Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 47
(1926)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
‘t Leven en bedrijff van vice-admirael de With, zaliger’Ga naar voetnoot1),
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gebracht onder het hoofd Admiraliteitscolleges XL, I, c. 9. Nadat De Jonge het handschrift had gebruikt als grondslag voor zijne ‘Levensbeschrijving van Witte Corneliszoon de With’, drukte hij de op pagina 123 t/m 134 voorkomende ‘Anakephalaiosis ofte Recapitulatie van Wittes Leven’, als Bijlage IV bij die studie af, maar den eigenlijken tekst gaf hij nietGa naar voetnoot1). Dat mocht ook overbodig schijnen, want hij had dien tekst naar vermogen verwerkt en toch, wij die ons veroorloven te vragen naar de stukken zelf, zouden dat anders hebben gewenscht. Wij stellen de documenten hooger dan de daaruit getrokken beschrijvingen en overzichten, die toch immer onder de subjectieve inzichten van de bewerkers hebben te lijden. De geschiedenis, ook van dit geschrift, levert daarvan een voorbeeld, want bij oplettende vergelijking bespeurt men wel, dat Mr. De Jonge, in de gemoedelijkste regeeringsjaren van Koning Willem I, sommige zaken waarover Van Wijn in 1801 nog wel had willen uitweiden, maar liever onder den sluier der verdraagzaamheid bedekt hield. Publicatie van den tekst is dus volstrekt niet overbodig; als altijd moeten wij naar het origineel terug.
Zoomin Mr. Van Wijn als Mr. De Jonge heeft, naar 't schijnt, opgemerkt, dat hij geen eigenlijk origineel maar slechts een afschrift voor zich had. Van Wijn (p. 104) zegt, hetgeen op zichzelf wel waar is, dat de biografie eigenhandig is geschreven door den opsteller, Walter Breman van der Hagen, een Burgemeester van Brielle en schoonzoon van Witte. Ook heeft Mr. De Jonge niet aan de oorspronkelijkheid van het handschrift getwijfeld. Toch kan het de ‘archetypus’ niet zijn; verschillende omstandigheden bewijzen dat. Allereerst het schrift, dat niet vast en niet fraai genoeg is voor een auteur die een monument wil stichten voor een beroemden en door hem vereerden schoonvader; dan de onderteekening van de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
opdracht, hier ‘Dedicatiebrief’ genoemd. Zij draagt wel het onderschrift Walter Breman van der Hagen, maar dit lijkt al zeer weinig op een burgemeesterlijke handteekening; meer dan een afgeschreven eigennaam schijnt het niet te wezen. Sprekende bewijzen worden geleverd door den inhoud zelf, waarin zoo van die fouten voorkomen welke een auteur die zijn stof beheerscht, slechts maakt, als hij zijn tekst bijna woordelijk uit het hoofd kent en onder het vervaardigen van een zooveelste afschrift, over zijn werk in den dut valt. Ik zal eenige van die fouten vermelden. p. (1) staat in het versje: ‘venaerde bastaerden’, schrijffout voor ‘veraerde’; p. (3) op 19 Sept. staat: een ‘hiet’ toegesteken, schrijffout (zooals blijken zal) voor een ‘hant’ toegesteken; p. (20) op 28 Oct. staat: ‘Caep de Toog’, lees: ‘Caep de Loop’ (de Lopo Gonçalves); p. (23) een onverklaarbare lettergroep ‘vndag...’, voor (zooals blijken zal) ‘vendainge’; p. (35) op 5 Aug. staat: ‘de schepen aldaer gekrenckt en ge....’, voor (zooals blijken zal): ‘geverckent’ (d.i.: schoon gemaakt); p. (40) staat: ‘passagiers opt...’, het woord ‘schip’ is weggelaten; p. (46) staat: ‘Maertder’ voor Maeze, gelijk het eigen journaal van Witte ter overeenkomstiger plaatse heeft; p. (57) hier is een halve regel, zonder aanleiding, oningevuld gebleven; p. (118) staat: ‘op sijn vleets’, voor ‘op sijn Sweets’; p. (120) in het gedicht, staat: ‘staf’ voor ‘graf’. Men behoeft zich door deze aanwijzingen nog niet overtuigd te achten; voor 't minst toch kan men de vraag stellen, of er, zoo ons handschrift inderdaad eene copie is, sporen van een origineel zijn aan te wijzen? Dat kan werkelijk, want reeds voor jaren is het bestaan van een tweede exemplaar bekend geworden. In Dl. XXX (1880) van den Navorscher namelijk, is een artikel te vinden, geschreven door wijlen Jhr. Mr. E.P. Schorer te Middelburg, handelende over Witte de With, waarin de auteur als terloops mededeelt, dat, in onder hem berustende | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
papieren de familie De With rakende, zich ook bevindt het in 1662 door Walter Breeman van der Hagen geschreven ‘Leven en Bedrijf’. Niemand heeft zich tot dusverre de moeite gegeven dat exemplaar op te sporen en te raadplegen; mij bleek bij eenige navraag al spoedig, dat het zich thans bevindt in het bezit van Jhr. Mr. J.A. Schorer te 's-Gravenhage. Met een bijzondere heuschheid, welke ik met de grootste dankbaarheid erken, stelde Jhr. Schorer mij in de gelegenheid, niet alleen om het bewuste handschrift in te zien en te gebruiken maar ook om alle over de familie De With handelende bescheiden, waarvan de heer E.P. Schorer melding had gemaakt, in mijn onderzoek te betrekken. Zoo werden dan de navolgende archivalia te mijner beschikking gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Familiestukken.1. Huwelijksvoorwaarden van Wittes ouders: Cornelis Witteszoon en Neeltgen Andriesdochter, opgemaakt door den notaris Johannes de Haestrecht te Brielle, den 20 Sept. 1581. Perkament. 2. Zestien losse aan weerszijden beschreven foliobladen, bevattende het begin van ‘T Leven en bedrijff van Witte Cornelissen de Witt, etc.’. Bijzonder fraai 17de-eeuwsch schrift, zonder doorhalingen of verbeteringen. Aan de randen een weinig beschadigd. (Hierna steeds aangeduid als Tekst A.) 3. Een kwarto schrijfboek in perkament gebonden, bevattende ‘T Leven van Witte Cornelisz de With etc.’. Schrift 17de-eeuwsch, zelfde hand als van het exemplaar op het Rijks-Archief. Hierbij een paar fragmenten van andere afschriften. Voorts de aanteekening: ‘Tot een present ontfangen van monfreer d'Heer Walterus Vander Haegen; advocaet vroetschap ende schepen binnen den Brijll; desen 20en Meert 1662, en onderteekend Ja. Will. Duijve’. (Hierna steeds aangeduid als Tekst B.) 4. Een kwarto schrijfboek in perkament gebonden, bevattende een gedeeltelijk afschrift van den voorgaanden tekst, eindigende in het jaar 1641. Het is geschreven door Adriana de With, een in 1648 geboren dochter van den Admiraal. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
5. Een in 1763 vervaardigd, bijzonder goed verzorgd afschrift van het exemplaar genoemd sub 3, waarin echter bij het overschrijven eenige hiaten zijn gevallen. Gebonden in kalfsleeren band. Folio. 6. Een ‘Corte aenwijsinge vande rencontren, die mij van den jare 1616 tot 1653 incluys voorgevallen, daerin Ick in persoon zelfs present sij geweest, twelck den leser tot nader onderrichting kan dienen, en ook sien waerin ick de blom van mijn jeugdige jaren heb besteed’. Aan het slot leest men: ‘was geteickent Witte Cornelisz de With’. Gevolgd door: ‘Mijne wtmuntende ende langduijrige reijsen sijn geweest als volgt’. Daarna: Afschrift van een brief uit Kopenhagen dd. 8 Januari 1659 handelende over den laatsten strijd, de behandeling van het lijk, etc. Vier bladzijden folio, alles in de hand die ook No 3 heeft geschreven, d.i. van Walter Breman Van der Hagen. Het origineel van dit stuk heeft ten grondslag gestrekt van de door De Jonge als Bijlage IV overgenomen Anakephalaiosis. 7. Bruiloftszang op de echtverbintenis van Witte de With en Hester de Meester, den drie en twintigsten van Bloeimaand des jaars 1651, te Rotterdam. Gedrukt, Plano. 8. Bruiloftszang op de echtverbintenis van Joannis Wilhelmus Duijven, Licentmeester, Tresaurier en Out-Burgemeester der stadt Hulst ende Me-Iuffou Maria de Wit, gehuwt op de 14de der sesde maent 1661. Gedrukt, Plano. 9. Folioblad bevattende een lijst in 17de-eeuwsch handschrift: Kinderen van Jacob van Gogh en Ida van Berchem, van Witte de With en Hester de Meester en hunne voorkinderen. 10. Memorie, gesteld op 2 foliobladen (met eene losse bijlage) bevattende gegevens omtrent de families De With, Van der Hagen en aanverwante geslachten. 11. Genealogie van het geslacht Van Goch. 3 Foliobladzijden en 4 losse snippers. 12. Afschrift van een gedicht van Jacob Cats ‘Op de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gelegenheijd van staat ter tijd de wijdvermaarde Heldt Marten Harpersen Tromp Admiraal ter Zee was gemaackt, en spreeckt daarin dus van den Heer de Wit etc.’. Folioblad. 13. Een aanteekening op een kwarto blaadje, wellicht aanwijzing bedoelende omtrent een huis waarin Witte gewoond heeft: ‘Boven de deur van d'Heer Petrus Texelius in den Briel staat Ao 1686’. (Texelius was gehuwd met Wittes dochter Ida.) 14. Oproepcedul (begrafenisrol) van d'Heer Witte Cornszn de With, Ridder van de Ordre van Ste Mighiel, in sijn leven Vice Admirael over Hollant ende Westvrieslant, den 7 October 1659. 8 aan weerszijden beschreven strooken. De cedul bevat niet minder dan 192 namen van opgeroepen personen en corporatiën. 15. Afschriften van de opschriften op de zerk van het familiegraf der De Withs in de Groote Kerk te Brielle. 1 Folioblad met bijlage. 16. Een kwartoblaadje, beschreven met aanteekeningen omtrent bijzettingen in Wittes graf in de Groote Kerk te Rotterdam, in dato 1760. 17. Twee van elders welbekende gegraveerde portretten van De With, door R. Sorch. 18. Afschriften door Jhr. E.P. Schorer vervaardigd van de literatuur over De With voorkomende in Naverscher 1880, aflev. 8, 1880 aflev. 10 en 1881 aflev. 7. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Benoemingen, aanstellingen, correspondentie etc. van Witte de With.19. 18 April 1629, 's-Gravenhage. Commissiebrief, waarbij Witte wordt gelast zich onder de orders te stellen van Gerrit Symons Voorburg, als Admiraal ter bescherming van de Groote Visscherije commandeerende, zonder dat hij zich gedurende denzelven tijd tot eenigen anderen dienst zal laten gebruiken. Ondert. Frederik Hendrik. 20. 15 Mei 1631, 's-Gravenhage. Aanstelling van Witte als Commandeur over de Groote Visscherij. Ondert. Frederik Hendrik. 21. 24 Mei 1632, 's-Gravenhage. Aanstelling van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Witte als Commandeur over de Groote Visscherij. Ondert. Frederik Hendrik. 22. 21 Juni 1633, int Leger bij Rijnberck. Aanstelling van Witte als Commandeur over de Groote Visscherij. Ondert. Frederik Hendrik. 23. 26 Juli 1635. ‘Philips van Dorp Ridder L. Admirl. in Hollant, ende Westfrieslant. Alsoo de Capiteijn Witte Cornelisse de Wit met mijn als Capiteijn heeft gedient, ende sijn affscheijt van mij versocht, t'welk ick hem niet hebbe willen weijgeren, soo ist dat ick hem bedanck van sijnnen goeden dienst den lande ende mij gedaen. Ende sall, waer het hem gelust, sijn particulier proffijt mogen soucken. Actum in het Schip Amelie opde reede voor PalisseGa naar voetnoot1) den 26 Julij 1635. Philip van Dorp’. 24. 24 October 1637, 's-Gravenhage. Copie-schrijven van de Staten-Generaal aan den Stadhouder, bevestigende de hun geworden mededeeling, dat het Zijner Hoogheid heeft behaagt aan te stellen tot Lt. Admiraal Maerten Harpertsen Tromp en tot Vice Admiraal Witte Wittense, bij provisie en voor den tijd van één jaar; de S.G. zullen de voornoemde twee personen bij Zijne Hoogheid zenden ‘omme Uwe Hoogheijts commandementen te ontfangen en haer daer naer te reguleren’. 25. 23 April 1639, 's-Gravenhage. Verlenging van de op 29 October 1637 verleende aanstelling als Vice-Admiraal, voor den tijd van nog een jaar. Ondert. Frederik Hendrik. 26. 9 April 1640, 's-Gravenhage. Instructie aan Witte om een vijftal schepen te doen schoonmaken en victualieeren in Vlissingen, zonder naar het Goereesche Gat te komen en om een goed oorlogsschip naar Calais te zenden. Ondert. Frederik Hendrik. 27. 12 December 1640, 's-Gravenhage. Oproeping aan Witte om naar 's Hage op te komen, teneinde met den Stadhouder te aboucheeren. Ondert. Frederik Hendrik. 28. 24 Januari 1641, 's-Gravenhage. Aanbieding der instructie onder 29 vermeld, met aanbeveling aan Witte | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
om zich ter beschikking van den Hertog van Longueville te houden. Ondert. Frederik Hendrik. 29. 24 Januari 1641, 's-Gravenhage. Instructie als vermeld sub 28, inhoudende: a. Witte zal den Hertog van Longueville aan boord nemen om hem, van nog drie oorlogsschepen vergezeld, over te voeren naar Calais of Dieppe; b. hij zal bovendien onder zijne vlag nemen een schip met paarden en bagage van de Heeren Extraord. Ambassadeurs in Engeland, welk schip onder geleide naar Margate zal stevenen en dan terug keeren; c. hij zal na debarkement van den Hertog, den Kapitein Coulster laten bij 's Hertogs bagageschepen om die naar patria te convoyeeren; d. hij zal met de twee hem resteerende schepen den Commandeur Banckert opzoeken en het bevel over de gecombineerde scheepsmacht op zich nemen. Ondert. Frederik Hendrik. 30. 1 Februari 1641. Aanbeveling om bij den overvoer van den Hertog voorzichtigheid in acht te nemen, in verband met een per schrijven van 31 Januari gerapporteerd eskader van 14 Duinkerkers ter kuste. Hij zal van zijn vertrek bericht zenden. Ondert. Frederik Hendrik. 31. 3 Februari 1641. Witte met de eerste gelegenheid zee te kiezen en te zorgen dat de paarden (zie sub 29) in goede verzekering binnen de Rivier van Londen worden gebracht. Ondert. Frederik Hendrik. 32. 7 Februari 1641, 's-Gravenhage. Den Hertog van Longueville met de eerste gunstige gelegenheid over te voeren, zonder naar eenige bagage- of paardenschepen (zie 29 en 31) te wachten. Ondert. Frederik Hendrik. 33. 22 April/2 Mei 1641, Londen. Prins Willem verzoekt aan Witte de With om den Sr. de Joinvilliers met een oorlogsschip naar Nederland te laten overvoeren. Onderteekend Guillaume de Nassau d'Orange. 34. 14 September 1641. Afschrift van eene dispositie der Staten-Generaal op een rekwest van Witte de With om zijn traktement ad 180 Gld. 's maands op 200 Gld. te brengen voor zoolang in de benoeming van meerdere Vice-Admiraals niet zal zijn voorzien. Verzoek toegestaan. (Het afschrift is genomen 17 Nov. 1655.) 35. 1 Februari 1642. De Staten-Generaal zenden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
order aan Witte, om alle schepen van Duinkerken of van welke natie ook, welke den wil hebben naar Ierland, aan te halen en op te brengen. 36. 17 Mei 1642, 's-Gravenhage. Order aan Witte om ten spoedigste schepen te verzamelen ten einde bij Plymouth het Kanaal te beveiligen tegen 12 Duinkerker fregatten en verder voor de veiligheid van de scheepvaart te zorgen. Ondert. Frederik Hendrik. 37. 19 Juli 1642. Order van de Staten-Generaal aan Witte om schepen van alle natiën die den wil hebben naar Vlaanderen scherpelijk te visiteeren en zoo zij Spaansch krijgsvolk aan boord hebben, gemunt geld, andere waarden, oorlogsmunitie etc. dat alles daar uit te lichten en op te zenden. 38. 14 September 1642. Afschrift van eene dispositie der Staten-Generaal op een rekwest van Witte de With om in zijn traktement ad 200 Gld. 's maands te worden gehandhaafd, met gunstige beschikking onder voorwaarden als sub 34 vermeld. 39. 23 Januari 1643. Afschrift van eene dispositie der Staten-Generaal, rakende de afwerende houding door de oorlogsschepen aan te nemen tegenover Commissievaarders van den Koning van Engeland of van Zijner Majestcits Parlement. 40. 30 Mei 1643. Extract uit de resolutiën van de Staten-Generaal, houdende de beantwoording van een brief van Tromp in verband met den dienst voor Duinkerken. 41. 20 Juni 1643. Order van den Stadhouder aan Witte de With om twee edellieden te doen overvoeren naar Calais: den Baron de Villars en den Sr. de Mondevis. Ondert. Frederik Hendrik. 42. 10 Augustus 1643. Copie-extract der Resolutien van de Staten-Generaal, nopens den door Tromp uit te oefenen dienst voor Duinkerken, in 't bijzonder om naar Vlaanderen bestemde schepen op contrabande te onderzoeken. 43. 30 Juni 1644. Secrete Instructie voor Witte Cornelisz de Witte, Admirael van Haer Ho. Mo. over de vloote gedestineert nae de Orisont ofte Oostzee respective. (De secrete instructie schrijft voor, dat Witte de koop- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vaarders door Sont of Belt zal geleiden naar best uitkomt, om voorts in de Oostzee te trafikeeren en navigeeren; zonder te gedoogen dat zulks bij of vanwege den Koning van Denemarken worde belet. De uitvoering wordt geheel overgelaten.) 44. 12 October 1645. Dankbetuiging van de Staten-Generaal aan Witte voor de wijze waarop hij zijn dienst in den Orisont heeft waargenomen; machtiging om op te komen, mits een bekwaam Commandeur over de achterblijvende oorlogsschepen stellende. 45. 12 October 1645. Afschrift van een schrijven van de Staten-Generaal aan den Resident Cracauw, kennis gevende van de aan Witte gezonden orders (verg. vorig nummer) en eenige nadere instructies voor hemzelven. 46. 17 Augustus 1647. Uitnoodiging van de Staten-Generaal aan Witte de With om zich den 19den te 's-Gravenhage te bevinden, ten einde te spreken over ‘eenige saecken den dienst van den Lande in het Generael ende die van de West Indische Compagnie iut bijsondere (regarderende)’. 47. Stuk zonder datumGa naar voetnoot1), luidende: | |||||||||||||||||||||||||||||||
Volgen de oncosten bij mijn gedaen staende mijn langduijrige gevanckenisse en t'geene de Heeren reghteren vorder hebben geconfisqueert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In dit bovenstaende ben Ick gecondemneert over wandebvoiren die Ick in Brasil soude hebben begaen, sonder verder bewijs daervan te connen doen. 48. 10 Augustus 1653, Hellevoetsluis. Afschrift van eene missive van Admiraal Evertsen aan de Staten-Generaal, rapporteerende over den zeeslag bij ter Heyde. (Fragment.) 49. 20 October 1653. Extract uit het Register der Secrete Resolutien van de Staten-Generaal: in den krijgsraad en bij andere voorvallende zaken, zal de Vice-Admiraal Johan Evertsen van Zeeland den eersten rang, de Vice-Admiraal De With van Holland den tweeden rang bekleeden na den Luitenant-AdmiraalGa naar voetnoot1); ‘welverstaende dat bij overlijden, swaere sieckte, absentie ofte eenige ongelegentheijt van den meergeseijden Lt.-Admirael van Hollandt ende West-Vrieslandt, den voorszegden Vice-Admirael Witte Cornelisz de Witte bij provisie ende tot naerder ordre van Haere Ho. Mo. sal hebben het commandement over de vloote van desen Staet’. 50. 17 Februari 1657, 's-Gravenhage, Copie van een ononderteekend rapport aan de Staten-Generaal, betreffende de tractementen der vlagofficieren in het algemeen en dat van Witte in het bijzonder. Schrijven uitgegaan van de Gecommitteerden ‘in des Generaliteyts Rekenamt’. 51. 15 Maart 1657, 's-Gravenhage. Extract uit de resolutien der Staten-Generaal, regelende de tractementen der vlagofficieren zoo in als buiten emplooi.
Het lijdt geen twijfel, of het Origineel dat onze gedachten bezig houdt is opgesteld met de bedoeling een monument te stichten ter eere van Witte en het als een familiereliek van geslacht op geslacht te doen vererven. Wie waren de kinderen die aanspraken op het gewaardeerd bezit vermochten te laten gelden? Voor zoover wij uit de genealogische aanteekeningen mogen opmaken, kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
er in 1662 nog zeven dochters en een zoontje in leven zijn geweest: te weten,
De volgorde der personen, de huwelijken der beide eersten, het verschil in leeftijd maken begrijpelijk, dat het werk (zoowel het exemplaar van het Rijks-Archief als het hiervoren sub 3 beschrevene getuigt daarvan) door Van der Hagen niet is opgedragen aan de oudste dochter met wie hijzelf was gehuwd, noch ook aan den kleinen Witte als eenigen zoon, maar wèl aan Maria, die het tweede kind was. Van der Hagen heeft natuurlijk een handexemplaar voor zich en zijne echtgenoote behouden; jongere kinderen hebben misschien zelf voor afschriften moeten zorgen, zooals het geval schijnt te zijn geweest met Adriana, die het hiervoren sub 4 genoemde exemplaar heeft aangelegd. Eén uitzondering moet zeker gemaakt worden: het kan niet missen of het mooiste exemplaar is bestemd geweest voor Witte die 8 jaren oud was, toen Van der Hagen de dedicatie afsloot. Voor Witte is ongetwijfeld een exemplaar vervaardigd, bestemd om in de naamdragende familie te blijven, dat aan de hoogste eischen voldeed. Maar er is daarvan geen spoor meer te vinden; de losse foliobladen, hiervoren genoemd sub 2, kunnen, dunkt mij, er niet toe hebben behoord, want zij zijn nimmer in een band gebonden geweest; zij kunnen slechts restanten zijn van een overigens fraai portefeuille-exemplaar, dat misschien eigendom van Van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
der Hagen en Cornelia was. Zij hebben zekere waarde. Terwijl de andere bekende afschriften onmiddellijk aanvangen met De With's geboorte op 29 Maart 1599, vindt men hier een aanhef zooals die behoort: ‘De gedachtenisse van kloeckmoedige heldendaden, verstreckt den bloohertigen tot een spoor, waerdoor hij werd aengeprickelt etc.’ (verg. noot 2, p. 64). Deze aanhef en het bijzonder fraaie, duidelijke, door een geoefende kantoorhand gestelde schrift, zonder doorhalingen of verbeteringen (doch wel met schrijffouten), stellen mijns inziens overtuigend vast, dat wij hier een tekst voor ons hebben, ongeveer zooals Van der Hagen zich dien in hoogster instantie heeft gewenscht. Deze bladen, die ik in den vervolge heb aangeduid als ‘Tekst A’, zijn voor uitgave minder geschikt, omdat de tekst reeds met het jaar 1624 afbreekt en zich van de anderen onderscheidt doordien er wat minder in staat. Wèl is de taal rijker en vloeiender, maar de nader te beschrijven exemplaren bevatten meerdere détails, die misschien op verlangen van nabestaanden werden opgenomen, nà dat zij met het eerste exemplaar kennis hadden gemaakt. De auteur-copiïst heeft, naar 't schijnt, wel aan die verlangens willen voldoen, maar hij heeft het zichzelf gemakkelijk willen maken bovendien. Hij heeft zich namelijk veroorloofd taal en stijl der door hem gemaakte afschriften tot in het afgebetene, ja soms tot een soort van telegramstijl te bekorten.
Ter beschouwing blijven nu over: het exemplaar der Verzameling-Schorer (hiervoren vermeld sub 3) en het exemplaar van het Algemeen Rijks-Archief. Beiden door dezelfde hand, die van Breman van der Hagen, geschreven en aan eenzelfden legger ontleend, zijn vrije en dus niet eensluidende afschriften van eenzelfde origineel, maar van onderling volstrekt evenwijdig loopenden inhoud. Reden om het eene handschrift boven het andere te verkiezen schijnt mij niet aanwezig te zijn; zij hebben dezelfde deugden en soortgelijke gebreken, voortvloeiende uit geestelijke moeheid, zooals een auteur die zichzelf voor de zooveelste maal uitschrijft soms over zich voelt komen. Waar die gebreken aan het licht treden, als bij | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uitgevallen woorden, onleesbare plaatsen, misspellingen en verschrijvingen, heldert de eene tekst den anderen op voortreffelijke wijze op. Varianten van beteekenis zijn er niet en zoo ben ik ertoe gekomen, eenigszins willekeurig, het exemplaar van de Verzameling-Schorer te gebruiken ter toelichting van dat van het Rijks-Archief, welk laatste door mij is afgeschreven en hiernà staat afgedrukt. Eerstgenoemden tekst noemde ik ‘Tekst B’, den anderen, den thans gedrukten tekst ‘Tekst C’. Deze laatste heeft aan het slot nog ecnige genealogische aanteekeningen welke B mist. Witte is in die aanteekeningen in den eersten persoon aan het woord, hetgeen recht geeft te vermoeden, dat zij wel uit des Admiraals huisbijbel zullen zijn afgeschreven. Er is in de Verzameling-Schorer nog een stuk aanwezig, maar het is slechts eene copie, waar Witte zich van den eersten persoon bedient. Het is het hiervoren genoemde document No. 6 (Corte aenwijsinge etc.) hetwelk een door hemzelf opgemaakten Staat van Dienst bevat, waaraan Van der Hagen zeker wel goede leiding heeft gehad bij de samenstelling van zijn ‘Leven en Bedrijf’. Ik meende dat stuk aan het slot van dezen herdruk te moeten geven in de plaats van Van der Hagens ‘Anakephalaiosis’, die noodcloos uitvoeriger is, de bekoring mist welke van eigen werk uitgaat en ten overvloede kan worden nageslagen bij De Jonge p. 206 vlg. Naar de overige door Van der Hagen verwerkte bescheiden behoeven wij eigenlijk niet te gissen. Daar is allereerst de Verzameling-Schorer, om ons te overtuigen, dat Witte de dienstbrieven welke hij ontving zorgvuldig placht te bewaren. Ook zal hij wel geen uitzondering hebben gemaakt op den door de zeelieden zijner dagen gevolgden regel, om eigen journalen of dagboeken te houden en goed voor die leggers te zorgen. Dit verklaart dan de door Van der Hagen, in den dedicatiebrief, gegeven verzekering, dat hij alles journaalsgewijze heeft willen colligeeren ‘als best met ons vader zaliger gedachtenisse geannotteerde, voor zooveel ik heb connen vinden quadrerende’. Bedenken wij dan daarbij, dat Van der Hagen sommige zaken ‘uijt sijn mont gehoort en ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
noteert’ heeft, dan moet de conclusie wel luiden, dat het geschrift op inlichtingen uit de eerste hand berust. Ik vermoed bovendien dat Witte, al heeft hij geen auto-biografie nagelaten, toch buiten en behalve zijn journalen, nog wel eenige jeugdherinneringen aan het papier heeft toevertrouwd. De beschrijving van het beleg van Jacatra althans, kan door Van der Hagen niet zijn ontleend aan eenig boekwerk dat destijds in den handel was te verkrijgen; de houding van Pieter van den Broecke is daarvoor te zeer naar waarheid geschetstGa naar voetnoot1). Zeker uit Wittes mond gehoord en opgeteekend (of juister vermoedelijk ‘onthouden’) zijn de talrijke bits- of schamperheden en zelfs verdachtmakingen aan het adres van Maarten Harpertszoon Tromp. Dat Van der Hagen een plaatsje aan die uitlatingen heeft ingeruimd, pleit niet voor zijn goeden smaak, al heeft hij er ons wel een goeden dienst mede gedaan. Zoo krijgen wij eens een kijk op de bisbilles of zelfs veeten, die de Heeren Vlootvoogden onder elkaar hadden; zoo wordt ons duidelijk dat de Heeren Staten wel wisten wat zij moesten toen zij, na Tromps dood in 1653, een Admiraal buiten het Korps Zeeofficieren zochten, om dien eindelijk in Jacob van Wassenaer te vinden. Dit onderwerp is uitvoerig behandeld door Mr. De Jonge in de Geschiedenis van het Zeewezen. Van der Hagen heeft, met uitzondering van Van de Sande's Vervolg op Van Reyd, waarnaar hij in de kantschriften wel eens verwijst, geen gedrukte boeken of pamfletten verwerkt. Wij mogen het er dus voor houden, dat zoo goed als uitsluitend de papieren en mededeelingen van Witte de With bij de samenstelling van het ‘Leven en Bedrijf’ hebben gediend. Dit doet, mijns inziens, aan de waarde van den arbeid niet tekort, want de biografie, ofschoon eenzijdig, verkrijgt daardoor eenigszins het karakter van eene autobiografie zooals Witte de With zelf er eene had kunnen nalaten. Dat zij, na het gebruik dat De Jonge er reeds van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gemaakt, nog veel nieuws zou opleveren, kan moeilijk worden volgehouden. Toch heeft zij eigenaardige waarde. Voor mij bestaat de bekoring voornamelijk daarin, dat zij eenigen kijk geeft op de jeugd en de eerste dienstjaren van den beroemden Admiraal, op de omstandigheden waaronder hij zijne ervaring opdeed, op oudere vlootvoogden, als Schapenham en Piet Heyn, die tot zijne vorming hebben bijgedragen. Wat zijn jeugd betreft, Witte heeft niet tot de proletariërskinderen behoord (zie Bijlage I) maar wèl tot den breeden middenstand, als Jan Huygen van Linschoten, als Sebalt de Weert, als Jacob Van Heemskerck, als Marten Harpertszoon Tromp, als bijna alle andere Grooten uit het groote tijdvak, wier afkomst wij zoo gaandeweg leerden kennen; die naar zee gingen en met matrozenwerk begonnen, zooals men daarmede nog steeds pleegt te beginnen, die het vak leerden van ouderen (soms van hun ouders zelf) dikwijls in de kwaliteit van ‘kajuitwachter’, dat is: wat men honderd jaren later kapiteinsjongen en in de 19de eeuw ‘kapiteinszoontje’ noemde. Wat de omstandigheden betreft, het is niet weg te redeneeren, dat wij aangaande de eerste dienstverrichtingen der vlootvoogden van De Withs generatie nog dikwijls bijzonder slecht zijn onderricht; de oudste waarvan een (auto-)biografie bestaat die wat te beteekenen heeft, zal wel Isaac Sweers (1622-1673) zijnGa naar voetnoot1). Wat het opdoen van ervaring betreft, hoe gezegend was toch die 17de eeuw, toen men alles wat aan boord tepas kwam nog aan boord kon leeren, zoodat iemand die ijver met aanleg vereenigde, tien jaren nadat hij voor het eerst was naar zee gegaan, kon thuisvaren in de positie van Vice-Admiraal eener retourvloot! Wat die Vlootvoogden betreft: Schapenham, onder wien Witte zijn eerste negen dienstjaren heeft doorgebracht, is on- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
getwijfeld als zijn zeevader aan te merken. Schapenham heeft wel geweten wat hij deed, toen hij Witte de With vooruitbracht; De With heeft Schapenham eer aangedaan en deze laatste wordt er merkwaardiger door, met die gansche schare van bekwame zeelieden die aan de groote Admiraals voorafgingen, waarin men toch de leermeesters heeft te zien, die eigenlijk nog allen uit halve vergetelheid aan 't licht moeten worden gebracht, als Swartenhondt, Quast, Van Dorp en vele anderen, tot Piet Heyn incluis. S.P. L'H.N. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Dedicatiebrief aen onse Weerde Godzalige Suster Maria de WithGa naar voetnoot1), huijsvrouw van den Heer Burgemeester Duijven.Niemant kan beter als U Edele onder alle andre werden toegeeijgent desen mijnen geringen arbeijt. Ik sal geen verlof van dese mijne opdragt soecken. Uwe beleeftheijt moedigt, ja versekert mij, dat gij met uwe gewoonelijke gnnst te mijwaerts sult vervullen, 't gene in mijn onvolcomene gifte soude mogen ontbreken. Ik heb 't leven en bedrijff van Onse Vader saliger gedachtenisse, so kort als doenlijck eens willen bij den anderen stellen om daer uijt te connen sien, waer in hij de bloem van sijne jaren doorgebragt heeft. 't Moet ons alle doen erinneren aen sijn afcomsteGa naar voetnoot2), voort- en opganck en een spoor geven van Hem dat noble ‘With’, door heldendaden met den sweerde verkregen, door ijets aenstotelijcks, sodanige afsetselsGa naar voetnoot3) geensints betamende, niet te obfusceren ende te beswalken, tragtende veeleer door Godtzaligheijt en deugt tselve te surpasseren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
‘Al wat den boom gelijkt, is van de regte tacken,
VeraerdeGa naar voetnoot1) Bastaerden verdienen niet als 't hacken’.
Gelieff sijn bedrijff met een nadruck te lesen, ijder woort wel te pondereren, want mij gedenckt deselve uijt sijn mont gehoort en genoteert te hebben, daerom van opmerckinge aen ons dies te kragtiger. Ick heb dit niet met opgepronckte orateurse woorden, nog ook historisch, maar journaelse gewijse bij een willen colligeren, op dat het den leser dies te beter voor de waerheijt sig mochte inprenten, als best met ons vader zaliger gedachtenisse geannotteerde, voor soveel ik heb connen vinden, quadrerende. Hier gelden geen pennehuijrders maer de naeckte eenvoudigheijt met opregtigheijt vermengt. Gij hebt ons, weerde suster, voor desen wel reden gegeven (d'oorsaeck van dese mijne toeeijginge aen UE. genereuse) om U liefde bij allen te roemen, te prijsen en van deselve in 't toecomende ons te beloven eene selve toegenegenheijt, ja vermeerderinge van affectie, daervan ick mij versekere, die immermeer wil blijven na voorgaende wenschinge van allen voorspoet en volkomen genoegen. Weerde genereuse suster Uwen liefhebbenden broeder ten dienste Walther Breeman Van der Hagen. Briel tot mijn studeerkamer den 8 February 1662. | |||||||||||||||||||||||||||||||
't Leven en Bedrijff van Witte Cornelisz. de With, Ridder etc. in sijn leven Vice-Admirael over Hollant ende WestvrieslantGa naar voetnoot2).Is den 29 Maert 1599 geboren een halff uijr buijten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
der stede Briel, op den hogen dijk int lant van Voren, van mennoniste oudersGa naar voetnoot1), waer over hij van de jongens sijner gelijcke dickwils werdende gecepeertGa naar voetnoot2), hem als veragtelijk verwijtende hij, Mennonist sijnde, niet mogte vegten en weederom slaenGa naar voetnoot3). Hij sig selven buijten kennisse van sijn ouders, wel wetende deselve daer in niet sullende willen consenteren, goed vond in den Nieuwen Hoorn van den Predikant Leeuws PieterszGa naar voetnoot4) (daer naGa naar margenoot+ tot Nimwegen beroepen) sig te laten doopen, out sijnde ontrent elff jaren. InmiddelsGa naar voetnoot5) op verscheijde ambachten als lijndraijen, knoopmaken, kalfsleer werckenGa naar voetnoot6), wandsnijenGa naar voetnoot7), seijlmaken, kleermaken, tot hij eijndelijcke, indenGa naar margenoot+ jare 1616, als wanneer hij eerst hem in dienst hebbende begeven van de Oost-Indische Compagnie, ter camere tot | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Rotterdam, out seventien jaer, den dienaerGa naar voetnoot1) van den scheepscapiteijn GeenGa naar voetnoot2) Huijgen Schapenham is geworden en vervolgens den 21 Januarij 1616 met schip de Goude Leeu, daer de gemelte Schipper en Capiteijn op wasGa naar voetnoot3), uijt 't Goedereese Gat, met grote perykel van ijsgank, tseijl gegaen, op welke tijt schipper Heijndrik Buys' schip int voornoemde gat is verseijlt. 31 dito bejegenden haer t'ende vande Canael, vier schepen van haer Compagnie als d'Eendragt, de Trouw van Amsterdam, Banthem van Enchuijse ende 't schip West-Vrieslant van Hoorn, gemunt nevens haer na Oostindie. Ga naar margenoot+ Den 21 Februarii quamen onder Isle de MaijGa naar voetnoot4). Waren int uijtzeijlen vant Goedereese Gat door de vehemente vorst veel van 't volck haer voeten en teenen afgevrosen, dat in de warmte sig begon te openbaren, waarover genootsaeckt geworden de sieken aen lant te brengen, tot harer verversinge, en in tenten gelogeert. 3 Maert. Na cenige sieken, verversinge en gestorvene, sijn de overigeGa naar voetnoot5) weder geëmbarqueert en gesamentlijk met de anderen van daer geseijlt. 24 dito. Bevonden haer op de hoogte van 3½ grade noorderbreete. Bevonden int naken van de Linie Aequinoctiael veel Zuijtzuijtwesten, Zuijde ende Zuijtzuijtoosten windenGa naar voetnoot6), met veel travadenGa naar voetnoot7). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Bejegenden ondertusschen twee Portugeese cravellenGa naar voetnoot1), geladen met wijnen en anders, gemunt na Brasijl. De goederen overgenomen, ende de schepen laten varen, ende naer veel talmens en contrarie winden, 't volck seer affgematteert, sijn den 18 Junij onder 't vrugtbare lant Annabon ten anker gekomen, hebbende 47 man doot en 150 siecken, welk Eijlant legt ontrent op 2½ graad Zuijderbrete. 't Volk aldaer seer van de scheurbuijk geinfecteert, met versch vlees en extraordinaris goede en versche oranje appelen ververst. 25 dito. Quamen twee schepen bij haer van GuineGa naar voetnoot2) gemunt na Amsterdam en door enige oneenigheijt onder de Hooftofficieren, zijn de scheepen Eendragt, Trouw en Banthem gescheijden, Westvriesland en Goude Leeuw bij den anderen gebleven en doen ververschen, hebbende de gemelte twee schepen den 9 Julij haer reijse vervordert en quamen aen Caep de bon Esprance en Tafelbaij den: Ga naar margenoot+ 9 September ten anker. Na bekomen versch water den: 18 dito reijs vervordert. Ga naar margenoot+ Den 19 dito, verstaen een grote conspiratie onder tvolk om haer schip West-Vrieslant af te lopen, waervan dertien deselven dito geboijt aen ons boort werden gebragt. Hadden met haer 28 in een ronde cirkel geteijkentGa naar voetnoot3), met intentie om haer schip af te lopen, den Schipper en Coopman en eenige andre officieren te massacreren, en so na de Middelantsche Zee te zeijlen. Was gemant met 360 koppen, waer onder 60 weesjongensGa naar voetnoot4) van Hoorn die de verraders op haer sijde meenden te krijgen. Wiert een half uur voor 't aengaen ontdekt, door een die lang gesloten, met een block aen sijn been, overt schip hadde | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gegaen; hem sulx vande conspiratie kenlijk gemaekt en versogt met haer te willen aenspannen en dat in bedenkinge nemende, antwoorde: ‘gijlieden sult van mijn geen swarigheijt hebben te verwagten’. Maecktent terstont den Schipper bekent, daer over tot vereering 200 stucken van agten gekregen. Deden ondertussen beijde de schepen haer devoir om tot haer gedestineerde plaets te comen, en de delinquanten geëxamineert en getortureert, sulx bij hem dagelijks is gesien, in de cajuijt gehoort, ook somtijts een handtGa naar voetnoot1) door ordre van sijn voornoemden Capteijn toegesteken sagGa naar voetnoot2) en den 10 November 't Eijlant Ilha Engano int gesicht, passerendeGa naar margenoot+ de straet Sunda, quamen met de voornoemde Goude Leeuw en Westvrieslant voor Banthem, den 13 dito ten ancker. De gemelte verraders aen lant gebragt. Den oppersten vande belhamers sijn regterhant afgehouwe, gerabraeckt en gevierendeeltGa naar voetnoot3), van 13 van de voornaemste auteurs hare twee voorste vingers, daer sij den eed mede gedaen hadden, affgehouwen en tot spiegel van andere opgehangen, de resterende 14 op lant in verscheijde schepen als jagten, voor haer leven gebannen; den Ga naar margenoot+ 27 dito, na becomen ordre voor Schipper en Coopman, is met de voornoemde Goude Leeuw van Banthem na de kust van Cormandel geseijlt, passerende met grote moeijte, doordien het tegen de moisson was, de straten van Palimbam, SabbonGa naar voetnoot4), Singuapura, Malacca, AetzijnGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Inde twee voornoemde eerste straten, verovert eenige joncken, die onvrij waren. Komende ontrent Isla de JarosGa naar voetnoot1), verovert een Spaens schip van de kust van Cormandel, vol stuckgoederen, passerende AetzijnGa naar voetnoot2) na de kust voornoemt. Quam eijndelijck in de maent Ga naar margenoot+ April op de gemelte kust, aendoende eerst TegenampatnamGa naar voetnoot3), 't fort Palicatte ofte Geldria aen, eindelijck voor MaselapettanGa naar voetnoot4), alwaer de ladinge ontlost ende rapport aen de Heer Gouverneur Hans de Haes is gedaen. 9 Junij de gemelde Goude Leeuw weder met retouren affgeladen. Bij Schipper en Coopman affscheijt genomen, reis na Bantam gevordert. 12 Dito. Extraordinair rouw weer, verloren haer fockemast en bougspriet, daer van niet meer gebergt, als fockeree, voorstenge en eselshooft. 15 Dito. Een stomp geregtGa naar voetnoot5). 26 Dito. Sagen AchemGa naar voetnoot6) en PulowayGa naar voetnoot7). Geresolveert, door verlies van fockemast en bougspriet binnen door te seijlen. 29 Dito. Onder Poule VrelleGa naar voetnoot8) geanckert en water gehaelt. 30 Dito. Na becomen water, daer van t' zeijl gegaen. 10 Augustii. Passeerden Malacqua. 11 Dito. Rencontreerden wij Commandeur CoomansGa naar voetnoot9), met 6 schepen, gemunt na Malacqua om aldaer een exploict op 's vijants schepen te doen, die hij vertroude daer te vinden, dog gemist. 21 Dito. Quamen onder 't Eijlant CarrimonGa naar voetnoot10) ten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ancker, alwaer gesetGa naar voetnoot1). Schipper, Officieren en volk aen lant gevaren om een fockemast, bougspriet en andre behoeftenGa naar margenoot+ te halen. Daer met tot den 8 September besig. 9 Dito. Van alles versien, weeder reijs na Bantham gevordert. 23 Dito. Voor Jamby ten ancker gecomen, aldaer eenige stuckgoederen gelost, en aen den Coopman Andries SouryGa naar voetnoot2), naderhant Burgemeester tot Rotterdam, ter hant gestelt. 8 October. Van daer gezeijlt ende eijndelijck, na veel strubbelinge van tegenwinden en stromen den 4 November voor Jacatra nu Batavia ten anker gekomen. 4 December. De ladinge gelost, retouren weeder ingenomen en door ordre van den President Jan Pietersz Coene weeder na de cust van Carmandel door de voornoemde straten Palimban, SabbonGa naar voetnoot3) en Cinguapura geseijlt. Ga naar margenoot+ 7 Februari. Vonden haer voor Jamby voorszeijd. 9 MaertGa naar voetnoot4). Voor Malacqua te rede, alwaer verscheijdeGa naar margenoot+ gevange Portugeesen aen lant geset. Ontrent Pulo SambilaonGa naar voetnoot5) bejegent twee portugijse, rijkelijk geladen. Deselve met boot en chaloep geattaqueert, door dien haer schip daerbij niet konde comen. Doen met verlies van eenig volk verlaten. 7 April. Passeerden Pulo WayGa naar voetnoot6). 3 Meij. Bevonden haer int gesigt vant lant, bejegenden een Moors schip. 15 Dito. Met de voornoemde Goude Leeuw voor MaselapettanGa naar voetnoot7) ten anker gecomen, aldaer ontladen. Na gedane behooren rapport bij d'officieren aen den opgemelten Gouverneur de Haes weder retour ingenomen. 18 Julij. Weder reijs na Bantam gevordert. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
29 Dito. Sagen 't lant van Atchem, stelden cours weer binnen deur, passerende de gemelte straten. 8 October. Quamen door de Straat van Sabbon en int eerste van November voor Jacatra voornoemt ten ancker en aldaer de retouren gelost. Ontrent dese tijt heeft den voornoemde President JanGa naar margenoot+ Pietersz Coene sijn Capiteijn Schapenham gecommandeert hemGa naar voetnoot1) te willen laten gaen. Is also door desselfs ordre geworden hoffmeester ende lijffknegt van den meergemelten Coene, daerna blijvende egter in sijnen dienst Corporael van een Compagny op 't fort JacatraGa naar voetnoot2). Verscheijde onlusten tusschen den Coninck Jacatra enGa naar margenoot+ den President Coene ontstaen, vermits de onse 't voornoemde fort begonden te verstercken, waer over verscheijde mael Commissarissen over en weer gebruijktGa naar voetnoot3). D'Engelsze dese onlust merkende, die ook een logie over d'andre cant vande rivier hadden, hebben tot nadeel van d'onse met den opgemelten Coninck gecomploicteert en alliance in prejuditie van d'onse gemaekt, te meer also de magt van onse schepen doen seer verstroijt was, sijnde niet meer bij de hand dan 5 schepen, 2 jagten, leggende so voor Isle d'Onrust, als Jacatra. - D'Engelsze daer tegen, haer magt in 12 schepen, onthielden haer voor ende ontrent Bantam; begonden haer voornoemde logie te retrencheren ende verstercken om d'onse alsoo int voornoemd fort te benauwen. Den opgemelten indiaense konink stelde ook verscheijde batarijen tegens ons voorszegd fort, invoegen het hem liet aensien om so van de Javanen als Engelsze belegert te werden. Dese actie bij sijn Heer President in agtinge genomen, daer over besendinge aen den voornoemden Conink van Jacatra | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gedaen die sig gansch gemisconteert aenstelde, is bij d'onse geresolveert de gemelte logie en batarijen, 't CieneeseGa naar margenoot+ en 't Javaense quartier te ruineren en t'eenemael te verbranden. Is sulx ook meest volbragt, soo veel denGa naar margenoot+ tijt conde lijden, waer onder hij sig ook als Corporael heeft laten vinden, werdende doen sijn rapier van sijn lijff geschoten, d'welck occasie so bij den voornoemden Coninck als Engelse gaff tot revangie, temeer also onse presente magt van schepen (als boven geschreven) heel swack was, daer op ook gevolgt is dat d'Engelse met haer voornoemde 12 schepen onse voorszeijde, leggende ontrent Jacatra, quamen te attaqueren. Dog sijn Heer President Coene dees donkere wolk siende te gemoet, voer 's nagts te voren aen onse schepen om ordre te stellen, wordende sijn dienaer, den opgemelten lijfknegt, aen lant te blijven gecommandeert om na Sijn Heers goederen te sien. Twee dagen daer na heeft d'Engelse vloot d'onse geattaqueert, en na een langdurig gevegt, de onse haer cruijt verschoten en genoegsaem de swackste geretireert, stellende den voornoemden President cours na Amboina. In sijn absentie tot Commandeur Pieter van den Broek overt voornoemde fort en den Capiteijn vant fort Jan Jans van BroekomGa naar voetnoot1), gesegt Gornchem. Op dese retraite sijn d'onse van d'Engelse te water en van de Javanen te lande belegert, sijnde 't gemeld fort doen nog in soberen staet van defensie, dat moet aen d'Engelse en Javanen gaff. Ondertusschen van d'onse, tot versterckinge vant selve, so veel devoiren aengewent met vollen van bolwerken en gardijnen, die genoegsaem ledig waren, als sij hebben connen toebrengen. ParthijGa naar voetnoot2) sulx merckende trocken voor een wijle tijt 't vossevel aen, versogten met de onse een nieu aliantieGa naar margenoot+ te maken, haer seer beklagende over 't ongelijk bij den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
meergemelten Heer Coen int leggenGa naar voetnoot1) vant fort aengedaen, versoekende een bijcomste te mogen werden bestemt, twelk geschiede, waer over onse Commandeur van den Broek met twee Rade en eenige suite uijt getrocken, opt goede gelooff om met den anderen te comen in bespreck. In plaets van te werden gecongratuleert, wierden gespolieert, en gevleugelt in hegtenisse geset, twelk bij eenige van d'onse wel was te gemoet gesien. Naer dese rencontre wierde den voorschreven Commandeur van den Broek, op 't naeste bolwerck van den vijant, gevleugelt met een strop om sijn hals gestelt, d'onse toeroepende 't fort voornoemd aen de Javanen over te geven, off anders dat sij alle lijveloos waren. Van binnen (waeronder desen belliceusen heltGa naar voetnoot2) met ordreGa naar voetnoot3) ook eens was) tot antwoort: ‘dat parthij moeste weten dat sij Hollanders waren, en liever te vegten tot den laesten man toe, dan in Barbaren handen te vallen’, werdende den voorszeijden Commandeur so weeder na 't gevangenhuijs gebragt. Partij de stantvastigheijt van d'onse siende, hebben aen de Engelse assistentie van volk en canon versogt, blijvende rondom 't fort van d'Engelse en Javanen omcingelt, niet condig sijnde dat d'onse tot de comste van haer schepen so lang niet souden connen uijtstaen. Ga naar margenoot+ Commissarissen bij d'Engelse, onder schijn van vrienden aent fort gesonden, voor houdende, also sij de belegering niet conden uijtharden tot de comste van haar gemelte schepen, sij 't fort ende goederen aen haer souden willen over geven, merkende also d'onse, dat den eenen vos den andren hier inne wilden bedriegen. Na iterative Commissarissen bij d'Engelse aent fort gesonden, is bij d'onse geresolveert 't fort ende goederen in handen van d'Engelse te leveren, sullende d'onse uijttrecken met volle geweer en haer bagasie, onder expresse stipulatie: ‘sij d'onse voor de Javanen soude moeten protegeren en geschermen’. Dan, doen van uijttrecken, verschenen weder Commissarissen van d'Engelsze. Aen d'onse gecomen, rapporteren dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Javanen overt gemaeckt contract seer waren misnoegt. Sijden d'Engelsze d'onse voor de Javanen niet te connen bevrijden, waer over d'onse d'articulen hebben gedoot, resolverende liever bij den anderen opt fort te sterven als op so een waen te verlaten. Daer op bij d'Engelse haer afscheijt genomen. Over 't voorszeijd contract raecten d'Engelsze met de Javanen in grote contentieGa naar voetnoot1) sijnde meester vant volk en canon, hen op haer versoek bij d'Engelse vrijwillig toegesonden, moetende d'Engelsze schoon fluiten eer sij haer volk en canon wederom konde crijgen. Ondertussen deden d'onse alle vlijt en arbeijt om 't fort te verstercken, hebbende ontrent dese tijt tselve de naem van Batavia gekregenGa naar voetnoot2). Ga naar margenoot+ De Koninck van Jacatra, op d'onse seer verbittert, egter te swack om te vermeesteren, versocht aen den Coninck van Banthem 6 à 8000 man te hulp, die hem met aller ijl wierden toegesonden. 't Uur om d'onse met de gemelte magt te bestormen verschenen, heeft de voornoemde magt, in plaets van te bestormen, den om hulp gesondene Coninck gevangen, en sijn stad vermeestert, waerover de konink van Banthem met een grote vereringe van d'onse is begiftigt. De Coninck van Banthem, oock genegen tot dese proije, sondt aent fort Commissarissen om te contracteren. Na over en weder iteratievelijk gehoude conferentie, is daerdoor veel tijts comen te efflueren, tot dat eijndelijck met den voornoemden Coninck op de voorszegde conditie is geresolveert, 't fort haer in handen te stellen, werdende niet te min bij d'onse magtig op de vloot gewagt, hebbende op het sluijten van dit accoort, aen den meergemelten Coninck voorheenen grote vereeringe gesonden; passerende daermede ondertussen 10 à 12 dagen. De Commissarissen, afgesonden [om] conditien en vereeringe aenden Coninck van Bantham te presteren, met 5 jachenGa naar voetnoot3) terug gecommandeert, en op de rede | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van Jacatra gecomen, hebben parthij Commissarissen haren last aen d'onse overgelevert, met verklaringe 't fort met alle goederen van de onse te willen ontfangen, volgensGa naar margenoot+ de conditien, dat ook vervolgens hoog ende leeg, officieren, soldaten en burgers hun in de voorverhaelde jaachenGa naar voetnoot1) souden willen begeven. d'Onse, alle uur den voornoemden President Coenen met de vloot uijt Amboina verwagtende, hebben de voorszegde Commissarissen met alle eerbiedigheijt geëntretenieert, ook sijn Majesteijt bedankt van de verlossinge aen d'onse gedaen, wel waer sijnde dat d'onse so een contract met sijn Majesteijt hadden aengegaen, dog sulx uijt noot was geschiet, de meeninge geensints, want 't fort bijna in esseGa naar voetnoot2) was, ende de magt van d'onse alle oogenblik verwagtende. Hier over de Commissarissen seer verstelt en de defentie van d'onse bij haer gesien, sijn met verslagentheijt terug gegaen en haren Majesteijt sulx gerapporteert. Resolveerden over sulx d'onse per force aen te tasten, twelk in rook dan is geëvanesceert ende verdwenen. Eijndelijk na lang miserabel wagten, is den GeneraelGa naar margenoot+ Jan Pietersz Coenen, den 25 Meij met 16 zeijlen, so schepen als jagten, van Ambona op de rede van Jacatra (nu Batavia) gecomen, soldaten en matrosen gelant, bestaende in elf compagnien daer bij toegedaen de compagnie vant fort, alwaer (als gesegt) dat genereus gemoetGa naar voetnoot3) doen Corporael van was, van welke twaelf hij met deGa naar margenoot+ sijne Compagnie d'avantguarde hebbende, heeft de stad Jacatra, leggende geen half musquetschoot vant fort Jacatra, stormenderhand helpen innemen en alles gedemanteleert. Ga naar margenoot+ Na dese expeditie is hij met verlof van den gemelten Generael Coene, gemerct sijn tijt, die hij bij hem te dienen hadde, geexpireert was, op de Goude Leeuw aen boort gevaren en weder in sijnen voorgaenden dienst getreden, hebbende den Admirael Steven van der Hagen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
na geëxpireerden dienst in de Indies Orientalis sig met 't voornoemde schip int vaderlant laten transporteren.
8 October. Anckers geligt en reis na 't vaderlant gevordert. 25 Dito. Passeerden de straet Sonda. VanGa naar voetnoot1) 26 Dito, tot den Ga naar margenoot+ 4 Januarij de lengte van 't riff AnguillasGa naar voetnoot2) beseijlt. 5 Dito. Een harden storm uijt den W.Z.W. sagtermiddags met meerder verheffinge, genootsaeckt door de hooge zee bij te steken, vermits 't slot van de grote stenge aen stucken was, deselve nevens de ree gestreken, de zee extraordinaris hoog. Een weijnig na het bijsteken, wierden met de sijde inde gront gesmeten, niet tegenstaende een extraordinaris stijffGa naar voetnoot3) schip, kregen daer doorGa naar margenoot+ wel 70 à 80 last water op den overloop, daer over genootsaeckt 't grote wand af te hacken om de mast quijt te werden, naer welckers vallen 't schip weer wat geregt,Ga naar margenoot+ begaven haer tot pompen en baahlienGa naar voetnoot4) tot sanderdaechsmorgens wanneer sij eerst lensGa naar voetnoot5) kregen. Ga naar margenoot+ 6 Dito. 't Weer wat gesamtGa naar voetnoot6). 11 Dito. Kregen tlant van Caep de bon Esperance int gesigt, de voorsteng afgenomen en tot een stomp geregtGa naar voetnoot7). 14 Dito. Inde Tafelbay ten anker, bejegenden daer de Goede Fortuijn van Amsterdam, welkers volk door sieckte seer gematteert, en veel daer van gestorven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Kregen daer van een loose stenge tot een stomp voor een grote mastGa naar voetnoot1), zeijldoek en andre behoefte. d'Eerste van Februarij. De stomp voornoemd en 't roer door de storm aen stucken gesmeten, gemaeckt. Vervolgens zeijlvaerdig, een togt met het volk aen land gedaen om eenige bestiael en anders voor de maets vande voornoemde Goede Fortuijn te becomen, dog onverrigter sake terug gecomen. 5 Februarij. Nevens de meergemelte Goede Fortuijn uijt de Tafelbaij geseijlt, stelden cours N.N.W. na het Dassen Eijlant, om het desolate volk vant voorzeyde schip wat te doen refrischeren (leggende 't voornoemde Eijlant 9 mijlen van de Tafelbaij) des avonts op de reede van 't voornoemde Eijlant geset. 6, 7, 8, 9 Dito. Gestadig besig om dassen te vangen, hebbende ontrent eens so veel vleijs als een conijn met corte beenen. 10 Dito. 17 à 1800 van deselve gevangen, daer door 't voornoemde volk seer ververst. Is goetgevonden met 't Schip de Gouden Leeuw na de Baij van AldanhaGa naar voetnoot2) te seijlen, om aldaer de last te roerenGa naar voetnoot3), als doort voornoemde harde weer onderstalligGa naar voetnoot4) geworden sijnde, hebbende ondertussen de Goede Fortuijn 8 à 10 dagen latenGa naar margenoot+ leggen, teneijnde haer volk wat meerder mochte becomen. Des avonts in de Baij van Aldanha voornoemt geanckert. 11 tot 22 Dito. Gestadig besig om last te verroeren, komende opgemelte Fortuijn met gesont volk bij den anderen, ondertussen in voorszegde bay veel visch met zegens gevangen. 24 Dito. Met de voornoemde twee schepen uijt de Baij geseijlt. Stelden cours na Sint Helena en de voorszegde Goede Fortuijn na Batavien. 15 Maert. Onder 't Eijlant van Sint Helena ten ancker. Na verversinge en vers water, 25 dito vandaer geseijlt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
7 Meij. Gront geworpenGa naar voetnoot1) ende den Ga naar margenoot+ 8 Dito te MonsbaijGa naar voetnoot2) bij LansentGa naar voetnoot3) ten ancker. Kregen hard weer uijt den Zuijd-Zuijd-Oosten met perijkel van schip en goet te verliesen. 14 Dito. Met 'n W.Z.W. wint vandaer geseijlt, stelden cours als sij den LesertGa naar voetnoot4) gepasseert waren O.N.O. na 't vaderlandt. 19 Dito. Kregen de wint N.O. ende den 20 Dito passeerden de Hoofden. 23 Dito. Sonder lootsman 't Goedereese Gad in geseijlt, sijnde also uijt geweest met het schip de Goude Leeuw van den 21 Januarij 1616: drie jaren vijff maenden. Dus sijn eerste reijse na Oost Indien geweest.
Ga naar margenoot+ 20 Augustij 1620 is Geen Huijgen Schapenham sijn Capiteijn, in Statendienst als Capiteijn gecomen, heeft hem doen het schippers ampt op sijn schip geoffereert ende in den maent December met 't schip Gelderlant nevens Capiteijn Schrevels uijt Goedereese Gat t' zeijl gegaen. Stelden cours na de StraetGa naar voetnoot5), alwaer sij hun onder 't commandement van den Zeeuschen admirael de HouthuijnGa naar voetnoot6) begaven, Vice Admirael was Joachim den SwartenhondGa naar voetnoot7), | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Schout bij Nacht Hillebrand Quast, kruijssende met een aensienelijke vloot op den Turck; aendoende verscheijde reeden en kapen als Malaga, Ivis, Formantere, Capo de Gata, Capo Spartel, Trapana insula, hebbende int gesigt gehad Majorqua, Minorqua, Sardinia, Corsiqua en de Baij van Thunis, alwaer hij op een nacht met sijn onderhebbende schip een Turk, met stukgoederen geladen,Ga naar margenoot+ veroverde. Aldaer een geruijmen tijt gekruijst, is van den voornoemden Admirael met 4 schepen daer over den voorszegden Quast commandeerde, eerst na Maltha gesonden om schoon te maken, so voorts na den Levant om op de Levantsche vadersGa naar voetnoot1) te passen en na 't vaderlant te convoyeren. Te Maltha schoongemaeckt, van daer geseijlt, bejegende sekeren dag agt LevantsvadersGa naar voetnoot1); die onder haer bescherminge genomen, stelden cours na 't vaderlant en met de gemelte vloot in de maent AugustijGa naar margenoot+ geluckelijck gearriveert. Na gedane rapport bij sijn voornoemden Capteijn Schapenham is weder gelast te victualieren en met 't voornoemde schip op de kust van Portugael uijt kruijssen gesonden, alwaer twee suijkerprinsenGa naar voetnoot2) verovert, d'een met 400, d'andre met 70 kisten suijker, dog de laeste een Fransman sijnde, de voornoemde 70 kisten overgenomen, hem laten drijvenGa naar voetnoot3). Sijn eijndelijk in de maent November met den andren behouden in de MaesGa naar voetnoot4) gearriveert. Ga naar margenoot+ Int voorjaer van 1622 hebben de Heeren van de Admiraliteijt tot Rotterdam hem vereert met een luijtenantsplaets onder den voornoemden Capteijn Schapenham en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
als Commandeur, in absentie van sijn voorszegd Capteijn met 't schip van oorlog op convooij na oostenGa naar voetnoot1) gesonden en vandaer onder de kleijne visserijGa naar voetnoot2) tot t' ende victualie.
Ga naar margenoot+ In Julio, is sijn voornoemt Capteijn een nieu schip, Maeurits genaemt, geoffereert, gedestineert onder de grote visserijGa naar voetnoot2) en na eenig verblijff aldaer van de Heeren Staten terug int Goedereese Gat ontboden, alwaer gearriveert,Ga naar margenoot+ ordre terstont ontfangen van sig gereet te maken als Vice Admirael te gaen met de vloot van den Admirael Jaques l'HermiteGa naar voetnoot3), op welken tijt hem ook hetGa naar margenoot+ Capiteijnschap op den Vice Admirael Schapenham opgedragen is geworden. Met welke toerusting, als sijnde een swaer equipagie, een geruijmen tijt heen gelopen is. Ontrent October de verdre schepen uijt Texel tot de selve voyagie gedestineert, int Goedereese Gad bij haer gecomen, het saisoen vant jaer nu meerendeel verlopen, bij de Heeren Staten goet gevonden de gemelte vloot aldaer voor de winter op te leggenGa naar voetnoot4), 't volk af te danken en de schepen van vlees en speck dat meest bedorven (als in de somer geslagen sijnde) doen ontlossen. Ga naar margenoot+ Int voorjaer 1623 't requiperen van de gemelte vloot weer aengevangen, daer toe seer animeus waren de princen Maeurits en Heyndrik loffelijcker memorieGa naar voetnoot5), deselve ook nevens de Coninck en Coningin van Bohemen voor 't zeijlgaen geinspecteert. 29 April. Alles tot de meergemelte vloot noodig gereet sijnde, is deselve uijtgesondert 't schip Oranje, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ uijt Zeelandt verwagt wierde, uijt 't Goedereese Gad om reis te vorderen geseilt met een O.N.O. wintGa naar voetnoot1). De namen van de schepen waren: 1. Admirael L'Hermite ‘Amsterdam’ 50 stucken, lang 166 voetGa naar voetnoot2). 2. Vice Admirael Schapenham ‘Delft’ 50 stucken, lang 166Ga naar voetnoot3). 3. Capteijn Meindert Egbertsz ‘den Arend’. 4. Capteijn Salomon Jansz 't Jagt ‘den Windhond’, de voorszegde vier waren van Amsterdam. 5. Capteijn Jacob Arensz van Duijn ‘Mauritius’. 6. Capteijn Ary Toll ‘Hollandia’. 7. Capteijn Pieter Slobbe 't Jagt ‘de Hoop’, de voorszegde drie van Rotterdam. 8. Capteijn Jan Ysbrantsz ‘den Eendragt’. 9. Capteijn Jan Tonisz ‘den Coninck David’. 10. Capteijn Hardeloop ‘de Griffioen’, dese 3 uijt Noorderquartier. 11. Jan Willems VerschoorGa naar voetnoot4) ‘Orangie’, van Zeelant.Ga naar margenoot+ Sijnde alsoo dese vloot sterck 11 zeijlen, daer in geambarqueert vijff compagnie landsoldaten, sterck ider 120 man, daer van de Capiteijnen waren: 1. Egbert Schut. 2. JonkheerGa naar voetnoot5) Willem van Brederode. 3. De Vries. 4. Terhalte. 5. Erwijne, gemant in alles d'opgemelte vloot 1600 manGa naar voetnoot6). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
30 Dito. Passeerden Douveren, raecten door quade contrarie wint in Wigt. 8 Meij. Weder vandaer geseijlt. 12 Dito. Bejegenen onder WolfershoornGa naar voetnoot1) twee Oost Indij vadersGa naar voetnoot2), daer op commandeerde Heer Andries SouryGa naar voetnoot3), daervan hier voren, Schippers Pater en Krul. 16 Dito. Op de voertGa naar voetnoot4) van Pleijmuij door contrarij wint geanckert. 23 Dito. Met O.N.O. wint van daer geseijlt. 31 Dito. Bejegenen op de kust van Portugael een Turkse rovert, namen over 13 slaven, also 't pays met den cleijnen Turck en Generale Staten was. 4 Junij. Int gesigt een vloot van 15 Brasylsvaerders, so caravellen als reezeijls. Vermits stil weder, heeft hij in persoon met chaloep en boot daer na toe geroeijt, waervan bij hem alleen drie verovert, de bood van tschip Eendragt een, hebbende in alles 1300 kisten suijker. 5, 6, 7, 8 Dito. Door ordre van de Staten op de kust van Portugael gekruijst. Ga naar margenoot+ 12 Dito. 's Avonts voor SaffiaGa naar voetnoot5), sijnde een bequame ree in Barbarien ten ancker gecomen. Aldaer Capteijn Crimpen van Amsterdam gevonden, daer op eenige belhamersGa naar margenoot+ geresolveert met 'tschip door te gaen, tselve den Admirael L'Hermite bekent gemaekt. Daer over Chrijgraet gehouden, den Capteijn van de voorszeijde belhamers gecondemneert sijn regter hand affgehouwen te werden, drie haer 2 voorste vingers en daer na alle vier opgehangen, de resterende muijtmakers op de schepen verdeelt en gebannen. De veroverde suijkeren met den voornoemden Capiteijn en getrou volk overgescheept, na Amsterdam gesonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
24 Dito. Met de vloot van Saffia gezeijlt. 5 Julij. Onder Ilha de Sint Vincente te reede gecomen, bevonden verscheijde siecken onder de vloot; die opt voorszeijde Eilant van Sint Vincente in tenten gelogeert. Verscheijde watervaten met houte banden gebonden, vergaen. Daer over grote leccasie van water in de vloot. Genootsaekt smeden op te rechten en hoepen (van de mede gegeven staven ijsers) te maken. Ondertussen dagelijks alle devoiren aengewent om bocken en schilpadden te vangen, ook een togt met chaloepen en boots aen Ilha de Sint Antonio gedaen en aldaer een goede quantiteijt van orangie appelen en lamoenen becomen. 25 Dito. Op alles ordre gestelt, weeder met de vloot van Ilha de Sint Vincente geseijlt en 30 Dito Isle de Mayo gesien, ende den 8 Augustij 't lant van Siera Liona. Ga naar margenoot+ 11 Dito. In de revier van Sierralioin gecomen, leggende op de cust van Africa. 't Jagt doort eten van de wormen vrij leck, daer over genootsaeckt bomen uit bosch te hacken, plancken te sagen en tselve te verdubbelen, ook veel hoepen int bosch gehouwen om de watervaten daer mede te versien. Vonden hier grote menigte van limoenen, die met suijker vant volk uijt de gemelte prinsenGa naar voetnoot1) bij hem gebergt, veel gegeten wierden, dat een grote loopGa naar voetnoot2) onder 't volk causeerde, te meer alsoo 't in de regenmoisson was, en dag en nag lustig regende, so dat de klederen aent lijff stoncken, duijrende tselve tot den 4 September. Van alles versien, weder met de vloot zee gekosen, stellende cours bogterwaertsGa naar voetnoot3) in. 29 Dito. Quamen ondert Eijlant Sint Thomé, en 2 October onder Caap Lobo de GonsalvezGa naar voetnoot4) ten ancker. 7 Dito. Van daer geseijlt. Onder Caep de Loopo voor de tweede reijse geanckert en weer van daer gezeijlt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
28 Dito. Voor de vierde reijs van Caep de Loop tzeijl gegaen. De reden waerom so dickwils onder Caep de Loop geanckert wiert, is, om sij continueel de stroom tegen hadden en contrary wint. 31 Dito. Ondert Eijlant Anna BoanGa naar voetnoot1) ten anker, alwaer haer volk aen loop seer siek, met hoenderen en verckenvleesch ververst, die sij van de negers voor lijnwaet ruijlden en welk Eijlant extraordinaer vrugtbaer, insonderheijtGa naar voetnoot2) van orangie appelen, limoenen, patattissen, ananassen, bananasen en backovens. Geeft alle jare ontrentGa naar margenoot+ 200 balen catoen, wert geregeert van twee Portugeese banditenGa naar voetnoot3), hebbende tot haren dienst 200 negers; brengt 's jaers de voornoemde wolleGa naar voetnoot4) op ontrent 6000 ducaten. 4 November. Vandaer geseijlt, en reis gevordert. 29 Dito. Hadden de lengte van de Eijlanden de Martin Vazi ontrent de cust van America. 3 December. Maken jagt op een vremt zeijl, dog niet connen bezeijlen. 11 Dito. Een hart vaerweerGa naar voetnoot5). 29 Dito. Een harden storm op de hoogte van 38 graden. Ga naar margenoot+ 20 Januarij. Een hart weer. 27 Dito. Vonden haer voor de Straet Magellanica gesubstitueerd, in America, daer men vint Schapenham-baij en L'Hermitens Eylant, met een extraordinaren harden storm, 10 à 12 mijlen buijten de wal. 2 Februarij. Bezeijlden Straet van Lemair, dien dag deselve gepasseert, comende in de Zuijt Zee. Hadden veel westelijke winden met harde stormen uijt de west. Konden daerom boven de Cap de Hoorn niet comen, niettegenstaende deselve verscheijde malen int gesigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
17 Dito. Raecten met een slagboeg boven Cap de Hoorn, alwaer 8 à 9 mijlen benoorden de Caep, een voert of baij vonden. Daer in geseilt om water en ballast te becomen, ancker geworpen, van branthout en andere behoeften haer versien. Vonden alhier seer barbarisch volk, dat menscheters waren, gingen moedernaeckt, blank van lichaem, van statuer als onse natie.Ga naar margenoot+ Door nonchalance van Capteijn Meindert Egbertsz opt schip de Arent voorsegd, sijn volk sonder geweer aenGa naar margenoot+ land gesonden, sijn der 17 doot geslagen en opgegeten. Tiera del Fuego is overal gebroken lant vol baijen en wijken, hebben ook eenige vaertuijgen in manier als knoonGa naar voetnoot1) met huijden overtrocken, 't sijn kleijne schuijtjes, uijt bomen gehackt. Na dese opgemelte masacre, hebben haer niet meer vertoont. 27 Dito. Van alles versien tgeene te krijgen was, weder reis gevordert. Van denselven dito tot den 6 April, verscheijde stormen uijtgestaen en eijndelijk aen Isle FernandeGa naar voetnoot2) ten aucker gecomen, alwaer haer weder van water, ballast, timmer en branthout versien en voort volk goede en smakelijcke visch gevangen. 13 Dito. Reis gevordert. Misten uijt haer vloot ses van haer maets, die moetwillens sonder reden aen land waren weg gelopen. 7 Meij. Vonden hun op de hoogte van 12 graden en heeft dat wackere oogGa naar voetnoot3) met sijn chaloep, toen onderGa naar margenoot+ de wal een barcq met volk becomen. Den oversten van de voorszegde barcq was een Boscaijer, de rest negers en indianen, tot getal van 11 à 12. Van deselve verstaen dat sij van Lima waren gecomen. Op de ree aldaer: een spaens gallioen, twee patasjesGa naar voetnoot4) en een grote quantiteijt van koopvaerdijschepen. Ga naar margenoot+ 9 Meij. In de baij van Lima ancker geworpen. Ook de voorsegde schepen volgens de verclaringe van de voorszegde gevangens gevonden. Daer over bij de krijgs- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
raet geresolveert 't bootsvolk en soldaten in tien compagnien verdeelt, op de twee vlotgaensteGa naar voetnoot1) schepen te brengen en d'aenstaende nagt daermede digt onder de wal te zeijlen, en op haer vlotGa naar voetnoot1) te ankeren - twelk geëffectueert - waren van meninge met deselve te landenGa naar margenoot+ om het fort CaljouGa naar voetnoot2) met 90 metale stucken versien en de stad Lima daermede te vermeesteren. Onder de wal comende, geen gelegentheijt, doort branden en aenstorten vant water, om te cunnen landen, der halven geretireert. Ontrent dese tijt verthoonden 3 à 400 spaentse ruijters op strangeGa naar voetnoot3), daer op bij d'onse eenige schoten gedaen en mynenGa naar voetnoot4) om te landen gemaeckt, quamen sij ook met twee stucken op strange om sulx te beletten. Ondertusschen bij d'onse alle devoiren om te landen aengewent, dog doort aenstorten van de zee, hier voren verhaelt, onmogelijck. Den tijt doen van vendaingeGa naar voetnoot5) daer sijnde, sijn verscheijde schepen van alle gewesten daer aengecomen.Ga naar margenoot+ Daer van een spaens schip genomen, den 10 dito, geladen met 2000 pot huijseGa naar voetnoot6) spaense wijnen twelk hij met sijn chaloep ontrent 3 mijlen van sijn schip beroeijde. Den viant dit siende, met vijff barcquen, ider van 100 man,Ga naar margenoot+ hem gevolgt, met mieninge hem den gemelten prinseGa naar voetnoot7) afhandig te maken. Daer over in een hevig gevegt, dog hem verlaten en de prinseGa naar voetnoot7) behouden. Dito nog twee schepen bij de vloot genomen. 't Landen doort branden van de zee haer gemist, bevonden dat op het strand veel soldatesque sig vertoonden. Ook uijt de gemelte gevangens verstaen: indien onse magt geland hadde, totaliter soude sijn geweest geruineert. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
11 Dito. Bij den Generael L'Hermite ordre gestelt den aenstaende nagt de schepen onder Caljou te verbranden of vermeesteren, wast doenlijk; waer toe ook desen vaillantenGa naar voetnoot1) met chaloup en boot welgemant, is gebruijckt. 't Exploict 's nagts int werk gestelt, sijndeGa naar margenoot+ 10 à 12 van de vijant verbrant, dog 8 à 10 man van sijn boot en chaloup verloren, als wel de naeste aen de vijant. Bleven egter eenige onbeschadigde vijants schepen leggen, te weten: een gallioen met 44 stucken, twee patasiesGa naar voetnoot2), 15 à 16 coopvaerdijschepen. Waren van God Almagtig merkelijck gesegent dat sij niet gelant en hadden, want sij sagen dagelijcks doen wel 4 à 5000 musquittiers salvo schieten. Ga naar margenoot+ 13 Dito. Vier schepen na de Zuijt te zeijlen gecommandeert, daer over geset de swager van den Admirael L'Hermite, Cornelis JacobszGa naar voetnoot3), om eenige plaetse te incorporeren, was doenlijk - dog onverrigter sake terug gekeert. Drie mede gegeven chaloupen aen 't CaljouGa naar voetnoot4) opgesetGa naar voetnoot5). Den Schout bij Nagt Verschoor met drie schepen na VajegylGa naar voetnoot6) gesonden om die plaets te emporteren. Denselve opt Eijlant PoeneGa naar voetnoot7) een galjoen verbrand; de stad Vajegyl gespolieert, dog geen tijt overig om de magasijnen te plunderen, vermits de vijant te magtig weergekeert. Een gallioen van d'onse niet connendeGa naar margenoot+ werden verbrand, heeft hij met een brander sulx getragt te doen. Ook met sijn chaloep bij dach de selve ontrent 't galioen gebragt, dog van den viant voor 't aenboort comen in de gront geschoten. 22 Dito. Bij de vloot een Spaens schip met terwe | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ verovert, 'twelck ter goeder uijr, also de vivres seer vermindert, en sij vrij wat misragerenGa naar voetnoot1) moesten. 3 Junij, is den Admirael L'Hermite, gedurende de heele reijs met podagra, flerecijn en jigt gequelt, overleden en opt Eilant Caljou de Lima begraven. Sijn Vice-Admirael in sijn plaets, de Schout bij Nagt in des Vice-Admiraels ende d'opgemelte Cornelisz Jacobsz in des Schout bij Nagts. Op die tijt een spaens schip met hout geladen, bij de vloot verovert, twelck insgelijks ter goeder uijre. Ga naar margenoot+ Door 't becomen nu en dan van eenige Spaense gevangens int passeren van de Straet La Maire, aldaer een barcq vermeestert, bij de Vice Roy van Peru uijtgesonden om dese vloot t'ondecken. Daer in een Spaens Capteijn, 4 Spanjaers, eenige Indianen, daer uijt verstaen de silvere vloot rijkelijk geladen al afgevaren te sijn, is bij haerGa naar voetnoot2) den 12 Dito aen den Admirael Schapenham een versoek gedaen, ten eijnde aen de Vice Roy van Lima tot haerder verlossinge mogte werden geschreven, twelk is geconcedeert ende den brief door een assistent aen lant gebragt, ook de Vice Roy behandigt. Den portateur van den brief en d'onse met schelwoorden van hem geïnjurieert, als ‘traidoors d'el Rij’, traiters van haren Coninck, ook sij van honger daer te sullen moeten sterven, de gevangens te lossen bij hem geweijgert als genoeg van volk aen lant versien, getragt bij hem den briefdrager met het volk van de chaloup om te copen, om bij hem te blijven, dog te vergeefs, maer met soo een antwoort weeder terug gekeert. Over welk raport bij d'onse chrijgsraet gehouden en de injurien van den gemelten Vice Roy ingebragt. D'onseGa naar voetnoot3) nog indagtig sijnde dat even voor haer vertreckGa naar margenoot+ uijt vaderlant, 24 so coopvaerdijschippers als bootsgesellen ten dele opgehangen, ten dele overboort gesmeten waren voor Duijnkercken int ScheurtjeGa naar voetnoot4). Die vileine antwoort | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
en vremde handelinge geconsidereert, is daer over bij den krijgraet geresolveert 19 vande gevange spanjaers te hangen tot revengie. 15 Dito. Sulx int werck gestelt, alvorens hen een dagGa naar margenoot+ tevoren den doot aengeseijt. Sijn aen fock en marzeijlree opt schip Amsterdam de voorschreven 19 opgehangen, met notificatie aen den Vice Roy als volgt: Ga naar margenoot+ ‘Uwe Excellenties strenge antwoort heeft ons genootsaeckt tot dese executie te comen, die vandaeg int gesigt van U alle is geschiet. Wij hebben uijt medelijden beweegt sijnde, Uwe natie onse [gevangens]Ga naar voetnoot1) geconsenteert Uwe Excellentie met een brief voor hare verlossinge aen te spreken; maer also daerentegenGa naar voetnoot2) U Excellentie ons met een so vreemt antwoort bejegent heeft en onse afgesondene tot des gevangen Spanjaerts voordeel, tegen alle ordre en krijgsgebruijk de handen gebonden, protesteren en betuijgen wij voor God Almagtig dat U Excellentie de eenige oorsake sij van alle de miserien en ellendigheden, die hiernamaels uijt spruijten sullen, die U Excellentie voor God sal hebben te verantwoorden.Ga naar margenoot+ Uwer Excellenties prensentatie van kruijt en loot hebben wij op dees tijt niet van noden, om dat wij nog so wel daer van versien sijn, dat wij, betrouwende op Godes hulpe en de geregtigheijt van onse sake binnen corten tijt voor ons vertreck vanhier verhopen revengie te halen van de gruijwelijcke moorden die heden bij de Spanjaerts in Nederlant wert begaen en U Excellentie te betonen dat wij Nederlanders niet min couragieus ende moedig sijn, de Spaense dienstbaerheyt van ons vaderlant te weren en de Spanjaerts in alle deelen des werelts te krencken, als de Spangjaerts gereet sijn hare gepretendeerde monarchie uijt te breijden. Actum op 't schip van den Admirael den 15 Juny 1624’Ga naar voetnoot3). 24 Dito. Twee matrosen op 't schip van den Admirael | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in meeninge over te lopenGa naar voetnoot1), geattrapeert en opgehangen. 17 Julij. 's Nagts twee Spaense brantstigters van Lima gecomen op stucken houts gedreven, in willens eenige van d'onse te verbranden, van de wagt ontdect en overgehaelt, verclarende den Generael van de Cavallerije vermoort te hebben en 't selve de eenige oorsake van haer overlopen tot d'onse. 't Welk eerst gelooft, doen deselve ontslagen, naderhant anders bij d'onse verstaen. Ga naar margenoot+ 13 Augustij. Alhier bij d' onse niet meer connende werden verrigt, ook 't water dat alhier niet te becomen, geconsumeert, bij de Chrijgsraet geresolveert 's anderendaegs na de PescadoresGa naar voetnoot2) te vertrecken met de vloot, om daer water te haleu, was 't doenlijk. Ondertussen in die tijt bij d' onse voor Lima gelegen, sijn bij de vijant 18 berque gemaekt, ider met 2 stuckenGa naar voetnoot3) van 12 pont ijsers, daer mede alle avonden d' onse begroet. Sijnde noterens weerdig, dat na twee maenden leggens alhier met de gansche vloot, 't volk extraordinaer van scheurbuijk geinfecteert wiert, daer over seer versteld, en d' uijterste ondergank van d' onse scheen te wesen. Egter onse Heere God opt Eijlant Callaus voor LimaGa naar margenoot+ int Coninckrijck van Peru in America so veel porseleijn deed wassen, twelk de geheele vloot op 't duijsenste part niet conde consumeerenGa naar voetnoot4), daer voor desen van de Spaense diergelijcke groente noijt is gevonden. 15 Dito. Onder Piscadores bevonden. Met soldaten en bootsvolk, nevens 6 metalen stucken gelant om water te becomen, 't welk gemist. Weder retraite aen boort gecomen, anckers geligt, stelden coers na 't Eijlant PoeneGa naar voetnoot5), alwaer 25 Dito gecomen. 't Schut uijt de schepen gelost en om schoon te maken aende gront geset. Ondertussen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
eenige compagnien met vaertuigen na VajegylGa naar voetnoot1) gesondenGa naar margenoot+ om proviande, dog te vergeefs. 12 September. De schepen schoongemaeckt, water en branthout becomen, en niet meer alhier te verrigten, stelden cours na AquapolqueGa naar voetnoot2), alwaer veel ossen, schapen, hoenderen, veel orangie appelen, citroenen en diergelijkeGa naar margenoot+ verversinge [te] becomen, op hope de twee Spaense gallioenen op te lopenGa naar voetnoot3), gewoon jaerlijks uijt de Philippinas, daer aen te comen. 27 October. In de baij van Aquapolque geankert, van de galjoenen geen kundschap niet tegenstaende de tijt van haer overcomste genoegsaem verlopen. Ondertussen ordre om water te halen gestelt, 't selve in de Baij MarqueesGa naar voetnoot4) 2 mijlen beoosten Aquapolque becomen, aldaer verscheijde togten met chaloupen en boots gedaen. Voor de laeste reijs vande vijant, int bosch met 200 musquitiersGa naar margenoot+ verbergt, besprongen. Int salveren van een van haer soldatenGa naar voetnoot5) met een musquetkogel dwars doort lijff geschoten, 6 in de boots doot, de rest gesalveert en onverrigter sake voort lest terug gecomen. 31 Dito. Met de vloot uijt de Baij van Aquapolque tzeijl gegaen, deselve verdeelt en een stuck westwaert uijtgeseijlt op hope de gemelte galjoens te ontmoeten, daer op met grote patientie gekruijst, tot den Ga naar margenoot+ 28 November, dog niet vernomen. 29 Dito. Bij den Admirael sijn instructie den Chrijgsraet geëxhibeert, daer in gevonden, vermits de voorschreven galioens tot nog toe gemist, de victualie vrij gemindert, over sulx souden hebben cours te stellen na de Moluques Eijlanden, twelk vastgestelt, vervolgens van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de kust van Nova Spangie sonder iets notabels verrigt, gescheijden. Ga naar margenoot+ 25 Januarij 1625. De Ladronise Eijlanden, leggende in de Archipelago tusschen Tropicus Cancri ende Linie Equinoctiael in Oceano Chinensi beseijlt. 't Volk op de vloot extraordinaris gematteert van de scheurbuijk en alhier ververscht, de vivres vrij vermindert, uijt oorsake van 't welke, een generael reveu over de vloot gedaen; niet meer bevonden, dan 58660 pont broot, de verdre vivres naer advenant schaerser. 11 Februarij. De vloot ververst, van daer gezeijlt, cours na de Molucques genomen, alwaer den Ga naar margenoot+ 5 Maert voor Ternata ten anker gecomen en volgens rekeninge van de Astronomici een dag en nagt verlooren, waerom hij met regt geseijt kan worden een dag jonger te sijn, als die nevens hem in sijn vaderlant geboren sijn. In de Voijagie van Joris Spilbergen daer hij den gantschen aerdkloot had omgezeijlt, wert genoteert dat hij den 29 April int aencomen te Ternata een dag reijsensGa naar margenoot+ hadde verloren, doordien hij in 't zeijlen na die stad sijn cours van 't Oosten na 't Westen had genomen, daer die gene die van 't W. na 't O. zeijlen een dagreijse profyteeren, gelijck vele hebben ondervonden (Fo. 113). 3 April met de vloot voor 't fort Ambona geanckert. De Indianen in deze gewesten haer contract met de Gouverneur Herman van Speult gemaeckt, te buijten gegaen en met de Spaense Portugeese en andre bedectelijck gehandelt. Daer over bij de Hooftofficieren goet gevonden met 3000 man een landtogt te doen, so op Hitto, Combelle als op de Cust van Zenam de nagelbomen te spolieren, daer mede negen weken besig, in welke tijt hij als Capiteijn van twee compagni te lande in dese expeditie ontrent 80 à 90.000 nagelbomenGa naar voetnoot1) mede heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
helpen onvrugtbaer maken, na inmiddels voor de schepen verscheijde masten, stengen en rheenGa naar voetnoot1) alhier int bosch gehact. 18 Julij. Alles na contentement verrigt, met de vloot van daer gezeijlt en cours na Batavia genomen, alwaer den 29 Augustij gearriveert ende haer in dienst van de oost indische Compagni ondert beleijt van de HeerGa naar margenoot+ Generael Pieter Carpentier begeven. Door desselfs ordre de vloot verdeelt. Den Admirael Schapenham sig, heel sieckelijck sijnde, vanGa naar voetnoot2) boort begeven. Ondertussen met de schepen Delft en Amsterdam na 't Eijlant Onrust om te verdubbelen geseijlt, waer na weder voor Batavia op die rhee gecomen. Den Admirael Schapenham met tweeGa naar margenoot+ schepen vooraf in de maent van December na 't vaderlant geseijlt, dog twee dagen na sijn vertreck van Batavia overleden. Ga naar margenoot+ 6 Februarij. 't Schip daer Witte Capteijn op was op dubbelt last ingenomenGa naar voetnoot3). Zeijlvaerdig om na 't vaderlant te gaen, is hij nevens de schepen Rotterdam, Amsterdam, Delftshaven na genomen afscheijt van den voornoemden Carpentier van Batavia geseijlt. Van de voornoemde schepen Admirael Pieter Pierse Pier. Ga naar margenoot+ Vice-Admirael Witte Cornelisz de With. De inladinge geëstimeert op vijftig tonnen gouts. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
11 Maert. Na veel strubulen, passeerden de Straet Sonda. Den voornoemden Admirael Pieter Pierse Pier aldaer van haer af geraeckt, stelden cours met de 3 schepen na Caep de bon Esperance, aldaer den 26 Meij in de Tafelbaij gearriveert. 6 Junij. Na becomen water vandaer reijs gevordert, cours na Sint Helena genomen, aldaer den 27 Dito gecomen. Na become water en verversing van daer geseijlt, den 1 Julij, ende met de schepen Delft en Amsterdam in Zeelant aengecomen den 22 September. 't Jagt Delfshaven is na 't Goereese Gad gesonden. Ga naar margenoot+ Dit is geweest sijn tweede reijs uijt Oost Indien.
Ga naar margenoot+ 't Geele jaer 1627 niets voorgevallen. Ga naar margenoot+ Int voorjaer 1628 sig in dienst van de West IndischeGa naar margenoot+ Compagnie begeven, sijnde Capiteijn en Raet van den Generael Pieter Pieters Heijn opt schip Amsterdam, twelk Sijn Edele voerde. Sijn Vice-Admirael was Heijndrik Loncq. 20 Meij. Met een gedeelte van de vloot, bestaende in 16 so schepen als jagten, uijt Texel geseijlt. Vijff schepen, so van Rotterdam, Delft als Dordregt, voor de Maes geconjugeert. Onder de vlagge, cours met de voorschreven 21 schepen westewaert uijt, na de West Indies geset alwaer nog verscheijde schepen horende onder de vloot sig waren onthoudende, daerover Banckert, Vice-Admirael van Zeelant commandeerde. 29 Junij. 't Eijlant Madera int gesigt gepasseert. 12 Julij. Onder Ilha de Sint VincenteGa naar voetnoot1) gecomen, een van de Caribische Eijlanden, gelegen in America, alwaer water en verversinge gehaelt. 17 Dito. Van daer geseijlt. 19 Dito. Onder Isle Blanca gecomen, alwaer grote quantiteijt bocken gevangen. 21 Dito. Van daer geseijlt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
27 Dito. Onder Caep TuberonGa naar voetnoot1) gecomen. Ga naar margenoot+ 4 Augustij. 't Schip de Roode Leeu en een pinas bejegent, raporterende dat er aent Eijlant Granade 34 man van haer gemassacreert. 5 Dito. Onder Caep St. AnthonyGa naar voetnoot2) t'enden 't Eijlant Cuba geanckert. De schepen aldaer gekrencktGa naar voetnoot3) en geverkentGa naar voetnoot4). Door manquement van vers water, 7 Dito, anckerts geligt en haer bevonden, 21 Dito, tusschen Cuba en Florida. Twee berckeGa naar margenoot+ bejegent: vissers gemunt na TortugasGa naar voetnoot5), inde Baij van MatanceGa naar voetnoot6) deselve genomen. 22 Dito. Bevonden haer voor de Havana int Eijlant Cuba voornoemt, aldaer met grote patience op de silvere vloot gekruijst. 27 Dito. d'Instructie bij den opgemelten Generael den Raden gecommuniceert, daerin bevonden wel 14 dagen over den tijt op de silvere vloot te hebben gekruijst, derhalven bij 'den Chrijgsraet geresolveert op den 28 Dito, onverrigtersake vandaer gesamentlijk te vertrecken en cours door 't Canael van BahamaGa naar voetnoot7) te stellen. Een advijsberck wel 3 mijlen uijt de wint bij haer gesien. Witte, op sijn versoek en door ordre vanden Generael daer na toe geroeijt met chaloup. Deselve bevogten en vermeestert, sij sterck 50 man, hij 21 man. Van de gevangens verstaen, uijt de Havana vande Vice Rey gesonden te sijn om haer Silvre vloot, die alle uijr verwagt wiert, te waerschouwen, dat er een Hollandsche vloot op haer Cust was en daer over terug soude trecken,Ga naar margenoot+ welke tijdinge d'onse extraordinaer aengenaem. Derhalven de voorgemelte resolutie van vertreck gestaeckt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
30 Dito. Bij hem weder een barcq beroeijt en vermeestert, 't volk aen lant gevlugt. 7 September. De Vice Admirael Bankert met seven schepen bij haer; dito voorschreven 's nagts een van des vijants schepen onder de vloot bejegent. 't Selve bij 't schip de Witte Leeu genomen, gerapporteert een schip uijt de Silvre Vloot te sijn, dog van weijnig importantie, ook dese nagt nog bij deselve geweest. Ga naar margenoot+ 8 Dito. Met den dag 10 schepen van de Silvre Vloot gesien, deselve op de Zuijder zon met chaloup en boots door stilte meest verovert, geladen meest met huijen, campesihout, indigo, en concinilla, gemant ijder met 35 à 40 man, nog 8 à 9 seijlen in de wint gesien, daer onder de 4 gallioens wel de capitaelste, ider met 28 à 30 stucken. Alle devoiren aengewent om deselve te bezeijlen ende seer genadert sijnde, liepen inde Sinus Mexicanus ofte Baij van MatanceGa naar voetnoot1), aldaer bij d'onse vervolgt. D'Officieren vande voorschreven gallioens aent landt gevlugt, deselve nevens eenige schepen sonder gevegt verovert en de gevangens, eenige capitaele officiers uijtgesondert, aen lant geset. Ga naar margenoot+ 9 tot den 16 Dito. Gestadig besig om de voorschreven schepen te ontladen, 't silver met de beste goederen in d'onse verdeelt. 17 Dito. 't Selve verrigt, met de vloot nevens de voorschreven gallioens en een kleijn uijt de baij van Matance geseijlt. De verdre veroverde koopvaerdijschepen aen brant gesteken en cours om 't Canael van Bahama te passeren gestelt. 21 Dito. 't Voorzegd Canael gepasseert. 10 October. Een van de voorszeijde gallioens door extraordinaer hart weer heel leck. 11 Dito. De leccagie nog meer toenemende, sijn door ordre de goederen uijt tselve op onse schepen verdeelt, den brant daer in gestoken. 25 Dito. Een ongemeen hart vaerweerGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
26 Dito. Een van de gemelte gallioens sijn fockemast en bougspriet over boort geraeckt. Bij Witte door ordre so veel devoiren gedaen, dat er t'savonts alweer een fockemast met een boegspriet instont en neffens de vloot weer geseijlt. 27 Dito. 't Gemelde gallioen van de vloot verstekenGa naar voetnoot1). 4 December. Haer int gesigt van de LesertGa naar voetnoot2) bevonden, haer best om reijs te vorderen gedaen, sulx door contrary Oostewint belet. 't Volk op dese schepen extraordinaer door de lange reijs gematteert en sieck, daer over goet gevonden Engelant aen te doen, eensdeels door contrary wint, anderdeels om 't volk wat te ververssen. Cours nevens den Admirael Lonk en nog 7 schepen naGa naar margenoot+ Vaelmuijen gestelt, aldaer tegens den avont gearriveert; de verdre in Pleijmuijen en 't Eilant Wicht. 14 Dito. 's Nagts, voorszeijd versteke gallioenGa naar voetnoot3) in Vaelmuijen weer bij den Generael Heijn, 't selve daer ontlost, de goederen overgenomen en 't hol voor 200 pond steerlings aen d'Engelse verkogt. Ga naar margenoot+ 5 Januarij. 't Volk ververst, notificatie aen de verdre schepen in Pleijmuen en Wigt gedaen, ten spoedigste na 't vaderlant te seijlen. Den voorschreven dito ook met de schepen uijt Vaelmuijen geseijlt. 10 Dito. Int Goerese Gad met de voorszegde schepen behouden gearriveert, de verdre schepen so in Zeelant als Texel. Ga naar margenoot+ Dese conquesten op 130 à 140 tonnegouts gëestimeert, 't welk sonder 't nemen van de opgemelte barq haer gemist was geweest: noterensweerdigGa naar voetnoot4), Ga naar margenoot+ Voor dese entreprise den voornoemden Generael Heijn toegeleijt bij de West Indische Compagnie ontrent 7000 Gld. en niet meer. Voor 't nemen van de voorschreven barck, daer door | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dese hele conquesten geschiet sijn, Witte niet eenen stuiver; noteert dese danckbaerheijt. Eenige dagen na haer incomste 't schip de Roode Leeu te voren van haer versteken, aent Goerese lant door leccasie aen hoog geseijlt en alvorens bij Witte ontrentGa naar margenoot+ een tonne gouts daer uijt gebergt; geborsten en vergaen. Na sijn incomste, Witte als Commissaris nevens enige bewinthebbers gestelt om 't silver te ontlossen, 't selve aen de respective Camers toe te senden, ook getrouwelijk van hem verrigt. Ga naar margenoot+ Int laeste van Meij den Generael Heijn Luijtenant Admirael gemaekt.
In Junij op 't versoek van den Luijtenant Admirael Heijn, heeft Witte sig in dienst van 't lant begeven en Capiteijn opt schip Prins Heijndrick met 30 stucken, ressorterende onder 't EdelMogend Collegie ter Admiraliteijt tot Rotterdam also vervolgens geworden. Daermede als convoyer onder de grote visserijGa naar voetnoot1) gebruijkt, tot t'ende van de teeld, sijnde int laeste van November. Den Luijtenant Admirael Pieter Heijn, door een vijandelijke cogel, in een gevegt, in de voorszeijde maentGa naar margenoot+ Junij overleden, bij Witte doen geoordeelt sijn avancement te water gestut te sijn, derhalven sijn afscheijt van sijn gedane dienst versogt, ook bekomen.
Ga naar margenoot+ In Meij 1630 door versoeck van de Heeren van Delft, Rotterdam, Schiedam, Briel, representerende de groteGa naar margenoot+ visserij, hem weder in dienst begeven en als Commandeur over de grote visserij gebruijktGa naar voetnoot2), waerin sig trouwelijk getoont tot den lesten November 1632; doen afscheijt versogt en geobtineert, in welke tijd van drie jaer niet remarquabels tegen den vijant. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Int voorjaer 1634: Witte als Capiteijn door versoeck van den Luijtenant Admirael Jonkheer Philips van Durp op Sijn Edelheijts Schip aengenomen. 't Selve vier maenden getrouwelijk waergenomen. Door jalousie van den Vice Admirael Lief hebber, een exraordinaer mignonGa naar voetnoot1)Ga naar margenoot+ van den Admirael, daer over ontstaen, derhalven afscheijt van den Admirael, leggende voor Rochelle [versocht]Ga naar voetnoot2) en 'tselve gekregenGa naar voetnoot3). Vervolgens als passagier opt schip van den Commandeur Bancker, doen mede in de vloot, te lande gecomen. October 1635 tot October 1636 het schepensampt in den Briel bekleet.
Ga naar margenoot+ In 't jaer 1637 Luijtenant-Admirael en Vice-Admirael voornoemt hunne chergen gequiteertGa naar voetnoot4), in welkers plaets vijf personen genomineert, daer uijt twee te kiesen en te succedeeren, namentlijck: Laurens Real, gewese Generael in Oostindië
Berckhout, uijt Noorderquartier
Cassiopin, Major van Geertruijdenberg
Maarten Herperts TrompGa naar voetnoot5), van de Briel
Witte Cornelisz de With, van de Briel
Ga naar margenoot+ daeruijt bij de Heeren Staten Generael geëligeert tot Admirael: Maerten Herperts Tromp, Vice-Admirael Witte Cornelis de WithGa naar voetnoot6), sijnde dien selven dag diaken tot den Briel bevestigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Na gestelde ordre, becomen commissie en instructie, 24 November nevens den Admirael TrompGa naar voetnoot1) uyt Goederese Gad geseijlt, cours van de WestGa naar voetnoot2) na 't Canael gestelt, op de verwagte Spaense vloot, die in de Carunna (een haven in Galisse, den Coninck van Portugael toebehorende nevens Biscaija, Algarva, Andaluzia, Granada, Murcia, Valentia en Catalonia) equipeerde, na Duijnkercke gedestineert, gekruijst. 27 Dito. De schepen aldaer in Esquadrons verdeelt. 29 Dito. Bevonden haer ontrent de voert van Pleijmuij. 6 December. Bij seker Capteijn vant Esquadre van Witte, geklaegt so leck te sijn dat hij 't niet langer konde boven houden; de saek ondersogt, is bevonden moetwillens daer in een gad geboort te sijn, om alsoo met fatsoen uijt zee te mogen komen, daer over correctie gedaen. Vermits korte dagen, lange nagten, storm en anders, daerover geraedsaemst geacht tussen OrnoijGa naar voetnoot3) en Poortlant int Nauwe op de gemelte vloot te kruijssen. 16 Dito. Twee fregatten gejaegt, niet beseijlt. 19 Dito. Een Hollantse vloot, ontrent 120 fransvaerders, komende van de Bogt van haer gesien. 23 Dito. Ook verstaen den 7 deser, de Spaense vloot uijt de Carunna, sterk 38 seijlen, na de kust van Vlaenderen geseijlt te sijn en haer den 12 gepasseert buijten 't gesigt, vermits 't donker en mistig weder. De gemelde vloot tot haer leetwesen in Duijnkercken gearriveert, op welk advijs twee schepen voor Duijnkercken gesonden,Ga naar margenoot+ aldaer inspecie genomen, des vijants gelegentheijt besigtigt, met de vloot na Vaelmuij begeven, de schepen aldaer extraordinaer vervuijlt, schoongemaekt, aldaer den 26 Dito gearriveert. De voorsegde 2 schepen als spions voor Duijnkerken gesonden, den 31 Dito, wederom gecomen, gerelateert de gemelte vloot volgens rapport binnen Duijnkerken te sijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 2 Januarij. De vloot schoongemaekt, van water versien, weder zee gekose. 3 Dito. Deselve in twee Esquadrons gedeelt, te weten den Admirael op 's viants schepen te kruijsen tussen de LeserdGa naar voetnoot1) en BevesierGa naar voetnoot2) met 6 schepen, de Vice Admirael Witte met het andre esquader, sijnde 4 schepen, van Bevesier tot de Hoofden, Duijnkercken, Oostende, Maes en Texel incluys. Ider sig na sijn district begeven. 5 Dito. Een vijants fregat gejaecht, en niet beseijlt. 7 Dito. De Capiteijnen hun ordre en rendevou uitgedeilt. 9 Dito. Jagt op drie fregatten, dog niet beseijlt. 10 Dito. Tot Douveren aen hare vertrouden om kondschap van de vijant gesonden. 12 Dito. Verstaen den vijant met 13, so schepen als fregatten uijt Vlaenderen geseijlt te sijn. Om die te beseijlen alle devoiren gedaen. Capteijn Boughorst van Vrieslant bejegent, gerapporteert sijn schip onder Calis Cliff aen de gront geseijlt, waerover hij sijn schip op 28 man na, geruijmt en aen de gront geseten en [na 4 tijen]Ga naar voetnoot3) weder met het volck afgeraeckt. Ga naar margenoot+ 16 Dito. Een fregat buijten de Vlaemse Bancken op ancker gesien. Haer gewaer werdende, sijn touwen afgekapt, om t'ontseijlen sijn best gedaen. Int jagen sijn mast overboort en onder MerrigatGa naar voetnoot4) geëschapeert. Ga naar margenoot+ 25 Dito. Met haer drien op sij van WolfershoornGa naar voetnoot5) bevonden, 't vierde van Witte binnen 't Eijlant Wigt gesonden om advys van den vijant te becomen, als voren geseijt. 10 vijantGa naar voetnoot6) schepen dien selven nagt gerencontreert, daer van hij Witte den Admirael gepreijt, geantwoort:Ga naar margenoot+ ‘hij Capteijn Eldert ThomaszGa naar voetnoot7) van Amsterdam te sijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sijn bijhebbende koopvaerders te wesen, van Bordeaux te comen.’ 't Selve vermits de duijsterheijt des nagts, bij Witte gelooft, daer over sijn Luijtenant Quack met een chaloep aen des gemelten Admiraels boord gesonden; bij hem niet beter geweten of 't was Capiteijn Eldert Thomasz. In dito schip wel geaccepteert - in de cajuijt gebragt, wijn gepresenteert - na den voornoemden Capiteijn gevraegt, hij die den voorszeijden Luijtenant Quack geleijde, geantwoort: ‘den Capiteijn siek in de koij te slapen.’ Den voorszeijden Luijtenant geen kennissen siende, een paep met een vierkante muts vindende, uijt de cajuijt, haestig roepende: ‘pisse, pisse, pisse’, sonder eenig beletsel in de chaloup gegaen. 's Vijants volk d'onse toegeroepen: ‘Komt over, komt over, wij comen van Bordeaux, sullen U den wijn schencken!’ Bij den voornoemden Luijtenant geantwoort: ‘Wij hebben Uw wijn niet van doen’ welkeGa naar margenoot+ contenanceGa naar voetnoot1) bij Witte, staende op sijn agterschip, door de naderheijt gehoort. Dit voorszeijde gerapporteert van den Luijtenant, aen 2 a 3 andere schepen gesonden; met sijn chaloep deselve naderende aen den Luijtnt geroepen bij den vijant: ‘hout af, gijlieden sijt Duijnkerkers, wij willen niemant bij nagt over hebben’; daer over sijn chaloep doen insetten, ook volk van verscheijde schepen bij Witte toegeroepen, niet beter wetende, of waren vrienden, seggende den vijant int vaerwater sig te onthouden; hen toegeroepen tot door de Hoofden, buijten perikel van de viant te willen convoyeren. 't Selve bij haer, soo den vijant, dankelijk aengenomen, cours met deselve om de O.N.O. gesteltGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
26 Dito. Met den dag haer drien in 't midden van de vijant gesien, de wint Zuijd, met een hard vaerweer. De gemelte 10 schepen, Admirael, Vice-Admirael etc. met hun Bourgondische vlaggenGa naar voetnoot1) agter af. 't Selve toverij bij Witte en sijn volk geschenen ('t tiende schip uitgeseijdt, een pinas, dags te voren van schipper Cornelis Cien van Vlissinge, bij haer genomen). Den vijant sijn best om te vlugten gedaen, Witte in 't najagen 's agtermiddags twee vloten van ontrent 20 schepen, komende van Havre de Grace, opgedaen, d'een gemunt na Amsterdam, d'andre na Rotterdam, hebbende 2 schepen tot convooij. DeselveGa naar margenoot+ in protectie genomen, des viants vloot in ScheurtieGa naar voetnoot2) gejaegt en d'onse geconvoijeert. 't Dessein also van den vijant gebroken. Na dit gedane convoij weder om de West begeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
5 Februari. 't Vierde schip, van Witte binnen Wigt gesonden, bij haer weder geconjungeert. 's Nagts haer in de Hoofden bevonden, de wint Z.O. met rou weer, stieten over 't VrouwensantGa naar voetnoot1), dog sonder leccagie weer afgeraeckt. In de nanagt met vliegende storm op de CingelsGa naar voetnoot2) ten anker gecomen, de wint als voren, het lagerGa naar voetnoot3) so na, dat de landzee op de windveringGa naar voetnoot4) vant schip van Witte brack, na verlies van een ancker met twee touwen. 6 Dito. Met den dag, de wint W.N.W., den Admirael Tromp met sijn Esquadre gesien, bestaende in 10 seilen, daer van verscheijde door hard weer van haer anckers gespiltGa naar voetnoot5). Den 8 Dito. 't Weer gesampt, haer anckers en touwen gevist, stelden cours na Douvren. Na gestelde ordre bij d'Heer Admirael, den Vice Admirael met sijn schip na 't Goereese Gad gesonden, overleveringe van brieven en rapport van de voorsegde gemiste Spaense vloot gedaen, den Admirael na dese tijt sonder iet notabels verrigt ook ingecomen. In de voorsomer den Admirael met een aensienlijke vloot tot besettinge van de cust van Vlaenderen t'zeijl gegaen. Den Vice Admirael door manquement van verscheijde schepen en jagten onder de vlagge horende, door ordre van Haer Hoog Mogende tot uijtrustinge van deselve aen lant gebleven. Ga naar margenoot+ 14 Augustij. Met de 2 laeste jagten [van] Amsterdam en Rotterdam reijs na de kust van Vlaenderen gevordert. Int uijtseijlen van de Maze haer grote mast aen stucken geseijlt. 18 Dito. Op 't Vlack voor Vlissinge ten anker gecomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
24 Dito. De jagten vermast, reis na de gemelte cust vervordert. 25 Dito. Voor MaerdijkGa naar voetnoot1) bij den Admirael gecomen. Vonden int ScheurtienGa naar voetnoot2) leggen 18 [viants] schepen. Der Staten magt tot besettinge van Grevelinge, Maerdijk, Duijnkerke, Nieupoort, Oostende, bestond nu in 31 soo schepen als jagten. Aldaer verstaen dat den vijant den 21 Augustij met 7 so schepen als jagten, uijt Duijnkerke na de Noort was geseijlt, daer op den Vice Admirael Berchem van Amsterdam met 6 schepen gevolgt en onverrigt terug gecomen. 6 September. Uijt Douveren verstaen de voorszegde fregatten westwaert uijt te wesen, ook verscheijde coopvaerdijschepen genomen. 7 Dito. Den viant om t'zeijl te gaen in 't Scheurtje gereet gemaeckt. 14 Dito. Een oorlogschip met 6 branders voorbij den Vice Admirael Witte gepasseert na de SwartenesGa naar voetnoot3), om aldaer toe te maken. De voorsegde branders bij den Admirael bedectelijck, soo hij meende, uijt ons lant buijten kennis van de verdere officieren ontboden. Daer over Capiteijn Foran als Commandeur gestelt, om 's vijants schepen in 't Scheurtie te verbranden. Ga naar margenoot+ 20 Dito. De voorsegde 7 fregattenGa naar voetnoot4) met eenige prinsenGa naar voetnoot5) weder binnen Oostende gecomen. De gemelte branders gereet, ordre om die te convoijeren bij den Admirael gestelt. Van den voorschreven 20 dito tot den 11 October gestadig W.N.W. en Noordelijke wint, geen occasie de branders int werk te stellen. 't Vers water in de vloot op 3 à 4 dagen na geconsumeert. Over sulx de cust te verlaten genootsaeckt. De vijant ondertusschen gereet met een capitale magt van 18 zeijlen na het diep water, onder de grote visserij gemunt. Bij | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
d'onse onder FaustonGa naar voetnoot1) of IdaGa naar voetnoot2) water gehaelt. De voorsegde branders vrugteloos te rug gekeert en in mist verdwenen, daer van de eer en blaem bij één persoon geblevenGa naar voetnoot3). 16 Dito. Den Admirael met 7 van de capitaelste en beseijlste [schepen], nevens een fregat, na 't vaderlant geseijlt. Den Vice Admirael tot besettinge van de voorseijde cust met 12, so schepen als jagten, buijten de bancken voor Duijnkercken gekruijst. Op de voorsegde 18, int Scheurtje om uijt te lopen gereet, gewagt. Te voren bij den Admirael met 24 schepen en jagten daer toe gebruijktGa naar voetnoot4). 17 Dito. Witte cours na sijn rendevous gestelt. 20 Dito. Ider op sijn post gevonden. 22 Dito. Op Zuijder son den Vice Admirael voor Grevelinge, de wint O.N.O. De voorsegde 18 capitale schepen uijt het Scheur zee kiesen gesien. Alle devoiren om haer te beseijlen aengewent. 's Nagts de Vice Admirael Witte, met een slagboug van wint, nevens nogGa naar margenoot+ twee, bij de viant gecomen (verscheijde van d'onse op de Vlaemse Bancken aen de gront geraeckt, dog weder met 't hoog water afgecomen). Eenige kogels met den anderen gewisselt. Ondertusschen den viant sijn best om hem t'ontseijlen. 23 Dito. 's Mergens nevens eenige van sijn schepen tegen den viant schutgevaerte gehouden, dog aborderen ondoenlijk. Op den dag den vijant pas een canonschoot van haer geraekt. Bij de vijant cours weder na Duijnkerken met stil weer gesteld. 24 Dito. 's Nagts den viant tot onder Calis Clif ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
volgt. Haer den weg gecoupeertGa naar voetnoot1). Den viant, als voor Witte niet overconnende, om de Noort gesmeten en bij den Vice Admirael Witte met alle kragt vervolgt. 25 Dito. Met rouw kakigGa naar voetnoot2) weer, de wint westelijk, den vijant gestadig vervolgt. Tegens den avont bij Witte een van des vijants agterste schepen aen boort geseijlt,Ga naar margenoot+ alvorens schutgevaer gehouden; 3 dode, 13 gequeste gekregen. De zee door 't rou en kakig weer heel hooge. Over sulx tegens dank daer af geraekt, vrij reddeloos van zeijl en lopent want geschoten, sijnde nu ontrent één uur na son. Bij den vijant ondertussen alle sijn kragten om hem t'ontseijlen ingespant, hij door 't schadeloos schieten wat belet, onaengesien alle devoiren omGa naar margenoot+ den vijant te vervolgen aengewent. Des nagts door den donker uijt gesigt geraeckt; egter nog wel 2 à 3 uijren als blindeling deselve vervolgt. Verscheijde schepen van den verleden agtermiddag agter hem een groot stuk geraekt, de viant niet meer int gesigt gekregen. Om reden voorsegd te raden geworden om na de groote visserij te wenden, deselve voor den viant te protegeren; 5 à 600 haringschepen daer gevonden. 26 Dito. Op Zuijderson onder de visserij gecomen, den vijant ontrent een mijl in de wint, 's avonts weer gewaer. Alle schuldige pligt om haer te beseijlen weder aengewent, stelden hun [cours] om de Zuijd durende den gehelen nagt. 27 Dito. Heel rou weer, int volgen van de viant gecontinueert. Den top van sijn mast in 't jagen geborsten. d'Onse mits 't harde weer, door jagen verstroijt, den viant ondertusschen haer andermael ontseijlt, waerover na de visserij te wenden goet gevonden, deselve met alle magt haer daer weder latende vinden te resisteren alwaer tot den 19 November veel storm en vaerweer afgereden. Alle sijn bijhebbenden bij hem gemist, door reddeloosheijt hun | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ uijt der zee begeven. Hij maer alleen daer gevonden. Cours om de West gestelt. Verstaen 7 à 8 vijants schepen, daer hij al voren tegen doende hadde geweest, door quaed weder so gebleven als verseilt. 30 Dito. Alleen in 't Canael, een vloot BordeauxvadersGa naar voetnoot1) van 56 seijlen gerencontreert, die op ons land geconvoijeert. Ga naar margenoot+ 4 December. Int Goedereese Gad met sijn schip t'ende victalie en vrij schadeloosGa naar voetnoot2) aengecomen, na den Haeg om rapport te doen vervougt. Aldaer verstaen den Admirael qualijck geinformeert te sijn van de bovenstaende rencontre tegens den vijant, in allen schijn of hij sig daerin niet na behoren hadde gequeten. Sulx egter te bewijsen bij den Admirael getragt met attestatie van 2 personen: Capteijn Forens en den Luijtenant van den Vice Admirael Berchem, beijde alvorens van hem uijt der zee gelopen, daer over selfs klagtig aen de regeringe gevallen. Commissarissen onpartijdige versogt de voorsegde voorgevalle rencontreGa naar voetnoot3) met den vijant te examineren. Geen pardon van Sijn Hoogheijt begeerde, maer regt en schuldig bevonden werdende, exempel te statueren. Den AdmiraelGa naar margenoot+ met 11 Capiteijnen daer over in Den Haeg Crijghsraet te houden geauthoriseert. De twee voorsegde troulose personen bij Witte gereprocheert eerst: dat sij troulooslijck uijt der zee van hem waren weg gelopen, ten tweeden: dat sij meijneedig, als hebbende haren eedt aent land groffelijk te buijten gegaen. Derhalven die beschuldigers geen geloof in de chrijgsraet gemeriteert. De twee rapporteurs haer selven in 't net gepraet; ook selfs geen meer afbreuk aen den vijant gedaen. Verscheijde tsamenspraeckGa naar margenoot+ met den Admirael hier over gehad: ‘een eerlijk man, noijt poltron, geen iseren berg gevreest, Sijn naem dubbel With te sijn, niemant daer in geen vlek sal krijgen.’ De Chrijgsraet den Admirael te flateren gesogt. Attestatie van de Capiteijn Commandeur Banckert, Frans | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Jansz, Ringelsz, Pottebreker, Gloyenden Hoven, alle in de voorszegde rencontre geweest, den chrijchsraet geëxhibeert: ‘Verklaren voor waeragtig dat den Heer Vice-AdmiraelGa naar margenoot+ de With in de rencontre van den 22 tot den 27 October, sig heeft gedragen als een trou vaillant soldaet altijt schuldig is te doen, 't welk wij bereijt sijn ider des noots met ons bloet te onderteijkenen.’ Dit den Chrijgsraet geen kleijne bedenckinge gegeven, ook 't bedrog door schone woorden van de 2 voorsegde personen gemaeckt. Den Admirael hierdoor een pas terug gegaen en een ander strategema gebruijkt:
Ga naar margenoot+ 12 Meert 1639 met 't schip van den Vice Admirael voor weijnig tijt in zee gegaen, sijn officieren en bootsvolk met beleefde woorden, beloften van avancement, so sij iets tot nadeel van den Vice Admirael wilden verclaren, aengegaen. Daerna met hardt schoppen en slaen, ook met vast sluijten niets connende uijtvorssen, met den lijve weder na den Haeg gekeert, sijnde maer ontrent 14 dagen in zee, met de kous op 't hooft t'huijs gecomen.
De Vice Admirael sijn proces te traineren gemerkt, in de vergaderinge van de Heeren de Staten van Hollant binnen gestaen, expeditie van justitie versogt, niet langerGa naar margenoot+ so te cunnen leven, anders genootsaeckt sijn selven te regten. Den Admirael sonder vertrek uijt den Haeg, een eijnde te maken gecommandeert. Daer over hij Admirael seer versteld. Geen matery tot straffen gevonden, niet tegenstaende de strop bij hem in sijn sack gedragen. Een ander finesse om aen de eer te blijven gebruijkt. Den Vice Admirael geraden aen Sijn Hoogheijt pardon te versoeken in een goet humeur te sijn, 't proces apparent nog lang te sullen duyren; waer over den Vice Admirael geen pardon maer regt begeerde. Den Admirael den Chrijgsraet aengesproken,Ga naar margenoot+ nu 5 maenden te sijn tegens den Vice Admirael geprocedeert, ook voor ons vertrek tselve te moeten afdoen; geinjungeert iets t'sijnen laste te moeten leggen om niet te werden bespot, anders voor alle man schandaleus. Op | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dese aensprake ider Capteijn sijn advijs op papier te stellen belast, 't selve den Admirael overgegeven. DaerGa naar margenoot+ bij verklaert: Witte vrij en innocent te wesen, sig in de gemelte rencontre gedragen als een trou dienaer en zeehelt. Bij den Admirael anders gedagt. Bij de gemeente over den Admirael gefulmineert so lange in den Haeg daer over geweest, sonder verrigtinge. 't Proces hiermede geëijndigt, de twee voorsegde aenklagers over haer meijneedigheijtGa naar margenoot+ ider voor een jaer gesuspendeert en in een boete van 400 gulden gecondemneert. Hier over bij den voorszegden Capteijn Forens al schreijende uytgeberst: ‘sulx van den Admirael niet verwagt, hem geen condemnatie maer avancement was belooft, dat buijten mijn rekeninge en U belofte te sijn’. De voorsegde twee personen naderhant bij den Admirael gepardonneert, ook de amende gerestitueert. Den gemeltenGa naar margenoot+ Forens onder den Vice Admirael naderhand na Brasijl gesonden, na een geruijmen tijt aldaer swaerlijck besogt, door Commissarissen sijn onregte beschuldigingen aen Witte Anno 1638 gedaen genotificeert, om reden alleen van des Admiraels avanament t'sijnwaerts. In sijn uijtterste den Vice Admirael hem sulx te willen vergeven versogt, twelck, als een regt Christen, bij Witte gedaen. De blijde vergevinge bij Witte's Vice Admirael Mattijs Gillisz en Capteijn Toelast aen Forens gerapporteert - na welkers erlangen seer gehijgt. Terstont sulx gehoort in den Heere ontslapen. Dient wel genoteert.
April in denselfden jare de Staten kunschap gekregen in de somer aenstaende, weer een vloot van Spanjen met soldaten en contanten uijt de CaroniëGa naar voetnoot1) in Vlaenderen verwagt. Daer over een groot getal van oorlogschepen in zee te senden goet gevonden. Admirael, Vice AdmiraelGa naar margenoot+ Witte etc. cours gestelt om de west, een geruijmen tijt al kruijsende tussen GoudstaertGa naar voetnoot2) en Wigt verscheijde jagten om den viant te verschalken uijtgesonden. Int | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
kruijsen verscheijde obstaculen met de Engelsz om het strijken van de vlagGa naar voetnoot1). Den viant van tselve kundschap becomen, bij haer drie Engelsz coopvaerdijschepen, de minste van 30 stucken, om 1100 Spanjaerts in Vlaenderen te transporteren bevragtGa naar voetnoot2). Twee so geladen, int Canael bij Witte met sijn onderhebbende schip alleen verovert, den derden bij de vloot. D'Officieren daervan nevens 2 geestelijke personen van aensien aent Collegie ter Admiraliteijt tot Rotterdam gesonden, de slegste soldaten ontrent Caep de la Hage in Vranckrijck aen lant gesetGa naar voetnoot3). De jagten hiervoren om kundschap afgesonden, op de kusten ontrent Portugael verscheijde prinsen verovert, daervan aen baren gelde 6800 Gld. afgecomen, daer af noit volgens den articulbrief voor officieren, matrosen en soldaten aende gemelte vloot uijtdeijlinge gedaen, dat onder d'Admiraliteijt van Zeelant nog berust. Den fiscael Beverwijk, ontrent dese tijt, tevoren in de onregtmatige procedure tegen Witte gebruijkt, in de hersenen geslagen, hier over een knaging in sijne gemoet gekregen. Op een agtermiddag drijvend, uijt des Admiraels schip overboort gesprongenGa naar voetnoot4), ter nauwernood gevist. Ga naar margenoot+ Een tijt lang int Canael op de gemelte vloot gekruijst, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
daervan geen kundschap becomen. Gesamentlijck met de vloot na Duijnkercken geseijlt. Voor dit jaer de opgemelte Spaense vloot niet haer comste te sullen staken geoordeelt. Hier weijnig tijts gelegen. Nader verstaen den Admirael met 13 schepen int Canael te sullen kruijssen; de Vice Admirael Witte met 12 voor de uijt en incomende Duijnkercken te besetten; Banckert met 6 een tour om de Noort na de grote visserij te doen. 13 September. Den Commandeur Banckert met sijn 6 schepen bij Witte voor Duijnkercken gecomen. Den voornoemden Commandeur nog seven van Witte's schepen toegevoegt. 't Commandement hem voor Duijnkercke van Witte opgedragen. 14 Dito. Na gestelde ordre den Vice Admirael Witte met vijff van sijn resterende schepen van Duijnkerken westewaert, op hope van den Admirael op te lopen uijtgeseijlt. 16 Dito. 's Nagts, ontrent de Cingels Capiteijn De GrootGa naar voetnoot1) van Vrieslant, voerende een fregat, van den Admirael afgesonden, bejegent. Den Admirael de Spaense vloot int gesicht gekregen, bij hem aen Witte gerapporteert, de schepen op de kust van Vlaenderen alsmede den Vice Admirael van haer wagt op te [doen] breken, met Sijn Edele de spaence vloot te helpen attacqueren hem belast. De opgemelte Capiteijn aen Witte nog gesegt int rencontreeren van de voornoemde vloot bij den Admirael Chrijgsraet gehoudenGa naar margenoot+ en deze woorden gevoert: ‘Mannen ik heb UE. aenboort ontboden, dat gijlieden met den andren sult hebben te resolveren, wat wij nu hier, met de Spaense vloot int gesicht van ons, sullen hebben te doen ofte te laten, ik houde mij daer buijten; resolveert so gij 't selve daer 't behoort sult hebben te verantwoorden’Ga naar voetnoot2); stond van sijn stoel op, ging in sijn cajuijt wandelen, sonder daer in als | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
president te advijseren, daer bij vougende: ‘so wij den viant 't hooft bieden, om hals te sijn, en voorlopende, thuijs als schelmen gehouden sullen werden’. Siet daer den ijseren bergGa naar voetnoot1) teregt bij den Admirael gevreest; t'onregt sulx hiervoren de Vice-Admirael bij hem aengewreven. Na gedane rapport den gemelten Capiteijn De Groot opt spoedigste na Duijnkerken geseijlt; ondertusschen tegenwint om bij den Admirael te comen. Bij Witte, sterck slechts 5 zeijlen alle devoiren aengewent. Ga naar margenoot+ 16 Dito. 's Mergens den Admirael sterk 12 schepen beseijlt. Met de voorszegde 12 den Admirael voor de vijant heen gelopen, buijten haer canon gebleven. Den Spaensen Admirael Don Antony d'Ocquendo met sijn armade om Sijn Edele te beseijlen seer gearbeijt. Witte den Admirael aen boort gevaren, aen den Vice Admirael klaegsgewijse geseijt: ‘Seer ongeluckig in de inegaliteijt om den vijant aen te treffen te sijn’, daerop bij Witte geantwoort: ‘'t selve nu moesten opnemen so haer 't voorquam, haer als trouwe dienaers van 't vaderlant te tonen, bij malkanderen te leven en te sterven, niet langer voor de wint te lopen, den vijant 't hooft te bieden’, den Admirael hierop gerepliceert: ‘de force van des vijants vloot de hare te magtig te overtreffen’, de Vice Admirael gedupliceert: ‘niet langer te willen retireren, den vijant 't hooft te bieden, van deselve liever den hals gebroken te werden als van 't Canaille thuijs comende doot geslagen’, op welk iteratief, serieus en hart aenhouden, goet gevonden bij te stekenGa naar voetnoot2), den vijant maer twee gotelinge schoots van haer in te wagten. Een glas wijn in de cajuijt met Admirael gedroncken, sijn afscheijt genomen, aen boort gevaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
TewetenGa naar voetnoot1) de resolutie boven op 't schip van den Admirael in 't gesicht van al 't volk genomen, tot nog toe niet een schoot op den vijant gedaen. Witte in goede ordre agter den Admirael sig begeven. Admirael Don Antony d'Ocquendo [en] sijn seconde den Admirael van Duijnkerke met haer magt met volle zeijlen vlack op zijn Edele en den Vice Admirael af gecomen, Sijn Edele so eens flux aen boort te leggen, te enteren van meeningeGa naar voetnoot2).Ga naar margenoot+ Binnen musquetschoot, den eersten slag gout weert. TrompGa naar voetnoot3) sijn canon op d'Ocquendo en sijn bijhebbende schepen gelost al seijlende, nevens 14 schepen van d'onse onder lij van des vijants gros voorbij en vooruijt geseijlt. Witte, Tromps seconde, met de seilen op de mast gebrast, onder den vijand gebleven sonder te verseijlenGa naar voetnoot4), met vertrouwenGa naar margenoot+ [dat] Sijn Edele met de gemelte 14 volgens d'ordre insgelijcx te [zullen] doen. 't Schip de Grote Christoffel van Enckhuijsen, daer schipper op was Frederick Hoveling, niet wetende waerdoor, bij hem gesprongen, daervan maer één man gebergt. In dit alleen leggen gestadig op den vijant gechergeert. Ontrent twee glasenGa naar voetnoot5) onder 't gros van den vijant als in rook en vier gelegenGa naar voetnoot6). Sijn schip van agter tot de besaenmast weg gebrand, des [Admiraels]Ga naar voetnoot7) tambour [bij Witte geleend, met den trom om de hals]Ga naar voetnoot7) daer door overboort geraeckt, in de lugt gesprongen, bij de Spaense gevist, aen d'Engelsz gegeven, denselven bij d'Engelsz voor een paer rijksdaelders Witte gerestitueert, na de furia den Admirael sijn tambour behandigt, denselven naderhant nog schoolmeester in den BrielGa naar voetnoot8). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[De] Admirael d'Orquendo, [de] Vice Admirael van Duijnkercken, verscheijde schoten van Witte gekregen, met haer magt van hem afgewent, [Witte] met sijn schipGa naar margenoot+ seer gedivaliseert alleen gelegen. Den rook en damp van 't donderend metael uijt de oogen wat verdwenen, Sijn Edele nevens de 14 schepen een groot stuck van Witte gesien, buijten canonschoot van den vijant geseijlt. Den Admirael agter uijt gelegen, den brand van Witte gesien, hem wegh en quijt te sijn in compagni gesegt, hij met sijn lijwintveringschut op den viant gechergeert, den vijant nogtans vóór 't verseijlen in de wint van hem; zulx een zeeman te kunnen oordeelen hoe 't schip gewend gelegen. Witte begruijst, besmeurt, al hinckende, ontoonbaer aen Sijn Edele aen boort gecomen. Den Admirael hem gevraegt na sijn welstant, [seggende] den helen dag gevogten en niemant gequestGa naar voetnoot1), daer op geantwoort: ‘of hij sijn dienst genoegen genomen, nu wel den iseren bergGa naar voetnoot2) gevreest (daeraf hiervoren); waerom hem tot proye alleen onder den vijant laten leggen?’ Ter occasie van dit couragieus gevegt, onder sijn effigie dit nevenstaende gestelt: ‘Hier swijmt den buijtentreck van Witte na het leven,
Maer wat sijn borst in sig voor 't vaderlant besloot,
Hij ons op Carels strant getuijgenis heeft gegeven,
Doen Spangien voor de magt van Hollands zege vloot’.
Ontrent dese tijt Chrijgsraet gehouden wat vorders te doen. Geproponeert de magt van den vijant d'onse te seer t'overtreffen, eijndelijck bij Witte hierop eerst geantwoort: ‘'t begonne werk niet te stutten, den vijant te volgen, den lesten man daarbij op te setten’. Den vijant en d'onse hier door vrij schadeloos gemaekt. Des nagts, 17 Dito, heel mistigh. Den viant gemist, denselven 's nagts ontrent de ZingelsGa naar voetnoot3) weder bijgecomen, op mal- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
canderen gechergeert met continuerende wint Z.Z.O. DenGa naar margenoot+ viant sijn best al chergerende Duijns te beseijlenGa naar voetnoot1). 18 Dito. 's Mergens den Commandeur Banckert inGa naar margenoot+ 't gevegt met 14 schepen bij d'onse gecomen. Witte aen Sijn Edeles boort gevaren, hem voorgehouden: ‘te voren met 17 schepen gevogten, nu met den Commandeur voornoemt 30 sterk te sijn, den vijant vrij gematteert te wesen, van hem ordre versogt met 17 à 18 den staert van den vijant aen te vallen, d'occasie wat goets voor 't vaderlant te verrigten nu geboren te sijn, hem te willen secunderen, te quaet krijgende’. Den Admirael geantwoort: ‘'t selve ongeraden, verscheijde schepen in de wint van haer, buijten schoot van den viant te sijn, [Witte]Ga naar voetnoot2) die aenboort te varen, af te [doen]Ga naar voetnoot2) komen, den viant te nadre’. Bij Witte sulx geexcuseert, nu ander werk met den vijant te hebben als Capiteijns tot vegten te vermanen, de gepecceerde de naeste vergaderingeGa naar voetnoot3) te kunnen ophangen. Witte doen de naeste aen de vijant, Sijn Edele in de wint van hem. Ondertusschen gestadig met den vijant schutsgemeen. Op Suijderson haer voor Duijns gevonden, d'amonitie uijt de vloot doen genoegsaem verschoten. De viant 't hooft voor in Duijns gewent. Met onse vloot naer Calis overgesteken, des nagts aldaer van de Gouverneur na contentement van alles versien. Ga naar margenoot+ 19 Dito. Met de vloot weder na Duijns geseijlt. Witte met sijn gedivaliseert schip na 't Goedereese Gat gesonden. Aldaer 21 Dito gearriveert. Rapport gedaen, amonitie, seijllagie, medicamenten becomen. Weder na 7 dagen met 4 oorlogschepen in Duijns geseijlt. 22 à 23 vijants schepen bij nagt uijt Duijns na Vlaenderen geseijlt. Op sijn aencomste verstaen deselve niet vervolgt. Sijn plaets door ordre opt schip van Vice Admirael Berchem ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ nomen, hij alvorens van den Admirael en desselfs Chrijgsraet gedeporteert. 1 October tot den 20 Dito. Met ontrent 100 schepen van oorlog, verscheijde branders en amonitieschepen versterkt. Deselve in csquadres als volgt verdeelt: 30 met 4 branders tegens d'Engelsz.Ga naar voetnoot1), den Vice Admirael Jan Evertsz van Zeelant dat te beurt gevallen. 't Selve met botte Zeeuse woorden gerefuseertGa naar voetnoot2), niet te willen doen, ja liever in Engelant aen lant geset, den Chrijgsraet daerover ten hoogsten verstelt. Witte te rade geworden 't uijr om sijn vaderlant dienst te doen geboren, sulx gepresenteert en door den Admirael dankelijk geaccepteert. Ordre op 't attaqueren van de Engelsz gegevenGa naar voetnoot3); den Admirael Tromp met 18 op den Admirael d'Ocquendo gepast, te aborderen, te vermeesteren; den Vice Admirael Jan Evertsz met 13 op den Admirael van Portugael; commandeuren Cats, Denys en HouttebeenGa naar voetnoot4) ider met hun esquadre op de verdre vijants schepen. Ga naar margenoot+ Den Admirael ontrent dese tijt sig in een van haer roijjachten begeven, Witte om hem te accompagneren versogt, de Spaense vloot besigtigt, bij Witte sulx afgeraden, met sijn opinie voortgevaren, een musquetcogel uijt den vijantschepen ontrent een halve voet boven des Admiraels hooft gepasseert; bijna sijn leven so slegt gelatenGa naar voetnoot5). 21 Dito. Weer en wint gedient, de vloot ondertzeijl gegaen den viant te attequeren. Hij ook gereetschap gemaekt. Witte tussen de gemelte esquadres en d'Engelsz in; daerdoor d'Engelsz met des vijants schepen gesepareert. D'Engelsz, 30 sterk ook ondertzeijl, een bravade gedaen; weijnig of geen offensie aen d'onse gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Witte de Spaense te mogen helpen aentasten versogt, hem afgeslagen. Ondertusschen d'Engelsz tegens d'onseGa naar margenoot+ niets doende. Witte twee van sijn branders Luijtenant Quack, Luijtenant Verhaeff (naderhant Schout bij Nagt) den Admirael van Portugael aen boort te seijlen [en] te verbranden geordonneert, daerop den Vice Admirael van Zeelant als voren geappoincteert. Tselve effect gesorteertGa naar voetnoot1), den brand daerin gesteken, den gemelten Admirael tot 't water toe afgebrant, maer 50 van 900 gesalveert. Witte over 't niet aborderen van d'Ocquendo ten hoogsten verwondert. Volgens sijn ordre ook over Jan Evertsz den Admirael van Portugael. Met 's Lants vloot 70 schepen van oorlog (behalven Witte met 30 op d'Eugelsz geordonneert) tegen des vijants vloot, niet meer doen als 42 à 43, gevogten; de resterende 23 bij nagt uijt Duijns naer Duijnkerken geseijlt, als gesegtGa naar voetnoot2). 12 à 13 bij d'onse so genomen als verbrant, niet meer, niettegenstaendeGa naar margenoot+ te voren met 17 tegen haer 67 gevogten, schadeloos gemaeckt. Na dit gevegt Capteijn Colster een esquadre van 24Ga naar margenoot+ onbeschadigde schepen gegeven [om] de zee te kruijssen, de vordre schepen met de prinsen na 't vaderlant, hier mede eijndigt jaer 1639. Ga naar margenoot+ Na veertien dagen thuijs wesen, den Admirael voor sijn siekbedde in den Briel gecomen. Nu hun wensch in 't verdeelen van de buijtgelden te hebben, sijn hant daer te sijn als een man met eeren belooft voor Wittes buijtgelt so veel als voor sijn eijgen sorg te dragen, reden: ‘want gij hebt mij in alle noot bijgestaen’. Die belofte wel ter goeder trouwe bij Witte aengenomen, maer nu 't uijr om hun beiden voor de werelt aengenaem te maken geboren, 't buijtgelt haer scheepsvolk liever te laten uijtdeelen, daer niets van te genieten, over 100 jaer goets genoeg te hebben (de eer te weten), Witte sig voor 96 Capiteijnen sterk te maken van gelijken gevoele te | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sijn, sulx tot een eeuwige glorie te strecken. DenGa naar margenoot+ Admirael geantwoort: ‘neen cameraetje, het soude te veel buijten mijn schreef gaen, wij mogen ons volk als wij se van doen hebben koijensGa naar voetnoot1) met horens beloven, maer als 't werk gedaen is, dan moet men de belofte laten sacken, soude anders mij selven te kort doenGa naar voetnoot2)’.
Ga naar margenoot+ Januarij 1640. Na dese toesegginge van buijtgelt, met eenige schepen Witte uijt kruijssen gesonden tot den 31 Maert, in welke [tijt] verscheijde 's vijants schepen op de jagt, dog niet beseijlt. t'Ende victalie in Zeelant eijndelijk terug gecomen den 2 AprilGa naar voetnoot3). Naer rapport verstaen, de verdeelinge van de buijtgelden over de Spaense slag aen d'officieren, matrosen, soldaten geschiet. Bij den Admirael in Wittens absentie daertoe seer gearbeijt, daer uijt bij Commissarissen een goede proije becomen. Sijn Edele 25000 Gld. toegeleijt, bestaende in gebergt canon van een Spaens schip, bij BolonienGa naar voetnoot4) vergaen; 't oog van de werelt vrij wat daerdoor geblinthoet, die quantiteijt anders seer groot te schijnen. Ga naar margenoot+ Witte, eens sonder meer, 224 Guldens, onaengesien wel 1000 Gulden int vegten van sijn eijgen goet verbrant, sulx ook noijt gerestitueert, over welke onregtmatige en seer inegale verdelinge den Vice Admirael gantsch versteld. Bij Sijn Edele sorge voor sijn geregtigheijt teGa naar margenoot+ sullen dragen immers belooft, geantwoort: ‘in 't geld delen elk syn best’, al wandelende op 't Hoff gerepliceert: ‘vals te sijn bedrogen, voor dat ik u in 't willen weglopen heb gestut, is dit de recompens?’ De voorsegde 224 Guldens sijn scheepsvolk liberal uijtgedeelt, haer den getrouwen dienst 't lant en hem in de Spaense vloot gedaen, bedankt. 5 Julij. Witte nevens sijn Edele met 31 schepen voor | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Schevelinge, den vijant met 13 uijt Vlaenderen na HitlantGa naar voetnoot1) verstaen de Oostindische retourschepen [daer]Ga naar voetnoot2) waer te nemen. Aldaer de kruijssers om haer te ontfangen uijtgesonden, vermeestert. Den Admirael self met 24 daer na toe, die te bezeijlen. Geordonneert Witte met 5 schepen, 2 jagten na 't Canael, den vijant achterom terug comende, te attacqueren te vermeesteren. Witte hierop geantwoort: ‘de verdeelinge op een en 't selve exploict seer ongelijk te sijn’; den Admiraal geinssisteert so te verstaen, daermede moetende wesen tevreden. 8 Dito. Met de 5 en 2 respective hem ontrent GoudstaertGa naar voetnoot3) bevonden, daer ter goeder uijr 4 schepen van oorlog bejegent, deselve alvorens een geruijmen tijt daer gekruijst. Den vijant een uijr daerna met haer voorschrevenGa naar margenoot+ 13 int gesigt gekregen. Des avonts Wittes voorstenge afgeschoten, vrij schadeloos geraeckt, den viant egter bij hem al vlugtende gevolgt. Ga naar margenoot+ 9 Dito. 's Mergens na gedaene seijn aen sijn andre bijhebbende schepen, stuxwijze gerepareert, [hij] als de voorste van sijn schepen in des vijants vloot geseijlt. Haren Vice Admirael Mathijs Rombouts, 't schip den Thetis genoemt, kloecker in alles en meerder gemant als hij, couragieuselijk aen boort gesmeten; haren Admirael Michiel van Doorn aen d'ander sijde geen steenworp van hem.Ga naar margenoot+ Na een half uijr gevegt, den gemelten Vice Admirael vegtenderhant bij hem verovert, den brand in de kruijtkamer van den voornoemden Matthijs Romboutsz gecomen, ter goeder uijre van d'onse geslist. Den Thetis voornoemt met 50 stucken, 180 man, geen 30 gesont daer af gecomen, de rest so doot als gequest; daer in verscheijde van onse gevangene gevonden. In 't veroveren van de voorszeijde kruijssers bij haer genomen, negen aen een ketting met een schoot dootgeschoten. Capiteijn Den Uijl mede een schip aen boort geseijlt, sonder slag of stoot tselve verovert. Des vijants Admirael sijn verdre schepen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
op een vlugten gestelt. Witte's schip, met eenige sijner, seer schadeloos, den vijant niet connen volgen, dien dag te repareren bij hem ordre gestelt; naderhant cours om de Oost, de gemelte prinsenGa naar voetnoot1) in salvo te brengen. Hiervan door Capteijn van Es aen Sijn Edele notificatie gedaen, den viant na de CaroenjeGa naar voetnoot2) gevlugt te sijn, SijnGa naar margenoot+ Edele onnodig kruijssen op de vijant wel te connen staken. In 't passeren van de Hoofden met de voorszeijde prinsenGa naar voetnoot1) nevens de Capiteijnen Den Uijl en Sluijs, vrij schadeloos, cours na 't Goedereese Gad gestelt, de resterende schepen buijten de Bancken op de kust van Vlaenderen bij Witte te kruijssen belast. Daer over Capteijn Ham van Hoorn gecommandeert. 19 Dito. Met de voorschreven prinsenGa naar voetnoot1) int Goedereese Gad gecomen. Den Almagtige voor de behoude reijse en sijn victorie gelooft. Hier over onder sijn portraict in druck uijtgegeven dit onderstaende gestelt: ‘With teeken was van eer en waer' opregtigheijt,
‘Ons Witte staet naer beid' met moed en kloek beleijd.
‘Hij hoet het vaderlant, drijft viant uijt besit,
‘Daerom der helden Wit, teregt hiet dubbelt With.
‘Het wit van Witte streckt tot eer van desen Staet,
‘Het Suijt daervan getuijgt en daer de son opgaet.
‘Int West vont hij 't geheijm van Spaengiens silvervloot,
‘Hij was een scherm en schut der visschers cleijn en groot.
‘De Spaense vloot gevoelde, hoe wacker dat dees borst,
‘Tegen twee Admiraels sijn kloekheijt tonen dorst.
‘Hij had in Duyns de zorg, maer in de ruijme zee,
‘Twee schepen hij verwan en bragtse in GoereeGa naar voetnoot3).
De gemelte Commandeur Ham op sijn district zeven coopvaerdijschepen [en] een visser, alvorens bij den vijant genomen, ontset, daeronder 5 à 6 Noortvaerders. Op d'ordre van Witte deselve in Zeelant opgesonden, de Staten een | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ kleine premie daer voor genietende, de regte eijgenaers die ter handt gestelt. 3 September. Witte gerepareert, gevictualieert, te kruijssen tzeijl gegaen. 14 Dito. Sijn Edele met sijn bijhebbende schepen voorts in 't Canael tot t'eijnde victualie tot den 2 November gekruijst. Den Ambassadeur van Vrankrijk LatoulleryGa naar voetnoot1) bij Witte doen tot Calis ingenomen int Goereese Gad gebragt. Ga naar margenoot+ 1 Januari 1641. De Heeren Brederode, Sommelsdijk en Heenvliet, huywelijckversoeckers van wegen den Prins van OranjeGa naar voetnoot2), ter Heij nevens haer suite en bagagie bij Witte ontfangen. Cours met de Capiteijnen Van Es en Vijg na Engelant gestelt. Den viant 's mergens met haer vijven bejegend, wesende den 2 Dito. De minste met 28 stucken, met volk derselve expres van Duijnkerken uijtgesonden om Witte te beseijlen, te vermeesteren. Witte van meninge een [die] genoegsaem in sijn hand, aen boort te klampen, sulx hem van d'Ambassadeurs beletGa naar voetnoot3). Met deselven een geruijmen tijt schutgevaer gehouden, den vijand t'ontseijlen haer verlaten, Witte de naeste aen de vijant, vrij schadeloos geschoten, weder gerepareert. 3 Dito. De voorszegde Heeren aen Douvres gelant. Ga naar margenoot+ 21 Dito. Met haer drieen int Goederese Gad met ordre gecomen. 10 Februarij. Bij Witte, sterk 4 schepen, den Hertog van LongevilleGa naar voetnoot4) ingenomen, tot Calis gebragt. Al kruijssende int Canael haer begeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
16 Maert. Verscheijde jagt op 's vijants fregatten gemaeckt. Niet connen beseijlen. De Hollantse vloot, komende van Bordeaux en Nantes bejegent, onder sijn bescherminge genomen. Ga naar margenoot+ 19 Dito. Negentien Duijnkerkers, in meeninge de voorszegde vloot te attaqueren, ontmoet. Drie daeraf genomen, de rest verjaegt. De gemelte vloot onbeschadigt van hem in salvo gebragt. 26 Dito. Haer weer voor Duijns gevonden, aldaer den eersten Ambassadeur van Portugael Don Tristan de Mendoza bij Witte ingenomen, last hebbende met de Staten in aliantie te treden. 1 April. Hem int Goedereese Gad gebragt. 13 Dito. Den Admirael [en] Vice Admirael nevens 16 schepen int Goedereese Gad, Sijn Hoogheijt Prins Willem t'ontfangen, hem na Engelant te geleijden gereet. 14 Dito. Sijn Hoogheijt, verscheijde Heeren Staten, aensienlijke personen tot Hellevoetsluijs gecomen, deselve geembarqueert. Sijn Hoogheijt in den Admirael sig begeven, int uijtseijlen sijn grote mast overboort geseijlt. Sijn Hoogheijt met verscheijde aensienlijcke personen in Witte overgetreden. Den Admirael bij sijn masteloosGa naar margenoot+ schip gebleven. Met 17 schepen van oorlog, uijt 't Goereese gad door stilte in zee geworpenGa naar voetnoot1). 19 Dito. Voor GravesandeGa naar voetnoot2) gearriveertGa naar voetnoot3). 3 Meij. Na genomen afscheijt weder uijt de rivier geseijlt, haer in de Hoofden begeven, aldaer 3 viants fregatten gejaegt, niet beseijlt. 17 Dito. Weder een fregat op de jagt. De kust van Vlaenderen met 18 schepen beset. Voor Duijnkerken geen viant gevonden. Haer schepen in twee esquadrons verdeelt. Witte, om den dienst van 't lant te vorderen, voor 14 dagen te kruijssen goet gevonden. 4 Junij. Den Admirael in Duijns te wesen gearriveert verstaen, Sijn Hoogheyt in te nemen, hem weder int | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vaderlant te brengen. Witte hem bij den Admirael te vervoegen geoordeelt. Met een esquadre naer Duijnkerken te gaen hem belast. De Eer van den gemelten Hoogheijt over te brengen bij den Admirael alleenGa naar voetnoot1). 9 Dito. Verscheijde fregatten in de Hoofden gesien, niet konnen beseijlen. 11 Dito. Verscheijde straetvaerdersGa naar voetnoot2) gesien, deselve van convoij versorgt. 30 Dito. Een vloot van 30 seijlen na Sint UbesGa naar voetnoot3) gemunt bejegent, deselve een stuck weegs geconvoijeert. 11 Julij. Verscheijde fregatten Oostende uijt te lopen gereet. De havens beset. Ga naar margenoot+ 21 Dito. Met ordre sijn wagt opgebroken, bij den Admirael geseijlt. Aldaer 't commandement Witte opgedragen. Den Admirael met den lijve naer Vlissinge. 16 Dito. De victualie geconsumeert, voorsegd commandement Capiteijn Ham opgedragen. Witte met sijn schip na 't Goedereese Gad. 3 October. Na rapport en ontfangen ordre weder zee gekosen. 18 Dito. Weder op de kust van Vlaenderen, sterk met de schepen aldaer gevonden, 21 seilen. Deselve bij Witte in 5 esquadres verdeelt. 22 Dito. Witte 4 fregatten bejegent, gejaegt, ontseijlt. 7 November. Twee schepen in Pleijmuijden, daer eenige Straets-Ga naar voetnoot4), Brasils-, GeneesvadersGa naar voetnoot5) t'ontvangen, gesonden; deselve tot op 't lant te convoijeren. 20 Dito. Witte met sijn Esquadre door hard weer in Wigt. 26 Dito. Daer weer uijt geseijlt. 3 December. Een Franse vloot van 100 seilen bejegent, onder sijn bescherminge genomen, op 't lant geconvoijeert. Daer in verscheijde fregatten hem gerencontreert, een proij | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
daeruijt te halen, haer gemist, bij Witte deselve niet cunnende beseilen. De vloot onbeschadigt gearriveert. Ga naar margenoot+ Van den 20 dito tot den 11 Februarij 1642 in 't kruijssen vant Canael verscheijde stormen en vaerweer utgestaen, Witte in 't Goereese Gad t'ende victualie nevens den Admirael gearriveert. Van vivres en behoeften versien,Ga naar margenoot+ weder uijt kruijssen gesondenGa naar voetnoot1). 23 Meij. In 't Canael 61 Sint UbusvaerdersGa naar voetnoot2) bejegent, op 't lant gedaen convoijeren. 29 Dito. 't Schip Prins Heijndrick na Oost Indiën gemunt, 't Canael afgeconvoijeert. 3 Junij. 2 Fregatten gejaegt op de kust van Vlaenderen. Bij den Admirael sig weer begeven, deselve aldaer met 25 a 26 schepen beset gehouden. 26 Dito. Vier Branders uijt Duijnkerken in meeninge de schepen in de BraeckGa naar voetnoot3) te verbranden, daer af 2 gekregen. De twee brandstigters daerin gevonden opgehangen. Ontrent dese tijt Witte 't oppercommandement in de Braeck opgedragen. Den Admirael met een Esquadre de wagt voor MaerdijkGa naar voetnoot4) te houden gegaen. 27 September. Sijn [Edele] voorseijde wagt aldaer gequitteert. Met sijn Esquader westwaert uijt geseijlt. Vier fregatten daerdoor een open gesien, 's nagts in zee geloopen. 19 October. Witte met sijn zeven de cust van Vlaenderen buijten de bancken te moeten besetten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
25 Dito. Jagt op elf fregatten gemaeckt. 4 November. In VaelmuijeGa naar voetnoot1) schoon te maken geseijlt. 11 Dito. Weder daer van. 16 Dito. 6 Fregatten gejaecht, een genomen. 24 Dito. T'ende victualie int Goedereese Gad geseijlt. Ga naar margenoot+ 30 December. Gevictualieert, met 5 schepen t'zee gekosen. 29 Januarij 1643. Twee fregatten gejaecht. 9 Februarij. ad Idem. 12 Dito. Door een extraordinaeren storm in Wigt geraect. Vijf OostindevadersGa naar voetnoot2) uijt Texel geseijlt daer bejegent. François CarronGa naar voetnoot3) daer over gecommandeert. Hier verscheijde dispuijten tusschen d'Engelsz en ons ontstaen; alle Engelsz haer in dienst van de compagnie af te lichten voorgenomen. Witte hiertegens met sijn 7 in postuur gestelt met een suijr gesicht. Oost-West haer 't Canael afgeconvoijeert. 10 Maert. Witte met 14 schepen voor Maerdijk, den vijant met 18 in 't Scheur uijt te lopen gereet, beset. 15 April. t'Ende victualie, den Admirael uijt vaderlant Witte vervangen; na 't Goereese Gad geseilt. 28 Meij. Gevictualieert. Hem weder op de kust. 26 Junij. Hem 't commandement bij den Admirael weder opgedragen. 31 Julij. Een paspoort van Sijn Hoogheijt uijt Duijnkerke hem ter hand gestelt, 't lichaem van den Cardinael d'Infante nevens 2 van des viants capitaelste schepen naGa naar margenoot+ Spanjen te willen laten passeren. Witte geen regt maer een gefingeert te sijnGa naar voetnoot4), sulx most bekent gemaekt werden, den briefdrager vrugteloos terug. T'ende victualie, de Admirael op de gemelte Cust Witte vervangen, met ordre 't gemelte lichaem en de 2 schepen te laten passeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voor 't wintersaisoen al kruijssende hem weer in zee, in welken tijt bij Witte verscheijde convoijen gedaen, jagt gemaekt. Ga naar margenoot+ In 't voorjaer 1644 sig weder op de kust.
Ga naar margenoot+ In Julij als Admirael over 42 schepen van oorlog met 900 coopvaerdijschepen uijt 't Vlie naer Noortwegen geseijlt. D'Ambassadeurs De With van Dort, Schaep en Andries Bicker van Amsterdam, SjonkGa naar voetnoot1) van Hoorn, Stavenisse van Zeelant, so na Sweden als Denemarcken getransporteertGa naar voetnoot2). De Sweetse Ambassadeur onder 't Rijf van Schagen gescheijden na Gottenburg; Witte cours na de Zond, aldaer [na] 5 dagen uijt Vlie gearriveert. De Heeren Ambassadeurs alhier gelant. De coopvaerdijschepen in de Zond vertolt, [WitteGa naar voetnoot3)] na de Oostzee reis gevordert. Hier over Sijn Majesteijt van Denemarken seer t'onvreden. Om 't selve wat weg te nemen, bij de Heeren Ambassadeurs Witte vandaer na 't Rijff van Schagen te seilen gecommandeert. Aldaer tot nader ordre gewagt. Ondertusschen verscheijde koopvaerdijschepen so uijt Oosten als Noorwegen doen convoijeren. Ga naar margenoot+ 16 September. Door ordre van de Heeren Ambassadeurs sonder grote verrigtinge na 't vaderlant geseijlt. Rapport aen de Staten gedaen, hem voor sijn goede getrouwe diensten bedanckt. Ga naar margenoot+ 1 Meij bij sijn Hoogheijt Commissie als Admirael weder ter hand gestelt met 50 oorlogschepen. In Junij een groot getal van 800 coopvaerders op Oosten [en] Noorwegen geconvoijeert, wijders volgens sijn instructie hem gereligeert. Int passeren vant Jutse Rif de noortvaerders gescheijden, Witte cours na de Sont; deselve met oorlog- en coopvaerdijschepen tot voorbij Coppenhage in de Oostzee gepasseert, de oostvaerders met | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
8 schepen verders convoijeren gedaen. Witte met de resterende oorlogschepen door den DrogenGa naar voetnoot1) voor 't ReefsolGa naar voetnoot2) geseijlt. Aldaer de rendevou van alle comende schepen gestelt. Ontrent dese tijt 20 oorlogschepen int ReefsolGa naar voetnoot2) van Sijn Majesteijt van Denemarken. Ga naar margenoot+ De Sweedsche Armade, sterk 50 seijlen, agter 't eilant DrakerGa naar voetnoot3) ten ancker gecomen, met de Staetsche, Deense, Sweetse vloot op een driesprong gelegen. In dese tijt gedurende de voorsegde rendevous verscheijde convoijen uijt Oosten, Noorden, uijt 't vaderlant na de Zond laten doen. Gestadig aen Sijn Hoogheijt, Hoogmogenden en de Ambassadeurs van sijn wedervaren notificatie gedaen. Verscheijde besendinge van Sijn Majesteijt van Denemarke en de Rijksraden aen Witte gesonden, deselveGa naar margenoot+ altijt dankelijk aengenomen, beleefdlijck beantwoortGa naar voetnoot4), cijndelijck de goede tijdinge van vrede tusschen Sweeden en Denemarken hem toegecomen, daer over tot contentementGa naar margenoot+ van Denemarken 't canon door de gehele vloot gelost. Van haer wagt opgebroken, naer de Elseneur geseijlt, ilico Sijn Hoogheijt en Hoogmogenden van sijn verrichtinge kennisse gedaen, in de vloot ordre gestelt, Witte met 2 schepen na 't vaderlant geseijlt, rapportGa naar margenoot+ gedaenGa naar voetnoot5). Voor sijn gedane trouwe dienst een goude ketting van 1500 Gulden vereert.
Ga naar margenoot+ In 't voorjaer een vijants fregat van Oostende na Spanje gemunt, ophebbende 300 man, bij Witte verovert, opgebragt. 1 Augustij. Weder geëquipeert; met een esquadre voor af na Duijnkerken gesonden. De Heer Ambassadeur | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van Vranckrijck LatoulleryGa naar voetnoot1) medegenomen, denselve aen Maerdijk gelant. Witte Duijnkerke te water beset. Na weijnige dagen van Sijn Majesteijt van Vrankrijk te lande belegert, den Admirael bij Witte gecomen. NaGa naar margenoot+ 16 dagen belegering aen Duc d'AnguijnGa naar voetnoot2) sive Prins Condé commandant over de France Armade overgegeven. Witte van den Admirael met eenige onbequame schepen na Oostende, aldaer des vijants uijt en inkomen te belettenGa naar margenoot+ gesonden. De vereeringe van de France voor Witte's gedane diensten alleen te hebben, 't selve bij den Admirael als voren verhaelt, meer gepleegt. Sijn Edele een juweel van 24000 guldens den resident Glarges tot Calis in sijn hand gehadGa naar voetnoot3), van den opgemelten Duc tot een vereeringe gekregen. Witte voor Oostende met de voorszegde onbequame schepen niets cunnende uijtregten, daer af Haer Hoog Mogenden notificatie gedaen, van deselve terstont terug ontboden, int vaderlant gearriveert. Ga naar margenoot+ Van Sijn Majesteijt (van Vrankrijk) met de ordre van Sint Michiel genobiliteert, door een brief van Sijn Majesteijt geteijkent als volgt:
‘Monsieur Witte Witteszn, vous aiant, tant pour les bonnes qualités qui se rencontrent en vostre personne que pour l'affection que vous avés vers cette couronne et le bien de mon service, choysy et eslu en l'assemblée des Chevaliers de mon ordre Saint Michel, pour entrer et estre associé au dit ordre, j'ay commis et député le Sieur de la Thuillerie mon Ambassadeur Extraordinaire en Hollande, ou en son absence le Sieur Brasset, mon résident au dit pais pour vous en donner de ma part le collier, par les formes et avec les cérémonies accoustumées, sur quoy je vous escris cette lettre pour vous en advertir, afin que vous vous rendiez près de luy au jour et lieu, qu'il vous dira, pour recevoir cet honneur, priant | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dieu qu'il vous ayt Monsieur Witte Witteszn en sa Sainte garde, escrit à Paris le 22e jour de Novembre 1646.
Louis’.
Ga naar margenoot+ 20 Augustij voor Admirael met 12 schepen, daerop 1400 matrosen, 6000 soldaten, na Brasijl gegaenGa naar voetnoot1), met fluijtschepen getransporteert. Voor 12 maenden gevictualieert. De équipage tot December geduijrt. Langer [dan] buijten vermoeden uijtblijvende, toesegging van Haer Ho. Mo. als volgt:
‘Extract uijt 't Register der Resolutiën der Ho. Mo. Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden. Mercurij den 11 December 1647.
‘de Heeren van de Cappelle en andre Haer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de saken van Brasijl, hebben aen haer Ho. Mo. voorgedragen dat den Admirael Witte Cornelisz de With, hiervorens heeft overgegeven sekere memorie inhoudende seven poincten, ‘waervan het eerste poinct bij den Admirael is geposeertGa naar margenoot+ ende nedergestelt in deser vougen, te weten de Compagnij neemt aen de victualie van tijt tot tijt voor des lants schepen, gedurende hun verblijff in Brasijl te versorgen, voor so een prijs als die alhier te lande na gelegentheijt komen te kosten, met dien verstande dat Haer Ho. Mo. van tijt tot tijt de Bewinthebberen van de West Indische Compagnij voor de voorsegde vivres gelt sullen gelieven te verschaffen, op dat alle tijt drie maenden victualie in voorraet in de schepen mag verblijven, en dat de voornoemde Bewinthebberen daer op | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bij marginale apostille hebben verclaert, dat sij de versorginge van vivres sijn aennemende, als de Hooge Regeringe de penningen daertoe verschaft en dat conform de lijste die den voornoemden Admirael sal overleveren, ofte op de voet welke de Compagnie is houdende in 't besorgen van haer vivres. Waerop gedelibereert, hebben Haer Ho. Mo. goet gevonden ende verstaen, dat het voorszegde poinct ende marginale appoinctement van dien in voegen hiervoren verhaelt, alhier sal werden genotuleert mits desen en dat hiervan extract sal werden gesonden aen den meergemelden Admirael om te strecken na desselfs narigtinge. H. Rijven. lager stont: ‘Accordeert met het voorszegd register Corns Musch. Ga naar margenoot+ 26 DecemberGa naar voetnoot1). Met een gedeelte van de voorsegde vloot en Z.Z.O. wind uijt Goedereese Gad geseijlt, de rest uijt Texel. Door contrarie wint onder Noort Voorlant, daerna in Duijns gelegen. Ga naar margenoot+ 14 Januarij. Met een Noordelijke wint uijt Duijns geseijlt. In 't passeren van Wigt de resterende schepen bejegent. 29 Dito. Een storm op de kust van Portugael; de schepen van den andren verstroijt. 19 Februarij. Met 3 schepen onder 't Eilant Sint Vincent gekomen. Nog 5 schepen van de vloot daer vergadert. 24 Dito. Reis gevordert. 18 Maert. Voor 't Recif; de resterende weinige dagen daerna. De 6 medegegeven gesloopte chaloupen daer opgesetGa naar voetnoot2). Des Compagnijs vaertuijg in Brasijl in 30 seijlen, so schepen, jagten als barquen, weijnig bootsvolkGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nu in 't wijfelenGa naar voetnoot1) van de mosson aen de Hoge Raden versoek gedaen, met een goede aental schepen voor de BaijGa naar voetnoot2) te mogen kruijssen [want] aldaer een vloot met suijker, gemunt na Portugael gelegen. 't Versock hem afgeslagen. 16 April. Een gros van 6000 man geformeert, denGa naar margenoot+ vijant op den berg Garabis slag te leveren. Den Admirael Witte hiertegen, 't volk sonder dienst te doen te sullenGa naar margenoot+ consumeren, die van geen boom te kunnen schudden, tot 8 à 10 dagen haerder onderhout 24 à 25000 Pont broot, vleijs, speck na avenant te eijsschen, geen farinjeGa naar voetnoot3) in voorraet. 't Uijr om 't rantsoen uijt te delen gecomen, geen 200 Pont broot bevonden. Dit den Hoge Raden onbewust. Over dit rapport van den Admirael seer verstelt, daer op niet hadden gedacht. Bij den Admirael geantwoort alle Haer resolutien op schrouven te staen, een huijs te bouwen geresolveert, sonder middel tot de kalk om den eersten steen te leggen te weten. Bij den Admirael tot voldoeninge van den dienst van 't Lant, de voorszegde 24000 Pont broot uijt sijn schepen gefourneert. 18 Dito. Den Luijtenant Generael SchopGa naar voetnoot4) met het leger gemarcheert. 19 Dito. Haer op den berg seer confuselijck bevonden, de viant 2300 man, meest dronke gedeboucheerde negros, op d'onse aengevallen, van d'onse 500 dootgeslagen, 600 gequest en gevangen. Dit exploict misluctGa naar voetnoot5), den Admirael met ordre | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
11 Meij voor de Baij, buijten 't gesigt, gekruijst. 27 Dito. Zijn rendcvous beseijlt. Jagten terstond om gevangens te becomen uijtgesonden. 5 Juni. Uijt deselve verstaen den 5 Januari lestledenGa naar margenoot+ een kloeke vloot viants schepen, wel bemant, na Rio de Genere te sijn geseijlt, in meeninge vandaer na Angola te gaenGa naar voetnoot1), onse plaetsen aldaer te bemagtigen. Angola een plaets van importantie, des Compagnies wel of qualijk varen daeraen te hangenGa naar voetnoot2). De Hoge Raden daervan bij Witte notificatie gedaen, daerop geen antwoort becomen. 16 Dito. Een Portugees scheepje met stuckgoederen bij d'onse verovert. 27 Dito. Bij een van Witte's schepen, daertoe bij hem afgesonden, een portugees suijkerprins genomen. De gevangens bij 't voorgaende rapport den viant na Angola te sijn geseijlt geconfirmeert. Witte daerover seer onrustig. De Hoge Raden tot nog toe op sijn vorig schrijven hem geen antwoort laten comenGa naar voetnoot3), van sijn wagt op te breken goet gevonden. Cito na 't Recif geseijlt. 24 Julij. De Hoge Raden sijn iteratif schrijven dienaengaende tegemoet gevoert met een expressen hun toegesonden. De voorsegde gevangens de Hoge Raden voorgebragt, 't selfde verclaert. Sijn klagten en swarigheden bij haer gantsch in de wint geslagen. 16 September. Op versock op eenige gallioens voor de BaijGa naar voetnoot4) gekruijst, hen aldaer onthoudende. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ 28 Dito. Hem tijdelijk daer laten vinden. Twee van 's vijants schepen de wal afgesneden. Witte 't groote Witte raekt slaegs. schip aen boort geseijlt, na gevegt, al de zeijlen aen de ree meest schadeloos geschoten, door reddeloosheijt tegens dank daer af geraekt, van de nocke van 's viants reen afgescheurt, 't vijants schip so verre gebragt sijn canon niet meer te kunnen gebruijken. Sijn best om t'ontvlugten gedaen. Van Witte met de meeste devoiren gevolgt. Ga naar margenoot+ Wittes Vice Admirael Mattijsz Gillisz en Capteijn Jacob Pouwelsz siende het voorseijde schip Witte soeken te ontseijlen, tselve met haer tween aen boort gesmeten. Witte doen ontrent 2 cabels lengteGa naar voetnoot1) daer af. De gemelte schepen so vast, den vijant, met een desperaet gemoet, den brand daerin gesteken, opgesprongen, ontrent 60 man van de voorsegde schepen gebergt. Ga naar margenoot+ Tweede vijants schip bij Capteijn Jan Lucasz Schut geabordeert, vermeestert, in meeninge daer mede den brant in te steken. 't Selve misluckt, den man die 't werk soude doen doot geschoten, ook den voornoemden Capteijn Schut. t'Eerste voorsegde schip met 32 stucken, 350 man, de meesten Adel van de Baij om plaisier, een zeelugje te scheppen geseijlt. Van 't selve maer 4 man gebergt. 't Tweede 28 stucken ijsere, 180 man. Ga naar margenoot+ 28 October. Een Engels schip met stuckgoederen bejegent, gemunt na de Baij, 28 stucken 54 man, Concordia genaemt. 't Selve van twee compagniesjachten van sijn esquadre genomen, sulx Capiteijnen Kramer en Ary van Loenen. 't Selve met Capiteijn Van Loenen voorsegd door ordre van Witte na 't Reciff gesonden. Den selven Capiteijn ontrent 3000 Gulden uijt de voorsegde prins overgenomen, hem toegeijgent, correctie daeroverGa naar voetnoot2). 13 November. Angola volgens sijn voorgaende sustenu bemagtigt verstaenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
7 December. Den een van de Hoge Raden, van Goch, voor de Baij bij Witte met 2400 infanterie gecomen, in verscheijde schepen, jagten chaloepen, in meeninge suijkermolens in de Baij te spolieeren. Daertoe Witte met sijn bijhebbende schepen als convoijers genootsaekt sig te gebruijken. Sijn wagt moeten quitteren, niettegenstaende door kundschap van de gevangens dagelijks 's vijants koopvaardijschepen aldaer wierden verwagt. 11 Dito. In de Baij als convoijer geseijlt. De gemelte infanterie met kleen vaartuijg in verscheijde rivieren haer oogmerk daer uijt te werken begeven. Den viant daervan kundschap, al 't koper uijt de molens gebergt. 15 Dito. Een vijants schip in de Baij boven wint en stroom van d'onse, digt onder de stad Salvador geseijlt.Ga naar margenoot+ Ondoenlijk bij te comen. Ongetwijffelt in sijn handen tselve gevallen, hadde Witte op sijn wagt mogen blijven. 't Voornoemde schip een Portugeese Oostindivaerder, 9 maenden van Portugael geweest, aen de Caep de bon Esperance sijn roer verlaenGa naar voetnoot1) met 600.000 Gld. aen contant geld en vol vivres. Ga naar margenoot+ 11 Januarij. 24 Suijkermolens gespolieert, de veroverde suijkeren meest hij den voorsegden Van Goch aengeslagen, voor hem gehouden. Met de voorsegde armade weder uijt de Baij geseijlt, een togt nog op de riviere QuanamoaGa naar voetnoot2) gedaen, onverrigter sake terug na 't Reciff gewent. Witte weer al kruijsende ontrent de Baij begeven. De gemelte suijkeren bij Van Goch aen sijn confraters sijn sack beter te vullen toegestelt. Ga naar margenoot+ 19 Februarij. Witte voor 't Reciff. Voor de tweede mael de Garabise togt bij de Hoge Raden aengevangen, daervan 1200 man, so doot als gequeste, weder t'eenemael in route geslagen. Gants tegen d'opinie van Witte als voren, so doende de voorsegde 6000 man, met grote bekommernisse becomen, in de pan te fricasseren. Deselve daertoe gesonden van de Hoge Raden geantwoort. Wittes | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vice Admirael Matijs Gillis ende Capteijn Toelast als kijkers op de togt gegaen, dootgeslagen, 34 Capiteijns, Luijtenants Vaendragers, minder officieren na advenantGa naar margenoot+ in dese expeditie gebleven. Bij de presiderende Raden gesegt: ‘Sonder dese nederlage geen kost voor haer te hebben kunnen verschaffen’. Den Admirael Witte hierover een schrik in sijn gemoetGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ 24 April. Na become 10 weke victualie met 8 schepen voor Rio de Genero gekruijst. 21 Julij. t'Ende fictalie onverrigter sake terug. 26 October. De schepen ten deelen in ParibaGa naar voetnoot2) schoongemaeckt. Van cordagie, seijlagie seer bevonden gedevaliseert, vrij van de worm gegeten. 't Selve de Hoge Raden te gemoet gevoert ‘eerst sijn schepen, volgens sijn instructie, door manquement van behoef ten niet te moeten laten vergaen, de voorszegde behoeften op de schepen so slegt, [dat] sonder te repareren niet langer te cunnen navigeren, ten tweeden haer vivres in 't geheel genoegsaem op haer versoek geconsumeert, daervan altijt in voorraet 3 maenden volgens d'instructie van Haer Hoog Mogenden te moeten blijven; nog vivres genoeg in hare magasijnen te sijn’. 27 October. Tot antwoort ‘hare magasijnen sulx niet toe te laten, daer uijt niets te willen missen, soo veel cordagie niet in voorraet te hebben om een visschuijt te cunnen toemaken’. Ga naar margenoot+ 28 Dito. Witte nader versoek gedaen, de schepen niet langer te cunnen houden, na 't vaderlant gelieven teGa naar margenoot+ senden, deselve met weijnige victualie te versien. Tot antwoort geen vivres tot de reijs na 't vaderlant te connen verstrecken, ja al bleven sij in Brasijl, geen vivres uijt 't magasijn te cunnen werden gemist. Derdemael des agtermiddags versoek gedaen, de Landschepen extraordinaer van de worm gegeten, van de cordagie ontbloot, door langer verblijf van de worm [zullen] vergaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hem daerentegen belast volgens sijn instructie op de schepen reguard te nemen; door manquement van behoeften niet te laten vergaen, deselve daervoor wel te bewaren, tot voldoeninge van de gemelte Hoge Raden. Een acte van indemniteijt versogt, so de schepen door langer verblijff in Brasijl quamen te vergaen, hem in toecomende daermede te ontlasten. Bij resolutie van de Hoge Raden hierop geantwoort 't versoek haer onverwagt voor te comen, daer in nietGa naar margenoot+ anders te connen toebrengen, nog werdende gevergt als bereijts op den voormiddag genomen resolutie. Bij den Admirael geinsisteert, over d'acte van indemniteijt geklaegt, 't refus van welk noijt te hebben verwagt. Ga naar margenoot+ Haer de maet vol gemeten, hem dagelijx onderhoud te willen geven, een geruijmen tijt nog te [willen] blijven, 't gaet hoe 't gaet. Bij de Hoge Raden geantwoort patientie met de Compagnie te moeten nemen, geen victualie voor hem te cunnen missen. (Niettegenstaende 2 schepen met vivres uijt vaderlant aengecomen.) Ses vaten gort van Monsieur BrestGa naar voetnoot1) buijten de Compagnij tot onderhout van sijn volk gecogt, die te meenen te ontfangen, van de Hoge Raden hem afgenomen. Hiertegens en 't voorgaende bij Witte hoog geprotesteert hem kragt en gewelt aen te doen. Geen mager dagelijcx onderhout connende krijgen, na 't vaderlant te seijlen geresolveertGa naar voetnoot2), voor Brasijl met sijn volk van honger niet begerende te vergaen. Om de voorseijde vivres en acte bij hem tot den Ga naar margenoot+ 10 November nog gelamenteert, geen toesegging becomen. Witte met Capteijn Colster en weijnig victualie na 't vaderlant te seijlen geresolveert, sijn vordre schepen na 't Reciff gesonden. Deselve met onderhout te willen versien aen de Hoge Raden versogt om niet te murmureren. De Hoge Raden van haer beijder vertrek gehoort, een valse post van 11720 Gulden in haer magasijnsboeken | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tot nadeel van Witte gefingeert. De boeken voorszegdGa naar margenoot+ aen de Hoge Regeering, respective West Indische Cameren, bij hen overgesonden. De gemelte post bij Witte genoten, trouwelooslijck [hij] daermede na 't vaderlant geseijlt, haer in de uijtterste miserie gelaten. 'T Selve bij de voorszegde Cameren [en] Haer Hoogmogenden niet beter geweten, voor de waerheijt aengenomen, de geïntresseerde een grote verbittertheijt tegens hem gekregen. HoutGa naar voetnoot1) op des Admiraels overcomste uijt Brasijl, om hem op te hangen, bij gebrek te stieren, geschreven; 't sweert eer 't roest te willen gebruijken. Witte van den gemelten 10 dito tot den Ga naar margenoot+ 28 April, na veel ongemak en storm, vaerweer, kou, honger, kommer in de Verkeerde Canael gevallen, daerna int Canael tusschen Irlant en Wals voor Duijnelinge AnglezeeGa naar voetnoot2), int Goereese Gat dito voorszegd gearriveert.
Ga naar margenoot+ Na gedane rapport, Witte Sijn Hoogheijt [en] de geintresseerde vande Compagnij over 't voorsegd aenschrijven van de Hoge Raden ten hoogsten tegens hem ingenomen bevonden, den grootsten verrader van ons lant te sijn. 7 Meij. Hier over Prins Willem op de Voorpoorte met grote versekertheijt hem in Capiteijn Glesers karros doen brengen. Op de Ridderscamer wel aldaer versekert.Ga naar margenoot+ Na 22 weken gedetineert, uijt de respective Collegien der Admiraliteijten, 2 personen als regters gestelt, voorGa naar margenoot+ deselve verscheijde reisen geëxamineert, 't voorgestelde gedebatteert. Den fiscaal Sylla over 250 artikelen hem voorgehouden, beantwoort van Witte. Eijndelijk geconcludeert met den sweerde te werden gestraft datter de doot na volgt, sijn goederen geconfisqueert. Na desen eijsch Witte eerst vrijdom om advocaten te gebruijken gekregen. Ga naar margenoot+ 16 Februarij. Sijn sententie op de Voorpoorte gepro- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
nuntieert als volgt: ‘Over wandebvoiren, die den Admirael De With in Brasijl soude mogen hebben begaen, wert denselven gecondemneert int maentgelt dat hij van den 10 November 1649, als wanneer hij uijt Brasijl is geseijlt, tot den 28 April 1650 hadde verdient, en in de mise van justitie en gevangeniskosten’. Omdat hij alleen had geseilt, sonderling geen dienst gedaen. Gode voor valsche beschuldiging bij hem wederleijt, gedanct. Uijt de detentie vrij geabsolveertGa naar voetnoot1). Hem naderhant afgeëijst (van de West Indische Camer tot Amsterdam)Ga naar voetnoot2) de voorsegde post van 11720 Guldens. Gedurende sijn proces die secretelijk voor hem gehouden, dog partije enGa naar margenoot+ de weerelt tot meerder odieusheijtGa naar voetnoot3) wel bekent. Volgt de gemelde post, waervan extract eerst ontrent half October 1655 uijt des Compagnijs boeken door grote moeijte becomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Extract uijt de generale rekening der boeken van Brasijl, berustende onder de Camer van Amsterdam, over vivers, te weten:16 Junij 1649. Den Heer Admirael de With toegesonden na Rio de Genero per jagt Amsterdam:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
't Voornoemd jagt noit voor of ontrent Rio de Genero geweest, dese post met voordacht buijten de waerheijt gestelt, deselve bij de Hoge Raden, ontrent sijn vertreck uijt Brasijl, de respective kameren toegesonden. Volgens schrijvens van Witte uijt Brasijl den Heeren Staten Generael toegesonden, bewesen: hij den 24 April 1649 met verscheijde schepen, door ordre, na Rio de Genero was kruijssen gesonden, daer van 22 Julij 1649 weder voort Reciff gecomen, op 8 graden gelegen, op 23½ Rio de Genero, de distantie van de 2 vermelte plaetsen 248 mijlen te sijn, de graet tegens 16 mijlen, onmogelijk d'opgemelte post bij den Admirael getrocken, sijn alibi krachtelijk geposeertGa naar voetnoot1). Wel te noteren dese bovenstaende vivres weder afgeschreven; den 8 Julij deselve met het bovenstaende jagt terug gekomen, noijt bij dito Heer Admirael gesien, ‘het saldo van dese rekeninge so van Credit als Debet met sekere rekeninge geintituleert de Heeren Staten-Schepen, staende in 't Copia Grootboek van Brasijl, beginnende primo Januarij 1649, eijndigende ultimo December desselven jaers, bevonden te accorderen, 't welk ik als Boekhouder van de Generale Rekenkamer onder welke 't voorzegd copiaboek is berustende, getuijge ‘en was geteijkent: Joris Vos. Ga naar margenoot+ Dit afschrijven van den voornoemde post, Witte niet verder bekent gemaekt, voor en alcer hij weijgerig tselve te betalen geweest is en daertegen protesterende, deselve t'onregte te sijnen laste te sijn gestelt. Geen recepisse van den ontfang bij de Hoge Raden te konnen werden geëxhibeertGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+ In September. Door ordre met 2 schepen in de Noortzee gekruijst. 23 December. Haer Hoog Mogenden Ambassadeurs | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Cats, Schaep, van der Perre, met bagagie en suite int Goedereese Gad ingenomen, 26 Dito te Gravesande gelant, Witte weer na boort en t'zeijl gegaen. Een half uijr na sijn vertreck van Gravesande ordre van Londen gecomen hem in den ThourGa naar voetnoot1) te brengen verstaen. Ter goeder uijr geeschappeert. Ga naar margenoot+ 30 Meij 1652. Op de Oostindische retourschepen gekruijst. 7 Julij 's nagts van Haer Hoog Mogenden drie brieven ontfangen, de portateurs voor ider 700 Gulden gekregen, met last ten spoedigsten met sijn bijhebbende schepen voor Walcheren te conjungeren bij Sijn EdeleGa naar voetnoot2), alwaer 14 dito gecomen, sterk 86 oorlogschepen, 10 branders. Sijn Edele tegen den Admirael Blaeck voor Duijns in de Hoofden slaegs geweest, verstaen d'Engelsz genoegsaem als vijant tegen d'onse gestelt, Blaek om de Noort met 70 seijlen, [in meeninge]Ga naar voetnoot3) Witte aldaer op te slaen, d'Oostindivaarders en de grote visserij te bemagtigen. Tromp en Witte door ordre van Haer Hoogmogenden Blaek na den Noort gevolgt. Ga naar margenoot+ 4 Augustij. Der Staten Vloot tusschen Hitlant en Phaeril. De vloot van Blaeck daegs te voren aldaer geweest, 's avonts en snagts een harden storm op lager wal, op de Zuijtwest-hoek van Hitlant beset. Ga naar margenoot+ 5 Dito. 't Weer gesamptGa naar voetnoot4), onse vloot seer verstroijt, 52 van d'onse gemist, volgens verklaringe van d'officieren alle vergaen. 3 van de opgekruijste Oostindivaerders bij d'onse gecomen, de 2 resterende volgens derselver rapport 's nagts ook vergaen, d'onse hierover seer verstelt. 6 Dito. Tromp crijgsraet gehouden. De vloot t'ende victualie, daerbij de gemiste schepen volgens verclaring te sijn vergaen gelooft. Met de meeste stemmen geresolveert na 't Vaderlant te seijlen, d'Oostindivaerders te geleijden. Eijndelijk op Wittes voorslag goet gevonden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aldaer een jagt met een galjoot te [doen] verblijven, in Hitlant te vernemen eenig volk van de gebleven schepen gebergt te sijn. 17 Augustij. D'oostindivaerders voor Texel geleit, metGa naar margenoot+ 't overschot van slants vloot in de Maes. Tromp en Witte in den Haeg ontboden; de vloot na Zeelant geseijlt, Tromp aen lant te blijven gelast, Witte volgens commissie als Hoofd over 's Lants vloot te commanderen. Ga naar margenoot+ 24 Dito. Witte te Vlissinge aengecomen. 18 September. 's Lants vloot, 41 seilen, uijt Zeelant geseilt, op de Engelsz gekruijst. 2 October. De Ruijter met 28 schepen bejegent, daervan verscheijde sonder victualie en reddeloos, 10 na 't vaderlant. Den commandeur de Ruiter met de andre overige bij hem behouden. 5 October. Onder 't Noort Voorlant, de wint W.Z.W. met rou weer, den Admirael Blaeck in Duijns gesien,Ga naar margenoot+ ook 15 a 16 Engelse in de Hoofden kruijsende. Chrijgraet gehouden, d'Engelsz met weer en wint in Duijns aen te tasten geresolveert. Wittes schip, 32 stucken en 4 drakersGa naar voetnoot1) op hebbende, daer over te rade gewerden op Sijn Edeles schipGa naar voetnoot2) over te gaen, den dienst van tlant te bevorderen. Sulx bij 't schipsvolk geweijgert, klagt daer over aen Haer Hoogmogenden gedaen; geen straff daerop gevolgt. 6 en 7 Dito. Extraordinaer rouweer, verscheijde schepen van haer ankers gespiltGa naar voetnoot3), doorgegaen. Ga naar margenoot+ 8 Dito. 's Mergens 't weer gesampt, ondertzeil gegaen, d'afgedwaelde so veel doenlijk bij den anderen gesamelt. Blaek met 73 schepen uijt Duijns op Witte af. Op schip Prins Willem, van Zeelant, een OostindivaerderGa naar voetnoot4), met 56 stucken, Witte over te gaen geresolveert. De zon Z.Z.West met den vijant, uijt de wint van hun afgecomen, in een hevig gevegt geraect, een uijr na zon | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ gedurende, den viant sijn best om in de wind van haer te comen. Den opgemelten Oostindivaerder, daerop Witte, extraordinaer [van] sijlen, [en] anders schadeloos geschoten. Witte daerdoor weder in sijn voorszegd kleijn schip overgegaen. Des nagts genoegsaem 't laten drijven, de schadeloos geschootene te repareren gedaen. 9 Dito. 's Mergens met splissen en knopen nog besig. Ontrent 2 mijlen in de wint den vijant voor haer gesien, deselve ingewagt, den Capiteijnen bij Witte den dienstGa naar margenoot+ van tlant nu te willen behertigen geëncourageert, malcandren tot den lesten man bij te staen. Den vijant 's agtermiddags op Witte afgecomen, weder in gevegt tot 's avonts 2 uijren na zon geraekt, den vijant van haer af gewent. In desen agtermiddag, int gevegt wel 2 derde parten van de Capiteijnen haer buijten canonschoot van den vijant onthouden, niettegenstaende bij Witte door verscheijde schoten geseint, 's nagts troulooslijck van hem afgelopen. Ga naar margenoot+ 10 Dito. 's Mergens weder alle de capiteijnen aen Witte's boort, nogmael tot trouwigheijt vermaent, hem ten hoogsten van de dagelijxse weglopers beklaegt. Eendragtelijk van alle Capiteijnen die buijten de chrijgsraet waren, geantwoort tot vegten met d' Engelsz met onse bijhebbende schepen niet bestant te wesen. Bij Witte hierop geinsisteert, hen na de chrijgsraet te reguleren, hen andermael vermaent eer en eedt na te comen, en hem te secunderen, na welke iteratieve vermaninge de voorsegde Capiteijnen bij haer sustenu hebben gepersisteert. Witte hier over geklaegt sulke disobedientie bij den Staet niet te sullen cunnen verantwoorden, hout om galgen te maken genoeg in ons lant te sijn, sij even halsterrig egter gebleven, niet bestant tegen sulke grote Engelsze schepen te sijn. Daeraf Haer Hoogmogenden terstont notificatie gedaen. Met de gemelte vloot int Goedereese Gad geseijlt. Ongeraden met Capiteijnen niet willende vegten langer in zee te blijven. 15 Dito. Commissarissen tot Hellevoetsluijs van Haer Hoogmogenden gecomen, mondeling, schriftelijk, rapport van sijn wedervaren gedaen. Verscheijde van de wegge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lopene Capiteijnen geapprendeert, ondertusschen ordre deGa naar margenoot+ vloot te versien gestelt. Witte int equiperen met hevige sieckte aengetast. Ga naar margenoot+ 1 December. De vloot gereet, sterk 100 seijlen, neffens ontrent 350 coopvaerdijschepen. Witte met sieke leden weer aen boort gegaen, neffens den Admirael tzee gekosen, in meeninge de gemelte koopvaerdijschepen in de Bogt te convoijeren. 6 Dito. Sijn siekte meerder aennemende, van den Admirael met een schip van oorlog na huijs gesonden. Tot Februarij toe aen een grote krencte gelegen. Ga naar margenoot+ 30 Maert. Ordre van Haer Hoogmogenden na Texel te gaen, met eenige schepen zee te kiesen. 10 April. Met 18 slechte oorlogschepen uijt Texel geseijlt; 3 oostindivaerders, verscheijde coopvaerdijschepen over 't ZandGa naar voetnoot1) geconvoyeert. Daerna na d'Engelsc kust, een Engels convoy van ontrent 70 coopvaerdijschepen bejegent, daer onder 9 à 10 oorlogschepen, de vloot inGa naar margenoot+ ScharenburgGa naar voetnoot2) geretireert, een tijhaven. Sijn best haer te beseilen gedaen, int nauwe ontrent een musquetschoot gecomen met een Weste wind. Stier en lootsluijden door d'engten en klippen daer gelegen, gedespereert de gemelte vloot aen boort te seijlen. Witte daerover geprotesteert, sij daerentegen ondoenlijk, ondertusschen den andren int Nauwe vrij schadeloos geseijlt, verscheijde cogels metGa naar margenoot+ den vijant gewisselt. Hierna Witte na de Cust van Walcheren ontrent Schonevelt geseijlt, 't gros van de vordre schepen aldaer vergadert. Den vijant met 48 zeijlen uijt Duijns gelopen, om Witte voor Scharenburg t'attaqueren. Hem gemist. 8 Meij. Witte met 74 schepen op de voorsegde kust vergadert voor de Maes. Den Admirael hem met een Jagt te gemoet gecomen. 21 Oorlog, 200 koopvaerdijschepen in Texel gereet. Witte als Commissaris deselve uijt te pressen gesonden. 14 Dito. De voorszegde schepen uijt geraect. Witte aen Sijn Edeles schips boort voor Texel gecomen. De | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voorszegde coopvaerdijschepen neffens 5 oostindivaerders te geleiden tot HitlantGa naar voetnoot1) incluijs met den anderen geresolveert. t'Savonts van Texel gescheijden. 15 Dito. 's Mergens de Engelsz met 80 à 90 seijlen voor Texel gecomen, om ons t'attaqueren. Met het verseijlen na de noort, haer gemist. 21 Dito. Afscheijt van de opgemelte schepen onder Hitlant genomen. 29 Dito. Weder voor Texel. Ga naar margenoot+12 Junij. d'Engelsz sterk 100 seilen op de kust van Vlaenderen bejegent, met haer in een hevig gevegt geraeckt. Witte met sijn schip vrij in den drang. Door de duijster tsavonts beijde vloten van den andren geraeckt. Capiteijn van Velsen door sijn eijgen vier opgesprongen. 13 Dito. Den Admirael 's mergens krijgraet gehouden, het best te sijn, de viant hart op haer aentastende, de Vlaemse kust te kiesen geproponeert. Witte daer op geantwoort:Ga naar margenoot+ ‘Heer Luijtenant Admirael, dat is lopen gesegt, daertoe nog geen reden te hebben, op vlugten te stellen, flauhertigheijt aen de Capiteijen daerdoor te brengen; eenmael daer op geraekt, niet bestand te sullen wesen haer te stutten’. Witte's oordeel: ‘digt te sluijten, den viant gelijklijk 't hooft te bieden, als trouwe dienaers tot denGa naar margenoot+ laesten man toe te leven en sterven’, dog overstemt, de sake volgens sijn geproponeerde so uijtgevallen. 's Agtermiddags den vijant op haer hevig aenvallende, d'onse cours om de O.N.O. gestelt. De meeste part van de Capiteijnen dat gesien, het wacker op een lopen gestelt. De Hooftofficieren met 12 à 14 schepen tusschen de wegloopers en den vijant haer onthouden, 't spits van deselve afgebeten, eenige van d'onse schaloos geschoten,Ga naar margenoot+ agteruijt geraekt, van den vijant genomen, niet gesecondeert, maar 4 uuren langer dag, wel 20 genome soude sijn geweest. Witte ondertusschen gestadig tusschen sijn Edele en den vijant in, het spits afgebeten. Des avonts eenige van d'onse so na Texel als 't Goedereese Gad buijten ordre gelopen, hierover een grote scheuring en disordre in 's Lants vloot ontstaen. Den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Admirael, Vice-Admirael, de vlugtende van dien dag, als convoijers [te dienen genootsaecktGa naar voetnoot1)] voor d' ondiepten van Zeelant met de presente schepen gecomen. 14 Dito [BinnenGa naar voetnoot2)] d'ondiepten van Zeelant geseijlt. 25 Dito. Witte door ordre van de Heeren Staten van Zeelant naer Amsterdam vertrocken, een nieu schip ‘'t Huijs Swiete’ voor hem aldaer aen te veerden, met welkers equipering tot den 7 Augustij besig. 't Selve bij Witte in Texel gebragt, op hebbende 56 stucken. 8 Dito. Op d' Helder van de gedeputeerdens verstaen, den Admirael met 's lants vloot uijt Zeelant geseijlt, tegen den viant slaegs geweest. Denselfden dito in Texel nu voor zee 26 oorlogschepen gereet, de capitaelste daervan met 34 stucken. Over de tijdinge van den Admirael met den vijant in gevegt, de gedeputeerdens seer versteld, de loodsluijden ontboden, de 26 d'aenstaende nagt uijt te brengen. Sij de gedeputeerden geantwoort: ‘met die West ten Noorden wint daertoe geen moet’. Witte den dienst van den lande te bevorderen, ten hoogsten aen gelegen. De voorsegde 26 schepen d'aenstaende nagt in zee te brengen, sonder lootsluijden aengevangen, daer op t'savonts een uijr na sonondergang affscheijt van de gedeputeerden genomen, aen boort van de opgemelte schepen gevaren. 't Huijs te Swiete nog in 3 à 4 dagen niet gereet. 's Nagts 16 à 18 vischschuijtjes met lanteerens vooruijt geseilt, aen wedersijden den drogen int uijtseylen van Texel de gemelte schepen toegeseijnt, met deselve schepen uijtgelaveert, uijtgesondert één aen de gront. 9 Dito. Witte sagtermiddags slants en vijants vloot int gesigt gekregen, die den Admirael volgden. Des avonts Witte met Sijn Edele geconjungeert, den vijant daer over van haer afgewent, van d'onse dien nagt met kleijn seil vervolgt. Ga naar margenoot+ 10 Dito. 's Morgens op ooster son, de wint Z.Z.W. goet weer, Witte aan Sijn Edeles boort gevaren, den vijant nu ontrent een kleijn half uijr aen lijboeg van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
haer. Weijnige discoursen met den andren gehouden, van Sijn Edele op 't schip van Capiteijn Abraham van der Hulst te gaen versogt. Den vijant ondertusschen tegen haer aen gewent. Dit siende, Witte terstont na genome afscheijt en beloofde getrouwigheijt, aen dees voornoemden Capiteijn Van der Hulst boort gevaren. Daer gecomen, bevonden haer met een groot gedeelte schepen te lijwaert van Sijn Edele, Sijn Edele te louveren, Witte te lijwaert van den vijant, die tusschen haer beijden door passeerde.Ga naar margenoot+ Hieruijt een extraordinair hevig gevegt ontstaen. Tromp int eerste aentreffen met een kogel, tot haer en ons aller leedwesen, in sijn lincker borst, smorgens ontrent halfGa naar margenoot+ zeven getroffen, terstont overleden. Capiteijnen Jan de Haes, Evertsz., Antonis, Warmond hun masten afgeschoten, verscheijde andre van d'onse vrij schadeloos in dese rencontre. Vele Capiteijnen haren ouden gang gegaen, buijten des vijants canon gebleven. Deselve alvorens gestraft, de faulte nu voorgecomen te wesen.Ga naar margenoot+ Voor d'eerste mael bij Witte door den vijand heengeslagen, smorgens ontrent ten 7 uijren weder na den vijant gewent. Ga naar margenoot+ Vice Admirael Jan Evertsz. in d'eerste attacq sijn grote stenge afgeschoten, in absentie of overlijden van de Heer Admirael Tromp bij Haer Hoogmogenden 't oppercommando geoffereert, sig egter met verscheijde slants schepen int Goedereese Gad begeven, buijten ordre. Den Commandeur de Ruijter ontrent Sijn Edeles schip nu sijnde, aen desselfs boort gevaren, den Admirael overleden gesien, daerna weder na sijn boort gevaren, weijnig tijts hierna 's morgens ten 9 uijren in de tweede attaque desselfs fockemast, grote stenge afgeschoten, hij daerover naer de Maes gesleept. Welk wegseijlen en slepen so in de eerste als tweede attacq respective van de opgemelte twee Hooftofficieren van Witte en den vijant gesien. Den vijant haer gevolgt, hun den weg af te snijden. Sij in haer voornemen van Witte gestut. De gemelte twee Hoofden sedert niet meer bij de nader gehouden gevegten geweest. BeijdeGa naar margenoot+ den 14 in een galjoot uijt Maes ent Goereese Gad in Texel aen Witte's boort gecomen. Eenige discoursen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
over en weer heel scherp gehouden. Met haer beijden in persoon na Amsterdam geseijlt, aldaer in 's Heeren Logement bewellecomt, extraordinaer wel getracteert. In dese rencontre wel 26 van d'onse in de wint buijten perijkel van den vijant haer onthouden. Witte daerna verscheijde schoten met scherp gedaen, advijsjachten na haer gesonden met last af te willen comen, egter in gebreke gebleven. De zon zuijdwest, den vijant viermael bij Witte met hevig gevegt gepasseert, door desselfs vloot geslagen, noijt bij Sijn EdeleGa naar voetnoot1) voor desen tweemael geschiet, enige van d'onse stand gehouden, vrij schadeloos, seer verstroijt. Wittes voormarsseijl weggeschoten, 't schooverseijlGa naar voetnoot2), groote stenge van des overleden Admiraels schip. Witte in der ijl een ander marseil doen aenslaen, de Capiteijn Egebert MeesenGa naar voetnoot3) op den eed aent land belastGa naar margenoot+ den doot van den Admirael niet te divulgeren, hem weder een vlagge met een wimpel van de stomp te laten waijen gelast, even op den voet als voren. Ontrent dees tijt 3 à 4 Engelsz schepen sien branden. Bij Witte 't gros, seer verstroijt, weder versamelt, veel van de lijwaertse schepen met al hun zeijlen voor de wint gesmeten. Den viant dees tijt in de wint van haer geraeckt, op haer afgecomen, deselve bij Witte so lange ingewagt. Hij 't schip Brederode, Commandeur Pieter Florisz, Capiteijnen Caneman, van der Werf, de agterste van de onse, altijt naest [aen] den vijant. Ondertusschen verscheijde schoten na de weglopers doen schieten, onaengesien bij d'adviesjagten alvorens gewaerschout, haer cours gehouden. De voorzegde 24 à 26 schepen al vroeg in de wint van haer en den vijant voor de wint na Texel gesmeten. Witte met sijn agterste schepen 14 à 15 seijlen na gissinge, de voorlopers voornoemt als convoijer te volgen genootsaeckt. Also week hij, die den vijant voor hadde, allenxkens agterwaerts, dog so dat hij hem eer als eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vegtende, dan vlugtige bewees. De magt van den vijant afgewagt, op hem aengevallen, bij Witte deselve so verre gestut, werk gegeven, buijten onse vloot gebleven. Ga naar margenoot+ Des nagts ontrent 12 uijren, de wint Z.W., een rouwe kou, de zee vrij levent, den vijant vrij schadeloos nu om de W.N.W. bijgesteken, van de wal afgeset. Witte nu maer met 5 à 6 schepen bij den andren. Hij, Brederode, Pieter Florisz, nog 1 à 2 onbekent, de meeste part so ver vooruijt dat se niet conde bekennen. 11 Dito. De wint Z.W. een rouwe kou, een levende zee, Capiteijn Abel sijn fockemast, eenige schadelose stengen nu overboort gevallen, 2 à 3 mijlen int N.O. van haer 36 à 38 seijlen gesien, ons ingewagt, den vijant te sijn gemeent, genadert, bevonden de schepen al voren van hem afgelopen te sijn, over welk weglopen Witte seer ontstelt, de flauhertigheijt van de lopers nu, so wel als te vore weer gesien. Eerst den 13 October 1652, Witte met 's lants vloot genootsaeckt in 't Goedereese Gad doen in te comen, ten tweeden 14 Junij 1653 den Admirael in Zeelant doen moetende wijken, ten derden den Admirael uijt de Bogt comende, hoe de Capiteijnen hen doen hadden gedragen, is al de werelt bekent. 't Overlijden van den Admirael tot het inzeijlen van Texel voor ijder man volgens d'ordre van Witte nog verswegen. In plaets van 5 Hooftofficieren, nu niet als 2: Witte en Pieter Florisz in de vloot present. Jan Evertsz Vice Admirael, de Ruijter Commandeur, hen int Goereese Gad en Maes begeven, als geseit. Witte als een soldaet en voorsigtig trou dienaer sig hier in gequeten van den 9 tot den 11 Augusti incluijs. Pieter Florisz, Capiteijn Egbert MeesenGa naar voetnoot1), Van der Hulst, Jan Arensz van der Werff, gestadig in de rencontre bij Witte geweest. Witte in Texel gecomen, aen de gedeputeerdens op de Helder rapport gedaen, de troulose verlatinge niet verswegen, geen capitale straffe daer over geschiet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
11 September. Witte met 's lands vloot uijt Texel 't Vlie, sterk 44 oorlogschepen, 300 koopvaerdijschepen naer Noorwegen en Oosten geleijt. De Oostindische retourschepen doen in de Zond onder sijn bescherminge gonomen. Ga naar margenoot+ 17 Dito. Onder 't Rif van Schagen gecomen, kennisse van sijn komste aen den Ambassadeur Keijser te Coppenhage gedaen, als ook aen de voorsegde retourschepen in Bergen in Noorwegen. 2 October, De voorsegde retourende koopvaerdijschepen, uijt de Oostzee bij hem gecomen. Reijs na VleckerGa naar voetnoot1) gevordert, aldaer de generale rendevous voor de verdre schepen gestelt. 5 Dito. Door contrarie wint en leccagie in MardoGa naar voetnoot2) geseijlt, d'inladinge in fluijtschepen doen lossen. 21 Dito. Met de presente deel Noortvaerders daer vandaen, des andren daegs een groot deel uijt de VleckerGa naar voetnoot3) bij hem gecomen. Ga naar margenoot+ 26 Dito. 31 Oorlogschepen tot secours bij Witte gecomen. Hij nu sterk 84 seijlen, 400 coopvaerdijschepen met d'opgemelte retourschepen. 3 November. Voor Texel gecomen, de koopvaerdijschepen daer in geseijlt, de lootsluijden de retourschepen in te brengen geen moet, Witte deselve voor 't Vlie gebragt. 5 Dito. Daer in geseijlt, van daer weer na Texel ordre te verwagten, 's lants vloot gantsch t'ende victualie, daer over Witte met deselve in Texel off Vlie in te loopen versoek gedaen, die voor storm en vaerweerGa naar voetnoot4) te bevrijen. Buijtengaets van Texel t'onthouden stricte ordre gekregen, 's nagts aenschrijvens met de vloot digt onderGa naar margenoot+ de wal te comen victualie te ontfangen, gekregen, de victualie in 't Nieuwediep gereet. Witte zeemanschap gebruijkende, met de vloot, niettegenstaende d'ordre onder wal te comen, voor die tijt ongeraden, daer en tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
haer best van de wal te comen gedaen, 't perikel te ontgaen. Des agtermiddags door 't rouweer te ankeren genootsaeckt. 7, 8, 9, 10 Dito. Harde stormen uijt de N.W., W.N.W. Verscheijde schepen van haer anker gespiltGa naar voetnoot1), masten gekorven en overboort geworpen. Den Commandant Witte sijn grote mast overboort, met verlies van twee ankers, 2½ cabel. 11 Dito. 't Weer gesamt. 23 Schepen van haer grote masten quijt, 16 haer roer afgesmeten, stompen geregt, de roereloose in doen slepen. 13 Dito. Witte sijn stomp geregt, in Texel gecomen, na gissinge 50 oorlogschepen gearriveert, dese onderstaende gebleven, gestrant: Kempen, Jacob Wolfertsz, Jan Egbertsz,Ga naar margenoot+ Marques, Vermeulen, Tibi, Boermans, Jan Hartmans, Vogelsang, Jan Rootjes, Evert Swart, Kleijntje, Wagenaer, Joll, een fluijt met amonitie, 13 à 1400 doden. Op sijn komst in Texel, sijn scheepsvolk afgedankt. Witte na den Haeg, rapport gedaen.
Ga naar margenoot+ 1654 en 1655. Niets voorgevallen.
Ga naar margenoot+ 1656. In 't jaer 1656 in de Noordzee met een Esquadre van 12 schepen uijt kruijssen gesonden, niets voorgevallen. Ga naar margenoot+ 1658. 5 Augustij. [Admirael Obdam, Vice Admirael Witte, Capiteijnen De Liefde, van Es]Ga naar voetnoot2) met sijn vieren uijt Goedereese Gad t'seil gegaen, ontrent 't Witte Sand tot nadre ordre gekruijst. 1 September. Een harden storm, masten gekorven. 7 Dito. Witte op Hellevoetsluijs, sonder boegspriet, voorste en middelste mast, seilen en wand, als een buijsGa naar voetnoot3) ingecomen. Den Admirael Obdam, Capiteijns de Liefde, Van Es, ter nauwernoot in Texel geraect. De vloot naerGa naar margenoot+ de Zond tegens Sweden aldaer gereet, wel 14 dagen op de wint gewagt. Witte ondertusschen nagt en dag aen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sijn gedivaliseert schip geëquipeert, verscheijde brieven van den Admirael uijt Texel hem toegesonden. Bij den Admirael te wesen seer verlangtGa naar voetnoot1). Binnen drie weken alles weer toegetakelt, 't volk een deel weggelopen. Witte aen de Generaele Staten door verscheijde brieven, ook 't Collegie tot Rotterdam, meerder volk versogt, geen tijt die te werven. Het nu nieu wand te sijn, de tweede persoon in de vloot, anders geen afbreuk volgens sijn rang te cunnen doen, iterativelijk hierop geinsisteert. 't Versoek hem afgeslagen, in zee te moeten gaen, geen langer respijt te sijn, ider Capiteijn en Vice Admirael sijn volk te moeten werven opgelegt. Hiertegens ten hoogsten geprotesteert, van de Heeren van de Admiraliteijt acte van indemniteijt versogt, hem de blame te willen afhouden; indien hij sijn rang na behoren niet quam waer te nemen, niet hij maer sij daervan de schult te moeten dragen. Sijn oogen na den hemel geslagen, alle sijn Heeren voor 't oordeel des Allerhoogsten gedaegt, over 't ongelijk hem ontmoet. Na agt dagen gereet, den Ga naar margenoot+ 17 October uijt Goedereese Gad gelopen, den Admirael op te soeken, eenige dagen te voren uijt Texel geseijlt. Agt dagen daerna door contrarie wint eerst bij hem gecomen. Van een Capiteijn uijt de vloot opgelopen, hem bij den Admirael te voegen ordre te hebben. Witte niet gesogt te werden, maer wel sijn selfs te soeken geantwoort. Ga naar margenoot+ 26 Dito. Onder de vloot gecomen. Een grote blijdschap hierover ontstaen. Agter de LapGa naar voetnoot2) eenige dagen ten ancker gelegen, de goede wint verwagt. Ondertusschen de vloot in Esquadres verdeelt, bestaende in 35 oorlogseijlen, 6 fluijten tot transport van de militie, 4 branders. 8 November. De wint noordelijk, onder zeijl te gaen 's mergens met den dag bij de Heer Obdam geseijnt, den Orisont te passeren; de Sweetse Armade tusschen Cronen- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
burg en Elsenburg mede onder zeijl. Bij Witte al de Capiteijnen, vermits den Admirael podagreus, tot getrouwigheijt vermaent, de keel-toe-binders, so noemde hij den Sweet, te bevegten, te ruïneren, vermeesteren, wastGa naar margenoot+ doenlijk. Witte d'avant guarde geoffereert. Sijn esquadre in 14 schepen, te weten:
bestaende, tot stantvastigheijt geadhorteert, van hem niet anders als een goed voorganger te sullen hebben te verwagten. De Admirael de Bataille, den Vice-Admirael Pieter Florisz de arrier-garde. Witte 's mergens tusschen 6 en 7 uren in goede ordre met sijn Esquadron de voorste.Ga naar margenoot+ De Sweetse vloot tusschen de voornoemde castelen over en weer al kruijssende gehouden, sterk 44 zeijlen. Witte ontrent ElsenburgGa naar voetnoot1) gecomen, de Sweetse leus van Cronenburg met canon op d'onse gedaen, Elsenburg met hevig schieten gevolgt, buijten ordre van Witte uijt sijn schip | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
op Elsenburg geantwoort. Andermael sulx van Witte op straf verboden, sijn schut weer gereet. Met de voorste van des vijants vloot in hevig gevecht geraeckt. Op sij van den Riix Admirael Wrangel gecomen, hem de laeg gegeven, [Wrangel] schoten onder water en sijn roer af ontfangen. In meening aen boort te leggen, hij Wrangel over staeg gedout; in sijn wenden van den Admirael Obdam insgelijks de laeg gekregen. Wrangel onder Kronenburg ten ancker. Witte ondertusschen bij de wint gesteken, d'onse uijt den andre wat te separeren en meeste kragt op den vijant te doen. Witte den Admirael Bilkenstern bejegent, sijn woorden: ‘breek in u fockemastGa naar voetnoot1), die sal ons niet ontgaan.’ Bilkenstern dragent gehouden, in meeninge onder Witte's lij door te seijlen. Witte geroepen: ‘breekt in ons fock, fockeschoot, ik wil aen boort wesen, desen moet ons niet ontgaen!’ Daerop malkander zij op zij aen boort gecomen, dreggens overgeworpen, nog twee aen boort gekregen, een in de 50 stucken.Ga naar margenoot+ D'een terstont gesprongen, d'ander door den rook verdwenen,Ga naar margenoot+ na weijnig gevegt. Bilkenstern sijn cardoesen verschoten, bij Witte nog overig, genoegsaem meester van hem, geen force van Bilkenstern meer gedaen. Witte met een kogel voor d'eerste mael in sijn lincker dijeGa naar margenoot+ geschoten. Sijn volk te enteren gereet, een vers schip met 38 stucken voor sijn boeg. Voor de tweede maelGa naar margenoot+ doen, agter in voor uijt, ontrent sijn lenden geschoten, magteloos en flau vant bloeden tegen sijn dank door sijn secretaris omleeg helpen dragen. Witte in d'eerste quetsuer dat geweijgert, ook niet omlaeg gegaen, boven op 't half verdeck gebleven. Van 't laeste aenboord leggende schip veel stucken uijt de rampaerde geschoten. Witte 89 dooden, 60 à 70 gequesten, hij dootlijck gewont, sprack al stervende tot het overige des volx uijt Nehemia C. 4, vs. 14: ‘Vreest niet voor haer aengesichte, dencket aen dien groten Heere, strijt voor Uwe broederen, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Uwe kinderen, Uwe wijven en Uwe huijsen.’ Van niemant gesecundeert, bij ijder verlaten, hare moed ontsoncken, parthij d'overhant moeten gunnen, na ontrent 2 uren tegen 4 schepen gevogten, een met 66 stucke, twee metGa naar margenoot+ in de 50 daervan een gesoncken, één met 38 stucken, volgens 't seggen van den Sweed selfs 2 gesoncken, extraordinaer gemant. Witte na de verovering in Bilkenstern gebragt, selfs nog over de planck, van 't een in 't ander schip geleijt, gegaen. Sijn hoofd nog geschut, sijn hand om niet te vallen aen een touwe geslagen, noijt overwonnen. Een glas Spaense wijn hem gegeven. Hem wel t'accommoderen van Bilkenstern gelast. Een quartierGa naar margenoot+ uijr ontrent daerna overleden, sprekende dese laeste woorden: ‘legt mijn hooft wat hoger.’ Ga naar margenoot+ De schepen so dra niet van den andren los, sijn schip Brederode omgevallen al sinckende. 't Lichaem nevens de gequeste gevangens, eenige gesonden met chaloup op strant gebragt. Sijn Majesteijt van Sweden te peerde, int swart bekleet 't doode lijck gesien, tranen daer over gestort. Door een order van Sijn Majesteijt van Sweden met een karos op 't raedhuijs van Elseneur gevoert. De plaets aldaer rontom met swarten baij behangen, daer in geset. Eenige dagen van de burgerij gesien, tselveGa naar margenoot+ volgens hare costuijme toe te maken gepresenteert. Den koninck sulx geweijgert, hij op sijn kosten 't begonne werk te willen voltrecken. Ga naar margenoot+ In Januarij 't staetelijk toegemaekt Lichaem met sijn gewese secretaris, knegt, 21 gequeste, door 12 hellebardiers van Sijn Majesteijt van Sweden met lange swarte rocken van 't voornoemt raethuijs in een galjoot gedragen, tot Coppenhagen op de tolboot geset, eenige dagen van ijdereen weer gesien, vandaer sonder eenige ceremonie in Capiteijn de Liefde gebragt. Den secretaris en sijn knegt bij den Konink van Sweden in den rou gesteken. 22 September. Na lang wagten, iteratief schrijven aen den Admirael Obdam om 't voorsegde lichaem, in den Schout bij Nacht Verhaef voor den Briel gecomen, in een kaeg tot Rotterdam gebragt. Den 23 dito t'savonts met gedurigen regen daer gecomen, de kist geopent, 14 dagen voor al de werelt | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ gesien, toegemaeckt eerst in een wasse kleet, op sijn SweetsGa naar voetnoot1) voor putrefactie bewaert, twee lakens daer om gedaen, een fijn camerdoux hemt aen met swarte linten,Ga naar margenoot+ een witte lange satijne rock met swarte linten, in een kist van vuijrenhout geleit, met wit satijn rontom. 't Hooft op een witte satijne kussen met fijn goude en silvere quispels en silver kant geboort. Van gelijcken een muts, daer in een witte. Een bef met cant om den hals, halve hemb, poinjetten met kant over de handen, koussen, schoenen aen. Om d'ecrste kist nog een eijken, van buijten met swart fluweel overtrocken, swart en silvre franje. Sijn wapen heel groot op 't dexel, op de vier hoecken vier engelszkoppen. Sijn naem met grote letteren daer op al van silver: W.C.D.W.R.V.A.V.H.E.W.Ga naar voetnoot2) weder ter sijden Anno 1658. Een groot swart laken kleet over de kist, de baer met bay. D'Heeren Staten van 't lang verwagte lijk kennisse gedaen: ‘Witte voor 't vaderlant sijn leven en schip en goed gelaten. d'Erfgenamen ordre te willen laten toecomen, waerna te reguleren’. Niets op gevolgt. De mondigen en voogden dag tot de begravenisse beraemt, selfs ordre tot d'uijtvaert so een helt betamende bestemt. Ga naar margenoot+ 7 October voltrokken. D'ordre van gaen:
de dienaers van den overleden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Witte Wittensz. de WithGa naar voetnoot1), door een bode geleyd, sijn slip gehouden van een knegt, etc. Na de lijkgrafenisse verstaen, d'Heeren van Hollant 3000 gulden de Wedue of erfgenamen toegevoegt, tselve te employeren tot een honorable begrafenisse ter eere van den overledene, of tot soodanige eijnde als deselve te raden sullen werden. Resolutie van 27 Sept. 1659. Van d'Heeren ter Admiraliteijt tot Rotterdam tot de tombe F. 1000 gulden d'Erffgename toegeleijt; van de kerckmeesters d'ijsere traille. De dappre With, gesint door spijt, door leet, door haet,
Te streven tot den top van eer, en voor de staet
Getroost te sterven, om gelijk te triumpheren,
De doot te tarten en de wanhoop te braveren,
Die sneuvelt, maer gelijck een eerelijk soldaet,
Die teffens 't leven en sijn Wassenaer verlaet,
Verlaet, ag neen: ik mis, maer trouweloos verlaten
Van die, die dapperheijt in vrient en vijant haten,
O forcen trouwe With, dit roept den Batavier,
Dit schrijf hij op Uw grafGa naar voetnoot2): hier leijt hij, die nog vier,
Nog stael, nog loot ontsag, die liever had te sneven,
Beklaegt te sterven, als aen lant benijt te leven,
T'wijl andre ver van 't vuijr en buijten reijk van 't loot
De straff verdienen en een eereloose doot.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Anaquephaleiosis ofte recapitulatie van Witte's leven.In plaats van deze indertijd door De Jonge afgedrukte Anakephalaiosis, welke toch is opgemaakt door Van der Hagen, meen ik een afschrift te moeten geven van het door Witte zelf gestelde stuk uit de verzameling-Schorer, hiervoren beschreven sub 6, dat de bekoring heeft van uit Witte's eigen pen te zijn gevloeid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Corte aenwijsinge van de rencontres, die mij van den jare 1616 tot 1653 incluys sijn voorgevallen, daerin ick in persoon selfs present sij geweest, twelck den Leser tot nader onderrichting kan dienen, en oock sien waerin ick de blom van mijn jeugdige jaren heb besteed.
Int jaer 1616 twee portugeesse bercken onder de linie helpen veroveren. Int jaer 1617 wij gaende van Banthem na de Cust Cormandel veroveren twee joncken. Ontrent denselven tijt bij Pole Parselaer met een jagt, boot en chaloep tegen twee portugeessche schepen slaegs geweest. Corts hierna een portugees schip komende van Bangala helpen veroveren. Int jaer 1618 en 1619, als wanneer 't fort Jacatra (nu Batavia) bij de Javanen en Engelsen belegert was, heb ick ses distincte utvallen nevens onse soldaten op den viant helpen doen. Int jaer 1620 heb ick voor Thunis een Turck helpen nemen. Int jaer 1621 heb ick twee suijckerprinsen op de kust van Portugael helpen nemen. Int jaer 1623 sijnde capiteijn op het schip vanden Vice Admirael Schapenham heb ick drie suijckerschepen op de kust van Portugael met mijn chaloep en boot vechtenderhant genomen. 1624. Heb ick voor Lijma een schip met wijnen genomen. int selve jaer heb ick met mijn saloup sterck 24 man tegens vijff viants bercken, die mij quamen attaqueren, gevochten en afgeslagen, ider met hondert man gemant, noch aldaer met saloup en boot een schip met terw geladen, een weijnich tijt daerna noch een schip met hout geladen. Inde baij Marcees bij Acapulca heb ick met ses man 't velt ontdect, en van den viant int bosch van twee- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hondert musquettiers besprongen en na verlies van vijf dooden ben selver gequetst daer afgecomen, geschoten met een musquetcogel dwers door mijn lijf. Aende Ladronische Eijlanden wierd ick met 10 a 12 vande onse van 17 a 1800 Ladronesen beset, en ter nauwernoot met een stratagema geeschappeert. Inde Maluccos komende in Ternata heb ick een van onse forten leggende dicht bij 't viants fort GamalammeGa naar voetnoot1) helpen slechten, alwaer ick verscheijde attaquen op den viant heb helpen doen. Komende in Ambona, sijnde doen capiteijn van twee compagnie te lande nevens 3000 man, en 8 a 9 weken int velt sijnde geweest, heb ick 80 a 90 duijsent nagelboomen helpen spolieren, in welcken tijt wij tegen den viant int velt ses mael hebben geëscarmusseert en slaegs geweest. Int jaer 1628 heb ick capiteijn sijnde op den Admirael Heijn met mijn chaloup sterck 21 man, des viants spionberck komende ut Havana sterck 50 man bevochten en vermeestert, daerdoor wij de Silvervloot hebben bekomen. In October 1638 heb ick vier distincte reijsen met twaelf den viant sterck sijnde 18 schepen in de Noortzee in gevecht geweest. Int jaer 1639 heb ick twee Engelse beseilt hebbende sevehondert Spaense soldaten, gemonteert ider met 30 stucken en bij mij verovert. Den 16 September inden selven jare ben ick tegen de spaense vloot in een hevich gevecht geweest en is mijn schip doen achter afgebrant. Den 17 dito weder met de selve slaegs geweest. Den 18 dito weder met de gemelde vloot in gevecht geweest, en deselve voort in Duijns gejaecht. Den 21 October int utzeilen van Duijns met de spaense vloot weder slaegs geweest. Den 8 Julij 1640 heb ick met elf schepen tegen den viant sterck dertien schepen int Canael hevich gevochten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Den 9 dito weder tegen deselve doende sijnde heb ick des viants Vice Admiral Mathijs Rombouts aen boort geseilt en alsoo vechtenderhant verovert, was sterck 180 man daervan der geen 30 gesont overquamen en had 50 stucken op, kloecker gemant en meerder in alles als ick, haren Admirael Michiel van Doorn geen steenworp van mij sijnde. Den 2 Jannuarij 1641 inhebbende d'Ambassadeurs om in Engelant te voeren, heb ick met drie tegen vijff viants schepen gevochten, doch de opgemelte Heeren Ambassadeurs hebben mij van haer te vervolgen belet. In de jaren 1642 en 1643 als wanneer ick op mijn schip hadde des Rijx Admirael van Sweden Clas Flemings soon om onder mijn conduicte tot de zeevaert geëxerceert te worden, ben ick in verscheide actien op de kust van Vlaenderen geweest met den viant, des winters int kruijssen verscheide viants fregatten gejaecht en schutgevaer daertegen gehouden. Int jaer 1644 ben ick als Admirael over 42 oorlogsschepen geweest, mij selven ontrent de Zond onthoudende, met ontrent tienhondert koopvaerdijschepen. Ten jare 1645 heb ick als Admirael inde Zond geweest met 49 oorlogschepen en 800 koopvaerdijschepen. Int jaer 1646 heb ick een viants fregat inhebbende 300 spaense soldaten opgebracht, en Duijnkercken te water helpen belegeren en oock veroveren. 22 Nov. 1646 van den Koninck van Vranckrijck ridder vande orde van Sint Michiel gemaect. Int jaer 1647 als Admirael na Brasijl gegaen. Int jaer 1648 heb ick de Baij todos los Santos in Brasijl een maent met mijn bijhebbende schepen beset. Twee portugeesse gallioenen voor de gemelte Baij geabordeert, den viant den brant in d'eene gesteken, en opgesprongen en van 350 man niet meer als 4 gesalveert, het ander schip bij ons verovert. Den 8 en 9 October 1652 heb ick tegen den admirael Blaeck in een hevig gevecht geweest. Den 12 en 13 Junij 1653 ben ick tegens den admirael Blaeck weder hevig slaegs geweest. Den 10 Augustij daeraan heb ick tegen den viant in | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een extra-ordinaris hevig gevecht geweest en viermael door des viants vloot geslagen, dat voor dese noijt op een tocht tweemael is gedaen. Komt tsamen al inde vijfftich distincte reijsen met de viant in actie geweest te sijn (was geteickent Witte Cornelisz de With). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Mijne utmuntende ende langduijrige reijsen sijn geweest als volgt.Vanden jare 1616 tot den jare 1620 ben 54 maenden ut geweest sijnde weder int vaderlant gekomen. Inden jare 1621 een Straetse reijse van ontrent 10 maenden gedaen. Inde jaren 1623, 1624, 1625, 1626 heb ick met de vloot van L'Hermite de kloot gepasseert in 42 maenden tijt. Inden jare 1628 inde Westindies sijnde capiteijn op den Generael Heijn de Silvervloot helpen veroveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Mijne charges sijn geweest als volgt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ende hebbe vanden jare 1616 tot 1650 incluijs de Linie Aequinoctiael wel vier en twintig mael gepasseertGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Memorie wanneer mijn Ouders, Broeders ende Susters gestorven sijn.Mijn vader Cornelis Wittensz is gestorven int eerste van Meij 1602, sonder den perfecten dag te wetenGa naar voetnoot2) ende is ten Briel inde grote kerk begraven, out 66 jaren. In den jare 1620 den 20 Maert is gestorven mijn broeder Abraham de With. In den jare 1622 den 18 Julij is gestorven mijn broeder Andries de With. In den jare 1624 den 20 Octobris is gestorven Neeltjen Andries, mijn moeder, out 64 jarenGa naar voetnoot3). In den jare 1626 den 5 Meij is gestorven mijn suster Catharina de With. Alle dese overledene leggen begraven ten Briel in de grote kerk in mijn vaders graff. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Memorie van de geboortedagen mijner kinderen.Uijt mijn eerste huwelijk, mijne huijsvrouwe genaemt Maria de With. In den jare 1628 int eerste vant jaer, sonder den dag onthouden te hebben, is geboren mijn eerste soon, genaemt Cornelis de With ende in April daeraen gestorven ende in mijn vaders graff begraven. In den jare 1629 den 9 September des nagts ten twee uijren, is geboren mijn dogter Cornelia de With, ten overstaen van juffrou Abigaïl van Leeuwen die nevens mij met haer man laest uijt Oostindien was gecomen. In den jare 1631 in FebruariiGa naar voetnoot1) is gestorven mijne eerste huijsvrouwe Maria de With out sijnde 32 jaren, legt in de grote kerk ten Briel. In den jare 1634 den 30e Julij is gestorven mijne eerste huijsvrouwen moeder genaemt Maertgen Leenderts, in haer leven gewoont in den Nieuwen Hoorn ende was een dogter van mijn vaders broeder genaemt Leendert Wittensz de With. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Mijn tweede huwelijk met mijn Huijsvrouwe genaemt Hillegondt van Goch, getrouwt den 25 Meij 1631.In den jare 1633 den 22 October is geboren een soon, gedoopt Cornelis de With ende den eersten Julij is deselven gestorven, sijnde mijn eerste kindt vant tweede huwelijk. In den jare 1636 den 22 September des morgens ten thien uijren is mijn huijsvrouwe verlost van een dogter gedoopt Maria de WithGa naar voetnoot2), ten overstaen van frere Hasius ende nigte Maertje Jacobs. Den 24 Decembris 1639 des morgens ten agt uijren is mijn huijsvrouwe bevallen van een dogter genaemt | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina de With, ende tot peters: Borgemeester Pieter Almonde ende Messr. Adriaen van Bakscamp. Den 20 Februarii 1643 des morgens ten seven uijren is mijn huijsvrouw bevallen van een dogter gedoopt Ida de With, tot peters: Heer Joncker Philips van Dorp, neef van Halen ende masoeur Hester de MeesterGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Den 15 Januarii 1645 des morgens ten 8 uijren is mijn huijsvrouwe bevallen van een dogter ende gedoopt Anna de With, tot peters: moeij Van Berchem en frere Jan de Haes. Den 30 Januarii 1648 des avonts tusschen tien en elff uijren, sijnde Donderdag, is mijn huijsvrouwe bevallen van een dogter ende gedoopt Adriana de With, tot peters: den Advt. Johannes Baxkamp ende Juffrou Anna Ruijsch. Den 22 Meij 1649 is gestorven mijne huijsvrouw Hilgond van Goch ende den 30 dito begraven inde grote kerk op 't choor tot Rotterdam out sijnde 36 jaren. Den 22 Maert 1651 is gestorven mijn schoonmoeder Ida van Goch. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Mijn derde huijwelijk met mijn huijsvrouw Hester de MeesterGa naar voetnoot2).Hester de Meester is gebooren den 15 April 1618 op Paeschdach. Den 8 Meij 1652 heeft ons Godt verrijckt met een dogter, sijnde Woensdachs morgens ten half viere ende den 10 gedoopt, genaemt Maria Jacoba na haer grote moeder, de getuijgen waren Marie Jacoba Bava en nigje Maria Troudenius en neef Van Halen. Den 25 Meij 1654 s'avonts ten 7½ uijr is mijn huijsvrouw bevallen van een soon ende den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
28 dito gedoopt WitteGa naar voetnoot1), peters: neef Dirck van der Mierop ende onse soon IsbrandusGa naar voetnoot2) ende ons dogter Cornelia de With. Den 24 Augustij des jaers 1654 smergens tusschen 8 en 9 nadat deselve 10 dagen in extreme koorts gelegen hadde, is mijn huijsvrouwe Hester de Meester christelijk in den Heere gerust, oudt sijnde 36 jaren, den 28 daeraenGa naar margenoot+ in mijn graff begraven, staet op een vreemde kist, die aen het graff niet gereghtigt is, meest vergaen, ende moeter uijt als ik het geraden vindeGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I.Huwelijksvoorwaarden tusschen Witte's ouders. (Verz.-Schorer, Document 1.)
Inden Name des Heeren Amen. Bij desen tegenwoirdigen oepenbaren Instrumente zij kennelicken eenen ijegelicken dat inden Jaere van der geboerten desselfs duijsent vijffhondert ende een en tachtich, in de vijfthiende Indictie opten twintichsten dach der maendt van September, regnerende den aldergrootmachtichsten ende doorluchtichsten Prince ende Heere, Rodolphus bij der gratien Gods gecooren Roomsch Keijser, altijt vermeerder srijcx, Coninck van Hungarien, van Bohemen enz., in den | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
elften Jaere zijnder Majesteijts Electie, compareerde voor mij Joannes de Haestrecht, oepenbaer Notaris bij den hove provintiael van Hollandt geadmitteert ende den getuijgen naergenoempt, den eersamen ende discreeten Cornelis Witteszoon woonende in den ban van Bugge, toecommende brudegom in d'een parthie, ende Neeltgen Andriesdochter toecommende bruijt vergeselschapt zijnde mit Daniel Corneliszn. Tael, ende Lenart Sanderszn. timmerman poorters ende inwoonders deser stede van den Briele in d'ander parthie, Ende hebben de voorscreven comparanten respectivelicken, naer voorgaende communicatie opt vergaderen van desen haeren toecommenden huwelicke (dat God almachtich wil bevestigen) gehudt, geordonneert ende geslooten, dese heure tegenwoordige huwelicxe voorwaerden, in der manieren ende opten conditien hiernaer verclaert. Eerst geconditionneert ende bevoorwaert, dat indien den voorscreven Cornelis Witteszoon toecommende brudegom quame te overlijden voor de voorszegde Neeltgen Andriesdochter, zoo sal de zelve Neeltgen hebben ende behouden, de gerechte helft van alle den goederen roerende ende onroerende, haeflicke ende erflicke, en geen van dien uuijtgesondert, die in zijnen sterfhuijse bevonden zullen mogen werden, ende dezelve deelen tegens zijne voordochter ende den kinde oft kinderen, die zij te samen zullen moegen bij malcanderen vercrijghen. Maer indien den kinde oft kinderen die zij bij malcanderen zullen moegen vercrijgen, allen commen te sterven, sonder wettige geboorte in leven achter te laeten, zoo zullen de goederen, wederom comen ende devolveren in den boesem daer die uuijt gecommen zijn. Ende in gevalle de voorscreven Neeltgen Andriesdochter toecommende bruijt compt te overlijden, voor den voorscreven Cornelis Witteszn. sonder eenige blijckende blijvende geboorte bij malcanderen vercreegen achter te laeten, zoo sal den voorscreven Cornelis Witteszn. den naesten vrienden ende erfgenamen van de voornoemde Neeltgen uuijt reijcken eens de Somme van twintich ponden grooten Vlaems, te betalen vier gelijcke ponden grooten vlaems gereet, ende vier gelijcke ponden tsiaers totter volder betalinge toe, ende daertoe alle haere clee- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
deren, lijnnen, wollen ende juweelen tot heuren lijffve behorende, ende zullen daermede blijven uuijt haeren sterfhuijse ten euwigen daegen. Maer indien zij compt te sterven kindt off kinderen achter laetende, sal in sulcken gevalle den voorscreven Cornelis Witteszn. die onderhouden in allen nootdruften tot haeren mondigen daegen, ende commende ten huwelicken state. Indien daer maer een kindt en is, zal voor zijn moederlicke goedt hebben vijftich ponden grooten vlaems eens, ende zoe daer meer kinderen zijn, zullen de voorscreven vijftich ponden grooten vlaems hebben ende deelen portie portie gelijck elcx op haeren heijlicxdach. Maer indien de zelve kinderen alle quamen te sterven, sonder wettige geboorte in leven achter te laeten, zoo sullen alle de zelve goederen weder comen in den boesem daer die uuijt gecommen zijn, zoo voorscreven is. Ende zullen de vrienden ende erfgenamen van de voorscreven Neeltgen Andriesdochter mitte voorschreven twintich ponden grooten vlaems eens in maten zoo voorscreeven is, hen te vreeden houden, ende blijven uten voorscreven sterfhuijse. Ende verclaerden de voorscreven Comparanten respectivelicken dit te weesen heure besluijtinge van huwelicxe voorwaerden, inder manieren zoo voorscreven is, belovende in handen mijns Notaris voornoemt, t'gundt voorscreven is wel ende getrouwelicken nae te comen ende te voldoen. Ende versochten de voorscreven Comparanten van mij Notaris hen hiervan gemaect ende gelevert te werden, een oepen Instrument off meer Instrumenten in der besten formen. Dit is aldus gedaen geordonneert ende geslooten binnen der voorscreven stede van den Briele ten huijse mijns Notaris genaempt den gulden Steur, in de tegenwoordicheijt van den bovengenoemden persoonen mit mij Notaris hiertoe specialicken versocht, Ende is dese tegenwoordige mitsgaders de minute van desen bij den voorscreven comparanten ende assistenten onderteijckent, ten jaere indictie, dage, maende ende Keijserrijcke als boven.
Bij mij Cornelis Witteszn. Bij mij Daniel Corneliszn. Tael tmerck van Neeltgen Andriesdochter
In Testimonium premissorum | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
L. Sanderze de J. 1587. Ego Notarius supra nominatus presens Instrumentum manu propria conscriptum et signo meo solito signavi ad hoc requisitus.
Joannes de Haestrecht, Notarius ets. 61. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II.Copie van een lijst in handschrift, zich bevindende in het bezit van Mr. J.A. Schorer (document 9).
Ter toelichting van Witte's zeer beknopte Memorie omtrent ouders en kinderen, diene onderstaande in 17de eeuwsch handschrift gestelde lijst.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|
|