Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 49
(1928)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nogmaals een drietal inventarissen van Franeker burgers en boeren kort na 1550,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zal die oorzaak dan ook meer moeten zoeken in de weinige behoeften, die het volk in doorsnee toen had. Uit het stuk blijkt verder, dat de vaste panden in verhouding tot de roerende goederen goedkoop waren, hetgeen eenerzijds de koopkracht van dit deel des volks verzwakte en andererzijds het bespaarde geld te gereeder deed beleggen in onroerend bezit. Voorts zal het den lezers nog opvallen, dat hier de erfgenamen, mondige kinderen, versterkt met getuigen, den inventaris zelf opmaakten en dezen pas eenigen tijd later inleverden bij den commissaris, daartoe door het Franeker Gerecht aangewezen en dien we in den persoon van Gaathije Pietersz. reeds eerder ontmoetten.
De tweede inventaris is van een bemiddelden boer, die bij zijn leven onder den rook van Franeker gewoond had op de boerderij, waarvan de gronden hoogstwaarschijnlijk toen reeds geheel of gedeeltelijk tot het vruchtgebruik van den prebendarius behoorden, aan wien de bediening van het Sjaardema-leen was opgedragenGa naar voetnoot1). Deze boerderij zal van de bezittingen dezer prebende de kern hebben uitgemaakt, tot welk vermoeden de opgaven in de Beneficiaal-Boeken van 1543 een rechtmatige aanleiding gevenGa naar voetnoot2). Vroeger had op die plaats de oudste stins van het adellijke geslacht der Sjaardema's gestaan, welke, in 1441 door het onweder zwaar beschadigd, eenige jaren daarna was afgebroken en op 't West binnen de grachten der stad op een nieuw fondament was herbouwd, waardoor het den volgenden bewoners van dit Nieuw-Sjaardemaslot mogelijk werd, om nog beter dan te voren de stedelingen voor de Schieringsche partij te winnen en..... te beheerschenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds voorvaderen van den in onzen inventaris genoemden boer Jan Jacobsz. hadden hier gewoond. Uit de in dit stuk ingelaschte koopbrieven blijkt, dat de overledene in 1549 de huizinge met inbegrip van het vee gekocht had voor f 400. -. Voordien, dus in den aanvang der 16e eeuw, was eigenaar Jacob Pietersz., omstreeks het midden dier eeuw Jan Jacobsz. en na 1568 Jacob Jansz. De overgang van vader op zoon van het bezit en gebruik eener hofstede bestond toen reeds als gevolg van den invloed, door het versterf-erfrecht uitgeoefend in verband met de beperking in de testeervrijheid en het verbod om over het onroerend goed ongehinderd te beschikken. De familie was eigenaresse en binnen dien kring moest in de eerste plaats overdracht plaats hebben van den vader eventueel op den oudsten zoon. Dat zien we ook hier geschieden. In 1557 den 13/14den April moesten de Franeker uitbuurters zich aangeven bij het stadsbestuur, voorzoover ze ouder waren dan 14 jaren en in de lijst van die aangifte vinden we ook: ‘Jan Jacopsz. Ziarda met III jarige kinderen, huisknecht ende huismeit (totaal) VIGa naar voetnoot1)’, waaruit blijkt, dat toen 's mans vrouw reeds niet meer leefde, terwijl volgens den inventaris twee kinderen, Jacob en Trijn, gehuwd waren, zoodat met deze ‘drie jarige’ kinderen de in het stuk genoemde Maarten, Anne en Claes bedoeld zijn. Volgens den leeftijd en de sekse waren echter vier hunner bij het overlijden des vaders nog onmondig, waarvoor de in den inventaris genoemde vier voogden met vier toeziende voogden optraden, om in rechten hun belangen te behartigen. De voogden deden hier de aangifte, doch de van rechtswege gelastigde commissaris, hier Franekers burgemeester Frans Gysbertsz. Ens, maakte in persoon den inventaris op. Voorts zien we onder de toeziende voogden den man van de eenige vrouwelijke erfgename, de dochter Trijn, alsmede een broeder van den overledene. Hoewel de waarde van dezen inventaris meer schuilt in de daarbij gevoegde boedellijst van de publieke ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kooping, vertoont ook die inventaris zelf een geheel van interessante verschijnselen, waarvan ik enkele onder de aandacht wensch te brengen. Zoo wordt ook hier veel van het bezit omgezet in muntwaarden, baar goud en zilver. Zelfs het geheimzinnige doekje met geld is hier niet vergeten. De voorraadstaat spreekt verder van welvaart, comfort en eenigen smaak, meer dan ons uit de vorige boerderij-inventarissen tegenkwamen. En vooral leert men, veel beter dan tot dusverre mogelijk was, den aard van het gemengd landbouwbedrijf van dien tijd er uit kennen. Zoo werden de winterproducten van den landbouw in zakken gestort en successievelijk aan particulieren verkocht. Het hooi werd in Januari reeds uit het blok aan het gestalde vee gevoederd. Ook de wijze, waarop de zuivelproducten van de hand werden gedaan, krijgt uit den inventaris haar verklaring. De verkoop er van had ook plaats aan verschillende particulieren in de stad Franeker en de buitendorpen. Verder was er veel geld belegd onder dezen en genen goeden vriend of kennis. De huiden der geslachte koeien kocht de schoenmaker, de veeren van het pluimgedierte op de boerderij kreeg tegen de waarde van den dag ieder, die zijn bed goed gevuld wilde hebben met ‘levend’ dons. De boekhouding van den boer steunde meest op de memorie, gelijk genoegzaam blijkt uit passage als: ‘Item wort geseyt, enz. (bladz. 288 hierna). Ook valt het op, hoe merkwaardig veel Engelsch gekleurd laken onder de bemiddelde bevolking in gebruik was. Doch het grootste belang van dit stuk is gelegen in zijn boelgoedslijsten, aangezien hierin de gespecificeerde posten vergezeld gaan van hun waarde in het geld van dien tijd. Ook zijn de voorwaarden van zulk een publieke veiling van mobiele goederen interessant en als een welkome bijdrage voor de geschiedenis van ons notariaat te beschouwenGa naar voetnoot1). We zien er de voogden optreden als vendu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesters, natuurlijk onder toezicht des heeren commissaris van rechtswege. Ook de eigenaardige wijziging in het verbintenisrecht der koopers en een daarmee gepaard gaande uitbreiding der rechtsbevoegdheid in 't civiele van het Franeker Gerecht valt op: de koopers, buiten de Franeker jurisductie hun domicilie kiezende, moesten zich voor eventueele civiele acties stellen onder het rechtsgebied dezer stad. Het bezoek bij dit boelgoed blijkt groot te zijn en de koopers vele en velerlei. Boer en burger, rijk en arm, adel, man en vrouw uit het volk, allen zijn toegestroomd ter bijwoning van dit niet alledaagsche gebeuren: een boeldag op een groote boerderij, dicht bij een stad en te beschouwen als een ‘verzetje’ in het overigens zoo eenvormige en stemmige landleven. Als plaatsen van hun herkomst worden ons opgegeven twee steden: Franeker (met zijn uitbuurten) en Leeuwarden, benevens een 20-tal dorpen: Bajum, Hylaard, Tzum, Dongjum, Winsum, Oosterend, Holwerd, Kubaard, Hitzum, Welsrijp, Miedum, Wolsum(?), Dronrijp, Blessum, Boxum, Sibrandahuis, Ferwerd, Pingjum, Zweins en Schalsum. En wie dan denkt aan een tijd, waarin de wegen in Friesland zóó slecht waren, dat de Spaansche prins en toekomstige heer der Nederlanden, de latere Filips II, bij zijn voorgenomen bezoek aan dit gewest het in 1549 niet verder bracht dan tot ZwolleGa naar voetnoot1), die zal moeten bekennen, dat voor het boelgoed op Sjaardema in 1558 wel veel animo moest zijn, om de toch al zoo honkvaste Friezen uit hun tenten te lokken. Ook hier blijken de dagelijksche goederen, inzonderheid kleeding en dekking, naar verhouding veel duurder te zijn dan de levende have. Het boelgoed duurde twee dagen, een bewijs, dat er nog al heel wat ten verkoop werd aangeboden. Opmerkelijk veel vrouwen traden als koopsters naar voren. Wat het verkochte vee betrof, zij hier enkel gezegd, dat de koeien gemiddeld 15 tot 20 goudguldens op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brachten. Veel muiskleurig, grijs en lichtgekleurd vee was er onder. De Friesche veestapel scheen toen nog niet in hoofdzaak uit zwartbonte dieren te bestaan. Een tweede tegenstelling met onzen tijd vinden we in den prijs der mannelijke runderen, waarvan de dekstieren destijds veel lager geprijsd waren dan de melke en kalve koeien, terwijl het nu juist andersom is. Dit verschijnsel wijst op een markant verschil in de exploitatie van het veehoudersbedrijf van toen en thans: te weinig veredeling en kruising van het ras, waardoor de boer te veel hetzelfde ‘bloed’ onder zijn vee hield en de veeteelt in het algemeen te lang op een zelfde hoogte bleef. De meubels werden veel van buiten geïmporteerd, vooral Deventer stoelen. Bij de verkooping werden tusschen het vee en de landbouwproducten door diverse andere goederen als kleeding en meubilair aangeboden, wat wel afwisseling bezorgde, maar geen bepaalde volgorde schiep, waaraan wij in onzen tijd zoo gewoon zijn geworden. Van optieposten valt verder geen spoor te bekennen. In de prijzen der landbouwproducten waren ook andere verhoudingen dan thans. Uit de prijzen, in den inventaris genoemd, zouden we deze voor dien tijd als volgt kunnen stellen: gerst (‘coorn’)Ga naar voetnoot1): tarwe (‘weit’): haver = 4:2:3. Voorts werden er nog al wat vezelgewassen verbouwd: vlas en hennep. De prijs van het hooi was ook laag: per koeseten iets meer dan 1 carolus gulden. Ditzelfde gold van het vleesch, dat in groote hoeveelheden werd opgeslagen voor winterprovisie; hier was in Februari nog bijna 550 pond aanwezig. Is een nadere kennis van het voorgaande in het algemeen voor de cultuurhistorie van groot belang, zoo mag ook voor de Friesche taalwetenschap in het bijzonder gewezen worden op de namen van vele voorwerpen uit het zuivelbedrijf, toen nog huisindustrie op de boerderij, uit het bakbedrijf binnenshuis en de grondbewerking daarbuiten. Bij de verdeeling der erfenis bleek ieder der vijf kinderen ten naastebij 300 goudguldens toe te komen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waardoor de waarde van het verkochte meer dan 2000 car. gld. moet hebben bedragen. Dit was voor dien tijd een zeer hoog cijfer, hetgeen het belang van den inventaris mede in het licht stelt. Tevens constateeren we, dat er een voortdurende stijging in de waarde der landerijen en bebouwde perceelen was, want in 1549 werd voor de huizinge op Sjaardema met meer dan 20 stuks grootvee 401½ gd.gld. betaald, terwijl de zoon bijna tien jaren later, in 1558, voor hetzelfde pand met onderhoud van dijken en dammen c.a., maar zonder vee, 309 gd. gld. moest uittellen. Dit bewijst toch wel, dat de gebouwen en ook het geheele landbouwbedrijf zonder levend materiaal, in geldelijke waarde waren gestegen.
De derde inventaris eindelijk is buitengewoon belangrijk, doordat we hierin te doen krijgen met de stoffelijke en geestelijke bezittingen van een welgesteld burger en geleerd ambtenaar, wiens dubbel ambt, uitgebreide kennis en wetenschappelijke opvoeding hem een bijzondere plaats deden innemen in het stadje Franeker van de tweede helft der 16e eeuw. In deze lijst komen we voor het eerst tegen een boekerij, die als particulier bezit eenig in haar soort is en waarvan de rijke en veelzijdige inhoud een bijzonder stempel drukt op den eigenaar er van. De persoon, dien het hier geldt, is Mr. Jacob Roelef van Daelen. Misschien van oorsprong geen Fries, heeft hij zich toch door zijn ambtelijke loopbaan geheel ingeleefd in de belangen der aan zijn zorgen en hoede toevertrouwde kinderen en volwassenen. Want hij was rector der Latijnsche school te Franeker en sedert 1560 mede burgemeester aldaar. In eerstgemelde functie treffen we hem aan sedert 1545Ga naar voetnoot1), in welk jaar door de plaatselijke kerkelijke en wereldlijke autoriteiten ‘by de meeste stemmen geaccordeert (werd), dat de stadt vande veertich enckel guldens, die de nijeuwen rectoer, Mr. Jacob van Daelen, voor een jaer voor zyn salaris vanden schoele toegesecht syn, na Mey tegewoordich beginnende, de tweedelen ende de patroen (van St. Maarten) het derde- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel zullen betaelen’. Zijn latere schoonvader, Sijbe Taekezn., trad bij deze overeenkomst op als Kerkmeester van de Franeker St. Maartens-Kerk. Het gelukte den nieuwen schoolvoogd, om de parochiale onderwijsinrichting tot bloei te brengen. Dies was men over zijn werk ten bate der Latijnsche school algemeen tevreden, een voorrecht, dat ook toen niet elke scholaster smaakte. Vijf jaren na opgemelden datum hielpen de Franeker olderman, burgemeesters, schepenen en raden hem in den concurrentiestrijd tegen de bijscholen, ‘alsoe dat alle de bijschoelen, die knechtkens leren, oldt zijnde over den zeven jaeren, aff zullen wesen’. Van verplichtingen ten behoeve van de plaats zijner inwoning, die weinig strookten met het karakter der rectorale bediening, werd hem ontheffing verleend, b.v. ‘dat oeck de rectoer voors. van waecken, tochten ende ander personael lasten vry zall wesen, toch datt die reale lasten, te weten jaertaxen, wallen, straten, ijsen ende diergelycke, concernerende thuys, daer de rectoer inne woont, bij hem gedragen zullen worden, gelyck by andere burgers’Ga naar voetnoot1). Een bewijs te meer, dat zijn ambt, zoowel als zijn persoon, in de oogen der autoriteiten in aanzien steeg. Hiermede evenredig ging zijn salaris in de hoogte. ‘Ende zall bovendien de rectoer hebben vande stadt een ende vyftich carolus guldens zes stuivers, vanden kerckvoeghden acht ende dartich guldens current dertien stuivers ende dat op vier termynen, nae older gewoonte, ende boven dien hebben alle verndell jaren een philippus gulden van den pastoir, een halve philips gulden van elcke vicaris, heer Fedde ende heer Thomas, ende bovendien noch zes Carolusgld. vanden voegden vanden rechte armen, ende voorden welcken zes carolusgld. hy gehouden zall wesen te leren schamele burgers kijnderen, die niet hebbende, uuytten kerck oft andersins broot bidden’. Binnen den tijd van vijf jaar zag hij alzoo zijn salaris verdubbelen. Beter waardeering in stoffelijk opzicht kon hij toch zeker moeilijk verlangen! Of hem de ‘lering der jonger jeucht’ op den duur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet beviel en hij zich geheel aan de studie wenschte te geven? Althans in 1558 waren ‘over de scoele twee meesters, dwelcke dien prouffijten gelijckelyck zullen genieten, mits dragende oock gelijckelyck den lasten, soe wel in der kercken, ende te choor singen als in der schole lerende, den burgers kynderen latyn, duits ende anders, nae dat een iegelyck gequalificeert sall weesen ende toebehoren sall’,... ‘doch oft voors. twie meesters myt malcanderen nyet en souden coenen verdraegen, wie van hen beyden den kynderen grammaticam en authorem, tsij in greecx ofte latyn souden behoeren te leeren’, dat alsdan de pastoor, kerkvoogden en stedelijk bestuur zich het recht voorbehielden, van hun kant een beslissing te nemen, waaraan partijen zich hadden te onderwerpenGa naar voetnoot1). Of reeds hierdoor aan dit tweehoofdig bewind over de Franeker Latijnsche school geen lang bestaan kon verzekerd worden, vast staat het. dat wij Mr. Jacob van Daelen in 1560 al weer in zijn functie van rector terugvinden. Hij was toen reeds burgemeester, blijkens een verkoopacte ‘vant vleishuys, staende binnen fraeneker byde brol ten suyden naest raedhuys aldaer’Ga naar voetnoot2). Ook als schoolvoogd had men hem noodig als man van gezag, rijke ervaring en alzijdige ontwikkeling, ‘ten eynde die burgers kynderen ende andere niet gedrongen en worden, mit grote costen veer van huys ter schole te reysen, dan alhyr goede leeringe mitten minsten costen ende swaericheden zullen mogen becomen ende op dat tot beter goedt regiment, toesicht ende ordonnantie onder die joecht ende voorts oeck beter gerijf ende onderholdinge van het choor ende sanck inder kercken totten goodsdienst gevordert mach worden’Ga naar voetnoot3). Daarvoor was Jacob van Daelen de man en zoo iemand kon men niet missen. Thans overwoog hij, of hij opnieuw het zware pak van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de rectorale bediening zou torsen. Na veertien dagen beraad te hebben gevraagd, werd een nieuwe overeenkomst gesloten ‘inde sacristie van Sinte Martenskercke binnen Fraeneker, nae langhe communicatie’ en vele besprekingen. Dit accoord is merkwaardig om zijn inhoud, ook in verband met den persoon en de salariëering van den opnieuw aangestelden rector. Daarom wil ik het gedeeltelijk doen volgen, mede tot beter begrip van den inhoud van des rectors inventaris. Deze beloofde het rectoraat te zullen aanvaarden ‘ende vyer jaeren lanck daernae continuelick bewaeren ende bedienen mit twee ondermeysters, die hij tot hem sal mogen kiesen ende nemen, sulcx als hem daertoe alder nutst ende bequaemst duncken sullen ende byden welcken twee ondermeysters hy tchoer vander kercke oeck in goedt gregoriaens sanck sal doen bewaeren, holdende ende doende, oock mede by syn ondermeysters voorsz., holden neffens in die schole ende in tchoer voorsz. alsulcke leeringhe, discipline, regiment ende opsicht, als dat behoort, ende men hem wel toevertrouwt. Waervoor dselve rectoor voor jaerlixe pensie ende salaris sal hebben op yder der voor vyer jaeren vande stadts incompsten drije ende vyftich carolus guldens sestien stuyvers, ende vande patroons incompsten een ende veertich carolus guldens drije stuyvers mit oock tgebruyck vande gehele huysinghe, den patroon toebehorende, staende aen tkerckhof opt noordt van den schoolstegheGa naar voetnoot1). Item vanden pastoor vyf carolus gulden, vanden twee vicarien sampt Sijaerdema ende Sint Joannes prebendeGa naar voetnoot2) elx derde half gelycke guldens ende vander arme voochden zes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
carolus guldens. Daertoe van alle schoolkynderen, die niet om broodt gaen bidden ende wiens olderen uuyter arme goeden binnen Fraeneker gheen aelmosen en genieten, voor schoolpenningen ontfangen nevens den ghenen die onder septimaGa naar voetnoot1) classe zyn, elx sestien stuyvers jaers ende voer anderen elx acht ende twintich stuyvers, indien zy te choer gaen singen, indien niet, elx vyer ende dartich stuyvers, mits van alles op een yder vyerendel jaer ontfangende die juste vyerde penninckGa naar voetnoot2), daeraf hy syn ondermeysters voorsz. oock sal loonen tot alsulcke somme, als hy mitten selven sal konnen accorderen ende over een comen. Des en sal niemant anders toegelaten worden, geduyrende die voorsz. vijer jaeren binnen die jurisdictie deser stede enyghe byschoele anders dan van meyskens op te stellen ofte houden in eenygerleye manieren’Ga naar voetnoot3). Met een dergelijk accoord was de autoriteit van Mr. Jacob Roelefsz van Daelen voldoende bevestigd en hij als de erkende deskundige op onderwijsgebied in de stad Franeker aangewezen. Zijn eerste huwelijk, waarschijnlijk ook met een Friesche vrouw, - blijkens den naam van zijn voordochter Aef(ke) -, eindigde door den dood van gene. In Franeker trouwde hij met de dochter van Sijbe Taekezn., vermoedelijk een welvarenden houthandelaar ter plaatse, ± 1545, want in 1568 waren de twee oudste uit dat huwelijk geboren kinderen Roelof en Riemet, reeds ‘puberes’, d.w.z. huwbare jonge mannen. De inventaris van zijn goederen geeft een ordelijke specificatie, gelijk we er tot dusverre geen, zóó systematisch ingedeeld, ontmoetten. Naast de vaste goederen, bestaande uit twee huizen en een houtstek, vinden we onder den post geld een groot aantal sieraden, van goud en zilver vervaardigd, in samenhang met gemunt edel metaal, hetgeen het begrip ‘geld’ in den ruimen zin van dien tijd direct verklaart als een veiligen vorm van geldbelegging, maar zonder kapitaalswinst. De mans- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouwenkleeren wijzen mede op den deftigen stand hunner bezitters, want ze zijn veel in getal, aanzienlijk en soms kostbaar. Hetzelfde kan gezegd worden van de bedden, waarvan verscheiden deelen van buiten zijn ingevoerd: uit Engeland, Hamburg, Maastricht en Leiden, terwijl het groot aantal kussens aan een geregeld en talrijk bezoek doet denken. Het meubilair, het linnenwerk, de ‘garens’, waaronder gelijkelijk vlas en wol wordt samengevat, getuigen van een degelijk onderhoud van en intense zorg voor het huishouden, dat in waren zin rijk en royaal kan heeten. Het tinwerk, in ponden afgewogen, evenals de edele metalen in kleiner gewicht, is wel ten getale van ruim 300 pond vertegenwoordigd, terwijl men aan koper bijna 100 pond, aan zilver 107 lood en aan goud 34 engels telt. Zelfs steenwerk en eenig glas, toen nog een zeldzaamheid in een burgerlijke huishouding, ontbreken niet. Daarbij deed de rector zijn eigen vee verzorgen, dronk de melk van eigen koeien en at het vleesch van een eigen veestapel, zoodat bij zijn huizen de schuur een onmisbaar perceel was. Onder het houtwerk merken we 13 tafereelen en een beeld op, wat weer den man van smaak en liefde voor de kunst typeert. Uit het groot aantal stoelen en banken, kussens en toebehooren zou men bijna geneigd zijn af te leiden, dat de rector veel bezoek aan huis kreeg voor privatissima. De dagelijksche benoodigdheden worden hier dikwijls in alle details genoemd, tot het zuivelgereedschap uit des rectors nevenbedrijf toe. Maar het neusje van den zalm is hier wel de welvoorziene bibliotheek, waarin veel en velerlei valt op te merken. Deze boekenschat moet niet beoordeeld worden naar zijn kwantiteit - ik telde er 115 titels - maar uit het oogpunt, dat het beste der toenmalige wereldwijsheid daarin was samengelezen. Naar de gewoonte der tijden waren verschillende dezer boeken van ongelijksoortigen inhoud in één band tot een geheel gemaakt. Uit dezen boekenrijkdom spreekt tevens de verscheidenheid van wetenschappen, door den rector beoefend: Klassieken, nieuwere letteren, natuur- en wiskundige wetenschappen, aardrijkskunde, godgeleerdheid, genees- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunde, terwijl zelfs bouwkunde, astrologie en astronomie niet ontbreken. Een aardige verzameling van bepaalde schoolboeken, - zoo vindt men er een 7-tal vrijwel onbekende rekenmethodes bij -, werpt nieuw licht op onze onderwijsgeschiedenis. Een groote hoeveelheid van laken en andere stoffen, bijna 100 el, bewijst dat er ook in dit rectorsgezin door de vrouwen hard gewerkt werd en dat men veel munt sloeg uit dit eigen huisbedrijf, zelfs zóó, dat er van den overvloed van stoffen nog verkocht kon worden aan particulieren, blijkens de lijst van vorderingen. De kwitanties op de koopbrieven laten zien, op welke wijze de eigendomsbewijzen van vaste goederen in andere handen overgingen en hoe de betalingen werden geregeld. Uit de lijst van vorderingen blijkt, welk een soliede maar vooral winstgevende geldbelegging de verhuring van huizen of gedeelten daarvan was. Over de handschriften zelf valt ook hier weinig mede te deelen. Hun inhoud is over 't algemeen duidelijk en de opengelaten en twijfelachtige plaatsen heb ik in den tekst aangegeven. A.H. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weten wopke drije oerkussens ende Magdalena een bed myt twee dekens, vier laickens ende twee oirkussens.
Inde eersten een oude kist, omtrent vijfthalff voet langh, myt twee schamelen. Drije tralide stuelen myt vier stuelkussens, twee Rode ende twee groene, mytt een schamel, daer de stuelen op staenGa naar voetnoot1). En cleijn open vrouwen stuel mijt drije cleijne oude stroenGa naar voetnoot2) stuelen. En cleijn viercant tafelken ende een cleijn oudt spynthijen. Een cleijn oude gelapte ketelGa naar voetnoot3) van omtrent een emmer groet. Een open kipithyen vatGa naar voetnoot4) ende een peeckel vat, omtrent een kyndthienGa naar voetnoot5) groot. Een spinwiel myt twee haspels, een oudt rijs, ome in tfenster te setten. Een cleijn blijcken blaecker myt een pijp. Vier cleijne tinnen plateelen, tsamen wegende omtrent acht pond. Zewen tinnen schottelen mytt oren tsamen wegende omtrent vijff pond. Acht rode tafelborden myt zes witte. Vijff tinnen lepelen, een oudt tangh, een oudt potzeel, een oudt hangijser, een oude huegelGa naar voetnoot6), een oudt cleijne oude puijster, een oudt broeckenGa naar voetnoot7) houten zoutfat. Een cleijn houten emmer, omtrent vier halfkannenGa naar voetnoot8) groot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee oude bancken voor de bedden, elck omtrent vier voeten langh. Een strijcklaicken mijtt een ijseren rued. Item is opten voornoemden Wopke ende Magdalena deur toverlijden van hairen moeder geërft de twee vijfte paerten van 't sterfhuijs vanden selven. Item een rentebrief, houdende op Tijaerd Sybrantzoens huijs vande vijff gouden guldens ende thien stuvers rente.
Worden summa van vier ende tzestich goudgulden. Aldus gedaen op Jair, Maent ende Dach voorscreven,Ga naar voetnoot1) mij
(w.g.) Gaathije Pieterszoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende daertoe bijden voorscr. drije oldste, als puberesGa naar voetnoot1) sijnde, gecoren ende bijden voorscr. burgemeester inden name vanden geheele gerechte der stadt Franeker oock geauctoriseert, waertoe dselve mombers oock den behoorlijcken eedt inden voorscreven commissarisGa naar voetnoot2) hebben gedaen, ende mede ter instantie van: Cornelis Claeszn., van wegen Trijn, Jan Jacobs dochter, sijn echte huijsfroue, ter presentie oock mede van Marten Jacobszn., als oom ende Pieter Janszn. te BlijeGa naar voetnoot3), oock oom, Eelcke Lieuwezn., hebbende de moeije ende Frans Janszn., mede oom der kijnderen voorscreven.
Inden eersten een huijs, staende te Sijaerdema, daer Jan Jacobs ende Anne Jans dochter, der kijnderen olders beijde uuijt gesturven sijn, mit noch een huijs daerbij; item een silveren riem vergult, van XXI slaegenGa naar voetnoot4), mit twee silveren kettekens; een schorthaeckGa naar voetnoot5) van silvere haecken ende tekenen, staende op rood satijn; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een silver vergulten vingher rinck mit twee schorteldoeckringhen; viertien paer silvere haecken, staende aen swart lakens mouwen; item een golden dubbel ducaet, een Nimweegs ducaet, twee gouden realen, een crusaet, twee Engelsche cronen, een Italiaensche croon, vyftien halve realen, twee goldguldens, een Philippus gulden, een Gelderse rijder, drije carolus guldens ende dartijen dalersGa naar voetnoot1); noch naderhandt aen gelt bevonden XLV golden guldens XV½ stuiver. Is noch bevonden een doecksken, waerinne waeren thien golden guldens, acht stuijvers, een oort, de gulden tot XXVIII stuivers gereckent, toe behorende wijlen Jacob Pieter Everts weeskynderen. Een coopbrief ende quitantie, gepasseert by Fopke Wopkezn. ende Hessel Thomaszn., als mombers tot Jacob Pieterszoons weesen, aen Jan Jacobszn. ende Anne Jans dochter, vanden huijsinge te Syaerda, mit hecken, heckpalen, van noch vijftien koeijen, twee rieren, een os, twee horsen ende andere dieren, alles gecoft ende betaelt voer vier hundert ende anderhalf gouden guldens, sijnde in date den XXIen Novembris anno 1549; ondergeschreven Fopke Wopkezn., Claes Heynezn. mitten behoorlijcken consentbreven daeroppe onder stadts segele. Een brieff, gepasseert bij Cornelis Claeszn. te BaijumGa naar voetnoot2) van tachtich goldguldens mit twee koeijen, een bed mit sijn toebehoor, twee stoelen mit twee cussens, een kiste, ellef loodt silverwerck, drije rocken, drije pelsen, twee tabberts, een hoeick, alles mit Trijn, sijn huysfroue in bernsGa naar voetnoot3) ontfangen ende noch van tseventich golden gul- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dens van geleent gelt, sijnde in date den XXIXen Junii anno 1557, ondergeschreven bij herGa naar voetnoot1) Foppe Hanszn. Item drije goede becantsGa naar voetnoot2) nijwe ende vijer oude bedden mit hun poelen, oorcussens, indertogen, groet ende cleyn XXIV; zes blaeu linnen stricklakensGa naar voetnoot3) met iseren roeden; vijftijen dekenen, goedt ende quaedt, onder malcanderen; drijee banckwercks stuelcussenen; XVII slechteGa naar voetnoot4) stuelcussens; Slaeplakenen XXIX; oorcussens, slopen groot ende cleyn XXI; negen pueldoecken, noch twee onopgemaect, vijff doptiesGa naar voetnoot5) tafellakens, noch twee slechte; een webGa naar voetnoot6) linnen laken, lanck XXI ellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TinwerckGa naar voetnoot7).Item vijff tinnen platelen, vijer sauserenGa naar voetnoot8), een tinnen halfcanne, een half mengelenGa naar voetnoot9), twee verndelsGa naar voetnoot10), noch twee ferndels, twee half verndels, twee croesen ende dartijen tinne lepelen. Een vijerbecken, twee meskenGa naar voetnoot11) blakers, twee mesken candelaers, ende een mesken potdecksel. Een coperen pot van vijff halfcannen grote. Een coperen pot van vijff mengelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een coperen pot van een ommecanneGa naar voetnoot1). Een halfcanne pot, een mengelens pot ende een bierpot. Acht eerenGa naar voetnoot2) emmers. Een grote ketell, groot omtrent drije vijerdersGa naar voetnoot3) mit een iseren trijvoet. Een vyerders ketel, een half vyerders ketel; noch een ketel wat cleyner; noch een cleyner ketel. Item twee iseren roosters, twee tangen, een vleyschforck ende een schuymspaen, een spiets, een degen ende oudt harnas. Een houten hoegel met een iseren sneekGa naar voetnoot4). Item een trijsoorGa naar voetnoot5) ende een kiste; noch een oude kiste; een spynthien mit noch een oudt; twee taefelen, item acht beschotenGa naar voetnoot6) stuelen; drije hoepkedeGa naar voetnoot7) stuelen; vier stoelen mit stroo gevlochten; drije drijstallenGa naar voetnoot8), een besloten banckGa naar voetnoot9).
Item wintersaijenge van tlandt, besaeijt mit een halflopen rogge, een lope weijtGa naar voetnoot10); noch gesaeijt 1 lopen weit ende 1½ lopen wintergarst te halve voor vrou BottinghaGa naar voetnoot11); Item zes tonnen rode butter ende XXXII koeijenkeesen, vier bomenGa naar voetnoot12) ongelGa naar voetnoot13), een last garste, een halflast weyte, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een halflast haver, acht lopen bonen, daerinne mede comprehendeert bij raeminge, tgene ongedorschen is; item vijff sijden speck mit twee ruggen; item twintich hijsenGa naar voetnoot1) runtvleesch mit itlicke andere stuckskes. Item XXII koeijen, een calfGa naar voetnoot2) rijerGa naar voetnoot3) ende vijer geldeGa naar voetnoot4) rijeren, vijer hocklingenGa naar voetnoot5), een twenterGa naar voetnoot6) stijer, twee winter bargenGa naar voetnoot7), vijf oude schapen ende een ram, twee foolenGa naar voetnoot8) merijen ende een gelde merije, een merijefoolGa naar voetnoot9), XVII eijndenGa naar voetnoot10), twaleff hoenders. Item drije oude wagenen mit zijltoegenGa naar voetnoot11). Een ploegh ende twee eijdenGa naar voetnoot12). Twee sleeden, twee seijnenGa naar voetnoot13) ende twee sichten mit een haertou; twee keetten, vijer foeckenGa naar voetnoot14), een griep, een oudt teemtou, twee haerreepen. Een carne mit iseren hoepen, ende een mit houten hoepen. Zeven rijvenGa naar voetnoot15), een dijdcloot, XXXI manden, zes tijnenGa naar voetnoot16), zes halve ende drije hele besloten suijpvaeten, een cuijp, groot omtrent drije tonnen; twee waschtobben ende twee waschschamelen, acht houten emmeren, een oudt backtroch, een bargetroch, een barghock, twee wannen ende drije fleijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een hooyblockGa naar voetnoot1), daer dbeesten nu af eeten, groot omtrent vyftien koehooijGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InschuldenGa naar voetnoot3).Schelte Claeszn., burger binnen Franeker, ende Eelck Jansdochter, echteluyden, sijn schuldich vijftich goudguldens van suijvel, luijt hun obligatie in date den XIIIen Novembris anno 1556, ondergescr. Schelte Claeszn. Noch hundert ende vijer gold guldens oock van suyvel, luyt den obligatie in date den XXen Maij anno 1557, ondergescr. Schelte Claeszn., Claes HilijniGa naar voetnoot4) zn. Frans Janckezn., woonachtich te IJlaerd, is schuldich luijt sijn eijgen aengeven, van suyvel negen ende dartich golden guldens min een oort, des sijn hem sijn brieven vandien gerestitueert, ende mede een rentbrief op Ryerd Aedgers, daer hij op wederomme versoecken mach. Sijbe Aneszn. ende Anne Ede dochter, echteluijden, sijn schuldich XXI½ (guldens) als reste van sijn obligatie, eyschende van een koe ende geleent gelt, sijnde d'obligatie in date den Xen Novembris anno 1556, ondergescr. Gerardes. Pieter Janzn. te Blije is schuldich van geleent gelt IX gold guldens. Sicke Jacobzn. te RijpetijerckGa naar voetnoot5) is schuldich van geleent gelt zeven gold gulden. TyeteGa naar voetnoot6) Obbes te Franeker is schuldich van een swarte koe sestien gold guldens, tbetalen OdilphiGa naar voetnoot7) anno 1558. Dirck Pieterszn. te LollemGa naar voetnoot8) is sculdich VII½ gold | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gulden van een enter rijer, tbetalen VictorisGa naar voetnoot1) anno 1558. Pieter Hilbrants te SlappeterpGa naar voetnoot2) is schuldich zeven golden guldens twintich stuijvers van ses lammen. Beerndt Janzn. te OostereyndtGa naar voetnoot3) is schuldich vyertijen gold guldens XVI½ stv. van geleent gelt. Cornelis Claeszn. te Baijem is schuldich drije golden guldens, dartijende half stuijver van geleent gelt ende dat boven de penningen, in sijn voorgaende brieven gementioneert. Aene Janszn.......Ga naar voetnoot4) te Schalsum is sculdich XX stuyvers van coren. Sijbren Sipkes te Franeker is sculdich vijff gold guldens ende IV stuijvers van huijden ende geleent gelt. Dirck Janzn. te BoxumGa naar voetnoot5) is sculdich een daler, als den selven gedaen aen veeren te copen. Item wort geseijt, dat Trijn Gerbrens huysfrouwe te Franeker oft haer overleden man Claes Repkes....Ga naar voetnoot6) sculdich soude sijn. Item een blaeuwe mans paltrock mit grote mouwen, een swarte mans iesseGa naar voetnoot7), mit noch een oude ende een swart lakens wambesGa naar voetnoot8); een blaeu vrouwen tabbert mit swart voerGa naar voetnoot9), een groen Engels rock, een pels mit groen Engels laken, twee nijwe ende dreije oude slechte manshemden. Actum voorscreven.
In kennisse van ons,
(w.g.) Frans Gisbartzn. Ens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIa.Op huijden, den VIIen Februarii anno XVc achtende viftich zijn de navolgende porcelenGa naar voetnoot1) van goeden inden sterfhuijse van wijlen Jan Jacobszn. te Syaerda bij Andres Janzn., Peter Claeszn., Claes Reylofszn. als mombers tot voorscreven jans nagelatene weese kynderen den meestbiedende bij maniere van auctie vercoft ende bijde navolgende copers elx also ontfangen ende in desen registre aengegeven, ende dat op besteck vanden articulen ende conditien navolgende.
I. Teweten dat alle d'gene, alhijr inden sterfhuijse geraeckende enijge goeden te copen, mitter daet hem selven sampt alle haeren goeden de selven cope ende betaelinge vandien aengaende submitteren ende dragen justiciabel onder den gerechte der stadt Franeker, niet tegenstaende dat sij all buijten die jurisdictie vandien geseten mogen sijn. II. Dat alle copers in enijge porcelen van goeden, bedraegende allene zeven stuyvers ende daeronder, gehouden sullen sijn, dselve terstont ende alleer sij de goeden uijten huisse oft wech draegen, te betalen met gereet gelt. III. Datmen allen de porceelen van goeden, bedragende over die summe van zeven stuijvers, betaelen sall voor Victoris dach naestcomende ende ten lanxten ende voor alle dilayGa naar voetnoot2) voor Allerheiligen daernae ende in cas van wanbetalinge oock mitten principale mede alle costen, schaden, interessen, daertoe te doen ofte lijden, alles onder expresse hypotheeck ende onderpant vanden selven gecofte goeden, sampt oock van alle andere der copers tegenwoerdige ende toecomende goeden, ende dat by pene van reale executie, sunder datmen daertoe enijge libellen oft andere enijge solemne proceduijren van rechte behoeven sall, sunder oock, datmen daertegen enijge exceptie, oppositie ofte contrarie actie pretenderen sall mogen, tsij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van enijge contrarie schulden oft actien ofte andersins in enijgerleije manieren. IV. Item dat een iegelick, enijge goeden alhijr gecoft hebbende, gehouden sall wesen nu ende naemaels altijt, sowanneer hij daertoe versocht mach worden, daervoor te stellen onder die jurisdictie van Franeker voorscreven genochsame borge, die welcke d'selve betalen sal als principale schuldenaer ende als sijn eijgen sculdt, sunder den principale te behoeven aenspraeken, onder hypotheeck ende in manieren als voren, ofte dat bij gebreke vandijen den dach van betalinge als dan ter stont ommegecomen sall weesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch twee hondert XXXIII ponden fleijs, tpondt voor 1 braspennick ende een penningh.
Jacob Janzn. voorscr. sijn bij Anne Anneszn., Harcke Janzn. ende Hessel Thomas ende alle te Tsalwert als daertoe by voorscr. mombers gecoren baersluijden toegedeelt ende toegetaxeert, in minderinge van sijn olders erfnisse alle d'huijsinge te Syerdema mitten winterzayenge opde landen, sijenGa naar voetnoot7) hecken, heckpalen, stroo, balckhoudt, barningeGa naar voetnoot8) mit itlicke andere romlingh, sampt d'verbeteringe van sloten ende anders aenden landen gedaen, alles tsamen totter summa toe van drije hundert ende negen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gouden guldens, een ende twintich stuyvers, de gulden tot XXVIII st. gerekentGa naar voetnoot1).
Actum ende alhijr mede geregistreert duer aengeven van Anne Claeszn. voorscr. sampt Andries Janzn., Pieter Claeszn. ende Claes Reyleffszn., den XIen Februarii anno 1558.
Jacob voorscr. heft noch gecoft thooy, opt heem synde, geacht op vijftich koehooy, doch so lutlich ende groot tselve is, voor......... XLII½ gd. gl., des sal hij oock mede van nu tot Meye anno XVC negen ende vijftich toe in cost ende dranck onderholden Claes Janzn., sijn jonxte broeder.
Actum den IIen Martii anno 1558. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIb.Op huyden den lesten Maij anno XVC negen ende vijftich sijn andries janzn., Pieter Claeszn. ende Claes Reylefzn., voorgaende mombers, verdraegen, dat voorscr. Andries ende Pieter den montschappe over Trijn, maerten ende anne, de drije olste ende Claes Reylefs over Claes, tjonxste kijnt van Jan Jacobzn. ende d'administratie haerer goeden sullen bewaeren, ende nae goede deelinge der voorscr. kijndere goeden, eerst de uuijtgelechte costen ende ongelden, sampt voedinge ende van Claes cledinge tot date deses toe doet gerekent, is bevonden, dat Claes, tvoorscr. jonxte kijnt, als goet heeft twee hundert vijf ende negentich golden guldens, sijnde onder Claes Reylefs voorscr. mit noch achtehalf gold gulden van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaer ontfangen rente, t'stuck tot XXVIII stuyvers gerekent, ende beholden d'andere drije kynderen elx twee hundert zeven ende negentich gelijke guldens, dartien stuyvers, een oort, van principale ende voorts rente gelijck tvoorscr. kijnd, onder handen van Andries ende pieter voorscr., des sijn haere voedinge ende cledinge noch ongerekent, ende blijven noch tot nader profijt der vijf kynderen sekere negen gold guldens onder een pieter janzn. to sybrandehuijs, alsnoch niet gedeelt, als dat alle d'luyden tegen malcanderen blijven salf(?) recht nopende tvorndel, twelck den jonxte kynderen uuyten....., neffens voedinge oft anders soude noch competeeren. Actum voorscr. In kennisse van mij (w.g.) Ens. In margine stond: Also Jacob, Trijn ende Martijen, Jan Jacobs kijnderen, nu al puberes sijnde, voor hem ende mede van wegen de andere twee jonxte kijnderen, item oock Claes Reylefszn., Andries Janzn. ende Pieter Claeszn. als mombers totten kynderen voorscr. alle, mit oock Cornelis Claeszn., haeren swager, aenden gerechte hebben versocht, omme der kyndere costen te vermijden, dat Gerbren Epes ontslagen ende quiteert soude worden van sijnen mede momberschappe over de voorscr. kijnderen, ende gehoort ook den consente van voorn. Gerben, mits oock dat d'voorscr. Claes, Andries ende Pieter verclaerden by voorscr. Gerbren vander kijndere goeden niet ontfangen nochte uuytgegeven tsijn; ende dat zij den selven in alles daeraff quiteerden, ende naemen de gehele laste ende administratie van dijen op hem luijden, onder hypotheeck haerer eygen goeden, so is d'voorscr. Gerbren vande voorscr. momberschappe mit sampt van alle lasten, actien ende molestatien ter cause vandijen in alles bijden gerechte der stadt Franeker ontslagen, geabsolveert ende gequiteert. Actum den XVIIen Martii anno XVC negen ende vyftich. In kennisse van mij (w.g.) Ens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van z.Ga naar voetnoot1) Mr. Jacob ende Iefcke voorscr. ende meede bij hulp van Aeff Jacops dochter, der voorscr. kijndere halff suster, d'welcke alle in warachtige woorden hebben gelooftGa naar voetnoot2) ende angenomen dije voorscr. aengewinge oprecht ende getrouwlijck toe doen, voer soo voele in hun kennisse weesen sall. Ende soo verre sij naemaels eets meer moghen geraecken te bekomen, 't selve alsdan oock meede te comen aengeven ende bij deesen doen stellen.
Inden eersten bevonden een huis, staende binnen Franeecker opdt CoudallGa naar voetnoot3), ter noorder sijde vande diepte, daer der voorscr. kyndere olders uuijtgestorven sijn, mit dije schuijre, sampt dije nutlic eijgendom der steede ende alle vordere gherechtigeden, daertoe behorende, belast aenden huissarmen binnen Franeecker mit XXXV stuijvers jaerlijckse grontpachte, hebbende Riwerdt Claeszn. ten westen ende Jan Cuijkens erven ten oosten naestgehuyst. Item een huijs ende schuijre, staende binnen Franeker opt Coudall, ter suijder sijde vanden diepte mitten nutlicken eijgendom der steede ende alle verdere gherechtigheden, daertoe behoorende, belast aen J. Amerentiana van GrombachGa naar voetnoot4) mit vijff ende dartich stuijvers jaerlycks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grontpachte, hebbende Sijbe Taeckeszn. ten westen ende Toemes Pieterszn., schoenmaker, ten oosten naestgehuist ende daertoe oock thoutsteckGa naar voetnoot1), aenden voorscr. huijse behoorende, doch dat den voorn. Sijbe tot sijn leventlanck toecompt t'gebruick vant t'selve steck, sonder eenighe huijre ende sijnde voorts tvoorscr. huijs mit sijnen voorgaende toebehoren vrij ende onbelast van alle wijder servituten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelt.Item bevonden aen gelt vijff ende dartich goude guldens, drie ende twintich stuijvers een half.
Noch een hondert gouden guldens, staende onder Hans Douwes nae vermogen den brijeve, daer aff van date den VIen Februarii, anno 1564, bij Hans voorn. ende Simon Janszn. ondergeschreven, geteekent mit A. Clenodien van goudt ende silver:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
item een silver treekGa naar voetnoot1); noch vijff paer silveren cleijne haeken an kinder mutsen geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mans cleederen.Een swarte mans tabbaert voer mit romanisteGa naar voetnoot2) vellen ende poten voor gevoert. Een blauwe mans tabbaert voor mit swart camelotGa naar voetnoot3) gevoert. Een swart laeckens castjackGa naar voetnoot4). Een paer swart camelotten mans mouwen. Twee paer mans heele hosenGa naar voetnoot5) ende een reys hoedtGa naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouwe cleederen.Item een lemeytenGa naar voetnoot7) vrouwen tabbaert mit swart forsettenGa naar voetnoot8) voor. Een swarte vrouwen rock mit een fluwelen boorde. Item een swarte vrouwen bouwenGa naar voetnoot9), voor open; een swarte bouwen, voor dicht. Een swarte vrouwen rock. Een blauwe vrouwen bouwen. Een nijewe vrouwen hoeyckGa naar voetnoot10) mit een parseGa naar voetnoot11). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch een dagelix vrouwen hoyck. Een vrouwen pels mit lemeytGa naar voetnoot1) laecken. Een nieuw paer swart fluwelen vrouwene mouwen. Een half sleetenGa naar voetnoot2) swart fluweelen vrouwene mouwen. Een paer swart satijnen vrouwen mouwen. Een swart breedt forsetten schortelldoeckGa naar voetnoot3). Een swart smal forsetten schortelldoeck. Een swarte vrouwen craegeGa naar voetnoot4) mit fluwelen slippen. Een swarte craeghe mit poten slippen. Een paer swart laeckens vrouwe mouwen. Item een swart camelotten kijntsGa naar voetnoot5) rock. Een roodt Aemsfoorts kyndt hemdrock. Een paer nieuwe vrouwen toffelenGa naar voetnoot6).
Item een nieu bedt met zijn poel. Twee middelbaerGa naar voetnoot7) bedden mit hun poelen. Vier oude bedden mit hun poelen. Twee olde voerlaekens wytlinghenGa naar voetnoot8). Vier bedteecks oorcussenen meest nieuw; noch twie goede bedteecks oorcussenen; noch twie bedteecks oorcussenen middelbaer. Drie olde bedteecks oorcussenen. Ses forsleijneGa naar voetnoot9) pluymcussenenGa naar voetnoot10). Vier buyckussenen, noch een cleijn oorcussen.
Item een roodt Engelsche deecken, ongevoerdt. Twee Mastrichse deeckenen, gevoerdt. Een groen laeckens gevoerde deecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Hamburger gevoerde deecken. Noch neegen gevoerde middelbaer ende oude deeckens. Ses roode Leijdse kijnder deeckenen. Een tafelspreidtGa naar voetnoot1).
Item drije banckwerxGa naar voetnoot2) stoelcussenen mit een hoornen. Twee banckwerx stuelcussen vandenGa naar voetnoot3) eedele boom. Een banckwerx stuelcussenen hebbende de name Jhesus Maria. Ses roodt Engels stuelcussenen. Drie groene Engels stuelcussenen. Twee blaeuw merktGa naar voetnoot4) Engels stuelcussenen. Noch drije banckwerx cussenen mit harten. Twee banckwercx cussenen mit leuwen. Een banckwercx cussen mit een lijndevormGa naar voetnoot5). Een banckwercx cussen mit een boom. Twee ruijgenGa naar voetnoot6) stuelcussenen. Een oudt groen stuelcussen. Een oudt blauw stuelcussen. Ses oude groene banckcussenen. Item twee halve saijen roode gordijnen mit een rabat. Vier halve blauw linnen gordijnen. Noch twee saien roode rabatten. Een heel blauw linnen gordijn mit een rabatt. Een blaeu linnen schoorsteens cleedt; twee roode saijen schoorsteens kleederen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Linwerck.SoevenGa naar voetnoot7) slaeplaeckenGa naar voetnoot8), groot elcx omtrent seven ellenGa naar voetnoot9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijff ende twintich andere cleine slaeplaeckenen. Soeven poeldoeken. Vijfthien doptiens taeffelaeckenen. Vier ende dartich oercussens ondersloepen. Vijff buyckussens ondersloepen. Noch twee cleijne slooptiens. Een dosijn dopties servetten. Vijff nieuwe ende vijff oude geschaerteGa naar voetnoot1) servetten. Noch drije olde servetten. Een damasten craemdwaelGa naar voetnoot2). Een dopties craemdwael; noch een oude dwael. Een dopties ende een slecht kyndts handdoecken. Soeven kindts doecken.
Achte mans gefronseldeGa naar voetnoot3) hemden. Acht vrouwene hemden. Noch een vrouwen hemdt. Een choercleedtGa naar voetnoot4). Twee ende twintich vrouwen hooftdoekenGa naar voetnoot5). Noch een hooftdoeck. Ses vrouwen halsdoecken. Soeven mutsen; noch een muts. Acht blaeuwe linnen vrouwen schorteldoecken. Vier kleine kijndts hemden. Seven kindts hullenGa naar voetnoot6). Ses voorbandenGa naar voetnoot7). Negen kindts mutsen. Ses kindts slabbenGa naar voetnoot8). Twaeleff droegeldoeckenGa naar voetnoot9). Een nieu bedhemdt. Noch een nieuw bedt hemd. Twaleff ellen min een verndell cleine linne laecken. Noch derde halff verndell linnen laecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item derdehalff ponden groff rijgeerenGa naar voetnoot1). Derdehalff ponden ende ses looden middelbaer vlassen rijgeeren. Noch een pondt ende XXII loden middelbaer vlassen rijgeern. Een pondt fijn cleijn rijgeren. Item aen gesoodenGa naar voetnoot2) geern XXII looden. Item vierdehalff ponden vlas, all schoon gemaeckt. Noch vier ponden schoon gemaect vlas ende X loodt. Item twee Engelsche ende twee voerlaeckens. Witte rifftenGa naar voetnoot3) mit een wit Engelsche swachtell; een vliegenet. Twee vrouwen filtenGa naar voetnoot4) mit twee causen. Soeven streng wit geern. Noch twaleff looden min een halff vierndell wit getweernt geern. Ses loodt swartt tweern. Anderhalff loodt blau geern. Twie bosschen boordeGa naar voetnoot5). Twie nieuwe sluepen tot slaeplaeckens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tinwerk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tinnen mengelen; drie beeckers; noch vier cleyne beeckers; drie verheeven soutvaten; twee block sout vaeten; noch een soutvadt; een butterschaele; vier coppen; acht saucijzen; ses tinnen schuttelen sonder oeren; een schuttel mit ooren; twee mosterpotten; een vierndels kanckeGa naar voetnoot1) en een halff vierndels cancke; ses tinnen lepels. Een stuck van twee ponden; een stuck van een pondt mit een halff ende een vierndell pont looden ghewichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Messinghwerck.
Een blaecker mit een pijp; noch een olde blaecker; twee roospijpenGa naar voetnoot3) aen schousteenen; twee cransen; een vuyrbecken; vier candelaren; noch een candlaer mit twee pijpen; twee handblaeckers; een klein beckencke; vyer pot deckselen; twee schuymspaenen; een clein gootlingh; een asch scheppe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coperwerck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iserwerck.Twee roosters; een buttergoot; een hackmes; een potseel; een hangijser; een geheel ijseren hoepel; een hoegel lat; een tanghe; drije keersnuyters; een vleijsch forck; vier gardijns roeden.
Item een harnasch mit een staelen cop, een stormhoedt; een roer ende een deegen; een bijll ende een dusselGa naar voetnoot2), ende een hamer ende een furck; een fleijsch gaffel; een cleijn candelaer, mit noch een steeckpyp; een iseren ellen; een gewichte van derthien ponden; den corff met alderhande oudt ijser; den oude blicken lanteerne ende slonscheGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HoldtwerckGa naar voetnoot4).Een kewijGa naar voetnoot5); een kiste; noch een Danswijcker kist; een comtoorGa naar voetnoot6); een groote ronde tafell; twee cleyne ronde tafelen; een viercante tafel; noch een tafels voet; een eecken slaepbanck; twee eecken settbanckenGa naar voetnoot7); drie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vuyren settbancken; twee vat banckenGa naar voetnoot1); een swart kannebordt. Een tafereel oft caert van S. PaulusGa naar voetnoot2) PerigrimatieGa naar voetnoot3). Een tafereel vanden forst van SaxenGa naar voetnoot4). Een tafereel vanden landtgrave van HessenGa naar voetnoot5). Een tafereel vanden rycke manGa naar voetnoot6). Een tafereel vant Oldt ende nieuwe testament. Noch drije cleijne tafereelen. Een tafereel vant avontmael. Een tafereel van onse Lieuwe Vrouwe. Een h. vrouwen beeldtGa naar voetnoot7). Een taefereel oft caerte van Grieckenlant. Een tafereel vanden hilligen Drie Coninghe. Een tafereel vanden thien gebooden.
Een spiegell; drie groote Deventer stoelen; noch drie Deventer olde stoelen; ses hoepkede mans stoelen; drie witte hoepkede vrouwe stoelen; een groen hoepkede vrouwen stoel; een swart hoepkede vrouwen stoel; vijff witte drystallen; drije groene drystallen; een kynder taefell stoell; een kynder beslooten stoellGa naar voetnoot8); eene groote beslooten stoell; een vrouwen stoele, met touwen gevlochten; twie cleyne vrouwe stoelen; twie cleyne kynder stoelen; een gaerslaegenGa naar voetnoot9) stoell; twee swarte schamelen ende een witte; een laeckencasse mit noch een cleyne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
casse; een toontafel; een cruijt doos; een tinnewercx cas; een peepermoelen; een soudtvat; een paer holten schalen; een schryffleije; drie mangelstokken, mit twie mangelborden; een keersladeGa naar voetnoot1); een puijster; een wyege mit een wijge banck; een stalbedtGa naar voetnoot2); twee spin wielen mit twie haspelen; item een groote baeckermattGa naar voetnoot3); een groot venster rijs; twee cleyne veynster rysen; een hangels corff; een dubbelde fruytmande; een broot mande met een holten bodem; noch een broodt mande; een luyrmande mit een lidt; noch een luyrmande sonder lidt; twee oude luyrmanden; een ronde naijmande; twee cleijne mandekens; noch een clenen mandeke; een kinder corff; twee cleermanden; een vischbent; elleff ronde witte tafelborden; twie dosijn roode tafelborden; item twie groote vleysch vaten; drie viernder vaten; twie halve vierders vaten; een turffvat; twee beddstocken; twie kijnties; een cleerbesem ende twee scrobbers; een scharffbordt; noch een clein scharfbordt; een vischemmer; twee voetstoeven; twie voet schamelen; een visch tobbe; vier melck tobbens; een keersvats tobbe; een keersvat met een cruys; twee melck emmers met gladde hoepen; een karne met twie stalen ende een karn wiege. Ses manden; een butter cop; twie witte plateelen; twee witte trylckens; twee boremmerenGa naar voetnoot4); een halsioekGa naar voetnoot5); noch een cleyn melckemmer; twie wasck tobben mit twie waschamelen; een waeter tonne; vyf holten plateelen; een handtdoecks stock; een hoestockGa naar voetnoot6), een oldt halff loopens maetcke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SteenwerckGa naar voetnoot7).Item twie witte steenen canckens met tinnen lidden. Een blauw steenen can mit een tinnen lidt. Een stenen halff canne mit een tinne lidt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een steenen mengelen met een tinnen lidt. Noch een cleyn steenen can met een tinnen lidt. Noch een halff mengelens stenen can mit een tinnen lidt. Noch een halff mengelens stenen kan met een tinnen lidt. Een steenen butter stelpGa naar voetnoot1). Een olijcanne mit wat boomolije. Twee steenen croezen. Een ommekanne stienen pot. Een melckpot mit een tuijt. Twee drie mengelens steenen potten. Een braet pot; een steenen pan; een groen ende een geel halff mengelens stenen potten; een visch panne; twie halve mengelens steenen potten. Item vijff waeter glaesen; twee drink passers; een Bremer bier glas; een wijn glas; een urinael glas.
Item twee calff koien mit een twenter calff rier ende tgebruijck van drije koegrasingheGa naar voetnoot2). Een hocklinck. Twee leeren emmeren; twaleff blauwe voet steenen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boecken.Item Corpus juris civilis, in vier groote boecken. Decretales GregoriiGa naar voetnoot3), in een groot boeck. Ciceronis opera, in twee groote boecken. Opera Titi Livii, in een groot boek. Cornelii Taciti Historia cum Petra Crunto Naturalis historiae Plinii, in een groot boeck. De honesta disciplina, t'samen in een groot boeck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Methodus utriusque juris per Conradum LagiumGa naar voetnoot1), cum enarrationibus Melchioris Clingk in quatuor libros institutionum, t'samen in een groot boeck. Adagiorum Chiliades ErasmiGa naar voetnoot2), in een groot boeck. Epistolarum opus ErasmiGa naar voetnoot3), in een groot boeck. Horatii opera cum commentariis cum PeresiiGa naar voetnoot4) operibus, t'samen in een groot boeck. Budaeus, De amissaGa naar voetnoot5) cum commentariis in Pandectas, t'samen in een groot boeck. Commentarii varii in AristotelemGa naar voetnoot6), in een groot boeck. Cosmographia regionum novi orbis, in een groot boeck. Terentii Comoediae cum commentariisGa naar voetnoot7) ende Plauti | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ComediisGa naar voetnoot1), t'samen in een groot boeck. Commentarii variorum auctorum in Ciceronis OrationesGa naar voetnoot2), t'samen in een groot boeck. Xenophontis operaGa naar voetnoot3), } Herodoti HalicarnassiGa naar voetnoot4) libri novem, } Justinus HistoricusGa naar voetnoot5), } Lucianus, De veris narrationibus } et Diodorus SiculusGa naar voetnoot6), tsamen in een groot boeck. Vergilii opera cum commentariisGa naar voetnoot7), in een groot boeck. Aristotelis opera Graece, in een groot boeck. Diodorus Siculus Graece, in een groot boeck. Herodotus Graece, in een groot boeck. SuidasGa naar voetnoot8), Graece. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Commentarii Budaei in linguam GraecamGa naar voetnoot1), in een groot boeck. Herbarius Leonardi Sischii duyts, in een groot boeck. Biblia SacraGa naar voetnoot2), in een groot boeck. Arithmetica Boetii, in een groot boeck. Thucydides, De bello Peloponesiaco et Atheniensi una cum LuitprandiGa naar voetnoot3), De rerum gestarum per EuropamGa naar voetnoot4), libris sex, t'samen in een groot boeck. Platma, De vitis pontificum. Institutiones juris civilis in quarto. Institutiones juris per Theophilum antecessorum. Institutiones juris civilis in parva forma. Alexander ab Alexandro, Generalium diarum, libri sex. Juvenalis cum commentariis. Commentaria Germanae in Cornelium Tacitum, De situ, moribus et populis Germanorum. Rhetorica TrapesontiiGa naar voetnoot5). Theodorus Gaza, Grammatica GraecaeGa naar voetnoot6). Victruvius, De architectura cum Julio Trontino, De aquae ductibus et aliis. Boetius, De consolatione philosophiae cum commentariisGa naar voetnoot7). Hyeronimi Cardani De supplemento almanachi et restitutione temporum et motuum celestum item geniture, etc.Ga naar voetnoot8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suetonii Tranquilli duodecim Caesares. Macrobii saturnalia et insomnum Scipionis. Hippocratis opera latine per Janum Cornarium in twee middelbaer boecken. Historia stirpium per Leonardum Faschinum. Horatii opera cum commentariis in quartoGa naar voetnoot1). Horatii opera in octavo. Quintiliani institutiones cum declamationibusGa naar voetnoot2). Julii Caesaris commentarii. Quintus CurtiusGa naar voetnoot3). Historia ClaudaniGa naar voetnoot4) in duobus voluminibus. Laurentii Vallae Lucrubrationes ad instaurendam linguam latinamGa naar voetnoot5). Ulrichi Zascii, De actionibus cum locis communibus juris civilisGa naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aristotelis De arte rhetoricae graecae, libri tres, in een boeck. Arithmetica per Jacobum Micyllum. Magne naturalis sive de miraculis rerum naturalium libri IV per Joannem Baptistam portum NapolitanumGa naar voetnoot1), cum Paracelso, De Vita longaGa naar voetnoot2), t'samen in een boeck in octavo. Naturalis scientiae compendium per Hermolarum barbarum. Andreae Alciati, TaxisGa naar voetnoot3). Pii II pontificis cum Asiae Europeque descriptio. Erasmus, De usu carnium. Catullus, Tibullus et PropertiusGa naar voetnoot4), t'samen in een clein boeck. Den negen boeckenGa naar voetnoot5) in Hoechduytsch. Noch een Hoegduyts rekenboeck. De arte supputandi per Gisbertum Constallum. Mathematica gamine PrisciGa naar voetnoot6). Aliquot annotationes Ciceronis cum aliquot commentariis. Homeri Odyssea latine. Luciani Pharsalica. Salustii opera. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Justinius cum L fenestella. Expositiones titulorum juris per Sebastianum Brandt. Gellius Italicus, De bello Punico. Cato, Varro, Palladius et Columella, De re rusticaGa naar voetnoot1). Xenophontis opera Graece, in tribus voluminibus. Luciani opera Graece, in duobis voluminibus. Galenus Graece De differentiis morborum et aliis quibusdam. De arte testandi et cautelus ultimarum voluntatum. Lucretius PoetaGa naar voetnoot2), De rerum natura cum Claudani operibus. MoriaGa naar voetnoot3) Erasmi cum commentariis Listrii. Ecclesiastes Erasmi sive de ratione concionandi. Petri Rami DialecticaGa naar voetnoot4). Titelmanni Dialectica. Titelmanni Compendium naturalis philosophiae. Auli Gellii Noctes Atticae. Methodus medendi per Galenum. Georgius Agricola, De mensuris et ponderibusGa naar voetnoot5). Hermannius Torrentinus cum carminibus Alexandri. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plutarchus, De placitis philosophorum Graece et Latine, ongebonden. Ciceronis Rhetorica ad Herennium. Ga naar voetnoot1) Oratio de origine et potentia turrarum. Coelum philosophorum seu de secretis naturae per Philippum Ulstadum. Rudimenta cosmographica Joannis Honteri. Ovidii de arte amandi cum commentariis. Elegii LotichiiGa naar voetnoot2). Quadrans astronomicus Apiani. Arithmeticae methodus per Gemmam FrysiumGa naar voetnoot3). Ovidius, De tristibus cum commentaribus. Epitome juris civilis per Constantinum Hermenopolum. Joannus Velairionis Commentaria in Aristotelem. Joannus de Sacrobusco SphaeraGa naar voetnoot4). Albertus Magnus, De formatione hominis in uteroGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Georgii Trapezontii, In aphorismos Ptolomei. Epitome Inventionis dialecticae Rudolphi Agricolae. Orontius Tureus, De arithmetica. Die historie van Tobias in Duyts ende Francoijs. Dije spyegell van Sassen. Den bussen meisterijeGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laecken ende waeren inden sterfhuyse bevonden.Acht ellen ende een halff verndell terreijtGa naar voetnoot2) EngelsGa naar voetnoot3). Vier ellen roodt Engels; vier ellen schaers moreytGa naar voetnoot4) Engels. Drije ellen ende vyff sestiendeelen swart Engels. Noch anderhalff swart Engels. Een ellen ende drie sestendeelen wit Engels. Een verndell graeu Engels. Vier ellen grof ijsgraeu Engels. Vierde halff ellen swart keepersGa naar voetnoot5). Acht ellen ende anderhalff vierndell moreyt keepers. Vijfftehalff ellen roodt keepers. Twee ellen ende een veerndell teneytGa naar voetnoot6) keepers. Drie ellen ende drie verndelen schaers aschverwGa naar voetnoot7). Vyff ellen ende een halff verndell roodt Aemsfoorts. Acht ellen ende een drie verndel blaeu AemsfoortsGa naar voetnoot8). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derdehalff ellen blau meerdtsGa naar voetnoot1). Acht ellen ende drie verndeelen swart groff. Een ellen ende anderhalff verndelen groff wilt. Acht ellen breedt swart forsetGa naar voetnoot2). Derdehalff ellen schaers roodt saeij. Anderhalff ellen schaers graeu vorsteynGa naar voetnoot3). Twee ellen ende drie verndelen swart bomesijnGa naar voetnoot4). Vyf verndelen groen franijenGa naar voetnoot5). Ses rollen swachtels. Een cussen bladtGa naar voetnoot6). Een nieuw glaedtGa naar voetnoot7) cussen. Tiendehalff ellens small CanifasGa naar voetnoot8). Twee Mastrichtse deekenen. Twee Hamburger deeckenen; twee cussens leerenGa naar voetnoot9). Acht ende twintich ponden koetou. Veerthien ponden cleijn touwGa naar voetnoot10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brieven ende instrumenten, in den sterffhuijse bevonden.Inden eersten een obligatie van hundert gouden guldens, holdende op Hans Douwes ende in den beginsele deeser inventarijs verhaelt, sijnde buijten opgheteeckent mit A. Een coopbrieff vant sterffhuijs in francijnGa naar voetnoot11) geschreeven, gepasseert bij Jacop Weijmerszn. ende Nies Claes dochter, echteluijden, aen mr. Jacob Roeleffzn. ende Iefcke Sijbe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dochter, echteluyden, in date den XXVen Januarii anno XVC drie ende vijfftich, mitten handschrijft van Douwe Aggeszn., Rywerdt Claeszn. ende mester Gattie Pieterszn. bevesticht ende mit diwerse actien van betaelinge, daeroppe geschreeven, ende oock mitten consent brieve daeraen gehecht onder der stadt Franeecker signet, daeraen hangende ende ondergeschreeven gratie, ende is buyten opgeteekent met B. Noch een baerGa naar voetnoot1), in pampier geschreeven, in date den XVIen Januarij anno XVCLVIII mit een.......Ga naar voetnoot2) van betalinge van costen der huijse voorscreven, in date den VIIIen Martii, daeroppe een acte van betalinge, in date den XVIIen Maij anno 1558, ondergescreven Tijmen Jacobszn.
Noch een acte van betalinge daeroppe in date den XIIIen Maij anno 1561, inhebbende generale quitantie vanden geheele coopsteedeGa naar voetnoot3) der voorscreven huysinghes, sijnde ondergeschreeven Dien Jacobs dochter, wijllen Folckerts ende Fonger Botteszn. ende RicheusGa naar voetnoot4), ende is buyten opgeteeckent met C. Noch een reversaleGa naar voetnoot5) brijeve vant voorschreeven huys, daeroppe meede staende gheschreeven dyverse acten van betalinge ende oock mede dije generale quitantien vanden gheheele coopsteede, synde mede in date den XIIIen May anno XVCLXI, ondergeschreeven S. Richeus, is opgeteeckent met D.
Noch een acte uuijten recessboeckeGa naar voetnoot6) der stadt Franeecker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van date den VIIIen Maij anno 1554, byden welcken dye kinderen van Jacob Rijemers consenteert hebbende, dat hij die geheele cooppenningen soude moghen alleene ontfangen, sijnde ondergeteekent Gaathie, ende is buijten opgeteeckent E. Een coopbrijeve van d'eene helffte vant huijs den kijnderen doer scheijdinge tegens Sijbe Taeckeszn. ende zijn kijnderen toecomende, ten oosten naest Sijbe Taeckes huijs, gepasseert bij Trijn Aerents dochter, mit consente van Sybren Dirckszn., haeren man, wonachtich aen Sinte Anna Parochie op den Bildt, synde van date den IVen Januarii anno XVCLX, ondergeschreeven Claes Hanszn., Fedde Hobbezn., alias Frederick ries cholte vander yeltGa naar voetnoot1), mitten consent brijeve onder dstadt signet in date den IXen Februarii anno 1560, ondergeschreeven S. Richaeus ende oock mitten reversaelbrijeve daeraff geweest ende all gecasseert, hebbende oock articulen van betaelinge daeroppe gescreven ende buyten opgeteeckent F. Een coopbrieff van een vierdepart der voorscreven huijse, gepasseert by Schelte Jacobszoon aen Sinte Jacobs Parochie, sijnde van date den XVen Februarii anno 1560, ondergeschreven Schelte Jacopszn., Claes Hanszn. Noch een acte van quitantie daeronder geschreeven in dato den 1en Junii anno 1560, ondergeschreeven Schelte Jacops ende S. Richeus mit oock tconsent brieff daeroppe in date den XVIen Februarii anno 1560, onder d'stadt Franeker signett ende ondergeteeckent S. Richeus ende is opgeteeckent G. Een coopbrieff vande restante vierdepart der voorschreeven huijse, gepasseert bijden erffgenamen van Wybren Janszn., in date den VIIIen Julii anno 1561, ondergeschreeven Simon Janszn., Aecht Wybrandts dochter, Aeff Wybrants, Sywerdt Pyeters, G. Ens, Wijbe Reynzn., | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S. Richaeus, mitten consentbrieve onder dstadts signet, in date den XIen Julii anno 1561 ondergeschreeven S. Richaeus ende is beyde opgeteeckent H. Een generale quitantie, bij Trijn Aerents dochter bovengescreven gepasseert, van haer uterste helffte der huyse voorscreven, in date den XIVen Maij, anno 1560, ondergeschreeven Douwe Aggeszn. ende is opgeteekent J. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
InschuldenGa naar voetnoota).Item is inden sterffhuyse bevonden een groot reeckenboeck, in roodt leer ghebonden, inden welcken alle die geschreeven schulden bevonden syn doergestreecken ende alsoo niet met allenGa naar voetnoot1) oopen. Item noch bevonden een cleijn rekenboeck, in groen pampier benayt, daerinne worden bevonden alnoch open te staen, by wijlen Iefcke, der kijndere moeders eijgen hand geschreeven, den porceelen naevolgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UuytschuldenGa naar voetnoot6).Aeff Jacobs dochter, der kyndere halve suster, compt teGa naar voetnoot7) cause van haer E. vaeders, moeders ende oock fan wijlen Teth Lieuwes, haers olde moeijes erfenissen, duer scheidinge ende accoordt, dien aengaende bij haer mit wijlen Iefcke, der kyndere moeder ghemaeckt, dsumme van.................Ga naar voetnoot8).
Tied, dye dienstmaecht int sterffhuijs, compt van verdiende loon....... drije Hoorns guldensGa naar voetnoot9).
Aldus geslooten op huyden den IXen Martii anno XVC acht ende tsestich in kennisse van ons.
Onderstondt geschreven Claes Hansz. Richaeus.
(Oud-Archief van Franeker. Losse bescheiden, no's 85, 98 en 132.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift.De heer Dr. O. Postma te Groningen was indertijd zoo vriendelijk, mij in een particuliere correspondentie eenige verbeteringen en aanvullingen voor te stellen in verband met de aanteekeningen aan den voet bij mijn ‘Inventarissen van Franeker burgers en boeren omstreeks 1550’ (eerste gedeelte), opgenomen in de Bijdr. en Meded. van het jaar 1925 (46ste deel). Het komt mij voor, dat bedoelde rectificaties van dezen deskundige van te groote beteekenis zijn, om ze nog niet bij wijze van aanhangsel achter dit stuk te laten volgen, welke meening tot mijn voldoening gedeeld werd door het Bestuur van het Historisch Genootschap. Voor de belangstellenden in deze materie is het ongetwijfeld het meest overzichtelijk, wanneer ik in volgorde der bladzijden den zakelijken inhoud dier opmerkingen hieronder weergeef en de niet altijd even positieve uitkomsten van Dr. Postma's onderzoek toelicht met eenige bewijsplaatsen, meerendeels aan zijn opgaven ontleend. Blz. 80, noot 2: ‘thuijs.... groot elliff fack’. Hier worden geen ‘gollen’ of hooivakken bedoeld, doch de ruimten achter twee koestal-(‘bûthûs’-)gebinten, welke de wijdte van een stal hadden. Daarmee in overeenstemming is dan ook, dat de ‘molkenkeamer’, (vertrek, waar de melk ten behoeve der zuivelbereiding werd bewaard) wel eens 2-5 ‘fack’ lang was en het geheele huis soms wel 18 vak. Mijn oorspronkelijke gissing werd trouwens opgeheven door het feit, dat de oude Friesche boerenhuizen het hooi buitenshuis hadden, door Gallée en Uilkema in hun respectievelijke studiën over de wording van het Nederlandsche en Friesche boerenhuis nader bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blz. 84, n. 2: ‘een karnewiegh’ was niet de karnstok, bij het polsen van de melk gebruikt, doch de ‘wiege’, die, schommelend als een wieg, de beweging op den polsstok overbracht. Alleen valt het hier wel op, dat deze evenals de karnmolen bij andere soortgelijke inventarisaties nooit afzonderlijk voorkomt, als bij het huis behoorende en gerekend wordende tot de aarden nagelvaste goederen, de immobilia dus. Blz. 84, n. 10: ‘vijf oude wielen mijt een slachter’, waar voor het laatste woord geen slagbijl of akst kan gelezen worden, doch een onderdeel van een wagen, welke naam onder het Friesche ‘boerereau’ (bedrijfsgereedschappen) nog gangbaar is (vgl. Friesch Woordenboek i.v.). De wielen draaien om een as, die een onderdeel van den ‘slachte’ vormt; een Friesche hooiwagen heeft dus twee slachten; onderstel van een wagen. Blz. 84, n. 11: ‘ende twee oude berrien’, bij de vorige aanteekening juister aansluitende in de beteekenis van zijschotten van den wagen dan van draagbaren. In 't Nfri. kent men nog de ‘bûkberrie’, welke het draagvlak, den onderlegger van den wagen uitmaakt en twee ‘sydberries’, breedere of smallere zijschotten, onder een stompen hoek op de eerste rustende. Blz. 84, n. 13: ‘een clingh’. Over de beteekenis van dit begrip heerscht allerminst eenstemmigheid, doch het naarstig onderzoek van den Heer Postma heeft mij wel overtuigd, dat mijn verklaring ‘strijdwapen’ in verband met de opsomming der voorgaande en volgende posten misschien minder logisch is. De uitkomsten daarvan wijzen er althans op, dat we bij dit woord veel eerder moeten denken aan een mesthoop, dien men liet ‘beklinken’, uitdrogen, om den mest als brandstof te kunnen gebruiken. Hoewel voor deze meening nog geen rechtstreeksch bewijs is gevonden, zoodat ze vooralsnog een hypothetisch karakter blijft behouden, is het ook hier volgende ‘dompen’ (turven van koemest) daarvan een bevestiging. In elk geval is clingh = ‘rûchskerne’ (mesthoop) zeer aannemelijk, als zijnde hoop, hoogte, van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedroogde of droge afvalstoffen, waarmee de vorm (heuvel-)kling eveneens overeenstemt. Dr. Postma zelf vond in 17e eeuwsche inventarissen: ‘Dompen van clingh van 't ander jaar’ (1618), ‘een old clinge ende nu dit jaar toecomende’ (1617), ‘2 clingen’ en ‘2 cleten dompen’ (1615), waarvan alleen weer de laatste vorm op ietwat verwarrende wijze afwijkt. Blz. 84, n. 14: ‘een deel dampen’ wat in samenhang met het vorige volgens den Heer Postma eerder zou wijzen op een verschreven vorm van ‘dompen’ een hoeveelheid van uit mest gemaakte turven, een te minder hypothetische verklaring, als men er op let, dat het subst. ‘domp’ in 't Friesch Wdb. nog voorkomt als turf van koemest. Blz. 87, n. 1: Over de oude Friesche vlaktemaat ‘pondemaat’ is al veel te doen geweest, zoowel wat de verklaring van het woord als de berekening der door dit geometrisch begrip uitgedrukte oppervlakte betreft. Dr. Postma neemt aan, dat het eerste deel samenstelling ‘pond’ zijn verklaring vindt in de omstandigheid, dat een pond 240 penningen had, waarmee men vergelijke 1 pdm. = 12 einsen = 12 × 20 penningen, alzoo niet de oppervlakte land, dat een pond (talentum) waarde had. Ofschoon de te dezer zake kundigen een dergelijke verklaring niet unaniem onderschrijven, verdient het zeker de aandacht, de wetenschappelijke verhandeling, welke de Heer Postma aan dit onderwerp wijdde in het Friesch tijdschrift ‘Swanneblommen’, jrg. 1920, daarover na te slaan (o.a. ‘De greatens fen in pounsmiette’, blz. 34; ‘Ho is de pounsmiette ús Fryske lânmiette wirden?’, blz. 100, en nog andere artt.). Blz. 88, n. 7: ‘een boijtz’, eerder een vat of kuip dan een zak of mand ter bewaring van vloeistoffen. Nog in gebruik is het Nfri. ‘waeiboaits’, waaruit de boer met het ‘hânfet’ de wei opschept. Blz. 89, n. 6: ‘een ruychschaeve’ zal misschien de verschreven vorm van ‘rûchskerne’, mesthoop zijn, ook meer in logische volgorde op ‘clingh’ (zie boven). Blz. 89, n. 7: ‘twee dycloten’ kùnnen zware gewichten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn geweest, doch ook groote ballen van mest, dus groote dompen, die in de meeste boerderij-inventarissen steeds voorkomen in samenhang met ‘clingh’: (opgaven van Dr. Postma uit begin 17e eeuwsche inventarissen) ‘1 clenge, 2 cloten dompen’, ‘een clenge, 4 klootdompen’, ‘dyckloetten dompen’, ‘een clein dijckkloot dompen’, ‘4 klootdompen met nog eenige op de balcken en in de stall’, ‘omtrent drie vack dompen op de balcken’, alzoo opgestapelde turven uit gedroogde mest, meer bal- dan blokvormig, geen vervenersproduct doch op de boerderij gemaakt. Blz. 89, n. 11: voor ‘en byden selven geassermeert’ voor: geassermenteerd, beëedigd, kan ook en zeker eenvoudiger als juiste lezing ‘geaffermeerd = geaffirmeerd, bevestigd, aangegeven worden. A.H. |
|