Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47
(1926)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||
De Noord-Oostelijke doorvaart naar China,
| |||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||
van de bekende premie van 25.000 gulden bij resolutie van de Staten-Generaal van 13 April 1596 en tot het Generaal Octrooi van 1614, waarbij een monopolie voor vier reizen werd beloofd aan den ontdekker van nieuwe landen en nieuwe wegen. Op het request van Mr. Joris Carolus besloten de Staten-Generaal, onder toekenning van eene gratificatie voor de ingezonden kaart, dat zij ‘voorder egeen oncosten meer en begeren te doen tot last van het Landt, om de voorschreven passagie te doen ondersoecken, toelatende sulcx te doen die Coopluyden’ (enz.)Ga naar voetnoot1). Het in 1602 aan de V.O.C.Ga naar voetnoot2) verleende monopolie, dat alle anderen uitsloot van de voordeelen van den handel om de Kaap, deed de belangstelling herleven voor het probleem van de Noordelijke doorvaart, hetwelk de V.O.C. aanleiding gaf om in 1608 eene uitbreiding van haar monopolie te vragen voor de Noorder doorvaart en haar bewoog tot het uitzenden van Hudson in 1609, om de andere concurrenten voor te zijn en zoo mogelijk verdere concurrentie af te snijden. Ook daarna verminderde de belangstelling voorloopig niet, getuige de bij Muller blz. 381-386 vermelde pogingen, waaronder die van Joris Carolus in 1615 en van de Noordsche Compagnie in 1615 en 1625. En zelfs dit, door Muller als laatste vermelde, plan vormde nog niet het slotbedrijfGa naar voetnoot3). Uit 1631 is eene poging bekend en in 1632 ontstonden er op Jan Mayen eiland geschillen over de bij een ontdekkingstocht door de Kamer Amsterdam besomde traanGa naar voetnoot4). De hierna afgedrukte bescheiden bewijzen, dat ook nog lange jaren daarna de plannen levendig bleven. Zij betreffen de aanvrage om octrooi door een groep van kooplieden tot de Staten-Generaal gericht in 1664 en | |||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||
het weder oprakelen dier plannen door den zoon van een der ontwerpers in 1720. De vroegere plannen waren alle afgestuit op de ongunstige ijstoestanden in het hooge Noorden en het is dan ook wel geen toeval, dat het eerste plan samenvalt met een zeer gunstig ijsjaar, waarin Willem de Vlamingh 82o10 bereikte en Cornelis Roule zelfs tot 84o en 85o doordrong. Uit onze bescheiden blijkt, dat nog een derde commandeur een record bereikte, door tot 84o te komen zonder in het ijs te zeilen. Dit laatste gelukte namelijk aan Jacobus Jelmerse Cock, die in direkte relatie stond met de combinatie van 1664 en wiens aanwijzingen den stoot gegeven hebben tot het nieuwe plan. Beide plannen zijn afgestuit op de tegenwerking der V.O.C., doch zij behouden hunne waarde zoowel als economisch verschijnsel op zich zelf, als wegens de daarbij blijkende bijzonderheden betreffende de voorbereiding van het plan en van de daarvoor op te richten Compagnie, in het bijzonder ook wegens de beteekenis der, vooral bij de plannen van 1664, betrokken personen. Waarschijnlijk is het plan uitgegaan van Guilielmo Van der Voort, een groot handelsman te Amsterdam, die gewoonlijk als eerste onderteekent, zijn broeder Gio Van der Voort, - beide zwagers van Pieter de la Court door diens tweede huwelijk met Catharina Van der Voort -, den koopman Jan van Weert te Amsterdam, Nicolaes Vis of Visch, waarschijnlijk een reeder van de Groenlandvaarders uit Zaanland, waar deze naam thans nog veel voorkomt, en ten slotte Pieter de la Court, den bekenden Leidschen industrieel en staathuishoudkundige. De combinatie werd bijgestaan door den advocaat Mr. J. Wtenhage, die hare belangen bij de Staten-Generaal behartigde. In de combinatie treden in het bijzonder de oudste Van der Voort, Van Weert en De la Court op den voorgrond. Van Weert toonde een afzonderlijk standpunt in te nemen ten opzichte der aan de oprichters toe te kennen voordeelen en maakte een eigen concept voor het request, doch moest wijken voor den wassenden invloed van De la Court, wiens ontwerpen in hoofdzaak gevolgd blijken, en die ook zoowel met Van der Voort als met | |||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||
advocaat Wtenhage hierover in correspondentie stond. Hij beschikte ook over invloedrijke relaties, waardoor hij steeds op de hoogte bleef van wat in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van de Staten van Holland, of in commissies, werd besloten. Wtenhage noemt daarbij tweemaal als bron den neef van De la Court en vermeldt eenmaal, dat deze op het punt staat naar Dordrecht te vertrekken. De veronderstelling is dus niet te gewaagd, dat deze neef niemand minder is dan de raadpensionaris Johan de Witt, van wien wij weten, dat hij in relatie stond met De la Court en van wien de Heer Fel. Driessen kort geleden heeft aangetoond, dat hij een germain neef was van De la Court. Wij mogen dan aannemen, dat het plan door De Witt werd gesteund, hetgeen zeker hiervan het gewicht verhoogt. Ook de medewerking van P. de la Court op zich zelf is hierbij reeds van belang, in het bijzonder ten opzichte van de beschouwingen betreffende den opzet van de compagnie. Waarschijnlijk is hij oorspronkelijk slechts door zijne familierelatie met de Van der Voort's erbij betrokken, want, ofschoon hij 13 scheepsaandeelen bezatGa naar voetnoot1), waren zijne belangen toch niet in het bijzonder bij de reederijen gelegen. Eigenaardig is, dat zoowel De la Court als de Van der Voort's Vlaamsch bloed in de aderen hadden. Pieter zelf was wel te Leiden geboren, in 1618 of 1620, doch zijn vader Pieter kwam uit Yperen en vestigde zich eerst in 1613 te Leiden, en zijne moeder Jenne des Planque kwam uit Marck bij Rijssel. De vader van de Van der Voort's, Isaac, was in Antwerpen geboren. Er zat in hen dus iets van het ondernemende, soms wat fantastische, dat zoovelen Zuid-Nederlanders eigen was, en hen van zoo groote beteekenis maakte voor den opbloei van Nederland in het einde der 16de en in de 17de eeuw. De plannen van 1664 werden in 1720 weder opgevat door den zoon van Pieter, Mr. Pieter de la Court van der Voort, een man van een groot fortuin, die volgens de berekening van zijnen zoon Allard, samen met zijne | |||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||
vrouw Sara Poelaert in 1739 een vermogen naliet van F. 1.138.213. -, een voor dien tijd zeer belangrijk bedrag. Hij legde den grond voor het cabinet De la Court, dat in 1766 voor F. 68.437. - werd verkochtGa naar voetnoot1). Hij stond als fabrikant en handelsman in betrekking tot J. Waarts te Amsterdam en met kassiers en kooplieden te Bayonne, Nantes, Genua, Venetië, Londen, Hamburg en Sint-Petersburg. Wij kennen hem als een zelfvergenoegd man met eenigszins fantastisch karakter, die zijn cabinet en zijne ananaskweekerij o.a. gebruikte om in relatie te komen met menschen van naam, zooals de twee prinsen Philips en Willem van Hessen, den vice-kanselier te Schönbrunn, de bisschoppen van Mainz, München en Würzburg, verschillende gezanten enz. Hunne zeer onbelangrijke bedankbrieven liggen nog netjes bijeengevoegd in het dossier De la Court bewaardGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||
Het plan van 1664.De eerste bescheiden betreffende de octrooiaanvrage zijn eene verklaring der vijf deelnemers op 5 Juli 1664, waarbij zij zich tegenover Mr. Wtenhage borg stellen voor de kosten te maken in verband met het aanvragen van het octrooi, en de brief van Pieter de la Court, hieronder als No. I opgenomen, gedateerd 7 Juli 1664 en gericht aan zijne beide zwagers Van der Voort. Uit dit schrijven blijkt, dat over het in te dienen request uitvoerig van gedachten werd gewisseld. In het dossier te Leiden zijn dan ook 8 ontwerpen aanwezig, waarvan er drie gelijkluidend zijn en waarschijnlijk den definitieven tekst bevatten. Absolute zekerheid hierover bestaat niet, | |||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||
daar noch in het archief der Staten-Generaal, noch in dat der Staten van Holland door mij het request werd teruggevonden. Bij alle verschil in détails zijn de verschillende ontwerpen wat de hoofdzaken betreft zoo gelijkluidend, dat ik meen te mogen aannemen, dat er eerst eene algemeene bespreking heeft plaats gehad en dat de nadere uitwerking daarna aan de verschillende deelnemers is opgedragen, - althans aan drie van de vijf, want op grond van No. 1 kunnen wij het gevolgde ontwerp met vrij groote zekerheid aan P. de la Court toeschrijven, eene kortere redactie aan J. van Weert en eene derde aan Guilielmo van der Voort. Dit laatste ontwerp toch, dat zich zeer sterk bij dat van De la Court aansluit, bevat eene zinsnede aan het slot van den volgenden inhoud, die in alle verdere ontwerpen ontbreekt, en hiernaar wordt verwezen in een brief van Mr. Wtenhage. De zinsnede luidt: ‘Ende dat voorts de supplianten mogten wesen ontslagen en bevrijd, ten minsten voor eenige reysen, van alle lasten en ongelden op 't inkomen en uitgaan der goederen en scheepen in en uit deese landen, en alle andere diergelijke lasten, geen uytgesonderd, alreede opgesteld en nog op te stellen, en dat in faveur en om redenen van 't voorschreeven, ende dat nog andersins deese voyages afterweegen gebleeven zijnde, als voorheenen, de landen uit deesen hoofde geen voordeel souden hebben ontfangen en genoten, en opdat de kosten by de supplianten te doen door deese lasten nog daarenboven niet vergroot en verswaard mogten werden’. Wtenhage plaatste hierover in een samenvattend concept als aanteekening: ‘N.B. mijn Heer u Swager van der Voort sloeg nog voor te versoeken vrijdom van imposten op de consumptie, maer is sulcks alhier overgeslagen, omdat van de Staten van Holland most versogt werden. En daerenboven bedugte, dat de geinsereerde laetste clausel aenstoot genoeg sal geven, alhoewel nog sou konnen werden bekleed met 't exempel van de octroyen, die gegeven plegen te werden aen de Bedieckers van nieuwe landen, die gemeenlik of altijd vrijdom van verpondingen verleend werd, gelijk ook somtijds die eenige ledige erven in cas van uytsetting van een stad betimmeren’. | |||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||
De verschillen in de andere ontwerpen zijn van weinig belang; alleen beginnen deze met een aanhef over ‘Gods besondere goetheyt’ tegenover de ingezetenen der Vereenigde Provinciën, die bij De la Court ontbreekt en, als hier minder zakelijk, is weggelaten, en wordt in een der ontwerpen nog uitdrukkelijk gewezen op de ‘slechte gestaltenisse veeler ambagten en fabricquen door de nonconsumptie harer manufacturen’ als motief voor het zoeken van nieuwe wegen voor afzet daarvan. Het request werd omstreeks 23 Juli bij de Staten-Generaal ingediend en dien dag aldaar gelezen (No. II). Deze data zijn merkwaardig, omdat in de verdere bescheiden meermalen verwezen wordt naar de door Jacob Jelmerse Cock in dit jaar bereikte resultaten, terwijl toch de terugkomst der Groenlandvaarders gewoonlijk eerst omstreeks half September plaats vond. 's Zomers werd echter dikwijls een jager naar de visschersvloot gezonden, die dan in Juli bericht bracht van de vangst. Op deze wijze kunnen de aanvragers reeds in Juli bericht hebben gehad over het bereiken van de 84 graden. Het request, als No. 3 opgenomen, werd in handen gesteld van de Gedeputeerden tot het stuk van de octrooien van nieuwe inventiën, die hierover reeds 28 Juli verslag deden, ‘waerop gedelibereert sijnde, is de voorsz. saecke bij de Heeren van Hollandt overgenomen’Ga naar voetnoot1). Reeds drie dagen daarna kwam het request bij de Staten van Holland ter tafel, ‘waerop gedelibereert zijnde, is goetgevonden en verstaen, dat de voorschreven Requeste gesteldt sal worden in handen van de Heeren van Dordrecht, ende andere haer Ed. Groot Mog. Gecommitteerden tot de saecken van de Zee, om naer rijpe overweginge van den innehoude van dien, de Vergaderinghe daerop te dienen van hare consideratiën ende advis’Ga naar voetnoot2). Tot zooverre ging alles met buitengewonen spoed, doch nu kwam er vertraging door invloed van de Bewindhebbers der V.O.C., die aanvroegen om hierover gehoord te | |||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||
worden. Den 14den October bracht de pensionaris Vivien rapport uit, waarop ‘is goedtghevonden ende verstaen, dat 't voorschreve besoigne door de gemelte Heeren haer Ed. Groot Mog. Gecommitteerden nader geresumeert, de Heeren Gecommitteerden van de Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie deser Landen, alhier eerstdaeghs verwacht wordende, daerop gehoordt, ende vervolgens de Vergaderinghe dienthalven andermael van advies gedient sal worden’Ga naar voetnoot1). Was het eerste advies mogelijk volgens sommige Statenleden te gunstig voor de aanvragers van het octrooi en begon de V.O.C. in te zien, dat hare belangen ernstig bedreigd werden en dat verweer noodzakelijk was, wilde men niet de mogelijkheid loopen, dat werkelijk de doorvaart gevonden werd en dat langs dien weg ernstige concurrentie voor haar ontstond in het verre Oosten? Want al liep haar monopolie van handel tot den 23sten graad geen gevaar, zoo zoude de nieuwe compagnie toch hooger gelegen plaatsen kunnen bereiken, die een markt konden worden, ook voor produkten uit de door de V.O.C. bezochte landen. Het nader te vermelden request aan de Staten van Holland geeft hier eenige aanduidingen, die wel ten gunste van de aanvragers kunnen gekleurd zijn, doch die toch in hoofdzaak juist moeten zijn geweest, daar de daarbij vermelde zaken voor de Statenleden te gemakkelijk te controleeren waren. Een te afwijkende voorstelling zoude hier dus aan requestranten eerder kwaad dan goed gedaan hebben en de requestranten waren te verstandig om dit niet zelf in te zien. Volgens dit tweede request was het verzoek aan de Staten-Generaal ‘aangenaam, en is generalik geoordeeld geweest, dat hetselve... behoorde geaccordeerd te werden’ en was door de Gecommitteerden tot de zeezakenGa naar voetnoot2) zoo gunstig geadviseerd, dat het aanstonds scheen ingewilligd te zullen worden. Ook de ontvangst bij de Staten van | |||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||
Holland was, volgens het request, gunstig, doch daarna was er stagnatie gekomen, hadden sommige Statenleden gevraagd ‘om daarover met hun Heeren Committenten te consuleren’ en was er nader besloten om ook de Bewindhebbers der V.O.C. hierover te hooren (No. III). De belangen van deze en van de stad Amsterdam waren zoo nauw verbonden en dikwijls door dezelfde personen vertegenwoordigd, dat het wel is aan te nemen, dat deze verwijzing naar de committenten en dit hooren van de Bewindhebbers niet is geschied buiten directen invloed van Amsterdam en van indirecten invloed van de V.O.C. De conferentie had inmiddels op 19 November plaats en onmiddellijk werd de advocaat der octrooiaanvragers hiervan door Johan de Witt (‘UE. neve’) op de hoogte gesteld. Het verslag hiervan is opgenomen in den brief van Wtenhage van gelijken datum (No. IV). De daarbij genoemde gronden van de V.O.C. zijn werkelijk zeer zwak, doch deze kon ook moeilijk het ware motief voor de oppositie te sterk laten klinken, namelijk het dreigend gevaar voor concurrentie en beperking van eigen winst. Wat echter aan kracht van argumenten ontbrak, kon aangevuld worden door de beteekenis van hen, die de argumenten te berde brachten, vooral nadat de Bewindhebbers besloten hadden om de reeds meer met succes bekroonde methode te volgen, van zelf voor de V.O.C. het dreigend octrooi op te vorderen, waartoe 1 December 1664 door de kamer Amsterdam besloten werd. Natuurlijk zullen er ook wel weder wegen bestaan hebben, waarlangs dit bericht de aanvragers bereikte, en deze trachtten daarop de V.O.C. voor te zijn door een nieuw request, thans aan de Staten van Holland, dat aldaar 4 December reeds was ingediend (No. V). In dit stuk wordt uitvoerig gewezen op de goede ontvangst van het eerste request en wordt niet onduidelijk geïnsinueerd, dat de verdere vertraging slechts aan invloeden van de V.O.C. is te wijten. De Staten worden als het ware tegen de V.O.C. opgezet en tegen de aanmatiging van dit lichaam en ten slotte wordt gedreigd met zich om octrooi te wenden tot andere regeeringen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||
indien het request mocht worden geseponeerd, dat is: zonder af te doen op de lange baan geschoven. Ten slotte wordt verwezen naar het verloopen van het seizoen, dat eene spoedige beslissing wenschelijk maakt. Spoedig volgde nu het request van de V.O.C. aan de Staten-Generaal (No. VI). De Bewindhebbers noemden het plan eene dwaasheid, daar het geen kans op welslagen bood, en dat, als de schepen Japan mochten bereiken, de bemanning aldaar zeker zoude worden gedood. Zij bestreden het aangevraagde octrooi als nadeelig voor de V.O.C., die zonder haar handel op Japan niet kon bestaan, en eindigden met voor zich zelf ten slotte het zoo versmade octrooi aan te vragen. Het request werd 16 December 1664 in de Staten gelezen, ‘waerop gedelibereert sijnde is de voorschreve saecke bij de Heeren van Hollandt overgenomen ende dien onvermindert gestelt in handen van de Heeren Huyghens ende andere Hare Ho. Mo. Gedeputeerden tot de saecken van de gemelte Oost-Indische Compagnie, om met ende nevens de requeste van verscheyden coopluyden deser landen, den drije en twintichsten Julij lestleden op 't selve subject aen Hare Ho. Mo. gepresenteert, te visiteren, examineren ende daervan rapport te doen’Ga naar voetnoot1). Deze resolutie kan als gunstig voor Van der Voort c.s. beschouwd worden, daar door het gelijktijdig in handen stellen van de Gedeputeerden voor de zaken van de V.O.C. althans eenige waarborg gegeven werd tegen onnoodig oponthoud. De advocaat der ‘verscheyden coopluyden’ kreeg door hun bekenden promotor weder onmiddellijk bericht van het ingezonden request der V.O.C. en kon nog denzelfden dag, dat het in de Staten-Generaal gelezen was, hiervan een afschrift zenden aan De la Court met een begin van weerlegging hiervan (No. VII). Hij begon den volgenden dag reeds aan eene ‘Provisionele Instructie’ ter nadere weerlegging, waarvan ik hierachter als No. VIII een extract laat volgen, met weglating van de reeds be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||
handelde punten. Het definitieve verweer volgde ten slotte in het ‘Debath’ (No. IX). Onverwacht zien wij daarop een nieuwen concurrent verschijnen, namelijk den kapitein Jacop Jelmerse CockGa naar voetnoot1), op wiens ervaring in het hooge Noorden de combinatie Van der Voort hare plannen had gebouwd. Hij wendde zich zijnerzijds tot de Staten-Generaal om octrooi, waar zijn request den 22sten Januari 1665 naar de Gedeputeerden tot de zaken der V.O.C. werd verwezen en den 28sten Januari, na hun rapport, ‘bij de Heeren Gedeputeerden van de provincie van Holland ende West-Vrieslandt copielick overgenomen om in den haren breeder gecommuniceert te werden’Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||
Wat bewoog Cock tot het aanvragen van dit octrooi, waarvoor hij toch zeker wel de middelen miste om het ten uitvoer te brengen? En waarom werd dit request eerst nu ingediend? Bij het ontbreken van afdoende gegevens zijn wij bij de beantwoording van die vraag op gissing aangewezen. Waarschijnlijk heeft Cock geschil gekregen met de concessieaanvragers en heeft hij toen zijne medewerking aangeboden aan hunne tegenstanders, de Bewindhebbers der V.O.C. Volgens de resolutie van de Kamer Amsterdam der V.O.C. van 17 November 1664 werden eenige heeren ‘gecommitteert om te confereeren met eenige personen, die om den Noord naar Japan wilden zeilen’ en werd hun opgedragen deze over hunne plannen uit te hooren. Zij deden 1 December rapport, doch het besluit werd aangehouden, daar de heeren toch spoedig weder naar Den Haag zouden gaan en blijkbaar conferentie en onderzoek verder voortzetten. Op 29 December besloot de Amsterdamsche Kamer om er niet verder op in te gaan en 16 Februari kende zij aan hen, die hun dienst aan de Compagnie hadden aangeboden, eene vereering toe van 150 gulden. Wie waren nu die heeren, waarmede onderhandeld werd? Mijns inziens kunnen dit slechts Cock c.s. geweest zijn, daar de combinatie-Van der Voort nog in dien tijd fel tegen de V.O.C. was gekeerd en de V.O.C. zelf in haar request van 16 December vermeldt, dat haar niet bekend is, wie toch wel die ver- | |||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||
scheiden kooplieden zijn. De verhouding was er werkelijk niet naar om namens de Compagnie eene vereering aan te bieden en het is zeker uitgesloten, dat de combinatie om eene vereering heeft gevraagd, zooals implicite uit de resolutie schijnt te volgen. Ook valt het op, dat in de aanvragen van de combinatie steeds slechts van China wordt gerept, doch èn in deze resolutie, èn in de aanteekeningen betreffende de monopolie-aanvrage van Cock steeds van China en Japan. Ik vermoed daarom, dat de boven vermelde resolutiën alle betrekking hebben op de combinatie-Cock, waaruit dan de gevolgtrekking zoude te maken zijn, dat de V.O.C. alle relaties met Cock c.s. heeft afgebroken, toen zij zag, dat deze over onvoldoende relaties beschikte, doch haar mogelijk in overweging heeft gegeven om een monopolie aan te vragen ten einde de beslissing op de aanvrage-Van der Voort c.s. te vertragen en mogelijk geheel te doen mislukken. De resolutie is van 29 December 1664 en 22 Januari 1665 komt het request van Cock in behandeling. Daarop kan Cock bij de V.O.C. op eenige vereering hebben aangedrongen, die eindelijk 16 Februari ‘niet uyt eenige schult, maer tot een gratuiteyt’ werd verleendGa naar voetnoot1). De aanvrage, waarvan het request door mij niet werd teruggevonden, strekte blijkens de resolutiën van de Staten van Holland ‘omme alleen te moghen bevaren de Noordelijcksten kanten van de Kusten van Nova Sembla, Tartariën, Cina ende Jappan’Ga naar voetnoot2). Na dezen datum vinden wij geen verdere gegevens in de resoluties en kunnen wij alleen vaststellen, dat bij de verlenging van het octrooi der V.O.C. van de Noord-Oostelijke doorvaart geen melding wordt gemaaktGa naar voetnoot3), zoodat althans op het request der V.O.C. niet gunstig is beschikt. Waarschijnlijk is de zaak op de lange baan geschoven en daarna door den oorlog met Engeland in | |||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||
het vergeetboek geraakt. Toch blijkt, dat de oorspronkelijke aanvragers nog niet terstond hunne plannen geheel hebben opgegeven. Den 16den September 1665 vergaderden zij te Amsterdam, waarbij een concept voor een nieuw request werd overwogen, waarvan de hoofdpunten in de korte aanteekening (No. X) worden vermeld. Volgens andere aanteekeningen raadde Wtenhage om zich bereid te verklaren, ook de andere aanvragers in het octrooi op te nemen. Daarmede eindigen de gegevens omtrent de octrooiaanvrage in 1664.
Voordat ik tot de behandeling van het plan van 1720 overga, moet ik nog een oogenblik stil staan bij een zinsnede in de ‘Provisioneele Instructie’, waarbij voorgesteld wordt om, schijnbaar van geheel andere zijde, een geheel nieuw request in te zenden, waarbij octrooi wordt verzocht voor den handel op de Perzische golf langs de Kaap de Goede Hoop, waarbij natuurlijk reeds van tevoren op hevigen tegenstand van de V.O.C. kon gerekend worden. Heeft men hierin alleen eene poging te zien om de V.O.C. toeschietelijker te maken voor het octrooi voor de Noord-Oostelijke doorvaart door haar aandacht te concentreeren op de veel ernstiger concurrentie, welke de inwilliging van dit tweede request zoude kunnen veroorzaken, of heeft men ernstig gemeend, dat een dergelijk octrooi kon verkregen worden en dat dit bij wegvallen van het Noorder plan eenige vergoeding zoude geven? Het plan schijnt althans ernstig te zijn overwogen, gelijk blijkt uit de eenige aanteekening, welke ik verder hierover aantrof, en waarin wel geen namen worden genoemd, doch waarvan het voorkomen te midden van de bescheiden over het Noorder plan toch wel wijst op samenhang met de octrooiaanvragers uit 1664Ga naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||
Het plan van 1720.Ruim eene halve eeuw later werd het plan weder opgevat door Pieter de la Court van der Voort, den zoon van Pieter uit 1664. Deze hield verschillende besprekingen | |||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||
met burgemeesters van Amsterdam, bewindhebbers der V.O.C. en tusschenpersonen en trachtte onderwijl inlichtingen te verzamelen van de commandeurs ter Groenlandvaart. Hij werd over het algemeen welwillend ontvangen, doch het doorlezen der verschillende brieven en aanteekeningen vestigt den indruk, dat de ontwerper de beleefde ontvangst van den rijken en machtigen koopman wel wat te veel als instemming met zijne plannen heeft opgevatGa naar voetnoot1). Hij schijnt ook niet de persoon om ernstig weerstand te bieden aan den openlijken of bedekten tegenstand der V.O.C. en evenmin om, bij verkrijging van het octrooi, de moeilijke onderneming tot een bevredigend einde te brengen. Het teekent reeds, dat er drie verschillende ontwerpen voor eene monopolie-aanvrage in het dossier aanwezig zijn, doch dat geen hiervan door den aanvrager zelf is ontworpen. Het ontwerp, dat ernstig overwogen werd, is van de hand van Mr. Abram van den Ende, die geregeld voor De la Court van der Voort als rechtskundig raadsman optrad. In het dossier zijn te Leiden 35 brieven van hem bewaard over zakenkwesties uit de jaren 1709-1735. Het ontwerp is als No. XII opgenomen. De samensteller heeft echter zelf de indiening ontraden; ‘naar vorens de stad van Amsterdam in mijn sentiment gebragt te hebben of dat andersints ongeraaden’, zooals De la Court achter op het stuk aanteekent. Een tweede ontwerp van Mr. van den Ende wijkt slechts wat de inkleeding betreft hiervan af en ook het derde ontwerp, van de hand van Mr. Rooseboom, levert geen | |||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||
nieuwe gezichtspunten op. Hij wijst op den ellendigen staat van de fabricage van manufacturen, waardoor ‘tallike duysenden van familiën sullen moeten vertrekken, off daarvoor tot uyterste ellende staan te vervallen’. Men moet daarom verbinding zoeken te verkrijgen met nieuwe volken om den Noord, naar Tartarijen en aangrenzende landen. Hij hoopt bij het zoeken van de Noord-Oostelijke doorvaart ‘veele eylanden en vaste landen te ontdekken, waarhenen de negotie en navigatie uyt deze landen tot een onbedenklik voordeel van U Hoog Mog. onderdanen zouwde kunnen werden uytgebreyt’. Hij verzoekt daarom een octrooi voor 30 jaar voor het bevaren en handelen tot boven 80o ‘en soo voort om de Noord en beoosten Nova Zembla en soo suydwaarts af tot drie en twintig en een halve graad’. Hij vermeent, ‘dat bij U Hoog M. te minder swaarigheyt soude worden gemaakt, omdat ten hoogsten te dugten staat, dat andersints onder alle jegenwoordige buytenlandsche ondernemingen aldaar mede wel hetselve zoude kunnen werden getendeert en verkregen’. Of de samensteller zooveel optimistischer was, of slechts zijn wat ijdelen client trachtte te believen? Volgens eene aanteekening in dorso drong hij ‘sterk, om in weerwil van de stad Amsterdam het nogtans aan (de) Staaten-Generaal te presenteeren, seggende niet als van goede uytslag kon zijn, want dat het des te meer glorije zouwde zijn, als Amsterdam dit aldaar kwam te stremmen’. De la Court laat echter nuchter hierop volgen: ‘Maar vermits de glorij een eydele naam is, en nu goede vrinden onder de regente hebbe, diens vrindschap men nu of dan mooglijk kan benodigt werden, zie daar alsnog van af, vermits het seeker is niet zouwde deurgaan’. Dit laatste besluit vormde tevens het slotbedrijf voor de onderneming, al vindt men in het dossier ook nog enkele aanteekeningen uit latere jaren (1728), die bewijzen, dat het plan nog niet geheel uit zijne gedachten was gegaan. De opmerking bewijst tevens, dat de jonge Pieter niet de man was, om een dergelijk plan, trots alle tegenwerking, krachtig door te zetten en tot een goed einde te brengen. Gelukkig misschien, want waarschijnlijk had eene nieuwe poging slechts geleid tot veel ellende | |||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||
voor de deelnemers, en was, zelfs bij welslagen, aan de leiders de ontgoocheling niet bespaard gebleven, dat men mogelijk, gelijk Nordenskjold in 1878, wel onder gunstige omstandigheden een doorvaart kon vinden, doch dat deze niettemin ongeschikt zoude blijken als betrouwbare handelsweg naar het Oosten. | |||||||||||||||||||||
De opzet van de Compagnie.De opzet van de op te richten compagnie wordt gegeven in de ‘Conditien door mijn vader zaliger (d.i. door Pieter de la Court) opgestelt, naar tijdsgelegeheyd een weinig hier en daar veranderd’. In den hierbij afgedrukten vorm (No. XIII) zijn die dus niet meer geheel gelijk aan die welke door P. de la Court in 1664 zijn ontworpen, doch het schijnt mij zeer waarschijnlijk, dat de latere wijzigingen door zijn zoon in 1720 zich beperken tot de kantteekeningen en de aan het slot bijgevoegde ‘Voor en tegen redenen’. Deze toch sluiten onmiddellijk aan bij de aanteekening, dat aldaar ‘de gecopieerde geschriften’ eindigen. Het handschrift is met eene en dezelfde hand geschreven, zoodat niet meer is aan te geven, of verder in den tekst in 1720 nog wijzigingen zijn aangebracht. Waarschijnlijk acht ik dit niet, en, zoo ja, dan zijn deze waarschijnlijk van zoo ondergeschikte beteckenis, dat wij het geheel, binnen de boven genoemde grenzen, als het werk van 1664 kunnen beschouwen. De ‘conditiën’ spreken voor zich zelf en eischen geene nadere toelichting, slechts wijs ik er op, hoe die sub 1 en 2 zich direct kanten tegen de bedekte invloeden bij de V.O.C. en sub 3 tegen den windhandel in aandeelen. Waarschijnlijk is sub 47 eene reminiscentie aan de knoeierijen bij de Noordsche Compagnie, waarbij de Bewindhebbers Leversteyn en Kyen zich in 1615 niet ontzagen, om in directe concurrentie met de Noordsche te trachten zich eigen voordeelen te bedingen op Jan Mayen-eiland, nadat zij in hunne qualiteit van Bewindhebbers over den vischrijkdom van de wateren bij dit eiland inlichtingen hadden verkregen. Een dergelijk, hoewel iets minder bedenkelijk, voorbeeld leverde de kleine Kamer te Delft in samenwerking met de Kamer te Enk- | |||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||
huizen, door op Labrador te visschen met de uitgedrukte bedoeling om de Kamers Rotterdam en Amsterdam er buiten te houden. De volgende punten vormen weder een terugslag op de kwade praktijken bij de oude compagnieën. De ontwerper stelt zich sterk partij tegen het verkrijgen van te grooten invloed door voorzitter of directie en ontneemt aan hen, die in de compagnie tot eenige commissie verkozen worden, tijdelijk het stemrecht. Ook zullen de participanten hoofdelijk en niet volgens het ingelegde kapitaal stemmen. Dan volgen bepalingen tegen het bedingen van ongemotiveerde voordeelen, ook tegen het leenen tegen hooge rente (art. 39), het te lang aanblijven van directeuren, het doen van ongewenschte mededeelingen, waarbij het zelfs verboden wordt om mededeelingen te doen aan hen, die niet op eigen naam, doch op dien van een ander participant geldelijk bij de compagnie betrokken zijn (art. 45). Ten slotte wordt uitdrukkelijk verboden om deel te nemen in eene concurreerende maatschappij en moet deze bepaling, met die van de geheimhouding, zelfs bezworen worden op elke vergadering, op verbeurte van zijn aandeel ‘ende het dubbeld van dien’Ga naar voetnoot1). Uit verdere concepten blijkt, dat het kapitaal voor de compagnie wordt bepaald op 100.000 gulden, of weinig meer dan de deelneming in de Noordsche Compagnie, die oorspronkelijk F. 80.000 bedroeg. Elk aandeel van 1/200, of F. 500. -, geeft recht op eene stemGa naar voetnoot2) en op de vergadering zullen de participanten zitting nemen in volgorde van het aantal aandeelen, waarbij aan de monopolie-aanvragers echter eene hoofdparticipantsplaats vooruit wordt toegekend. De ontwerpers staan hier nog geheel in het kader der 17de eeuw met de gewichtige kwesties van | |||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||
het protocol, waarbij zooveel belang werd gehecht aan de plaatsing aan tafel of in de vergaderzaal, doch zij reserveeren de hoogste plaatsen althans aan hen, die bij de compagnie het meeste belang hebben en niet aan de deftigste participanten. Het bestuur berust bij 5 directeuren, die telkens voor ééne reis gekozen wordenGa naar voetnoot1) en 1% als vergoeding ontvangen, waaruit zij echter de kassiers en boekhouders moeten bezoldigen, die ook onder hunne verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Deze regeling vond echter niet algemeene instemming en een der ontwerpers teekent er bij aan, dat een ‘tantum’, dus een vast bedrag, als vergoeding meer wenschelijk was. De directeuren mogen geen inkoopen doen bij elkander of hunne naaste familie, om reeds tevoren alle aanleiding tot knoeierijen en overbevoordeeling te keeren, en hun beheer wordt na afloop door drie reviseurs gecontroleerd. De vergadering van participanten wordt geleid door een president en een schrijver, beide telkens voor één jaar te benoemen. Eene bepaling, dat de hoofdparticipanten, evenals de reviseurs, inzage mogen nemen van de boeken, is weder geschrapt. Elke reis wordt afzonderlijk verrekend; de schepen en pakhuizen worden daarbij tegen taxatie ingebracht en aan de oude reis worden de onkosten vergoed, die gemaakt zijn in het buitenland ten bate van de nieuwe equipage. De participanten, - dus niet de directie -, beslissen bij elke reis over de mede te nemen koopmanschappen en over de grootte van het kapitaal. Wordt dit vergroot, dan hebben de aanvragers van het octrooi een voorrang, elk tot 10% van het kapitaal. Men kan na elke reis uittreden en de compagnie wordt dan verkleind met het teruggenomen bedrag, tenzij een der participanten dit aandeel overneemt, of een derde, mits ten genoegen van de participanten. Eigen handel in de geoctroyeerde landen is verboden op verlies van zijn aandeel en verbeurte van de goederen. Het ontwerp wil de officieren tot deelname aanmoedigen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||
Eigen handel is ook aan hen op gelijke straffen en verlies van gage verboden. Aan het mindere volk wordt echter toegestaan om enkele koopwaren mede te nemen tot hoogstens de waarde van twee maanden gage. De scheepskisten worden gecontroleerd, of dit bedrag niet overschreden wordt. Een ander ontwerp stelt het aantal directeuren op drie, met drie adjuncten, en bepaalt, dat men bij vergrooting van het kapitaal wel kan weigeren om naar rato hierin deel te nemen, doch dan de extra-stem verliest, die aan participanten van duizend gulden wordt toegekend. Ten slotte wordt door een ander (J. van Weert?) nog gewenscht, dat alleen de eerste verkrijgers het recht zullen hebben om het octrooi te wijzigen of te verklaren en dat geen participanten zullen aangenomen worden, dan met hun gemeen advies, waartegenover zij zich verbinden om niet uit te treden gedurende den bij het octrooi bepaalden tijd.
De gegevens door P. de la Court van der Voort bij zijn onderzoek verzameld heeft hij grootendeels in de stukken verwerkt. Aan enkele commandeurs van de walvischvloot, waaronder W. D'Heer, werd door hem verzocht om de temperatuur 's morgens in de schaduw en 's avonds op te teekenen en daarbij iederen dag den afgelegden afstand, het weder en de bereikte hoogte te vermelden. Uit de uitvoerige staten van Claas Schaap zien wij, dat een schip 18 April 1720 van Texel vertrok, tot 80o 30' doordrong en 9 Augustus in het land terug was. Een tweede vertrok 22 April 1721, bereikte 80o 20' en was 1 Augustus terug, en een derde, dat 21 April vertrok, kwam slechts tot 79o 10' en was 3 Augustus teruggekeerd. De winter 1720/1721 was een slappe winter; in den volgenden zomer waren de laagste temperaturen steeds tusschen 2.30 en 3 uur in den nacht, het koudste op 16-18 Mei op 78-79o. De scheepsthermometer gaf 2 graden minder aan; 5 graden werd als matige vorst beschouwdGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||
Deze poging om zich gegevens te verzamelen over de toestanden in het hooge Noorden blijft haar belang behouden, ook bij het op niets uitloopen der onderneming, waarvoor zij was in het werk gesteld. J.C.O. | |||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||
meer soude prefere(re)n M.r Christiaans pestdrankjen, welk recepte ik meen UE. voor desen te hebben gecommuniceerd. De H.r van Weert heeft reeden 't bewust request liever korter te sien, want mij selfs veel te lang is, maar considereerende dat het soude spreeken, tot gansch onkundige menschen, van nieuwe en aanstotelike saken, soo meen ik dat het moeste onderrigten en persuaderen, twelk mij met mindere woorden en saken niet mogelik is geweest, schoon ik 't ernstig heb overleesen met insigt om er ietwes uit te laten, en van dat oordeel is ook de H.r Wtenhage, die, 't selven rijpelik overwogen hebbende, heeft geantwoord dat hem niet dagt geraden korter te stellen, en dat volgens meriten der sake nog breeder hadde mogen gededuceerd werden. Nogtans gelieven UE. absolutelik te doen naar UE. welgevallen, want het suum unicuique pulchrum heeft in alle menschen, ook in mij, plaats, sulks ik 't voor mij gansch niet soude willen verkorten, maar mijn sin moet niet weesen een regul van een anders actiën, wel van de mijne. Ik vreese de H.r van Weert bestierd een ander wit als wij, schoon eerlik en geoorlofd, nogtans niet soo genereus en prijselik, namentlik alle compagniën, mij tot heeden bekend, hebben bijnaa privativelik ten voordeele der bewindhebberen ingesteld geweest, en 't is goed voor de bewindhebbers als sij 't soo konnen bedingen, maar beeter is 't wat min baatsoekende en meer eergierig te zijn; indien 't aan mij hing te maken een compagnie, die 200 jaren met goede profiten van 't gemeen soude duren, onder conditiën dat ik in twaalf jaren van £ 1000 boven interest niet meer als f 10.000. - soude genieten voor eerst, of wel te maken een compagnie, die binnen 3 jaren mij f 40.000. - aanbrengen en drie jaren daarnaa vernietigd soude wesen, soo soude ik het eersten kiesen, hoewel 't strijd teegen maximen van een koopman, die qualitate qua niet dan profijt soeken moet. Wij zijn God lof gezond. Valete. UE. d(ienst)willige verpligte. P. De la Court. Leyden, 7 July 1664.
Terzijde staat: Het verdere reservere tot UEd. overkomst. | |||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||
Het adres luidt: Aan Mijn Heeren Mijn Heeren Guylmo en Gio Van der Voort op de Fluweele burgwal bij 't heeren logement Tot Amsterdam. | |||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||
sondere goedheid over gemelde landen de ingesetenen aldaar seer vermeenigvuldigende ende door de kostelikheid van te wonen en te teeren, als ook door de kleinheid derselve landen niet konnende leeven van den landbou, genootsaakt zijn geworden door manifacturen, visserijen, negotiën ende daaruit onstaande navigatiën hare subsistentie te soeken. Ende dat alle hetselfde seer bequamelik heeft kunnen geschieden, soo lange als naar proportie van den aanwas deeser commercie drijvende ingesetenen telkens vremde vaarten getenteerd ende nieuwe landen behandeld zijn geworden (P. Borre 20 boek fol. 20), alwaar sij onse ook middelerwijle aanwassende manifacturen, visserijen en andere koopwaren vertieren, alsmeede nieuwe retouren van daar herwaarts brengen konden: gelijk warelik onse oude Oosterse, Franse, Spaanse en Engelse handel etc. niet alleen van tijd tot tijd vermeerderd, maar bij de selfde ook successivelik middelerwijle gekomen is de handel op Muscoviën over Archangel, op de Straat en Levante, op de Soute eylanden, Cabo Verde, Guinea, Oost en West-Indiën. Maar alsoo seederd het opregten der Geoctroyeerde Oost en West-Indise Compagniën de ongeoctroyeerde ingesetenen, die nog door de oorlogen der omliggende volkeren onuitspreekelik vermeenigvuldigden, genoegsaam afgeschrikt en belet zijn geworden nieuwe behandelbare landen aan te doen, terwijle de geoctroyeerde participanten haren handel gansch niet of seer weinig tot meerder subsistentie der gemeene ingeseetenen vermeerderd hebben, soo sijn deselve daardoor gedwongen geworden met meerder perikulen, naarstigheid en spaarsaamheid, ook met minder profiten haer genoegende, alle andere natiën van EuropaGa naar voetnoot1) door 't maken van alderhande manifacturen, door t'visschen, t'handelen ende t'varen op vragten te verkloeken. En hoewel voor onse soo beswaarde ingesetenen, wiens levensmiddelen en koopwaren men ondertusschen hier te lande door onse seer kostelike oorlogen genoodsaakt wierd nog meer en | |||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||
meer te belasten, een gansch onmogelike sake ofte ten minsten een dwaasheid scheen, dat te willen uitwerken omtrent veele andere gansch onbeswaarde ende in volle vreede levende volkeren, soo heeft het nogtans den goeden God geliefd zulks te segenen de stoutheid, naarstigheid en suinigheid deeser goede ingeseetenen, dat sij bijnaa in 't geheel dit oogwit bereikt hebben. Maar alsoo middelerwijle de gedurige grote revolutiën in Europa, alsmeede de voorteeling der oude ingeseetenen het getal der inwoonderen nog meer heeft doen vermenigvuldigen, ende dat des niet teegenstaande door continuatiën van gemelde Oost en Westindise octroyen alle derselver handel genoegsaam binnen de palen van het kleine Europa geconfineerd gebleeven is, soo heeft daaruit moeten volgen, dat het getal der koopluiden en navigateurs nog merkelik groter is geworden, sonder dat nogtans de fons en den grond van handel ofte navigatie uitgebreid ende de profiten van dien gemultipliceerd maar alleen gesmaldeeld zijn geworden, waarom ook warelik deese geheele Europeische handel niet genoegsaam bevonden is om alle deese ingeseetenen te doen subsisteren, maar heeft daaruit moeten volgen, dat de gemeene ingeseetenen, soo haast in haar seer klein Europeis district eenig voordeel met handelen sig opdeed, van tijd tot tijd in al te groten getale die landen behandeld, elkanders profiten verminderd en allen goeden handel noodsakelik overvoerd ofte doodgelopen hebben, waaruit geduriglik seer veele banqueroeten ontstaan zijn, en hoe langs hoe meer nootsakelik ontstaan, of de goede ingeseetenen in seer groten getale deese landen verlaten sullen. Hetwelk nu, God beeterd, des te meer staat te gebeuren, vermits de meeste Europeische volkeren, als namentlik die van Engeland, Vrankrijk, Sweeden etc., haren eigen handel behouden ende de onse tot sig trekken willende, ten deele door overgrote nieuwe belastingen en geoctroyeerde compagniën, ten deele door generale verboden, onsen handel en schipvaart op die landen bekommerd, ingebonden, ofte gansch vernietigd hebben. Sulks dan een kennelike sake wesende, dat de gemeene ingeseetenen soodanig vermenigvuldigd ende tegelijk allesints in haren handel en schipvaart geconfineerd en be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||
kommert zijn, soo souden voortaan wel onuitspreekelike inconveniënten voor den respectiven staat en goede gemeene ingeseetenen te verwagten zijn, ten waare daarin door de hoge magten deser landenGa naar voetnoot1) werde voorsien, waartoe de supplianten vertrouwen onder andere nog wel een middel te konnen aanwijsen, welk sij buiten kosten en schade van 't gemeen, en alleen op hare eige kosten en perikulen geneegen zijn te beproeven. Namentlik alsoo volgens het voorheen alhier gededuceerde naar proportie van aanwas der commercie drijvende ingeseetenen noodsakelik de fons ofte grond van handel en navigatie, alsmeede de profiten van dien, ende niet alleen de koopluiden en navigateurs behoorden aan te groejen, dat sonder merkelik naadeel deeser Vereenigde Nederlanden de negotie en navigatie binnen de al te nawe palen van Europa niet ingebonden ofte belet, maar van tijd tot tijd sig tot andere gewesten en deelen des wijden aardrijks behoorde uitgebreid te worden. Ten welken einde de supplianten hun gedagten doende gaan, hoedanig 't selven sonder infractie van de privilegiën der voorheen geoctroyeerde ingeseetenen deeser landen en sonder eenige offentie der andere, 't zij binnen-, 't zij buitenlandse volkeren, soude konnen geschieden, geresolveerd zijn ten gemeenen nutte deeser landen een tot nogtoe onbekenden weg en passagie om het Noorden naar China en andere daaromtrent geleege, nu door onse ingeseetenen ganschelik niet behandeld werdende landen te soeken. Maar vermits aan de eene sijde nog onseker is, of derwaarts om de Noord een passagie sal te vinden sijn, ende dat schoon weesende, of ook bequamelik sal konnen gebruikt werden, ende dat aan de andere sijde gansch seeker is, dat alle scheepvaart noordwaarts om door de altijddurende nagten, wintertijden en grouwelike ijsdriften, alsmede door andere bedenkelike en in niewe saken onbedenkelike voorvallen boven alle vaarten des werelds gevarelik zijn, gelijk hierom naa de drie vrugtelose voyages in de jaren 1594, 1595, 1596, op grote kosten van 't land door den staat selfs ondernomen, geen | |||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||
particulire ingeseetenen seederd soodanig avontuur hebben derven tenteren, hoewel om deselve daartoe aan te moedigen haar Ho. Mo. in den jare 1597 beloofden (P. Borre 34 boek folio 32) een praemium van 25.000 guldens, alsmeede twee jaren vrijdom van alle waren, die eenige deeser landen ingeseetenen door soodanigen weg met agt scheepen naar China souden willen senden. En hoewel haar Ho. Mo. nog daarenboven in den jare 1614, eeven twaalf jaren naa 't opregten der Geoctroyeerde Oost-Indise Compagnie, verleenden ende deeden publiceren een Generaal Octroy, inhoudende dat diegeene, die eenige nieuwe passagiën, havenen, landen ofte plaatsen van nu voortaan sal ontdekken, hij deselve alleenelik sal bevaren ofte doen bevaren voor vier reisen, sonder dat iemand anders directelik ofte indirectelik deselve niewe ontdekte ende gevonden passagiën, havenen, landen ofte plaatsen sal mogen uit de Vereenigde Nederlanden beseilen, bevaren ofte frequenteren, voordat den eersten vinder ende ontdekker deselve vier reisen selfs sal hebben gedaan, ofte doen doen. Sulks de seekere perikulen en onkosten in deesen te lijden en te doen soodanig door de gemeene ingeseetenen geapprehendeerd werdende, soo bedugten nog daarenboven de supplianten, dat sij bij onbedenkelik of soo weinig verhoopt geluk een bequaeme passagie vindende, maar souden 't haren perikulen en kosten sadelen een paard, daar andere seer baatsoekende menschen, nu geen deel aan onkosten of perikulen willende dragen, t'haren eigen voordeele en ten nadeele der supplianten op souden willen rijden. Waarom sij supplianten niet souden goedvinden in deese voor den Staat soo nuttige en noodwendige sake verder te treeden, ten ware daarin bij haar Ho. Mo. door een niew en speciaal octroy aan de supplianten oover soodanige uit te vinden weg ofte passagie noordwaarts om wierde voorsien. In welke te verleenen de supplianten vertrouwen, dat haar Ho. Mo. sig onbeswaard sullen vinden, ten deele omdat door deese onverhoopte occasie, sonder eenige kosten van den Staat, finalik besogt sal werden, of derwaarts om een passagie is, ende of de negotie door deselve op gemelde landen soude konnen gedreven werden, | |||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||
ende ten deele, omdat ingevalle van jaa, deese negotie en navigatie niew soude weesen, als geschieden sullende op landen, daar bijnaa geen Europeische volkeren bekend zijn, en die bij gevolge sonder offentie derselver soude gedreeven, ende met verloop van tijd eenigsints daardoor gecompenseerd konnen werden de schade, die bij andere Europise natiën den ingeseetenen deeser landen in andere gewesten, ook van 't Oosten, nu te doen gemachineerd werden, en buiten twijfel in het toekomende nog meer gemachineerd sullen werden. Soo keeren derhalven de supplianten sig aan U Ho. Mo. ootmoediglik versoekende, niet om daartoe door U Ho. Mo. te werden gesubsidieerd ende het bovengenoemd praemium te genieten, maar wel om tot recompense van deese den lande soo nuttige resolutie, haar supplianten te verleenen een privilegie en favorabel octroy in optima et amplissima forma om binnen den tijd van 25 eerstkomende jaren uit deese Vereenigde Neederlanden en andere steeden en landen daaronder sorterende en nog te sorteren een weg ofte passagie om de Noord oostwaarts naar Tartariën, China, etc. te soeken, en, gevonden zijnde, door deselve weg of passagie, of wel andere, (indien meer als eene weg of passagie mogte zijn te vinden en van haar supplianten of andere behalven haar supplianten gevonden wierd), alle vaste landen en eylanden tot en boven de hoogte van 83 graden en soo voort om 't Noorden beoosten Nova Zembla, en soo suidwaarts af tot de Tropicus Cancri ofte de hoogte van 23 graden, alleenelik aan te doen, daar op te negotieren en handelen, alsmeede om verders onder hare gemeene participanten ende alle, die in haren dienst sijn, te stellen soodanige ordre, als sij supplianten tot meerder avancement van hare voorgenomene resolutie hierboven gemeld van tijd tot tijd sullen vinden nodig te weesen, met verbod op hoge en genoegsame peenen aan alle en een ijgelik van de ingeseetenen deeser landen, om door haarselven of anderen binnen of buiten deese landen woonagtig, de supplianten in het volkomen genieten van dit privilegie en octroy te doen eenig belet, hinder of nadeel, of om desgelijks binnen den voornoemden tijd derwaarts en daar voorschreven is te varen en te | |||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||
negotieren, directelik of indirectelik, in eenigerhande manieren. Dit doende etc. | |||||||||||||||||||||
IV.
|
1. | Dat het versoek soo als het leijd behoord te werden afgeslagen. |
2. | Om dat niet tot voordeel, maer tot nadeel was van den staet. |
3. | Want gevonden sijnde, dat niet wel wesen sal, sal het sijn voor Engelse, voor Franse, Deenen, en dan tot praejudicie van de Compagnie. |
4. | Andere natiën sullen onderkruijpen den handel van de Compagnie, en sulks sal den staet schadelik sijn. |
5. | Niet dienstig, omdat de moejelikheid tot de vaert andere natiën daer van sal afhouden. |
6. | Soo sij in Japan quamen, souden doode menschen sijn; en de Compagnie soude daerbij groote schade hebben, omdat beloofd hebben te verhoeden, dat geen andere schepen als de hare in Japan sullen komen; dat daervan een exempel gesien hadden in een schip benoorden Japan gekomen sijnde. |
7. | Niet te verlenen, omdat binnen deselve limiten van de Compagnie, als handelende op Tajorvan, en Formosa. |
8. | Sonder den Japansen handel kan de Compagnie niet bestaen. |
9. | Soo als het leid, waer de Compagnie Japan en China quijt en de Compagnie selve verloren. |
10. | En China verloren sijnde, soude een aensienelike vloot, derwaert gesonden werdende, infructueus gemaekt werden. |
11. | Afgeslagen werdende en octroij van andere landen verleend werdende, soude den staet daer geen nadeel bij hebben, omdat sij alsdan mede en andere daerdoor souden mogen varen. |
12. | Niet te sullen konnen vinden. |
13. | Dat sij niet weten, wie die verscheijde koopluiden sijn en of sij het konnen uijtvoeren. |
Dit is het gros van hun wel ongefondeerde redenen, als wel soude te tonen wesen, des nood, voornamentlik die hun gedagten over den handel en bedrijf van de Compagnie wat meerder hebben laten gaen, en die van goede munimenten en documenten niet onvoorsien sijn; en waren de Gecommitteerden doorgaens seer ijverig geweest tegens de Compagnie, en dat sij wel wensten, dat ijmand van wegen de Requiranten dese redenen sodanig hadde of namaels op een besoigne debatteerden, dat rapport aen de Staten hadden mogen doen, van de nulliteit en ongefondeerdheid van derselver redenen, dat de saeke soude faciliteren, en hun een sodanigen scherpstekende doorn wesen in den voed, gelijk dit versoek alrede bij den staet veroorsaekt hadde, dat geensins hun oude octroij en in die termen sullen obtineren, alsoo men hun nu eerst leerde kennen. U.E. sal gelieven desen aen de vrinden tot Amsterdam te notificeren, om haer te verheugen dat indirecte soo veel goed aen t' gemeene vaderland alrede gedaen hebben, of liever hebben helpen doen. En haer advijs hier over ingewagt en bekomen hebbende, met malkanderen alhier in loco te resolveren, wat voorts te doen staet tot avancement van het octroij. U.E. sal overwel doen met de Cataloge van de Boeken, die tot Leijden sullen verkogt werden, aen den bekenden Heer en U.E. neve cito over te senden, alsoo Saturdag vroeg
na Dordregt sal vertrekken, met laudatie van sijn goede devoiren en recommandatie voor t' verdere, als met mijnen laesten van gisteren geschreven is. En dese missive met U.E. gelieven herwaert over te brengen, alsoo geen copie behouden hebbe, en de redenen getrokke hebbe uijt een bijna onleesbare kladde of notulen van de hand van den voorn. Heer U.E. neveGa naar voetnoot1). Waermede, als vooren, U.E. overkomst te gemoed siende, blijve
Mijn Heer
U.E. geaffectioneerde vrind en dienaer Johan Wtenhage.
's-Gravenhage, den 19 Novemb. 1664.
Met haest.
N.B. Ik sal dese plaisante redenen met mijn Heer Eleman ook communiceren en sijn advijs, wat ver(d)er te doen staet, verstaen en U.E., ist nood, notificeren.
Vale.
Het adres luidt:
Mijn Heer
Mijn Heer Pieter de la Court
tusschen de Nieu-steeg en de
lange Brugge op het Steen-schuijr
tot
port.
Leijden.
V.
Request aan de Staten van Holland.
Aan de Ed. gr. Mo. Heeren Staten van Holland en Westvriesland.
Vertonen met behorelike reverentie verscheide kooplieden, alle inwoonderen der Vereenigde Neederlanden, dat sij supplianten voor.... maanden requeste gepresen-
teerd hebben aan de Ho. Mo. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, bij welk met een kort en welgemeend vertoog is voorgedragen geworden de ware beschapenheid van de negotie en navigatie dezer landen in en binnen de limiten van Europa, en hoe merkeliken nadeel het is voor deselve landen, de negotie en navigatie der gemeene ingeseetenen binnen de al te nawe palen van Europa in te binden en te confineren, ende aan de andere sijde hoe voordeelig het voor deselve landen is, dat gemelde negotie en navigatie der gemeene ingeseetenen tot andere gewesten en deelen des aardrijks buiten Europa en insonderheid door aan ons seer naa geleege passagiën uitgebreid worde. Alsmeede dat sij supplianten, ten einde 't selven sonder infractie van de privilegiën der voerheen geoctroyeerde ingeseetenen derselve landen en sonder eenige offencie der anderen, 't zij binnen- 't zij buitenlandse volkeren soude konnen geschieden, geresolveerd waren ten gemeenen nutte deser landen een tot nog toe onbekenden ende voor deese landen een veel korteren weg en passagie door het Noorden na China en andere daar omtrent geleegene, nu door onse ingeseetenen ganschelik niet behandeld wordende, landen te soeken. Maer vermits aan de eene sijde nog onseeker is, of derwaerts door de Noord een passagie sal te vinden zijn, en schoon weesende, of ook bequamelik sal konnen gebruikt werden, ende dat aan de andere sijde gansch seeker is, dat alle scheepvaart Noordwaarts door de altijd durende nagten, wintertijden en grouwelike gedriften, alsmeede door andere bedenkelike, en in nieuwe saken onbedenkelike voorvallen boven alle vaarten des werelts particuliers, jaa soo gevarelik zijn, dat naa de drie vrugtelose voyages in de jaren 1594, 1595, 1596 op groten kosten van 't land door den Staat selfs ondernomen, geen particuliere ingeseetenen seederd hebben derven tenteren sodanig avontuur, hoewel, om deselve daertoe aan te moedigen, haar Ho. Mo., seer wel geconsidereerd hebbende hoeveel er voor deesen staat aan geleegen was, dat die onuitspreekelik kostelikeGa naar voetnoot1)
noord-Asiatise landen door een ongeloovelik langen weg voorbij de Cabo de buena esperança nu bij de Portugeesen of andere suidelike Europeise natiën gemakkeliker als bij onse ingeseetenen konnende bevaren worden, door een naabij geleege passagie omtrent het Noorden voor onse naar het Noorden geleege landen meer als voor gemelde suideliker volkeren toegankelik te maken, in den jare 1597 beloofden (P. Borre 34 boek fo. 32) een premium van 25.000 guldens, alsmeede twee jaren vrijdom van alle waren, die eenige deeser landen ingeseetenen door soodanigen weg met agt scheepen naar China souden willen senden; en hoewel nog daarenboven haer Ho. Mo. in den jare 1614, even twaalf jaren naa 't opregten der Geoctroyeerde Oostindise Compagnie, verleenden ende deeden publiceren een generaal octroy, inhoudende: Dat degeene, die eenige nieuwe passagiën, havenen, landen ofte plaatsen van nu voortaan sal ondekken, hij deselve alleenelik sal bevaren ofte doen bevaren voor vier reisen, sonder dat iemand anders, directelik ofte indirectelik, deselve niewe ondekte ende gevonden passagiën, havenen, landen ofte plaatsen sal mogen uit de Vereenigde Nederlanden beseilen, bevaren ofte frequenteren, voordat den eersten vinder ende ontdekker deselve vier reisen selfs sal hebben gedaan, ofte doen doen. Want of wel in den volgende jare 1615 eenige ingeseetenen deeser Vereenigde Neederlanden, vertrouwende op gemeld generaal octroy, een compagnie formeerden om niewe passagiën en landen te ondekken en te behandelenGa naar voetnoot1), soo hebben die selvige nogtans dat niet omtrent het naabij geleegen ijsselik Noorden, maar omtrent het verre van ons afleggende aangenamer Suiden derven bestaan, en behalven dat hun eerste ondekking (gelijk alle beginselen) seer onvolmaakt was, soo wierden sij daerbenevens op de wederomreise door de Geoctroyeerde Oostindise Compagnie, pretenderende dat haar octroy geinfringeert was, feitelijk van schip en goed ontset, ende gekoppeld aan een langdurig proces, voor welkers uitspraak, hoewel ten voordeele der nieuwe ondekkers gedaan, soo sij supplianten onderrigt werden, gemelde niewe compagnie
gedissolveerd ende alle andere gemeene ingeseetenen van eenige nieuwe ontdekkingen te onderneemen gedeterreerd zijn geworden. Sulks dan de seekere periculen en onkosten, in deesen te doen en te lijden, soodanig door de gemeene ingeseetenen geapprehendeerd werdende, soo bedugten nog daarenboven de supplianten, dat sij bij onbedenkelik of soo weinig verhoopt geluk een bequame passagie vindende, maar souden t'haren kosten en periculen sadelen een paard, daar andere seer baatsoekende menschen, nu geen deel aan onkosten of perikulen willende dragen, 't haren eigen voordeele en ten nadeele der supplianten op souden willen rijden. Waarom sij supplianten niet souden goedvinden in deese voor den Staat soo nutte en noodwendige sake verder te treeden, ten ware daarin bij Haar Ho. Mo. door een nieuw en speciaal octroy aan de supplianten oover soodanige uit te vinden weg ofte passagie noordwaarts wierde voorsien. In twelke te verleenen de supplianten vertrouwen dat haar Ho. Mo. sig onbeswaard sullen vinden, ten deele omdat door deese onverhoopte occasie sonder eenige kosten van den Staat finalik besogt sal werden, of derwaarts om naa soo gemelde kostelike en naabij geleegen landen een passagie is, ende of de negotie door deselve op gemelde landen soude konnen werden gedreeven; ende ten deele omdat, ingevalle van jaa, deese negotie en navigatie niew soude weesen, als geschieden sullende op landen, daar bijnaa geen Europeische volkeren bekend zijn, en die bijgevolge sonder offentie derselven soude gedreeven en met verloop van tijd eenigsints daardoor gecompenseerd konnen werden de schade, die bij andere Europeische natiën der ingeseetenen deser landen in andere gewesten, ook van t'Oosten, nu te doen gemachineerd zijn en buiten twijfel in het toekomende nog meer gemachineerd sullen werden.
Soo hebben derhalven de supplianten sig gekeerd als voormeld aan haar Ho. Mo., ootmoediglijk versoekende, niet om daartoe door haar Ho. Mo. te werden gesubsidieerd ende het boven geroerd praemium te genieten, maar wel om tot recompense van deese den landen soo nuttige resolutie, haar supplianten te verleenen een speciaal privilegie en favorabel octroy in optima et amplissima
forma, om binnen den tijd van 25 volle jaren eerstkomende uit deese Vereenigde Neederlanden, en andere steeden en landen daaronder sorterende en nog te sorteren, een weg ofte passagie om de Noord oostwaarts naa Tartariën, China etc. te soeken, en gevonden zijnde, door deselve weg ofte passagie, of wel andere, indien meer als eene weg of passagie mogte zijn te vinden en van haar supplianten of andere behalven haar supplianten gevonden wierd, alle vaste landen en eylanden tot en boven de hoogte van 83 graden, en soo voort om 't Noorden beoosten Nova Zembla, en soo suidwaarts af tot de Tropicus Cancri ofte de hoogte van 23 graden, alleenelik aan te doen, daarop te negotieren en handelen, alsmeede om verders onder hare gemeene participanten ende alle, die in haren dienst sullen zijn, te stellen soodanige ordre, als sij supplianten tot meerder avancement van hare voorgenomen resolutie hiervoren gemeld van tijd tot tijd sullen vinden nodig te weesen; met verbod op hoge en genougsame poenen aan alle en een ygelik van de ingeseetenen deeser Landen, om door haarselven of anderen, binnen ofte buiten deese Landen woonagtig, de supplianten in het volkomen genieten van dit privilegie en octroy te doen eenig belet, hinder of naadeel, of om desgelijks binnen den voornoemden tijd derwaarts en daar voorschreeven is te varen en te negotieren, direktelik of indirektelik in eenigerhande manieren.
En hebben sij supplianten sederd vernomen en verstaan, dat het voornoemd request, ter vergaderinge der opgemelde Heeren Staten Generaal geleesen zijnde, het versoek der supplianten aangenaam, en generalik geoordeeld is geweest, dat hetselve aan de supplianten om de redenen daarin vervat en om den dienst der Landen behoorde geaccordeerd te werden. Dat meede, de voornoemde requeste gesteld zijnde in handen van de Heeren Gecommitteerden tot de See-saken ter Vergaderinge van de opgemelde Staten Generaal, bij de selve Heeren Gecommitteerden soodanig in faveur van 't voorschreeve versoek der supplianten geaviseerd was, dat het voornoemd versoek den supplianten aanstonds scheen geaccordeerd te sullen werden, ten ware de Heeren Gecommitteerden
van U Ed. Gro. Mo. ter Vergaderinge van de opgemelde Heeren Staten Generaal de requeste met het voorschreeve favorabel geaviseerden van de opgemelde Heeren Gecommitteerden tot de See-Saken hadden overgenomen en gebragt in U Ed. Gr. Mo. Vergaderinge, om alvorens het goed-vinden van U Ed. Gr. Mo. daartoe te verstaan en 't selven in dier voegen oover te brengen ter opgemelde Vergaderinge van haar Ho. Mo. En dat over sulks het voornoemd request in U Ed. Gro. Mo. Vergaderinge meede geleesen zijnde, de gewoone en vaderland-lievenden ijver tot het overgroot interest en voordeel, dat wel generalik voor alle de Vereenigde Neederlanden, doch boven alle voor dese U Ed. Gr. Mo. Republike daarin geleegen was, soodanig was gebleeken, dat generalik niet alleen diergelijke, maar ook overvloedigen expressiën van geneegentheid tot bevordering, ten einde 't voornoemd versoek den supplianten geaccordierd wierde, bespeurd waren, ook sulks dat eenige Gedeputeerden in U Ed. Gr. Mo. Vergaderinge soodanig in hun welgemeinden ijver excelleerden, dat oordeelden men, den supplianten niet alleen behoorde hun versoek niet af te slaan, maar mildelik te consenteren, en daarenboven de supplianten tot kloekhertige voltrekkinge van hun soo bovenmaten nutte resolutie, alleen op haar eigen perikulen, kosten, en tot voordeel van dese Landen of hun vaderland genomen, te animeren. Waarop egter seederd niets is gevolgd, dan dat, voornoemd Request bij sommige Gedeputeerden oovergenomen zijnde, om daarover met hun Heeren Comittenten te consuleren, bij U Ed. Gr. Mo. ordre gesteld is, omme over 't selven te treeden in conferentie met de Heeren Bewindhebberen der Geoctroyeerde Oostindise Compagnie. En mitsdien, alhoewel de supplianten, soo om den opgemelten groten ijver van U Ed. Gr. Mo. als om de meriten van hun versoek selve, sonder impiëteit tegens U Ed. Gro. Mo. niet vermogen of konnen twijfelen, of deselven zijn tot nog toe door geene andere reedenen, als door de gedurig opkomen(de) en dringende besoignes en occupatiën omtrent het welvaren, seekerheid en bescherming des vaderlands, weederhouden geweest, om soodanig tot het consenteren en accorderen van der supplianten
voornoemd versoek te vaceren, dat de finale en staatsgewijse resolutie dienaangaande soude hebben konnen genomen werden. Soo hebben daarom de supplianten liever willen uitwagten U Ed. Gro. Mo. resolutie, dienthalven te neemen, soo lange sij eenigsints hebben gekonnen en totdat de tot nog toe extraordinare vergadering van U Ed. Gro. Mo. in een ordinare soude veranderd zijn en de ordinare saken en occupatiën hervat souden werden, om U Ed. Gro. Mo. alsdan eerbiediglijk te vertonen, dat in cas van eenig verder delay het saisoen van 't jaar soodanig staat te verlopen, dat de tijd te kort sal werden, om 't gunt tot het effectueren van der supplianten resolutie, boven alle 't geene sij alreede met ongemeene kosten en op 't vast vertrouwen, dat sij van een goede en spoedige resolutie hadden, geprepareerd en gedaan hebben, nog verder te prepareren en te verrigten teegens het aanstaande voorjaar, welk, invoegen als voorschreeveu is, vrugteloos passerende, ende bij gevolge alles frustratoir werdende (gelijk de supplianten hopen neen), mischien aan onkundige en quaadwillige ingeseetenen ook meer occasie soude geeven, om U Ed. Gr. Mo. loffelike vrije regeeringe te sugilleren en te spargeren, dat, hoewel notorie het gemeen seer important interest van U Ed. Gro. Mo. Republike daarin geleegen is, dat die veelvoudige, seer rijke geciviliseerde en boven vermoeden wijduitgespreide Noordse Landen van Asiën door de gemeene ingeseetenen deeser volkrijke Republike meer ende meer bekend, bevaren en behandeld werden, nogtans het particulier interest der Geoctroyeerde Oostindise Compagnie ter contrarie is, niet alleen alle andere Europeische volkeren (dat loffelik, soo lange door goede konsten, en schadelik, soo wanneer door violentiën geschied en deesen staat in twisten en oorlogen met andere volkeren inwikkeld) maar door een gepretendeerd octroy insonderheid U Ed. Gr. Mo. gemeene ingeseetenen van alle kennisse, navigatie en negotie der opgemelde Asiatise landen te vervremden en te secluderen in der eewigheid, gelijk deselve onkundige of quaadwillige ingeseetenen misschien bij voorgaande sugillatiën nog souden voegen, dat hier te lande bij deselve werd gemachineerd mysterium iniquitatis politicum, imperium in
imperio ofte ten minsten, dat eenige der voorschreeve Compagnie H.ren Bewindhebberen in U Ed. Gr. Mo. Souveraine Vergaderinge so grote influentie souden hebben, dat alle, ook seer nutte, voorkomende saken, die maar eenigsints gepresumeerd konnen werden met hun particulier interest niet te quadreren, aldaar teegengegaan ofte ten minsten geseponeerd en door delay elusoir gemaakt werden. Ende eindelik vermits soodanig voorgeroerd delay mischien genoegsaam soude weesen, om eenige flauwhertige supplianten van haar goed voorneemen in deesen ganschelik te doen afstaan of wel andere driftiger ingeseetenen, van het reeds gepresenteerd en naa hun vermoeden geseponeerd Request kennisse krijgende, op te wekken om in het toekomende alle soodanig versoek van octroy te doen bij eenige naburige Potentaten, 't zij van Noorweegen, Sweeden, Vrankrijk, of Engeland, die God beterd maar al te seer geneegen zijn soodanige versoeken mildelijk te begonstigen, op hope dat door soodanige middelen en daarop te fonderen verdere pretexten om onse commercie en navigatie te traverseren hare navale magt vermeerderd ende die van U Ed. Gro. Mo. mettertijd verswakt sal werdenGa naar voetnoot1). En vermits alle het voorgevoerden is van een seer groot gewigt voor U Ed. Gr. Mo. Republike, soo keeren derhalven nu de supplianten sig tot U Ed. Gr. Mo., ootmoediglijk versoekende, dat U Ed. Gr. Mo. de besoignes en resolutie, omtrent hun supplianten versoek te neemen, gelieven te stellen onder ende neevens de eerste besoignes, die U Ed. Gr. Mo. gedurende en op dese ordinare Vergaderinge ter handen neemen sullen, ten einde U Ed. Gr. Mo. resolutie (nemen) in faveur van de supplianten.
VI.
Request van de Bewindhebbers der V.O.C. aan de Staten-Generaal.
Lectum den 16en Decembris 1664.
Aan de Hoog Mog. Heeren Staten-Generael der Vereenigde Nederlanden.
Geven met behoorlijke reverentie te kennen de Bewinthebberen der generale Oostindische Compagnie, hoe datt haer supplianten is voorgecomen, datt eenighe coopluijden en ingesetenen deser landen haer eenige maenden geleden, sonder datt noghtans der selver naemen tot noch toe in t'light sijn gebracht, bij requeste aen U Ho. mog. hebben geadresseert om te hebben octroy met seclusie van alle andere inwoonderen en ingesetene te mogen vaeren benoorden om na Japan, China en die vordere gewesten tot den Tropicus Cancri toe en aldaer te traffiqueren en handelen. Ditt heeft haer supplianten opgeweckt om de gelegentheijt van datt werck en van die passage watt nader te indageren en hebben dienvolgens niet connen ledigh staen U H. Mog. vooraff eerbiedelijck te remonstreren het groot interesse, prejuditie en nadeel, datt de voorscreven compagnie bij soodanige concessie soude comen te lijden of haer aengedaen worden uuyt oorsaake de voornaemste landen, daerop ditt dessein eijgentlijck schijnt te leggen, door de voorscreven Compagnie lange jaeren geleden niet alleen sijn ontdeckt, maer selffs bevaeren, gelijck se oock alsnogh bevaeren worden, als onder anderen Japan, daer de Compagnie nu meer als een halve eeuw een seer importanten handel gehad ende gedreven heeft, en sonder dewelke sij seer beswarelijck soude connen subsisteren. Taijoan en Formosa verhoopt sij met Godes hulpe te recupereren. In China heeft sij nu den tijd van omtrent 60 jaeren gelaboreert, om den vrijen handel te mogen hebben, tot dien eynde verscheyde vlooten derwart geëquipeert, ambassadeurs affgesonden,
en sulx, excessive oncosten en lasten gesupporteert sijnde, die saeke nu eyndelijck soo verre gebracht, dat, besijden dat sij nu en dan al eenige commercie ondershands daer gehad heeft, volgens de jongste advijsen, uuyt Indien becomen, de saeke van seer groote apparentie van success is, en waervan den naerderen uuijtslagh nu in korten te gemoet gesien werd. Om nu dese landen te bevaeren en daer haere negotie mede te stabilieren, is het dese luijden alleen te doen, want watt aengaet de landen, die noordelijck aen sijn gelegen, behalven datt die t'eenemael onbekend sijn, soo kan op deselve soedanigen handel niet vallen, datt die dese extraordinaire onkosten, periculen en ongemacken souden meriteren of connen goet maken; t'oogmerck van dese luyden tendeert daertoe oock niet. Datt sij luyden nu nevens de voorscreven Compagnie die handel op die gewesten souden comen te jouisseren en sulx mede participeren van de voordeelen, die deselve is gevende, daer de Compagnie alle dese lasten en onkosten heeft gehad en gedragen, is een sake die van alle reden en rechtmatigheijt affwijckt, behalven dat sijlieden door hare onkundicheijt en passieuse driften lightelijck souden comen te beletten den voortganck of succes van handel van de voorscreven Compagnie op China, die als nu op soo goeden voet is gebraght. Den verderen handel, die op de voorscreven landen soude mogen vallen, sall de Compagnie, die daeromtrent soo meenighte jaeren daer geseten is geweest en daerdoor kennisse van alles becomen heeft, ruijm soo well waernemen en voortsetten, als dese nieuwlingen sullen doen, en ondertusschen sullen de profijten, die daeruuijt souden mogen te verwaghten sijn, alsoo well ten voordeele van het gemeene land comen, dan bij voortganck van dit versoght octroij souden doen, buyten dat het een groote vermetelheijt van dese luijden soude wesen, datt sij haer souden laeten voorstaen, datt soo haest sij in China souden comen aen te leggen, sonder alvooren door een aensienelijke ambassade het acces aldaer geobtineert te hebben, souden sij al het uuijterste perijkel van t'leven loopen, en buijten die twee rijken, uuijtgeseijt Formosa, sijnde geen andere landen daeromtrent bekent, daer handel can vallen, tot den Tropicus Cancri
toe, tot soe verre toe sij het octroij gerne geextendeert souden sien. Dan alsoe dese luijden voorgeven, dat sij bij weijgeringe van dien genoodsaeckt souden sijn haer naer andere landen te begeven, om daer van daen de voorscreven vaert te ondernemen, hoewell de supplianten niet connen sien, dat sulx den staet in alle gevall hinderlijck ofte nadeeligh soude connen wesen (want soo wanneer die passage soude mogen comen bij andere natien uuijtgevonden te worden, sal t' d'ingesetene van dese landen all soo vrij staen die te gebruijken als d'ontdekkers selffs), soo souden noghtans de supplianten om verscheijde goede insighten selffs well genegen en geresolveert wesen ditt werck metten eersten, selffs in ditt voorjaer, bij der hand te nemen, in gevalle het U Hoge Mogende goede geliefte soude mogen wesen haer tot dien eijnde met octroy te voorsien, gelijck sij supplianten tot dien eijnde daerover met eenege persoonen, om de Noord bedreven, die haer dienst daertoe oock aenbieden, al bereits in bespreck sijn geweestGa naar voetnoot1), die op den uuytslagh van dese saeke alleen blijven waghten, meenende (onder reverentie), dat sij supplianten om redenen voorscreven daertoe in allen gevalle de naeste behoorden te wesen, men laet staen, dat hetselve mede sall strecken tot voorcominge van vele disputen, cavillatien en onlusten, die daeruuyt andersints te gemoet gesien werden, en hebben dienvolgende niet connen naelaeten, U Ho. mog. bij desen ootmoedelijck te versoecken ten eijnde U Ho. Mo. aen de supplianten soodanigh octroij, om gedurende desen lopende eeuw die passage uuijt dese landen alleen te mogen gebruijken, gunstelijck gelieven te verleenen, willende sij supplianten geerne renuncieeren van t'preemie van 25.000 gls die U Ho. Mog. voor desen hebben uuijtgelooft aen diegene, die de voorscreven passage souden comen uuijt te vinden.
Getekent
P. van Dam.
VII.
Brief van J. Wtenhage over de inzending van het request door de Bewindhebbers, 19 December 1664.
Mijn Heer en bijsondere goede vrind.
De oorsake van dese mijne missive is het voorgaande request, bij de Bewindhebberen van de Generale Oost-Indise Compagnie voor eenige dagen gepresenteerd aen Haer Ho. Mo. en in derselver vergadering den 16 deser gelesen, met hetwelk wat sij sijn voorhebbende en intenteren, wanneer hetselve ter vergadering van onse Staten sal sijn overgebragt en gesteld in handen van deselve commissarisen, die het bewuste request, of nu requesten, mede van dese sijde onder haer hebben, sal onnodig sijn U.E. te onderregten. Ik ben, dit Bewinthebbers request van wegen of door mijnheer U.E. neve bekomende hebbende, aenstonds van advijs geweest, dat men egter met deser sijde sollicitatien soude voortgaen en met den eersten een nader request wederom aen onse Staten presenteren, sonder nogtans te refuteren de middelen van haer request en of niet daervan te mentioneren, of mentionerende alleenlik te seggen, dat de supplianten verhoopten dat haer Ed. Gr. Mo. nu finalik souden resolveren, overmits het eenigste obstakel, hetwelk hun, behalven 't waernemen van den dienst des Lands, hadde wederhouden, weggenomen was, namentlik, dat de Compagnie bij haer request klaerlik hadde geconfesseerd, t'geen haer H. Gr. Mo. tot nog toe hadden gedesidereerd, dat sij geen grieven van regten tegens der supplianten versoek hadde te proponeren en dat 't versoek der supplianten hun octroij niet contrariëerde, versoekende voor haers doen een nieuw octroij, 't geen sij andersints niet van noden hadden, en, prolongatie obtinerende, in het geprolongeerde octroij mitsdien mede soude gecomprehendeerd wesen. En dat de supplianten den verderen inhoud van het request niet goedvonden te refuteren, omdat haer intentie alleen daertoe strekte, om, sonder eenige offensie aen alle inen uijtlandse natien directelik of indirectelik te geven,
de commercie en navigatie van hun vaderland te vermeerderen en in dier voegen desselfs opperste welvaren te soeken, mits daer voor alleen en privative genietende sodanige profijten, als sij door dese nieuwe passagie in den tijd van 25 jaren van haer octroij souden konnen doen. Dat egter den vorderen inhoud van het voornoemde request hun bedunkens sodanig was, dat, sonder speciale bevel van Haer Ed. Gr. Mo. om daerop te rescriberen, den selven bij denegatie en impertinentie wel konden contradiceren, voornamentlik omdat veele politijke consideratien allegeerden, waervan de dijudicatie alleen toequam Haer Ed. Gr. Mo., of namentlik de commercie en navigatie meerder of wel soo wel met twee diverse compagnie en beursen, als met deselve beurs konden vermeerderd werden; en ten tweeden, of den lande dienstig was, dat aen een oude compagnie geheel Oost-Indien van alle kanten soude open en voor alle andere ingesetenen gesloten werden. En eijndelik, dat geen redenen waren van nieuwe beneficiën en octroijen, dat men nu over de 62 jaren alleen met seclusie van allen was geoctroijeerd en gebeneficieerd geweest, gelijk Haer Ed. Gro. Mo. inGa naar margenoot+ een andere notabile gelegentheid dit argument tot haren eijgen voordeel hadden geimploijeerd, etc. Hebbe voorts nog veele nieuwe middelen geinventeerd, die ik U.E. op U.E. overkomst herwaert sal openbaren en die ten dienste des Lands en tot een inevitabel impediment van haer quaed sullen strekken, indien U.E. en d'andere bij U. El. voorige genereusiteit en constantie gelieven te persisteren, welke overkomste van U.E., of tenminsten van U.E. swager Guilielmo, ik gaerne sag binnen 14 dagen, om te delibereren, of dienstig is en hoedanig bij een nieuw request te solliciteren. U.E. sal gelieven den inhoud deses en het voorgaende request met de Amsterdammers te communiceren en mij dese mijne missive en request wederom op U.E. of U.E. swagers overkomst te laten toekomen.
Voor nieuws, dat heden heb hooren seggen. Ten eersten: dat de Engelse een galjoot van die van de Oost-Indise Compagnie, gedestineerd na Indien, genomen hebben. 2. Dat alhier een antwoord bij den Staet, een deductie met bijgevoegde stukken (en) munimenten tot informatie
van den Koning van Engeland nopende de swevende geschillen, in 't Engels is gedaen oversetten en dubleeren. 3. Dat de Staten van Zeeland alle Engelse Compagnie van nu af verklaerd hebben vacant te wesen, en effective mede aen anderen vergeven hebben. 4. Dat de voornoemde Staten van Zeeland mede verscheide regimenten vergeven hebben. 5. Alsmede een Luitenant-Admirael ter Zee gekozen. 6. Dat twee raedsheren in den Hove van Holland etc. en een in den Hoogen Rade alhier gekozen hebben. 7. Dat eenen Lampsing met sijn consorten een compagnie om ter vrijer neering, alias op de Kaep te varen, geformeerd hebben en geteekend tot een capitael van over de 70.000 £ Vlaems. 8. Dat eenige land-capiteinen in Holland solliciteren om als capitainen ter zee te varen en dat de zee-capitainen souden solliciteren om te wesen officiers van 't regiment van marine. 9. Dat ter vergadering van de Staten-Generael seer euvel is genomen, dat in 't 3. Artic. van de nieuwe ordonnantie op het klein segel genoemd wierd: ‘Het collegie van de Heeren Staten-Generael’, etc. seggende, dat den Raed van Staten, van de Admiraliteiten, Rekenkamers van Gedeputeerde of Gecommitteerde Raden van de respective Staten, van Justitie, etc. waren opgeregt en gebonden aen instructien en reglementen en mitsdien collegien, maer sij niet en niet meerder als hun respective Heeren Staten committenten, de welken sij repraesenteren. En na hevige debatten soude van de Gedeputeerden van Holland geseid wesen, dat het bij inadvertentie geschied was en geredresseerd konde werden. 10. Dat van desen avond twee compagnien paerden alrede hier gekomen souden wesen en dat de twee anderen nog dese week verwagt werden. En de 2. compagnie absente guardes in de aenstaende week. En korte daeraen nog twee compagnien mede te voed, soodat alhier ses compagnie te voet leggen sullen en met het paerdevolk 900 à 1000 mannen. Waermede afbrekende, blijve
Mijnheer
U.E. genegenste vrind en dienaer Johan Wtenhage.
In mijnen laesten aen U.E. was ingesloten een missive van mijnheer U.E. neve, die aen U.E. hield, en namaels hebbe van den selven verstaen, datter in eenig geld geweest is voor eenige van U.E. voor hem gekogte boeken: hope dat U.E. t'een en t'ander ontfangen hebben sult. Vale.
's-Gravenhage, desen 19 Decemb. 1664.
Het adres luidt:
Mijnheer
Mijnheer Pieter de la Court tusschen de Nieusteeg en de Langebrugge op het Steenschuijr tot port Leijden.
VIII.
Provisioneele instructie tegen het request der V.O.C. door J. Wtenhage. (Extract.)
Begonnen te concipieren 20 December 1664.
Provisionele Instructie en gedagten, op wat wijse men sig omtrent het versogte octroij, bij de Bewinthebberen van de Generale Oost-Indise Compagnie bij requeste aen haer Ho. Mo. de Staten-Generael van de Vereenigde Nederlanden gedaen, behoorde te dragen, om of tot het geintendeerde te geraken, of aen de selve allerleijhanden belet en nadeel, directelik en indirectelijk, tot voordeel van het vaderland of van de navigatie en negotie van het selfde aen te doen en te procureren.
Sal van noden wesen: 1. Of eenige praesentatien te doen, die met haer maximen niet accorderen. 2. Of haer uijt te lokken en te brengen tot confessie van t'geen hun in hun prolongatie op den ouden voet obsteeren sal. 3. Of hun opentlic te contradiceren, gelijk sij de supplianten gedaen hebben, en te toonen, dat dit hun versoek
niet accordeerd met den dienst van het Land en andersins niet geaccordeerd behoord te werden. 4. Of bij een nieuw request, als of het andere supplianten waren, octroij te versoeken, om te varen beoosten de Cabo de bona Esperante tot de Persise Zee, of etc., bekleed met redenen dienende, waerom de prolongatie op den ouden voet ondienstig soo voor de Compagnie als het Land.
De praesentatien souden konnen wesen dese navolgende:
1. | Dat de supplianten tevreden sijn en verstaen, dat den dienst des Lands daerin gelegen is, dat om de meenigte der participanten te bekomen en omdat alderredeliks is, dat een ygelik willende de vaerd avontuiren namaels mede van de voordelen participere, dat alle, die in ... maenden sullen willen inleggen, tot participant werde aengenomen, gelijk het advijs legd van de Heeren commissarissen en in het opregten van de respective Oosten West-Indise Compagnien mede gedaen is geweest. |
2. | Mits dat niet participeren eenige steden, publijke collegien of Geoctroijeerde Compagnien etc., die de andere participanten souden konnen onderdrukken; en eenig moment hebben in de regering, maer absoluit dependeren. |
3. | En dat sij supplianten daervoor instaen, dat niet sij nog naemaels directelik nog indirectelik om reden voorser. sullen doen participeren, ja alle geven t'exempel van de gemene middelen, placcaten en generale ordonnantiën. |
Men soude hun konnen uijtlokken om te confesseren, dat hun alle landen en eijlanden bewesten de Persise See bijna of geheel onnut sijn, met bij Requeste te seggen:
I. | Dat het abusijf is, dat sonder Japan en China beswaerlik bestaen konnen, omdat daer voorhenen selden en met kleine retouren gevaren hebben. |
II. | Maer hun grootste en eenigste welvaren in de specerie-handel en die eijlanden bestaet. |
III. | Dat voorts nergens varen of negotieren of importanten handel drijven als jaerliks op Madagascar, op t'Zuijd-eijnde van de Africaense kust en op de Roode Zee en te noemen plaetsen, daer sij ordinaris of nu en dan wel gekomen sijn. |
IV. | Dat aldaer haer grootste en alleen importanten handel is en op de voornoemde Specerie-Eijlanden en genoegsaem nergens elders. |
V. | Of dat nergens handelen met profijt als op t'voornoemde eijland, cust, zee etc. en op de Specerie-Eijlanden, soo de supplianten onderregt werden. |
Een nieuw octroij om beoosten om de Cabo de bona Esperance tot de Persise Zee te varen; t'Versoek te bekleden en te faciliteren:
I. | Met dat op die gewesten weinig of niet van de Compagnie gehandeld werd, maer op de Specerie-Eijlanden etc. en op Japan, China etc. sulks sij volgens hun request van den 16 Decembris 1664, sonder dit handel niet bestaen kan, ergo wel sonder den anderen handel of dese gewesten. |
II. | Te allegeren de redenen, die men haer sal konnen uijtlokken. |
III. | En wat negotie daerop gedaen soude konnen werden. |
IV. | En indien men niet goedvond met de Noordse vaert de supplianten te gratificeren, in cas deselve personagien ageren willen aen de keur van de regenten te stellen, dat dan dese vaerd hun op de opgemelte conditien en volgens alle de opgemelte praesentatien gelieven bij octroij te accorderen. |
V. | Of deselve openstellen voor een ijder ingeseten, opdat de supplianten tenminsten den lande mede mogten konnen beneficieren. |
IX.
‘Debath’ hierover.
Debath van de frivoole, ongefundeerde ende impertinente redenen bij de Bewinthebberen der Oost-Indise Compagnie ofte hun gedeputeerden geallegueert jegens het rechtmatigh ende voor dese landen dienstigh versoeck om bij Noorden om naer Tartarien, China ende aenpalende landen ende eijlanden te vaeren etc.
1. Het versoeck behoorde soo als het leijd in alle manieren te werden toegestaen alsoo het tendeert om niewe vaerten ende landen om te behandelen op te soeken buijten eenige costen van den Staet selffs.
2. Om datt in een Staet als desen, die om redenen in 't request geallegeert meest, jae genoechsaem t'eenemael, op de negotie gefondeert is, ende datt vermeerderinge van negotie, niet alleen geen naedeel maer in tegendeel seer groot voordeel ende nut aen desen Staet ende d'ingeseeten van dien toe brengt, soo ten opsighte van de vermeerderinge van navigatie ende coophandel, als omdatt door niew gevonden handelplaetsen alle ambaghtsluijden ende speciaelijck alle fabrijken van manufacturen seer souden comen te accresceren ende floreren.
3. Ende gevonden sijnde (waertoe d'Impetranten eenige hoope hebben ofte souden anders sulcken versoeck niet doen), souden aen Engelsen, Fransen, Denen ende Portugeesen etc. benomen werden de lust ende genegentheijt van dien handel t'ondercruijpen, als sijnde dese natie de (be)quaemste tot de navigatie ende speciaelijck over die Noortsen gewesten, ende ingevalle datt bij een geluckigh succes de voorschreven passagie gevonden wierd ende de handelinge op deselve soo well geluckte, datt andere natien mede de genegentheijt cregen om die landen te bevaeren, souden in allen gevallen nevens de Nederlanders niet connen bestaen, soo om datt d'impetranten de possessie alreede becomen souden hebben, als omdatt dese natie well soo vigilant (is) ende haer met minder proffijten soude laeten genoegen, als well eenige andere, die meerder ruijmte van landgoederen ende schaersheijt van gelt als dese natie hebbende, door de noodsaekelijckheijt niet gedwongen en souden werden om soo gevaerlijcke ende bij d'impetranten in possessie genomen navigatie te tentéren.
5. Ende om datt de moeijelijckheijt tot de vaert andere natien daervan sall aff houden, daerom is het in alle manieren dienstigh d'impetranten haer versoeck toe te staen, die anders bij refus hun souden connen begeven onder de protextie van andere Princen, die hun geerne soodaenigen versoeck souden toestaen, ende de vaert dan
door authoriteijt ende onder protexie van een andere natie gevonden sijnde, soude die natie door onse eijgene ingesetenen tot de navigatie bequaemer gemaeckt werden ende wij dus doende onsen handel beginnen te verliesen.
6. Bij aldien het seeker is, datt soo se in Japan quaemen, sij doode menschen souden sijn, souden hun well waghten van daer te comen. Datt de compagnie belooft soude hebben te verhoeden, datt geen scheepen als de haere in Japan sullen comen, is een impertinente versiersel, want, behalven datt de compagnie geen maght nogh authoriteijt en heeft om sulx te connen verhoeden, is het al te notoir ende kennelijck, datt Japan immers van de Chinesen ende verscheijdene andere natien werd bevaeren, gelijck het oock notoir is, datt de Japaners aen alle natien acces om in hun landen te handelen hebben toegestaen, totter tijd toe datt de compagnie dien Keijser jegens de Christenen heeft opgehitzt, hem wijs maekende datt de Christenen traghten souden sijne ingeseetenen tegen hem te doen opstaen ende hem sijn land ontweldigen, waerop hij, de Christenen seer wreedelijck vervolght ende veele duijsenden gedood hebbende, aen de compagnie (denkende datt sij onchristenen waeren) den handel op Firando heeft toegestaen, maer naderhand beright sijnde, datt de compagnie oock van Christenen was geformeert, hetgene haer packhuys aldaer met het jaergetall van onsen saligmaeker uuijtwees, ende datt de compagnie selffs light moght comen te doen hetgene waermede sij de andere beschuldighde, heeft haer logie aldaer met een ongeloffelijcke rassigheijt doen affbreeken ende raseren, haer den handel verbiedende, den welcken haer naderhand op seer harde ende vile conditien op Nangasacki is toegestaen, sijnde seer waerschijnelijck datt de compagnie om den selven handel op soo schandelijcke conditien te becomen heeft moeten belooven, datt geene van haere scheepen (want op andere liedens haer scheepen en hebben sij immers niet te seggen) op eenige andere plaetsen van Japan en sullen comen, heeft nu de compagnie die solemneele belofte aen dien Keijser gedaen ende een van haer scheepen benoorden Japan laeten aenloopen, watt wonder is het datt dien Keijser sulx rigoreuselijck heeft gepretendeert te straffen.
7. Is cen onverdragelijcke impertinentie, datt de compagnie, die alleen geoctroijeert is om over de Caep de bona sperança ende de straete van Mal[ge]lanes Oostindien te bevaeren, soude pretenderen, datt de hooge maghten deser landen geen octroij aen anderen en souden verleenen om bij Noorden om naer Tartarien en China te vaeren, sustinerende datt sulx soude sijn binnen de limiten van de compagnie, als handelende op Tayoan ende Formosa (datt nu onwaerheijt is, als sijnde haer van de gevlughte Chinesen ontnomen), waerbij sij genoechsaem te kennen geeft, datt, wanneer sij een eenigh eijland behandelt in een district datt veel grooter is dan gansch Europa, het reden genoech is om alle die landen voor dese natie onhandelbaer te maeken.
8. Datt de compagnie sonder den Japansen handel niet en soude konnen bestaen, schaemt sijn selven, want sij dan well onwaerdigh is soo grooten benefitie als het Oostindisch octroy van desen staet te genieten, omdatt het haer sonder dien handel onnut soude sijn ende andere natien als Engelsen ende Portugeesen, die niet alleen geenen handel derwaerts en drijven maer selffs geen specerije eijlanden (die alle in des compagnies possessie sijn) en hebben nogh en behandelen, noghtans seer well met den Oostindisen handel vaeren, behalven datt dese positie t'eenenmael onwaeraghtigh is, want de compagnie voor desen langen tijd in deliberatie gestaen heeft om haer comptoir van daer op te breeken ende dien handel te quitteren; oock en volght het geensints niet, datt door het te verleenen van datt octroij de compagnie dien handel soude mogen comen te verliesen.
9. Dese reden is niet min belagghelijck, dan of de compagnie poseerde: Tartarien quijt, soo is de compagnie verlooren, want de compagnie op China geenen handel altoos en heeft nogh oijt gehad heeft, al soo weynigh als op Tartarien, sulx dese reden niet min ridiculeux en impertinent is als voorgaende.
10. Gelijck oock is de 10e reden, want met het versoghte octroij te verleenen soude een ansienlijke vloot, naer China gesonden werdende, niet infructueuser werden gemaeckt dan oijt voor desen is geschied van de vlooten, die de
compagnie derwaerts heeft willen senden, vermits sij daer nu geen meerder handel en heeft dan oijt voor desen.
11. Is genoeghsaem op de 3e reden beantwoort, ende bovendien blijckt hieruuijt de quaedaerdigheijt van de compagnie, die liever heeft dat andere natien de possessie van soo consideraebelen passage (bijaldien het te vinden waere) soude becomen dan onse eijgene natie.
12. Kan men de passage niet uuijt vinden, sulx sall voor d'impetranten quaelijckst comen ende de compagnie daer niet bij vercort werden.
13. Is een onbeschaemde impertinentie, riekende naer een presumptueuse aspiratie, bijaldien niet tot de hooghste, ten minste tot een collateraele maght ende regeringe hier te landen nevens haer Ed. Gr. Mog., van te pretenderen kennisse te hebben van de persoonen der impetranten en of sij het connen uuijtvoeren.
X.
Aanteekening over de bijeenkomst op 16 September 1665.
Tot Amsterdam, in Malta, presentibus de Heeren beiden Vander Voorden, de la Court, van Waert en Visch, den 16 September 1665, die Saturni.
Dat onder de supplianten sijn, die door of ter occasie van haeren visscherije gekomen sijn op de hoogte van 83 graden, en sulks door ervarentheid meenen verseeckert te wesen van een goed succes.
Dat de Noorse en andere sodanige koude landen de lakenen en wolle manufacturen sullen trekken, in sonderheid vermits de magtige volkeren en overmatige groote rijke steden.
Dat dese navigatie en trafijcq met veel minder gevaer en secuerder, sonder van andere nabuerige landen en konijnckrijken (gemolesteerd te worden), gevoerd kan werden, vermits geen de sodanige behoeven te passeren.
Ook selfs in oorlog geraekt sijnde met onse nabuerige
landen, als tegenwoordig met Engeland, die dese souden seer weinig konnen bekommeren.
En als ooc die landen niet behandeld sijnGa naar voetnoot1), deselve handeling en navigatie aen andere geen offensie (kan geven), of niet te vresen is.
Benoorden op Tartarien en daeraengaende en verdere daeromtrent gelegene benoorden te bevarene landen en eylanden.
Verscheyde goede ingesetenen deser landen U. Mo. dienstwilllge onderdanen.
In dorso staat: Nieu request aen de Staten Generael nopende.
XI.
Concept garantie-verklaring voor Jan Bywaeter.
Wy ondergeschreven beloven op vermaeninge te sullen betalen alle soodaenige oncosten van costume ofte rechten ende provisie etc. van de goederen, door ons respective gelaeden hebben in het schipp de Valentin van Londen, daer schipper op is Jan Bywaeter tot Hull in Engeland, aen te geven ende te verclaeren; ordonnerende hiermede aen den voorschreven Bywaeter ofte die syne saeken tot Hull sall waernemen deselve goederen aldaer te verclaeren, als by ieder van ons hier onder gespecificeert staet, nemende in gevolge van dien yder van ons tot synen lasten alle de schaede ende inconvenientien te veroorsaecken door het in desen qualick aengeven van ijders respective goedenGa naar voetnoot2).
Aracan, liggende by Bengalen, heeft de Compagnie den handel opgebrooken om de differen(ten) tusschen den Coninck ende des Compagnies ministers.
Mauritius heeft de Compagnie de possessie gehadt dogh is nu verlaeten.
De Compagnie heeft negotie op:
Persien, met groote becommeringe,
Siam,
N.B! Souratte,
Jambi,
Tanquin, met becommeringe,
N.B! Coromandell,
Begalen,
Pegu.
XII.
Concept van Mr. A. van den Ende over het request van 1720.
Aan de Hooge Mogende Heeren Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden.
Geven reverentelijk te kennen d'ondergeschrevenen, koopluiden en ingesetenen deser landen, dat door de Navigatie, de manufacturen en den handel buiten en binnen 's landts, gevoegt met de beroemde voorsorge van uwe Hoog Mogentheden, (onder Godes genadigen zegen) desen Staat tot soo grooten top van rijkdom en glorie is gestegen, onaangesien zoo langhduirige en zoo veele, kostbare en sware oorlogen, dat de naburen en anderen, daarover jalousie gevat hebbende, zich alomme in Europa tot de navigatie, manufacturen en commercie met een ongelovelijken iever en drift hebben geappliceert gehadt; en zulx dan ook zodanige en zoo veele ondernemingen, zoo buiten als binnen Europa, hebben bestaan te doen en ook noch dagelijkx meer en meer ogenscheijnelijk zullen doen, daerdoor de navigatie, fabrique en handel deser landen (boven aftrek reets gehadt en geleden) bij vervolgh ogenschijnelijk in noch veel grooter verval staat gebragt te werden tot ruïne ('t welk de goede Godt wil verhoeden) niet alleen van des Gemeenelandts inkomsten, maar ook van ontallijke familien, die of eenighlijk van de
navigatie, fabrique en negotie bestaan, of die andersints door het verval van 's Landts finantie mede verloren souden moeten gaan; sonderlingen, nadat altans alles alomme hier te landen zoo dier, kostbaar en beswaart is geworden.
Dat de supplianten overzulx uit een hartelijke genegentheid deelnemende ook voor zich in d'algemeene welvaart en in de continuatie van dien (zoo zij verhopen) en zulx, om het verder verval, indien alles op den jegenwoordigen voet alleen ten respecten van de navigatie, fabrique en negotie wierden gelaten, eenigsints voor te komen, onder sooveele competitaire, indien alle(?), hunne oogen hebben laten vallen (onder het gunstigh welnemen van Uw Hoog Mogentheden) op hetgeene Uw Hoog Mogentheden soo heilsaam en tegelijk ook nootsakelijk voor den welstand deser landen en hunne navigatie, fabrique en negotie hebben geoordeelt gehadt, dat Uw Hoog Mogentheden zelfs daartoe in den jaaren 1594, 1595 en 1596 ten kosten van het Gemeenelandt drie bisondere equipages ter zee hebben gedaan om namentlijk te soeken en te vinden eene passage, of doortogt, om en door het Noorden, boven Nova Zembla etc., zoodanigh, dat, of wel Uwe Hoog Mogentheden ter dier tijdt noch ingewikkelt zijnde in den swaren langhduirigen en bekommerlijke oorlogh met Spanjen, het vervolgh van deselve onderneemingen, vermits deszelfs kostbaarheit voor het Gemeene landt, wel hebben gestaakt gehadt, deselve echter gemeint hebben gehadt zulx van apparentie en succes te sullen kunnen zijn, jaa tot een merkelijk voordeel van de navigatie, fabrique en negotie en alsoo dan mede van den Staat te zullen strekken, zoo wanneer, namentlijk, om de respective ingesetenen daartoe aan te moedigen en selfs aan te setten, bij Uwe Hoogh Mogentheden aan d'ontdekkers van de voorschrevene passage en doortogt om of door het Noorden ter dier tijdt mede is belooft geworden een preemie van vijf en twintigh duisent guldens, boven andere vrijdommen meer, zooals Uwe Hoog Mogentheden dit, en wat dies meer is, gelieven te zien uit het annexe extract uit de historie van Peeter Bor Chr. en in 't bizonder ook in Uwer Hoog Mogentheden eigene registers, daar op slaande. Tot soo-
verre zelfs toe, dat ook, naadat de zake van het landt nu al in beter stant waaren gebragt door middel van den treves en dat nu al zelfs in den jare 1602 de Oost-Indise Compagnie deser landen bij formeel octroij was opgeregt en gestabileert geworden, Uwe Hoog Mogentheden het ontdekken van nieuwe passages en landen hebben geoordeelt gehadt zoo seer niet te strijden met hetselve octroij van de Oost-Indise Compagnie, dat integendeel Uwe Hoog Mogentheden aan deselve ontdekkers in den jaare 1614 bij een formeel placaat, mede copielijk aan desen gehegt, hebben belooft en geaccordeert onder anderen de vrije en privativen navigatie en negotie op deselve plaatsen. Dat zij supplianten noch des te meer hebben gemeint gehadt van hun interest niet alleen, maar ook van hun verschuldigde pligt ten dienste van hun vaderland te zijn, die hunne gedagten op het spoor en op de aanmoedeginge van Uwe Hoog Mogentheden jegenwoordigh met des te meer iever te moeten pousseeren, omdat hen supplianten onder de hand voorgekomen zijn gerugten, die zij vreesen niet dan al te seeker te zijn, dat men in andere landen reets in beweginge zou wesen, zoo geen aanstal albereets zou maken, om tot de voorschreve passagie en doortogt om en door het Noorden, en sulx tot ontdekkinge van nieuwe landen, aldaar van privilegiën te willen versoeken uit andere naburigen landen en rijken en alsoo (was 't mogelijk) tot uitsluitinge van de ingesetenen deser landen voor altoos; gelijk Uwe Hoog Mogentheden uit zich selfs, na hunne hooge en versiende wijsheit, wel kunnen bevroeden, hoe seer dit van apparentie en genoegsame sekerheit zij, in de bekende omstandigheit van saken, daar sooveele nabuiren, met jalousie aangedaan, tot diergelijk onderneemingen bequaam en gereet zijn en die daarom, hoe eer hoe liever, dienen te werden gepraevenieert met en door Uwe Hoog Mogentheden hertelijke en prompte resolutie en voorsorgen; reden waarom zij supplianten zich bij desen keeren tot deselve, versoekende in aller gedienstigheit Uwer Hoog Mogentheden favorabel octroy, om (nadat sij supplianten, neffens die zich met hen zullen hebben geassocieert gehadt, t'hunnen
kosten zullen hebben gedaen ontdekken en vinden de passagie en doortogt in en om het Noorden op of boven de hoogte van tachtigh graden) deselve passage geduirende den tijdt van dertigh jaaren, daaraan volgende, alleen te mogen gebruiken en sulx dan ook de landen en eilanden, alsoo te ontdekken, Zuidwaarts af tot 23½ graden toe alleen te mogen aandoen en op deselve landen en eilanden ook alleen te mogen negotieeren en handelen en om wijders ook geduirende deselve tijdt van dertigh jaaren niet alleen onder of ten opsigten van degeenen, die zich met hen sullen hebben geassocieert, maar ook onder of ten opsigten van dengeenen die zij tot hunnen dienst voorschreeve zullen gebruiken, zodanigen ordere te beramen en te stellen, als zijlieden met hunne geassocieerden van tijdt tot tijdt tot advansement of tot dienst van de voorsegde navigatie en negotie nodigh of convenabel zullen oordelen te zijn; met verbodt, op seekere groote pene, zoo van confiscatie als andersints, bij Uwe Hoge Mogentheden te statueren tegen alle en een iegelijk der onderdanen of ingesetenen der respective Vereenighde Nederlanden of van den resorte van Uwe Hoog Mogentheden, om noch voor of door zich selven, of ook voor en door anderen, t zij in of uit de eene of de andere van de Vereenighde Nederlanden of de resorte van Uwe Hoog Mogentheden of ook in of uit andere landen iets daarjegens te beginnen of te ondernemen, veel min hun supplianten of die van wegen hen supplianten de voorsegde doorvaart of passage zullen gebruiken of de voorsegde navigatie of negotie zullen komen te doen, daarin te doen eenige de minsten hinder of belet, als noch directelijk noch indirectelijk in eenigerlye manieren, en voorts in der bester en kragtigster forme.
Twelk doende.
In dorso staat:
Dit concept-request is opgestelt door den adv.t Abram van den Ende, mijne bijsondre goede vrind, sijn E. oordeeld dus behoorde ingelevert te werden naar voorens
de stad van Amsterdam in mijn sentiment gebragt te hebben, of dat andersints ongeraaden.
en:
Concept-Request, tgeen, alvoorens aan Staaten Generaal in den jaare 1720 in te leveren, aan Burgemeestere van Amsterdam communiceerde, die mij, wanneer vergaderd, mij zeijde het te sullen tegengaan, naardat eenige mij hoop hadde gegeven van een schikking met de O. Compagnie te sulle maaken.
Zijnde op 't scheyde der dagvaart van de gedeputeerde op Hillegom met een visje getracteert, die mij alle zeer minsaam hoorde en overleg maakte hoedanig van succes mogt zijn, ten beste van 't land en de compagnie.
Naderhand ben nog van de Burg.r Pancras, doen presidend, meermaale minsaam onthaald.
Dog de burgemeester Castricum was daar driftig tegen, zijnde bewinthebber van de O. Companie.
XIII.
Concept voor de oprichting der maatschappij in 1664, toegeschreven aan P. de la Court.
Concept tot oprigting van een maatschappij van negotie, om benoorden Tartarijen te ontdekken West America, t Noorder gedeelte van China en Japan mitsgaders andre tot nog onbekende landen en eylanden.
De Noordse maatschappij, t zy met of sonder octroij vast gestelt sijnde, alvorens die werkstellig te maaken bedagt te zijn.
Ga naar margenoot+ Eerstelijk als 't alder nodigste op zodanige goede voorwaarde onder de gemeene participanten te beraamen, die ijder even geleijk voordeel zullen toebrengen ende zodanig ten nutte van 't gemein strekken, dat een ijder zal overtuigt zijn dit (verre van bedrag of valse windhandel) enkel gegrondvest staat tot voordeel van 't land ende de goede gemeinte.
Ten tweede.
Op goede scheepsofficiers en matroosen, wat in ijder vereijst werd en hoe die best en waar vandaan te bekoomen.
Ten derde.
Hoedanige scheepsequipagie, zoo omtrent de scheepen als scheepsbehoeftens, onder welke begrepen werd tgeen tot oogsienlijke voorzorg van die dese togt zullen ondernemen, als des nood voor 't geen tot lijfberging, besorging tegen kouwde, nodige victualie, medicamenten.
Ten vierde.
Eenige aanmerkinge omtrent het doen van deese onderneeming als ook t concept van Cornelis Ielmerse CockGa naar voetnoot1), hoe het aan te leggen.
Conditien door mijn vader zalig.r opgestelt, naar tijds gelegentheijd een weinig hier en daar veranderd.
De ondervinding leert, dat alle companiën, ofschoon in den beginne van weinig magt, dan wel door cooplieden op de meeste menagie werden gedirigeerd, maar dat daarnaar van meer magt werdende en aan den directeur groot voordeel gevende, die cooplieden van tijd tot tijd werden voorbij gegaan. Om 't welk in deese zooveel doenlijk voor te koomen:
Eerstelijk zoo zullen geen participanten, hoe considerabel in deese compagnie mogte geintresseert zijn of werden, die nu ofte naarmaals eenige de minste staats-, stads-, ofte andre maatschappeijs bestiering ofte daar bediening in hebben ofte mogte verkrijgen, stem hebben onder de andre participanten.
Ten 2de: zoo zullen dezelve ook geensints verkiesbaar zijn om eenige commissiën in deese companie te bekleeden.
Ten 3de: dat alle de participanten bij eede zulle verklaren, en op hoge boeten te verbeuren, geen actie, of deel derselve, direkt of indirekt te verkoopen of doen verkoopen voor jaar en dag naar 't opregten deser comp.
ende de schepen tot dese onderneeming ten minste ses maanden zee zullen gekoose hebben.
4de: dat alle participanten een instructie ende conditie zullen bekoomen, daarnaar zig zullen moeten gedragen,
5de: die wel naar gelegentheijd van tijd en zaaken zal moogen veranderd werden, maar nogtans altoos inhouwden:
6de: dat de participanten niet vorder als voor haar ingelegde capitaalen zullen moogen verbonden werden ende ingevolge ende uijt kraften van de gegevene instructie, voor zooverre deselve ter goeder trouwe en punctueellijk aftervolgt zal weesen;
7de: belovende de participanten malkanderen geen schulden ten lasten de compagnie te zullen maaken, om geenderhande redenen, protesterende van nulliteit van sodanig een schuld elk ten sijnen reguarde, indien anders gedaan mogt werden.
8ste: dat men om alle confusie voor te koomen alle in loco zal moeten stemmen en niet bij missiven.
9de: dat de participanten, als deese companie opregten, hoofd voor hoofd zullen stemmen en niet naar proportie van 't ingelegde capitaal.
10de: dat de erfgenaamen van de eerste participanten tesaamen maar een stem zullen hebben, ten waare ijder tien duysent gulden of daarboven interest hadde in deese compagnie.
11de: dat alle zoodanige, die 't sij bij nader inschrijving, koop, erfenis of andre behoorlijke middelen van acquisitie tien duysend gulden aan intrest heeft in deese companie, stem zal hebben als bove.
12de: dat bij staaking van stemmen een negatieve stem prevaleeren zal voor een affirmative.
13de: dat de provisionele vergadering der participanten zal gehouwden werden tot .......Ga naar voetnoot1) en dus lang tot daar nader van zal zijn geconvenieert.
14de: dat de omvraag naar 't goedvinden der vijf hoog geintresseerden van bove ofte wel van ondre zal begonnen werden.
15de: dat bij ijder vergadering met twee derde der stemmen een president zal verkooren werden.
16de: dat dezelve daarnaar de omvraag zal doen.
17de: dat ook dus met ⅔ stemmen op alle vergaderinge een nieuwe schrijver zal verkooren werden tot het concipieren en registren van resolutiën.
18de: dat alle participanten, die tot commissiën verkooren zijn, ipso jure haar stem sullen verliesen geduurende de tijd van haare commissie, en dit te beginnen met de tijd van haar electie.
19de: dat ijder, naar gedaen rapport van sijn commissie, zal moeten buiten staen om in sijn absentie daarover te delibereren en resolveren.
20ste: dat men in 't geven van de commissiën eerst over de instructie zal delibereren en daarnaar tot de verkiesing van den persoon of persoonen.
21ste: dat de daggelden zullen gestelt werden op vier gulden des daags, daaronder de teerkosten mede begrepen zijn.
22ste: en voor reijskosten ....Ga naar voetnoot1)
23ste: dat geen provisie, reijs-, of teerkosten zullen kunnen gerekent werden, als voor deese naarvolgende gedaane diensten ....Ga naar voetnoot1)
24ste: dat ook geen onkosten ten lasten der compagnie zullen werden gebragt, gevallen op de vergaderinge der participanten, maar dat elk sijn eyge kosten zal betaalen.
25ste: dat mede yder participant sijn eijge kosten zal moeten betaalen, indien van buijten de stad, daar de vergaderingen zullen gehouwden werden, derwaarts de selve wilde bijwoonen,
26ste: ten waare om sonderlinge diensten van de companie, die hun zullen werden vergoed, benevens de vacatiën, dog niet anders als bij een dies aangaande resolutie met ⅔ der stemmen te neemen
27ste: en met dese expresse conditie, dat zulk niet in consequentie zal getrokken werden,
28ste: en zal ook in dit geval geen stem hebben, die restitutie van onkosten verzoekt,
29ste: en zal dengeene, als eenige dienst meind te kunnen doen, om kosten schadeloos te blijven, alvoorens commissie moeten versoeken.
30ste: op alle voorvallende zaaken, zal men met ⅔ stemmen concluderen;
31ste: dog onder pretext van zooveel persoonen present te zijn in loco, dat met behoorlijke stemmen in weerwil van absenten konnen concluderen, zullen geen resolutiën als naar ingenoomen advies van alle participanten, die verwittigt, ontboden of beschreven kunnen werden, genoomen werden, op nulliteit van het geresolveerde;
32ste: maar, opdat bij eenig haastig voorval en dat geen uijtstel toelaaten zouwde de compagnie geen schade overkoome of eenig voordeel versuijmt werde, zullen de drie vierde stemmen telkens op de vergaderinge der participanten mogen resolveren op alle apparente voorvallen, tot seekere somme toe, en daarover aan sekere participanten ofte vremden commissie gegeven werden.
33ste: hoedanig alle resolutiën te visiteren en teekenen
34ste: en dat daarvan yder participant, copye begerende, deselve op sijn koste zal moeten gegeven werden.
35ste: dat men jaarlijks een balans zal maaken.
36ste: voor het maaken der balans niets te proponeren ofte te resolveren wegens het toekoomende.
37ste: dat de winste op een retour gevallen voor elks portie zullen verdeeld en gegeven werden en dat daarnaar eerst geresolveert zal werden om 't capitaal te vergrooten of niet.
38ste: ook zal omtrent vermeerdering van penningen tot het capitaal of ligting van gelden en in 't generaal wegens alle belasting der companie niet mogen geconcludeerd werden als met ⅘ der stemmen;
39ste: zullende ook in cas van ligting de gelden van participanten, indien tot geleijke intrest, geprefereert werden voor die der vremde,
40ste: maar, dezelve bij vremde tot minder intrest kunnende bekoomen, zal men zulks gehouwden zijn te doen.
41ste: tot de behandeling der penningen zullen de participanten met ¾ der stemmen jaarlijks een derde van het geheele getal der directeurs over deese compagnie
als groote cassiers aanstellen en zullen dese gesamentlijke directeurs daaromtrent zoodanige ordre beraamen, als zullen dienstig oordeelen.
42ste: dus mag dan geen directeur langer als drie jaar naar den andre continueeren, maar met ¾ der stemmen op het derde jaar veranderd werden en zooveel in getale daartoe verkooren werde, als bevonden zal zijn te behooren;
43tse: zullende ijder met een jaarlijks tractement van ......Ga naar voetnoot1) voorsien werden.
44ste: geen participant zal vermoogen imant buyten deese companie eenige de minste opening te geven van zaaken, deese companie naardeelig,
45ste: zelff niet aan eenige vremde participanten, hoe naar bestaande hem in maagschap mogte zijn, al wast dat ook onder sijn naam daar portie in mogte hebben;
46ste: zullende geen vremde oyt geadmitteert mogen worden tot de minste saaken of dingen, dese compagnie concernerende en die haar tot naardeel zouwde kunnen strekken.
47ste: ook zal geen participant vermoogen direct of indirect, 't zij alleen of met andere, in eenig schip, scheepen ofte coopmanschappen part of deel te neemen, welke deese Noordse passage mogte koomen te bevaaren ende de ontdekte landen te behandelen.
48ste: op welke vier laatste articulen 44, 45, 46 en 47 yder participant bij 't aangaan der comp. met eede zal moeten verklaaren dezelve dus heijligleijk te zullen naarkoomen en daarenboven op verbeurte van sijne actie ofte actien ende het dubbeld van dien;
48ste: zullende deesen eed telkens met den aanvang van ijder vergadering door ijder participant vernieuwt werden.
49ste: deese compagnie zal ten alle tijden bij ongelukkig succes door ¾ stemmen moeten gedissolveert werden en yder sijn geregte portie in deselve aanbedeeld werden.
50ste: zoo zal deselve ook bij quaade uytslag deser ontdekking met ⅘ stemmen op een andre benaaming moeten gecontinueerd werden, mits aan de resterende ⅕
haar portie in de goederen en effecten goet doende naar estimatie.
Aanmerking omtrent de uijtvoering van het concept benoorden om.
Zedert het jaar 1664, doen mijn zalig.r vader dit concept dagt werkstellig te maaken, heeft men door de nootsaaklikheijd in de walvisvangst, om de vis in het ijs te moeten soeken, zooveel ondervinding verkregen, dat men nu genoegsaam uijt de lugt kan voorsien of daar passagie zal zijn of niet, als hiervoor in de beschrijving der soorten van het ijs kan gesien werden; daarenboven maakt men nu in verre zooveel swarigheijd nog prijkel niet om tot zoodanig ijs in te zeijlen, naardemaal men weet of daar vordre opening zal koomen.
Daartoe gebruykt men nu ook sterk en met verdubbeling of dikke borstlap voorsiene scheepen, 't geen in die tijd onbekent was en in tegendeel de Groenlandse visserije met ouwde en genoegsaam afgelegde scheepen gedaan wierd,
want naardien men noijt zig van 't ijs liet besetten en daar weinig of geen stormen in 't zaijsoen te verwagten had, was dit een secuur vaarwaater, tgeen nu periculeuser is gewerde, omdat nog somtijds scheepen in t ijs blijven, diër zig te diep in begeven in het vervolgen der walvissen,
dog wanneer men deese togt ter ontdekking onderneemt, kan dezelve nu met veel minder prijkel geschieden, naardemaal de ijsvelden ons waarschouwing doen van 't land, de flarden beter kunne gemijd werden of dat men zig daar beter uijt kan redden ende de schotsen, ook het baaijijs weinig te vreesen is.
Ook zijn het geen kleene voordeelen, die men in deese reijs om de Noord heeft boven die van dat ordinaire weg als:
Ga naar margenoot+ Eerstelijk varierende winden met weinig stiltens en nogtans geen of weinig stormen en, indien men al storm mogt hebben, dat deselve nog van soo korten
duur en niet meer als van een halven dag zijn.
Ten andre dat men door de geduurige dag een gestadige voortgang kan maken, zijnde den 21 Maart het middernagt niet duysterder op 77 graden als hier bij ons midde winter des avonds ten vijf uuren, en aldaar met het begin van April continueel dag en is de son aan de Pool midde soomer op 23½ graad, zijnde als bij ons smorgens ten seven uuren.
Op 83 graden als bij ons ten half acht uuren in de midde soomer.
Op 86 graden als bij ons des soomers ten agt uuren zijnde op 37½ graad.
Ten derde verkleene de graden aldaar zoo zeer in lengten, dat men daarom de reijs des te korter kan afleggen, want op
86 graden is ijder graad maar 1 mijl, op
85 gr. zijn de tien graden dertien mijl, op
84 gr. is ijder 1 mijl 34 minute 4 secunde, op
83 gr. is ijder 1 mijl 49 minuten, .... op
82 gr. is ijder 2 mijl 5 min. en 1 secund, op
81 gr. is ijder 2 mijl 21 min. 14 secunde, op
80 gr. zijn 5 grad. 13 mijlen en op
79 gr. is yder 2 mijlen en 52 minuten.
Als men nu van de westhoek van Nova Zembla, ter hoogte tussen de 82 en 83, in lengte aanzeijlt, zal men met ijder mijl meer als een halve graad in lengte avanceeren, en hoewel men op dit onbekent vaarwaater ook de vrees voor tijs ende de mist, als men hier om de Noort voornamentlijk in de maand Julij, als bij onse observatie Fol..... Ga naar voetnoot1) te sien, meer als in t voor en naarjaar onderworpen is, zoo sterk een voortgang niet kan nog mag maken, zoo verbeelde ik mij geen verkeerde gissing te maaken, als ik onderstelle, dat men om deese voorschreven reden van slapper voortgang, gevoegt bij de tijd, die men ter ontdekking in 't landen mogt koomen te spillen, nogtans die zeylen in lengte van de westhoek van Nova Zembla, die hier op 79 graaden in lengte
genoomen werd, tot de lengte van de verhoopte caab Tabin, straat of ruijme zee, daar wij hoopen af te koomen, die wij hier wederom als zeer ruijm genomen op 170 graaden in lengten onderstellen, zegge dit zeer ruijm genoomen is, naardien van de andre kant Japan met sijn uyterste oostlijke hoek maar op 161 en t Companie land op dese lengte van 170 gr. getekent staat, maakende dan de te zeyle graden in lengte voor dat afkoome 91 graaden, die seg ik naar het oordeel van zeer ervare commandeurs te zullen bezeijlen in twaalf etmaal.
Vorders zulle onderstelle de negotie te beginnen niet hooger als op 60 graden en vermits wij ons nu bij 't afkoome bevinden, wij sulle seggen op 83 graaden, zoo rest ons nog drie en twintig graden, die wij om reden van slappe voortgang als voorschreven denken te kunnen afleggen in vier en twintig etmaal.
Uyt Texel of de Maas tot het bekende Spitsbergen is naar gewoonte een reijs van drie weeken.
Van de zuydhoek van Spitsbergen tot de westhoek van Nova Zembla, gestelt op 79 gr. in lengt, zijn in lengte en vermits tot 83 breete is 't verschil in breete vijf graden(?).
Dees zoo niet bekende en met ijs besette zee, daarvoor stelle nog agt daagen. Dit te zaamen gevoegt, zouwde men de reijs van uyt Texel of de Maas naar goede gissing tot in 't oosten op 60 graade breeten en 170 lengte kunnen volbrengen in .....Ga naar voetnoot1).
Vandaar afkoomende tot de zuydhoek van Japan, die wij vinden op 34 graaden, zijn nog 26 graaden.
Ten vierden is het een zeer groot voordeel, zoo voor maandgelden als koste van victualie, dat men behalve de kortheijd der reijs hier zoo weinig siekten onderworpen is, zoodat wanneer een bekent vaarwaater mogt gevonde zijn, het ten minste met een derde minder matroozen kan ondernoomen werden.
Voegt hier nog als het aldervoornaamste voordeel bij voor 't Gemeine land en desselfs ingesetenen, dat men een land van ons climaat zal ontdekken, daer onse manufactuuren naar alle apparentie zeer zouwde gewild zijn.
Onderrigt, zoo Cornelis Jelmers Cock zouwde gezeijlt hebben met de aanmerking van mijn vader zalig.r, die vooraf segt, dat men in de Oost-Indische vojagens in den jaaren 1648 bij Joost Hartgens gedrukt als ookGa naar margenoot+ in Pieter Bor Chrz. sijn 31, 32 en 34 boek de mislukte reysen te sien zijn alle veroorsaakt, zoo om te laat ondernome als wel voornamentlik omdat het ijs niet genoeg ontzeyld zijn, het niet hoog genoeg in ruyme zee houwende, want daar sij op Nova Zembla overwinterde, sagen den agste Maart, aldaar op 't land staande, van haar noort oost in zee gants geen ijs.
Zoo heeft ook Cornelis Jelmerse Cock in den jaare 1664 tot de hoogte van 84 graden geduurig sonder ijs gezeylt, daaruyt men met goede reden kan oordelen dat het ijs sijn oorspronk heeft uyt de rivieren, ofte inhammen, derhalven moet men 't land, daar 'tijs omtrent is, ook zoodanige baayen als het alderpericuleuste mijden.
In het voorgenoemde boek bij J. Hartgens vind men ook eenige discoursen hoe op vijf manieren best Cathaij te bevaren, onder welke hij oordeeld om 't best en meest te vordere zegt onder de Pool deur te zeylen, houwdende in circa doorgaans de lengte van 23 graden, en wanneer alsdan in America mag men afkoomen, om de passagie die nu bij gissing bij caab Tabin of straat
Anjan gesteld werd, naar waarheyd te vinden, dog bij ons om goede redenen veronderstelt zijnde daaraan leggende landen zijn, die deese doortogt zouwde beletten.
Zoo zal men volgens het concept van C. Jelmerse Cock dus zeylen eerstelijk, om zoo best doenlijk te koomen tot de hoogten van 82 en 83 graaden en 79 in lengten, zijnde de westlijkste hoek van Nova Zembla.
Dus altoos in lengte voortzeylende op de gesegde hoogte,Ga naar margenoot+ ook in ruijme see sonder ijs, want, op de voorgesegde hoogten nog ijs vindende, zal men nog hooger zeylen, nogtans altoos een ruyme zee blijvende behouwden en dit zoo lang tot men in lengten zal geavanceert zijn tot op 155 a 160 graaden,
dog, midlerwijl in dit zeylen land voor de boeg koomende, moet men de gelegenheyd van t zelve land tragten te ontdekken, maar ook zeer zorgvuldig zijn om zig voor het ijs te wagten, als ook voor de blinde klippen, als daar veeltijds onder de wal zouwde te vreesen zijn, om welke reeden men met de groote schepen de wal vooral niet te digt moet naaderen.
Inwerp.
't Wonderd mij (naardemaal in de voorste eerste tegenwerping, ook in andre aanteekeninge vinde het te laat was ondernoomen en dit ten groote reeden oorsaak van 't quaad succes) dat hier nergens vinde, wanneer 't raatsaamst te vertrekken met de juiste tijd bepaalt;
hieromtrent vinde alsnog ervare commandeurs van verschillende opinie. Eenige willen om de stormen en 't ijs, als men daar nog in Mey heeft, niet voor 't begin van die maand vanhier gaan, andre wederom veel vroeger en met de straat-Davidsvaarders, gevende het volgende voor reeden:
Met de kleender scheepen zouwde men wat nader
mooge koomen en dan in alle nodige gevallen met wel bemande chaloupen te landen.
Geland zijnde, zal men zooveel doenlijck in alle vrindschap van de inwoonders tragten te onderstaan naar de gelegenheyd van 't selve land.
Geen menschen vindende, die daarvan onderrigting kunnen geven, moet men zoo t best doenlijk zelfs ondersoeken, hoedanig zig het selve land strekt.
Men zal daarom, als daar bergen zijn, die beklimmen en nog verrekijkers gebruyken om dus vorder te kunnen sien.
En als men dit land een uythoek vind, dat zig nog vorders oost- en westwaarts strekt, dan zal men al wederom voortzeijlen.
Dus zal men zelfs zeylen van de lengte van 155 a 160 graaden, maar alsdan meer aan de wal, en dit om de verhoopte caab of straat niet te passeren.
Inwerp: dat, mits de vriestijd in Augustus wederom begind en men zoowel omtrent Tartarijen moet afkoomen als van hier tot die hoogte zeijlen, men ten uyterste in de maand Julij de straat behoorde bereykt te hebben, kunnende in 't voorjaar, indien men te veel ijs mogt vinden, omtren IJsland havening krijgen en zig daar zoolang en niet langer ophouden, als door het veelvuldig ijs in de reys zouwde verhinderd werden.
Ga naar margenoot+ Nogtans moet men noyt zig door te digt aan de wal te vaaren in 't ijs laaten besetten, veelmin dat men oyt in een baaij, daar veel ijs is, zal landen of ankeren, maar altoos diergelijke baayen, als het alder periculeust zijnde, vermijden.
Als men ondertussen met de chaloup landende zoodanig land mogt koomen te ontdekken, dat zig zuydlijk of zuyd oost strekt, dan met goede verrekijkers te ondersoeken of het een waare passagie, dan of het wel een inham of baaij is. Deeze zuydelijke of zuydoostlijke landen moet men volgen, maar zig nogtans altoos voor het ijs wagten, om door ijsgangen geen gevaar te loopen.
Wanneer men, dus zeylende en eenige graaden in breedten afkoomende, zig nogtans in een ruyme zee
bevind, of met niet veel ijs beset, dan kan men met goede reeden hoopen dit de gewenschte passagie zijn zal.
Dus verre de gecopieerde geschriften.
Inwerp.
Voor en tegen redenen, daarom dit concept niet geraaden is ofte geraaden is werkstellig gemaakt te werden.
Ga naar margenoot+ Op deese eerste reden, dat in den jare 1594, 1595 en 1596 alles verkeert ondernomen is geweest, en, wat die van den jare 1664 betreft, dat deese togt geensints als een onderneming moet aangemerkt werden, terwijl die enklijck was aangelegt op de walvisvangst, welke laatste was C. Jelmerse Cock, die zonder de minste belemmering van 't ijs op die togt 75 mijle verder in breete ook in lengte gezeylt heeft als de verste, zijnde Jacob Heemskerk in den jare 1596, oyt geweest was, en dat deselve C.I. Kock zoodanig van de mogelikheyd en goede uytslag gepersuadeerd was, dat hij selfs in den jare 1665 die togt zouwde ondernomen hebben, zoodat het ijs, 't geen alle de voorige vrugteloos hadde doen zijn, de goede uytkomst niet zouwde verhinderen, indien de onderneming naar zijn goed onderrigt zoodanig wierd aftervolgt.
De oplossing van 't nevenstaande werd aan de andre
zijde gedaan, hoopende met meer ondervinding dezelve breeder en met zeekerder bewijs te kunne aantoonen; dat de ijsvelden niet uyt rivieren voortkoomen, maar in zee gestort werden, namentlijck omtrent de landen, werd hier toegestemt, alsook dat de meeste swarigheyd tussen Spitsbergen en Nova Sembla zal bevonden werden, zoo om de zee daar niet zoo ruym is, alsook dat de Pool bove Groenland naar alle apparentie bove beland is.
Nogtans zijn dit geen velden maar flarden ijs, die van de Pool uyt den Noord Oosten koomen afdrijven, en ofschoon de jaarlijkse walvisvangers Nova Sembla niet zooveel naderen, zoo is dit reets een bekent vaarwaater, daarenboven zouwde men in dees tijden de vaste ijsvelden veeleer tot voordeel als naardeel in de vaart aanmerken, naardemaal men dezelve twaalf a dertien mijl ver uyt de lugt kan tegemoet sien, en naardien wij vaststellen, deese niet in een ruyme zee, maar digter onder land bevriesen, zoo kunnen nu deese vaste ijsvelden ons als bakens dienen, dat men het land te veel genaderd is. Ook hebben alle commandeurs een gants verkeerde opinie van de oorsaak der kouwde, die sij hoe hooger aan de Pool des te onverdraaglijker oordeelen, dat nogtans contrarie is bevonden naar uytwijsing mijner thermometers, ten dien eynde mede gegeven, omdat mij niet voorsekert hield van 't segge van C.J. Kock, die het in 't selfde zaysoen op 84 grade op 't gevoel zoo kouwd niet hadde bevonden, als op 76 graaden. Daarenboven heeft de ondervinding sedert geleert, het ijs voor een kundig schipper nu zoo zeer afschriklijk niet is, als het was in voorige tijden, doen men de walvisse buyte 't ijs vong, daar deselve zig nu aanstont in 't ijs als haar schuylhoek tragten te salveeren, alwaar de commandeurs haar nu vervolgen, stoutelijk het ijs inzeylen, hoewel dit ijsflarden zijn, die het aldersorglijkst, en bij ons zoo best doenlijk moeten gemijd werden.
Ga naar voetnootmargin Op dit twede.
Het is waar, daar tot nu niet sekers van te seggen vald, naardemaal door geen aan ons bekende te waater bevaren of
zoo hoog te lande bereysd is, willende gare toestemmen hetgeen op Blaauws kleene globe als een straat en op sijn groote globe als een ruyme zee werd aangewesen, zoo ook al hetgeen de pascaartmaakers daar ter neer stellen, enkle gissinge zijn.
Nogtans kunnen wij naar waarheyd besluyten, daar veele apparentiën zijn Azia daar wel door een ruyme zee van America is afgescheyden, als America nu kennelijk aan de andre kanten van zee bespoeld werd, daarvan ons niet alleen de walvissen de waarschijnlikheyd van bevestigen, maar ook hetgeen C. Jelmers Cock in den jare 1664, zooverre geweest was, had bevonden, namentlijck een ruyme zee, opene lugt, vallende stroomen, verandering van waater en meer andre teekenen.
Vervolg.
Dat nu sedert door verscheyden voor waarheyd bevestigt werd, in Japan voor iets wonders vertoont werd den Hollandse harpoen, getekent met het merk van WB, zijnde daarmede den admiraal Willem Bastiaanse sijne harpoenen en andre ysere instrumenten heeft doen onderscheyden en kennen voor de sijnen, daardoor nu seekere bewijsen, dat tussen Azia en America een ruyme opening en zee zijn moet.
Ga naar margenoot+ Op dit derde.
Dat, wanneer men door een straat of ruyme zee kan afkoomen tot in China, het zeer
te denken is, dat men met soo vernuftige menschen, als de Chinesen zijn, goede handeling zal doen, voornamentlijk omdat aldaar in een climaat als ons Europa veel hoop is, dat onse manufacturen zeer zouwde gewild zijn, en wat de gemoveerde swarigheyd van admissie, als ook van 't geen die der O. Compagnie tegens alle waarheyd ons van Japan soeken wijs te maaken, geschiet om yder met vrees aan te doen en voorts daarvan te doen afschrikken. Ook is het yder genoeg bekent die van de Oost Indise Compagnie, geleyk eerst de Portugesen, allerwegen door kragt van wapenen zig meester tragten te maaken van eens anders besitting; dierhalven is het geen wonder de zoo schrandre Chinese, alsook die van Japan, daar reeds ondervinding van hebbende, alsmede dat de Portugesen hare grondwetten hebben tragten omverre te stooten, deselve zooveel als nu doen muylbanden, zulks geensints te twijfelen is aan goede uitslag, wanneer haar alle afterdogt kan benomen werden door het bevaren met kleender weerlose schepen. Daarenboven zijn daar een groote menigte van eylanden ten deele bekent en naar alle apparentie nog meer andre, die zullen ontdekt werden.
Behalve dat het gants onseeker is, of America aan die kant van ongeciviliseerde volkeren bewoond werd, dog dit gestelt zijnde, zoo blijft daar geen kleene hoop van rijke mijnen te zullen ontdekken.
Dat die van de Oost Indise Compagnie haar grootste bekommering hebben, dat men onder deese ontdekte eylande wel mooglijk eenige mogt vinden, die met eenige haarer specerijeboomen beplant stonden, ofte ten minste bequaam om deselfde specerijen te kunnen voortbrengen, die men door deese ontdekking door de naarbijheyd ligt zouwde kunnen meester werden.
De Oost Indische Compagnie, welkers handel alleen
op China heeft, doen sien de Chineesen niet te vreesen sijn en met de zodanige, van wien geen argwaan, goeden handel drijven willen.
Ga naar margenoot+ Op dit vierde.
Dat men zig moet wagten binnen de limiten der O. Compagnie te koomen, die zig niet vorder uytstrekt als tot den Tropicus Cancri in het Oosten, zulks naar regt en reden de handeling op China en Japan zonder de minste periculen door Hollanders kan gedreven werden, en wat het wederkeeren belangt, dit zal, als de passagie eens gevonden is, met veel min prijkel en kosten dan veel beter om de Noord als door 't Zuyden gedaan werden.
Eerstelijk om de stormwinden, die men in 't zaijsoen om de Noord minder als in t Zuyden onderworpen is.
En ten twede kan men dese passagie binnen de drie maanden doen, vermits men door geduurige dag ook gestadige voortgang heeft, daar men in tegendeel om de Zuyd varende zooveel verversing benodigt heeft, ook maar halve dagen en nagten, dat dit de reys van anderhalf jaar en langer zouwde doen zijn.
Ten derde heeft men dan een getemperder warmte in t Noorden en daardoor ook veel minder ziektens, zoodat ook daarom naar beloop des tijds de reys met merklijk minder kosten, voornaamentlijk omtrent de victualie, kan gedaan werden.
Ik vinde in geen placcate eenige limite van dit Oost-Indies octroij, maar wel alleen, dat die van de O. Compagnie geoctroijeerd werden om met uijtsluyting van alle andre te mogen varen op de Indiens beoosten de Caap de Bon Esperance en door de straat van Magallanes, zoodat men sonder infractie van dit haar octroij om de Noord geheel Indiën buyten (haare heersinge) zouwde mogen naar regt en reden bevaren; daarenboven hebben de Staten Generaal den 14 April des jaars 1615 bij placcaat geordonneert, dat, indien die van de Groenlandse
Compagnie deese ontdekking mogte koomen te doen en geneygt waaren bewesten de Caap de Bon Esperance te repatrieren, aan soodanige scheepen niet alleen niet vijandlijks, maar in tegendeel dat die van de O. Compagnie haar als vrinden met alle behoeftens zouwde adsisteren.
Evenwel naardien dezelve Compagnie zedert zoo veel magt in regering heeft, is t niet geraden zig hierop te verlaten.
Ga naar margenoot+ Op dit vijfde, om het selfs zonder octroij te ondernemen, wel is waar het best was met octroij, om daardoor de protexie van een gehele staat te genieten, ook de seclusie van die natie, voor zooverre sij direct uyt haar vaderland deselve negotie of schipvaart zouwde willen ondernemen, dog hierop vald omtrent Neerlanders niet te denken, om het groot gezag, zoo de O. Compagnie in regering heeft, die het altoos zal tragten te beletten.
Op de preemie bekenne geen staat te maaken is, maar het generaal placcaat van den jaare 1614, daar de ontdekkers alleen haare ontdekte landen vier jaren zouwde moogen bevaren, kan niet betwist werden, in welke tijd zig veele zouwde opdoen met offres van 10, 20 en meer ten 100 om in haar gemeinschap te koomen en dus als men zegt het gesnede brood met haar te eeten.
Vervolg. De waarschijnlijkheijd van t voorschreve sien wij omtrent de dulle ongegronde drift, zoo nu in den jaare 1719 en 1720 allom gepraktiseerd werd.
Vervolg van tegenwerpinge en beantwoordinge mitsgaders van de Groenlandse kouwde, gesteltheyd van 't ijs en andre voorkoomende bedenklikheden.
Ga naar margenoot+ Mijne vraag en vordre be-
antwoording, dat ik alvoorens haare gemoveerde swarigheyd met fundament zouwde kunne beantwoorden, ik van haar een beeter onderrigt versogt nopende haar ondervinding omtrent de kouwde en het ijs.
t Geen haar en een yder, die 't weet, vremt moet voorkoomen en, voor die daar noyt van gehoord heeft, als gants ongelooflijk,
dat het aan de Noordcaap, die op 71 graden breete legt, noyt zooveel vriest, dat het ijs wordt, zoodat aldaar int felste der winter de beste visvangst maakt,
daarentegen, dat het in en rondom IJsland, leggende op 64 a 66, de straat Davids van deselve breeten, en aan de andre zeyde in de Witte Zee, die op 67 graden legt, zoo fel en sterk vriest, dat de selve somtijds diep in Juny nog met ijs beset is.
Belangende het ijs.
Zeyde mij het vier benaaminge te onderscheyden als:
In ijsvelden,
flarden,
schotsen of los ijs en
jong gevroren of baaij-ijs, van welke de kleene ijsvelden en flarden het sorglijkste.
IJsvelden, die groot en kleender, van zeer ongemeene of minder dikte, glad of oneffen, blaauw of witagtig, vast leggende of drijvende en van nog andre verschillende hoedanigheeden kunne zijn, van deese koomen de flarden, ook de schotsen en 't los ijs voort.
Daar sijn vaste velden, diens begin men niet gehad heeft, schoon men daarbij een holte ingekoomen vijf en twintig en meer mijlen had langs gezeijlt, ook dat van vijftig mijlen breeten.
Dusdanige velden zijn gewoonlijk van glad blaauw couleurig ijs, glad, stijl aan de zeekant, somtijds veel dikker als het oog, dat aldaar in zeer helder waater ongelooflijk diep kan sien, kan naarspeuren.
Daar zijn ook bekonkelde velde, diens ijs niet helder nog glad, maar uyt sneeuw of andre opgekrooije stukken schijnt tesaamen gestelt.
Daar zijn velden, die vol gaten zijn.
Vorders noemen zoodanige groote stukken met de naam van velden, wanneer zoo groot, dat een walvis die niet kan beswemmen om zijne vervolgers aan de andre kant te ontweyken, en dusdanige alderkleenste velden zijn omtrent drie quartier uurs of wat grooter.
Een groot ijsveld tot kleender, ook dit of deese breeken tot flarden en is aanmerklijk hoe dikker des te eerder.
Flarden kunnen van groote zijn, dat een walvis deselve maar even kan beswemmen om sijn vervolger aan de andre kant te ontweijken, en, wanneer dus van grooter of kleender ijsvelden tot flarden gescheurt, behouwden deesen de naam, zoolang de groote behouwden als 't beslag van een schip vijf zes te zaamen.
Schotsen of los ijs zijn afgebrooke stukken van velde of flarden, diens groote t uyterste t beslag van vijf a ses scheepen bij den andre en van kleente tot weinig.
Jong gevrooren of baaij-ijs.
Het ijs konde men uyt de lugt veel mijlen voorsien, somtijds wel twaalf en dertien mijlen.
Van ijsvelden ziet de lugt geelachtig, daar de naam aangeven van geele blenken.
Van flarden siet de lugt bleyk.
Van schotsen met swart en witte streepen.
Van jong gevrore of baaij-ijs donker swart waateragtig.
Als het concept om benoorden Tartarijen etc. te vaaren werkstellig zouwde werden gemaakt, eerst en vooral naar bequaam scheepsvolk te soeken.
Men moet hiertoe zig voorzien van bequaame scheepsofficiers, voornamentlijk commandeurs, want op deese hare kennisse, hoe zig in onverwagte gevallen te moeten gedragen, ook dat zig wel in en uyt het ijs kunnen redden, komt het wel aan van het wel of qualijk gelukken.
De beste zal men in Holland vinden, want ofschoon Hamburgers en Breemers nevens haar de Groenlandse visvangst drijven, zoo zijn in verre naar niet zoe bequaam om het ijs te voorsien, des nood zijnde zig daarin te begeven en, daarin zijnde, zig daaruyt te redden.
Wat het bootsvolk belangt, daaromtrent vald zooveel verkiesing niet, wanneer daartoe wel geresolveert en dikmaal ter walvisvangst geweest zijn, zoodat het ijs haar geen schrik kan toebrengen.
Dat het jonge flukse sterke kaerels zijn, op 't zeemanschap bedreven, en zooveel doenlijk ongetrouwd.
En vermits men verhoopt tot de Tropicus Cancri te zullen afkoomen, moet men ook van officiers en maatroose eenige hebben, die in Indiën of tenminste om de West bevaren zijn.
Gegiste onkosten van equipagie met ses (sterk als op Groenland gebouwde) scheepen, zijnde als met drie half sooveel.
Ga naar margenoot+ Twee hekbooten, yder gemonteert met 24 stukken schietende 106 ℔ ijser, nog ses
bassen en met vorder handgeweer als:
15 donderbussen,
40 snaphanen,
20 pistolen,
50 houwers,
20 halve pieken met lang en swaar beslage yser,
3 trommels, 2 trompetten en 2 spreektrompetten,
1 groote en 1 gemeine klok, 2 kaggels.
Vorders van alles extra geëquipeert tot zoo swaare en langduurigen togt voor 18 maande van ankers, staand en loopend wand, zeyl en treyl, stuurmans, bootsmans, constapels, koks en andere scheepstoebehooren, mitsgaders een groote ontsloopte en twee gemeine booten, yder met haar toebehooren, zal yder voor 't minst in zee kosten f 55.000.11 f 110.000. -. 2 Hoekerschepen met drie masten, gemonteert met 6 stukken, schietende 184 ijser, en 4 basse, donderbusse, snaphanen, pistole, houwers etc., extra geëquipeert als bove, yder in zee f 15.000 f 30.000. - 2 galjoots met een mast, gemonteert met 2 stukken, schietende 6 ℔, en 4 basse, extra als vore geëquipeert, zullen yder in zee kosten f 13.000 f 26.000. -.
En komt dus enklijk voor de scheepen behalve andre scheepslasten, van victualie, maand-, aanreets- of andre gelden...... f 166.000.
Het aanreets geld als van 260 man en tien jongens en geld, aan schippers medegegeven, victualie, medicamenten en matrose besorging tegen kouwde en wat dies meer onder de 260 man en 10 jongens zijn.
6 schippers, diens maandgeld en de premie naar welgelukte reys, | |
6 opper stuurluij smaands | f premie, |
6 onder stuurluij | f |
4 derde waaks | f |
6 bootsluij | f |
4 schiemans | f |
8 zeylmaker | f |
12 timmerluij dooreen | f |
4 kuypers | f |
8 koks | f |
8 koks maats f | premie, |
4 bequaam tot kooph(andel), | |
6 taalkundige, | |
4 bergwerkers, | |
6 opper chirurgijns, | |
4 onder chirurgijns, | |
168 bootsgesellen dooreen, | |
10 jongens. |
Nota dat de opper stuurluij als schippers bequaamheyd moeten hebben en dat onder deese alle opper-onderof derde waak mitsgaders de matrose een derde voor 't minst op de West of naar Indiën bevaren diende te zijn.
Ga naar margenoot+ En of men schoon niet moet denken te overwinteren of in zoo groote kouwde te vaaren, zoo moet men om de matroose alle kommer te benemen ende de zorg voor haar aan te toonen, dat zelfs bij mislukking voor de kouwde beschermt zouwde zijn, naar 't getal der scheepen en menigte der manschappen eenige goede groote ijsere kaggels met haare pijpen medevoeren, om die selfs des noot in 't schip te moogen stellen.
Ook heeft men in de mislukte voyages de meeste dienst en warmte door 't stooke van steenkoolen gehad in plaatse van hout, maar deese moeten in geen besloote plaatsen op perikel van 't leven gestookt werden.
Men moet met zig voeren een ontsloopt houte huijs, dat men door tussenvoering tegen kouwde kan besorgen.
Nog moet men voor de kouwde tot kleeding en dekking der matroosen duffelsGa naar voetnoot1) en diergelijke grove laakens medeneemen.
Te besorgen tegen kouwde.
En of men schoon niet moet denken in groote kouwden te overwinteren of in onverdraaglijke kouwde te vaaren
zoo moet men, om die deese togt zullen onderneemen aan(te)toonen, dat men alle bedenklijke voorsorg neemt tot haar veyligheyd en gemak,
behalve dan de extraordinaire scheepsequipagie en vordre toerusting, zoo hier vervolgens, moet men haar tegen koude beschermen.
Men zal dan met zig voeren een ontsloopt houten huys, dat men verdubbeld en door tusschenvoering tegen kouwde kan voorsien.
Als ook naar 't getal den manschap hetselve grooter of kleender nemen.
Men zal eenige groote ijsere kaggels met zig voeren, alsmede, tot kleeding en dekking, duffels en diergelijke grove laakens medeneemen.
Steenkoolen zijn van veel dienst geweest in voorige voyagiens, maar deselve moeten op prijkel van 't leven in besloote plaatsen niet gestookt werden.
En dit tot zooverre, dat men als bijnaar vast moet stellen de derde der schepen op dese eerste togt te zullen verliesen door besetting van het ijs.
Dits zijn alle commandeurs van opinie men het volk voor ogen moet stellen en dat, wanneer men dubbeld maandgeld bij volbrenging belooft, men van alle de bequaamste daartoe zal krijgen.
Om welke reeden dan ook meer scheepen en minder manschap op yder zoude neemen, naardien deese togt gants anders als daar men om de Zuyd vaart moet aangemerkt worden, alwaar de manschap door siekte krachtig kan verminderen, daar het hier door blijve van scheepen een derde zouwde kunnen koomen te vermeerderen op de over te blijve scheepen.
Lijst voeding en besorging tegen en in siekten.
Victualie.
Het grootste gedeelten zal men neemen volgens de lijst van lijftogt van die als naar Groenland vaaren.
Vorders nog in 't generaal zoodanige victualie als van de beste en voor 't scheurbuyk gesontste,
Spaanse wijn,
mom,
eyeren
en cardemom onder de specerijen, want deese heeft men in voorige voyagens van goede dienst bevonden.
Medicamenten voor sieken.
De beste medicijnen is het volk in gedurige beweging te houwden, die daardoor minder het scheurbuyk zullen onderworpen zijn.
Naardemaal de meeste swarigheid in onverdraaglijke kouwde het afvriesen der leeden, zoo moet men zeer veel schoon ouwd lijwaat met zig voeren, alsook knokolie, balsem en salven;
brandewijnstukken, om voor badstoven te gebruyken, zijnde deese van zeer goede dienst bevonden;
ijder land geeft sijn eijge medicijne, dus geeft Spitsbergen een soort van gewas, daar men de naam van Groenlandse salade aangeeft, zijnde zeer gesont tegen 't scheurbuyk, van dit het extrackt is beter als dat van lepelblad;
safferaan;
brandewijn tot uyterlyck gebruyck, maar niet om in te neemen, zijnde beter voor warme als kouwde landen tot innerlijck gebruyk, omdat schielijk verquikt, maar sijn geest schielijk vervliegt en dan een dood wateragtig lichaam naar laat.
Hier gebruijkt men best warme spijs en drank innerlijck, als warme Spaanse wijn of mom.
Te doene scheepsuytrusting.
Hoewel veronderstelt moet werden, dat men neergens offensief zal ageren maar de onbekende volkeren in alle vrindelikheyden door geschenken tot den handel aan te moedigen ende te gewennen, zoo zouwde het nogtans kunnen gebeuren, men tot defensie van schip en leven montuure van canon, ook ander handgeweer, noodig had, kunnende dit laatste ook van dienst zijn tot verdrijving van ongedierd en 't schieten van spijs.
Naar de magt der compagnie zouwde men dit concept met meer of minder scheepen en naar advenand manschap kunnen uytvoeren.
Voor 't generaal zijn alle de commandeurs om niet te veel manschap op yder schip, maar liever twee kleender schepen meer te neemen.
Ook om niet te groote schepen; dese zijn niet alleen noyt goed tot ontdekking van onbekende kusten, maar nog in 't bijzonder voor dit noorder climaat, daar om haar groote niet zooveel uyt het ijs te redden zijn.
En hoewel men het ijs zooveel doenlijk zal tragten te ontzeylen, zoo moet men zig voorseeckers houwden het contrarie wel zouwde kunnen gebeuren, ook zelfs, dat men, om het niet zoo schielijk als voor deese als ondoenlijk te stellen, men, eer weder te keeren, eenige streepen te hasarderenGa naar voetnoot1).
Bij de uitwerking der plannen werd gerekend op twee hoekerschepen met een reserveboot en vier sloepen om de kusten te verkennen en desnoods voor de visscherij te gebruiken, als het doel niet werd bereikt. Vorders al wat tot zoodanig aan nieuwe ontdekking mogt nodig zijn, als peil- en andere compassen, passers, graadboogen, verrekijkers, caarteboeken, parkementen om caarte zelfs te maaken, alle soorte van reysbeschrijvingeGa naar voetnoot2).
Ook is voor de sieken bij voorige voyages groot hulpmiddel geweest de badstoove van een groot brandewijnstuk gemaakt.
De manschap, als deese togt onderneemen, zijn de volgende: 2 goede, vroome, verstandige, en ook wat kennisse van koophandel hebbende, dog voornaamentlijk goede ervaaren zeelieden, die haar ook op de walvisvangst verstaanGa naar voetnoot3). Deesen schippers maandgelden bedraagen 4/m....., onder belofte van..... als passage zulle vinde, uyt de premie van f 25.000, daarop gestelt, te laaten genieten.
5 diergelijke stuurlieden, wel crvaaren, als booven, ook in de stuurmanschap, zulle alsbove uyt de premie genieten....., haar 4/m bedragen.....
4 timmerlieden haar 4/m gagie.
2 extra dienstdoende, tzij in koophandel als anders, waarvan den een de Russische ende den ander de Maleysche en Javaansche taal moet kundig zijn.
2 goede barbiers.
30 goede, jonge, sterke, welgeresolveerde en zooveel doenlijk aan ons bekende matroose, onder welke men vijf à zes uytheemse zoude mooge neemen om haare taalkunden.
Alle welke manschap eenige belofte zullen gegeven werden om uyt de praemie eenige voldoening te krijgen en van ons naar gedane diensten wel gevordert te werden.
De uitrusting der schepen werd geschat: | |
voor 2 hekbooten met 24 stukken, elk f 55.000 is: | f 110.000 |
voor 2 hoekerschepen met 3 masten en 6 stukken, elk f 15.000 is: | f 30.000 |
voor 2 galjoots met één mast en 2 kleine stukken, elk f 13.000 is: | f 26.000 |
_____ | |
dus behalve victualie, maand- aanreets- en andere gelden: | f 166.000. |
Hekbooten en hoekerschepen werden niet zoo geschikt geoordeeld als ordinaire Groenlandsche fluiten en galjoots.
Men zal nergens offensief optreden, doch neemt toch kanonnen en amunitie mede, ter verdediging en ook ‘tot verdrijving van ongedierd, als tot schieten voor spijs’.
Noodig geacht worden drie of zes schepen. De bemanning is 75 man per hekboot, 33 per hoeker en 22 per galjoot.
Trommels en trompetten zijn in vorige voyagens van veel dienst geweest in veel gevallen, zoo door haar sterk en ongewoon geluyt tot het verjagen van wild gedierte, als woeste menschen.
(Gemeente-Archief te Leiden. Collectie De la Court, dossier no. 55*.)
- voetnoot1)
- Zie de opgaven o.a. bij C.G. Zorgdrager's Bloeijende Opkomst der Aloude en Hedendaagsche Groenlandsche Visscherij.... Met bijvoeging van de Walvischvangst.... door Abraham Moubach. 2de druk. 's-Gravenhage, 1727, 4o; Mr. S. Muller Fz., Geschiedenis der Noordsche Compagnie. Utrecht, 1874.
- voetnoot1)
- Res. Staten-Generaal 16 Januari 1615, afgedrukt bij Muller, blz. 380.
- voetnoot2)
- Afkorting voor Vereenigde Oost-Indische Compagnie.
- voetnoot3)
- Muller vermeldt wel latere pogingen betreffende de Noord-Westelijke doorvaart.
- voetnoot4)
- Zie hierover Mr. S. van Brakel, Vroedschapsresolutiën (enz.) betreffende de Noordsche Compagnie. In: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, XXX, 1909, blz. 255-400.
- voetnoot1)
- Blijkens aanteekeningen in het dossier De la Court.
- voetnoot1)
- Zie mijn artikel over deze collectie in het Leidsch Jaarboekje, 1908.
- voetnoot2)
- Deze collectie werd kort geleden door den archivaris van Amsterdam aan het Leidsche archief afgestaan. Zij bevat belangrijke stukken over de familie, brieven, reisjournalen enz. Een gedeelte heeft reeds onder mijn voorganger Mr. Ch.M. Dozy den weg naar Leiden gevonden; waarschijnlijk behoorden daartoe ook de bescheiden over de Noord-Oostelijke doorvaart, die door mij aldaar tusschen allerlei varia werden aangetroffen.
- voetnoot1)
- Resolutiën van de Staten-Generaal van 28 Juli 1664, fol. 572 vs.
- voetnoot2)
- Gedrukte Resolutiën van 31 Juli 1664, blz. 49.
- voetnoot1)
- Gedrukte Resolutiën van 4 October 1664, blz. 39.
- voetnoot2)
- Volgens de Resolutiën van de Staten-Generaal wordt het request naar de Gedeputeerden voor de octrooien verwezen.
- voetnoot1)
- Resolutiën der Staten-Generaal, 16 December 1664, fol. 920.
- voetnoot1)
- Aldus is de naam volgens de Resolutiën. In het dossier wordt hij gewoonlijk Cornelis genoemd.
- voetnoot2)
- Ik laat hieronder de Resolutiën, zoover noodig, in extenso volgen om de juistheid van de gevolgtrekking te kunnen beoordeelen.
‘Op het geproponeerde ter vergaederingh is na deliberatie goetgevonden ende geresolveert mits desen te versoecken ende te committeren d'Heeren Spiegel, Munter, Backer, Capelle, de Haes, Valckenier ende den advocaet van de Compagnie, om met eenige personen, voorgenomen hebbende benoorden om na Japan te vaeren en daertoe eenige scheepgens uyt te setten, over die gelegentheyt te spreecken, haer op alles dienaengaende te hooren, ende dat, sou haer sulcx mede geraden vinden, in presentie ende hen bijwesen van d'Heer schepen Blauw, mitsgaeders de vergaederingh daeromtrent te dienen van haere consideratiën ende advis, des sal bij absentie van d'een off d'ander van de voornoemde Heeren Gecommitteerdens mette presenten werden gebesoigneert’. Resolutiën der Staten-Generaal, 17 Nov. 1664.
Gehoord het verslag van de ‘Heeren Gecommitteerdens die van wegen dese Camer in den Haech sijn geweest’ en gelet dat zij morgen over 8 dagen weder naar Den Haag gaan, ‘wordt de resolutie uitgesteld’. Resolutiën der Staten-Generaal, 1 Dec. 1664.
‘Op het versoeck van eenige luyden, presenterende met de compagnie aen te spannen tot uytvinding van de passagie om de Noort na China, Japan en die gewesten, in deliberatie getreden, oock gehoort sijnde het rapport van Heeren Gecommitteerdens van dese Camer, die in den Haech daerover hebben gebesoigneert, mitsgaeders octroy dienaengaende by haer Ho. Mo. versocht, is goetgevonden en geresolveert haer aen te seggen, dat sijluijden in die saeck sullen kunnen doen soo als sij meenen te raede te wesen, sonder dat de Compagnie haer daerin meent te steecken’. Resolutiën der Kamer Amsterdam der V.O.C., 29 Dec. 1664.
‘Op het versoeck van diegeen, die haeren dienst aen de Compagnie hebben gepresenteert, om mette selve aen te spannen tot uijtvinding van de passagie om de Noort na Oostindiën, waervan breder vermaen wort gedaen in de resolutiën van 17 November en 23Ga naar voetnoot1) December, is na deliberatie goetgevonden de voorsz. luyden niet uyt eenige schult, maer tot een gratuiteit toe te voegen een somme van een honderd daelder’. Resolutiën der Kamer Amsterdam der V.O.C., 6 Februari 1665.
- voetnoot1)
- Lees 29.
- voetnoot1)
- Resolutiën van de Staten-Generaal, 22 en 28 Januari 1665, fol. 51 vs. en 71 vs.
- voetnoot2)
- Gedrukte Resolutiën 29 Januari 1665, blz. 28.
- voetnoot3)
- Resolutiën van de Staten-Generaal, 8 Februari 1665, fol. 197. 207, 216, 220.
- voetnoot1)
- XI, bl. 300.
- voetnoot1)
- Hij werd door de burgemeesters van Amsterdam op hun thuisreis van de residentie te Hillegom ‘op een visje getracteert’ en burgemeester Pancras, de president-burgemeester, had hem meermalen ‘minsaam onthaald’, doch de burgemeester Castricum was daar driftig tegen, ‘sijnde bewinthebber van de O.-Compagnie’. Wel gaven eenige leden hem hoop, dat eene schikking met de V.O.C. niet uitgesloten was, doch meer dan een beleefdheidsphrase kan ik hierin niet zien. Ook werd hij verwezen naar Egidius van den Bempden, ‘als zijnde een Heer, die de negotie grondiger verstaet’ (Brieven 11 en 20 Juli 1720). Hij had o.a. ook een onderhoud met Jacob van Noorthey in het logement der V.O.C. te 's-Gravenhage, blijkens diens brief van 10 Juli 1720 uit Rotterdam.
- voetnoot1)
- De aanhef van de ‘Aanmerking omtrent de uitvoering’ beschouw ik als eene latere toevoeging uit 1720. De opmerking is juist, doch wel wat uit den tijd, daar in 1664 de baaivisscherij reeds lang voor die in open zee en in het ijs had plaats gemaakt, het laatste sinds c. 1650.
- voetnoot2)
- Dus afwijkend van de Conditiën van P. de la Court.
- voetnoot1)
- In het eerste stuk: voor 3 jaar, en met een vaste bezoldiging, (art. 42).
- voetnoot1)
- Volgens het rapport van W. D'Heer heerschte er in het Noorden veel mist in eind Juni tot Augustus, het ijs kwam om den Noord en N.O. bewesten Spitsbergen, het zuidijs beoosten Spitsbergen om tusschen Spitsbergen en Nova Zembla.
De la Court teekent er bij aan, dat in de laatste 20 jaar alleen op 15 Januari 1715 in Holland de thermometer tot het nulpunt was gezakt, en dat in 1718 eenige malen 35 graden werd bereikt en eenmaal, in 1719, zelfs 38½ graad. Hij gaf daarom aan de schippers thermometers mede, die van 3 graad onder nul tot 35 graad boven nul registreerden.
Uit de rapporten blijkt, dat van het ijs de schotsen het gevaarlijkst werden geacht, daar die bij wind of stroom heen en weder drijven en het schip in gevaar kunnen brengen.
- voetnoot1)
- Naar het ontwerp, waarin de cursief gedrukte woorden met andere hand zijn bijgevoegd.
- voetnoot1)
- In hs. volgt, later doorgehaald: uit Europa, jaa uit hare eige respective landen te tragten te handelen en te tragten te weeven, te vissen, te handelen en te varen.
- voetnoot1)
- In het hs. stond oorspronkelijk: haar Ho. Mo.
- voetnoot1)
- In de collectie bevindt zich een kort overzicht der bezwaren van de V.O.C.
- voetnoot1)
- Naar het ontwerp, waarin de cursief gedrukte woorden met andere hand zijn bijgevoegd.
- voetnoot1)
- Tocht van J. le Maire om Kaap Hoorn, 1615-1616.
- voetnoot1)
- Men denke o.a. aan de onderhandelingen van Is. le Maire met Koning Hendrik IV van Frankrijk.
- voetnoot1)
- Waarschijnlijk Jacob Jelmerse Cock, vgl. bl. 259.
- margenoot+
- ctie van er 1651 ... deel........
- voetnoot1)
- Niet behandeld sijn d.i.: geen handel gedreven wordt op.
- voetnoot2)
- De ontwerpers gingen dus uit van het plan om de rechten te ontduiken! overigens in die tijden geen op zich zelf staand verschijnsel.
- margenoot+
- Zonder octrooij is thans ongeraaden, is ja dolmans werk, als de Oost Indische en nog in den jaare 1728 de opregting der nieuwe Deense Comp. ten bewijs.
- voetnoot1)
- Elders waarschijnlijk juister Jacobus Jelmerse Cock.
- voetnoot1)
- Opengelaten in het hs.
- voetnoot1)
- In het hs. open gelaten.
- voetnoot1)
- In het hs. open gelaten.
- voetnoot1)
- In het hs. open gelaten.
- margenoot+
- Omtrent de stormen moet men de tijd van half Meij tot September bepalen en in die tijd heeft men selden storm, maar tot half Meij en hoe meer in 't voorjaer des te meer en langduriger stormen is men daar om de Noord onderworpen.
- voetnoot1)
- In het hs. open gelaten.
- voetnoot1)
- In het hs. open gelaten.
- margenoot+
- Omtrent de tijd der onderneeming siet hier vervolgens bij het inwerp.
Alsook omtrent het ontzeyle van 't ijs, zijnde meest alle de commandeurs van gedagt, dat men het digt aan de ijsvelden die vastleggen moet houwden, maar nogtans niet, dat men zig daar omtrent van kleene ijsvelden of flarden kan laate besetten. Deese eerste ontdekkers hebben op het sien van 't ijs vrees geset daar zig niet uyt konde redden, ook is 't niet te geloove groote ijsvelden uyt baaijen of rivieren, maar digt aan land bevriesen, en daarna los werdende, in kleender velden, flarden of schotten breeken; nu heeft de ondervinding nader geleert welk ijs te mijden is, ander weederom niet.
Nader raatpleging met zeer ervare commandeurs, die zeyde dat men in het aannemen van volk het niet te ligt moet voorstellen, ook dat men inderdaad het niet zoo haastig moet opgeve als in voorige jaaren door die onervarene, want dat nu gewoonlijk wel eenige schepen in 'tijs beset werden, daarvan selden veel geheel blijven, en dat in de walvisvangst ijder sijn bijsonder intrest en oogmerk, hier een gemein, daar alle de scheepen een weg vaaren, zoodat men die als in 't ijs mogte blijven met de andre kan redden.
- margenoot+
- Nota dat hier voor gesegt werd het ijs nu zoo afschriklijk niet meer is; naar een kundig commandeur de eygenschappen van hetselve wel zal ondersogt hebbe, kan hij oordeelen of daaromtrent prijkel is of niet van beset te werden. Als men nu omtrent kleene ijsvelde of groote flarden, in storm of sterke mist, maaken een gad om 't selve an 't anker te doen houwden, en zig daaraan vast tot de storm bedaart of sterke mist is opgetrokken, en dus vinden zig daar t best bewaard.
- margenoot+
- Nu ankert men voor best aan de ijsvelden zelfs en dus laat men een storm en zeer dikke mist passeren.
- margenoot+
- Dit concept zal bij een menigte van menschen als dwaas verwurpen werden.
Eerstelijk, omdat zooveel vrugtelose togten, daaronder die van den jare 1594, 1595 en 1596, als ook die van den jare 1664, aan ons en onse naarkomelingen door het gedurig belet van het ijs de onmooglijkheijd van die passagie te vinden heeft aangetoont.
t Voorschrevene, in den jare 1664 dus tegengeworpen, is naar de gedagte van de meeste Groenlandse commandeurs om deselve reeden nu 1720 nog ondoenlijk, voorgevende het ijs in volle zee gestort werd. 't Geen sij niet alleen besluyten uyt de ijsvelden van twaalf, twintig, ja dertig mijlen lengten en vijftig tot meerder vademe dikten, maar ook uyt de onderscheyde gedaanten en couleuren, als haar de flarden daar geduurig voorkomen, welk ijs haar in groote menigte uyt den Noord Oosten van de Pool tussen Spitsbergen en Nova Sembla komt drijven.
- voetnootmargin
- De tweede reden, waarom niet te ondernemen is, dat men niet voorseekert is, of Azia door zee of een tussen komende straat Anjan wel is afgescheyde van America, en, zulks niet zijnde, dan is de reys verlooren.
Nota dat wij nu in den jare 1720, wanneer de walvisvangst nog meer ondervinding had geleert, de verkeerde stellingen der caartemaakers daaromtrent gewaar werden.
Zijnde de ouwde caarten niet alleen, maar ook de nieuwen, met fauten omtrent de aanwijsinge der landen en ruymte der zee.
Dus is de zee tusschen Spitsbergen en Nova Zembla veel ruijmer, als daar staat aangeweesen, behalve nog, dat 't geen daar als een grote vaste ijscust gants onwaar is, zoo is ook Nova Sembla veel oostlijker bevonden, etc.
Wat sullen wij dan anders van het vordre (als ons op de pascaarten, ook op de globen van Blaauw, ter neer is gestelt, daar de caab Tabin op 73 graden breete en 150 lengte, als ook de ruyme zee van 60 graden lengte volgens de grote globe van Blaauw) kunnen besluyten, als dat het enkle verzieringe zijn.
- margenoot+
- Ten derde is het ongeraden, omdat ofschoon Azia aan America niet mogt gehegt zijn, maar door een straat of ruyme zee gescheyde; wat hoop blijft daar van goede negotie, naardemaal de geciviliseerde volkeren van Oost Indiën ons uytsluyten van met haar te mogen handelen, volgens de getuigenis van die der O. Companie, die zelfs maar één plaats in Japan mogen bevaren en met veel restrictie nog aldaar haar handel mogen drijven. In America wederom heeft men allom ongeciviliseerde menschen bejegent, daarmede zeekerlijk geen handel te drijven is.
- margenoot+
- Vierde reden daarom ongeraaden,
want, schoon daar gekoomen en reets goede negotie gemaakt hebbende, hoe zal men repatrieren zonder onder de magt der O. Compagnie te vervallen, want om de Noord wederom te koomen, was opnieuw dezelfde periculen als eerst te ondergaan.
- margenoot+
- Ten 5e is het vooral ongeraden sonder octroij te ondernemen, ofschoon alles naar wensch in de eerste ontdekking mogt uytgevallen zijn, dan zouwde andre zig bedienen van des eerste ontdekkers moeijten en kosten, om die negotie nevens haar te ondernemen, en alzoo sullen sij ontdeckers een paart gesadeld hebben, daar andre op zouwde rijden. Ook moet men zig niet flateren met de hoop van preemie, zoo daar volgens t placaat van den landen in 't jaar 1597 toe gestelt is.
- margenoot+
- Tegenwerping mij den 8 en 9 October 1720 door de vier commandeurs,
Jan Dirkse van de Velde, die nu sijn 50 reys uijt Groenland,
..... Gouwde de...., Claas Schaap de 24ste reys, Jonge van de Velde sijn..., den ouwdeGa naar voetnoot1), een man van zeer bescheijden oordeel en groote ondervinding, voerde het woord, t geen van de andere wierd beademt en gestemt.
Vooraf waaren eenparig van opinie het naar haar oordeel wel te doen was, dog op mijn verzoek waaren haar meeste swarigheden t belet door ijs en zeyde, dat men daar somtijds, wanneer het een slappe winter van veel Zuyde of Zuyd Weste winden had gemaakt, wel zooveel belet niet zouwde vinden, maar dat nogtans niet voor 't gevolg konde vastgestelt werden, naardemaal sij bij ondervinding het eene jaar veel meer ook dikker ijs als het ander ontmoeten. Zeyde ook de mist daar dikmaal eenige dagen naar den andre konde continueren en wel zoo, dat men nauwlijks drie vier scheepslengtens vooruyt konde sien.
De tijd, dat het meest en sterkst miste, was in de maand van July, want, als het sterk vroor, miste het niet zooveel, met de maand van Augustus dan wederom verminderende.
- voetnoot1)
- D.i. Van de Velde.
- margenoot+
- Nota.
Hekbooten en hoekerscheepen werden niet zoo bequaam geoordeeld als ordinaire Groenlandse fluyten en galjoots.
- margenoot+
- Voor de eerste ontdekking diende men, als t lukte, naar t oordeel van veele te overwinteren, niet op seventig, maar lager graden, ten minste met de helft der scheepen; de andre zouwde zig weeder voorspoeden, als de straat ontdekt hadde, met raport van 't succes.
- voetnoot1)
- In hs. staat hier en op bl. 328: Buffels.
- voetnoot1)
- Wij beperken ons verder tot het vermelden van het belangrijkste.
- voetnoot2)
- Hierna volgt opgave van kanonnen en amunitie.
- voetnoot3)
- In hs. volgt nog ‘schippers’. Zie ook bl. 326.