Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 46
(1925)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het dagboek van Hendrik Haecxs, lid van den hoogen raad van Brazilië (1645-1654),
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barlaeus in eene met bijzondere royaliteit door de Firma Nijhoff gelanceerde Nederlandsche vertaling (1923) nader is gebracht tot het publiek onzer dagen, voor zoover dit niet meer vermag door te dringen in het ciceroniaansch latijn van den Amsterdamschen Hoogleeraar. Niet naar nieuwe overzichten, wèl naar nog ongebruikte oorspronkelijke bescheiden heeft onze begeerte thans uit te gaan; allereerst naar eene gelijktijdige beschrijving van wat er in de jaren 1649-'54 in Brazilië is voorgevallen, die dan zou kunnen beschouwd worden als eindschakel aan den keten: De Laet-Barlaeus-Nieuhof.
Er bestaat gelukkig zulk eene beschrijving, die ik op aanwijzing van Dr. J. de Hullu, wien ik deswege mijnen dank betuig, mocht aantreffen in den vorm van een dagboek, dat zich al sedert 1893 op het Algemeen Rijks-Archief te 's-Gravenhage bevindt, zijnde het in de officieele lijst van Aanwinsten over genoemd jaar opgebracht onder Nummer 32A, met de aanteekening daarbij, dat het den 24sten November door aankoop werd verkregen op eene veiling bij Frederik Muller en Co. Het heeft zich tot op heden aan de nasporingen der onderzoekers weten te onttrekken, maar, juist en vooral omdat het aanwijzingen bevat omtrent de allerlaatste gebeurtenissen in Brazilië, is het belangrijk, beter dan iets anders in staat om onze eerste behoefte aan oorspronkelijke documenten te bevredigen en dus een afzonderlijke uitgave wel waard. Deze dagelijksche aanteekeningen zijn opgesteld in een kwarto schrijfboek met perkamenten band, dat voor ongeveer de helft (204 pp.) is ingevuld met een net, goed leesbaar 17de-eeuwsch schrift; overigens is het blanco gebleven op de laatste bladzijde na, de eenige geschondene, waarvan nog juist genoeg over is om te kunnen vast stellen, dat de eigenaar er eenige geheime middelen op had aangeteekend tegen het graveel, waaraan hij blijkbaar leed. Daar wij niet nieuwsgierig zijn naar meer dienaangaande, verliezen wij aan het weg gescheurd gedeelte niets. Opschrift, titel en auteursnaam komen niet voor. De schrijver valt den 29sten Juni 1645, op welken datum hij zich ergens aan een bruiloft vermaakt, als met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de deur in huis, hetgeen den indruk maakt dat wij een vervolg voor ons hebben op een ouder cahier met aanteekeningen, wie weet hoe merkwaardig? Het is niet dagelijks bijgehouden; maar naar gelegenheid ingeschreven als de auteur eens iets had op te teekenen, dat hij dan waarschijnlijk uit kladnota's bijeen bracht, want hij loopt wel eens op de volgorde der gebeurtenissen vooruit, bij voorbeeld op 13 Augustus 1652, alwaar reeds iets vermeld wordt dat op 16 Augustus zou behooren. Spoedig ontwaart de lezer, dat de schrijver zijn boekje op twee uitreizen naar en twee thuisreizen van Brazilië bij zich heeft gehad - toch is er geen spatje zeewater over gekomen; het heeft dus wel goed in de kist weggesloten gelegen, om alleen bij kalme gelegenheid te worden voor den dag gehaald. Dat blijkt ook uit de vastheid van het schrift, waaraan men slechts zelden de gevolgen van zeegang ontwaart. Een afschrift is het echter niet, want wanneer de schrijver, die van 19 Aug. 1646 tot 10 Aug. 1647 (dus bijna een vol jaar) niets heeft aangeteekend, de pen weder opvat, heeft hij mede een andere soort van inkt tot zijne beschikking. In 't algemeen noteert hij datgene wat hem zelf raakt en als in den nasleep daarvan worden ook wel zaken van meer beteekenis geboekstaafd. In beginsel schijnt hij zich te onthouden van het opteekenen van gegevens die toch elders wel officieel zullen worden vastgelegd; daarom waarschijnlijk ontbreekt nog een tweede tijdvak, 7 Oct. 1650-24 Febr. 1652, dat hij toch ter hoofdplaatse Pernambuco moet hebben doorgebracht. Eerst wanneer de zaken een loop nemen, die ieder kolonist persoonlijk ter harte moet zijn gegaan, neemt hij de pen weer ter hand. Men dankt daaraan enkele zeer goed te pas komende gegevens omtrent het tijdvak waarin Brazilië letterlijk op zijn eind liep: 25 Febr. 1652-28 Jan. 1654 en volgende data. De schrijver is gedurende de negen jaren waarover zijn dagboek loopt niet immer in de kolonie geweest; eenmaal heeft hij eene zending naar Nederland op zich genomen. Maar ginds was hij in functie, in een voorname functie zelfs. Blijkbaar was hij Lid van den Hoogen Raad van Brazilië. Dat zou ons het zoeken naar zijnen naam gemakkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen maken, maar wij behoeven niet eens te raden; het dagboek bespaart ons die moeite, want, ofschoon de schrijver kennelijk vermijdt zichzelf te noemen, heeft hij zich toch twee malen met naam en toenaam verklapt. Laat ons dus zien wat wij, rechtstreeks uit het dagboek, omtrent zijn persoon kunnen vernemen. Al aanstonds hooren wij (p. 4) dat hij het reizen ‘t'eenemael gedacht hadde te vergeten’, dus vroeger gereisd had, en bovendien dat hij zijn ‘negocie voor zekeren tijd zou moeten verlaten’. Hij behoorde dus tot den koopmansstand, had zaken buitenslands gedreven en bovendien was hij (p. 117) een ‘jongman sonder beslach van vrouw en kinderen’, die een neef had Andries Haecxs genaamd (p. 122). Dit gegeven brengt ons dicht bij den persoon zelf. Iets verder (p. 124) blijkt uit den aanhef van een aan hem gericht ambtelijk schrijven van 7 Dec. 1647 dat zijn eigen naam is: ‘Hendrik Haecxs’. Die brief, waarbij inlichtingen worden gevraagd omtrent zaken die in Mei 1642 te Pernambuco waren voorgevallen, bewijst dat hij zich reeds in dien tijd ter hoofdplaatse heeft opgehouden en dat hij er als ‘vrij koopman’ vertoefde, volgt uit het antwoord van 25 Dec. 1647 (p. 130). Nog eenmaal komt de naam Haecxs aan het licht in de onderteekening van een rapport (p. 149). Daarmede houden de gegevens omtrent den persoon des dagboekschrijvers op, of het moest zijn, dat sommige aanteekeningen doen zien dat hij, tusschen de tropen zich bevindende, veelal last had van hoofdpijnen. Ook trekt eene ongewone uitdrukking de aandacht, waarmede hij voorstelt (p. 154) menschen zich geregeld te laten ‘kuissen’. Zoo spreekt iemand van Brabantschen of Vlaamschen bloede! Maar aan den naam hebben wij toch al wat noodig is om de identiteit van den schrijver vast te stellen; hij is: Hendrik Haecxs die op 16 Aug. 1646 in de regeering van Brazilië is opgetreden als Lid van den Hoogen Raad, die dat lidmaatschap heeft bekleed tot den dag van overgave aan de Portugeezen: 27 Jan. 1654. Wil men het dagboek eenigszins overzien, dan dient men er een globale indeeling voor op te maken; de navolgende kan als zoodanig dienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zijn niet de 84 over zeereizen handelende bladzijden der tijdvakken II, IV en VI die het dagboek voor de geschiedenis van Brazilië belangwekkend maken, al moet erkend worden dat zij, want met reisjournalen naar en van dat gewest zijn wij tot nog toe niet verwend, haar eigenaardige beteekenis hebben. Zij doen zien, hoe de Brazielsvaarders, juist als de Oost-Indische schepen, uit onbekendheid met de heerschende stelsels van stroomen en winden, veel te lang onder den Afrikaanschen wal plachten te blijven, om dan te laat den oversteek naar Zuid-Amerika te maken en zoodoende de reis noodeloos te vertragen; zij doen zien hoe men op de aan Portugal behoorende Kaapverdische Eilanden zijn pleizier wist te nemen, hoewel de verhoudingen in Brazilië zoo onvriendschappelijk mogelijk waren (p. 25 vlg., 166 vlg.); zij maken ons vertrouwd, zoo wij het niet reeds zijn, met de gebruikelijke klachten over voeding en verpleging der scheepsbemanningen, die... zeer gegrond blijken en vooral wat de verpleging betreft, op toestanden wijzen die barbaarsch en schandalig zijn. Men leze het maar na; men zal een schip ontmoeten met 60 soldaten aan boord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan 28 ziek in de kooi liggen en waar geen chirurgijns of zelfs medicamenten aanwezig zijn (7 Jan. 1648), of een anderen bodem aantreffen waar het volk tijdens ruw weer 10 dagen achtereen ‘altijt nat en meest sonder verschoninge’ heeft moeten rondloopen (1 Febr. d.a.v.). Het belang van het dagboek bestaat echter niet in die reizen, waarop ook niet nader zal worden terug gekomen. De aantrekkelijkheid van dit handschrift is daarin gelegen dat het ons, behalve met de zaken van Brazilië, nader doet kennis maken met de gestie der regeeringslichamen in Nederland, die aan 't licht treedt in het uitvoerig beschreven tijdvak van 6 November 1647 tot 26 December d.a.v. Om evenwel een duidelijk begrip te krijgen van hetgeen wij voor ons hebben, moet de geschiedenis van het Gewest tot leiddraad dienen en wat dieper daarvan worden opgehaald.
Den 6den Mei 1644 had Graaf Johan Maurits van Nassau het bewind over Brazilië neergelegd, den 22sten d.a.v. was hij naar patria vertrokken. Hij had de regeeringszaken moeten overdragen aan de Leden van den Hoogen Raad, die hem tot dusver in het bestuur hadden bijgestaan: Hendrik Hamel, Pieter Bas en Adriaan Bullestrate. Nieuwelingen waren die Raden niet, integendeel, zij waren eenigermate in Maurits' school gevormd en Bewindhebberen achtten hen bekwaam om in driemanschap de zaken te beleiden, ook zonder Gouverneur of aangewezen President. De oorlog had uitgewoed, met de Portugeezen verkeerde men op voet van wapenstilstand, waarvan werd verwacht dat hij door vrede zou worden gevolgd; het gewest was eenigszins georganiseerd en scheen geconsolideerd, een Gouverneur wiens aandacht grootendeels door krijgstoerustingen in beslag genomen heette, was nu minder noodig - dus dachten Bewindhebberen in patria. Reeds moest, ingevolge hunnen wil, de militaire macht worden ingekrompen, op velerlei gebied zou bezuinigd kunnen en moeten worden, dat alles zou de exploitatie van het Gewest voordeeliger maken. Bewindhebberen waren niet voldoende doordrongen van de eenvoudige waarheid dat, behalve aan oorlog en aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrede, nog aan een derden toestand viel te denken: dien van oproer binnenslands, heimelijk dan wel openlijk door de autoriteiten aan de Allerheiligenbaai of in Portugal gesteund! Johan Maurits had dat wèl begrepen, hij had in zijn nota van overgave ernstig voor die mogelijkheid gewaarschuwd. En de Raden, die hem in het Bewind hadden vervangen, wat dachten zij? Zij die zelf om zulk een nota hadden verzocht (Barlaeus p. 373), hebben vermoedelijk tegen hun nieuwe verantwoordelijkheid opgezien; denkelijk betreurden zij het vertrek van hunnen Gouverneur, maar zij hadden op hunne posten te blijven en konden zich met den door Graaf Maurits achtergelaten papieren leiddraad, voor hun verruimde opdrachten berekend achten zoolang alles goed bleef gaan. In de kolonie was het vertrouwen op de toekomst niet groot. Barlaeus (p. 398) spreekt met ronde woorden uit, dat ambtenaren en particulieren wier handen vrij waren, het vertrek verkozen boven een langer verblijf. Als ratten het zinkende schip, zoo verlieten zij de kolonie, waar spoedig zou bewaarheid worden dat, waar de kat van huis is, de muizen op de tafel dansen. Want zoo die ambtenaren en particulieren begrepen, dat inzonderheid de vermindering van de krijgsmacht de hoogste belangen van de kolonie in de waagschaal stelde, de Portugeesche kolonisten begrepen het ook. Voor hen was de tijd om tegen het vreemde gouvernement samen te zweren, liefst in verbinding met Portugal zelf of anders met de landgenooten aan de Allerheiligenbaai, nu eerst recht gekomen; die waarop zij het juk zouden afwerpen scheen niet ver. De Hooge Regeering voelde zich niet veilig. Reeds den 13den Februari 1645 gaf zij onder meer aan Bewindhebberen te kennen dat de Portugeezen zich onder het Bestuur van Graaf Maurits rustig hadden gehouden, maar na diens vertrek roerig waren geworden, vermoedelijk omdat zij gezien hadden hoe, met Zijn Excellentie, een groot gedeelte van de navale macht de kolonie had verlaten, maar vooral omdat met diens persoon zelf de Regent was verdwenen die de militaire macht in toom placht te houden; dat er van Portugeesche zijde op de hoofdplaats werd gespionneerd; dat een plan aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het licht was gekomen om het Recief met zijn ingezetenen onverhoeds te overvallen, waartoe zekere dag waarop een openbare verkooping van negers een groot aantal gegadigden naar Pernambuco zou lokken reeds was aangewezen, maar dat deze toeleg door het houden van goede wacht nog bijtijds was verijdeld; dat zekere Vieira en diens schoonvader Beringel sterk van conspiratie werden verdacht, maar niet werden aangehouden omdat bewijzen ontbraken en arrestatie vermoedelijk aanleiding zou geven tot oproer; dat ‘de minste alteratie zeer pernicieuse effecten zoude hebben kunnen causeeren’Ga naar voetnoot1).
Het kan half Mei 1645 en nog wel wat later zijn geweest, toen die brief van den 13den Februari in patria werd ontvangen, zoodat er wel verband zal bestaan tusschen dat schrijven en de omstandigheid, dat Haecxs den 29sten Juni over het aanvaarden van eene benoeming als Lid van den Hoogen Raad van Brazilië werd gepolst. Het voorstel trof hem ‘als een donderslach’; hij maakte dus met zijn antwoord geen haast; maar de XIX lieten hem nog binnen de week door drie gecommitteerden aan zijne woning opzoeken, teneinde hem eene betrekking aan te bieden, waaraan het aangenaam vooruitzicht was verbonden van den ‘desolaeten staet’ der Compagnie daarginds te gaan helpen opbeuren. Gecommitteerden trachtten Haecxs de zaak smakelijk te maken en al gaf hij niet aanstonds toe, hij nam toch den volgenden dag (6 Juli '45) eene gunstige beslissing. Er blijkt niet, of Haecxs destijds nog de eenige was met wien de XIX zich poogden te verstaan. Blijkbaar was men zich in Nederland nog niet ten volle van den ernst der omstandigheden bewust; men kon dat nog niet zijn. Zoover wij weten, werd er niet eens een datum van vertrek overeen gekomen - het journaal bevat dan ook geen aanteekeningen tusschen dien 6den Juli en den 27sten September. ‘Spoed’ was blijkbaar het wachtwoord niet. Maar na dien bewusten 13den Februari 1645 hadden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zaken in Brazilië een hoogst ernstige wending genomen. Een samenzwering was ontdekt van de Portugeezen, die het plan hadden gesmeed om alle Nederlanders in de kolonie, op een overeengekomen datum (25 Juni), te vermoorden. Wel was dit verraad bijtijds aan 't licht gekomen, maar de samenzweerders hadden in die ontdekking slechts aanleiding gevonden om de maskers ganschelijk af te werpen; opnieuw zetten zij, van dat oogenblik, Brazilië in vlam! De koloniale Raden rapporteerden bij schrijven van 27 Juni omtrent den opstand, zij drongen aan op versterking van de juist gereduceerde troepenmacht, op toezending van vivres en mondbehoeften. Zij hadden nu dikwijls genoeg gewaarschuwd of bij Bewindhebberen vertoogd; zij wiesschen zich de handen voor God en de menschenGa naar voetnoot1). Een besturend Lichaam, dat de verantwoordelijkheid voor de naaste toekomst met zulke gevoelens onder oogen gaat, kan voor zijn taak nog berekend zijn maar behoort niet gehandhaafd te worden. Bewindhebberen en de Staten-Generaal begrepen dat. Bedenken wij nu, dat de brief van 27 Juni in het begin van September, althans zeker niet noemenswaard eerder, in Nederland kan zijn ontvangen, dan begrijpen wij ook waarom er, als plotseling, met den 17den van die maand, schot in de verrichtingen en daarmede in de wederwaardigheden van Haecxs begint te komen. Op 28 September vinden wij aangeteekend, dat Walter van Schonenborgh, een lid van de Staten-Generaal voor Groningen, zich bereid had verklaard om als President van een opnieuw samen te stellen Hoogen Raad naar Brazilië te vertrekken. Weer een koloniaal experiment! Men had in Nederland dus al begrepen, dat die Raad van Brazilië, zoo hij het al zonder Gouverneur kon stellen, toch vaster leiding noodig had dan een driemanschap zonder Voorzitter zichzelf kon geven; men verstond eveneens dat het Collegie uitbreiding behoefde. Immers op 9 October is er bij Haecxs reeds sprake van ‘andere’ leden. Wij kunnen hunne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
namen invullen; die leden waren, behalve Schonenborgh en Haecxs: Michiel Van Goch, pensionaris van Vlissingen, Simon van Beaumont, advocaat-fiskaal van Dordrecht en Abraham Trouwers koopman, die den 18den November, in handen van de Staten-Generaal, den gevorderden eed aflegden. Een maatregel was genomen bovendien, die meer waard was dan verandering van de Brazielsche Regeering. De Staten-Generaal hadden besloten tot het zenden van een ondersteuningsexpeditie met schepen en troepen; ook hadden zij verschillende faciliteiten aan de West-Indische Compagnie toegestaan, wat betreft hare betalingen en de werving van het krijgsvolkGa naar voetnoot1). Dat de ingezworen Raden op den dag hunner beëediging kennis droegen van enkele gewichtige gebeurtenissen, die middelerwijl in Brazilië hadden plaats gegrepen, mag niet worden betwijfeld. Immers twee dagen te vorenGa naar voetnoot2) was een Lid van den Brazielschen Raad van Justitie, Balthasar van de Voorde, gecommitteerd om den droeven staat van zaken bloot te leggen, in de Staten-Generaal verschenen. Van Pernambuco vertrokken den 2den AugustusGa naar voetnoot3) was Van de Voorde op de hoogte van wat er tusschen 27 Juni en dien datum al weer was voorgevallen en hoewel er nog niets was gebeurd, dat op onmiddellijke verergering van den toestand wees, de teekenen daarbuiten waren verontrustend genoeg. Zelf was Van de Voorde in de maand Juli, in commissie naar de Allerheiligenbaai geweest om met den Onderkoning Da Silva over de rebellie, waaraan men dien Regent heimelijk medeplichtig hield, te overleggen, maar tot meer dan vage besprekingen had hij het niet kunnen brengen. Hij kon bovendien verhalen, hoe er slinksche pogingen in het werk waren gesteld om zijn medegecommitteerde, Majoor Hoogstraeten, tot verraad en overloopen te verleiden. Toch had dit weinig te beteekenen, vergeleken bij de berichten die enkele dagen later in Nederland werden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vernomen. Op 't einde van November (Haecxs op 27 Nov.) vielen er twee schepen binnen, die den 17den September van Brazilië waren gezeild en de tijding brachten hoe alle forten, met uitzondering van Pernambuco, Itamarica en Parayba, door geweld of verraad verloren waren gegaan. Het kan ons niet moeilijk vallen die berichten, wat de hoofdzaak betreft, te toetsen. Een 700 man veldtroepen van de Compagnie, aangevoerd door den Legercommandant Kolonel Hoes, waren den 3den Augustus bij den Monte das Tabocas (ongeveer ter hoogte van het oude Arrayal, zie de kaart van Goliath) door 1100 opstandelingen onder de leiding van Vieira verslagen en met een verlies van 200 man op Pernambuco terug geworpen. De opstandelingen hadden toen het Recief zoo nauw ingesloten, dat de regeering een begin moest maken met het verlaten der buitenwerken, dat zij een gedeelte van de Mauritsstad liet raseeren en het paleis Vrijburg deed sloopen, opdat het, indien vermeesterd, geen gevaar zou opleveren voor het Fort Ernst. Den 17den Augustus hadden 500 man beschikbare troepen, weder onder leiding van Hoes, een uitval gedaan in de richting van het Arrayal; opnieuw hadden zij het onderspit gedolven, ja Hoes was met 6 zijner officieren en 240 manschappen gevangen genomen, zonder zelfs te kunnen beletten dat de in Nederlandschen dienst strijdende Tapoeiers op barbaarsche wijze werden afgemaaktGa naar voetnoot1). Die nederlaag had den overgang van het fort Nazareth bij Kaap Sint Augustyn tengevolge, welks bevelhebber, Majoor Hoogstraeten, thans den tijd om over te loopen gekomen achtte (8 Sept.). Ter zee was men gelukkig geweest; Admiraal Lichthart had daar een schitterende overwinning bevochten (9 Sept.). Deze ongelukstijdingen geven den sleutel tot eene uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haecxs' journaal blijkende, en zonder haar niet te verklaren kentering in de gedragingen van de nieuwbenoemde Raden. Schonenborgh (Journ. 11 Dec. en 12 Dec.) begon terug te krabbelen; Haecxs maakte eenzelfde manoeuvre (Journ. 14 Dec.), ja ging zoover van zijne toezeggingen opnieuw in beraad te nemen, maar toch, den 21sten, verklaarden zij zich bereid om na te komen wat zij op zich hadden genomen. Van dien datum tot den 31sten Maart 1646 zwijgt het dagboek weer. De toerustingen tot de ondersteuningsexpeditie eischten immers tijd en ondervonden alle nadeelen van het tot het doen van uitrustingen ongewone seizoen. Lang werden de schepen, die gedeeltelijk toch al in November zeilklaar schijnen te zijn geweest, door ijsgang in de havens opgehouden; eerst tegen het voorjaar kwam er wat voortgang in de maatregelen. Hoe sterk de hulpvloot was, is niet met juistheid bekend; maar toch weten wij, dat zij onder het bevel stond van Joost Bankert, vermaard uit den zeeslag bij Duins, en bovendien dat zij 2000 man troepen zou overvoeren, onder de orders van oude Brazielsche houwdegens als Schoppe en Henderson, die den 27sten Maart door de Staten-Generaal als aanvoerders waren aangewezen. De nieuwbenoemde Raden scheepten zich op een der eerste dagen van Mei 1646 in; Schonenborgh en Haecxs aan boord van het admiraalschip, dat den 9den dier maand het anker lichtte. Twee schepen van Amsterdam bevracht, de Valk en de Elizabeth, waren (26 April) vooruitgezeild. Zij waren het, die het benauwd Pernambuco, waar men het laatste brood in den mond had, waar paarden, honden, katten meest opgegeten waren, waar een algemeene uitval was beraamd om zich door den vijand heen een weg naar het binnenland te banen in de hoop dààr voedsel aan te treffen, in den letterlijken zin des woords kwamen ontzetten. Nieuhof, die de aankomst van deze beide schepen (22 Juni 1646) heeft bijgewoond, geeft een bijzonder levendige beschrijving van dat ontzet.
Als gezegd, begint Haecx's dagboek weer te loopen met den 31sten Maart 1646; het is op de gebruikelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijze voortgezet tot den dag van vertrek (9 Mei). Vervolgens is het van dag tot dag ingeschreven, zoodat de lezer desverkiezende de reis kan volgen. De vloot, die te lang onder den wal van Afrika bleef zeilen, kreeg Olinda de Pernambuco eerst den 31sten Juli, dat is na eene reis van 12 weken, in 't zicht, doch de stroom zette het admiraalsschip in noordelijke richting weg, waardoor het werd gedwongen om bij Itamarica te ankeren. Dààr kregen Schonenborgh en Haecxs bericht van de aankomst van de Valk en Elizabeth, die, door er een spoedreis van te maken, al zes weken eerder waren gearriveerd (22 Juni). President en Raadslid stapten, na afgehaald te zijn met een jacht, eerst den 11den Aug. ter hoofdplaatse aan den wal, waar Van Goch, Trouwers en Van Beaumont hun wachtten. Met het overnemen van de regeering gingen eenige dagen heen, tredende de nieuwe Hooge Raad den 16den Augustus (1646) in functie. Haecxs is over die ambtsaanvaarding nogal uitvoerig. Op één belangrijke omstandigheid moeten wij zelf eenigen nadruk leggen: de oude Regeering namelijk repatrieerde niet zoo aanstonds. Hare leden bleven vooreerst op het Recief, zij gaven herhaaldelijk adviezen waarnaar werd geluisterd, zij werden in commissie gezonden naar de posten waar de Nederlandsche vlag nog was blijven waaien, gelijk men bij Nieuhof kan nalezen. Dit is een dier talrijke aanwijzingen, waaruit blijkt, dat zij hun vorigen dienst wel degelijk naar behooren, althans naar vermogen, hebben betracht - iets waaraan in een tijd toen de zaken van Brazilië nog hartstochten gaande maakten, wel eens getwijfeld is. Eerst den 12den Augustus 1647 arriveerden zij weder in patria! (Journaal p. 110). Haecxs' dagelijksche aanteekeningen zwijgen over de eerstvolgende twaalf maanden; maar later haalt hij die schade in, want het dagboek bevat (pp. 88-95) de minuut van een belangrijk rapport over hetgeen in dat tijdvak is voorgevallen. Wij vernemen, wanneer Haecxs zijne aanteekeningen vervolgt (Aug. 1647), dat men de bewuste twaalf maanden in ‘grote becommeringe’ doorbracht en onvoorwaardelijk willen wij het gelooven, want wij lezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van eene ‘becommeringe’ zoo groot, dat op 10 Augustus 1647 in Rade werd besloten om een der Leden naar patria te zenden, ten einde (als Van de Voorde voor twee jaren) krachtiger ondersteuning te verzoeken. Dit lot viel Haecxs ten deel, die, den 3den September, met de onder den ziekelijken Bankert repatrieerende schepen, naar Nederland vertrok. Van deze zending van Haecxs is door geen enkelen onderzoeker melding gemaakt - het dagboek levert ons dus een nieuw gegeven, dat wij aan de hand van den betrokkene kunnen bestudeeren. Met Haecxs' aankomst in het vaderland (5 Nov. '47) wordt het dagboek belangrijk en belangwekkend. Zes dagen na te Vlissingen te zijn ontscheept biedt hij (12 Nov.) te 's-Gravenhage het bovenbedoeld rapport aan, waarvan het journaal de minuut bevat. Met die minuut in de hand, welks inhoud om door Haecxs ontwikkelde redenen eer gunstig dan ongunstig was gekleurd, kunnen wij de leemte, die het journaal omtrent het voorafgegaan verblijf in Brazilië vertoont, volkomen aanvullen.
De nieuwe Regeering, die op een aanmerkelijk versterkte legermacht steunde, was, al zegt het rapport dat niet met die woorden, tot de beproefde taktiek van Graaf Maurits terug gekeerd. Was diens eerste werk geweest de Portugeezen uit hunne stellingen bij Porto Calvo te verdrijven en hen over den Rio S. Francisco zuidwaarts te dringen - de regeering van Schonenborch besloot de oevers van die rivier te bezetten om er de binnenslands opereerende Portugeezen af te snijden van de Allerheiligenbaai. De zee was vrij, dus was de expeditionnaire legermacht onder Lichthart en Henderson, per scheepsgelegenheid naar den Rio S. Francisco overgevoerd, waar Lichthart, die steunpilaar van Brazilië, den 30sten Nov. 1646 het leven verloor. De vijand, ofschoon een oogenblik afgesneden van de Allerheiligenbaai, wist spoedig nieuwe rivierovergangen te vinden, hij wist de Nederlanders opnieuw te bemoeilijken en wel zoo hevig, dat de expeditie in het begin van 1647 werd terug geroepen. De regeering meende het toen elders te moeten beproeven door, weder als Johan Maurits, de Allerheiligenbaai te benauwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schoppe en Van Beaumont bezetten er het tegenover de hoofdplaats S. Salvador gelegenheid eiland Taparica; zij verschansten zich daar, zij wisten er zich te handhaven, ja sloegen den 10den Augustus 1647 nog een overval krachtig af; maar tot een aanval op de welversterkte vijandelijke hoofdplaats kwam het niet. De achteruitgang van de zaken aan het Recief zelf zou ten slotte de terugroeping van Schoppe tengevolge hebben; toen Haecxs Pernambuco verliet, bevond Schoppe zich echter nog op Taparica. Het onthaal dat aan Haecxs met zijn dringende vertoogen te beurt viel, kunnen wij van dag tot dag beoordeelen. De Gecommitteerde Bewindhebberen te 's-Gravenhage worden van de tijdingen ‘seer perplex’, maar weten den jobsbode te belezen om, in verband met de politiek van den dag, zijn rapport, dat in de Staten-Generaal ter tafel moet komen, aanmerkelijk te verzachten (Journ. 10 Nov.). Gedeputeerden uit die Staten ontvangen hem hoffelijk; zij maken hem bekend met eene resolutie van den 10den Augustus om de Compagnie met een expeditionnaire macht van 6000 man te hulp te komen; zij laten het overigens (11 Nov.) bij een voorloopige begroeting. Opmerkelijk beleefd en welwillend toonen de Staten-Generaal zich in hunne zitting van den daarop volgenden dag, waar Haecxs ontvangen wordt; minder plechtig is de ontvangst in de Staten van Holland; zwierig is de audientie bij den jongen Stadhouder Willem II; een eenigszins verbitterde toon is in de bijeenkomst van Bewindhebberen op den volgenden datum waar te nemen. Zij toonen zich (niet zoo heel ten onrechte) gekrenkt over sommige uit Brazilië gerezen klachten, zij die zich toch hadden ingespannen om het vermeld secours van de Generaliteit toegezegd te krijgen! Het komt in die vergadering tot woorden en als gewoonlijk in vergaderingen, men verhit er zich nu niet juist over zaken die als van primair belang kunnen worden beschouwd. Gelukkig weet de President nog bijtijds een kan Rijnschen wijn te laten aanrukken, waarmede hij de vergadering, alwaar toch wel iets aan den goeden toon moet hebben ontbroken, tot een gepast slot brengt! Niet beter, neen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleinburgerlijk in den slechten zin, gaat het eenige dagen later bij de Amsterdamsche Bewindhebberen toe. Dààr wordt slechts over kleine belangen gehandeld, dààr treedt vooral de afgunst van Kamer tot Kamer aan 't licht! Haecxs toont zich overigens actief genoeg; hij weet waar het noodig is van zich te bijten en na zijn zaken te Amsterdam binnen drie dagen te hebben afgewikkeld, is hij al weer op 't pad naar 's-Gravenhage, waar zijne tegenwoordigheid wordt gewenscht. Aangezocht, verklaart hij zich bereid, zoo noodig onmiddellijk, naar Brazilië terug te keeren. Hij houdt daarin ook woord, doet zaken waar en zooveel hij kan; hij bevindt zich den 10den December te Hellevoetsluis, klaar om met de ondersteuningsvloot onder Witte Corneliszoon de With uit te zeilen. Vermakelijk voor een oogenblik is de ontmoeting van Haecxs met den vermaarden Admiraal, die, heelemaal niet op een kajuitspassagier gesteld, tracht hem met een doorzichtig zeemansfoefje naar een anderen bodem te verwijzen. Maar Haecxs laat zich niet afschepen; hij noodzaakt den vlootvoogd toch om hem zoo ‘tellequelle’ beleefdheid te bewijzen. De thans volgende bladzijden toonen ons den persoon van Haecxs op zijn best. Wanneer hem, nog voor de vloot is uitgezeild, verschillende klachten bereiken over de uitrusting en de verzorging van de expeditietroepen, stelt hij onmiddellijk een grondig onderzoek in en hij schroomt ook niet onmiddellijk naar 's-Gravenhage terug te reizen om over de schandelijke voorbereiding te klagen. Bij de Staten-Generaal, ernstig en waardig al steeds, vindt hij een welwillend gehoor, bij den Prins desgelijks; maar tegenover de meer rechtstreeks geinteresseerde Bewindhebbers moet hij zijn eigen plichtsbetrachting in bescherming nemen en hij doet het krachtig, met een zeer gepast beroep op eer en geweten. Hij weet gedaan te krijgen, dat een vernieuwd onderzoek naar de misstanden wordt gelast, dat er nog eenige order wordt gesteld dààr waar dat meest noodig is. Denkelijk heeft zijne activiteit in eene zaak als deze een gunstigen indruk gemaakt op den barschen, veel van zichzelf en van anderen weinig minder eischenden Witte Corneliszoon de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
With. Moeilijkheden zijn er kennelijk op den ganschen overtocht, die nu de bladzijden van het dagboek gaat vullen, niet tusschen Haecxs en den Vlootvoogd gerezen.
In zee gestoken den 26sten December 1647, brengt Haecxs de reis den 18den Maart 1648 op het nog behouden gebleven Recief tot een goed einde. Hoog was daar de nood gestegen; de vroeger zoo weerbare veste was nu van de landzijde nauwer ingesloten dan ooit; maar de Nederlandsche vlag was nog heerscheresse ter zee en zoolang zij dat bleef kon de vestiging onneembaar worden geacht. Zoo kritiek was overigens de positie, dat de legercommandant Schoppe ertoe kon besluiten om met een troepenmacht die nauwlijks van de zeereis hersteld, laat staan eenigermate geoefend of gedisciplineerd was, een uitval te doen in de richting van het Fort Nazareth aan de Kaap Sint Augustyn, alwaar zich eene ankerplaats bevond waarvan de Portugeezen (uit de Allerheiligenbaai) zich meer en meer als een vlootbasis en tusschenstation begonnen te bedienen. Hoe het op die expeditie, toen de hoofdmachten den 19den April '48 nabij den suikermolen Guararapes op elkaar stieten, is toegegaan, kan men gedeeltelijk vernemen uit een rapport van Schoppe, dat hierna onder de Bijlagen is opgenomen: op eene sterkte van 5000 man verloor men aan onze zijde een 1000-tal aan dooden en gewonden! Dat drie dagen later, de verdediging van de stad Olinda, als in den nasleep van de débâcle, werd opgegeven, kan niemand verwonderen. Eer wekt het verwondering, dat de tocht naar Kaap Sint Augustyn den 19den Februari 1649 met 3500 man werd herhaald; de nederlaag, weder bij den suikermolen Guararapes was, zoo mogelijk, nog erger dan de vorige! De leider, Kolonel Van den Brincke, sneuvelde; het aantal verliezen bedroeg meer dan 1000 man! Dat Witte Corneliszoon de With, wakker als altijd, de kust middelerwijl bekruiste, de Allerheiligenbaai verontrustte en daar in Januari een 23-tal suikermolens ‘spolieerde’ kon het gewest Pernambuco geen voordeel aanbrengen; het eenige wat uitkomst kon geven, was: krachtiger ondersteuning uit Nederland! Om daarop aan te dringen, werd het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raadslid Van Beaumont, den 22sten April 1649 naar patria gecommitteerd. Het is hem daar vermoedelijk eenigszins gegaan als in 1645 aan Van de Voorde en in 1647 aan Haecxs, die eigenlijk kwamen om te vernemen, dat men in Nederland de belangen van de kolonie volstrekt niet uit het oog verloor, dat er juist maatregelen waren genomen tot het zenden van de zoo vurig verlangde nieuwe secoursen. In het najaar van 1649 althans, lag er eene vloot gereed onder Hauthain, die, na in zee te zijn gestoken, in de havens terugkeerde om er den winter over te blijven liggen, maar in Maart d.a.v. opnieuw uitzeilde en in Mei 1650 te Pernambuco arriveerde. Die vloot was bestemd om Witte's scheepsmacht af te lossen en waar was Witte? Witte was, ten einde raad en om de hem toevertrouwde bodems voor algeheelen ondergang te bewaren, reeds half November '49 op eigen gezag van Pernambuco naar Nederland vertrokken, alwaar hij den 28sten April 1650 is binnen gevallen. Het is wel opmerkelijk, dat alle geschiedvorschers tot dusverre over de vloot van Hauthain, die wel 12 zeilen sterk was en ook zeer goede diensten bewees, volmaakt hebben stil gezwegen. Toch verneemt men daarvan iets uit dat kostelijk boekje van N. de Graaff ‘Reisen na de 4 gedeeltens des werelds enz.’ dat te Hoorn, in 1701, is uitgegeven. Wat dààr van Hauthains verrichtingen wordt verhaald, is hiernà onder de bijlagen opgenomen. Hauthain kwam gelukkig niet te laat in Brazilië aan, al had de Nederlandsche vestiging er weer eens kwaad voor gestaan, toen een talrijke Portugeesche scheepsmacht zich aan de kusten ophield (Journ. 16-24 Febr. '50), welke vloot de Commandeur Goverts zich met kunst en vliegwerk zoowat van 't lijf had weten te houden. Waarom de Portugeezen in die dagen niet krachtiger hebben doorgetast, blijft onopgehelderd. Met Hauthains komst was het gevaar aan de zeezijde voorloopig bezworen; druk werd er op de kust geschermutseld en de Bahia werd weer eens verontrust, maar een gunstige wending in de algemeene situatie vermocht niet te worden uitgelokt. Haecxs' dagboek en de ‘Reisen’ van N. de Graeff vullen elkander gedurende dit tijdvak eenigszins aan, hetgeen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van groote beteekenis is, omdat niet alleen Netscher maar ook Wätjen ons hier begint te begeven. Over 1651 bevat het dagboek geene aanteekeningen, wat den indruk maakt, of dat de schrijver aan ziekte heeft geleden, of (en het lijkt waarschijnlijker) dat die periode tamelijk stil is voorbij gegaan. Hoe ook, nog in 1652 strekte zich Hauthains beschermende hand over de kust uit, al was het hem niet meer mogelijk met nadruk op te treden. Wij lezen althans meer van een bedreigende Portugeesche dan van een beveiligende Nederlandsche vloot, welke eerste de kust van einde Februari tot begin Maart 1652 kwam benauwen, en het toch niet tot een groot treffen liet komen. Toen verliep ook langzamerhand de vloot van Hauthain, als vroeger die van Witte de With: een viertal oorlogsschepen verliet de kust, ‘troulooslijck’ zegt Haecxs den 18den Maart. De waarheid zal ook wel weer zijn geweest, dat de nood hen werkelijk verjoeg, want eerlijk teekent Haecxs aan, dat zij voor nog maar acht dagen vivres aan boord hadden. Het afloopend jaar 1652 kenmerkte zich door de verschijning van een groote komeet, die wellicht den naderenden ondergang van de vestiging aankondigde. Het nieuwe (1653) werd als ingewijd met eene zending naar Nederland van Van Goch (3 Maart), natuurlijk om secours te vragen; maar het verging hem niet als voorheen Van de Voorde, Haecxs en Van Beaumont, die juist nieuwe uitrustingen aantroffen; zijn verzoek om de Nederlanders van het Recief af te halen, zoo versterking uitbleef, bleef onverhoord. De krachten der Republiek waren thans ganschelijk door den eersten Engelschen zeeoorlog in beslag genomen; het verkeer met de kolonie was nagenoeg gestremd. Door dien zeeoorlog is het lot van Brazilië feitelijk beslist, want toen de Nederlandsche vloten uitbleven en de kolonisten zich niet langer konden handhaven in hun eigen territoriale wateren, vermochten de Portugeezen dààr als Meesters van de Zee op te treden en de hand te reiken aan de binnenslands opereerende oproerlingen. Omstandig heeft Haecxs den doodstrijd van de kolonie (Dec. 1653 en Jan. 1654) nog beschreven en wij zijn hem dankbaar, niet alleen voor zijn tot dusver onbekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
historische gegevens, maar vooral omdat wij thans kunnen zien hoe Pernambuco zich heeft verdedigd met eene hardnekkigheid, die, na alles wat was voorafgegaan en ondanks het zich langzamerhand daarover gevormd hebbend ongunstig oordeel, onze verwondering mag wekken, al is het woord bewondering vermoedelijk misplaatst. Negen jaar ongeveer, van Aug. 1645 tot den 27sten Januari 1654, is de hoofdvestiging, nu zwaar dan minder zwaar, belegerd en verdedigd, om eindelijk onder eerlijke voorwaarden aan den tegenstander te worden overgegeven. Men leze het bij Haecxs, die den 16den April 1654 naar het vaderland afzeilde en nà dien datum niet meer aan zijn dagboek heeft gewerkt. Van Hamel, Bas en Bullestrate, van Schonenborgh en van Haecxs, die ten slotte met hun beiden de eenig overgebleven regeering van Brazilië uitmaakten, heb ik verder niets kunnen vinden of het staat reeds bij Netscher en Wätjen te lezen. Toch weet ik nog iets dat men hun tot hun eer moet nageven. Zij hebben, nadat de golven hun over het hoofd waren gegaan, zich als verstandige menschen gedragen; zij hebben geen brochures of pamfletten geschreven, zij hebben er ook geen beantwoord; zij hebben gezwegen waar zwijgen pas gaf, dat is: altijd en overal en zij hebben het oordeel aan den tijd gelaten. Ik houd het er voor dat dit oordeel, meer en meer te hunnen gunste zal uitvallen, dat de laatste jaren van de kolonie nog eens zullen blijken eervoller te zijn geweest dan men zich, in hoofdzaak door pamfletschrijvers en dichters voorgelicht, pleegt voor te stellen.
Er is in de geschiedenis van Nederlandsch-Brazilië, voor zoover wij haar thans zoowat kennen, iets dat verheugd doet opzien: de regenten, met uitzondering van Graaf Johan Maurits, veelal verguisd en nimmer geprezen, maken beter figuur naarmate men met de jaren gelegenheid krijgt om hen scherper in hun doen en laten te bespieden. Voor Gouverneur Waerdenburch heeft Graaf Maurits (Barlaeus p. 146) reeds een waardeerend woord over gehad en de verdiensten van den Nassauwer zelf worden, nog heden, wijd en zijd over Brazilië verkondigd. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tweejarig bewind van Hamel, Bas en Bullestrate is scherp gecritiseerd; maar reeds Netscher heeft erop gewezen, dat zij toch nà terugkeer in patria zitting hebben mogen nemen onder de Bewindhebbers der Compagnie en zij verdienen althans den lof van geen blad voor den mond te hebben genomen, toen het er op aankwam om voor de kolonie te staan. Schonenborgh, Haecxs en hunne collega's met den legercommandant Schoppe daarbij, zijn niet minder hard gevallen dan de Raden die hun waren voorgegaan en hoe gunstig doet Haecxs, die immer als een der zwakke broederen werd beschouwd, zich nu in zijn onopgemooid dagboek voor, althans voor zoolang zijn physiek hem niet in den steek heeft gelaten! Ook de autoriteiten in patria, wien vooral veel schuld is geweten, wien zelfs wel is nagegeven dat zij de kolonisten maar zoowat aan zichzelf hebben overgelaten, schijnen vrij uit te gaan en meer dan dat! Hoe ernstig, hoe degelijk hebben de Staten-Generaal ingegrepen met het zenden van krachtige troepenafdeelingen onder ervaren aanvoerders en van welbemande vloten onder bekwame Admiraals, als in de jaren 1646, '48 en '50! Hoe actief moet het Collegie der XIX zijn geweest, om 's Lands Hooge Regeering tot zoo groote uitrustingen te doen besluiten! De activiteit van die Bewindhebbers maakt dan toch de geesteskleinheid van de afzonderlijke Kamers, als bijvoorbeeld die van Amsterdam, meer dan goed! Hoe dan de volkomen mislukking van het koloniaal experiment in Brazilië te verklaren? Vermoedelijk is de kern van allen rampspoed te zoeken bij het ‘vitium originis’ waarmede de West-Indische Compagnie was geboren, die, op kolonisatie, cultures, oorlogvoering, kaapvaart, ja op kerstening aangelegd, alle wild op eenmaal hoopte te kunnen jagen en eene kolonie schiep, die, zelf met een vitium originis ter wereld kwam, daarin bestaande dat zij gesticht moest worden in eene landstreek waar de Portugeezen reeds als nijvere, neringdoende middenstanders waren gevestigd. Het waren die Portugeezen, die al was het door den arbeid hunner slaven, het gewest tot zekeren bloei hadden gebracht, die zich niet konden of wilden schikken onder een kettersch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koopmansbewind, enkel bedacht op het behalen van onmiddellijke voordeelen, welke moesten worden opgebracht door die oude kolonisten zelf, die immer in de gelegenheid waren om zich te richten naar en te vergelijken met de inwoners van het gelukkiger gewest aan de Allerheiligenbaai, die hen nimmer uit het oog verloren en wier Regeering, zoo in Amerika als in Europa, dubbel was verbitterd door het unfair beleid der Nederlanders die in 1641 het Afrikaansche Angola hadden weggekaapt. Ware de Bahia gevallen, de brieven van de Nederlandsche Regenten spreken het duidelijk uit, het gansche vraagstuk van Brazilië zou een ander aanzien hebben gekregen, maar niet de Bahia bezweek onder de slagen der Nederlanders, het was integendeel Pernambuco dat ineen zakte onder den druk der Portugeezen. Die catastrofe is langs haar eigen weg gekomen; zij is rechtstreeks toe te schrijven aan den eersten Engelschen oorlog, aan de onveiligheid van de wereldzee tijdens dien krijg, aan de daaruit voortvloeiende moeilijkheid voor de regeering in patria om te zorgen voor de beveiliging van de eigen Brazielsche territoriale wateren. Bij afwezigheid van een Nederlandsche hulpvloot, heeft de hoofdvestiging de vlag toen moeten strijken als gevolg van de Portugeesche overmacht in die wateren en zoo is met Pernambuco de gansche, ten koste van zooveel ‘Neerlandsch bloed’ verkregene ‘conqueste’ verloren gegaan. De millioenen Nederlanders die zich zoo uitbundig vroolijk maken wanneer er eene Vlootwet wordt verworpen, mogen daar wel eens over nadenken - zij weten dan tenminste goed waarop zij helpen aansturen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Kaart van Goliath.Ter verduidelijking van de situatie van het benauwd Pernambuco kan de kaart van Goliath dienen, waarvan een origineel zich in de Collectie Bodel Nyenhuis te Leiden bevindt en waarvan voor de leden van het Genootschap, zoo lang de voorraad strekt, reproducties verkrijgbaar zijn bij den uitgever Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage, tegen betaling van vijf Gulden. Zij is, naar de titel vermeldt, in 1648 verschenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij Claes Jansz. Visscher te Amsterdam en vervaardigd door Cornelis Goliath. De grondslagen komen overeen met die van Barlaeus' plattegronden en zijn dus, met name wat de buiging van het kustrif betreft, niet geheel conform de natuurGa naar voetnoot1) maar dit neemt niet weg dat men de groote trekken van de plaatselijke gesteldheid gedurende de moeilijke jaren 1648-1654 er met vrucht op kan bestudeeren. De schaal is, blijkens de aangebrachte mijlmaat, ongeveer 1:20.000. De kaart (men merke op, dat het Westen boven is) vertoont de situatie van het nog ongeschonden Olinda, nevens een door een coupure in den strandwal versterkt Recief; de Mauritsstad is reeds in tweeën verdeeld door een natte gracht. Het zuidelijk gedeelte van de stad is, blijkens de legenda, weg gebroken, het noordelijk gedeelte dient nog als woonstad. Het paleis Vrijburg staat wellicht nog, maar zeker niet meer in zijn geheel, want de konijnenberg in den tuin daarvan is reeds tot een batterij vergraven. Aan de overzijde van de rivier, tegenover de Mauritsstad, liggen versterkingen van de Portugeezen, waarvan ook bij Haecxs sprake is; noordelijker, tegenover het Fort Juffrouw de Bruyne, liggen de zoutpannen, die eveneens als versterking voor den vijand hebben gediend. Aan den weg naar het Fort Prins Willem zijn, behalve het werkje Aemilia, twee nieuwe posten verrezen, waarvan de westelijke den naam ‘Kijk in de Pot’ draagt. Binnenlandsche versterkingen van de Portugeezen zijn: 1. een geretrencheerd voormalig speelhuis van Van Uffelen, dat mij in de bescheiden echter niet is voorgekomen; 2. een Arrayal (legerplaats) benoorden de rivier Capivaribi. Het is de oude legerplaats der Portugeezen uit de jaren vóór de komst van Graaf Maurits, alwaar in diens tijd de drie (of wellicht vier) verwaarloosde werken lagen waarvan Van der Dussen spreekt (Barlaeus, p. 180) genaamd Henderson, Tourlon en Ernst. Thans (1923) vindt men ongeveer terzelfder plaatse een kerkjeGa naar voetnoot2) met marmeren gedenkplaat ter herinnering aan de capitulatie van Hoes, op 17 Aug. 1645; 3. het Fort of ‘Arrayal novo do Bom Jesus’, door de Nederlanders Altena genaamd, onder welken naam het voorkomt bij Haecxs. Het is de legerplaats die tijdens den laatsten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opstand gewoonlijk als hoofdkwartier diende. Thans (1923) vindt men er een eenvoudig monumentGa naar voetnoot1); 4. Een Portugeesch veldwerk, ongeveer ZZO van het Arrayal do Bom Jesus, dat in de literatuur niet ter sprake komt. De suikermolen Guararapes, waar de bloedige gevechten van 19 April 1648 en 19 Februari 1649 zijn geleverd komt niet op de kaart voor, omdat zij (met het Melckhuys waarvan Schoppe's rapport spreekt) buiten het bestek valt. De Guararapes ligt meer naar het zuiden, in de richting van Kaap Sint Augustijn. Thans (1923) staat er een kerkje, gewijd aan N.a Senhora das Prazeres, alwaar eene inscriptie aan de voormelde gevechten herinnertGa naar voetnoot2). Het ‘Melckhuys’ is op de kaart van Barlaeus te vinden, zuid van Pernambuco nabij of aan de kust. S.P. l'H.N. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 29 ditto.Snamiddaechs, als Ick ter Bruijloft soude gaen, heeft mij d'Heer Daniel Bernart gecommuniceert, hoe dat hij van d'Heer Pergans was aengesproken en gevraecht of ick wel te disponeren soude sijn, om noch een reijse te doen naer Brasil, en dat in dienst van de West. Ind. Comp. in qualité als Hooge en Secrete Raet, twelck mij als een donderslach voorquam, alsoo Ick noijt voor desen mijn leven daeran hadde gedacht, noch ijets daervan gehoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 30 ditto,Sijnde Vrijdach, ginck ick met...Ga naar voetnoot3) Bernart nae den Bemster en verbleeff aldaer tot den Dingsdach, sijnde 4 Julius. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) Adij 4 Julius 1645.Op Dingsdach smorgens hadden de Hrn. XIX ten huijse van d'Hr. Jean Bernart haren Boode gesonden en na mijn doen vragen, met versoeck, dat soo Ick niet t'huijs en ware, eenen expressen om mij na den Bemster te senden en mij doen weten, dat Ick wilde t'huijs coomen, alsoo mij gemelte Hrn. XIX nodich hadden te spreken, en quam Ick denselven avont t'huijs sonder ijts van den expressen te weeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 5 Julii.Omtrent s'morgens ten negen uren sijn ten huijse van d'Hr. Joan Bernart gecoomen de Hrn. Carel LootenGa naar voetnoot1) van Amsterdam, d'Hr. Jean Pilletier van Zeeland en.....Ga naar voetnoot2) Enchuijsen, alle drij als Gecommitteerde ut de Vergaderinge van de XIX, dewelcke na een lanck relaes en veel circumstantien aengaende den vervallen Staet van Brasil eijndelijc ten principale quamen, als Hoe dat de vergaderinge van XIX, na veel en rijpe deliberatie, mijn persoon eenparichlijck hadden gestemt, om (soo Ick wilde) mij de plaetse van Ho. en Secrete Raet aldaer t'offereren en op te dragen, niet twijffelende of Ick soude sulcx tot Gods eere, tot wederoprechtinge van den desolaten Staet der Comp. en veeler weduwen en weesen geinteresseerde en (3) reputatie van mijn eijgen persoon gewillichlijck op mij nemen; daerop Ick antwoord gaff, dat mij dit heel vreemt en onverwacht voorquam, dat Ick geen van alle de Hrn. noch de Hrn. mij en kenden, daerop d'Hr. Looten mij antwoorde: Laetet u genoech weesen, dat wij u niet kennende kennen. Ick bedanckte hun, dat mijn onwaerdich persoon in volle vergaderinge neffens andre brave liedens in soo grooten consideratie was gecoomen, Insgelijcks ooc voor d'Eere, datse mij met soodanigen Honorablen Charge wilden vereeren en, alsoo het een saecke van grooten gewichte was en datter mijn gantsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eere en reputatie aen hinck, dat Ick daerom soo lichtelijck niet derover conde stappen, oversulcx versochte, datse mij eenigen tijt tot mijn bedencken wilden geven, twelcke sij seijden mij gaerne toe te staen, t'en ware de vergaderinge 2 dagen deraen niet moste scheijden. Hebbent alsoo totten 6 Julij ten 10 uren in mijn bedencken gelaten en vriendelijck gebeden, dat Icket doch wel mochte overleggen, met dese woorden: Considereert eens, wat fraije liedens, Jae de Beste van ons landt, dat selfs na dese Charge hoopen en veele vrunden utmaecken, daer wij u ter contrarij, ghelijc een serviteur sijn Matresse carresseert, coomen versoecken; soo (4) dat wij hoopen, dat het voortplanten van Gods eere en het veelvoudich suchten veeler geïnteresseerden u sal animeren en wij geen verlooren moeijte en mogen doen. Sekerlijc, de eere en reputatie, als mede het groot profijt, en voorts van alle Werelt geadoreert te worden en sich daerdoor een onsterffelijcke renommee te maecken, en behoorde een lange utstel te begeren. Leverden mij daernevens over een Instructie van 14 Apri. 1645 en een resolutie van 3 Maij 1645. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 6 Julij.Nae dat Ick den gantschen dach en nacht Godt de Heere vuerichlijck hadde gebeden en mij met mijn speciaelste vrienden hadde beraden, soo sijn de welgemelte drij Hrn. Gecommitteerde wederom ten tien uren t'onsen huijse gecoomen en om resolutie aengehouden, waerop Ick hunl. voor eerst alle de Gravamina, soo als Ick die in 't werck van de West Ind. [Comp.] te gemoete sach, voorstelde en dat het mij seer swaer viel (alsoo Ick het reijsen nu t'eenemael gedacht hadde te vergeten) mijn vaderlant, mijn vrienden, mijn beroep, negocie, handel en wandel voor sooveel tijts te verlaten, met noch veel andere meer circumstantien, voor sooveel die mij druckten, hetwelcke dan d'Hrn. ooc neffens mijn apprehendeerden; eijndelijck d'Hr. LootsGa naar voetnoot1) seijde, datter nochtans geresolveert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(5) moste sijn. Mij eijndelijck soo verre gedisponeert, dat Ick het Jaewoort van mij gaff, waerop mij de Hrn. met groote solemniteijt veel gelucks wenschten en seijden: Wij sijn nu versekert, dat wij met een blijde en aengename bootschap in Vergaderinge verschijnen sullen. Met dese twee speciale recommandes, dat Ick d'Eere Godes na utersten vermogen doch soude helpen voortplanten, ten anderen dat Ick doch geene partije van eenige Camers soude willen dragenGa naar voetnoot1), en daermede sijn in alle vriendelijckheijt van malcanderen gescheijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 28 ditto,Is d'Hr. van SchonenberchGa naar voetnoot2) uttet leger van Sijn Hd. gecoomen en heeft declaratie aen d'Hrn. XIX gedaen, als dat hij voor Praesident van het (6) Collegie der Hooge Raden naer Brazilië wilde gaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaderinge der XIX voorgestelt, daer alsdoen niets passeerden, dan alleen dat ons den President, sijnde d'Heer Van der Cameren, vraechden, of wij ooc eenige consideratien, ons int perticulier raeckende, hadden in te brengen, die wij haere Ed. Achtb. mondelinge voorstelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 27 ditto,Ben van d'Heer Jan LowiessenGa naar voetnoot1) naer den Hage ontboden, om voor Hare Mo. Mo. te compareren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 ditto,Hebben ons d'Hrn. De LaetGa naar voetnoot2), Alewijn van Leijden, en Ten Hove in de vergaderinge van d'Hrn. Staten Generael geintroduceert. Vonden Hare Ho. Mo. allemael | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staende, ontrent de 30 Heeren; daerop begon de Griffier MeuschGa naar voetnoot1) het formulier van den Eedt te lesen en, gedaen hebbende, vraechden ons de Hr. Jacob Veth, doenmaels praesident sijnde, en wij met ons vijvenGa naar voetnoot2) voor de taeffel staende, of wij bereijt waren, om dien te praesteren; Jae, antwoordden. Hebben denselven ghelijck in Zeelandt met opgeheven handen geconfirmeert. Daerop ons d'Hr. Veth de hant toestekende veel ghelucks wenschte; namen alsoo onsen- afscheijt en gingen wederom in de antechambre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 19 ditto,Ben wederom utten Hage in comp. van Van der VoordeGa naar voetnoot3) naer Amsterdam vertrocken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(8) Adij 27 Novembris,Sijnder ut Brasil twee schepen gearriveert, die den 17 Septemb. van daer waeren t'zeyl gegaen; brengen ons de drovige avisen van den desolaten staet aldaer en hoe datse alle Forten door gewelt en verraet waren quijt geworden, behalven het Reciffe, Tamarica en t'Fort Margrieta tot Paraiba, dat hier bij een ijder groote alteratie gaffGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 11 Decembris,Ben ick eens naer den Hage gereijst, om met d'Heer SchoonenburchGa naar voetnoot1) te spreken, alsoo hier de sprake ginck, dat hij de Hrn. bedanckte en ut de reijse scheijde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 12 ditto,Verstont Ick ut d'Hr. Schonenberch, dat hij s'daechs te voren de vergaderinge der XIX schriftelijc hadde bedanctGa naar voetnoot2) en tselve van voornemen was, om den Mn. Hrn. de Staten Generael van ghelijck te doen, dat mij heel vreemt voor quam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 13 ditto,Ben Ick op den Doelen in de vergaderinge der XIXne gecompareert, daer Ick eenige der Hrn. naer passelijcke wel bespraeckt vont, (9) en eenen onder haer van Enchusen, genaemt Semeijts, begon soo int gros eenige steecpenningen te geven, als datme malcanderen niet en behoorden te discourageren, daer op Ick hem absolut vraechde, of hij mij meijnde; seijde, Jae, en datter een brieff van mijn aen d'Hr. BeaumontGa naar voetnoot3) was geschreven, daerin Ick mijne onlusten genoech deede blijcken, en waren dit de woorden aan Bemont geschreven, dat de Comp.nie nu eer soldaten als regenten derwarts diende te senden. Dit hadden die Seignoor heel qualijc genomen; Ick hiel mijn saecke braeff staende en verstont niet daermede ijets misdaen te hebben; scheijden alsoo maer paslijcke goede maets van malcanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
coomende hebben mij op eenen stoel, staende ter sijden van de President en Advocaet Rudolphii, doen neder sitten; alsdoen begon gemelten President mij te vragen na mijne genegentheijt en of ick noch bij mijn vorige resolutie bleeff, om d'aengenomen reijse naer Brasil te voltrecken, en datse mij het schip Mauritius hadden geordonneert, om metten eersten See (10) te nemen, en dat d'andere Hrn.Ga naar voetnoot1) binnen korte met d'andere Schepen souden volgen; daerop dese antwoorde volgde, dat wanneerder soodanich secours mochte gaen, ghelijc de tegenwoordige constitutie requireerde, dat Ick dan soude gaen en mijne beloften presteren en toonen, dat Ick een eerlijck man was; mede dat Ick niet weinich verwondert was, datmen mij met een Schip alleenich voor ut soude senden en mij ginder ten toon van alle werelt stellen, die immers met mij souden lacchen en haer dapper in haere hoope bedrogen vinden; ooc dattet heel anders bij onse Instructie lach, daar wel utdruckelijck geseyt wort, dat wij gesamentlijck van hier souden gaen, met noch veel andere dingen, hier al te lange te repeteren. Hierop soo begon De LaetGa naar voetnoot2) te seggen, dat Ick sonder eenige conditien soude willen verclaren, of Ick wilde gaen of dat Ick wilde blijven, daerop Ick antwoorde: Dat is scherp; dan, alst de Hrn. soo belieft en datse van geen conditien en willen hooren, soo segge Ick, dat Ick haere Ed. van nu af aen in volle liberteijt stelle, om over mijn plaetse en charge te disponeren, naer dat Haer E. te rade sullen vinden (11) en dat Ick gaerne desistere en Hare Ed. bedancke voor de groote eere, datse mij neffens andere brave liedens waerdich hadden gekent, om soo honorabelen charge te becleden. Hier begon een ijder vreemt op te sien en hadden die couragie in mij niet verwacht; versochten vriendelijck, dat Ick wat in de vertreck camer geliefde te treden, daer Ick wel bijnae een ure bleeff, en wederom binnen geroepen en neder geseten sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begon den President Jan Lowiessen te seggen, hoe dat de vergaderinge ten hoochsten verwondert was van soodanigen resoluten antwoorde en datse niet conden gelooven, dat Icket meijnden, versochten dieshalven, dat Ick het doch soude gelieven te bedencken, wat ondienst de Comp. daerdoor soude lijden en wat cleijnen reputatie Icker van soude hebben en dat Ick mij doch daerom wel soude beraden, eer Ick die resolutie arresteerden; dat Ick ooe niet soude dencken, dat de meijning van de vergaderinge niet en lach, om mij alleen in see te senden, maer dat haer wit en oogemerck was geweest, om ut de Mase neffens mij d'Hr. BeaumontGa naar voetnoot1) en ut Seelandt d'Hr. Van GochGa naar voetnoot1) te depecheren; hierop volchde van mij dese antwoorde, dat dit een saecke van grooten gewichte was, dat Ick daer met koussen en schoenen soo niet over conde (12) stappen, maer dat Ick albevorens het avijs van mijn vrienden eerst daerover moste nemen, dat hunl. wederom wat hoope gaff, en vraechden hoe lange tijt Ick tot mijn beraet wilde nemen; daerop beloofden Ick hun, dat Ick de vergaderinghe niet wilde ophouden ofte abuseren, maer datter licht 5 à 6 dagen soude over heenloopen; alsdan wilde Ick hun mijn final resolutie toebrengen, waerop wij met goet fatsoen en alle vriendelijckheijt ons afscheijt van malcanderen namen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 15 ditto,Ben Ick wederom ut den Hage naer Amsterdam verreijset en mijn vrienden alle mijn wedervaren gerapporteert, die neffens mijn verstonden heel wel gedaen te hebben, vrij ut de mond te spreken; t'en gaff ooc t'Amsterdam geen cleijne alteratie bij alle lieffhebbers, die mij elckeen om t'seerste vraechden, doch cregen allemael een antwoorde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij een vont, die seer naer mijn comste wachteden, en voor haer E. comparerende hebbe mijn resolutie bekent gemaeckt, hoe dat ick met mijner vrienden raet nu t'eenemael hadde vast gestelt in Godes naem de charge aen te nemen en de reijse met lieff te voltrecken; waerover elck van d'Hrn. seer verblijt (13) sijnde mij van nieus wederom alle geluckwenschingen toebrachten, waarop Ick mijn afscheijt nemende voorts denselven dach naer Amsterdam ben verreijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1646 adij Ultimo Meert.Alsoo der bij Haere Ho. Mog.n voor desen drij van s'lands oorloochs schepen waren geconsenteert, om volck naer Brasil te voeren, en haer nu eenige onwillige bevonden onder deselve Haere Ho. Mo. om sulcx te verhinderen, is bij resolutie gearresteert, dat d'Heer President Schoonenborch en Ick ons terstont naer Zeelandt souden transporteren, om met deselve see te nemen. Oversulcx is mij ut den Hage aengeschreven, om mij gereet te maecken. Van welcke resolutie Ick d'E. Hrn. Bewinth. kennisse doende, hebben beslooten haere Gecommitteerdens neffens mij naer den Haege te senden, om d'Hr. Praesident voornoemt te congratuleren en gheluc op de reijse te wensschen en sijn dien dach noch met ons vijven, t'weeten d'Hrn. Alb. Coenradij, Spex, Raij, Trouwers en IckGa naar voetnoot1), naer den Haege vertrocken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij primo Aprilis,Sijn met ons sessen smorgens ontrent acht uren in het Amsterdams HuijsGa naar voetnoot2) bij den anderen (14) gecoomen. Alwaer de Burgemeester CoenradijGa naar voetnoot3) begon te harangeren: ons allen eerst en vooral gheluc en voorspoet wenschende op onse reijse, daerna remonsteerde int lange en breede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den toestant en ongelegenheijt van Brasil en wat remedien datter moesten worden gebruijckt, om die te repareren, en dattet voor als nu onmogelijck was onse nieuwe Regeringe met eenige vaste instructie (daer wij seer op insisteerden) te wapenen, maer dat wij ons naer de gelegenheijt des tijts en alle voorvallende saecken souden moeten reguleren en, alsoo sij vertrouwden, dat onse vromicheijt, discretie en goet beleijt alles soude weten te lichten en te swaren naer behooren, de welcke sij sulcx volcoomelijck toe betrouwden, met noch veele andere complementes, hier al te lange te repeteren. Voorts dat onse principaelste wit en oogenmerck soude moeten sijn onse ingesetene landslieden, die bij dese ongelegenheijt haer goet en bloet hebben gewaecht, eerst wederom vrij te stellen en onse Forten wel te versekeren; den vijant te repoucheren met brieven en protestatien; Cabo St. Augustino of op deselve maniere, ghelijc sijliedens wederom t'incorporeren, of anders pr. Force, na dat haer d'occasien daertoe best sullen vertoonen; en of wij den vijant met geen besendingen, brieven en protestatien conden bemachtigen, als dan bij diversije met onse navale macht, daer het principael op sal aencomen, (15) te attacqueren en vooral letten op het Eijlandt Taparica recht voor de Bahia gelegen, rijck van molens en bestiail, om dat te incorporeren en daer van als een nieu Duijnkercken te maecken. Voorts soo haest met lieff ginder op t'Reciffe gecoomen sijnde, de Ho. Regeringe te aenvaerden, rekeninge en reliqua te eijsschen, soo van contanten effecten als debitos; en datmen toch in geenderleij manieren der Portugisen haere schoone palabres meer en geloove, maer die tractere als overwonnene, en late deselve niet meer neffens ons domineren, maer handlen se ghelijck in Oost IndienGa naar voetnoot1). Noch gingen veelderhande discoursen over en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weer, hier te lange te repeteren, soo dat, ons afscheijt van malcanderen nemende, ontrent ten 11 uren wederom sijn opgeseten en naer Amsterdam gereden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 10 Aprilis,Hebbe in volle vergaderinge van alle de Hrn. Bewinthebberen, sterck sijnde ontrent de seventien persoonen, mijn afscheijt genoomen: President sijnde d'Hr. Jeronimus Hesters, en, na dat se mij elck int particulier veel ghelucks op de reijse hadden gewenst, hebben voorts nergends meer gewach van gemaeckt als alleen d'Hr. Bonaventuer Broen, dreijgde mij met eenen frisschen roemer, maer is mede naergebleven, doch is door d'Hr. Schepen Verdoes noch gesupleert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(16) Adij 13 Aprilis Ano 1646; die veneris,Ben Ick ontrent vier uren tegens den avont in geselschap van veele vrienden van Amsterdam naer Haerlem vertrocken om dese groote reijse met Godt naer Brasil aen te nemen. Geaccompagneert tot de Harlemer poort met verscheijden vrienden, princip. d'Hrn. Daniel en Jan Bernart met haere huijsvrouwen, die op mij begeerden voor t'laeste langs de stadt int midden van Haer Ed. en haer te gaen, dat oock geschiede; hoewel met veel protestasie. S'avonts te Haerlem coomende, hebbe voor t'laeste tot d'Heer Josepho Coeijmans het avontmael gehouden en, ontrent half tienen mijn afscheijt nemende, ben in geselschap van d'Heer Jean Bernart en Daniel Bernart d'Jonge en mijnen cousijn Andries Haecks dien nacht naer den Haege verreijset. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 14 ditto,Sijn wij smorgens ontrent 8 uren in den Haege gecoomen en, na dat wij met malcanderen het middachmael hadden gehouden, hebbe mij met d'Hr. Praesident Schoonenborch ontrent een uren (ons afscheijt van de vrienden nemende, die oock terstont van daer op Leijden en voorts naer Amsterdam vertrocken) voorts op Delft, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam en Dort begeven, alwaer wij ontrent negen uren s'avonts Godtloff arriveerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 7 Maij,Hebben ons twee van d'Hrn. Bewinthebberen als d'Hr. Van Neck en d'Hr. Bisschop coomen aendienen, datter bij de E. Vergaderinge was geresolveert, ons te depecheren, en dat wij ons geliefden gereet te maecken, om als op morgen naer Vlissingen te vertrecken en van daer see te nemen, daer op wij haere Ed. antwoorden, dat wij niet morgen, maer noch van dage gereet waren, dat hun seer aengenaem was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(18) Adij 8 Maij,Hebbe wij ons afscheijt van d'Ed. Hrn. Bewinthebberen, op het West Ind. Huijs vergadert sijnde, genomen en haere E. bedanckt voor alle ontfangene coertosije en eere, ooc de saecke van de Comp. ten dienste derselve op t'hoochste gerecommandeert. Vandaer gingen mede bij de E. Hrn. Gecommitteerde Raden van Seelandt en den Magistraet der stadt Middelburch, haere E. insgelijcx als boven bedanckende en de saecke recommanderende en sijn soo tegens den avont met de Gecommitteerde Hrn. Bewinthebberen als d'Heer Van der Heijden en d'Hr. Bisschop naer Vlissingen gereden en in de Bijekorff gelogeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 9den ditto op Woensdach,Sijn in geselschap van de volgende Hrn. Bewinthebberen, als de Hr. Bont, Wesdorp, Van der Heijden, Peltier, Bisschop, den Vice Admirael Joan Evertsen en een hoopen predicanten soo van Middelburch, Vlissingen en andere plaetsen en voorts een hoope andere goede vrienden ontrent ten een uren naer boort gevaren met een aengenaem en lieffelijck weer, den wint N.O., en, na dat wij de Hrn. wederom ut het schip tot haer Jacht hadden gebracht, hebben ontrent ten vier uren ons ancker gelicht en sijn in Godes name met ons drijen t'seijl gegaen, te weeten het schip Middelburch van d'Hr. (19) Commandeur Joos van Trappen, genaemt BanckertGa naar voetnoot1), en het schip van Capt.n Frans Janssen genaemt Vlissingen; elck schip hadde 36 stucken, daeronder verscheijde metalen halve cartouwen elk van 24 Lb. ijsers; het derde was 't Jacht den Arent met 6 metaele stucken en waren op dese 3 schepen in alles ses hondert en elff sielen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontrent den seven uren smorgens tusschen Calis en Douvres, die wij beijde perfect sagen; s'namiddaechs quamen bij een vloote van wel 50 a 60 seijlen, ut de Mase geloopen, daeronder een groot schoon Oost Ind. Schip en een GeneesvaerderGa naar voetnoot1) St. Pieter genaemt, die versochte met ons in geselschap te seijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(20) Adij 14 Maij,Hadden hoochte 47 Grad. 50 minuten, de wint W. Cregen den nacht eenen bijleggerGa naar voetnoot2) met stercke wint, die duerden tot tegen den morgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 16 ditto,Bedaerde t'weer heel fraij. Hadden hoochte 44 grad. 33 minuten, de wint N.W., cours S.W.t.W. Doch schoot de see noch seer fel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 18 ditto.Smorgens noch al dootstil en dreven in calmte tot ontrent den negen uren. Cregen een fraije N.W. wint met lieffelijc weer. Hadden hoochte 43 grad. 7 minuten en waren op de hoochte de Cabo de (21) Finis terrae, stelden onsen cours doen S.S.W. Desen dach stierff een soldaet genaemt David Morgan. Sagen desen dach een jachtje, dat wij een paer uren jaechden, maer condent niet beseijlen, gistent een Turck te weesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 22 ditto.Schoon en lieffelijc weer, met een gewenschte voortganck. De wint N.N.O., cours S.S.W. In de mergenstondt saegen vier StraetvaerdersGa naar voetnoot1), die het bij de wint overleijden. Na den middach stierff noch een soldaet genaemt Steven Goossen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 23 ditto.Schoon en lieffelijc weer met een brave koelte. Hadden hoochte 33 gr. 43 minuten. De wint N.N.O., cours S.S.W., en gevoelde Ick desen dach groote hooftpijn en groote alteratie in alle mijn leden, soo dat Ick al vrij wat bedenckens hadde, te meer alsoo onsen opper chyrurgijn heel cranck was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 29 Maij.Moij weer en voor de wint. Hadden hoochte 23 grad. 45 minuten, de wint N., Cours S.W. ten Z. Desen dach passeerden wij Godtdanck den Tropicum Cancrii en was mijn hooft wederom vrij wat duijselich. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 30 ditto.Moij weer en voor de wint, de wint N.O., cours S.S.W. Hadden hoochte 22 grad. 22 minuten; desen dach resolveerden aen Ilia de MaijGa naar voetnoot1) aen te loopen om ververschinge. Hadde hier groote hooftpijn en stierff desen dach noch een soldaet een Fransman, genaemt Pieter Winte. Tegens den avont sagen achter ons twee schepen, genaeckten ons seer, doch door het inbreecken van den nacht maeckten wij cleijn seijl tot den morgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij ultimo ditto,Liepen wij na de schepen, die voor wint op ons af quamen, en hoopten wij niet anders, dan dat het Portugisen souden geweest sijn, maer bij ons coomende bevonden t'eene te weesen t'schip den Dolphijn, bij de camer van Seelant particulier (24) bevracht om met sijne ingeladen meel, speck, wijn en brandewijn voor haere rekeninge naer Brasil te varen, en hadde 3 weken van Rochelle geseijlt; t'ander was een fleute, mede coomende van Rochelle, wilde naer Ilia del Fogo, om van daer met eenich bestiael na de Caribisse eijlanden te loopen; hadden wegens het dijsich weer geen hoochte, de wint was N.O., cours S.W., en stierff desen dach noch een soldaet, genaemt Jan Gilman. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 2den ditto.Schoon en lieffelijc weer, hadden hoochte 16 gr. 40 minuten, de wint N.N.O., cours S.S.W. Desen dach versetteden wij ons cours om d'Eijlanden aen te doen; daerom soo gingen W.S.W. aen, maeckten dien nacht heel cleijn seijl, om niet boven d'Eijlanden te seijlen, en sagen desen dach veel vliegende vissen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 3 ditto Solis.S'morgens settend'r wederom alle seijlen bij en liepen recht W. aen. Hadden schoon en lieffelijc (25 weer. Ontrent den middach ten 11 uren sagen het landt recht voor ut twee groote bergen en seijldent ontrent ses uren aen tegens den avont; doen settentGa naar voetnoot1) aen de oostzijde van Ilia de Maij op 15 vaem heel goede santgront; d'andre vier schepen settent ooc neffens ons op 9 en 8 vaem. S'morgens heel vroech stierden onse chaloup met acht moskettiers naer laendt, die aen strant van een Portugies en 3 negros gewillecomt wierden, diese innamen en wederom aen boort quamen. De Portugies noemde sich Gouverneur van het Eijlant en hiet Bravo Rodriges de Mora, een onnoselen Bloet, en hadde hier al 2 jaeren geweest en was noch verbonden 4 jaeren hier te verblijven. Een van de negros, genaempt Seis Cento Lobos, bediende bij gebreck van een paep het priesterampt, die ooc bij den Gouverneur geestimeert wiert. D'andre twee negros waeren hun slaven. Gemelten gouverneur en gepretendeerde paep presenteerden ons alles wat het Eijlandt vermocht, als bocken, hoenders, patattes en anders, met versoeck, dat wij onse soldaten wilden verbieden naer eenige bocken te schieten of het wilt vervaert te maecken, maer, datse ons gaerne sooveel als wijder begeerden wilden bestellen. Hebben haerl. bedanckt en versekert, datse van ons Volck geen insolence en souden hebben te vreesen. Vereerden hun een Hollantsen kaes en wat toeback, tracteerdense wel en gavense een deel wijns te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drincken en lietense varen, met een salvo van 3 schooten ijder schip. (26) Wij vingen desen dach veel schoone vis en setteden ontrent den middach onse soldaten ut alle de schepen aen landt om te ververssen. De boots brachten ons int wederkeren 5 jonge bocken mede, die se seijden metter hant gegrepen te hebben en datser aen landt bij duijsenden gesien hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 5 Junii Martis,Voer d'Hr. PresidentGa naar voetnoot1) en Ick smorgens aen lant en besagen de waterplaets, die wij seer schoon en met vers water uttet geberchte loopende bevonden ontrent 1000 passen van strant en heel effen en hart om de vaten te rollen. Vonden door ordre van den Gouverneur aldaer 4 paerden en eenige esels, daermede wij hem in comp. van de Hr. Colonel SchopGa naar voetnoot2) met een convoij van 100 soldaten ontrent 4 uren marcherens gingen besoecken. Sagen onder wegens veel bocken, oock wilde gansen en hoenders, waervan wij der al eenige schooten. Ontrent het dorp coomende, daer in alles 57 kotten stonden van klipsteenen opgeset, quam ons den Gouverneur eenige passen van sijn huijs verwillekommen; voor de deure van het huijs stonden 6 negros met lange roers, die salvo schooten. Hij trakteerde ons na sijn maniere heel wel, hadden eenen os geslacht, waervan wij gesoden en gebraden vleijs aten, oock gestoofde kool en melck die heel goet was, sagender ontrent de 40 koebeesten. Den drank was schoon water, het broot waren koeckjens van mielje gebacken, heel smaeckelijck en goet, (27) en, na dat wij ontrent de 2 uren hadden getaeffelt, leijde hij ons in sijnen tuijn daer seer weijnich groente was, met alle dese drooge tijt, alsoot er in 8 maenden niet en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadde geregent; verhaelde ons, dattet der in de regentijt, die ontrent de 4 maenden duerde, seer groen overal was, dat ooc waerschijnlijck is ut reden, dat wij alle het velt soo wij passeerden, hoewel seer klippich en steenich, met lanck drooch gras en swart van de sonne gebrant overvloedich sagen. Aen het Westendt is een soutplaet, daer d'Engelsen jaerlijcx sout coomen halen waerin haere meeste rijcdommen bestaen, als mede in het vangen van de bocken, waerna se de vellen mede aen d'Engelsen om hantschoenen te maecken vercoopen. Het vleijs derselver senden se met barcquen na Madera, gesouten en gedroocht, om tegens wijnen te trocqueren. Ontrent 3 a 4 mijlen westwaert leijt het eijlandt St. Jago, dat de Gouverneur seijt seer vruchtbaer te wesen en wel van 20.000 menschen, meest swarten, wert bewoont en geregeert van eenen bisschop, die over alle deze 10 Eijlanden inspectie heeft. Op Ilia de Maij mogen op t'alderhoochste 150 menschen wesen, waervan eenige getrouwt. De ongetroude, wat groen wordende, gaen naer St. Jago en halen daer hun herte voor 5 a 6 weken op en comen dan weerom, dat des bisschops mijter al can verdouwen sonder straffe te doen. (28) Wij namen na den middach ons afscheijt en, savents wederom aen strant bij ons volck coomende, en conden van wegen de groote barninge niet wederom aen boort coomen, soo dat aldaer mosten vernachten. S'morgens, sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 6 Junij,Voeren met den dach wederom na boort, en ontrent den middach quam ons den Gouverneur met vier Gasten negros besoecken. Wij tracteerden hem wel en hielden hem snachts bij ons, maer s'morgens lieten hem, na dat wel ontbeten hadde, wederom aen lant setten. Vereerden hem een deel wit bisschuijt, kaes, gebrande wateren, spaense en franse wijn, ooc een deel gedroochde bockenGa naar voetnoot1), en lietense varen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 7 ditto,Ging het schip St. Pieter van RotterdamGa naar voetnoot1), daer Capt.n Cornelis Lenarts op was, ontrent ten 10 uren van ons naer Guinea t'zeijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 8 ditto,Sagen wij van de rheede twee groote schepen voorbij varen, heel groot, en gisten dat het de twee Oost Indiesvaerders, soo op eenen en denselven dach met ons van Vlissingen t'zeijl gingen waren; sij setten haer cours na Ilia St. Jago; desen dach bracht men ons wel 60 bocken voor t'volck en cregen alle ons water aen boort, oock alle ons (29) Volck op 20 man naer; de wint was seer sterck ut de wal N.N.W., anders waeret onmogelijck geweest van wegen de groote barninge ons volck en water t'embarcqueren, want waren al aen t'ander eijnde bij de soutpannen wesen sien, of daer geen kans en was, maer, om datter mede hemels hooch barnde, hebbent hier moeten waernemen. Dese reede en deucht niet, doch Gode sij loff, die ons soo wel van hier heeft geholpen. Ick hadde desen dach seer groote hooftpijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 9den Junij Saturni.S'morgens brachten ons veel bocken en levende velthoenders aen boort, oock quam de reste van ons volck mede brengende veelderhand schoone vis, die se gevangen hadden, en den Capt.n van het wilt, soo alle de bocken en hoenders voor ons gevangen hadde. Vereerden hem met een paer nieuwe schoenen, drij nieuwe hemden, wat gebrande wateren, broot asijn en olij, die daer mede heel wel te vreeden was en ons seer bedanckte: lieten hem aen lant setten, lichten na den middach ons ancker en gingen ontrent de vier uren in Godes naem wederom onder seijl, setten onsen cours S. ten O., de wint N.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 10 Junij Solis.Moij weer en voor de wint, coers S. ten O., de wint N.N.O. Hadden hoochte 13 grad. 10 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 12 Junij.Moij weer en voor de wint. Hadden hoochte 11 gr. 8 minuten, de wint N.O., cours S. ten O. met een brave koelte, en sagen heden wederom voor de tweede mael het Oostind. schip ut de Mase, dat wij voor desen int Canael lieten S'avonts kregen den eersten regen, die duerden tot sanderdaechs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 14 ditto.Noch al een donckeren hemel sonder hoochte te connen nemen, hadden veel regens met eenige cleijne travadenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 17 ditto,Maecktent geweldich veel travaden, hadden veel regens en hoochte 7 grad. 36 min. Tegens den avont wiert het heel stil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 18 ditto Lunae.Heel kalm, sonder yets te vertierenGa naar voetnoot1), vingen wederom een hoopen haijens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(32) Adij 22 Junii. Veneris,Sagen s'morgens achter ut wederom een heel groot schip, daer wij terstont jacht op maeckten, doch ontrent hem coomende bevonden, dat het deselve Oost Ind. Vaerder was, daervan voor desen mentie is gemaeckt. Tegens den middach cregen den wint N.O., waerover ijder een seer was verblijt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor elcke backGa naar voetnoot1) (sijnde 7 man) vier mutsjes brandewijn. Tegens den avont cregen de goede wint met een machtige travade en groote regen, die duerden tot ontrent de middernacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 24 ditto,Hadden moij weer, doch de wint suijden, en renscontreerden drij schepen, waervan wij t'eene spraecken, sijnde het Oostind. Schip den Oliphant, met nog twee fleuten, die ut Texel wel 3 maenden voor ons vertreck waren geloopen; wisten ons te seggen, hoe datse sdaechs to vooren d'Hr. TrouwersGa naar voetnoot2) met vier bij hem hebbende schepen hadden ontmoet, die aen St. Vincent hadde ververst, maer d'Oostind. schepen waren aen St. Jago geweest en waren van allerhande ververschinge overvloedich versien; mede datse op haer vertreck de twee Oostind. schepen, met ons op eenen dach van Vlissingen t'seijl gegaen, aldaer om ververschinge (33) aen Ilia St. Jago hadden sien arriveren; hadden desen dach geen hoochte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoochte 4 gr. 36 minuten, met een holle see. Ontrent den avont sagen in lij voor ut drij schepen, liepender terstont naer toe en bevondent den Blauwen Haen, Graeff Enno en de Goude Leeu van Amsterdam te weesen, soo 13 dagen voor ons vertreck ut het Texel waren geloopen; het vierde, waervan voor desen mentie is gemaeckt, was geweest het Wapen van Medenblick, dat op 26 deser van haerl. was geraekt. Wij leijdent desen nacht met malcanderen O.S.O. over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(34) Adij 29 Junij Veneris,Deden s'morgens seijn om alle de scheepscapiteijnen en stuerliedens aen boort te hebben, die ons ontrent 10 uren bij quamen, waerbij ooc was d'Hr. Trouwers, die ons int lange en breede sijn gantse reijse verhaelde en hoe dat hij aen t'eijlant St. Vincent d'Hr. Beaumont met sijn schip 't Wapen van Dort en een cleijn jachtje, het Sterretje genaemt, hadde gesproken, die aldaer 3 dagen hadden gelegen en gereet waren om binnen 2 a 3 uren te vertrecken, dat ooc soo is gevolcht; mede hoe dat hij met dese 2 schepen ontrent de hoochte van Cabo Finis Terrae van d'Hr. Van Goch was geraecktGa naar voetnoot1) en, hem hier niet vindende, was seer beducht, dat den selven de Custe van Africa wat te veel heeft genadert en daerom wellicht aen de Sierra Lions om te ververschen mochte aengeloopen wesen en oversulcx wel een heel lange reijse mochte hebben en groot ongemack rescontreren, twelcke ons niet weinich en altereerde, daerop wij dadelijck resolveerden het best beseijlde schip, sijnde het Jacht van Captn Lucas Pol, genaempt den Arent, terstont naer het Reciffe te depecheren om aldaer aen de Ho Regeringe avijs van onse comste te brengen, twelck ontrent den middach sijn afscheijt van ons heeft genomen; en wiert ooc met eenen geresolveert, het rantsoen te (35) ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minderen en elcke man op 6 mutsjes water te stellen; de brandewijn bleeff als voor desen. Vleijs 1½ Lb, speck ¾ Lb., stockvis 1 Lb. voor elck man s'weecks. Brood 3½ Lb. sweecks. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij Primo Julij Solis.Moij hantsaem weer, met een betrocken lucht, de wint S.S.O., soo dat niet hooger als S.W. conden seijlen en door de holle see soo wraecktentGa naar voetnoot1) soo, dat pas W.S.W. behielenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 2 ditto,Continueerden noch al hetselve weer, seijlden niet hooger als S.W. ten S, soo dat het nootsakelijck soo mosten overloopen; s'namiddaechs lieten wederom alle de scheepscapiteijnen en stierlieden aen boort coomen, om over het setten van de cours t'gemeen avijs te hebben, en wiert bevonden, alsoo in eenige dagen na malcanderen geen hoochte hadden connen becoomen, de naervolgende breete en lengte te hebben, doch alles niet anders als bij gissinge, te weeten: (36) Capt.n Frans Jansen. Breete Gr. 6-30; Lengte 4 Gr. Desen claechde dat soo leck was, dat alle glasen in de 400 steeckGa naar voetnoot3) moste pompen. Graeff Enno. Breete Gr. 4-33, en Ilia Bravo N. ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O. van hem. Desen claechde dat de scheurbuijck seer onder sijn volck ontstack. Den Blauwen Haen. Breete Gr. 4-26 en Lengte 347-40. Desen claechde seer over de schaersheijt van sijn water. Ons Schip van d'Hr. Commandeur Banckert. Breete Gr. 4-11 en Lengte 7-11. Soo dat, hierbij alles bij de Maritimes wel overwogen sijnde, wiert goet gevonden noch een etmael S.W. over te loopen en dat op hoope van een S.O. wint te gemoeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ooc veele van vingen, als Bonites, Correttes, Albacordes, ooc eenige DoradosGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 10 ditto,Seijlden noch al S.O. en S.O. ten O. met een fraije marsseijlscoelte; s'namiddaechs ontboden alle de scheepscapiteijnen en stierliedens, ooc quamen met eenen d'Hr. Trouwers en d'Hr. Colonel SchopGa naar voetnoot2), om gesamentlijck te verstaen hoe het met het volck, water en vivres was gelegen, en bevonden op het oude rantsoen noch voor 5 weken water te hebben; oversulcx resolveerdent noch voor 8 a 14 dagen aen te sien eer men de kuste van Afrika om ververschinge soude aendoenGa naar voetnoot3), om of Godt gave, dat noch (38) met eenige veranderinge van winden de linie mochten passeren, en hadden de schepen dese volgende gegiste hoochten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(39) Adij 15 Julij Solis.S'nachts bedaerdent weer heel fraij, soodat wij, een canonschoot schietende, t'westwaert overleijden. S'morgens misten wij twee van onse schepen, t'weeten den Blauwen Haen en Gouden Leeu, daerom lietent wederom oost overloopen en rescontreerdense ontrent den middach, waerover seer verblijt en settent doen voorts S.W. henen. S'namiddaechs liep de wint S.O., soo dat S.S.W. conden seijlen met tamelijcke voortganck. Hadden hoochte 3 gr. 20 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 17 ditto.Schoon en lieffelijck weer, de wint O.S.O. Cours S. en S. ten W. Hadden 1 grad en 16 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 18 ditto.Schoon en aengenaem weer, de wint en cours als voor desen, hadden hoochte 19 minuten bijnoorden de linie. Desen dach hebben eijndelijck, Godtdanck, de lange verwachte Lineam aequinoctialem gepasseert op 8 gr. en 55 min. lengte. Ick was, Godtloff, heel wel te pas, insgelijcx oock d'Hr. President en meest alle het volck, behalven mijn Gouvernante, was tot de doot toe kranck. Het was juist 10 weken, dat wij van Vlissing t'seijl waren gegaen en bijna ooc op een ure dat wij de linie passeerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoochte 4 gr. 1 min. De wint O. Seijlden S. en S. ten O. Ick was Godtlof heel wel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 24 ditto.Schoon en aengenaem weer, de wint O.S.O. Seijlden S. en S.t.W. Hadden hoochte 5 gr. 20 minuten. (41) Desen morgen schoot den Blaeuwen Haen, die achter ut was, een schoot, waerop wij hem inwachteden, en bij ons coomende verstonden, dat hij met de lumiere van den dach O.S.O. ontrent 12 mijlen van ons landt hadde gesien, dat hij Ilha FernandoGa naar voetnoot1) seijde te weesen, daer alle de schepen mede spotteden, wantter bij alle d'andere schepen soo wel volck boven was geweest als bij hem, die geen landt, noch landtsgelijcke en hadden gesien, soo dattet een groote misslach bij hunl. is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adij 26 ditto.Schoon en aengenaem weer, hadden hoochte 7 gr. 12 min. Desen nacht warender wel 50 vliegende vissen van selfs in onse chaloup (die achter aen ons vast was) gevlogen, waervan wij de helfte deden braden en dander helfte met booter en mostaert lieten accommoderen; waren beter als de beste spierinc in Hollant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat wij het met een enckel fockje W. ten Z. lieten aenloopen. Hadden al deselve hoochte van 8 gr. 15 min.; naer den middach cregen d'eerste regen met stercke travades en begon, naer dat het van te vooren wederom een lutje bedaert was, een vliegende storm te waijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Solis 29 ditto.Desen verleden nacht was t'een nootweer, soodat de see hemelshooch ginck, en waeren met onse kaerten al op 't landtGa naar voetnoot1). Daerom soo lietent met een schoverseijlGa naar voetnoot2) drijven om den dach af te wachten en het lant te sien. Smorgens sijnde den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 dito Lunae,bedaerden het weer een weinich, maer die travades continueerden met regen en stercke wint den geheelen dach. Dan wij seijlden met alle onse seijlen voorwint W. en W. ten S. heenen, maer en conden noch al geen lant ontmoeten. S'nachts begon het wederom de novo een terrible wint te waijen, soo dat wij het met een enckel fockje lieten heene loopen, en wierpen alle 4 glasenGa naar voetnoot3) het loot, maer en hadden geen gront. Hadden hoochte 8 gr. 27 minuten en gisten 30 mijlen geseijlt te hebben. (43) Tegens den morgen begonden de travaden te cesseren, ooc de See wat slechter te gaenGa naar voetnoot4), setten d'r alle onse seijlen bij en lieten t'noch al W. en W. ten Z. aenloopen met een heel stijve topseijls koelte. Ontrent den avont ten 4 uren sagen het landt recht voor uijt; alle onse bijhebbende schepen, sonder ons eens te spreecken, liepen wel 2 streecken hooger als wij ut vreese van te laech te vervallenGa naar voetnoot5). Wij schooten een canonschoot en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieten de vlagge waijen, danckten Godt die ons voor den avont soo genadich hadde geweest en het lant laten sien; ontrent 6 ure quamen ten ancker op 20 vadem goede santgront, na onse gissinge 3 mijlen van de wal. Het woeij desen gantschen nacht stijff, soo dat wij s'morgens, willende ons ancker lichten, door het holle schieten van de see ons touw brack en het ancker verlooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis Ultimo Julij.Na dat wederom onder seijl raeckten, lietent met een heel stijve koelte naer de wal loopen. Cregen de stadt Olinda int gesichte en sagen acht schepen op de reede. Waren ontrent een mijl te laech bij noorden vervallen, soo dattet totten middach wederom in see (44) staecken. Doen leijdent over naer de wal en bevonden noch twee mijlen meer afgedreven te wesen. Keerdent met geen cleijne alteratie wederom naer zee en, tegens den avont de wal genaeckende, hadden noch veel meer verlooren. Souden alsdoen gaerne ten ancker sijn gecoomen, maer vonden de gront soo klippich en scherp, dat genootdruct waren see te kiesen. Het woeij tot ontrent middernacht een vlieghende storm, als wanneert wederom bedaerde; cregend'r de marsseijls bij en lietent O. en O. ten Z. en O. ten N. overstaen totten morgen; wendent wederom na de wal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii primo Augusti,Sijnde desen dach nette 12 weecken, dat wij van Vlissingen t'seijl waren gedaen. Hebbent aen t'noorteijnde van Tamarica op 12 vaem geseth. Sagen daerbinnen een brantwachtGa naar voetnoot1) liggen, daer wij onse chaloupe met een luijtenant en 10 mosquettiers naer toe sonden, met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brief aen den Directeur DortmontGa naar voetnoot1), daerbij wij Sijn E. van onse comste aviseerden. S'naemiddaechs quam de chaloupe wederom aen boort en brachte met haer den stierman van de brantwacht, (45) die ons alle de gelegentheijt rapporteerde in wat groote ongelegentheijt en extremiteijt Brasil corts voor onse comste was geweest en dat met de comste van de twee schepen Elisabeth en Vergulde ValckGa naar voetnoot2) waren ontset. Hoe dat elck mensch niet meer als 1 Lb. broot s'weecx en hadde genooten en datter niet meer als 4 vaten meel in het magasijn waren, doen de schepen arriveerden, dat een alqu.Ga naar voetnoot3) farinha 75, 100, ja 150 Gld. hadde gegolden en veel andere swaricheden meer, waar over niet weinich waren gealtereert, ten deele verblijt, ten deele bedroeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 3 ditto,Wert ons van d'Ho. Regeringe van t'Reciffe een visschersschuijte toegesonden met een missive 2 deser, daerbij haer E. versochten dat, bij aldien wij een jacht begeerden, sulcx te laten weeten, souden ons terstont een laten becoomen om ons af te halen; hebben tselve dadelijc wederom derwarts gedepescheert en die presentatie in danck aengenoomen, (46) alsoo door de ongelegentheijt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van wint en stroom geen kans en was om met het schip op te comen. Op den middach sonden onse chaloup wederom naer de brandwacht om den Luit. met de soldaten te halen; brachten mede den Directeur Dortmont met eenige ververschinge, die oock ghelijck de voorgaende confirmeerde de groote extremiteijt, daerin sich Brasil corts voor de comste der schepen hadde bevonden. Hij verbleeff dien nacht bij ons tot den morgen, sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 4 Augusti.Ontrent 8 uren ginck de Directeur Dortmont wederom naer lant en korts naer den middach quam d'Heer WalbeeckGa naar voetnoot1) met het jacht den Arent, en noch een cleijn dogboot, om ons te halen. Wij setten in het bootje alle het volck en embarqueerden ons selven ontrent 5 uren in het jacht Den Arent voornoemt. Ontrent middernacht cregen een vliegende storm, soo dat onse marsseijls en fockje wel 3 of 4 uren in mosten, en waren wel blijde dat s'morgens sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Solis 5 Augusti,wel 1½ mijl leeger als ons schip ten ancker quamen. Den fellen storm hiel soo aen, (47) dat geen ancker en conden roerenGa naar voetnoot2), en mosten hier desen dach soo blijven slingeren. Dese wint continueerde mede den gantschen nacht tot s'anderen daechs, sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 6 Augusti,Als wanneer het naer den middach een weinich scheen te willen bedaeren; maekten met groote force wederom seijl en liet sich aensien, als of masten, stengen en alle den preutel souden hebben over boort gewaijt. Echter wij quamen denselven avont, met geen cleijn perieckel en groote blijdschap, wederom aen ons schip. Danckten Godt voor onse behoudenisse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 7 Augusti,Bedaerden het weer heel fraij, doch de wint contrarij; ontrent den middach quam d'Heer de Luid met een barcke van Pariba aen ons Schip, waerover seer waren verblijt, en resolveerden voorts met hem naer t'Reciffe te varen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 8 Aug.,Continueerden noch al de suijde wint; evenwel gingen wij s'morgens ontrent 8 uren met de barcque t'seijl en liepen aen t'noordeijnde van Tamarica binnen t'riff en quamen naer den middach ontrent 4 uren, Godtloff, aen t'zuijder Fort, genaemt Orange. Logeerden (48) voor dien nacht tot d'Hr. Dortmonts, omdat het heel doncker was. Daerom en dursten niet bestaen tusschen het riffe en landt door te seijlen. S'morgens sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 9 Augusti,Gingen met den dach met moij weer wederom vandaer t'zeijl en meijnden binnen t'riffe deur te varen, doch, het water noch niet hooch genoech sijnde, mosten tot ontrent ten 11 uren anckeren, als wanneer onder zeijl gingen. Den Barcquier Pieter Willemsz beschoncken sijnde, seijlde door onvoorsichticheijt aan de landtsijde op een klip, de wint begon heel sterck door te waijen en de bercke soo te stooten, dat vreesden in de gront te geraecken en vonden ons al vrij wat verstelt, te meer omdat alle het volck mede droncken sijnde, snachts aen onse wijn hebbende geweest en sich vol gesopen. Wij lieten terstont een zeijn waijen en een schoot schieten, daerop d'Hr. Dortmont dadelijc twee Bercken, soo bij gevalle voor het fort ten ancker laegen, na ons toe depecheerden, doch en conden door het hooge water, dat ontrent drij uren was, eerst bij ons comen. Interim wierden wij soo leck, dat het met (49) drij pompen pas boven water conden houden; eijndelijc, na dat twee anckers hadden utgebracht, setteden de seijlen bij en raecktender, Godtloff, hoewel met veel horten en stooten, wederom af, liepen naer het fort en settend op t'drooge en losten alle onse bagagie, om noch eens bij d'Hr. Dortmont te vernachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 10 Augusti.S'morgens stont de bercke heel drooch, soo datter rontsom gingen en bevonden, dat eenige naden door het harde stooten t'eenemael waren ontsprongen, en alsooder geen ander vaertuijch was om onse reijse te vervorderen en de twee andere bercquen (daer van boven mentie is gemaeckt) al te onnosel om ons t'embarqueren, soo hebben alle de timmerliedens te wercke gestelt om d'onse wederom te calfaten en dichten, weshalven dien dach noch bij d'Hr Dortmont moesten verblijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 11 ditto,Gingen s'morgens met den dach wederom t'zeijl en quamen met heel moij weer en wint s'avonts ontrent 6 uren op het Reciffe, alwaer t'onser aencomste van alle forten en schepen salvo (50) wert geschooten. Den Admirael Lichthart quam met sijn jacht ons verwillecoomen. Traden met hem in hetselve en voeren naer het hooft, alwaer d'Ho. Raden ons ontfingen, en namen d'Heer Praesident tusschen haer en voegden mij toe twee ut den Raet van Justitie. De straten van het Hooft tot over de brugge aen het huijs van d'Heer Walbeeck waren aen weersijden met gewapende burgerij beseth. Wij werden ten huijse van d'Heer Walbeeck voornoemt ingebracht om aldaer te vernachten, doch Ick, naer dat het volck van de straten wat was vertrocken, ben op t'versoeck van Hr. Marten Meijnerts tot sijnent gegaen en hebbe d'Hr. President tot d'Hr. Walbeeck gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 12 Augusti,Ben Ick beneffens d'Hr. van Beaumont met d'aff te gaene Ho. Mo. RadenGa naar voetnoot1) gesamentlijck in de kercke gegaen en Godt de Heere over sijn onverdiende gnade en soo menichvuldige ontfangene weldaden gedanckt, wiens heerlijcken en heijligen naem nu en hiernamaels in eeuwicheijt gelooft moet blijven. Amen. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(51) Lunae en alle de volgende drij dagen,Namen onse ruste en waren van de moeijelijcke reijse eenige utten onsen seer ontstelt; d'Hr. Trouwers lach sieck te bedde; hebben Sijn Ed. op den 14 deser gesamentlijck besocht en bij lootinge ordre op den rangh gestelt en is d'Hr. Trouwers d'eerste rangh toe gevallen, mij de tweede, d'Hr. van Beaumont de derde, en d'Hr. Van Goch de vierde, twelck soo maendelijck sal changeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 16 Augusti.Alsoo d'Hr. Trouwers weinich avanceerde en cleijne apparentie van haest ut te connen gaen, soo hebben met malcanderen geresolveert de regeringe t'aenvaerden. Oversulx gesamentlijc naer het RaethuijsGa naar voetnoot1) gegaen, daer wij van de Ho. Regeringe en haere E. AssessorGa naar voetnoot2), J. van Walbeec, werden gecongratuleert met seer groote solemniteijt. Hebben aen deselve onse commissien overgegeven en doen registreren. Deden voor ons verschijnen den gantschen Raet van Justitie eerst, daerna vervolgens dese collegien elck apart, t'weeten het Collegie der Schepenen van Mauritsstadt, alle maritime en militaire (52) officieren, alle de predicanten en ouderlingen, alle commissarissen en commiesen en alle d'outste der Jooden. D'Hr. Walbeeck, die wegens de oude Regeringe oreerden, verhaelden t'elckens, datop het iteratieve versoeck van d'oude Hrn. nu eijndelijck bij Haere Ho. Mo., Sijn Hoochheijt en d'Ed. Vergaderinge der XIX de nieuwe regeringe door Godes gnade was gearriveert, behoorlijck met haere Commissie versien en dat een ijgelijc dienvolgens soude hebben te volgen de lasten en bevelen van welgemelte regeringe voornoemt, waerop met hantgevinge d'oude Hrn. werden bedanct en de nieuwe tot haere Regeringe alle gheluck toegewenscht. Dit alles aldus gepasseert sijnde, soo wasser ten huijse van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'Hr. HamelGa naar voetnoot1) van wege het Oude Collegie der Afgegane Ho. Raden een maeltijt bereijt, daerse ons allen toe versocht hadden. Ooc waren daer mede genoot de Raden van Justitie, d'Colonellen, Admirael en Predicanten, tsamen ontrent de 30 personen. Wij bleven tot s'avonts ten 5 uren bij malcanderen en namen alsdoen ons afscheijt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 19 Augusti [1646].S'avonts ontrent 5 uren is d'Hr. Trouwers deser werelt overleeden. WijGa naar voetnoot2) hebben voorts onse regeringe dit volgende gantsche jaer met groote becommeringe toegebracht en siende dat op ons iterative schrijvens soo aen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haer Ho. Mo. als ooc d'Ed. Vergaderinge der XIX geen secours tot onser verlossinge en volchde, hebben eijndelijck met malcanderen op den 10 Aug. des jaers 1647 geresolveert eenen ut onsen Rade selffs in persoon te laten overgaen, die aen Haere Ho. Mo., Sijn Hoocheijt en d'Ed. Vergaderinge der XIXn naecktelijcken mochte remonstreren de benautheden en swaere becommernissen, daerin sich de conqueste van Brasil althans bevint, als mede op wat maniere deselve wederom soude connen werden herstelt en is, bij lootinge onder ons vierenGa naar voetnoot1), dese commissie mij toegevallen.
Volcht de Beschrijvinge van mijn Reijse na patria en wat mij op deselve al is bejegent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(54) Laus deo desen 3den September Anno 1647.Na dat Ick van de Ho. Regeringe met behoorlijcke instructie en brieven van credentie, soo aen haere Ho. Mo., Sijn Hoocheijt als mede aen d'Ed. Vergaderinge der XIX, was versienGa naar voetnoot2), hebben ontrent negen uren smorgens boven in den Raet van malcanderen afscheijt genomen en hebben d'Ed. Heeren President en Raden mij uijt den Raet tot op het hooft geconvoijeert. Ben daerop voorts met de Colon. HenderzonGa naar voetnoot3) naer de rhede gevaren en door de stilte eerst ten vier [ure] aen het schip van d'Heer Admiraal BanckertGa naar voetnoot4) gecoomen. Hebbe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'Hr. de WitteGa naar voetnoot1) met den Advocaet Fiscael Le Maire gelast, om denselven avont noch d'andere schepen te monsteren, dat ooc soo is geschiet. Het was desen geheelen nacht stille tot den morgen toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 4 Septembris.Naer gedaene gebet hebben ontrent 10 uren d'anckers gelicht en sijn in Godes Naem met ons vijff schepen t'seijl gegaen, t'weeten de twee oorloochsschepen Middelborch en Vlissingen, elck gemonteert met 32 stucken, het compagnieschip de Witte HoopGa naar voetnoot2) met 6 stucken, noch een bevracht schip Abrahams Offerande met acht stucken (55) en dan een schip van de Seeusche commissijvaerders met 24 stucken, in welcke drij laetste schepen waren ontrent 1200 kisten suijcker, alle van den vijant verovert; ontrent denselven tijt quam ooc van binnen ut het Reciffe geloopen het bevracht schip T'Wapen van Alcmaer met twee Comp.n soldaten, gedestineert naer de BahiaGa naar voetnoot3), die sonder sijn ancker te laten vallen mede sijne reijse derwarts vervorderde. Het was een labberkoeltje ut den oosten, soo dat wij het zuijdwaert lieten overstaen. Naer den middach quam des commissievaerders schipper aen ons boort, mij overleverende een missive bij Brest en ElfsdijckGa naar voetnoot4) geteijckent, daerinse begeerden dat haer Schipper de vlagge van de besaensstenge als Schout bij Nachte soude voeren, soo niet datse hem gelast ons alleen te laten en op sijn selven door see te gaen, van welcker impertinenten Lucifers briefGa naar voetnoot5) Ick de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
copije, met een visscher, aen de Ho. Regeringe hebbe gesonden en het versoeck geexcuseert en is daerop den Schipper, sonder eens afscheijt te nemen, nae sijn schip gevaren, sijn seijlen derbij geseth en van ons geloopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 5 Septembris.Sagen wij Cabo de St. Augustino dwars van ons. Waren ontrent twee mijlen in zee, leijdent wederom noortwart over en waeren ontrent den middach recht voor het Reciffe; het begon fraij op te koelen, soo dat (56) met een Z.O. wint heel boven de Stadt Olinda heenen liepen, s'namiddaechs quam het schip Vlissingen achter ons om, rapporteerd dat nu niet meer als een ancker en hadde en dat het tweede op gisteren voor het Reciffe in de schacht was gebroocken, daer hetselve ooc is gebleven. Claechde mede hoe dat sijn schip soo leck was, dat alle glasen over de 300 steeckGa naar voetnoot1) moste pompen. Hebben hem oversulcx gelast aen ons boort te doen coomen en met malcanderen alles ten besten overwogen, considerende aen d'een sijde het laete saizoen in 't jaer en dat het binnen loopen in Paraiba ons t'eenemael van de reijse soude connen versteken en, al ten besten luckende, wij eerst int hartje van den winter in patria souden coomen t'arriveren; aen d'ander sijde dat het ondoenlijck was achter 't Roode LantGa naar voetnoot2) te loopen en het leck daer te stoppen. Derhalven hebben in Godes Name geresolveert het voort te laten loopen en malcanderen in alles sooveel mogelijck de hant te bieden en is daerop den Capt.n wederom na sijn schip gevaren. Tegens den avont begon het fris op. te coelen, de wint S.S.O., en lietent dien nacht N.N.O. aen loopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cours noorden. Hadden hoochte 6 grad. 28 min. Ick hadde desen dach groote hooftpijn. Ontrent middernacht liep de wint heel oostelijc met een topseijls koelte, doch moij weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 9 ditto.Continueerde al hetselve weer en wint als boven, hadden hoochte 50 minuten bezuijden. Ick was hier met groote hooftpijn beladen en begon de kortamicheijt de novo wederom te domineren. Wij gisten ons desen avont de Lineam Aequinoctialem te passeren, God sij gelooft, die ons dus verre seer geluckelijcken heeft doen varen. Tegens den avont liep Capt.n Frans Janssen achter ons om, claechden seer over sijn leck schip en dat sonder ophouden nacht en dach moeste pompen en het schip met gewelt boven water houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 10 ditto.Noch al continuatie van hetselve moij weer en wint, bevonden ons nu bij Noorden de Linie Aequin. op de hoochte van 56 minuten. Tegens den avont liep de wint S.O., cours N.N.O., met schoon en aengenaem weer; hier begon de sieckte van d'Admirael Banckert merckelijc te acresceren en wert heel swack. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Banckert een vehemente coortse, die den geheelen nacht duirde. Hadden hoochte 3 grad. 5 minuten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 12 Septembris.Desen dach bevonden de sonne recht boven ons hooft met seer schoon en aengenaem weer; gisten op de hoochte van 5 grad. te weesen. De wint S.S.O., cours N. ten O. met een fraije koelte; niet te min in het schip seer benauwt, dat geen cleijne incommoditeijt aen den Admirael dede, wiens coortse soo vehement was, dat Ick de chaloup dede uijtsetten en alle de chyrurgijns van d'ander schepen aen boort coomen, die allemael seer dienstich oordeelden hem een ader te openen, om daerdoor den brant af te trecken, twelck geschiet sijnde wiert denselven soo swack dat het verstant mancqueerde en begon te mijmeren. Ontrent 10 uren, siende hem seer benouwt, vraechde Ick hem, Indient Godt beliefde hem van hier te halen, of hij niet gerust was en vertrouwde eenen gnadigen Godt te vinden, daerop mij tot antwoorde gaff: Jae Ick, hadde Ick maer slechts berouw genoech, want Ick een groot sondaer ben; Ick trooste hem daertegens nae mijn vermogen ut Godes Woort soo veel doenlijck hem seggende, dat Ick naer t'gemeen Gebet ginck en dat wij Godt de Heere gesamentlijck voor sijn gesontheijt en salige uijtcomste wilden bidden, dat hij met goet verstant in grooten danc van mij opnam. Maer toen Ick ontrent 11 uren van (59) het gebet wederom bij hem quam, vont hem t'eenemael buijten verstant en den brant na de herssenen geslagen, was seer begerich na drincken, dat hem liet volgen, doch dochte hem alles seer bitter te weesen. Eijndelijck dus benaut liggende tot ontrent 3 uren naer den middach is hij naer gedaene gebett deser werelt overleden, int 49 jaer sijns levens. Hebbe op t'instant versoec sijner beijde soonen een kiste doen maecken (daer wij in de gantsche vloot pas deelenGa naar voetnoot1) genoech toe conden vinden), deselve doen van binnen en buijten picken, het lichaem daerin geleijt met drij dubbelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
presenningsGa naar voetnoot1) becleet, int CabelgatGa naar voetnoot2) geseth en soo in Zeelant gebracht, sonder dat men oijt eenige bange lucht heeft connen vernemen. Hebbe voorts de Stierliedens en d'andre mindere Officieren den volgenden dach, sijnde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 13 Septembris,na dat het lichaem van wijlen d'Hr. Admirael Banckert met een halff gestreecken vlagge en vijff canonschooten was gebracht ter gedestineerder plaetse, voor mijn ontbooden en haerl. soo int generael als ooc elck int particulier tot haer devoir vermaent en gelast den Schipper en Stierliedens in alles, voor soo veel het scheepswerck gedurende de reijse belangende, billijcklijc te gehoorsamen en d'andre mindere matroosen met haer goet exempel voorgaende sulcx mede te recommanderen en dat alles op den eedt voor desen aen het landt en de Geoctr. West Ind. Comp. gedaen, (60) daerop se alle eenparichlijck hebben geantwoort, wel te weeten dat sulcx haer devoir was en datse haer souden dragen als eerlijcke lieden. Hebbense beschenct met een glas spaensche wijn en sijn voorts ijder naer sijn werck gegaen. Hadden desen dach geen hoochte maer gisten op 6½ grad. te weesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uijt het lijckGa naar voetnoot1) scheurden, hebben ons beste en laeste seijlen aengeslagen om daermede met Godt de reijse te doen. Hadden desen dach hoochte 8 grad. 4 min., de wint S.S.O., cours N. ten Oosten met labbere koelte en bangh weder. Tegens den avont wertet dootstille, s'nachts hadden veel travadenGa naar voetnoot2) en ongestadich weer en wint. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 16 ditto.Bleeff het geheel stille, soo dat wij weinich ofte niets en avanceerden. Hadden hoochte 9 grad. 4 minut. Veel van de matroosen sprongen in zee en swommen van wege de groote hitte langs om het schip. Maar ontrent 9 uren s'avonts koeldent uijtten S.S.W. (61) fraij op, t'welck den gantschen nacht duerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 17 Septembris.Schoon en aengenaem weer, met stijve koelte uijt den S.S.W., cours recht noorden. Hadden hoochte 10 gr. 31 minuten. Desen dach sterff een soldaet die seer miserabel aen t'water hadde gelegen, genaemt Robbert van de Hoeck van Dordrecht. Wert naer den middach over boort geseth. Ick gevoelde desen dach seer groote hooftpijn en benautheijt op de borst, soo dat naulijcx over eijnde conde weesen. Tegens den avont wert heel stille. Ontrent 8 uren begont geweldich te weerlichten, sonder donder, soo dat alle de seijlen tot op de focke nae in mosten en lieten soo drijven. Ontrent middernacht quamender de seijlen wederom bij en wert heel fraij weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 18 ditto.Sagen met de lumiere van den dage recht voor ut een seijl daerop wij terstont jacht maeckten, doch, hem tegens den middach naerderende, bevondent t'jacht van de commissievaerders te wesen, dat op de rheede van Phernambuco van ons was wechgeloopenGa naar voetnoot1) en nu, door conspiratie van sijn eijgen volck en eenige gevangenenGa naar voetnoot2) die het schip meijnden af te loopenGa naar voetnoot3), ons geselschap blijdelijc aennam. Ick hadde seer groote hooftpijn soo dat geen locht conde verdragen en hebbe mij (62) dieshalven ontrent vier uren bloet doen aftrecken, dat geen cleijne verlichtinge bijbrachte. Wij hadden hoochte 11 Gr. 54 min. en tegens den avont wertet dootstille. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 19 Septembris.Te middernacht begon het fraij wederom op te koelen uijtten N.N.W. Lietent N.O. ten O. overstaen totten avont, de wint N.O. loopende, leijdent over d'ander boech en seijlden den heelen nacht met een fraije marsseijlskoelte N.N.W. en N.W. ten N. Hadden hoochte 12 grad. 24 min. Desen middach quamen alle d'officieren van t'schip bij mij en deden grootlijcx haere beclachte wegens het speck, dat rouw sijnde wel een half Pd. wooch, maer gekoockt sijnde qualijc ¼ Pd. conde behouden, alsoo de reste allemael verkoockte en als traen op de ketel lach. Versochten dienshalven in plaets van ½ Pd. ¾ Pd. te mogen voor haer rantsoen genieten. Ick hebbe haerl. met alle sachtsinnicheijt en goede woorden ter neder geseth en te gemoete gevoert, hoe datse immers nu wel wisten dat hier geen veranderinge en conde geschieden, dat wij maer voor 11 weecken waren gevictualieert en dat het beter was te mesnageren, terwijle wij noch wat hadden als hiernaer in d'uijtterste extremiteijt te vervallen. Daermede sij haer, soo 't scheen, te vreeden hielden, doch eenige gaven tot antwoorde met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lachenden mont: (63) Wij weeten wel, Mijn Heer Ha[ecxs], dat ghij aen dit ondeugend speck niet schuldich en zijt, maer wij wensten wel dat wij sulcke specleveranciers eens hier hadden, wij soudense leeren spec eten dat hun de mont soude schuijmbecken. Dit gepasseert sijnde, soo begonnense mede van d'erten te seggen, dat die nu twee jaeren out waren en gecoockt sijnde soo hart als steenen waren en, om datse wisten datter noch nieuwe erten int schip waeren, versochten met alle beleeftheijt daervan te mogen hebben, want anders vreesden noch alle aen de scheurbuijck te geraecken, daer wij nu Godtdanck noch vrij van waren. Hebbe hun oversulcx hun versoeck gaerne geaccordeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 20 Septembris,Continueerden noch al deselve wint ut den N.O. en lietent N.N.W. overstaen met aengenaem weer en fraije marsseijlskoelte. Hadden hoochte 13 graden 4 min. Het weerlichten desen gantschen nacht soo, dat wij door vreese van ongemack alle seijlen innamen. Somwijlen vielen sulcke sware travadesGa naar voetnoot1), als of het schip in den gront soude slaen. Ontrent middernacht liep de wint vlack noorden met een vliegende storm, dat schrickelijck hol water maeckte, soo dat met schoeverseijlenGa naar voetnoot2) moesten bijleggen; tegens den morgen hoorden terrible en sware donderslagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 21 ditto.De voorseijde storm uijtten noorden continueerden totten (64) middach, doen wertet heel kalm, corts daeran begont ut den zuijden wederom een vliegende storm te waijen en de see, noch van vooren schietende, maeckten sulcken horriblen water, dattet hemelshooch ginck. Wij waren genootsaeckt van dese goede wint voor een ure ofte twee een bijlegger te maeckenGa naar voetnoot3) om het schip niet te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
barsten te seijlen. Naerdenmiddach vieler sulcken swaren regen, die den gantschen nacht duerde, dat wij bijna alle onse leege watervaeten volden. Hadden van wegen de betrocken locht geen hoochte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 23 Septembris.Fraij en aengenaem weer, de wint O.N.O., cours N. ten W. Hadden hoochte 16 grad. 30 min. Ick gevoelden onverdraechlicke hooftpijn, soo dat niet op conde geduren en en hadde in drij dagen geen broot geproeft. Capt.n Frans Janssen riep ons toe, dat hij in den grooten storm acht lecken hadde gevonden en gestopt en mostet noch met twee pompen gaende houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 26 Septembris.Quam Capt.n Frans Janssen aen ons schip en verhaelde int breede van d'ongelegenheijt, daerin de commissievaerder Slicman was geweest en hoe de Portugisen bijnaer sijn schip hadden afgeloopenGa naar voetnoot1), dat gemelten capteijn niet durste bij mij coomen ut vreese van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
repremende t'ontfangen, en sijn dese ongemacken alleen ontstaen ut d'opgeblasenheijt van die schoone directeurs, daervan op 4 Sept. is gesproocken. Hadden geen hoochte, de wint was uijt den N.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 27 ditto.Hadden een labbere koelte uijtten oosten. Cours N. ten O.; de hoochte 21 graden 32 minuten en lengte Gr. 355 en 40 min. Desen dach sterff een Comies gecoomen van AngolaGa naar voetnoot1), genaemt Joris Le Blon gebooren tot Francfort, broeder van d'Ambassadeur van Zweeden aen de Croon van Engellant, was t'eenemael versoopen en liet niets achter. Ende alsoo nu tot verscheijden reijsen onder het volck van t'een en ander wert vermist en niet conde werden uijtgevonden, hoewel seer nau daerna hebben laten inquireren, soo hebbe naer gedaene gebeth door den supracargo d'articulen, de dieverije concernerende, het volck publicquelijc doen voorlesen en noch twee articulen daarbij gevoecht, ghelijc sulcx achter in mijnen articulbrief can gesien werden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en 7 minuten. Wij passeerden desen naermiddach Godt danck den Tropicus Cancri en was geweldich bangeGa naar voetnoot1) int schip, dat groote hooftpijn onder veelen causeerde, daer Ick mede aen participeerde; hadden veel travados met schricklijcken blixem en sware donderslagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis primo Octobris.Fraij lieffelijc en aengenaem weer, met stijve topseijlskoelte. Den wint O.S.O., cours N.N.O. Hadden hoochte 24 graden 57 minuten. Wij bemerckten hier het eerste seecroos in groote menichte; voor (67) den middach vielder ut het schip van Capt.n Frans Janssen seecker gevangen Portugisen matroos bij ongeval over boort; denselven haelde terstont de focke op de mastGa naar voetnoot2) en setteden de chaloup ut, dan was te vergeeffs, alsoo het schip door de groote veert te seer was voor ut geschooten, soo dattet den nootlijdenden met de doot moest becoopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boort te hebben, die daerop terstont met hun stierluijdens aenquamen, en mij overleverden haere journalen en bestecken op de caerten; bevont dat: Capt.n Frans Janssen hadde breedte 30 gr. 14 min. en lengte 2 gr. 20 min., maer was wel 60 mijlen oostlijcker als wij; (68) T'Schip de Witte Hoope hadde breette 30 gr. 10 min., maer was mede wel 70 mijlen oostlijcker als wij; T'Schip Abrahams Offerande hadde 30 gr. 12 min. en verschilde mede wel 60 mijlen in oost en west. Dit opgenomen sijnde, hebbese een glas wijn geschoncken en gerecommandeert wel op ons te passen en alles wel claer te houden en op sijn hoede te weesen en sijn voorts wederom naer boort gevaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 6 Octobris.Seer schoon en aengenaem weer, den wint O.S.O. Hadden hoochte 32 gr. 30 min. Ontrent den middach quam Captn Frans Janssen met sijn boot en chaloup om het belooffde anckerGa naar voetnoot1) te halen, dat hem ooc wert gevolcht, en wiert int afsettenGa naar voetnoot2) een jonck en rap matroos aen sijn been door eijgen onvoorsichticheijt deerlijck gequetst en loopt perijckel om hetselve te verliesen. Naer den middach ontstonter tusschen den stierman en quartiermeester oneenicheijt, soodat malcanderen suffleteerden, waerover de stierman segge Quartiermeester 24 uren int gallioenGa naar voetnoot3) hebbe doen sitten en doen wederom los gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met twee schooverseijlenGa naar voetnoot1) en seijlden. Hadden hoochte 33 gr. 52 min. Tegens den avont bedaertent heel fraij en quamender alle de seijlen wederom bij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 10 ditto,Wertet heel stille doch schoot de see seer ut den N.O. Sagen veel groote vogels, maar geen meer seecroos, daaruijt beslooten niet verre van d'EijlandenGa naar voetnoot2) te weesen; de wint was seer variabel, soo dattet sonder vaste cours te stellen heene liep. Conden van wegen de donckeren locht geen hoochte erlangen, maer gisten 38 grad. en 30 min. breette te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 11 ditto.Alsoo de wint ut den S.W. fraij begon door te waijen en hoochte van 38 gr. 54 min. bevonden en geen landt en vernamen, soo dattet nu seecker was, meer om de west te weesen als d'ander schepen 4 deser hadden gegist, is eenparichlijck bij allen geresolveert (70) van nu af aen ons cours N.O. ten O. te stellen, tot op de hoochte van 44 a 45 graden en, soo de wint noch continueerde O.N.O., om alsoo het Canael bequaemlijck aen te doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 13 Octobris.Vergangen nacht liep de wint heel noordlijck daerna oost, soo dattet over d'andere boech wenden; hadden hoochte 40 grad. 40 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 15 ditto.Hart weer en wint uit den S.W., lietent met een enckeld fockje en het marsseijl ter halver stenge soo veel als het schip loopen conde heene varen. Hadden hoochte 43 gr. 36 min. en gisten dit etmael wel 50 mijlenGa naar voetnoot1) geseijlt te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 16 Octobris.(71) Gisteravont liep de wint heel west, met een vliegende storm, die desen dach noch continueerde, de see ginck hemelshooch, soo dattet schip ut malcanderen scheen te sullen slingeren. Op het schip de Witte Hoop brack de marsseijls rhee aen stucken, die hij van de blinde rheeGa naar voetnoot2) wederom toestelde. Hadden hoochte 45 grad. 5 min. Tegens den avont liep de wint N.W. en wert moij weer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S.S.O. met een treffelijcke voortganck van alle uren ruijm twee mijlenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 18 ditto.Metten dach brack het marsseijl en rhee van t'schip de Witte Hoop wederom aen stuckenGa naar voetnoot2) en, hoewel alle glasen wel een mijle liepGa naar voetnoot3), mosten de seijlen verminderen en hem inwachten tot na den middach. Desen onachtsaemen schip heeft ons geduerende de reijse geen cleijnen hinder toegebracht en wel 100 mijlen schade gedaen; hadden wegens de betrocken locht geen hoochte. Naer den middach (72) ende principael tegens den avont begon het sulcken terriblen storm ut den zuyden te waijen en de see soo hemels hooch te gaen, dat, alhoewel het voor de wint was, geen seijl meer conden voeren, maer werden allemael ingenomen, de rhees en stengen gestreken en lietent soo op Gods genade heen drijven. Alle de andere schepen sulcx siende, deden van ghelijcken. Ontrent 11 uren in de donckere nacht slingerde het soo horribel, dat de mosquetgatenGa naar voetnoot4) aen het boven boort onder waeter raeckten, soo dat genootdruct werden tegens onsen danck wederom de focke derbij te maeckenGa naar voetnoot5), soo wij wilden behouden blijven. Int losmaecken vant roer werter een matroos tot der doot gequetst, want hem bijna het hooft van de roerpenne stucken wert geslagen, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deerlijck om sien was. Ick gelaste, datme al sachjes na d'andere schepen soude lenssenGa naar voetnoot1) en drij vieren opsteken en een groff canon lossen, dat soo geschiede. Hebben ons cours O.N.O. aengewent totten morgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 19 Octobris,Begon het weer fraij tot ruste te coomen en bevonden ons niet meer als met ons twee schepen: Wij en Captn Frans Janssen, de reste waren uttet gesichte. Lietent totten middach met een marsseijl henen loopen, in hoope om d'andere in te wachten, maer te vergeeffs, daerom alle de (73) seijlen derbij geseth en gingen O.N.O. aen. De wint S.W. met een fraeije topseijlskoelte; alle het scheepsvolck, diese noch inde voornacht hadden gesien, oordeelden datse voor ut mosten weesen en ut noot vroeger seijl als wij hebben moeten maecken, om niet in de gront te slingeren. Wij hadden hoochte 48 gr. en 12 min. Het wert tegens den avont gants stille, daerna liep de wint heel N.W. dat tot den morgen duerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 21 ditto.Heel aengenaem weer, doch wat stille; hadden hoochte 49 gra. 25 min. De wint continueerde noch al N.W.; cours O. en O. ten N. Wierpen smorgens en avonts het loot, maer en vonden geen gront, sagen tegen den avont een seijl soo verre als beoogen conden. Lietent O. aenloopen en vermoeden wel 44 mijlen dit etmael geseijlt te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Abrahams Offerande, die ons mede wiste te rapporteren, dat de Witte Hoop op gisteren van (74) hem gesien was; het was desen dach seer mistich en stille, de wint N.W., hoochte 49 gr. 8 min., cours O. en O.t.N. S'avonts int gebet wertet schip de Witte Hoop achter ut gesien, liet terstont een groff canonschoot doen, die van hem ooc wederom wert beantwoordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 23 Octobris.S'morgens was het schip de Witte Hoop bij ons; hadden groote stilte, hoewel het luchje ut den O.N.O. en hadden geen drij mijlen geavanceert. Bevonden ons op de hoochte 49 Gr. 16 min. en niet meer als noch 15 leggersGa naar voetnoot1) met water en, omdat de reijse wat scheen te willen vertragen, hebben goet gevonden ses mutsjes water aen een ijder te doen geven, dat ooc den volgenden dach is naergecomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 24 ditto.Fraij en aengenaem weder, de wint O.S.O., en vrij kout. Hadden hoochte 49 gr. 24 min.; liepen N.O. over. Voor het schaffen quamen alle de scheepsofficieren mij vertoonen het broot, desen nacht gebacken, dat niet te eten en was en niet als van boonen, castanjen en roggemeel bijeen geraept, dat soo uijt het Patria is gesonden. Hebbe 2 brooden van doen droogen en ooc een sack van t'meel laten bewaren, om de Bewinthebberen te vertoonen en aen het volck in plaets van dit broot beschuijt (75) doen langen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 26 ditto.S'morgens met de lumiere van den dach, quam de CommissijevaerderGa naar voetnoot1) wederom bij ons. Hadden hoochte 49 gr. 12 min. Naer den middach wendent N.N.O. over en ontrent een ure voor den avont wierpen het loot en bevonden, Godtloff, op 90 vadem heel fijne witte santgront, vermengt met een weinich schelpen. Ick heb daerop terstont een canonschoot laten schieten, opdat onse andere schepen sulcx mede souden verstaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 27 ditto.Still en in de wint, soo dat wij weinich avanceerden; tegens den avont quam een vreemt schip voor ons over loopen met een roode vlagge van boven, maer en conden hem niet beseijlenGa naar voetnoot2); liet twee sware canonschooten naer hem doen, dan hij en wilde niet strijcken noch afcoomen en is ons met den nacht ontdonckert; wierpen wederom het loot en bevonden stijff hondert vadem santgront als vooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 29 ditto.Desen verleden nacht hadden een labberkoelte ut den oosten, die ooc den geheelen dach continueerde. Tegens den avont quam ons de Hamborger, voor twee dagenGa naar voetnoot3) gesien, achter om loopen, deede hem de boot ut setten en bij mij aen boort coomen, vraegde hem, waer om hij voor twee dagen niet wilde afcoomen, seijde niet anders conde bemercken, dan dat wij Turcken waren, quam van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Porto a Porto, geladen met 200 kisten suijcker, de reste allemael smackGa naar voetnoot1), was genaemt Jacob Rusmaijer, het schip de Fortuijne, gemonteert met 6 stucken, voerde 14 eters en was nu 11 weecken van Hamborch en 13 dagen geleden van Porto a Port t'seijl gegaen om sijn reijse wederom na sijne Stadt te vervorderen. Hadde hoochte gehat 50 grad. 30 min. met 70 vaem grove santgront en gisten noch maer 10½ mijlen van de SorlingsGa naar voetnoot2) te weesen. Verhaelde voorts, hoe datter ontrent ses weken geleden een jacht ut Hollant te VijanenGa naar voetnoot3) was gearriveert, tijdinge mede brengende, als dat Haere Ho. Mo. nu de saecken van Brasil t'eenemael aen sich hadden genomen en voor vier weecken een (77) machtige vloote derwarts geecquipeert, welcke tijdinge Portugael sulcken verslagentheijt heeft gegeven, dat den Coninc mede heeft geresolveert in aller spoet een armade ut te rusten, bestaende in 32 soo groote als cleijne seijlen, daeronder den Admirael met 89 stucken was gemonteert, sonder dat pertinent conde seggen, hoeveel volcx in de schepen soude sijn ofte wie over deselve soude commanderen, alleen datmen alle onnosele boeren en landlieden bij gebreck van soldaten hier en daer opraepten en met gewelt embarcqueerden, dat het broot extreem dier was en het hart broot tot 30 R. ofte schellingen wert vercocht; dit alles onaengesien, soo was hij van opinie, dat deselve vloote 8 a 10 dagen na sijn vertreck see soude hebben genomenGa naar voetnoot4). Wiste ooc mede te seggen, datmen in alle der cooplieden huijsen was gevallen, haere boecken ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen en, na dat die eenige dagen hadden gehouden en doorsnuffelt, alsdan wederom gegeven. Dat de suijckeren in Porto a Porto 32 testaunsGa naar voetnoot1) golden en voor desen noijt meer gehoort, datter bij sijnen tijt 8 soo groote als cleijne caravellen, daeronder een met 400 kisten, waren gearriveert en noch dagelijcx veel werden verwacht. Verhaelde voorts, hoe dat de generale vredehandelinge tot Munster t'eenemael vruchtloos was afgeloopen en alle d'Hrn. Plenipotentarissen onverrichter saecke gescheijden, (78) daertoe de croone Vranckrijck geen cleijne oorsaecke hadde gegeven. Dat de Sweetsche en Hollantsche schepen, metten anderen geconjungeert, den Coninc van Denemarcken waren in 't landt gevallen en mercklijcke schade toegebracht, ooc meest alle sijne capitale schepen vermeestert en in Hollant opgebracht, sonder te cunnen seggen de redenen waerom; dat ooc den Coninc van Denemarcken den toll te Gluckstadt hadde gequiteert en de stadt soo goet als verlaten, die ooc t'eenemael is vervallen. Dat Engellant was in ruste en de Coninc met sijn Parlement gereconcilieert en in vorige digniteijt en possessie gestelt, met noch veel ander onwaerheden meer, hier onnodich te repeteren. Na dat dese quidam soo wat hadde opgesnackt, hebbe hem bij mij ter avontmaeltijt gehouden, vereerde ons met 50 verssche lamoenen en versocht tot Hollant onder onse vlagge te mogen varen, dat hem hebbe toegestaen, en is daerop, naer genomen afscheijt, wederom naer sijn schip gevaren, met dese vrijwillige belofte: Wanneer ick mijn afscheijdt schal nemen, dan schal Ick danckbaer wesen; doch is met een stille swijger bij Noorder Sonne deurgegaen en adieu geseijt, dat het niemant hoorde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoochte 49 gr. 45 min. S'avonts wierpen het loot op 70 vaem santgront en naelden als voren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis Ultimo ditto.Het sijn heden juijst acht weecken, dat wij het lant van Brasil laest sagen, en t'sedert ooc geen lant gesien als desen middach, als wanneer wij ons recht tegen over de SorlingsGa naar voetnoot1) (N.N.O. van ons) bevonden; hadden hoochte Gra. 49 en 38 min. en waren nu seeckerlijc het Canael binnen. Het was een groote gnade, die Godt de Heere aen ons bewees (die daer over ooc moet gepresen blijven). Want geen ure daerna ontstonter sulcken donckeren mist en storm, dat bijnae alle de seijlen in mosten; het voormarsseijl scheurde glat aen stucken en wert ontrent de helfte daervan gebergt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris primo Novembris,Was t'Alderheijligendach en quamen de Heijligen niet weijnich om haer wasch. Vonden ons ontrent 7 mijlen van lant. Het waijde sulcken terriblen wint, dat alle de seijlen in mosten; dit duerden tot den avont, alsdoen nam het onweer seer af en conden wederom beijde de schooverseijlsGa naar voetnoot2) voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
convoij en hadde vertoont, hoe sich soude hebben te gedragen. Ick hebbe alle d'officieren van beijde schepen daerop ondervraecht, die groote swaricheden moveerden, dat het laete int jaer was, het water en vleijs bijna op en met lecke schepen en onwillich volck gantsch ongeraden soo verre om de noort te loopen, Jae men begon in mijn eijgen schip te muijtineren en heel seditieuse propoosten onder t'volk te voeren, die Ick met doove ooren hoorde en om redenen ongestraft liet passeren. Hebbe gemelten Schipper van de Hoope gelast met ons Zeelant in te loopen, alsoo d'r met dit onwillige volck geen kans en was om selfs hem te convoijeren. Wij seijlden O. ten N. aen met een stijve marsseijlskoelte, soo veel als het schip conde loopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(81) Lunae 4 Novembris.S'morgens vroech, bevonden ons recht in d'Hoofden en sagen Doveren en Calis heel claer, renscontreerden ontrent de 20 seijlen, die langs de Fransche Custe om de West liepen, sagen ooc menichte van Fransche visschers en haringbuijsen, ten ancker op haere neeringe. Het was seer lieffelijc en aengenaem weer met een treffelijcke koelte ut den Z. Corts naer den middach sagen Oostende S.S.O. van ons. Tegen den avont liep de wint S.S.O. en wert stille, soo dat wij voor de SpleeteGa naar voetnoot1) op seven vadem ten ancker quamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 5 ditto.De wint O. sijnde en fraij weer, lichten wij ons ancker en quamen wederom onder seijl en liepen de Spleete in; het wert op den dach mistich en doncker, soo dat wij, over een bancque van 5 vaem waters loopende, in de Wielingen geraekten en door verloop van getije wederom ten ancker quamen. Tegens den avont quamper een schuijte van Vlissingen, met de welcke Ick eenen brieff aen d'Hrn. Bewinthebberen sont en haere E. van onse aencomste aviseerde; het was tegens den donckeren nacht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en waijde bijnae een halven storm, soo dat daerom ongeraden vont selffs in persoon ut het schip naer Vlissingen te varen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(82) Mercurii 6 Novembris.S'morgens vroech hebben ons ancker wederom gelicht en met een S.O. wint onder seijl gegaen en sijn ontrent 12 uren (het getij verloopen sijnde) ten ancker gecoomen. Naer den middach quamper een schuijte van Vlissingen, die Ick terstont huerde, en met den Colonel HenderzonGa naar voetnoot1) naer Vlissingen voer, daer wij ontrent drij uren, Godtloff, wel arriveerden. De Hrn. Bewinthebberen waren met haer jacht naer het schip gevaren om mij af te halen, maer hebben malcanderen door het doncker weer, mist en regen vermist. De Heere sij gelooft voor sijn genade nu weder aen ons bewesen en maecke ons hier en hiernamaels eeuwich daervoor danckbaer. S'avonts quamen de Hrn. Bewinthebberen, als A. Lamsen, Ja.s Pietersen en Van Ecke, ons in de herberge den Bijekorff (daer wij logeerden) congratuleren en tracteerden ons seer magnificq, haer afscheijdt ontrent elff uren van ons nemende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 7 ditto.Sijn twee van d'Hrn. Bewinthebbers, als Ja.s Pietersen en Van Ecke, met mij naer Middelburch gereden en noch ontrent elff uren bij d'Hrn. Bewinthebberen, die allemael waren vergadert en expresse op onse comste wachteden, (83) geintroduceert en, nadat mij elck int particulier hadde verwillecomt, sijn de Hrn. gesamentlick neergeseten, Praesident sijnde d'Hr. Van de Perre, tegens den welcken mij ooc hebbe neergeset en van hem gevraecht, of Ick die Vergaderinge ijets hadde aen te dienen, daerop ick met weinich woorden int gros de Becommeringen van ons Brasil verhaelde en dat Ick principael was gedeputeert, om haere Ho. Mo., Sijn Hochheijt en d'Ed. Vergaderinge der XIXen sulcx naectelijck te remonstreren, en daerom van meeninge was, de reijse op t'spoedichste naer den Hage aen te nemen: ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waere Haere E. mij anders gelasten; daerop d'Hr. Van de Perre, mij dese antwoorde toebrachte, datse sonderlinge gaerne met blijschap verstonden, dat de Ho. Regeringe tot die resolutie was getreden, om selffs eenen ut haeren Rade te committeren, om alle de ongelegentheden te notificeren, en hoopten dat geen cleijne vruchten soude doen, Bedanckten mij voor het goet rapport, aen haer gedaen, en voor de moeijte, dat soo een sware en verre reijse tegens het winter saisoen ten dienste van den lande en de Compagnie hadde aengenomen, ooc geen redenen en hadden mij eenichsins het voortreijsen af te raden, maer tselve veel eer souden helpen bevorderen; alleen dat Ick desen middach met haere Ed. (84) in de herberge de Peere soude willen eten, daertoe Ick mij lichtelijck hebbe laten disponeren, alsoo het dootstille was en geen profijt met reijsen conde doen, en sijn van de Heeren dese volgende gecommitteert om mij aldaer te tracteren, te weeten D. Hr. Van de Perre, Louissen, Wesdorp, Van Ecke en de Haze, met dewelcke tot ontrent drij uren wel vrolijck ben geweest, en naer genomen afscheijt mij voorts na ter Veere begeven. Colonel HendersonGa naar voetnoot1) siende, dat Ick op t'Huijs alleen van Bewinthebberen wert binnen geleijt, wert korsel en nam het seer qualick, ginck met een gestoort gemoet van daer na 't huijs van d'Hr. Pelletier met last aen de camerbewaerder, om, soo wanneer hem d'Heeren van noode hadden, hem daer te sullen vinden, dat seer vreemt bij d'Heeren wert opgenomen, lasen de copije van sijnen brieff en resolveerden hem gantsch niet aen te trecken, spraecken hem ooc nergends af, dan alleen, dat hem mede lieten ter maeltijt versoecken, daer hij met Colonel van den BrandeGa naar voetnoot2) compareerde, en mij voor de maeltijt vraechde, of de copije van sijne missive in Brasil aen de Hooge Regeeringe geschreven, aen de Bewinthebberen was voorgehouden, alsoo hem sulcx al van een der Bewinthebberen was geseijt. Ick antwoorde hem met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lacchenden mont: Jae, dat de Hrn. in Brasil niets en deeden, ofte communiceerden (85) tselve Haere Hrn. Principalen, daerop hij seijde: Wie Duijvel soude dat dencken, Ick sie wel, datse hier een mensch laten loopen als een Jan Gath, nu t'is geen noot, en conde Ick genoch bemercken, dattet hem berouwde, dat hij in Brasil niet was gebleven. Wij werden gestoort en werden aen de taeffel geroepen soo dattet daerbij bleeff. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 8ten Novembris.Alsoo het gisteren avont dootelick stille was, hebbe desen nacht ter Veere moeten verblijven; 's morgens continueerde noch al deselve stilte tot s'avonts en, na dat van de Hrn. Bewinthebberen wel was getracteert op den Stadts Toorn, hebbe ontrent 5 uren de reijse aengenomen. N.B. dat Ick gisteren op mijn vertreck te Middelburch van de gemeene rheeders wegens de commissievaerders op de custe van Brazil wert versocht, om als op heden van haer getracteert te werden, daervoor Ick haer bedanckte en hebbet geexcuseert. De Hrn. Bewinthebberen, die na alle apparentie mede daerin contribueren, hadden mij tselve van te vooren mede al doen verstaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(86) Dominicae 10 Novembris,Ben Ick s'morgens van Rotterdam vertrocken en op den middach, Godtloff, ten 11 uren in den Hage wel aengecomen en op den Doelen gelogeert, alwaer Ick eenige van d'Hrn. Gecommitteerde Bewinthebberen voor mij vont als d'Hrn. Schulenborch en MoorthamerGa naar voetnoot1), die Ick ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sochte, dat naer den middach doch vergaderinge mochte werden gelegt, die sulcx aennamen, en sijn ontrent drij uren bij malcanderen gecomen, t'weeten Schulenborch, Moorthamer, Ten Hoove, Harmen Willemsen van Enchuijsen en Ruffelaer van Groningen. Hebbe naer gedaene begroetinge van d'E. Heeren President en Raden d'oorsaecke van mijn overcomste bekent gemaeckt en in 't gros geremonstreert, dat den Staet van Brasil nu in aller haest met vigeur moste werden gesecondeert, of dat het hiernaemaels, als men wel gaerne soude willen, te late soude vallen, daer over Haere E. seer perplex wierden. Hebbe daerop voorts gevraecht, of sich Haer E. gelust vonden mijn rapport en aenbrengen, mitsgaders alle de pampieren en bescheeden van mij over te nemen en daerop te disponeren, anders dat Ick volgens mijnen last mij naer Amsterdam soude transporteren en aen de Praesidiale Camer addresseren; daerop d'Advocaet Rudolphi, die mede present was, mij dese antwoorde toebrachte, alsoo de Leeden van de Hrn. Gecommitteerdens niet compleet en waren, dat Ick tot op morgen wilde patientie nemen. (87) Eenige Heeren ut de Generaliteijt, kennisse van mijn comste becomen hebbende, als d'Hrn. Jacob Veth, d'Hr. Huijgens van Gelderlant en d'Hr. van de Cappelle van Overijssel, deeden mij door d'Hr. Burgemeester Tibout, die alsdoen mede op den Doelen logeerden, en de Hrn. Bewinthebberen s'avonts aenseggen: Alsoo de saecken, soo wegens de vredehandelinge te Munster als mede het redres van Brazil betreffende, nu in goeden terminis stonden en men alle uren een goede decisie verhoopten, dat Ick mijn rapport soo moderaet geliefde in te stellen, als t'eenichsins conde lijden, en onsen Brasilsen Staet niet al te desperaet stellen (hoewel Haere Ed. wel wisten en allereets hadden verstaen, dat Ick met groote becommeringe overquam en redenen genoech hadde om te clagen), om alsoo daer door die gewenschte utcomste niet te verhinderen, ofte te vertragen en de leeden t'eenemael te abhorreren en onlustich te maecken. Oversulcx hebbe met Bewinthebberen het bericht, wegens de saecken van Brazil bij de Ho. Regeringe geconsipieert, overlesen en is naer voorgaende lange deliberatie ongeraden gevonden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tselve int eerste aen Haere Ho. Mo. te remonstreren, maer versochten mij, dat ick het doch anders op t' pampier wilde brengen en Haere Ed. eerst op morgen communiceren, dat ick hebbe aengenomen te doen en luijdt als hiernaer volgt, t'weeten: (88) ‘RAPPORT aen Haere Ho. Mo. de Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden en Sijne Hoochheijt den Heere Prince van Orangien, op den 12 Nov. 1647 in 's Gravenhage door mij gedaen en in scriptis overgelevert.
Hooge ende Mogende Heeren en soo voorts mutatis mutandis aen Sijn Hoochheijt.
Praesident end Raden, althans de Hooge Regeringe in Brasil representerende, hebben van t'begin haerder aenlandinge en vervolgens tot nu toe Uwe Ho. Mog.n iterativelijck aenschrijven gedaen, wegens de gantsche constitutie van Brasil en wat posture den vijant en de Portugesen thaerder aencomste hebben gehouden, leggende voor eerst beijde de costelijcke capitanias Paraiba en Igarassou, in dewelcke in de dertich suijckermolens waren, a desperado in d'assche, sijnd haere vrouwen en kinderen met alle het gereetste versendende naer de Bahia en sich selven voorts conjungerende met de troupes in de VergeaGa naar voetnoot1) en die van de Bahia, om ons het hooft te bieden. Ende van onse overloopers d'onmacht van ons krijchsvolck vernemende, en dat veele derselve sieck en door de langdurige reijse utgematteert waren, ooc bij ons als sonder ververschinge en medicamenten (89) niet wederom op de been conden werden geholpen, sijn daerom maer te stouter geworden en tot noch toe bij haer boos voornemen verbleven en, hoewel wij verscheijden preuven op den vijandt hebben gedaen, soo en hebben echter tot noch toe niet eenen eenigen voet buijten onse forten connen gewinnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derhalven geen apparente avantagie ontrent ons in Pharnambuco siende, hebben goet geacht onder t'beleijt van Colonel HendersonGa naar voetnoot1) en den Hr. Admirael J. Cornelis Lichthart ons aen Rio S. Francisco sterck te maeckenGa naar voetnoot2), om daerdoor den vijant te diverteren, ut de Vergea te locken, den pas naer de Bahia af te snijden en alsoo openinge in Pharnambuco te brengen, ooc sooveel mogelick onse magasijnen van bestialen te provideren, het welcke int begin bij den vijant seer is geapprehendeert, maer heeft het daerna weinich geacht, doordien boven door de Mattos ofte wildernissen is doorgebroocken en na sijn believen veel passen heeft gemaeckt, dat bij d'onse niet heeft connen werden beleth, soo dat eijndelijck te rade sijn geworden, het nieuwe door ons opgemaeckte fort aldaer wederom te demanteleren en onse cleijne macht met meerder avantagie op een ander te emploijeren. Hebben daerop vervolgens onder 't beleijt en commando van d'Hrn. Simon van Beaumont en Colonel Schoppe, een vloote naer de Bahia toegerustGa naar voetnoot3) (90) en, door Godes segen, voor de Bahia de todos los Sanctos op het eiland Taparica Ponto de BalaeasGa naar voetnoot4) geincorporeert, dewelcke oock als noch met alle gewelt maintineren, hebben alsdoen niet naergelaten Uwe Ho. Mog. en de Ed. Vergaderinge der XIXen van het goet succes kennisse te doen, daerop een sufficiant secours hadden verhoopt, om den vijant voorts int herte aen te tasten en hem de cracht van Uwer Ho. Mog. wapenen ter deege te doen gevoelen. Doch den vijant aldaer onse cleijne macht wederom gewaer werdende en van geen secours tot onser ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lossinge vernemende, jae dat wij noch veel eer de drij van s'Lands oorloochsschepen, wesende deselve de cracht en senuwen van onse Seemacht, mosten doen vertrecken, die ooc niet langer conden gehouden werden, heeft de couragie genomen, de onse op 10 Augusti deses jaers, sijnde de dach van S. Laurens, met ontrent 2000 man, in der nacht ten drij uren, recht op de point van ons quartier te bespringen, met een terribel geroep aen te vallen en heftich met d'onse jae hantgemeen te vechten, maer, de dageraet inbrekende, heeft met verlies van ontrent 300 soo doode als gequetste, moeten retireren, waervan 97 in eenen kuijl en noch 36 in een ander sijn begraeven, daer in tegendeel niet meer dan een van d'onse is gebleven en achte (91) gequetst, voor welcke victori Godt de Heere sij gedanckt, en wert Uwe Ho. Mo. daermede veel gelucks toegewenschtGa naar voetnoot1). Bevindende ons dan dus swack van crijchsvolck en scheepsmacht, gelijc sulcx bij alle de lijsten can werden gesien, die de Hrn. Gedeputeerdens van d'Ed. Vergaderinge der XIXen van ons hebben overgenomen, en geen utcomste siende, alsoo van geen secours tot onser verlossinge vernamen, twelck nochtans nootsaeckelijck van hier moste coomen, en ons in geen cleijne perplexiteijt en heeft gestelt. Soo heeft de Regeringe eijndelijck geresolveert, om noch bij tijts en eer het te late viel, siende een sware droevige en met veel ongemacken dreijgende wolcke naerderen, om die t'ontgaen, en niet wederom ghelijc als voor desen, in d'uijterste extremiteijt te vervallen, na veele en sware deliberatien, niet ontsiende dese groote reijse, het wintersaisoen, sware stormen en ongevallen, haere persoonen ten dienste van den lande en de Compagnie niet te sparen, maer eenen uijt haeren Rade aen Uwe Ho. Mo. te laten afgaen ten eijnde denselve naecktelijcken mochte vertoonen de benautheden en becommeringen, daerin sich de soo diergecochte conqueste van Brasil als nu bevint, en aen d'ander sijde, hoe dat den tijt en occasie (92) is gebooren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om niet alleen sich wegens de geleden schade, ons van de rebelle Portugisen overcomen, te revengeren, maer ooc t'eenemael Meester van de Bahia te werden, dewelcke ons het meeste quaet hebben aengedaen, en sonder dewelcke ons Brazil ooc gantsch ondienstich. Want de Bahia niet emporterende, hebben t'aller uren, soo wanneer het de Portugeese natie maer gelieft wederom diergelijcke ravagien en onheijlen (ghelijc als nu) te verwachten, alsoomen geen Portugesen meer en kan noch mach gelooven en betrouwen. Het principaelste, daer het nu op aencomt, is, dat het secours in vervolge van Uwer Ho. Mo. goede en heijlsame resolutie en daerom sooveel dusenden van Uw Ho. Mo. getrouwe onderdanen, soo in Brazil als hier in ons lieve vaderlant, tot noch toe hebben gesucht, op t'spoedichste en noch voor de winter mach werden afgesonden, alsoomen ontrent desen tijt op het alderbequaemste de Lineam Aquinoctialem can passeren, om alsoo de goede desseijnen en intentien van Uwe Ho. Mogn. te cunnen executeren; te meer, dewijle Uwe Ho. Mo. eenen vasten voet in Pharnambuco hebben, soo dat het te senden secours, sonder eenige rendevousplaetse onder wegens aen te doen, successivelijck (93) aldaer can aenlanden, om in Januario, als sijnde het hartje van den soomer, de gewenschte vruchten van hetselve te genieten en noch veel tijts tot de maenden van April en Maij overich is (als wanneer de winterse of regenmaenden haer begin nemen), om ten dienste van den lande en de Comp. ijets notabels en profitabels te verrichten, daer ter contrarie het secours, tegen den somer van hier gaende, in een quaet saisoen sal comen aen te landen en alles vruchteloos wesen. Alsoo door de groote regen en watervloeden niet eenen voet int lant can werden verseth, gelijck wij nu 18 maenden geleden aen ons selven een levend exempel hebben. Bovendien soo moet d'Hr. Colonel Schoppe voor d'aen ‘comste der portugaelse vloote nootsaeckelijck aen TaparicaGa naar voetnoot1) werden gesecondeert en ist mogelijck, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deselve vloote door d'onse mach werden geprevenieert, gelijc wij hoopen, dat ons sulcx niet sal connen ontgaen, alsoo wij in de Spaense See, ontrent 60 mijlen van het Canael, een Hamborger Schip hebben gerenscontreertGa naar voetnoot1), die op 16 Octob. van Porto a Porto t'seijl was gegaen, rapporterende, hoe datter te Lisboa een vloote bestaende in 32 soo groote als cleijne seijlen (daeronder 16 groote schepen, de reste caravellen) gereet lach en dat de spraecke aldaer ginck, dat deselve (94) binnen acht of 10 dagen na sijn vertreck see soude nemen, indien het slechts niet aen broot en volck quame te mancqueeren, want men d'arme landliedens met gewelt en tegens haeren danck van Porto a Porto noch dagelijcx naer Lisboa embarqueerden en dat het hart broodt tegens 60 R. d'aroboGa naar voetnoot2) wert vercocht, noijt voor desen aldaer gehoort. Dese en meer andere incovenientien doen ons gelooven, dat deselve op heden noch niet sal sijn vertrocken, en derhalve dese occasie nu wel waergenomen werdende, souden ons met Gott de victorije durven verseeckeren, wantmen op ons vertreck van Brasil, tsij door geintercipieerde brieven ofte gevangens, soo ut de Bahia als oock wt de Vergea, van geen Portugese Vlote ofte secours heeft connen vernemen. Die van de Bahia het hooft tweemael op Taparica gestooten hebbende, beginnen het nu eerst recht te apprehenderen en is seecker genoech, datse benouwt sijn, want, soo veel wij in seeckerheijt connen vernemen, houdense haere macht bijeen en laten geen volc (gelijc wel voor desen is geschiet) meer naer de Vergea of Pharnambuco afgaen en sal hun met de comste van onse vloote den moet eerst recht beginnen te ontsincken. (95) Wij hebben ons dan hiermede wel dechargeren van onsen last en Uwe Ho. Mo. in aller onderdanicheijt versoecken, dese importante en gewenschte occasie soo gelieven op te nemen, als die tegenwoordich in der daet leijt, op dat, het secours tot onse verlossinge sijnde be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spoedicht, Wij, naer vercregen victorie over onse meijneedige en rebellige vijanden triumpherende, eijndelijck met het lang verhoopt succes van een vreedige possessie mogen werden gekroont, twelck wenscht, etc. etc. Ho Mo. Heeren Uw Ho. Mog. Gants bereijdwillige, getrouwe en onderdanige Dienaer.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 11den Novembris.Alsoo er bij Haere Ho. Mog. desen dach veele en sware besoignes voorvielen, en hebben deswegen geen audience aldaer connen erlangen; alleen ben in een vertreck apart voor d'Ed. Hrn. Gedeputeerdens wegens de saecken van Brasil gecompareert, t'weeten, d'Hr. van de Cappelle als Praesident, d'Hr. Veth, d'Hr. W. Huijgens, d'Hr. Van Beveren, d'Hr. van der Hoolck en noch een out Hr. van Groningen, en was geaccompaigneert met de volgende Bewinthebberen, als Schulenborch, Moorthamer, Ten Hove, Harmen Willemsen van Enchusen en Ruffelaer (97) van Groningen. Mij wert ten eijnde van de taeffel een stoel geseth en versocht neer te sitten en het hooft te decken. Daerna begon d'Hr. Praesident mij te vragen, of Ick haere Ho. Mo. ijets hadde aen te dienen en wat doch eijgentlijck d'oorsaecke mijner overcomste was, dat Haer Ed. van Haer Ho. Mo. waren versocht, die alsnu seer veroccupeert waren, sulcx van mij te vernemen en daervan rapport te doen, en, na dat ick maer int gros van onse benautheden, becommeringen en allerhande defecten openinge hadde beginnen te doen, quam den deurwaerder en versochte dat in vergaderinge van Haere Ho. Mo. de presentie deser aenwesende Heeren nootsakelijck werde gerequireert en dat dese besoigne tot op morgen mochte werden gestaect; soo dattet voor die tijt daer bij verbleeff. Dan d'Heer Praesident opstaende bedanckte mij voor de aengenomene moeijelijcke reijse, als mede voor het gheene hij alreets int korte hadde gehoort, laudeerde ooc sonderlinge dat d'Hr. Praesident en Raden hadden geresolveert eenen ut haeren Rade selffs in persoon herwarts te committeren, hoopte geen cleijne deucht tot het redres van Brasil soude doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vraechde voorts of Ick wel hadde verstaen de salutaire resolutie bij Hare Ho. Mo. op 10 Aug. genomen, om Brasil volgens het versoeck van (97) d'Hrn. Bewinthebberen met ses dusent man bij te springen en te seconderen en wat mij daervan dochte, of sulcx sufficant en genoech soude weesen, daerop ick haer Ho. Mo. dese antwoorde toebrachte, dat Ick met sonderlinge vreugde hadde gehoort, als dat Haere Ho. Mo. of het Lant effective ginder ses dusent man aen lant soude houden, dat de Admirael twee dusent matroosen soude hebben en de Comp. bovendien noch 1750 soldaten tot recreute soude senden; wanneer die alle, afgetrocken de stervende, verloopende, siecke, creupele en onbequame, wiens plaetsen nootsakelijck moeten werden gesupleert, effective, ghelijc geseijt, in Brasil mochten wesen, Ick en twijffelde alsdan, naest Godt, aen geen gewenschte utcomste, alsoomen ordinaris het derde part moet nemen, die geenen dienst en doen, dat Haer Ed. vrij veel dochte. Versochten voorts, dat Ick mij tegens morgen wilde gereet houden om in volle vergaderinge van Haere Ho. Mogn. dit rapport te vervolgen en sijn daerop gescheijden. Buijten coomende vont Henderson geladen met spijt, die mij vraechde, of Haere Ho. Mo. wel geweten hadden, dat hij daer buijten was. Ick seijde sulcx niet te weten, dat Ick mijne dingen bij Haere Ho. Mo. te doen hadde en om hem nu niet en conde dencken en dat Hare Ho. Mo. als hem die wilden spreecken wel souden ontbieden. (98). Ick versochte aen Bewinthebberen, datse mij doch van desen Henderson eens wilden ontlasten, en alle de jalousijen van mijnen hals weren, want over al aent hoff hadde uijtgestroijt neffens mij gecommitteert te sijn, om wegens de militie van Brasil rapport te doen, maer viel daerna slecht uijt, alsoo Bewinthebberen hem denselven dach noch voornamen en voorhielden tgheene van de Regeringe bij missiven en voorts ut mijn hadden vernomen, dat het om sijn particuliere affaires was, en dat hij die conde poursuieveren naer zijn believen. Hij versochte, datse sijn verteerde costen van Seelant en in den Hage souden willen betalen, doch creech tot antwoorde als datse daertoe niet gelast en waeren, dat hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seer vreemt voor quam, en begon doen eerst te mercken, dat men weinich wercx van hem maeckten. Naer den middach is de Hr. de LaetGa naar voetnoot1) van Leijden gecoomen en sijn alle de gecommitteerde Bewinthebberen op den Doelen gecompareert, hebben van mij overgenomen, volgens d'inventaris, alle pampieren en bescheeden en die soo int gros eens deurgeloopen. Daerna, voor het scheijden, hebbe Ick haere Ed. voorgelesen het rapport hier voren geschreven en bij mij geconcipieert, datse haer allemael seer wel lieten gevallen en versochten, dat Icket drij mael wilde copieren om aen Haer Ho. Mo., Sijn Hoochheijd en de Vergaderinge der XIXen over te leveren. (99) Gedanckten insgelijck mede, dat de Ho. Regeringe soo goede devoiren tot noch toe aengewent en dat Haer E. eenen ut den haeren Rade herwarts hadden gedeputeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis 12 ditto segge Novembris.S'morgens ontrent 9 uren Haere Hooch Mog.de, ontrent de 20 sterc vergadert sijnde, hebben haren camerbewaerder gelast soo Ick daer vooren was mij in de vertreccamer te brengen, tot dat men mij soude ontbieden. Ben corts daeran binnen geroepen en door twee van de Hrn. Bewinthebberen geintroduceert, als De Laet en Moorthamer. De president, sijnde de Hr. Van Wimmenom, gelaste den camerbewaerder drij stoelen met kussens recht int midden van de camer tegens hem over te setten, daerna versocht dat wij neer wilden sitten en ons decken. Doen leverde Ick de credentiale aen d'Hr. President, die hem langde aen de Griffier, en wert door denselven publickelijcke gelesen. Daerop soo vraechde mij gemelte Praesident of Ick de vergaderinge van Haere Ho. Mog.n wat hadde aen te dienen. Doen stont Ick op en begon te harangeren, doen wert vande gantsche vergaderinge versocht te sitten en voer voort, doch met blooten hoofde; elk een van d'Hrn. luijsterde seer attentieff en, gedaen hebbende, presenteerde Ik aen d'Hr. President mijn rapport in geschrifte, dat hij aen d'Griffier Musch langde en mij vraechde na | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de dispositie van d'Hrn. Praesident en Raden, wanneer Ick van daer was gegaen en wanneer gearriveert en bedanckte d'Hrn. van haere goede devoiren en mijn voor d'aengenomone moeijelijcke reijse en of Ick wel vertrouwde dat het (100) secours soude connen afwachten, daerop Ick de Gebiedenisse Haer Ho. Mo. toebracht en seijde dat het onse devoiren waren, en, soo het secours binnen weinich daagen mochte coomen te vertrecken, dat Ick dan cleijne swaricheijt maeckte, dat Haere Ho. Mo. soo het scheen sonderling wel behaechde, stonden op en gaven mij meest alle de hant. Doen quam de caerte van Taparica en het besweringhbriefje voor den dach, daer Ick groote speculatie in hadde. D'Hr. Pentionaris Cats vraechde of wij aen Punto de BaleasGa naar voetnoot1) geen royal fort en hadden geleijt, daerop Ick hem antwoorde dat het aen onse goede wille niet en hadde gemancqueert, indien wij slechts de materialen en het gelt gehat hadden, waervan wij gantsch niet versien en waren. Wel hoe, seijde Sijn Ed., 't is bijnae een jaer datmen daer heeft gelogeert, waerom hebben de Bewinthebberen niet beter gevigileert, daer op de Heer De Laet antwoorde: Mijn Heer, U is ons onvermogen wel bekent, en dat bleeff soo daerbij; daerna setteden haer d'Hrn. wederom neer en, na dat Ick andermael de gemeene saecke hadde gercommandeert, bedanckte mij d'Hr. van Wimmenom van het goet rapport en datse dese saecke de Hrn. Gedeputeerdens souden bevelen, en om met mij naerder te besoigneren en dat Ick doch wat wilde inden Hage verblijven. Gaff last om mijn schriftelijc rapport door de Griffier Musch publicquelijck te laten lesen en, na behoorlije afscheijt genomen hebbende, sijn met ons drijen buijten getreden en voorts naer huijs gegaen. Int utgaen belasten mij d'Hr. Praesident dat Ick mij doch wilde gereet houden, om in de Staten van Hollant mede mijn rapport te doen, alsoo Haer E. seer begerich waren om t'selve te hooren. (101) S'namiddaechs ontrent 4 uren wert Ick door d'Hr. De Laet bij Haer Ed. Groot Mo. de Heeren Staten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hollant geintroduceert, daer Ick een seer stercke vergaderinge wel over de hondert Heeren bij een vont. De Hr. Pentionaris Cats aen een cleijn taeffelken a part sittende, na dat Ick mijn gebiedenisse hadde toegebracht, vraechde mij of Ick Haer E. Groot Mog.n de gelegentheijt van Brasil wilde bekent maecken, sonder dat ons aldaer kussens en stoelen werden gepresenteert ofte dat wij werden versocht de hoofden te decken. Doen Ick begon te harangeren, luijsterde elck een seer nau toe en wert een groote stilte en, gedaen hebbende, dede de Hr. Cats sijnen hoet af en bedanckte mij van 't goet rapport, sonder dat hij het schriftelijck van mijn eijschte, hebben daerop, sonder dat mij ijets meer wert gevraecht, ons afscheijt genomen en ut gegaen. Daerna ontrent 6 uren hadde Ick bij Sijn Hoochheijd audience, was geaccompaigneert van d'Hr. De Laet, en voor Sijn H.d verschijnende, die sich in sijn camer heel alleen bevont en ons tot aen de deure te gemoete quam, dede sijnen page utgaen, hadde een blau lint om den hals, daeran hingh het Gulden Vlies vol diamanten, en aen het rechterbeen een lange koussebant. Naer dat De Laet hem mijn persoon hadde bekent gemaeckt, presenteerde Sijn H.d mij de hant, die Ick kusten, en beclaechde sijns Hr. Vaders dootGa naar voetnoot1) en wenschte hem toe alle gheluc en prosperiteijt in sijn nieuwe gouvernement. (102) Overleverde hem de credentiale die Sijn Hd. beslooten in de hant hiel, vraechde mij, wanneer Ick van Brasil t'seijl was gegaen en wanneer gearriveert, was verwondert, dat die reijse in soo korten tijt conde werden gedaen, en voorts hoe dattet sich met de saecken van Brasil verhielt, daerop Ick versochte dat, bij aldien Sijn Hd. de pacientie geliefde te nemen om mijn te hooren, Ick soudet int korte naer vermogen verhalen. Ontfing dese antwoorde: Seer gaerne, want Ick hebber na verlangt. Daerop verhaelde Ick van t'begin tot het eijnde volgens den Inhout van het schriftelijc rapport, dat Ick met eenen aen Sijn Hd. overgaff. Sijn Hd. stond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dien gantschen tijt, soowel als Ick, met blooten hoofde en met de hoet in de hant en, wanneer Ick t'elckens mijn reverentie dede, mancqueerde mede niet, en, na dat Ick den vervallen Staet van Brasil hadde gerecommandeert dat Sijn Hd. die met sijn gunste en gnade nu wilde helpen seconderen, bequam dese antwoorde: Het is billick dat de Compagnie in dese extremiteijt haest werde geholpen, Ick beloove U dat Ick het mijne daer toe sal contribueren. Hebben daerop ons afscheijd genomen en Sijn Hd. daer gelaten; coomende in de antechambre was Henderson aldaer bij den Adel, die sich mede bij Sijn Hd. liet aendienen, om audience te hebben dat hij obtineerde, en, na weinich tijts wederom buijten coomende, seijde Sijn Hd. op hem hadde begeert desen avont aldaer t'eten, maer hadde bedanckt. Si credere fas est. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(103) Martis segge Mercurii 13 Novembris,Hebben d'Hrn. Bewinthebberen in den Hage op mij begeert en versocht, dat ick eenige weinige dagen noch aldaer wilde verblijven, also haere Ed. mijn presence seer nodich oordeelden, en, nae dat Haer Ed. s'voormiddaechs met het lesen der brieven en andere pampieren waren geoccupeert, hebben mij s'namiddaechs bij sich in haere camer ontboden en geseijt, datse de brieven wel hadden gelesen en daerin niet dan clachten vonden; ooc geremarqueert, dat wij Haere Ed. het lesen van onse brieven seer recommandeerden, wat wij doch daermede meijnden, daerop Ick antwoorde, om dat wij noijt eenige de minste satisfactie op onse petitien en brieven hadden becoomen, niet anders en conden gelooven, als dat die maer eens gelesen sijnde aen een zij geraeckten, want Lectio laeta placet, decies repetita placebit; dat bij d'Hr. De Laet wert opgenomen, dewelcke antwoorde: 't Is waer, wanneer er aengename stoffe in de brieven is, dan leest men deselve gaerne dicwils. Daerop Ick seijde: Ik achte mij ongeluckich een Boode van sulcken droevigen advis te wesen, en dat wel conde bemercken, dat soo wanneer de brieven en Ick van eenige millioenen gouts spraken, die voor de Compagnie mochten wesen geconquesteert, deselve smaeckelijcker te lesen souden sijn en Ick wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer soude werden gecarresseert als nu wel geschiede, doch dat het ons devoir was, de waerheijt te schrijven, en dat het spreeckwoort hier plaetse nam, dat ment voor eenen Vrient hiel, die (104) Imandt voor sijn schade, verderff en onderganck waerschouwde, en soo Haere E. Achtbare sulcx verkeerdelijck oordeelden en opnamen, ons groot ongelijc deden, daer wij doch alles met een goede intentie en goede meijninge hadde gedaen, om des Compagnies meerdere en grootere schade te verhoeden, en soude ons in sulcken gevalle wel berouwen het goet, dat wij alreets hadden met onse persoonen en devoiren bewesen. Indien men ons hadde gepresteert en naergesonden tgheene ons op ons vertreck soo van t'een als ander was belooft, er soude buijten twijffel ooc vrij wat meer verrichtet sijn geworden; Hessa, Mijn Heer, antwoorde d'Hr. Schulenborch, gelieft doch niet te gedencken, dat Uwe en der anderer Heeren diensten en goede devoiren ons onaengenaem sijn, geenszins, want wij deselve tot noch toe bedancken, maer gelieft eens te considereren, of Uwe missiven niet met goet reguard en sijn gelesen, dat wij daerdoor sulcken aensienlijcken macht en secours bij Haer Ho. Mo. en Sijn Hoogheijt hebben geobtineertGa naar voetnoot1), ghelijc ghij nu voor u oogen siet en hoordt, en voorwaer wilt vrijelijc gelooven, dat wij hier ooc niet stille hebben gestaen, maer onse huijsen en familien dicwils 6, 8, ja 10 weken, hebben moeten verlaten en door onse Hrn. Gecommitteerdens nacht en dach bij Haere Ho. Mo. en Sijn Hoogheijd moeten aenhouden om dit groote werck dus verre te brengen. (105) Hierop vervolgde Moorthamer, als mede d'Advocaet Rudolphii, en vraechden, dewijle de saecken nu dus stonden en dat het secours bijnae t'eenemaele gereet was, of Ick niet soude connen gereet wesen, om mij noch t'embarcqueren; daerop Ick antwoorden, dat Ick veel en verscheijden poincten hadde, om d'Ed. Vergaderinge der XIXen voor te dragen en mij voor dEd. Hrn. Praes. en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Raden gelast vont, daerover van haer Ed. Achtb. resolutie en decisie te versoecken; indien sulcx bij d'Hrn. Gecommitteerdens conde werden afgedaen, dat Ick dan soude sien wat Ick dede, ooc dat Ick niet gesint en was voor de tweedemael wederom, soo als voor desen, van de wal te werden gewesen en met een deel beloften gepaijt, maer soude eerst de Schapen gaerne sien voor uijt gaen en volgen dan als den getrouwen harder achter aen, om van der Wolven gewelt te bevrijden; daerop d'Adv. Rudolphii seijde: Mijn Heer is bekent, hoe costelijck dattet de Compagnie valt, een vergaderinge der XIXen te beschrijven, en wat tijt dat daertoe wert vereijscht, alsmede hoe pregnant den tijt is en hoe nodich u persoon volgens t'versouck van de Hooge Regeringe aldaer wert gerequireert, te meer nu het secours soo gereet was, waerom Ick principael was gedeputeert en tot welckers executie der Heeren gesamentlijcke....Ga naar voetnoot1) hoochnodich is. Ooc dat onlangs maer een Vergaderinge der XIXen twaelff dagen was bij een geweest (106), die sonder ijts notabels af te doen wederom was gescheiden, alsoo daerdoor d'expeditie van dit secours groote interesse scheen te lijden, en alsdoen geresolveert geen vergaderinge te leggen voor en al eer dat dit secours soude wesen gedepecheert. Daerom versochten, dat Ick doch alle die poincten, waervan Ick Haer Ed. alsdoen tellequellement kennisse hadde gedaen, op t'pampier wilde stellen, om door Haer Ed. aen Vergaderinge der XIXen, die eerst soude wesen, te remonstreren en ons haere E.A. resolutie daerop te sullen laten toecoomen, twelcke ick aennam te doen. D'Heer De Laet vraechde of Ick vertrouwde, dat, bij aldien Ick wat tijts verbleeff, bij Haere Ho. Mog. meer tot profijt van de Comp. soude connen utwercken als wel de Hrn. Gecommitteerde of Bewinthebberen; daerop ick hem te gemoete voerde, dat veele van Haere Ho. Mo. als mede de Hrn. Bewinthebberen geen grondige kennisse en hadden van des Compagnies saecken en haere sieckte en, om die wel te genesen, dat het op 't hoochste nodich bij ons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werde geoordeelt, daervan notificatie te doen. Hierop viel Moorthamer ut: Men moet voor de achthondert Guldens 's maents ooc al wat doen. Ick antwoorde, dat wij die bij desen tijt wel dubbelt verdiend en met groot hertseer en in armoede consumeerden, ooc dat Ick en de andere Heeren noch weinich van onse achthonderden Guldens hadden gesien en dat wij ons tot noch toe van ons eijgen (107) smeer bedroopten en, indien d'r geen ander en prompter betalinge en volgde, dattet bij alle d'Hrn. een groote onlust souden causeren; en wat hij doch veele van F. 800 wilde seggen, daer sijne Camer van Zeelant wegens haer quota van F. 3200 onsen factoor een ront jaer hadden laten achter aen loopen als een kostjongen, en als ofme wat om Gods wille van hun moste bedelen, tot groot dispect van onse brieven en disreputatie van onse persoonen. Seijde voorts noch: prijse Ick d'oude HeerenGa naar voetnoot1), die alles tot den laesten toe hebben afgewacht, eerse soo becommerlijcke hebben willen schrijven. Daerom ist er ooc nu soo fraij gestelt, antwoorde Ick, Mijn Heer is tot noch toe den eersten en den laetsten, die Ick sulcx hoorde seggen; K' en wist niet, waerom datmense hier in den Hage soo feesteert en willecomt, se sullen misschien mede met een goude kettinge vereert werden, ghelijc andere, die voor desen de Compagnie buijtens lands goede diensten hebben gedaen, die Ick hun gaerne gunne. Dit wert van hem met een gestoort gesicht en stilswijgen beantwoort. Ooc quamen noch de bedorvene wedergesondene drogues op de baen, datme daer sooveel commotie van had gemaeckt, daer doch geen gelt aen en gingh; en na dat Ick repliceerde, dattet maar was geschiet, om de bedrieglickheijt en schelmstucken der leveranciers aen te wijsen, en dit eene maende als een staeltje van alle d'andere, waer bij ooc quam het stinckende vleijs ons van die (108) van Hoorn toegesonden, riep de Hr. Schulenborch datter een kan Rijnsche wijn soude werden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebracht en dronken eens op de gesontheijt van Praesident en Raden en scheiden voor die tijt (soo 't scheen) met goede vruntschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis 14 Novembris,Is niet remarckabels voorgevallen, dan alleen dat Sijn Hoocheijd met een oijlijck meertje tegen een Engels Heer te Schevelingen weddeloop hiel ter soma ses dusent guldens. De loopplaetse was ontrent een cleijne ure. Sijn Hd. reet selfs in persoon, liet sich eerst wegen en was 16 Lbs. lichter als d'Engelsche Hr., welck gewicht met platloot onder Sijn Hd. sadel wert beswaert om met den anderen esguael te wesen. Sijn Hoocheijt triumfeerde en quam wel twee pistoolschooten eer als den andere, dat groote vreuchde onder de hooffsche flatteurs causeerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 15 ditto,Hebben Haere Ho. Mogn. van s'morgens ten acht uren tot s'naemiddaechs ten vier uren, sonder te scheijden, wegens de vredehandelinge gebesoigneert en soo verre gebracht, datmen niet en twijffelt of sal op morgen na gedane resumtie gearresteert blijven. (109) Is ten 11 uren tijdinge van boven gecoomen, dat Haere Ho. Mo. de resolutie, op gisteren wegens de vrede genomen, hadden geresumeert en gearresteert en dat de nu gereet liggende vloote naer Brasil in aller haeste soude werden gedepecheert om hostiliteijt te plegen tegens alle die gheenen, die de Compagnie hadden beleedicht, beleedigd ofte noch mochten coomen te offenseren, dat bij alle d'Hrn. die van boven quamen met groote vreuchde wert vertelt. D'Hr. Jacob Veth mede coomende van boven gaff mij de hant, mij veel gelucks met de vreede toe wenschende, seggende Uwe comste is, Gottloff, ter goeder uren geweest en heeft geen cleijne deucht tot acceleratie van dese resolutie toegebracht. In summa het was over al Gaudeamus. Ick versochte bij d'Hrn. Gecommitteerdens licentie om eens naer Amsterdam te mogen gaen, die mij tselve gaerne consenteerden en ben denselven dach | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s'avonts ten acht uren noch te Haerlem gecoomen. Effen voor mijn vertreck quamen d'Hrn. Hamel, Bullestrate en BasGa naar voetnoot1) mij gesamentlijck congratuleren, omdat Haere E. van mijn vertreck naer Amsterdam hadden verstaen; vraechden wat LuchenieGa naar voetnoot2) noch al woelde en tegens haerl. machineerde. Ick seijde, dat hij wel een boeck pampiers hadde beschreven en daerin een hoope beswaringen tot haeren (110) laste met veel en groote injurien hadde gededuceert, die hij alle met clare en ware documenten wilde verifieren en proberen, daerop Bullestrate antwoorde: Wij sijne wel getroost en wensten dat hij al hier ware, dan souden wij van veel calumnien bevrijt weesen, die wij nu anders noch dagelijcx tot ons groot leetwesen moeten hooren. Voorts verhaelde d'Hr. Bullestrate, wat devoiren datse t' haerder aencomste ontrent Hare Ho. Mog. hadden aengewent int procureren van dit soo een aensienlijc secours en, bijaldien Haere E. bij verscheijden Hrn. soo instantelijc niet en hadden geurgeert, soude na alle apparentie noch lange geprotraheert sijn geworden, daerop Ick haere E. seer bedanckte, datse noch ter liefde vande compagnie soo hadden gevigileert, en vraechde, wanneer doch de resolutie wegens d'afsendinge van dit secours was gearresteert. Toen quam Bas voor den dach, seggende, sulcx cort na haer arrivement geschiet te sijn, met welcke woorden hij mij dede uijtbarsten en hem contrarolleuren, want ick hem bewees die resolutie (dat seer remarquabel is) bij haere Ho. Mog. is genomen juijst en effen op den eijgensten dach, wanneer ons volck aen Taparica, op St. Laurentii dach, van den vijant is besprongen, twelck was op den 10 Aug., daer sijliedens doch eerst op den 12 Aug. waren gearriveertGa naar voetnoot3). (111) Hierop wert van Haere E. weinich gerepliceert en lietent met stilswijgen sachtjens glippen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae 17 Novembris,Ben Ick, Godtloff, ontrent elff uren, met dat het volck ut de kercke quam, t'Amsterdam wel gearriveert en hebbe mijnen entree tot de Hr. Daniell Bernart genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 18 ditto,Hebbe Isac van Beeck, alsdoen Praesident van Bewinthebberen sijnde, doen versoecken dat vergaderinge geliefde te leggen; sijn daerop ontrent tien uren, vijftien sterck, bij malcanderen gecomen en hebben mij audience verleent en, nadat se mijn harange met goede pacience hadden aengehoort en de redenen van mijn overcomste soo mondelinge als schriftelijck ontfangen, is mij door de Hr. Praesident van Beeck dese volgende antwoorde toegebracht: te weten, dat de vergaderinge mij seer gedanckten voor de genomene moeijte en sware reijse naer dese landen gedaen, ooc voor de goede avisen van tijt tot tijt van de Hooge Regeringe becoomen; hadden wel gewenst dat d'afgesondene twee avijsjachten, t'eene primo Aug. a droicture naer de Bahia en het tweede op 17 ditto naer het Reciffe de Pharnambuco afgevaerdicht, voor mijn vertreck ut Brasil hadden connen wesen aengelandt, op dat Ick van dese soo moeijelijcke reijse van gins en weer te varen hadde mogen geexcuseert blijvenGa naar voetnoot1); dat Haere Ed. onse missiven met goede opmerckinge hadden gelesen, en ut deselve niet alleen nu, maer ooc voor desen, onse benautheijt en becommeringen (112) hadden gesien en geen devoiren gespaert, om ons in aller haest sooveel haer mogelijc is geweest te seconderen; dat wij sekerlijck wilden gelooven, dattet aen haere goede wille niet heeft gebroocken, maer dat bij de Generaliteijt en de Provincien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegens de vredehandelinge tot Munster alles tot noch toe was opgehouden, ghelijc Ick buijten twijffel genoechsaem in den Haege hadde verstaen. Na dat Ick dit met weinich woorden hadde beantwoort, begonnen Eduart Man en Marcus de Vogelaer seer ut te varen en te vragen, hoe dat het quam, dat de Camer van Seelant in alles voor dese Camer soo wert geprefereert en gefavoriseert, en waeromme wij deselve sooveel retours hadde laten toecomen en principael, waeromme het Schip Abrams Offerande, waer van de bevrachtinge voor de utreijse tot haren laste quamen, en nu expresse de vrachten van de retouren hun werden ontrocken en de Camer van Zeelant daermede gebenificeert; Ja, dat de Camer van Seelant nu onlangs met het schip Ter Veere sonder haer tourbeurt soo veel suijckeren van St. Thomé noch hadden ontfangen. Dit alles tot mercklijke schade en groot nadeel van dese Camer; Jae, men hadt noch daerenboven int bevrachten der gehuerde schepen, om nu en dan op de Custe te gebruijcken, de Amsterdamse nemen en de Seeusche verschooven. Alle het welcke met de meeste sachtmoedicheijt Ic volgender maniere hebbe beantwoort en versocht, dat Haere Ed. de pacience geliefden te nemen en sonder passie (ghelijc mij dunckt dat Icker eenige hoorde) mijn antwoorde t'ontfangen. Voor eerst, dat Haer E. genoechsaem bekent was, dat President en Raden niet aen (113) eene camer int perticulier, maer aen de Gen. Geoctr. Westind. Comp. waren verplichtet, om sonder aensien van Cameren, ofte eenige de minste redenen d'eene voor d'andere te prefereren, maer int generael de Comp. soo veel diensten toe te brengen, als in haer vermogen was en gants geen sucht en droeg. Ten tweeden, dat het Schip Abrams Offerande nootsakelijck bij gebreck van andere voor Seelant hadde moeten werden bevracht, omdat alle d'ingeladene suijckeren in Seelant t'huijs hoorden en de Eijgenaers die op Hollant geensins wilden scheepen en groote clachte dreven, soo men geen schip op Seelant aen en leijde, met welcke insichte sijl. nochtans soo diere suijckeren hadden gemijnt en aen de compagnie soo expressiven recognitie betaelt. Daerop een ander wederom utvoer, waerom men dan ooc geen schip | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot de suijckeren, soo in de commissievaerder SlicmanGa naar voetnoot1) waren overgecoomen, en hadde bevracht. Die mede sijn antwoorde van mij ontfinck met dese vrage, waerom Haer Ed. mede geen commissievaerders en hadden van Amsterdam geanimeert, souden alsdan op diergelijcke voet ooc vrachten connen ontfangen ghelijc die van Seelandt en dat mij dochte, dattet immers noch wel soo profitelijck voor de Comp. was de commissievaerdersschepen tot het transpoort der suijckeren te gebruijcken en volle vracht daervoor te trecken, als particuliere scheepsruijmte daertoe te nemen tot merckelijcke laste en nadeel van de Comp. Ten derden, dat wij noijt en hebben geweten, dat het schip Ter Veere (114) geladen met suijckeren van St. Thomé t'huijs was gecoomen en wij daerover aenschrijven hadden becoomen souden dan misschien anders geresolveert hebben en dattet, onder correctie, haer eijgen schult was, ons sonder avisen te laten, ghelijc wij ons ten resguarde van meer andere dingen wel ten hoochsten hadden te beclagen. Ten vierden, dat soo wanneer wij eenige schepen ten dienste van den lande en de Comp. van noode hebben gehat, om op de custe te gebruijcken, dat wij juijst niet ter keure en conden gaen int bevrachten, maer hebben ons moeten reguleren na des tijts gelegenheijt en de bequaemheijt der schepen en de beste coop van bevrachtinge, sonder dat wij connen afwachten de schepen van d'een of ander camer. Exempel nu bij T'Wapen van AlcmaerGa naar voetnoot2), voor mijn vertrec naer de Bahia bevracht; daerom seer gedienstich versochte dat Haere E. ons tselve niet wilden imputeren, ooc niet dencken, datter bij ons eenige de minste inclinatie mochte weesen van d'eene camer meer als d'andere te belasten, maer niet anders en hoopten en wenschten, als de Comp. in 't generael dienst te doen en de Cameren soo veel mogelijck van noodeloose costen te dechargeren. Recommandeerde voorts, datse het vervolgh van het secours wilden poursuiveren, principaelijc | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te besorgen, dat de resterende 1350 man recrueten, soo tot Haer E. last stonden, mochten werden aengenomen, om noch met dese vloote af te senden, daerop tot antwoorde bequam, dat sulcx voor als nu niet wel mogelijck, maer tottet voorjaer soude moeten (115) aenloopen. Versocht mede, datse 1000 of 1500 cleijne keteltjes met hengsels van ontr. 2 kan nat tot gerief der soldaten wilden senden, alsoo wij geen potten en hadden en de soldaten dicwils haer rantsoen rouw moeten eten, dat geen cleijn ongemack en causeert; remonstreerde dat die van Seelant hadden aengenomen noch 500 Aux.[iliairen] met dese vloote af te senden. Voorts dat Haere Ed. mij geliefden commissarissen toe te voegen om naerder met deselve te besoigneren, datse aennamen en versochten, dat Ick s'morgens te 9 uren op t'Huijs wilde compareren, en sijn alsoo gescheijden. Hebbe voorts van eenige Bewinthebberen. ter sijden verstaen, hoe dat bij de cameren groot misnoegen was over onse brieven, dat die niet na behooren en wierden geextendeert en dat deselve gants met geen circumstantien en waren utgebeeldt en gededuceert, maer scheenen, dat door den Secretaris soo ter loops en metterhaest werden geconcipieert en maer als een extract ut de notulen werden overgesonden. Exempel van de schepen de Witte HoopeGa naar voetnoot1) en de Saijer ut Angola gecoomen, dat Ick hebbe gedebateert en anders bewesen. Wisten mij te seggen en te waerschouwen, hoe dat particuliere datelijck van onse secrete en andere resolutien op het volle pleijn en de marckten kennisse hadden en aen haere vrienden eer dan wij aen Bewinthebberen daar van aviseerdenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sarissen in den Haege overgelevert, gediscoureert en Haere Ed. daervan naerder openinge gedaen, die daerin seer groot contentement namen en lange daerna hadden gedesireert. Versochten, datmen doch op die voet wilde continueren. Hebbe ooc bij deselve Hrn. rekenmeesters seer geinsisteert over onse vordere perticuliere betalinge, daer over sij haere excuse deden en beloofden, dat, soo wanneerse het geaffecteerde aen de Rekencamer wegens de West Ind. vaerders behoorlijck mochten ontfanghen, ghelijc hun nu belooft was, sijlieden noijt in gebreke souden blijven; dat wij ons daer op hadden te verlaten. Insgelijcx hebben ooc bij de Hrn. Bewinthebberen aengehouden, datse daerop verdacht souden blijven om noch met dit volck en vloote een mercklijcke somma van contanten te laten afgaen en hun te gemoete gevoert de constitutie van onse cassa volgens de boecken en bescheeden van d'Ontfanger Generael en voorts wat wij daghelijcx seer groote lasten hadden, die nootsakelijc contant mosten werden betaelt, daertoe wij gants geen voorraet noch incomen en hadden. Oock wert van Bewinthebberen seer gedoleert over de wandevoiren van de Comies Generael van de rechersse Hodenpijl en en conden niet gelooven, of denselven moste te quader trouwen gaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 22 dito,Begonnen d'Hrn. gecommitteerdens van de saecken van Brasil soo wat wijtloopich te discoureren en eijndelijck mij voor te houden, of het niet mogelijck en ware om mij in een van dese schepen noch t'embarcqueren. Sij mosten bekennen, dat het wel een sware reijse was en bedancken d'Hrn. Praes. en Raden voor haere goede devoiren en datse sich sooveel aen de gemeene saecke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieten gelegen sijn. Echter nochtans, Ick een jongman sijnde sonder beslach van vrouw en kinderen, vertrouwden, dat Ick in deselve goede devoiren soude continueren en mij niet ontsien dese moeijlijcke reijse aen te nemen. Ick soude daermede Haere Ho. Mo., die sulcx gaerne sagen, sonderlingen dienst doen, te meer om dat Ick wel wiste hoe nodich mijn presence in Brasil was, daer Praes. en Raden seer serieuselijck om geschreven hadden, die versochten, dat, soo wanneer het secours twelck Ick wel wiste dat nu Godt danck soo verre sijn volle leden hadde waere geconsenteert, haere E. mijn persoon metten eersten wederom toe te senden. Daerop Ick antwoorde, dadelijck (118) gereet te sijn, als Ick slechts mijn commissie conde voltrecken, en dat maer haer Ho. Mo. resolutie mochten ontfangen op alle de pointen, die Ick haere Ho. Mo. volgens mijnen last hadde voor te dragen; daerop Haere E. mij versochten deselve op 't pampier te brengen en aen de Praesidiale Camer over te geven, onder belofte, dat Praesident en Raden bij d'eerste vergadering der XIX volcomen contentement soude werden gedaen en van alles per eersten haere resolutie souden laten toecoomen, en dat Ick sonder tijtverlies na Amsterdam wilde gaen en mij gereet maecken en, soo het mij ontstont om met den Admirael te gaen, dat in de MaseGa naar voetnoot1) het schip van Capteijn Foran soude gereet weesen en, bij gebreck van dien, dat alsdan noch het schip van SlicmanGa naar voetnoot2) in Seelandt werde gereet gemaeckt, om daermede de reijse te connen doen. Alle het welcke Ick mij seer wel liet gevallen, maer en conde niet verbij gaen haere Ho. Mo. te remonstreren de onlusten, die Praesident en Raden namen voor de slechte betalinge aengaende haere gagie en tractement, dat bij de capitulatie was bedongen alle ses maenden precise haere penningen bij de Generale Recencamer wegens de West Ind. Compie t'Amsterdam t'ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fangen; daer tot dato niets op was gevolcht, twelck bij ons geen cleijn misnoegen en verweckte, en most ons bij desen tijt in een landt, daer alles soo costelijck en dier is, tot onse aller schade met ons eijgene behelpen, ons selven maer consumerende, dat (119) niemant van ons wel gelegen quam, en souden dus continuerende hiernamaels noijt van onsen arbeijt en moeijelijcke bedieninge connen jouisseren. Daerop dese antwoorde ontfinck, dat de groote ongelegentheijt, daerin sich de Comp.ie nu een tijt herwarts hadde bevonden, de oorsaecke was, dat sij niet conden gebeteren en dat Haere Ho. Mo., sulcx wel considererende, bij provisie ses maenden voor een ijder van ons ut dese nieuwe subsidie hadden toegevoecht, ooc belooften daerin te vigileren, dat alles promptelijck op sijn behoorlijcken tijt soude werden voldaen, en sijn daerop van malcanderen gescheijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 25 ditto,Ben Ick smorgens ten huijse van Jan Alewijn gecoomen, die alsdoen presideerde, en versochte, dat Sijn E. vergaderinge geliefde te doen leggen, (120) dewelcke ontrent 10 uren, elff persoonen vergadert sijnde mij audience verleenden en hebbe haer Ed. alsdoen bekent gemaeckt den last van haere Ho. Mo., die geresolveert en mij aengeseijt hadden, dat Ick doch de reijse met dese nu gereet leggende vloote op het schip van den Admirael Witte Corneliszn. de With naer Brasil wederom wilde aennemen; dat Ick sulcx ooc aengenomen hadde en mij op t'spoedichste tot de reijse soude gereet maecken, t'en ware dat Haer Ed. Achtb. tselve anders verstonden; dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick mij dan ooc gaerne daerna soude reguleren, daerop d'Hr. Alewijn als President mij versochte eens int vertreck te willen treden. Wederom binnen geroepen en neergeseten sijnde, wert door gemelten Hr. mij tot antwoorde toegebracht, dat haer de vergaderinge de resolutie van Haere Ho. Mo. wel lieten gevallen en soude oversulcx aen de Camer van de Mase op mijn versoeck aenschrijvens doen, om bij tijts de kajute tegen mijn aencomste behoorlijck te provideren. Hebbe wijders versocht, dat Haer Ed. Achtb. Commissars geliefden t'ordonneren om alle de poincten van mij over te nemen, die Ick d'Ed. vergaderinge der XIX soude hebben voorgedragen, bij aldien den tijt tot sulcx hadde willen lijden, om daer over bij d'eerste vergaderingh der welgemelte Hrn XIXen geresolveert en gedisponeert (121) te werden, en sijn daerop voorts gescheijden. 's Naermiddaechs is mij door d'Hr. Blommaert aengeseijt, als dat Sijne E. als noch d'Hrn. van BaerleGa naar voetnoot1). Le Schoor en Altingh tot commissarissen waren genomineert, om met mij te besoigneren, daerop den volgenden dach, sijnde de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii 4 Decembris.Hebbe voor den middach ter voller vergaderinge van Bewinthebberen mijn afscheijt genomen en Haere E. op t'hoochste voor alle courtosye en beleeftheden bedanckt (hoewel mij noijt een droppel waters, veel min wijn was gepresenteert) en de gemeene saecke en vervolgh van secours en gelt op t'hoochste gerecommandeert, datse mij belooft hebben met allen ijver te sullen naercomenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Hebben t'elckens sommarie van de Brasilsche saecken gediscoureert en wert het nodichste bij d'Hrn. gecommitteerdens opgeteijckent, om daer na, soo Haer Ed. seijden, te extenderen en aen d'Hrn. Bewinthebberen over te leveren; doch bemerckende, dat het den tijt niet wilde lijden, hebben op mij begeert, dat Ick alles distinctelijcken selfs op t'pampier wilde brengen, twelc bij mij sijnde begonnen maer niet voltrocken, ben daervoor naer den Hage ontboden, met last en ordre, mij met mijn bagagie na Rotterdam te vervoegen en mij tot de reijse te begeven, soo dat alles alsdoen soo is blijven steken; echter en hebbe niet naergelaten in grosso alle de pointen van belang, noch te Rotterdam sijnde, op t'pampier te brengen en Haer Ed. die toe te senden, met gedienstich versoeck, dat doch alles wel wilden examineren en de Regeringe op 't spoedichste haer Ed. heijlsame resolutie laten toecomen.’Ga naar voetnoot1) (131) Hebbe voorts gedienstelijcken versocht, dat haer Ed. met den eersten geliefden te besorgen, dat tijdelijcken mochte werden gedisponeert op alle de pointen, soo bij d'Hrn. Commissarissen ter Rekencamer van mij waren overgenomen, twelck bij haer Ed. is aengenomen, om ter eerster vergadering van d'Hrn XIX te sullen bevoorderen en de genomen resolutie alsdan op t'spoedichste te oversenden. Hebbe mede gerecommandeert de dusent cleine ketelsGa naar voetnoot2) tot gebruijck van de soldaten met den aldereersten te senden, wat bij haer E. mede is aengenomen. Versocht mede haere intentie wegens de vracht van vrije lieden goederen te verstaen, dewijle bij biljetten hadden gepresenteert die sonder vracht te willen overvoeren, waerover belooft hebben aende Regeringe te schrijven. Beclach gedaen over de wanbetalinge van de tractementen der respective Heeren en gealligeert d'exempelen van Hoorn en Enchusen, beloofden en namen ooc aen in toecomende beter ordre daerop te sullen stellen. Overgegeven een lijste van eenige snuisserije en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cleinicheden tot vereeringe aen de TapoeijersGa naar voetnoot1) en Brasilianen te doen, den inhout van de welcke beloofden met den eersten te senden. Versocht mede, dat mij mochten werden behandicht alle de facturen van d'afgescheepte goederen, soo met dese vloot souden afgaen, gelijc mede acte van decharge van mijne uijtgevoerde commissie, als mede de (132) missiven aen de Ho. Regeringh in Brasil. Op het eerste, sooveel als de facturen belangde, verclaerden als ondoenlijck te sijn, dewijle hun van d'andere Cameren noch geene facturen waren toegecomen; het tweede, om mij te geven acte van decharge, hebben tselve gerenvoijeert aen d'Hrn. Commissarissen, wegens de XIX alsnu in den Hage bijeen sijnde; en raeckende de missiven, datse die mij souden laten toecomen ofte aen de capitainen en schippers mede geven. Ick beclaegde mij verder over de precipitance van mijn vertreck, daer Ick soo een moeijelijcke reijse int coomen hadde gehat en nu wederom int harte van de winter moste vertrecken, daerop dese antwoorde ontfingh, datse mosten bekennen, dat het sware reijsen sijn, echter vertrouwende, dat Ick ten dienste van de Lande en de Comp.ie hiertoe mij gewillich soude laten vinden, waertoe se mij dan ooc mits desen wilden hebben versocht, deselve onverdrietich wederom aen te nemen met verder versoeck, datse dan oock volgens haer Ed. gedane beloften in het toesenden van alle noodige behoeften wilden continueren, en dat Ick wel hadde gewenst, dat alle het ghene, soo mij in last was gegeven, persoonlijc hadde mogen verhandelen. Daerop d'Hr. Van Beeck al vrij wat scherpjes vraegde, of Ick vermeijnde, dat mijn presentie ontrent de solicitatien bij haer Ho. Mo. meer soude connen uijtwercken als alle debvoiren, soo bij d'Hrn. Gecommitteerdens der XIX wierden aengewent. (133) Mij over dese bejegeninge nochtans inbindende, hebbe sonder alteratie geantwoort, dat Ick vertroude, soo wanneer haer Ho. Mo. en d'Hrn. Bewinthebberen grondich en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mondich mochten wesen geinstrueert van een haerer getrouwe dienaren, die alles alhier hadden gesien en beleeft, eerder en beter resolutie souden nemen; daer Ick nu nochtans aen het vragen en antwoorden was eenige Bewinthebberen over verscheiden poincten wel hadde connen bespeuren, dat geen volle kennisse van saecken hadden. Verders hoe dat haer Ed. verstonden, wat rangh Ick bij den Admirael moste houden; verclaerden, dat den Admirael gedurende dese Reijse na Brasil als Hooft van de Vloote moste opgenomen werden en, in Brasil coomende, alsdaen de bevelen van d'Ho. Regeering, waervan Ick een lit was, moste ontfangen, en dat Ick daerom, als in extra-ordinaire commissie sijnde, niet anders als passagier en conde werden verstaen; oversulcx versochten, dat Ick mij daermede wilde te vreden houden, dat alsoo hebbe geacquiesceert. Versochte, dat mij mede openinge mochte werden gedaen wegens het bevindt van t'minerael, soo met mij was overgecomen en door Roelof BaroGa naar voetnoot1) uijtgevonden, daerop verclaerden, dat niets als een weinich loot daerin wiert bevonden, doch van geen consideratie. Versochte mede, dat mijn verteerde costpenningen en reijsgelt volgens declaratie wilden restitueren, dat mij s'naermiddaechs door d'Hr. Rijckert is behandigt, bedragende in alles een somma van 119 Gld. (134) Voorts hebbe haer E. bedanckt, dat de perticuliere vivres voor onse mesnage, sonder vracht daervan te nemen, ons hadden laten geworden en hebben alsoo van malcanderen afscheijt genomen, daerbij sij mij recommandeerden haere jonstige gebiedenisse aen de respective Hrn. Praesident en Raden alhier. Ut de vergaderingh t'huijs coomende, vont twee predicanten aldaer na mijn wachtende, t'weeten Ds. Wittewrongel en Ds. Rulaeus, sich noemende Gecommitteerdens wegens de Kercke tot Amsterdam, en, na dat mij verwellecomt en na den Staet en gelegentheijt der Kercke alhier ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraecht en antwoort becoomen hadden, bedanckten de Ho. Regeeringe voor den goeden ijver en goede genegentheijt, diese tot nu toe hadden bespeurt, met vriendelijck versoeck, dat daerin wilden continueren, en, na dat hun het senden van meerder Godsalige en stichtlijcke predicanten en sieckentroosters hadde aenbevolen, hebben aengenomen en belooft tselve met alle devoiren te helpen bevorderen en sijn daermede gescheiden. Insgelijcx quamen eenige der Joodsche Rabbijnen, geaccompagneert met eenige gequalificeerde Joodsche Coopluijden, tot 7 of 8 in getale, mede bedanckende de Regeringh voor de protectie en maintenu haerlieder natie alhier met gedienstich versoeck, dat deselve daerin geliefde te continueren, en hebben daermede het afscheijt genomen en mij naer den middach met eenige raire confituren besonden, waervan eenige weinige hebbe behouden, maer het meeste te rugge gesonden en haerliên bedanckt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(121) Jovis 5 dittoGa naar voetnoot1),Hebbe ontrent drij uren in Godes Name de reijse wederom naer Haerlem aengenomen, als wanneer het soo sterck begon te vriesen (122), dat met alle gewelt het ijs stucken slaende en breeckende s'avonts ontrent seven uren aldaer aengecomen en naer gedaene Avontmael ten huijse van d'Hr. Joseph Coeijmans ben ontrent 11 uren snachts in Comp. van Srs. Govert van der Raeck, Manuel Sprange en mijnen cousijn Andries Haecxs naer den Hage gereden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris 6 Decembris.Na dat ontrent den morgen in den Hage was aengecoomen, hebbe ontrent 11 uren in volle vergaderinge van haere Ho. Mo. audience gehat en, na dat Ick mijn harange geëijndigt en de gemeene saecke gerecommandeert hadde, mijn afscheijt genomen en staende d'Hrn. allemael op en presenteerden mij elck de hant, met gheluckwenschinge tot de reijse, waerop ten twee uren de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reijse naer Rotterdam aenstellende, ben denselven avont noch aldaer aengecomen, maer gheene van mijn volck en bagagie vernomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni 7 ditto,Ben met mijn knecht de Mase opgevaren naer der Gouda, om te vernemen na mijn volck en goet (123), dan bevont alle de binnen wateren soo sterck gevrooren, dat Ick resolveerde mijn knecht met een guida langs de vaert naer Amsterdam af te senden, om de seeckerheijt te weeten, en ben selfs dien nacht ter Gouda verbleeven; maer ontrent twee uren snachs wert mij van d'Hr. RaeckGa naar voetnoot1) eenen expressen te peerde toegesonden met aenschrijven, als dat de bagagie en volck tot Rotterdam wel waren aengecoomen; daerover seer verblijt sijnde, ben smorgens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae 9 ditto.Staende gereet om nae boort te varen ontfing door eenen expressen Staten Boode een missive geschreven bij d'Hr. Van Elck, gecommitt. ter vergaderinge van Ha. Ho. Mo., sijnde van den volgenden inhout, t'weeten:
Erntfeste, achtbare, wijse, voorsienige, en seer discrete goede vrient,
Haere Ho. Mo. hebben mij gelast UE. te verhooren op nevensgaende poincten, d'welcke (124) Ick goet gevonden d'selve door expressen toe te senden, omb in plats van mondelingh bericht schriftlijcke verclaringe daerop bij brenger over te senden, sulex als de waerheijt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daervan bekent is, d'welcke U.E. niemant te lieve ofte te leede sullen willen verswijgen, ghelijc haere Ho. Mo. U.E. toe vertrouwen en Ick wensche Uselve voorspoedige reijse en geluckige overcomste en blijve
U.E. vrientwillige dienaer H.v. Elk.
Ut den Hage den 7 Dec. 1647. De poincten, soo bij dese bovenstaende missive ontfing, waren van woort tot woort dese:
MEMORIE om door de Heer Hendr. Haecxs beantwoort te werden.
Eerstelijck, of Sijn E. niet bekent en indachtich is, dat inde maent Maj. 1642 door Joost van BullestrateGa naar voetnoot1) en Verdios van Moses en Israel (125) da Cuncha, Jooden op t'Reciffe, niet gecocht is een partij olije tot 26 stuyvers de kan en die, sonder in sijn Bullestratens packhuijs te slaen, terstont aen de compagnie heeft gelevert tot 28 stuyvers de kan; oock of Sijn E. selffs die partije niet en hadde gesocht te doen en van haer hem was ondercocht. Ofte sijne Ed., na dat Joost van Bullestrate voor Schepenen van Mauritsstadt verclaert hadde seecker somma van 3700 Gld. ontfangen te hebben voor rekeninge van Estienne LancquierGa naar voetnoot2) en die in credito van sijn geëxhibeerde rekeninge hadde uijtgelaten, niet hadde geantwoort, deselve hem tot vereeringe voor sijn vader waren getelt, en, naderhant d'Hr. Bullestraten daer selfs van gesproken hebbende, wat antwoorde Sijn E. van denselven hadde becoomen. Wegens sijn beëedigde dispositie van de vereeringe van drij kisten suijcker van Martinus de KouterGa naar voetnoot3), oft sulcx hem selfs niet en hadde geraden en ooc niet bij Bullestrate geaccepteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De actien en quaet leven van Michiel Pietersen Schilders, hoe en op wat manieren de Comp.ie heeft verkort, oock hoe sijn eijnde en sterven is geweest; hoeveel an de bresse (126) aen t'Watercasteel wel op de thiendusent guldens was geavanceert en hoe hij daerin porcie met den aennemer hadde en selfs wert gecommitteert om het werck op te nemen. Verscheijde quade actien van Gijsbert de With, Raet van Justitie, die U.E. bekent sijn, versoecken haere Ho. Mo. verclaringe op. Oock van de quade actien van De Linge en den dootslach op t'fort Margarita. Wat Sijn Ed. daervan bekent is. Ten laetsten, waeromme Jacob van LuchenieGa naar voetnoot1) en Abram de Vries, in Brasil coomende, bij den E. Hrn. Praesident en Raden van d'Hooge Regeringe haer saecke volgens de resolutie en aenschrijven van haer Ho. Mo. niet in Brasil niet connen afgedaen werden. Wat vorders U.E. bekent sijnde, schoon hier niet gementionert, versoecken haer Ho. Mo. dat U.E. aen mijn Heer Eck gelieft opening bij deesen boode te senden. Daerop Ick terstont dese naervolgende antwoorde op t'pampier hebbe gebracht en met denselven expresse Staaten Boode wederom naer den Hage gesonden:
(127) Edele, Erntfeste, Groot Achtbare, Wijse, Voorsienige, seer discrete Heer:
Soo terstont, staende gereet om van hier naer het schip van d'Hr. Admirael te varen, wert mij door den wederbrenger deses behandigt U.E. missive 7 deses, toucherende d'actien van d'Hr. Bullestrate, om daer op t'antwoorden tgheene mij bekent soude mogen weesen. Ick sal dan daerop ghaerne de waerheijt verclaren, tgheene Ick in de meeste seeckerheijt hebbe en cunnen vernemen en voor sooveel belangt het eerste art. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 1.
Dat mij heel wel is bekent, dat d'oly Ano 1642 tot 25 stuyvers door de jonge Bullestrate van de d'AucoenjesGa naar voetnoot1) is ingecocht en aen de comp. wederom tot 28 stuyvers is gelevert, sonder dat ick de maent eijgentlijck soude connen noemen.
Art. 2.
Ick hebben van de gemeene man wel hooren seggen, dat de soon van d'Hr. Bullestraten in volle vergaderinge van Schepenen aen (128) Estiene Lanquier tot antwoorde hadde toegebracht, dat hem de 3700 Gld. voor sijn Hr. Vader waren vereert, oversulcx die in rekeninge niet en hadde gepasseert, sonder dat Ick eijgentlijck hebbe onthouden wat antwoorde Ick van d'Hr. Bullestraten hebbe ontfangen.
Art. 3.
Belangende de depositie wegens de 3 kisten suijcker van Martinus de CouterGa naar voetnoot2) bekenne hem sulcx geraden te hebben, en heeft mij gemelten Couter oock verclaert, dat bij sijnen jongsten soon ooc twee waren geaccepteert; van de derde en hebbe ick geen seeckerheijt.
Art. 4.
Het quaet leven en de snoode actien van Michiel Pieters Schilders sijn bij de geheele werelt soo bekent, dat onder correctie geen particuliere declaratie en behoeven. De nieuwe regeringe t'jaerent in Brasil arriverende, hebben hem, bij gebreck van een ander bequaem fabricqGa naar voetnoot3). in sijn voorige chargie gecontinueert, maer bevindende, dat naer veelvoudige waerschouwingen, tot groot nadeel van des Comps. affaires, dagelijcx van quaet tot erger verviel, hebbe hem eijndelijcken (129) gecasseert en sijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gagie en tractementen ontseijt. Hij is weinich weecken daernaer sieck geworden en heeft lange seer miserabel gelegen en bijna van de luijsen opgegeten, soodat eijndelijck ellendig is gestorven. Aen het watercasteel, bij eenen Jan Warnarts voor de soma van 10 mille guldens om tselve te repareren aengenomen, heeft mij denselven Warnarts verclaert seven dusent guldens geavanceert te hebben, doch dat hij die wederom aen andre wercken van de comp. hadde verlooren, sonder dat oijt heeft willen bekennen, dat Michiel Piet Schilders eenige porcie daerin hadde ofte onder hem sorteerde.
Art. 5.
Van de persoon van Gijsbert de With, Raet van Justitie, hebbe Ick int gros wel hooren verhaelen wat eijgenbatig te wesen, dog en hebbe daervan specialijck geen exempel.
Art. 6.
Van den persoon van Paulus de Ligne hebben mede deselve geruchten gegaen en, wat belangt den manslach die hem te laste wort geleijt in Fort Margrieta begaen te hebben, is daervan wel eenige mompelinge geweest, sonder dat Ick oijt eengie Aenklagers daerover hebbe vernomen, alsoo het voor de comste van de nieuwe Regeringe gepasseert was.
Art. 7.
Abram de VriesGa naar voetnoot1) is noijt gedurende de nieuwe Regeringe in Brasil verscheenen, maer Jacob van LuisenichGa naar voetnoot2) is tot op het laetste van mijn vertreck met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seecker lange deductie doende geweest, eer hij die heeft overgegeven, en is bij de Ho. Regeringe ordre gestelt sijne rekeninge naer te sien en naer bevint van saecken daer over te disponeren, achte alsoo sijne partijen absent en hier te lande sijn en oversulcx geen decisie can werden gemaeckt, dat herwarts sal moeten werden gerenvoijeert. Dit is t'gheene mij van dese dingen is bekent, want Ick mij weinich in dien tijt (als sijnde vrij coopman) met de actien van de Regenten hebbe gemoeijt, blijvende hiermede Edele, Erntfeste, Groot Achtbare, Wijse, Voorsienige, seer discrete Heeren
UEd. Gr. Achtb. Gants dienstw. dien.r Rotterdam, 9 Dec. 1647. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(135) Martis den 10 Decembris,Ben Ick s'morgens met mijn volck en bagage van Rotterdam gevaren naer Hellevoet, alwaer het schip van d'Admirael De With met d'ander schepen voor ancker lagen, doch aen boort comende en vont geen ordre noch van d'Hrn. Bewinthebberen noch van gemelten De With, om mijn met mijn volck als geseijt over te nemen; niettemin hebbe met goede woorden den Secretaris en Luijtenant van De With soo verre bewogen, datse mijn goet oversetteden tot de comste van haren Meester. Den welcke, sanderdaechs t'scheep coomende, mij versochte, dat Ick met het schip van Capt.n Colster wilde overgaen, het welcke Ick excuserende seijde, sulcx voor mij niet doenlijcken te sijn dewijle Haer Ho. Mog., Sijn Hoochheijd en de Hrn. Gecommitteerden wegens de Verg.e der XIX mij expresse hadden gelast, met het Admiraelsschip Brederode voert te gaen, wiens ordre Ick gehouden en ooc genegen was te volgen, waerop hij mij soo tellequelle beleeftheijt heeft betoont en mij ontfangen en gelogeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen den avont op Donderdach quam des Comps. Jacht Leeuwaerden Goeree binnen en rapporteerde den Capiteijn Barent Cramer, dat onse geheele vloote ut het Te[...] was geloopen en ons voor Goeree soude wachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(136) Veneris den 13 Decembris,Hebben ons ancker gelicht en sijn naer d'ondiep[...] van Goeree geloopen, maer dewijle het doetstil wie[...] hebben t'hiere wederom moeten laten vallen; sagen nae[...] den middach de vloote uijt Texel recht voor de MazeGa naar voetnoot1) ten ancker coomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni den 14 ditto.Desen verleden nacht begon het een storm uijt den zuijden te waijen en waren blijde, dat wederom voor Hellevoet quamen, alwaer naer den middach het Jacht Leeuwaerden uijt der zee bij ons quam, rapporteerde, hoe dat hij voor Schevelingen was geweest en al twee voet waters int schip becomen en groot pericul geloopen om van de holle see overstelpt te worden en te vergaen; hadde geen schip van onse vloote vernomen en uijt vreese van niet geheel om de Noord te vervallen weder was gekeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominica den 15 ditto,Woeij het noch al seer sterck uijt den Z.W. 's Avonts bijna doncker, quamen wel 30 soo groote als cleijne seijlen Goeree binnen, waeronder seven Brasilivaerders. Desen naermiddach hebbe mijnen knecht Willem naer Rotterdam aen Hrn. Bewinthebberen gedepecheert, om eenige vivres te versoecken tot mijn transport, alsoo opt schip gants geen sorge was gedragen, en in cas van weijgeringe hebbe aen denselven gelt mede gegeven om volgens de lijste hem mede gegeven voor mij te coopen, waerop is gevolcht tgheene bij haer Ed. lijste en aenschrijvens hebben gesonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(137) Lunae den 16 Decembris,Sijn verscheiden CapitainenGa naar voetnoot1) bij mij gecoomen, seer clagende over d'ondeuchdelijcheijt der wapenen en het gebrecke van kruijt en loot, als mede het slecht en ongemackelijc logijs der soldaten en de groote ongelegentheden van sieckten en andersints, bereets ontstaen; versochten daerop ordre mochte werden gestelt, waerop goet gevonden, met den Colonel van Elst, aen alle de schepen te varen, oculaire inspectie te nemen en alsoo de waerheijt te ondersoecken; twelc denselven voormiddach noch int werc gestelt sijnde, hebben t'selve bevonden erger als ons was gerapporteert, derhalven een deel der ondeuchende wapenen mede genomen en noch denselven avont geresolveert, ons daermede naer den Hage te begeven en alles te remonstreren en clagen, daer 't behoort, alwaer op den 17 December sijnde Martis ten 10 uren sijnde gecomen en in volle vergadering van Haer Ho. Mog., die wij in competenten getale vergadert vonden, onse clachten hebben toegebracht (alsoo der toen ter tijt niet een eenich Bewinthebber in den Hage was, om tselve eerst bekent te maecken) en het aerdich geweer, soo wij tot een monster mede hadden gebracht, verthoonden, die hetselve met geen cleine alteratie en hebben gesien en op mij begeerden, dat Ick het bevint van een ijder schip pertinent opt pampier wilde stellen en noch denselven voormiddach in te brengen; twelc omtrent 11 uren gereet sijnde, hebbe tselve overgelevert, sijnde van inhout als volcht, en hebben Haere Ho. Mo. ons van de goede en trouwe debvoiren bedanckt en gelast naer de middach ten ½ vieren in den Raet van State te verschijnen, om aldaer over dese saecke mede gehoort te werden, en alsdan ten 4 uren wederom in Vergaderinge van Haer Ho. Mo. naerder ordre te ontfangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(138) ‘Rapport van de constitutie van de schepen en volck, gedestineert naer Brasil en voor twee dagen uijtter see voor Hellevoet ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ancker gecoomen, soo als deselve bij ons onderschreven sijn bevonden en op den 17 december in volle vergaderinge aen haer Ho. mo. vertoont; t'weeten:‘Int Schip den Eijckenboom sijn bevonden 10 siecken sonder barbier ofte medicamenten en is het volck, doordien al te nau op malcander sijn gepackt, genootsaeckt veel derselver op den overloop nacht en dach te slapen, het welc geen cleijn misnoegen en groote ongesontheijt onder haer causeert; de musquetten sijn meest out en opgepronckt. ‘Int schip den Oliphant hebben de soldaten roers, mede van een deel out goet opgemaeckt, waervan eenige staeltjens mede naer den Hage genomen en aen Haer Ho. Mo., sijn Hoochheijd en den Rade van State vertoont, sonder dat aen de soldaten eenich kruijt ofte loot is toegevoecht; sijn in alles 157 man van de Compagniën van Capteijns Uijttenhoven en Liesma. ‘Int schip den Steenoven het geweer nieu en goet sonder kruijt ofte loot. In alles 167 koppen van Capteijnen van Ispen en Coster, sonder barbiers ofte medicamenten. ‘Het schip den Castanjeboom 150 soldaten van Capteijnen Liesma en Lambert Lamberti, hebben slechts oude musquetten, van 150 pas 20 goet, en groote misnoegen onder de soldaten wegens het slecht logijs. (139) ‘Int schip t'Schaep sijn 142 koppen van Capteijnen Panhusen en Mortier, hebben heel slechte musketten en niet alle gemonteert, ooc geen scherp tot deselve, maer wel kruijt. Van dit geweer hebbe mede eenige staeltjes naer den Hage genomen. ‘'T Schip Abbekercken heeft op 150 koppen van Capteijnen Van Ommeren en van Hem, hebben niet meer als hondert musquetten, van qualiteijt als voren. ‘Int Schip den Jager sijn 152 koppen van Capteijnen Lefevre en Swefke, het geweer slecht, en veel siecken, hetwelck gecauseert wert door dien dat soo seer op den anderen sijn bebackt, ghelijc van tschip den Eijckenboom in begin is geseijt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Post prandium eodem die,Sijn de Hrn. Bewinthebberen van verscheijden Cameren in den Haege gecomen, om over de saecken van de W.Ind.Comp. met d'Hrn. Gecommitteerden van Haer Ho. Mo. te besoigneren; sagen vreemt op, dat mij aldaer met sulcke clachten vonden en namen 't maer paslijck wel, dat Ick sonder haer Ed. daervan alvorens kennisse te doen (140) mij met de bovengemelte onduchtige wapenen aen haer Ho. Mo. hadde geaddresseert, en, hoewel Ick excuses genoech bij brachte, soo en mochte echter niet helpen. Ick, siende het groot misnoegen soo se namen, voerde dese volgende tale, vooreerst dat haer E. niet wilden geloven, dat Ick mij om eenige perticuliere insichten (haer voorbij gaende) aen Haer Ho. Mo. hebbe geadresseert, ooc dat het int minste niet en was om haer daerdoor eenige vilipendentie toe te brengen, maer dat Ick, alsoo niemandt van Bewinthebberen in den Hage en vont, mij nootsakelijc aen Hoochtstgemelde Haer Ho. Mo. moste addresseren. Mede dat het den tijt niet conde lijden om haer E. in den Hage af te wachten, alsoo wij alle uren ons gereet hielden om see te nemen. Dat Ick noch van der Hrn. Bewinthebberen, noch van ijmants anders wille de maledictie van d'officieren en soldaten, wegens het schandelijc geweer, op mijnen hals wilde laden. Dat Ick het voor Godt en ooc voor mijn gemoet niet conde verantwoorden (kennisse hebbende van dese ondeugende wapenen) het volck daermede tegen den vijant te brengen en daerdoor oorsaecke geven van de doot van soo veel brave liedens leven. Dat Ick niet en twijffelde, of Haer E. behoorden mij te bedancken, dat bij dese gelegentheijt de Hrn. Bewinthebberen d'oogen wierden geopent opdat se in toecomende van (141) diergelijcke boefachtige leveranciers mochten wachten. Eijndelijcken, dat Ick het ooc voor d'Hrn. President en Raden, van wien Ick gedeputeert was, niet wel conde verantwoorden, die Ick gehouden bleef t'mijner wedercomste van alle mijn wedervaren goet rapport te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen en, hoewel alle de bovenverhaelde ende meer noch andre redenen weinich plaetse vonden, ist echter daerbij gebleven. Ontrent 6 uren sijn d'Hrn. Gedeputeerdens wegens Haere Ho. Mo. als ooc d'andre Hrn. in de groote Sale verschenen, te weeten d'Hrn. Van de Cappelle, d'Hr. van der Hoolck. d'Hr. van ...Ga naar voetnoot1) en uijtten Raet van State d'Hr. van der Nieuborch en Brassert; uijtte d'Hrn. Bewinthebberen alsdoen gecommitteert d'Hrn. De Laet, Schulenborch, de Graef van Delft, een Burgemeester van Hoorn en een van Enchusen als mede des Comps. Advocaet Rudolphi, voorts Ick selve en Colonel van Elst, en, na dat ontrent 8 uren van alles, concernerende dese saecke, wijtloopigh hadden gediscoureert en de Hrn. Bewinthebberen soo nu soo dan harde nepen en reprimandes van d'Hrn. Gecommitteerdens hadde becoomen, ist eijndelijcken gearresteert, dat voor eerst gheene betalinge aen de leveranciers souden werden gedaen, voor en aleer Haere Ho. Mo. naerder van dese saecke souden wesen geinformeert, en, bij aldien deselve schuldig wierden bevonden, anderen ten exempel rigoureuselijck souden werden gestraft, (142) daerop de Hrn. uijt den Rade van State als de Hrn. van der Nieuborch en Brassert seijden, dat ontrent de Meesters van de wapenen met voorsichticheijt moste werden gegaen, alsoo onder Haer Ed. behoorlijck recepissen van Bewinthebberen waren berustende, bij de welcke Hrn. Bewinthebberen verclaerden d'ontfangene wapenen conform het contract, met de leveranciers aengegaen, behoorlijck gemaeckt en ontfangen te wesen, doch dat ijder Meester sijn merck op sijn geleverde wapenen was gestelt, waerbij elcx geweer genoechsaem was te kennen. Dit aldus sijnde gepasseert stonden de Hrn. Gecommitteerdens gesamentlijc van de taeffel op, bedanckten ons voor de genomene moeijte en devoiren, onder desen toegebracht, met belofte dat op alles behoorlijck ordre souden werden gestelt en d'ondeuchende wapenen, soo niet met dese, nochtans met de eerstvolgende schepen souden werden gesupleert. Ja, eenige Hrn., als d'Hr. Van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Capelle en van der Hoolck, mij op een sijde treckende, versekerden mij voor Haer E. int perticulier, dat het Haer Ho. Mo. sonderling aengenaem was geweest desen van mij alsoo over te nemen. Waermede van alle, soo daer vergadert, afscheijt hebben genomen en toewenschinge van goede reijse en de groetenisse aen de respective Hrn. alhier, van daer gegaen na de camer van Sijn Hoochheijd, die, eenige weken int landt van Cleve sich hebbende onthouden, desen naermiddach eerst in den Hage was (143) gecoomen, alwaer ontrent 9 uren audience verkregen en, na dat Sijn Hochheijd de bovengenoemde wapenen ter deege hadde besien, was seer gestoort en begeerde, dat deselve aldaer souden verblijven, met seer serieuse belofte, dat op morgen in volle vergaderinge van Haer Ho. Mo. in persoon soude compareren en op alles goede ordre stellen en, soo noch mogelijck, andere wapenen in plaatse van de dese doen bestellen en de Meesters naer bevint behoorlijck straffen, met last en ordre dese Sijn Hoochheijds goede meijninge de Hoge Regering in Brasil en de gantsche Offic. bekent te maecken. Voor welcke Sijn Hds. vriendelijcke bejegeninge (alsoo hoochstgemelte Sijn Hd. ons versekerde, dat hem dese onse overcomste en notificatie sonderlinge lief was) hebben met groote eerbiedinge ontrent half elven afscheijt genomen, dewelcke gedurende den tijt onses verblijvens in Sijn Hds. sael altijts met blooten hoofde soowel als wij stont en ons tot aen de deure toe alsoo geleijde. S'nachts ontrent twaelff uren, de wint N.O. waijende, hebben te poste de Reijse naer Hellevoet aengenomen, alwaer wij den 18 December wederom arriveerden en alle de CapiteijnenGa naar voetnoot1) soo veel contentement gaven, als eenichsins doenlijcken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni den 21 Decembris,Hebbe tegens den avont eenen expressen becomen, van Hellevoet aen boort gecomen uijt den naem en wegen de Commissarissen, soo bij Haer Ho. Mog. tot het opnemen der schepen afgesonden, te weten Burgemeester Van der Dussen, Martinii, Schulenborch en Ten Hove, waerop terstont naer lant ben gevaren en bij de gemelte Hrn. gecomen sijnde verstaen, hoe dat Haer Ho. Mo. en Sijn Hd. op onse toegebrachte clachte goet hadden gevonden, op staende Commissarissen af te vaerdigen, om van alles oculaire inspectie te nemen, waerop terstont ordre is gestelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 23 Decembris,Hebben een goet gedeelte van het schiet en zijtgeweer aen lant doen brengen, om te proberen, en sijn de Hrn. Commissarissen versocht, de proeve bij te woonen, (145) die tselve gerefuseert, seggende daertoe niet gelast te sijn; doch is echter met de proeve voortgevaren en bevonden, als volgt, te weten: ‘62 st. musquetten, die bij d'eerste proeve sijn gebarsten en met d'Hrn. Commissarissen naer den Hage gesonden, noch 46 st., soo gesprongen sijn, en onder 't getal van negen hondert stucx, soo van te voren waren afgeschoten en voor goet gekeurt, wederom andermael met een enckelde mate groff kruijt en een klemmende cogel aengestampt, sijn gesprongen en geborsten, gelijc te sien is in de kiste, waermede wij de voorschreven 46 st. gebroken musquetten met de stucken van dien aen d'Ed. Hrn. Bewinthebberen sijn sendende, om die aen Haer Ho. Mo. en sijn Hoochheijt te vertoonen, blijvende noch onder ons een goede quantiteijt, waervan de sommige de laden geborsten en de pannen aen stucken, en verders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beschadigt, die wij vertrouwen, dat in Brasil noch eenichsins sullen connen werden gerepareert; noch hebben bevonden, dat veele der geprobeerde musquetten de kolven van twee stucken aen malcanderen sijn gelijmt, die in de heete landen gemeijnlijck van den anderen barsten en diensvolgens onbequaem om te gebruijcken. (146) Van de vierroers sijn bevonden veele derselven onbequaem te sijn en 45 st., die t'eenemael onbruijckbaer waren, aen d'Hrn. Commissarissen overgelevert en daerenboven 25 st. mede genomen, op hoope, dat in Brasil noch sullen connen werden gerepareert, en sijn dese bovengenoemde vierroers bevonden onder getal van 130 stucx. Van het zijdtgeweer en is van 4 stucx qualijc een dat bequaem is, om voor sijn vijant te gebruijcken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis den 24 Decembris,Sijn d'Hrn. Gecommitteerdens smorgens wederom naer den Hage vertrocken en, hoewel van de Hooftofficieren wierden versocht, de proeve der wapenen bij te woonen, gelijc dan mede oversulcx bij mij seer ernstelijcken was aengehouden, hebben tselve geweijgert en voor antwoorde gegeven, dat sich daertoe niet gelast en vonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii den 25 Decembris,Hebben s'morgens eenen expressen met missiven aen Haer Ho. Mo., Sijn Hoochheijt en d'Ed. Verg. der XIXen laten afgaen, waerbij verhaelt het wedervaren met de Commissarissen en het bevint der schepen en wapenen, ooc copije daervan aen Commissarissen gesonden, van Inhout als volgt: (147) ‘Hooge en Mogende Heeren, ‘Wij hebben met sonderlinge blijschap vernomen, dat op onse toegebrachte clachten bij Uw Ho. Mog. is goet gevonden, dat deselve hebben gelieft herwarts te committeren d'Hrn. Van der Dussen, Martinii en twee Hrn. Bewinthebberen, die ons t'haerder aencomste van het schip van den Admirael De With aen Landt hebben ontboden en de goede intentie van Uw Ho. Mo. bekent gemaeckt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Waerop den volgenden dach aen alle de Schepen sijn gevaren en bevonden het arme logijs der soldaten soodanich, dat het is te beclagen. Hebbe alle mogelijckheijt aengewent, om die over de schepen te repartieren, maer en vinden daer toe weinich ofte geen plaetse, door dien alle de Schepen meer dan te veele sijn belemmert en, hoewel d'er dagelijcx al eenige sterven, staet nochtans te beduchten, datter noch veele (wegens het groot ongemack albereets geleden) soo langs soo meer sullen commen in te storten, waerdoor onse macht niet weinich verswackt. D'Hrn. Bewinthebberen hebben besorgt, dat alle de Schepen, daer de Barbiers ofte medicamenten deficieerden, nu behoorlijcken voor de reijse sijn versien, dat al vrij wat contentement aen t'volck heeft toegebracht. (148) Wat belangt de wapenen, als musketten, vierroers en principael het sijtgeweer, werden veel erger bevonden, als wij Uw Ho. Mo. hebben vertoont; de aenwesende Colonellen, sich en haere troupes op dusdanige mosketten niet dervende betrouwen, hebben deselve uijt de schepen aen Landt doen brengen, met een enckelde maet kruijt en klemcogel doen laden, niet anders als die tegen een vijant werden gebruijckt, en d'Hrn. Commissarissen versocht de moeijte te nemen en de proeve bij te wonen; dan alsoo Haer Ed. seijden sich daertoe niet gelast te vinden, is sulcx evenwel sonder Haer E. bijwesen voortgegaen en sijn uijt alle den hoop gesprongen, als bij de lijste hiernevens is gespecificeert, ende wert Uw Ho. Mo. onderdanichlijck bij desen in bedencken gegeven, of het met d'andre schepen, die voor uijt sijn, beter met het volck en wapenen sal wesen gestelt, als wel met de dese, want lichtelijcken can werden afgenomen, dat het getal van d'onbruijckbare naer advenant niet minder sal werden bevonden, als hier. De meesters ofte leveranciers van het geweer doen hun excuse, seggende, dat den tijt van d'aenbestedinge seer kort is geweest en oversulcx het meeste werck bij dese korte dagen, bij avonde en met de keersse heeft moeten werden opgemaeckt (149) en dat daerom, niet alleen sijliedens, maer ooc alle d'andere meesters, soo ontrent desen sijn geemploijeert-geweest, daeraen schuldig moeten wesen. Ware ooc te beclagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweest (indien men dese faulten hier niet ware gewaer geworden), dat dese onduchtige wapenen oorsake souden sijn geweest van soo menigen braven kaerls gesontheijt, lijff en leven. ‘Wij hadden gaerne gewenst dat dese toegesonden gesprongen mosquetten met andre bequame vierroers hadden connen werden verwisselt, dan, sulcx den tijt alsnu niet toelatende, in hoope dat alle uren den goeden wint te gemoete sien, soo willen Uw Ho. Mo. in aller onderdanicheijt hebben versocht en gebeden, dat deselve in hare gewoonlijcke gunste en goede genegentheijt gelieven te continueren en t'ordonneren, dat alle defecten, soo ontrent desen als alles anders, bij de naestvolgende schepen mogen werden gesupleert, opdat alsoo Uw. Ho. Mog. heijlsame resolutie en goede intentie mach werden naergecomen. Wij sullen aen d'ander sijde niet mancqueren, maer met onse goede devoiren en schuldigen plicht in der daet bewijsen, dat wij sijn en blijven
‘Hoog en Mog. Heeren
‘Uw Ho. Mo. gants getrouwe en onderdanige dienaren ‘Hellevoet den 25 Decemb. Ao 1647
was geteijckent Witte Corn.sz. de With Cornl. van der BrandeGa naar voetnoot1) Henr. Haecx v. ElstGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 26 Decembris,(150) Sijn met den Admirael Witte Corneliszoon De With na het Schip (Brederode genaemt) gevaren en ontrent 2 uren naer middach het ancker gelicht, in alles 9 fleutschepen, 2 fregatten en een galjoot naer Brasil gedestineert met noch vijff andere schepen, die naer Vranckrijck wilden, en sijn s'avonts ontrent 5 uren in zee geraeckt; het gemelte schip is gemonteert met 26 metale en 25 isere stucken en 276 sielen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 27 Decembris,Was het totten middach geheel stille, daerna begon het op te koelen ut den N., cours S.W.t.W.; snachts seijlden over HaijsantGa naar voetnoot1) op 8, 9, 10 en 11 vamen waters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 28 ditto.Heel stil, maer ontrent 9 uren uijt den Z. opcoelende, cregen s'middachs Dovres en Calis int gesichte. Wij hadden op gisteren Drente geordonneert het vier te voeren, dan en vernamen 't op heden niet. S'avonts de vloet sterck inloopende, bevonden ons mercklijcken verachtert, derhalven achter Noort Voorlant, 2 mijlen van de wal, op 12 vaem ten ancker quaemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(151) Lunae den 30 Decembris.Den wint S.W. en het seijlen onprofijtelijck; op den middach quam Capteijn Panhusen met sijn Schipper aen boort. Den Capt.n claegden, dat den Schipper niet dan verdorven en stinckend vleijs en stockvis schafden, doch veel van het verdorvene over boort wierp; is den Schipper geordonneert, behoorlijck volgens den rantsoenbrief te schaffen en geenderhande bedorven vivres, sonder die aen ons eerst te hebben vertoont, over boort te werpen; dat bij hem is aengenomen, met verclaringe, dat dit beclach hem leet was, maer dat sijne rheeders, die de vivres hadden besorcht, daeraen schuldig waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii den eersten Januarii.Den wint W. Wert seijn gedaen om onder seijl te gaen, in hoope om Duijns te crijgen (hoewel tegen ordre van Bewinthebberen) en ons aldaer van water te versien, doch coomende onder seijl begon de wint soo t'ontsteken, dat slechts blijde waren om wederom ten ancker te cunnen coomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 3 ditto.Een vliegende storm uijt den S.W., soo dat de stengen moste schieten en bot vierenGa naar voetnoot1); naer den middach bedaerden 't en den wint N.W. Quamen met onse gantsche vloote onder seijl, sagen noch voor den donckeren Dovres en Calis cliff. Ontrent middernacht den wint Z., mosten de marsseijls in. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 4 ditto.Siende dat met contrarie wint, doncker mistich weer en een holle see niets en was te winnen, sijn genootdruct geworden weder te keeren en, hoewel d'ordre lach Duijns t'excuseren, soo wert nochtans aen d'ander sijde geconsidereert het groote pericul van de lange donckere nacht, om daer door noch swaerder onheijl te eviteren. Sijn eijndelijcken ten 4 uren in Duijns ten ancker gecoomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om water naer landt gesonden, die s'avonts wederom aen boort quamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis den 7 ditto.De wint Z., aengenaem weer, en quamen verscheijden schippers en officieren clagen, dat het volc in meest alle de schepen soo instorteden en seer subijt stierven, principael het Schip ‘Den getrouwen Herder’, die maer 60 soldaten op hadde, waervan bereijts 28 in de koije, sonder te hebben chijrurgijn ofte eenige medicamenten. Derhalven den Doctoor en Chijrurgijn van ons Schip derwarts gesonden en op alles voor die tijt sooveel ordre gestelt als doenlijc; ooc wert desen dach wederom een boot met water gehaelt. Naer den middach quam een seer groot Engels schip van boven uijt de Riviere heen en weer door onse vloote laveren en voer sonder ijets te seggen wederom naer boven. Wat sijn intentie was en conden niet weten, dan onse waterhaelders rapporteerden, dat de spraecke aen landt (154) ginck, als wilden wij met onse vloote tot assistentie van den Coninck naer Wicht loopen, waeruijt quaet bedencken genomen en allen Capitainen gewaerschout wel op haer hoede te wesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii den 8 Januarii.Den Wint Z.W. met redelijck aengenaem weer. Haelden ons laetste water en, alsoo bespeurt wiert dat de soldaten liever in haer vuijlicheijt en stanc souden willen smooren, als sich selven te willen kuijssenGa naar voetnoot1) en reinigen, is aen alle schippers en officieren scherpelijck belast, de schepen van binnen ten minsten alle 3 dagen eens te laten spoelen en met wat asijn besproeijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 9 ditto.Den wint en weer als vooren. Een galjoot, willende naer Wicht en voor 6 dagen uijt Zeelandt geloopen, bericht ons, dat met hem noch 5 van onse brasilse schepenGa naar voetnoot2) waren uijtgeseijlt en van quaet weer achter Noord Voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landt geanckert lagen. Sijn ooc op heden 8 fraije Engelse soldaten aengenomen en 2 maent op de hant gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(155) Veneris den 10en Januarii.Desen verleden nacht woeij het seer hart, soo dat de stengen op ons schip neder mosten; eenige andere schepen spoelden van haere anckers, doch op den dach begon het wat te bedaren, maer tegen middernacht, den wint heel W., was het vliegende storm, die tot den dach toe duerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 13 ditto.Den wint als vooren, doch het weer wat bedaert, alsoo dat een galijoot naer t'Noort Voorlandt wiert gedepecheert, om naer de vijff Seeusche schepenGa naar voetnoot1) te vernemen en, die daer vindende, bij ons doen comen. Den stierman van 't Fregat Drente, wegens begaene delicten, is bij den breeden Scheepsraet gecondemneert drij mael van de Rheede te loopenGa naar voetnoot2), hondert slagen voor sijn natte broeck t'ontfangen, yan sijn Stiermanschap gedeporteert en op tien Guldens geboect te werden, en heeft d'executie terstont haeren voortganc genomen. (156) Voorts quamender van alle d'officieren van alle de schepen sooveel clachten van niet wel geaccomodeert en getracteert te sijn, dat onverdraechlijc was. D'eene clagende over gebrec van medicamenten, een ander van stinckende cost, een ander over stinckend water etc. Principael hadden de schepen Den Steenoven, Eijckenboom, en Trouwen Herder, bij Claes Gerb. van Hoorn bevracht, de sommige al 8 a 10 dooden, die om redenen in zee wierden geworpen; d'een 38, d'ander 30 en de derde 23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
siecken en, doordien het volck eenige derselver wel 8, 10, 12 a 15 weken al bereijts aen boort hadde geweest, alle het bier geconsumeert en nu niet als in dese extreme koude schrael water moesten drincken en de schepen gants van geen wijn ofte brandewijn en sijn versien, kan men nu wel dencken, wat uijtcomste dit sal geven. Den Docter, genaemt Jacob Thierens, claecht mede, dat sijn eijgen medicamenten voor sich selven medegenomen (en die soo Ick geloove weinich sijn geweest) albereijts sijn geconsumeert. In somma: hebbe besorcht, dat uijt eenige schepen, daer medicamentkisten waren, het nodige is uijtgereijckt en soo ter nauwernoot wat versien. Mede den Colonel Van den BrandeGa naar voetnoot1) versocht met twee majoors en eenige Capteijnen alle de schepen te visiteren en op het suijveren en spoelen derselver ordre te willen stellen, door welcke nalaticheijt de bovengenoemde sieckten en swaricheden mede werden gecauseert. Ten kortsten geseijt, indien men dit schoone volck al willens op de vleijsbanck hadden willen brengen, dan en hadde geen fraijer methode connen werden gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(157) Maertis den 14 Januarii.S'nachts den wint N.W. loopende, is met een canon schoot seijn gedaen, met den dage ancker gelicht en met onse 50 seijlen see genomen, daer onder sich eenige parlementsschepen bevonden, van dewelcke savonts eenen een schoot schoot met scherp, die wij inwachteden, alle ons volck in de wapenen stelden en het geschut te boort haelden. Den Engelsman is, van gelijcken wel gereet sijnde en wij hem ontrent een halve ure hadden ingewacht, ons voorbij geseijlt en geroepen: Strijck voor den Coninc van Engelandt, waerop terstont ons grootmarsseijl ter halver stenge lieten loopen en terstont wederom in top haelden en soo voorts dien nacht met den anderen heen liepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lieten het Jacht Leeuwaerden binnendeur loopen, om te vernemen naer onse Schepen. D'Engelsen siende, dat wij Wicht voorbij liepen, wendent van ons af en keerden terugge; tegens den avont sagen Poortlandt en wel 20 schepen uijt Wicht coomen, doch en conden die niet spreken; alleen een Straetvaerder, vooruijt coomende, wiste te seggen, dat vijff oorlogschepen en seven fleuten van onse vloote daeronder waren, waerop terstont seijl hebben gemindert en met cleijn seijl desen nacht W.S.W. aengeseijlt, den wint O.N.O. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(158) Jovis den 16 Januarii,Is desen morgen onse vloote tot 33 seijlen toe versterckt, alsoo den Vice-AdmiraelGa naar voetnoot1) met noch drij oorlogschepen, drij fregatten, ses transpoortschepen en 2 galijoots bij ons quamen, en, na dat een ijder sijn seijnbrieven van ons schip hadde gehaelt, sijn met fraije weder en N.O. wint met malcanderen voortgeseijlt; sagen savonts Lezard W.N.W. van ons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koelte Oost overloopen. Tegens den avont liep de wint W. cours Z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(159) Lunae den 20 Januarii.Mistich vuijl weer met tamelijcke koelte, liepen S.S.W. over, hadden geen hoochte; met den doncker werter ut een van onse Schepen seer geblicviertGa naar voetnoot1) en vermoet een vreemt schip te wesen; oversulcx quam alle het volc int geweer en werd bij (ons) tot waerschouwinge drij canonschoten gedaen, maer s'daechs daeraen bevonden t'contrarie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 24 ditto.De wint Z.W. Cours W.N.W. met tamelijcke koelte; savonts woeij het de marsseijls inGa naar voetnoot2) en begon voorts hart te waijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(160) Saturni den 25 Januarii,Woeij het een vliegende storm, soo dat de BonnetsGa naar voetnoot1) en Focke in mosten en met een schoverseijlGa naar voetnoot2) dreven. Sagen ooc niet meer als twintich van onse schepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominica den 26 ditto.Continuatie van storm en wint; tegen ...Ga naar voetnoot3) wertet plotslijck dootstil, doch snachts daeraen volgden een vliegende storm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurii den 29 Januarii,Was het wegens de overgroote storm heel desperaet met ons gestelt en vreesden t'elckens door d'afgrijsselijcke zee overstelpt te werden; sagen niet meer als ses schepen, waeronder eenige schadeloos, en is nu het seste etmael, dat het volck geen droogen draet aen tlijff heeft gehat, ooc geen warme kost in tlijff hebben gecregen. Het weerlichten en hagelde seer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni den eersten Februarii.Inden morgenstont waren noch ses schepen sterc en ontstont sulcken horriblen tempeest en onweder, dat vreesden te vergaen; tegens den middach wertet stille, doch snachts verhief sich wederom sulcken horriblen weer met soodanigen blixem, hagel en regen, dat veel seeliedens die meer dan 30 jaren de zee hadden gefrequenteert, oijt diergelijcke hadden beleeft; hadden hoochte 42 gr. 32 min.; het gemeen Gebet wiert gedaen en Godt de Heere d'uijtcomste bevolen. Tusschen lucht en water en sach men bijna geen onderscheijt, maar scheen alles in een vermengt; het was heden de tiende dach, dat het volc altijts nat en meest sonder verschoninge was geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominica den 2 Februarii,Continueerde alsnoch de voorseijde schricklijcke storm en onweder uijt den N.W., doch begon tegen den avont (162) wat te bedaren en gisten wel 30 mijl te rugge te hebben gedreven en ontrent 14 a 15 mijl van Cabo de Finis terrae te wesen; snachts woeij het wederom seer stijff, soo niet meer als het schooverseijl bij hielden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(163) Veneris den 7 Februarii.Cours en wint als voren, met lieffelijc en aengenaem weder, hoochte 34 gr. 40 min. Tegens den middach quam het schip van Capteijn Jacob Paulus bij ons, verhaelden in hoe sware periclen dese voorleden dagen mede hadden geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 10 ditto.Lieffelijc en aengenaem weder, doch stille. De wint N.N.W., cours S.W. ten S. Desen dach wert seker matroos, die eens soldaets kiste hadde opgebroken en het rantsoen broot gestolen, bij den Scheeps Raet gecondemneert drije reijsen van de Rheede te loopenGa naar voetnoot1) en noch bovendien hondert slagen voor sijn natte broecke te ontfangen en voorts eenige dagen in een ketting te gaen, welcke sententie terstont ter executie is gestelt; hadden hoochte 34 gr. en 3 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S. met een wackere coelte. Snamiddaechs werden de Capiteijnen en Stierliedens van Zutphen en Utrecht ontboden, om met deselve een vasten cours te beramen en te vernemen, hoe verre dat men om de oost was, daerin weinich verschil wert bevonden, en is gearresteert met cleijn seijl desen nacht heen te loopen. Hadden hoochte 30 gr. 30 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 13 ditto.S'morgens vroech sagen aen backboort 3 mijlen van ons het Lant Forte Ventura, deden tot waerschouwinge twee canonschooten. Cours S.W. ten W. met een harde koelte; tegens den avont sagen Canaria utnemende hooch lantGa naar voetnoot1), den wint N.O., liepen desen nacht met een enckelde focke S.W. ten S. aan. Hadden hoochte 28 gr. 30 minuten en bevonden in dit etmael 42 mijlen geseijlt te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae den 16 ditto.Continuatie als voren. Hoochte 21 gr. Dede mij wegens groote hooftpijn laten, dat mercklijcke baet causeerde. Snamiddaechs ontfinc den Captn en Stierlieden van t'Schip Utrecht last, om, soo wanneer de 18 gr. souden sijn gepasseert, alsdan voor te seijlen na d'Eijlanden St. VincentGa naar voetnoot2). Hadden dit etmael geseijlt 48 mijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 17 ditto.Fraij wint en weder als voren. Hoochte 18 graden 50 minuten en geseijlt in dit etmael 35 mijlen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 20 ditto,Is alle de soldatesque aen landt gevoert, om te ververschen, het schip opgeruijmt en van meerder ballast, die daer heel wel te becomen is, versien. Naer den middach quamen noch vijff schepen van onse vloote bij ons, t'weten: De Blaauwe Leeu, heeft 31 dooden en een matroos doot, noch 36 siecken soo soldaten als matroosen, Capt.n Valbuijcker doot, heeft geen opperstierman, den chirurgijn dootcranck, en sonder medicamenten. Dit volc, na dat wel 6 weken in de lichters hadden gelegen, sijn op 22 Nov. aen boort gebracht en doen voorts ellendich bestelt. De Jager, 40 siecken, soo matroosen als soldaten, en twee dooden. De Bonte Koe is wel en ooc van alles noch wel versien. (167) Het Wijnvat, 24 siecken, soo soldaten als matroosen, en 12 dooden, waeronder de Chijrurgijn. Den Oranjeboom, acht a negen siecken en 12 dooden. Dese voorverhaelde ongelegentheijt van de Capt.n en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schippers sijnde overgenomen, is op alles sooveel ordre gestelt als eenichsins mogelijck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 21 Februarii,Is noch bij ons gecomen het schip Leijden, heeft 14 siecken en twee dooden. Op heden is bij ongeluck een soldaet aen landt doorschotenGa naar voetnoot1); oversulcx ordre gestelt, met geen scherp meer te schieten op lijffstraffe. Heeft ooc heden een sergeantsvrouwe een soon gebaert en Vincent doen noemen. Waeren alsdoen in alles 277 sielen op ons schip. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 22 ditto.Alsoo ons volck dagelijcx eer siecker als gesonder wert, tsij door de scherpe lucht oft veranderinge van water, ooc bijna alle de schepen nu wederom van water waren versien, is gearresteert op den 24 deser (soo 't Godt belieft) wederom t'seijl te gaen en is tselve bij affictie van biljetten en trommelslach aen landt bekent gemaeckt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 24 ditto.S'morgens sijn met ons tien schepen onder seijl gegaen en sijn twee galjoots, die laetst door swaren storm van ons waren geraeckt, int uijtloopen bij ons gecomen; het volc was alle noch cloeck en gesont, doch het tuijch seer ontramponeert en sijn van ons wederom versien en voorts bij ons gebleven. Int scheiden van Landt hebben daer een brief gelaten, om die gheene, soo naer ons van onse vloote coomen mochten, te waerschouwen, dat wegens de ongesonde lucht aldaer niet lange en verblijven. Van het Eijlant St. Antonio ontfingen een deel sure orange- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
appels en ¼ van een osse ofte koe. Het schip Leijden raeckten int lichten van sijn ancker op een klip en, na dat het wel een uijr lanck machtich hadde gestoten en met het wassend water en hulpe van d'andre schepen los geraect en noch dicht bevonden is; dusent tegen een dat dit schip behouden is gebleven, daervoor Godt sij gedanckt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis den 25 ditto,Quam het Comps. Jacht SeneschaelGa naar voetnoot1), op 6 December (169) van Vlissingen tseijl gegaen; hadde geen branthout en niet meer als een oxhooft water, hebben hem twee oxhoofden water bij geseth en gelast na St. Vincent te loopen en sich ten spoedichste van hout en water versien en sijn seijse te vervorderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 28 ditto.Continuatie van moij weer, wint en cours. Hoochte 9 graden 50 minuten. Ick gevoelde hier seer groote hooftpijn; en sijn desen dach een deel capitainen en stierliedens aen boort ontboden en met den anderen beraemt, om een vasten cours te stellen en gearresteert S. ten O. aen te loopen, tot dat de lijne sijn gepasseert, en sijn de gemelte Capt.n tegens den avont wederom naer haer schepen gevaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(170) Saturni den laetsten Februarii.Schoon weder met stijve koelte, wint en cours als voren, hoochte 7 gr. 36 min. Ick hadde uijtnemende groote hooftpijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 2 Meert.Fraij en aengenaem weder, de wint O.N.O., cours S. ten O. Hadden wegens de dijsige kimmen geen hoochte, maer gisten 4⅔ gr. te hebben. Naer den middach is het schip den Blauwen Leeu achter ons omgeloopen, toeroepende, dat den Schipper was overleden en 38 soo soldaten als matroosen gestorven; ooc dat noch 15 man ter doot toe cranc lagen, welcke ongelegentheijt is gecauseert, om dat het schip, corts te vooren van Groenlandt t'huijs coomende, soodanich van den traen is geinfecteert, dat het alle dese arme menschen hebben moeten besuren. Den Admirael De With heeft voorts den stuerman bij provisie tot Schipper gestelt en is den Supracargo door mij gelast wel te vigileren, dat het ruijm blijve geslooten, alsoo de ingeladene goederen nu t'eenemael tsijnder verantwoordinge blijven, dat bij denselven is aengenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 5 Meert.Wint en weder als voren, hadden hoochte van 1 gr. 17 min. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veneris den 6 ditto.Labber koelte uijt den S.O., cours S.S.W. Hadden hoochte 53 minuten benoorden de linie, met veel regen en travadosGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni den 7 ditto.Betrocken lucht en geen hoochte, de wint en cours als voren, en quam van het schip Leijden tijdinge, dat niet meer als vier gesonde matroosen op hadde en sich daerom van de soldaeten mosten dienen. Savonts liepen achter ons om de volgende schepen en claechden t'schip De Blauwe Leen, niet meer als een gesont matroos te hebben en dat Capteijn Cramer was overleden. Tschip t'Wijnvat, dat den Schipper en Stierman ter doot cranc lagen, en den timmerman overleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(172) Dominicae den 8sten Meert.Desen verleden nacht hebben, Godtdanck, de Lineam Aequinoctialem gepasseert, met veel travadosGa naar voetnoot2) en regen, den wint en cours als voren, hadden smiddaechs hoochte van 1 gr. 40 min. bezuijden de linie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 9 ditto.Desen nacht wast stille, s'morgens koeldent op ut den S.O. Seijlden S. en S. ten Westen, hoochte 2 gr. 6 minuten. Naer den middach sijn een deel Scheeps Capitainen aen boort ontboden en is ordre gegeven, hoe sich een ijder in cas van vijant soude hebben te dragen, en d'absente schippers de schriftelijke ordre door de galjoots toegesonden; ooc alle militaire officieren ontrent haere onderhebbende soldaten gelast tselve te doen, dat bij hen is aengenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martis den 10 ditto.Schoon en aengenaem weder, wint en cours als boven, hadden hoochte 3 gr. 8 min. en was desen dach de sonne, die nu naer den Tropicum Cancri retireerde, recht boven ons hooft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saturni den 14 dito,Hadden een wackere koelte uijt den O.S.O. Seijlden S. ten W. aen. Hadden hoochte 7 gr. 30 minuten; savonts ontrent elff uren gisten hoochte van 8 gr. 20 minuten te hebben, weshalven twee canonschooten werden gedaen en twee vieren opgesteken tot een seijn, dat alle de andere souden volgen; twelc geschiedende, hebbent West laten aenloopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geseijlt 30 mijlen en voeren bereijts over landtGa naar voetnoot1); bevonden (174) hoochte 8 gr. 4 min. en lietent W.S.W. henen loopen, wierpen dicwils het loot, doch sonder gront. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurij den 18 Meert,Sijns tegens den middach voor het Reciffe ten ancker gecoomen en quam den Secretaris L'HermiteGa naar voetnoot2) uijt den name van de Regering mij begroeten, ghelijc met denselven ooc quam d'Hr. SchoppeGa naar voetnoot3), om sijn vrouw en kinderen t'ontfangen. Sijn ontrent drij uren naer den middach gesamentlijc naer Landt gevaren, alwaer van d'Hrn. Schonenborgh en Beaumont op strant, ghelijc mede van alle collegien, oock militaire officieren en die van de burgerij en de gantsche gemeente, solemnelijcken ben verwellecomt. Voorts van alle de forten en schepen salvo geschoten. De Heere sij gelooft voor Sijn genade en behouden reijse, die wel verder alle ons doen en laten t'sijnder eeren en onser salicheijt segenen. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(175) Op den 18 Aprilis,Is onse gantsche macht, bestaende ut militaire, maritime, Brasilianen en TapoeijersGa naar voetnoot4), tegens den vijandt uitgetrocken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na de bergen van de GuararapesGa naar voetnoot1), sterc in alles ontrent vijff dusent man en den vijant ontrent de drij dusent man. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 19 ditto,Is de droevige nederlage daerop gevolcht, principalijcken gecauseert, om dat de voortroupes van Cornel Van Elst, op den vijant aenvallende, de achterste, die noch een ure en meer marcherens achter uijt waren, niet hebben ingewacht, achterlatende ontrent de 1500 dooden en wel 500 gequetste, die naderhant veel sijn genesenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 20 ditto,Is het resterende volck van de BarretoGa naar voetnoot3) wederom naer het Reciffe gemarcheert en denselven dag het verlaten Fort AltenaeGa naar voetnoot4), van den vijant verlaten sijnde, ingenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'onse besichtigt en noch 400 man derwarts gecommandeert; dan, alsoo geoordeelt wierde, deselve plaets ons voor als nu ondienstich te wesen, en is deselve met verlies van Capteijn Vogel, 2 luijtenants en eenige soldaten verlaten en het volc wederom ingetrocken, hebbende de meeste soldaten als poltrons haere officieren verlaten en als schelmen gaen loopen, sonder dat bij den crijchsraet straff daerover is gedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 3 Maij,Is van d'onse ontrent AltenaGa naar voetnoot1) een embuscade gelecht, sterck 70 man, waeronder 20 Tapoeijers, die des vijants veltontdeckers hebben overvallen en 40 dooden en veel gequetsten gegeven. Van d'onse sijn gebleven 2 man en 5 gequetste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(177) Adij den 10 Augusti,Is Joan d'Albukerque, beschuldigt sijnde, dat heijmelijcke correspondentie met den vijant had, in apprehensie genomen en ter torture bij den Raet van Justitie verwesen. Heeft alles ontkent en, om wederom vrij te geraken, heeft aen d'Hr. De WithGa naar voetnoot1) bekent gemaect, hoe dat een verborgen silvermina aen Siara wiste, waer van hij selfs (voor dat de Hollanders Pharnambuco verovert hadden) bij Martin Suares Moreno, die aldaer toen ter tijt Gouverneur was geweest, twee kisten vol gerafineert silver had gesien, die aen den Coninc van Portugal waren gesonden en, het minerael in Portugal geprobeert sijnde, ongemeen rijck was bevonden, oversulcx den gemelten Moreno van Sijn Majesteijt mildelijcken was begiftight en serieuselijcken gelast tselve aen niemandt te openbaren. Dit voorverhaelde heeft de Regeringe van De With overgenomen en aen Albukercq gelast dit alles pertinent opt pampier te brengen met belofte, dat indien alles oprecht en waerachtich wiert bevonden, hij niet alleen sijnen vrijdom, maer noch daerenboven voor dese ouverture mildelijc soude werden beschoncken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 18 Octobris.Den predicant Kammius, hebbende over eenige weken seer seditieuselijcken en tot disrespect van de Regeringh en andere Collegien gepredickt, is hem geordonneert publiekelijcken in de Kercke voor de gantsche gemeente tselve te recanteeren, of andersins naer (178) Patriam met het afgaende schip vertrecken; heeft denselven het eerste geamplecteert en in facis Ecclesiae gerecanteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 21 Octobris,Is met een jacht tijdinge uijt Angola gecomen, als mede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op den 19 Novembermet het schip t'Postpaert, confirmerende, hoe dat Angola op den 18 Aug. met appointement aen de Portugesen was overgegaenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 3 Decembris,Is d'Hr. Van Goch met een vloote van 23 schepen op een exploict naer de Bahia gegaenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1649 Anno 1649 op den 30 Januarii,Is d'Hr. Van Goch, na dat ontrent de Bahia 23 ingenios had verbrantGa naar voetnoot2) en eenige ravage gedaen, met sijn gantsche vloote wedergekeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat wel 1000 man sijn vermoordt, en sijn de soldaten als poltrons gaen loopen, haere officieren schandelijck verlatende, die voor een groot gedeelte mede sijn gemassacreert; daer ter contrarie, indien de soldaten hadden willen staen, de victorie naest Godt genoechsaem aen ons sijde scheen te wesenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 22 Aprilis,Is d'Heer Beaumont met Cornel HauthainGa naar voetnoot2) na Patriam vertrocken, om secours en assistentie te versoecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 11 JunijGa naar voetnoot3).Is de nieuwe valbrugge tusschen het Reciffe en Anto Vaez, door den overloop van menschen, alsoo noch geen keerkettings daeraen waren vast gemaect, ingeweken en wel twaelff menschen verdroncken, waeronder DortmontGa naar voetnoot4) en David Ottens Born. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(180) In de maenden September en October Anno 1649,Is den Admirael De With en vervolgens alle d'ander oorloghschepen van de custe buijten consent van de Regeringe naer West Indiën en Neerlant vertrockenGa naar voetnoot1), dat geen cleene alteratie en heeft verwect. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1650 Op den 16 Februarij Anno 1650,Is bij een Barckier, van Paraiba coomende, gerapporteert, hoe dat bij hem desen morgen ontrent acht uren recht voor Itamarica een mijl in zee een vloote wel van veertich groote seijlen was gesien en van drij uijt deselve vervolgt tot aen de clippen, van waerse wederom naer de vloote keerden, en is sulcx tegen den avont bij een visscher, uijt der zee coomende, geconfirmeert, waerop terstont een galjoot, sijnde het eenichste vaertuijch in de haven, naer de Cabo gedepecheert, om onse macht, bestaende in drij schepen en drij jachten, advertentie toe te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 17 ditto.Den Schipper van s'Comp.s bercke Samson, coomende desen nacht van Itamarica, rapporteert, dat op gisteren 43 seijlen had getelt. Insgelijcx comt door Last van den Commandeur Van der Wal een vischschuijt expresse afgevaerdicht, dat onder de portugese vloote (181) was geweest en daeronder 20 capitale Schepen, de reste gemeene schepen, tsamen in alles 57 seijlen, had getelt; dat van drij welbeseijlde schepen was vervolgt, die hem na lang najagens hadden verlaten, waeruijt vermoeddede dat hun beste deden, om een gevangen te becomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 18 Februarii.Tegens den avont quam s'Comp.s bercke CommamouGa naar voetnoot1) van Itamarica, rapporteert den Schipper, dat de gantsche portugese vloote ontrent het noorder gat van Itamarica ten ancker lach, dat mede van drij wel beseijlde schepen was gejaecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 19 ditto,Quamen s'morgens met den dage drij groote engelse schep[en] van de Stadt Olinda naer de Rheede, waerop tegens den middach ontrent Olinda voornoemd de gantsche portugese vloote gesien wert, daer het de drij engelsen wederom na toe wenden en, bij de haere gecomen wesende, sijn gewaer geworden, dat ons esquader van ses schepen onder den Comandeur Casper Goverts op hun afquam, hebben gemelten drij engelsen, gemonteert, soo men seijde, ijder met 40 stucken, de roode engelse vlagge van achteren en een wimpel van de voorstenge laten waijen en alle haer geschut (182) te boort gebracht, haere vloote achterlatende en op haer welseijlen sich verlatende, sijn voor de tweede mael met een groote bravade ontrent de Rheede gecomen, het grootseijl opgegijt en onsen Commandeur onvertsaecht ingewacht, die sijn beste dede, om tusschen te coomen en hun het wederkeeren na haere vloote te beletten; dit bij haer sijnde bemerckt, hebbent op een loopen geset, doch den achtersten, sijnde van de twee sijn mackers verlaten, heeft op d'onse eerst furieus beginnen te schieten en wiert soo geantwoort, dat alles scheen in vier en roock te staen. Dit alles int gesichte van t'Reciffe soo passerende, sijn na ontrent drij uren schietens schadeloos van malcanderen geraeckt en wert sekerlijc gelooft, dat, bij aldien d'onse hem hadden geabordeert, buijten twijffel meester souden sijn geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Regering afgesonden met advijs, dat alles noch wel was en sich gereet maeckten, om den vijant op heden wederom aen te tasten, versoeckende dat van cardoespampierGa naar voetnoot1) mochte werden versien, en, tselve bij s'Comps. magasijn niet sijnde ut te vinden, is van d'Hr. BrestGa naar voetnoot2) wat geleent en met een oxhooft spaense wijn om t'volc t'encourageren wederom naer ons esquader gedepecheert. Den vijant hielt het wegens contrarij wint op de hoochte van de stadtGa naar voetnoot3) af en aen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(183) Op den 21 Februarii,Ontrent den middach hebben d'onse een Schout bij Nachte, die men seijde wel 40 stucken op te hebben, ontrent de Candelario dicht onder de clippen beseth, die op d'onse soo geweldich schoot, dat het, om selfs niet aen de klippen te drijven, hebben moeten afhouden en is den Portugees ooc s'nachts daeraen wederom onder seijl gegaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 22 Februarii,Sijn achtien der portugese grootste schepen van de statGa naar voetnoot3) af in zee gesteken en, den bovengenoemden Schout bij Nachte achterblijvende, wederom andermael van d'onse heftich beschoten, die, na deselve plaetse van gisteren loopende, aldaer ten ancker quam en is voorts s'nachts geeschappert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 23 ditto,Heeft men s'morgens noch een en twintig groote schepen van de StatGa naar voetnoot3) af in zee sien steken en hieldent den gantschen dach, vermits de Z.O. wint af en aen. De resterende cleijnste schepen werden vermoedt, dat bereijts een deel derselver in de Cabo hadden geconvoyeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 24 ditto,Hebben sich noch drij van de grootste en wel beseijlste schepen tusschen de Cabo en het Reciffe gehouden en en dursten d'onse niet meer aenbijten; s'namiddaechs is op de hoochte van de stadt een portug. patache, van de vloote verlaten sijnde, van d'onse verovert, waert tsestich dusent guldens, en is na desen de portugese vloote niet meer gesienGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(184) Op den 3den Septemb.,Is het jacht de Jager van de Cabo St. Augustijn opgecomen en rapporteert den Schipper, hoe dat op gisteren morgen door drij van onse oorlochs schepen, onder de vlagge van Colonel HauthainGa naar voetnoot2), twee fransche schepen, elck met 30 stucken, en een groote fleute van drij hondert last met 20 stucken, alles rijckelijc geladen, recht voor de Barra van de Caep aen de clippen waren gedrongen en vergaen met wel 150 menschen, daeronder veel vrouwen; mede dat een andere fleute bereijts binnen de Barra sijnde op een clippe was geraect en vergaen. Voorts, dat bij d'onse was ingenomen den franschen admirael met 33 stucken, genaemt VilleroijGa naar voetnoot3), die sich sonder eenige tegenweer hadde overgegeven, in hoope daermede sijn schip te salveren, welck schip op den vierden alhier is opgebracht; de resterende drij cleijne vijants vaertuijgen sijn in de Cabo geeschappeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door sijn eijgen vier in brant geraeckt en met een goet deel van sijn Hollantsche ingeladen goederen tot het water toe afgebrant, niet sonder groot pericul van alle de schepen en het geheele Reciffo int vier te stellen, het welcke de goede Godt, wiens name daerover gepresen blijft, genadelijcken heeft afgewent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(185) Op den 6 October,Is des Comp.s Schip Prins Willem, daer Capt.n op is Hubrecht Cornelis Wels, van de Bahia, alwaer eenigen tijt heeft gecruijst, ter reede gecomen; rapporteert, hoe dat negen dagen geleden op de hoochte van 40 gr.Ga naar voetnoot1) en 60 mijlen in zee een portugese vloote van ontrent de tseventich seijlen hadde vernomenGa naar voetnoot2) en voornemens was geweest die te volgen, ten ware hem sulcx door ...Ga naar voetnoot3) van sijn schip ware verhindert; doch vertrouwde, datse de Cabo sullen aendoen, waerop men terstont alle d'oorloghschepen met een brander, als mede alle d'andere perticuliere vaertuijgen heeft uijtgeprest, om op de comste van den vijant te passen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1652. Anno 1651 Segge 1652 op den 25 FebruariiGa naar voetnoot4).Ontrent den middach ten twaelff uren is een portugese vloote van in de tsestich seijlen uijt der zee naer onse Rheede gecomen met een openen N.N.O. wint, stellende haren cours voorts na de Cabo St. Augustijn sonder eenen eenigen schoot te schieten, hoewel twee van onse bercken na Itamarica gaende midden door de vloote sijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geseijlt, en sijn terstont drij Bercken naer de Cabo gedepecheert, om d'onse, sijnde tsamen elff schepen voor de Cabo sich onthoudende, van de comste des vijandts te adverteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(186) Op den 26 Februarii,Is tijdinge gecomen, dat de gantsche portugese vloote langs het riff voor de Cabo ten ancker lach en dat Colonel Hauthain met vijff schepen sich daer ontrent hiel, inwachtende d'andere schepen, om alsdan den vijant gelijckelijc aen te tasten, en heeft denselven Hauthain de portug. vloote passerende de lage gegeven en is een van de portug. schepen seer groot van sijn eijgen vier opgevlogen en alles vergaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 27 ditto,Den wint waijende O.S.O., heeft men metten dage bijnae de geheele portugese vloote tot voor het Reciffo sien af sacken, alsoo het seer stille was, doch naer den middach, den wint doorwaijende, is deselve wederom naer de Cabo geavanceert, doch en heeft men desen gantschen dach geene van onse schepen vernomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 28 ditto,Sijn wederom met den dage ontrent de 30 schepen voor het Reciffe gesien en tegen den avont na de Cabo geseijlt. Op den middach is de Regering van den Colonel Hauthain toegecomen een missive van voor de Cabo, versoeckende vivres en voorts order, hoe verre de vloot soude vervolgen; sijn hem vivres naer gelegentheijt toegestiert en, belangende het vervolgen, dewijle hem weer en wint soo seer favoriseerde, dat den vijant hier ontrent animeuselijc behoorde te werden aengetast en, dat niet wyllende wesen, alsdan te volgen, alsoo volgens sijn eijgen versoeck sijn commissie niet gelimiteert was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijn schepen bij den anderen hadde, op een naar t'weeten Pyer de Groote, die vermoet wert van dese custe te sijn verloopen, en dat van meeninge was de portugeese vloote, bestaende in vier avijssen, twintich capitale schepen, waeronder vijff gallioenen, soo haest die maer een weinich van de wal was, alsoo se alle dicht onder het Riff geanckert lagen, animeuselijc aen te tasten en te bevechten. Secht mede, dat seer met de bloetganck en coortse was gequelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 3 ditto,Een missive van Col. Hauthain ontfangen, seght dat, soo haest de vloote sal van de wal wesen, die aen te tasten en alsoo sulcx niet anders bij den breeden scheepsraet conde werden verstaen. (188) Den brenger van gemelten brief, genaemt Adam Martens, verclaert, dat op gisteren morgen noch 8 of 9 vaertuijgen, diep geladen, ut de Cabo bij de vloot quamen en dat bij hem in al alles 48 seijlen conden werden getelt; d'onse houden het boven de wint van haer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had bevonden, doch snachts naer t'verloop van ses glasenGa naar voetnoot1) geen portug. schepen meer hadde vernomen, maer dat op gisteren morgen den vijant, sterck 52 schepen, van de stenge voor uijt had gesien, soo verre, dat hij die pas conde beoogen, ghelijc hij dan mede onse schepen, die om de noord liepen, achter ut qualjc conde beoogen; derhalve, na d'onse toe loopende en seijn doende, sijn d'onse naer den middach bij hem gecoomen en, ut den gemelten Capteyn verstaende, dat den vijant om de zuijd voor ut was, stijff vijff mijlen waters, hebben denselven alsdoen gevolgt, en, ten ware hij Capteijn d'onse van t'vertreck des vijants had gewaerschout, souden naer alle apparentie de Bahia beseijlt hebben, eer dat eens van d'onse gewaer souden sijn geworden, het welcke bij de Regering met geen cleijne ontsteltenisse is opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(189) Op den 6 Meert.Hubrecht Boone, coopvaerder van het schip de Fortune, hebbende de portugese vloote mede vervolcht en wedergekeert sijnde, rapporteert, dat neffens onse oorloghschepen de Portugesen tot op de hoochte van Rio S. Francisco hadde vervolcht, maer bemerckende, dat geen avantagie voor hem en viel, is wedergekeert; dat onse vloote deurgaens qualijc seijlde en de portugese vloote altijt wel vijff mijlen voor uijt was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dese custe verloopen, hebbende eenige maer voor acht dagen vivresGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 3den Maij,De regeringe smorgens ontrent negen uren sijnde vergadert, heeft men vernomen, dat naer een hart gedruijs en draijinge van wint het gantse Raethuijs sich begon te bewegen, connende dit met groote alteratie niet anders als voor een aerdbevinge werden opgenomen, ghelijc dan sulcx in verscheijden andere huijsen soo op het Reciffe als Mauritsstadt mede is bespeurt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 13 Augusti,Sijn van de Bahia opgecomen twee Seeusche fregatten, den Dolphin en de Bracke, rapporteren, dat verleden Vrijdach, sijnde den 10 deser, op de hoochte van 12 gr. 20 mijlen in zee hadden gesien de Bahijsche vloote, sterc ses a seven en tsestich seijlen, haren cours in goede ordre om de noort stellende, met de welke men heeft geseijlt, op hoope van avantagie, tot op de hoochte van Tamandaré; doen goet gevonden herwarts te coomen en kennisse daervan te doen, doch, alsoo niet een Comp.s schip ofte vaertuijch bij de hant was, is goet gevonden, een vischschuijt derwarts te stieren en op des vijants contenance te letten, die, op den 16 daeraenvolgende wedergekeert sijnde, secht, hoewel drij dagen lanck daer ontrent over en weer hadde gecruijst, geen schip ofte schepen heeft vernomen en niet anders can oordelen, of moeten al van dese custe sijn verseijlt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 24 ditto,Wert van Itamarica geschreven, dat des Comp.s bercke Zelandia, beladen met vivres en contanten voor (191) de guarnisoenen van Itamarica, waert ontrent de tien dusent guldens, was afgeloopenGa naar voetnoot1) en naer de W. Indien verseijlt en dat vier man, die tot het afloopen niet en hadden geconsenteert, aen Cabo Blanco aen lant hadden geseth. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 28 en 30 Octobris,Heeft den vijant aen de forten SalinasGa naar voetnoot2) en AltenaeGa naar voetnoot3) van ijder 6 man, sijn tsamen 12 man, van onse veltontdeckers gevangen becomen en noch 2 man daerenboven deerlijck vermoort, welcke effronten den L.t GeneraelGa naar voetnoot4) sijnde te gemoet gevoert en versocht, dat geliefde te practiseren om daerbij revenge te becomen; is tselfde bij hem in bedencken gehouden, doch weinich daerop gevolcht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 2 Novembris.Brieven van den Commandeur Jan Hoeck op II. FernandoGa naar voetnoot5) melden, hoe dat op den 13 passato aldaer een terribel verraet was ontdeckt, namentlijc, dat een deel der ingesetene negros hadden geconjureert, alle de blancke inwoonders op eenen nacht te vermoorden. Sendt negen van de principaelste belhamels herwarts, die bij den Advocaat Fiscael voor den Rade van Justitie sijn te rechte gestelt en naer overgenomene informatien en eijgen confessie bij denselven Raet de volgende sententie utgesproken, t'weeten, dat drij levendich en drij eerst geworcht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tsamen sullen werden gevierendeelt, een vrij gekent, een derwarts gesonden, om naerder te werden gehoort, en een, die het verraet heeft ontdeckt, vrij gelaten en noch met een vereeringe bedacht, alle het welcke in dier voegen is geexecuteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als voren, doch seer vermindert, streckende de staert bij naer O. en O.t.N., ginck onder ten drij uren int W.N.W., in schijn soo als se was opgegaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 26 ditto,Hebbe noch sterre noch steert meer gesien, hoewel den Hemel heel claer was, en is den goeden Godt de beduijdinge van dese verschijninge best bekent, den welcken van herten gebeden blijft, met gnade te willen verschijnen allen den geenen, die sijne verschijninge lief hebben en verwachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1653 Anno 1653 op den 3 Meert,Is d'Hr. Van Goch naer t'vaderlant gecommitteertGa naar voetnoot1) om secours tot herstellinge van desen desolaten staet te versoeckenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(194) Sabbathi op den 20sten Decembris,Op den voormidach ontrent tien uren, heeft sich een portugese vloote, in de tsestich seijlen sterck, vertoont, coomende in goede ordre uijt den oosten recht naer de Rhede van t'Reciffe en soo voorts van daer haeren cours aen stellende naer de Cabo S. Augustijn, en wert, na dat bij de Regering in alle forten op alles goede ordre was gestelt, niet anders vermoedt, ofte deselve soude van daer voorts na de Bahia vertrecken, ghelijc voor desen tot tweemael toe is geschietGa naar voetnoot1). N.B. Ick was totter doot cranck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicae den 21 Decembris,Is de gemelte Vloote, nadat eenige schepen in de CaboGa naar voetnoot2) hadden geconvoijeeert, in de 50 seijlen sterc van de Cabo wedergekeert en ontrent den middach de de grootste tegen de Stad Olinda ten ancker gecomen en hebbent de reste onder seijl gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 22 ditto,Is des vijants vloote desen morgen, sterck 38 seijlen, voor de Stadt Olinda ten ancker gesien, houdende 11 van haer grootste schepen noch onder seijl, om op onse schepen, seven in getale, te cruijssen en soo nu soo dan eenige canon schooten metten anderen wisselden, connende voor als noch niet weten, wat desseijn de voorschreven vloote hadde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Capteyn Steve de Monchy, rapporteert, dat op gisteren nacht ten twaelff uren, en desen nacht ten twee uren, een ontelbare menichte van groote swarte en onbekende vogels uijt het bosch over het fort De Brune en van daer wederom naer het bosch waren gevlogen, waervan de bediedinge den goedertieren Godt is bekent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1654 Anno 1654 Dominica den 4 Januarii,Is desen avont van Pariba binnen gecomen des Comp.s bercke Hollandia, mede brengende hondert Brasilianen, die sich, na dat van verscheijden cleijne portugese vaertuijgen werden bevochten, frisch daerdoor hebben geslagen, en werden menichte van canonschooten uijt de vloote op deselve barcque gedaen, doch sonder schade. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(196) Martis den 6 Januarii,Is desen verleden nacht van Paraiba binnen gecomen de bercke van BrestGa naar voetnoot1), mede brengende de compagnie van Capteyn van Hem, die na een hart gevecht noch sijn geeschappeert, maer is de tweede barcke van gemelten Brest, op hebbende twaelf soldaten, van den vijant verovert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mercurri den 7 Januarii,Sijn van de Rhede onder seijl gegaen vier en dertich van s'vijants schepen, hebbende onder haer eenen Admirael en Vice Admirael, stellende haren cours om de Zuijt, en is den Admirael van de Vloote met noch 16 van de cloecste schepen, neffens het cleijne vaertuijch, soo van bercken als caravellen, op de Rheede blijven liggen en het Reciffe alsoo beslooten gehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 15 Januarii,Is desen morgen gesien, dat den vijandt den voorleden nacht dicht onder het fort de SalinasGa naar voetnoot1) voor aen het bosch een werck van groote schanskorven heeft gemaeckt en met vijff sware stucken het fort beschiet, ghelijc ooc loopgraven daer rontsom heeft gemaect, waeruijt continuelijc met sware charges wert geschoten en met d'approches seer naerdert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(197) Veneris den 16 Januarii,Is den voorleden nacht het Fort de SalinasGa naar voetnoot2) door gebreck van water en eenige amonitie van oorloge als cogels, lonten en vivres, hoewel sulcx tot drij reijsen toe was getenteert daerin te brengen en misluct, aen den vijant overgegeven. Is daer op geresolveert het Fort toen te verlaten en ons met het volc, amonitie, als anders, te verstercken, ghelijc mede goet gevonden is de BaretteGa naar voetnoot3) voor Barette en het fort op t'Eijlandt tegen over den vijffhoeckGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 17 ditto,Heeft sich den vijant rontsom het fort AltenaeGa naar voetnoot5) begraven en uijt d'approches met musketten op d'onse gechargeert, ghelijc mede aende zuijdsijde van het voorschreven fort een werck ofte Batterije van schanskorven heeft beginnen te maecken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominica den 18 Januarii,Heeft den vijant desen voorleden nacht zijn begonnen batterije voltrocken en desen morgen met twee stucken van 18 ponders op het Fort AltenaeGa naar voetnoot6) beginnen te spelen en uijt d'approches den gantschen dach met musketados | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gechargeert. D'onse hadden volgens het schrijven van den Commandeur goeden moet en weerden haer lustich. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(198) Lunae den 19 Januarii,Heeft den vijant met den dach het Fort Altena wederom heftich beginnen te beschieten en, niettegenstaende de Commandeur van tselve Fort, Willem Ten Berge, noch desen middach had geschreven wegens de groote animeusheijt van ons Volck, hebben niettemin tegens den avont (siende het secours van volck, amonitie, als anders, aencomen, dat met onuijtsprekelijcke moeijte, vermits d'onwillicheijt van t'vrij varend volck, was bij een gebracht) een wit vaentjen opgesteken, om aen den vijant het gemelte fort over te geven, ghelijc is geschiet, dwingende de soldaten den commandeur Van de Wal sich met d'andere officieren naer beneden int Fort te begeven, verclarende ront uijt niet van meijninge te sijn langer te vechten, het welcke, van d'overgecoomen Brasilianen, die over de wal springende sich met swemmen hadden gesalveertGa naar voetnoot1), sijnde verstaen, geen cleijne ontsteltenisse bij groot en cleijn heeft gecauseert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 22 Januarii,Heeft den vijant desen voorleden nacht met macht (199) van volck geattaqueert en overrompelt het opgestelde Houten Wambus ontrent AemiliaGa naar voetnoot2) buijten het fort Frederik Hendrik, alias den Vijffhoeck, daerin commandeerde Capteyn Coenraet Brinck, en, na dat sich denselven met sijn bijhebbende veertich man treffelijc hadde gequeten, is genootdruckt geweest, na dat acht dooden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige gequetste hadde becomen, tselve aenden vijant over te geven. Waerop denselven het gemelte fort Frederik Hendrik met canon heeft beschoten en soodanich geapprocheert, dat ons na alle apparentie in weinich tijts het drincwater conde afsnijden. Waerover s'namiddachs convocatie van de Hr. Luytenant Generaal en de gecommitteerdens uijt de effective collegien is geschiet en in deliberatie gelecht, wat men bij dese bedroefde constitutie van tijt behoorde bij der hant te nemen, dewijle nu, volgens de preuve op heden daervan genomen, buijten alle apparentie was, den vijant van daer te delogeren. Is bij deselve met gemeen avijs eenparichlijcken verclaert, dat men hoe eer hoe liever met den vijand in onderhandelinge behoorde te treden, bedingende de favorabelste conditien eenichsins doenlijck, om alsoo t'ontgaen het onschuldig bloetvergieten van soo veel vrouwen en onnosele kinderen, als mede om veel meer andre redenen, in de notulen gededuceert en hier al te lange om te verhalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(200) Veneris den 23 Januarii.In gevolge van de resolutie, op gisteren genomen, is goet gevonden den Capt.n Wouter Falloo naer den vijant te senden met missive aen den Maestre del Campo Francisco Barretto de MenesesGa naar voetnoot1), om met denselven wegens accord in onderhandelinge te treden en schriftelijck bericht te rugge te brengen. Denwelcke noch denselven avont is wedergekeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 24 Januarii,Sijn gecommitteert en noch desen voor middach naer buijten gereden d'Hrn. Gijsbert de WitthGa naar voetnoot2), Hubrecht BrestGa naar voetnoot3) en Capteijn Wouter FallooGa naar voetnoot4), om met den vijant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in onderhandelinge van accord te treden, dewelcke noch desen avont op haer wedercomste van haer wedervaren rapport hebben gedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(201) Martis den 27 Januarii,Sijn d'Hrn. de With (Van de WalGa naar voetnoot1) op gisteren opt versoeck van de militie geadjungeert), Brest en Capteijn Falloo desen verleden nacht wedergekeert, mede brengende alle de pointen van t'accord en bij de Gecommitteerdens van de Portugesen onderteijckent, waerop, d'Hr. Schoppe mitsgaders de Gecommitteerdens ut de respective collegien sijnde ontboden, hebben gesamentlijck de interpretatie, door d'Hr. De With bij monde gedaen, aengehoort, alsoo geen tijt wert gegeven tot het translateren, en daerop goet gevonden bij d'Hr. Schonenborg, mij en Schoppe onderteijckent te werdenGa naar voetnoot2), het welcke geschiet sijnde, sijn de Hrn. daermede naer buijten gereden, om bij den Maestro del Campo geteickent te werden, die, na dat sulcx was geschiet, op den middach sijn wedergekeert. Naer den middach sijn d'onse uijt De Brune, St. Joris en het Reciffe naer Anto Vaaz gemarcheert en de Portugijsen, sterck drij regimenten tsamen stijff vier dusent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
man, wederom daerin getrocken. Allemael volc schricklijc om aen te sien, soodanich gewapent en met soo goede ordre intreckende, als men oijt heeft connen gesien. S'avonts is door ordre van Francisco BarrettoGa naar voetnoot1) sauve guarde in onse huijsen gestelt, om voor alle ongemack bevrijt te wesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(202) Mercurii den 28 Januarii,Is den Maistre del Campo Generael Francisco Barretto de Meneses, geaccompaigneert met ontrent 70 paerden, op Anto Vaaz gecomen, aldaer afgeseten en met d'Hr. Schoppe de brugge te voet overgecomen, hebben hem tot op het RaethuijsGa naar voetnoot2), alwaer hij sijn residentie nam, geleijdet en sijn soo wederom naer onse huijsen gekeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jovis den 9 Aprilis,Ben Ick smorgens ontrent acht uren met d'Hr. Schonenborch, Samuel Halters en Aernout L'Hommel met een chaloupe na de rheede gevaren aen het Fregat, genaemt Den Brasiliaen, Capteyn Allert Jansz, gemonteert met 22 stucken, om met hetselve naer t'Vaderlandt te verreijsen, het welcke soodanich belemmert hebbe bevonden, dat naulijcx plaetse is geweest, om elders op den overloop neer te leggen; ooc soo slecht van water versien voor sooveel menschen, dat men noch met consent van den Port. Generael 32 vaten waters met een bercke heeft moeten halen, die gecost hebben 230 Gld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het schip op te ruijmen, doch daerdoor weinich plaets becoomen. Ja, hebben eenige passagiers met vrouwen en kinderen, tsamen negen sielen, sich met haer bagagie in t'Jacht de Peerle getransporteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sabbathi den 11 Aprilis,Is het drincwater aen boort gecomen en overgenomen en, op den overloop gelegt sijnde, is het schip door die swaerte soo ranckGa naar voetnoot1) bevonden, dat daermede niet hebben durven avonturen see te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lunae den 13 Aprilis.Hebben met den dage met een labbere koelte uijt den N.W. het ancker gelicht; bevonden het schip soo ranck, dat met schoverseijlsGa naar voetnoot2) vreesden om te slaen, derhalven geresolveert een deel brasilhout, dat op den overloop lach, in zee te werpen, doch mosten alvorens de bagagie en kelders voorgaen en de passagiers, twee of drij, haer goet na gelegentheijt in eene kiste packen en de ledige kisten overboort werpen. Hier mosten onse drij vaten met farinhaGa naar voetnoot3) ooc voor houden en wiert met het goet van de passagiers soo schandelijcken omgesprongen niet anders als oft op de rooffstrate ware gevonden, doch en is hiermede het schip niet stijverGa naar voetnoot4) geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(204) Op den 14 Aprilis. Martis.Seer stil, met veel regen uijt den N.W. Hadden de stadt Olinda dwars van ons; hier ontstont tusschen den Capteijn en BrestGa naar voetnoot5) groote twist. De Capteijn beschul- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
digde Brest, dat die hem sulcken menichte van goet en sooveel menschen buijten sijn ordre aen boort had gesonden, en oversulcx van alle onheijlen, soo ons mochten overcomen, was protesterende, alsmede dat Brest het brasilhout, soo boven lach, soude gedogen overboort te werpen, waertoe deselve geensins wilde verstaen. Waerover beijde in de Cajute sijn ontboden en te gemoet gevoert, dat, bij aldien het schip niet anders en wierde geaccomodeert, wat swaerder onheijlen daeruijt stonden te resulteren, en gerecommandeert het behout van sooveel menschen ter deege te apprehenderen, waerop aengenomen hebben desen dach op het stuwen soodanigen ordre te stellen, dat alles buijten pericul en bedencken soude wesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I (zie hiervóór, blz. 142).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Melckhuijs aflegt, doch, ongevaerlijck een uur gemarcheert hebbende, vonden wij den vijant op een vlackte tusschen een groot moras en bergen, den vijant met 100 a 200 man was door 't moras, sijn na ons toegecomen, daerop terstond 4 Compagnien vierroers hebbe gecommandeert om den vijant te resisteren, tot dat 't gros van onse macht aenquam; d'welck gecomen sijnde, is de vijant op stont weder door het moras geretireert na hun gros, dat achter het moras stont. Wij bevonden den vijant aldaer na gissinge sterck te wesen over de 3000 man, soo dat datelijck mijn volck op de bergen tegen den vijant hebbe in ordre gestelt. De stuckiens lieten dadelijck mede op den berch comen en onder den vijant flanqueren. Den vijant bleef evenwel in sijn defensie leggen en wildent pasGa naar voetnoot1) niet verlaten, sulx dat wij daerop met 't canon en musquetade van de bergen en van onder meer als 2 uren schermutseerden, waerop de vijant niet in gebreken bleef om te antwoorden. 't Chergeren een weijnich tijts ophoudende, is de vijant met omtrent 2 a 300 man uijt de pas na ons toegecomen, hebbende tot dien eijnde den Collonel Van Elst met de brigade, bestaende in mijn regiment Van Elst en ...., gelast beneden den berch den vijant aen te doen. Daerop de vijant sich heeft geretireert door een enge passagie weder na hun gros. D'onse 't moraes passeren willende, menende dat het vaste gront was, hebben weder te rugge moeten komen. Den vijant dat siende, dat d'onse met grote disordre rechtsom keerden sonder met musquet, roer, pieck ofte sijtgeweer iets tegen den vijant te gebruijcken, sijn van achteren op d'onse ingevallen en met een grote furie die int moras saten daerop ingehouden, d'wijle dat ment volck niet kost staende houden, waerdoor compt dat soo veel officieren en soldaten sijn comen te blijven. Die disordre weder terecht gebracht hebbende, hebbe die troepes wederom op den berch gestelt en bevonden 't getal van onse macht minder te wesen als 1500 man, d'welck hun hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geeschappeert na de BaretteGa naar voetnoot1). Sommigen van dien, die een goet deel der gequetsten mede na de Barette toe afgebracht hadde. Den vijant heeft middlerwijlen sijn pas gequiteert en sijnde d'onse daerop na toe gegaen, vindende hunliên daer vandaen vertrocken. Ick hebbe lang voor dese rescontre gequetst geweest en, overmits seer gematteert sijnde door het veel bloeijen van mijn quetsuur, hebbe Majoor Claes last gegeven den Collonel Van den Brande aen te dienen, dat hij die bergen, die wij in hadden, soude bewaren om met goede ordre tegens den avont aent Melckhuijs af te komen, met speciael ordre dat int afmarcheren de gequesten, gehorende onder ieder regement, soude afbrengen. Wat na dato van mijn vertreck verders soude wesen gepasseert sal den Collonel Van den Brande U.Ed. Mog. naerder onderrichtinghe doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II (zie hiervóór, blz. 143).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ (27) Dees tijd was ik gesteld op de Dolphijn, versien met 38 Stucken en 330 Man, hebbende tot mijn twede en derde Chirurgijns Dirk Govertsz en Philip Janss. van Sevenhuise. En zijn in 't uitgaan van 't Jaar 1649 inGa naar margenoot+ Zee gelopen met een Noord Ooste wind en naar een korte tijd de Hoofden gepasseert, de koers stellende om 't Kanaal af te zeilen, maar kregen ontrent Vaalmuiden een zware storm, verzeld met Hagel en Sneeuw-jagt, en zijn al onse Schepen van den anderen verstroid, den ene niet wetende waar den andere gebleven mogt zijn. Wij kruisten met prang van zeile en hol water met een Suid Weste Wind enige dagen ontrent Vaalmuiden, Pleimuiden,Ga naar margenoot+ Poortland en Wigt, waar door onse grote mast onder de salinge is gebroken en wij genootsaakt wederom te keren, en liepen in de MaasGa naar voetnoot1) binnen en hebben tot Helvoetsluis binnen 't Hooft vermast, vertimmerd en Winterlaag gelegen, in welke tijd veel van ons Volck siek wierd en ook enige gestorven door de grote koude en ongemakken, die wij aldaar hebben geleden. De Winter tijd geëindigt, begonden wederom toebereidselen tot volvoering onser voorgenomene Reise te maken, om deselve, so 't doenlijk was, met Gods hulpe te volbrengen. En zijn voor de twede maal in Zee gelopen op den 10 Meert 1650, hebbende een goede Wind, en tamelijk weder, en op den 16 Mei voor 't Recif in Brasiel ten anker gekomen. Ga naar margenoot+ Vonden aldaar enige Oorlog en koopvaardij-Schepen, nevens verscheide Kapers en Vrijbuiters en wierd, terwijl 't Volk sig enige tijd ververste en 't Schip herstelde, een Oorlogs-Vloot van 12 Oorlog-schepen, nevens eenige Kapers en Branders, toegerust, om de Kaap St. Augustijn, maar vier mijlen van 't Recief gelegen, te besetten en de Portugesen d'in en uitvaart te beletten. Kruisten ontrent deselve eenige Maanden, sonder een Portugees te vernemen of iets vijantlijks uit te regten. En onse vloot in smaldelen verdeeld hebben, kruisten langs de Brasielse kust, dog hielden de Kaap St. Augustijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met drie a vier schepen beset en wij met ons schip benevens drie andere gingen om de Suid, tot aan de Bay de Todos los Sanctos, en kruisten al de Gaten en ZeehavensGa naar margenoot+ langs de Wal door, vernielden en verbranden alles wat wij vonden en Meester wierden, staken Barken, Vaartuigen, Huisen, Suikermolens en gehele Negerie aan brand, en namen de geroofde buit met ons naar boord. Alhier de Baas so spelende, kregen met een Post-barck order van d'Admiraal, die de Kaap als nog beset hield, op t spoedigste bij hem te komen, also de gantsche Portugese Vloot uit Portugaal dagelijks verwagt wierd. Wij besetten als doen de Kaap St. Augustijn so nauw en digt met BrantwagtGa naar voetnoot1), datter niet een van des Vijands Schepen uit of in konde komen. Ga naar margenoot+ Egter tragte een Portugaals scheepje, met suiker en Toebak geladen, door de duisterheid (28) des nagts te ontsnappen en naar Portugaal te zeilen, maar verviel tot zijn ongeluk in onse handen, welkers inladinge was 400 Kisten Suiker, veel Rollen Brasielse Toebak en enigeGa naar margenoot+ Passagiers, so Mans als Vrouwen, die gevankelijk naar 't Recif opgesonden wierden; ook nam den Admiraal nog weg een Portugees met 32 stukken en deder 4 stranden en vernielen, die de Kaap tragten met leev'togt te versien. Korts daar aan nam hij nog twe Portugesen met Wijn geladen. Hier een weinig tijd gekruist en af en aan gevaren hebbende, komt de gehele Portugese Vloot voor de Wal en, onse Ankers geligt en een weinig van de Wal afgelopen, maken ons slagvaardig. Ga naar margenoot+ Dese vijandlijke Vloot bestond in de 70 Zeilen en zijn in ons aller aansien seer ordentlijk in de Bai St. Augustijn geankerdGa naar voetnoot2), leggende halv'maans wijse van 't ene eind tot 't ander: de grootste Schepen vooraan, en de kleinste en minst weerbare digt naar de Wal, besettende also de gantse Bai St. Augustijn. Onze Admiraal de Patsjaer-vlag latende wajen, sijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle Scheeps-Officieren aan desselfs Boord gekomen, om te besluiten, wat ons tegen so grote Vloot vijandlijke schepen op haar eigen RedeGa naar voetnoot1) te doen stond; zijnde wij niet meer als 17 a 18 schepen en daar bij vuil en zwak van volk, hebbende tegens de twe Jaren uitgeweest, en krijgende gebrek van veel nootwendige saken; daer in tegendeel de Vijandlijke vier maal sterker van Schepen waren en nevens vers Volk, wel versien met Oorlogsbehoeften. Ga naar margenoot+ Niet tegenstaende dit alles wierd bij de onse besloten des Vijands Vloot, so deselve aldaer ten anker lag, met dapperheid en goede eendragt aen te tasten en so, doenlijk, enige van deselve te verbranden en vernietigen. Onse Vloot gerangeerd, setten 't op de Vyand aan, die inde Bai aan 't anker bleef leggen; maer in 't zeilen geraakte 3 a 4 van onse kloekste Schepen beneden wind van ons, also dat wij van de selve dies tijd geen hulpe hadden. Onse Admiraal voortzeilende, volgden de andere in order agter malkander met gedurig schieten van 't Kanon en Mosscheterie, digt voorbij de Portugese Vloot over, passerende de selve van 't ene einde tot 't ander, door welk gevegt veel van onse Schepen wierden lek en schadeloos geschoten, krijgende ook verscheide doden en gequesten. Aan des Vijands zijde haddense mede van geen overwinninge te roemen, want vele van haer schepen wierden dapper doornageld; haar Admiraal Don Jan sprong met 700 man, daar steng nog staak van te regte is gekomen. Dit eerste Gevegt dus geeindigt, wierd besloten 't werk tot nader en beter gelegentheid te staken, also'er geoordeeld wierd, dat wij haer, liggende in haar eige Haven, niet veel konden beschadigen, als met groot verlies van onse eigen schepen, maar datmen haar behoorde aan te tasten in Zee op haar Reise na de Bai de Todos los Sanctos. Ga naar margenoot+ (29) De Portugese losten en laden onderwijl haar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schepen op haar gemak, en gereet, gaan gelijkerhand te zeil langs de Kust, de kleinste voor en de grootste agter als haar beschermers, hebbende weing vrese voor d'onsen, schoon wij een tijd lang volgden en haar dicwils besloten aan te tasten, daar egter niet van viel, zijnde te zwak van Schepen en Volk; ook was ons de lust niet groot so grote Vloot viandlijke Schepen op nieuws te bevegten.Ga naar margenoot+ Hebbende haar eindelijk verlaten, stelden onse koers naar 't Recif en vandaar naar Pariba, alwaar wij de Schepen kielhaalden en vertimmerden in de Rivier een weinig voorbij 't Kasteel St. Margarita, zijnde alhier den E. Heer Staghouwer dees tijd Opperhoofd; en ging 't Scheeps-volk dagelijks aan Land en Boswaard in haar ververssen en de ongemakken vande lange Reise te vergeten. Enige siek aan Land gebragt wierden in 't kort wederom gesond en hersteld en andere stierven. Onder andere soGa naar margenoot+ sijn gestorven drie van onse Capiteins van de Vlote, namelijk Tas, Schaaf, en Schoneman, die aldaar begrave wierden. En also de Portugees in dese gewesten als 't Recif, Olinda, Pariba en elders dapper de Baas speelden, was 't hier geweldig onveilig te gaan; ook zijn 'er tussen de onse en haar verscheide kleine gevegten,Ga naar margenoot+ so in de Bossen als op 't vlakke Veld, voorgevallen; voornamelijk eens ontrent Out Pariba een weinig boven de Rivier, alwaar ons Volk van een troep Portugese een groot gedeelte, sterker van Manschap als de onse, wierden aangetast en omcingeld. d'Onse weerden haar een tijd dapper, dog moesten om d'ongelijkheid van Volk de wijk nemen, met verlies van vier Man en enige gequesten. Kort daer aan geschiede diergelijke gevegt van 20 Man van ons Volk, zijnde in 't Bos gegaen Kasjoe-wijn te persen en Appelen te plukken. Dese, van een grote troep Tappaijers en Brasielianen met hulp van enige Portugese verlokt en betrapt, verloren drie Man en wierdenGa naar margenoot+ verscheiden gequest door Pijlen, Hasegaijen en ander Indiaans geweer; onder welke Wouter Heilman met een gehaakte Hasegaij dwars door zijn arm geschoten was, die wij met grote arbeid daar uit sneden en daar ik groot werk aan had, eer ik deselve, vermits de quetsing der zenuwen, konde genesen..... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagelijks vielen nog so nu en dan enige voorvallen voor tussen de onse en de Portugesen, als ook de onse en de geboren Inwoonderen van dit Brasiel, maar meestendeel met weinig (30) voordeel voor d'onse, doordien de Tapaijers en Brasielianen, vergeselschapt met de Portugesen, d'onse in Manschap als ook in bekentheijd der Bossen en gemene Wegen verre overtroffen. Ga naar margenoot+ Onse Scheeps Opperhoofden in dese gedeeltens van America, niets tot afbreuk van den Vijand konnende verrigten, is de Vlote wederom klaar gemaakt een Kruistogt te doen en de Vijand nog een roov' uit sijn klauwen te halen; vertrokken dan wederom naar 't Recif en van daar naar Pariba, en also gints en weder, en doen naar Kaap St. Augustijn, daar wij een wijl tijds doorbragten sonder iets uit te regten. En weder op 't Recief aanlandende, wierden enige Schepen van de Vlote na 't wel gewenste Vaderland gesonden. Dog wij met ons drie Schepen hadde order naar Ille FernandoGa naar voetnoot1), dat op 3 graden 50 minuten Zuiderbrete legt, en van daar naar 't Eiland Barbados en andere Eilanden van de West-Indiën te vertrekken; werwaarts wij in 't begin van 't Jaar naar toe zijn gegaan en naar enige dagen aanlanden. |
|