient in initio earundem nundinarum cum suis navibus, bene ordinatis et punctatis. Et quod easdem nundinas frequent[abunt] more et stilo mercan(di)siarum antiquitus solito et consueto. P. 22 Item, quod durantibus Bergensibus annuis nundinis nullus Anglic(an)e nationis mercator poterit ad alia loca, oppida, civitates hujus patrie et terrarum imperateris inferioris adducere vel vendere aliquas merces sive mercan(di)sias [v]el bona Anglicana nisi ad oppidum Bergense, in hoe occasione ceteri mercatores in eisdem nundinis deferant et ad alia convolant loca, ubi tales merces et bona Anglicana reperientur aut commodius secundum locorum diversitatem invenire putarent, atque etiam ut mercat[ores] certius eorum adventum maturare possunt nec incerto expectaro Anglorum tardius adventum, prout pristinis temporibus aliquando evenit, quum ratione talis dilationis et tardi adventus Anglorum mercatorum domino Bergensi et suo oppido et etiam aliis ipsis mercatoribus gravia incommoda possent accidere ratione glacierumGa naar voetnootb), que tempore nundinarum hiemalium frequenter evenient, unde etiam et ipsimet mercatores Anglie non minora | |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
caperent incommoda cum suis navibus et mercan[di]siis regiis applicando. P. 23. Item, quod antedicte Anglie nationis mercatores cum laboratoribus secundum equitatem et [rationem, ut certum statuetur, pretium, quod tenebuntur [fo. 179 ro.] solvere pro eorum bonis et mercibus vehendis aut labora[ndis], respectum capiendo ad presentia tempora difficilia et cara in consideratione preteritorum temporum. Super quibus articulis per dictos gubernatorem et deputatos accordata sunt et in substantia responsa, ea, que subnect[antur]: R. 21. Ad primum nos gubernatorGa naar voetnoota) et oratores antedicti dicimus, quod sumus parati et bene dispositi venire mature ad proximas nundinas hiemales statim in ipso nundinarum initio, sic, quod quam primum venire conabimur, quantum in nobis erit, verum id polliceri certo non quimus, tum propter varia impe[dimenta], que demum circa merces nostras providendas contingere possunt, tum propter caeli, maris et tempestatum procel[las] et varios ventorum contrariorum casus, qui sub hiemali te[mpore] contingere solent. Verum, cum in rem et utilitatem nostram sit, quam primum venire et Bergenses nundinas frequent[are], assiduitas nostra in hac parte non deerit. R. 22. Ad secundum dicimus, quod ad nundinas Bergenses tam hiemales quam paschales merces nostras Anglic(an)as, eas videli[cet] que in partibus inferioris Germanie vendere solem[us], Bergas adduci curabimus et non aliter, quamdiu commodum et utile nobis fuerit. Et si quis nostrum sa[tellitum?] nostre nationis nobis insciis aliter facere conabitur, vestrum presidium implorabimus, ut ad talem delinquent[em] comprimendum, coërcendum, atque ad lucem vel notiti[am] reducendum, vestra ope, consilio et auxilio uti possimus. Hac ratione taliter delinquentes facilius corrigere et castigare valeamus. R 23. Ad tertium dicimus, quod ap[ud] nos solet esse tabula quedam, in qua scripta erant laborantium et operantium stipendia, quae revisere pro loco et tempore congruis curabimus. Et si stipendia in tabula ab antiquo | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
scripta magis exigua esse compererimus, quam ut operatores inde commode venire possentGa naar voetnoot1), eorum stipendia augere vestro assensu et consensu curabimus, prout equitati et rationi congruere videbitur.
Tenor vero procuratorii supra mentionat[i] sequitur in haec verba: In Dei nomine, amen. Nover[itis?] universi, quod anno a nativitate ejusdem Domini nostri Jesu Christi millesimo quingentesimo [fo. 179 vo] quinquagesimo quinto, et imperii invictissimi et gloriosissimi domini nostri Caroli quinti divina favente clementia Romanorum imperatorisGa naar margenoot+ semper augusti tricesimo quinto, mense vero Maii die quarto, coram me Lodovico Felix publico sacra imperiali authoritate notario et per ejusdem sui majestatis privatum consilium ad exercitium admisso, personaliter constituti pereximii viri et domini Richardus Pype, Anthonius Brincklowe, Franciscus Winson, Guilhelmus Bird, Thomas Aldersey et Richardus Sill, Anglicane nationis mercatores Antwarpie negotiantes mercaturamque suam exercentes, necnon et ceteri ex assistentium numero, totaque demum totius predicte nationis societatisque grex, atque communitas ceteros proinde et alibi negotiantes, nempe tam in alliis Brabantie partibus, quam in Flandria, Hollandia et Zelandia, quodam modo pre se ferentes et representantes sponte et ex eorum certa scientia, omni meliori modo, via, jure et forma, quo quave et quibus magis et melius potuerunt et possunt et quilibet eorum nominaverunt, ordinarunt sicque faciunt, constituunt, creant, nominant et quicquid melius dici et excogitari potest - - nominibus quibus supra - - dilectos sibi in Christo claros, sagaces et providos viros atque dominos dominum Johannem Marsh, armigerum, presidentem sive gubernatorem mercatorum et societatis predicte, dominum Anthonium Huse, armigerum, Thomam Lodge et Johannem White, senatores inclite civitatis Londoniensis, Johannem Salthorpe, Richardum Hilles, Philippum Bold, Thomam Bannister, Humfridum Baskerfield, Nicholam Whelar, Richardum | |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
Springham et Thomam Smith, mercatores simul omnes et Thomam Nichols dictorum mercatorum et societatis Londini(i) secretarium, ibidem presentes, acceptantes et hoc mandatum suscipientes suos veros, certos, legitimos et indubitatos commissarios, procuratores, actores, factores et negotiorum suorum et societatis prenominate gestores en nuncios generales et speciales. Ita tamen, quod generalitas specialitati non deroget, nec econtra, atque ita, quod non sit melior conditio preoccupantis [fo. 180 ro.] nec deterior subsequentis, sed, quod omne id, quod p[er] dictos dominos actores aut eorum octo ad minus - - quorum dicti preses seu gubernator, Anthonius Huse, Thom[as] Lodge et Johannes White erunt in omni actu exped(i)en[do?] quatuor - - inceptum aut inchoatum fuerit, id quilibet reliquorum procuratorum antenominatorum mediare proseq[ui] et cum effectu ad finem produeere valeant. Sic tam[en], ut precedentia per subsequentia semper confirment[ur] et nullo pacto infirmentur ad communicandum, consultan[dum], tractandum, legendum, decernendum atque deliberandum, conclude[ndum] et determinandum, vice et nomine quibus supra, cum magnifico et illustri domino Johanne marchio[ne] de Bergis supra Zonam, domino de Waelhain, de Bier[bays]Ga naar voetnoota), etc. ac cum burgimagistrisGa naar voetnootb) scabinis et communitate oppidi sui de Bergis predicti commissariis, consiliar[iis] vel aliis quibuscumque personis legitima potestate fulciendis aut suffultis de et pro mutuo commertio, traphica, frequentatione et intercursu mertium et merca(n)dizarum amice et concorditer ineundis exercend[is] et continuandis in oppido Bergensi prenominato ad nundinas sive ferias, in eodem oppido more solito celebrari et teneri consuetas prout et quemadmodum dictis dominis, actoribus aut eorum octo ad minus in forma predicta, pro mutuo beneficio, commodo, utilitate, amicitiaque gratia, inter dictum | |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
dominum marchionem ejusque oppidum et communitatem ex una, mercatoresque societatis predicte ex altera parte inoundis, agendis et conservandis...... (?) videbitur expedire, cum ampla et amplissima administr[ationia] et potestatis concessione, eque et prevalide, ac sigillati[onis] omnia et singula tractanda, decidenda, concludenda et diff[erenda?] specifice in hoc procuratorio descripta fuissent. Genera ad consultandum, tractandum et determinandum id ut supra, super omnibus et singulis dict[e] societatis negotiis seu causis cujuscumque etiam qualit[er] cadem illa negotia aut causa(e) esse poterint, cum quocumque et quibuscumque persona et personis, quocumque seu quibuscumque nomine aut nominibus appellentur et quocumque fungantur et in quacumque et quibuscumque Germanie hujus inferior[is] [fo. 180 vo.], nempe Brabantie. Flandrie, Hollandie et Zelandie, parte vel partibus id ipsum usu venire poterit, et prout juris ordo et merita causarum seu negotiorum - - ut supra - - dicte societatis postulare, exigere atque requirere videbuntur, vel aliquo modo, rationeve, quum juris tum facti. Atque omnia et singula dicte societatis negotia, etiam si talia essent, que mandatum exigerent magis speciale vel generale: dantes, concedentes atque committentes dictis suis procuratoribus modo, via ac ratione prenominatis, plenum, liberum, generale ac speciale mandatum cum plena, libera ac speciali administratione omnia et singula faciendi super predictis et quolibet eorum et dependentibus et connexis ab eisdem prout dictis suis commissariis videbitur atque placebit, et que ipsimet constituentes dicere, constituere, concludere, stabilire et diffinire possent, si prae[misse?] personaliter interessent. Promittentes iidem constituentes michi, notario publico, ut persone publice, officio publico stipulanti et recipienti, vice et nomine omnium et singulorum, quorum interest, intererit, seu interesse poterit, quomodolibet in futurum se et communitatem predictum, ratum et firmum perpetuo habituros totum et quicquid per dictos suos procuratores ut premittitur qualificat[um], actum, dictum, factum, gestum, consultum, conclusum, procuratum seu definitum fuerit in premisso et circa premissa et quodlibet premissorum sub hypotheca et obligatione personarum suarum, heredum, | |||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||
executorum, et bonorum suorum omnium mobilium et immobilium, presentium et futurorum. Renuntiantes in predictis omnibus et singulis exceptionibus non sic facti et celebrati, mandati, rei non sic geste, alit[er] fuisse dictum et recitatum quam scriptum: doli, mali vis, metus fraudis, omnique alio utriusque juris beneficio: et maxime juri et lege dicenti generalem communitatem non valere nec sufficere, nisi precesserit specialis. Super quibus premissis omnibus et singulis sic actis prefati constituentes rogaverunt et instanter requisiverunt me, dictum notarium publicum subscriptum, quatenus unum, duo, vel plura publicum vel publica sub uno tenore inde conficerem instrumentum vel instrumenta. [fo. 181 ro.] Acta fuerunt hec omnia et singula, prout scribu[ntur], recitantur Antwarpie in conventu, ratu et ex com[muni?] assensu et concensu mercatorum societatis predicte in plena congregatione et curia dicto die Maii qua[rto] existente, celebrata et ordinata in ipsis Anglic(an)e nationis edibus. presentibus ibidem discretis, fidedignissimis viris domino Barnerdo Gilpino presb[ytero?], et Augustino ClexGa naar voetnoot1), mercatore, in hoc vocatis specialiter et rogatis. Et ego Ludovicus Felix, publicus sacra imperiali auctoritate notarius, p[er] ipsius imperialis majestatis consilium privatum, ut supra, admissus, Antwarpie residens: quia premissis omnibus et singulis unacum prenominatis testibus interfui presens, idcirco rogatus, subscripsi, publica[vi] et in fidem signavi, et quia ratio et equitas suadet et expostulat, ut ea, que sincera fide sic inita sunt tractata et conclusa inter dictos dominum marchionem Bergensem, sui oppidi burgimagistros et scabinos ex una et magnifi[cos] dominos gubernatorem et ceteros societatis Anglie deputatos et oratores ex altera firmiter et perpetuo serventur pro temporum ratione et utriusque nostrarum utilit[ate] et commodo. Huic est, quod nos Johannes marchio Berg[ensis] pro nobis, heredibus et successoribus nostris has litteras manu propria signavimus et sigillum nostrum appendi curavimus et nos burgimagistri et scabini nostro et totius oppidi nostri | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
Bergensis nominibus pro nobis et successoribus nostris per nostrum secretarium easdem siguare fecimus cum nostri sigilli ad causas appensioneGa naar voetnoota). Et nos gubernator et ceteri oratores et deputati mercatorum nationis Anglie nomine societatis nostre pro nobis et successoribus nostris mandavimus nostro secretario, ut easdem sig[naret], prout et signavit. Nosque nostro societatis sig[illo] communivimus omni semper fraude malo pravoque ingen[io] seu intellectu, ut amara interpretandi facultate penitu[s] seclusis et sublatis. Et sunt de hiis sic accordatis emisse duae litere ejusdem tenoris, sigillature et su[b]ig[nature?], una pro marchione et suo oppido et altero pro di[cto] Anglorum collegio et societate. Acta sunt haec Ber[gis] [fo. 181 vo.] supra Zonam Ledoniensis diocesis in patria et ducatu Brabantie, mense Maii, anno Domini millesimo quingente[simo] quinquagesimo quinto.
Et ego, Thomas Atkinson, civis civitatis Londoniensis, publicus sacra regia authoritate notarius, fidem cunctis facio et attestor, quod predicta copia est vera, justa et indubitata copia cujusdem instrumenti, sigillo prefati illustris domini marchionis Bergensis in cera rubia sigillata et sigillo ad causas ejusdem sui oppidi in cera viridi simpliciter sigillata nil addita aut mutata quod facti substantiam mutaret et sensum quovismodo variaret. Et quia facta collacione de predicto instrumento originali cum presenti ejus vera copia ipso(?) invicem concordare inveni ea(?) propter d[i]c[t]am[en] presentem copiam me aliunde prepedito per alium scribi feci manuque mea propria subscripsi ac signo et nomine meis solitis etGa naar margenoot+ consuctis signavi decimo nono die mensis Augusti anno Domini millesimo quingentesimo quinquagesimo quinto. Et annus regnorum illustrissimorum dominorum nostrons Philippi et Marie Dei gratia regis et regine Anglie, Fran(n)cie, Neapolis, Jerusalem et Hibernie, fidei defensorum, principum Hispaniarum et Cecilie, archiducum Austrie, ducum Mediolani, Burgundie et Brabantie, comitum Ha(b)spurgi, Flandrie et Tirolis secundo et tertio. | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
Index van persoonsnamenGa naar voetnoot1).Aldersey, Thomas. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99. Atkinson, Thomas. Notarius publicus te Londen; 1555; bladz. 103. Arnouts, Henricus. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86. Ayela, Joannes de -. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86.
Bannester (Bannister), Thomas. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 99. Baskerfield. Humfridus. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 99. Bird, Guilhelmus. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99. Bold(e), Philippus. Engelsch koopman, M.A.; bladz. 87, 99. Breen, Jacobus van den -. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86. Brincklowe, Anthonius. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99.
Chiévres, Willem van Croy, heer van -; bladz. 54. Clerck (Cleake), Cornelis de -. Burgemeester van Bergenop Zoom; 1555; bladz. 86. Clex (Cley), Augustinus. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 102.
Elisabeth van Engeland, bladz. 49.
Felix, Lodovicus. Notarius publicus te Antwerpen; 1555; bladz. 99, 102. Ferdinand de Katholieke van Aragon, bladz. 42.
Gilpinus, Barnerdus. Presbyter(?) te Antwerpen; 1555; bladz. 102.
Helmont, Henricus de -. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86. | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
Hendrik IV van Castilië, bladz. 42. Hewster (Hewester, Howeste). Johannes. Governor der M.A.; 1518-1521; bladz. 46, 77. Hilles, Richardus. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 99. Hase (Hussey), Anthonius. Master in the High Court of Chancery; 1555; bladz. 86, 99, 100.
Jan (V), ‘met de Lippen’, heer van Bergen-op-Zoom; bladz. 41, 45, 50, 57, 66, 67, 68, 76, 77, 78*. Jan (VI), heer van Bergen-op-Zoom; bladz. 45, 46, 54, 55, 77, 88. Jan, markies van Bergen-op-Zoom; bladz. 48, 49, 78*, 84, 86, 100, 102. Johan II van Aragon, bladz. 42.
Karel V, bladz. 42, 54.
Lemson, Antonius. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1535; bladz. 86. Lodge, Sir Thomas. Alderman van Londen; 1555; bladz. 87, 99, 100.
Mantean, Franciscus. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86. Maria Tudor van Engeland; 1555; bladz. 103. Marsh(e), Johannes (= John Mersh?). Governor der M.A.; 1555; bladz. 86, 99.
Nagel, Zweer. Dienaar der stad Bergen-op-Zoom?, bladz. 52*. Nic(h)ol(l)s. Thomas. Secretaris der M.A. te Londen; 1555; bladz. 87, 100.
Philips II, koning van Engeland, enz.; 1555; bladz. 103. Pickering (Pickerynge, Pykeryng), Jan. Governor der M.A.; 1480; bladz. 67, 76. Pype, Richardus. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99.
Rouck, Willem de -. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86.
Salthorpe, Joannes. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 99. | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
Savoye, Emanuel Philibert van -, bladz. 48. Sill, Richardus. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99. Smith, (Sir) Thomas. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 100. Spring(b)am, Richardus. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 100. Steen, Joannes van. Burgemeester van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86.
Teylinghen (Teilingen), Mr. Jacop van -. Pensionaris van Bergen-op-Zoom; 1519; bladz. 46, 47*, 78.
Wensson, Mr. Henricus van. Schepen van Bergen-op-Zoom; 1555; bladz. 86. Werve, Aert vande -. Burgemeester van Bergen-op-Zoom; 1519; bladz. 46, 78. Wheeler, John. Secretaris der M.A., ± 1600; bladz. 87*. Whelar, Nicholas. Engelsch koopman, M.A.; 1555; bladz. 87, 99. White, Sir John. Alderman van Londen; 1555; bladz. 87, 99, 100. Winson, Franciscus. Engelsch koopman te Antwerpen, M.A.; 1555; bladz. 99. | |||||||||||
Corrigenda.
|
|