Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 46
(1925)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tocht van Lumey naar Amsterdam in 1572,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdamsche ende Schiedamsche poorten, alwaer die wachte ghehouden wordt ende het geschut staande is’Ga naar voetnoot1), drie dagen daarna, den 12en April, blijkt de toestand er nog even gespannenGa naar voetnoot2). Te Gouda was het nog erger gesteld: het was er gekomen tot heftige tooneelen, die het stedelijk bestuur tot een speelbal maakten van het volk, dat, door de Rotterdamsche gruwelverhalen tot radeloosheid gebracht, in het kasteel en het Minderbroedersklooster de symbolen zag van het dreigend gevaar, de vernietiging van de staatkundige en geestelijke vrijheid. De anti-Spaansche en anti-katholieke stroomingen waren er tot uiting gekomen, tot schrik van den magistraat, die in een deemoedig schrijven aan Bossu de wraak van Alva en den koning trachtte te bezwerenGa naar voetnoot3). Maar de positie van Bossu was evenmin benijdbaar en zijn verblijf te Rotterdam droeg, onder het aanwenden zijnerzijds van immer falende pogingen tot bevrediging van de mokkende burgerijen, het karakter van het opgesloten zijn in een vooralsnog veilige stelling en het machteloos uitzien naar den gang der gebeurtenissen in het Zuiden, die de krijgskans zouden doen keeren. Ten slotte evenwel werd de toestand min of meer hachelijk, zoodat wellicht nimmer een bevel tot den aftocht met meer ingenomenheid zal zijn ontvangen. In den nacht van den 22en op den 23en Juli werd Delfshaven, een van de meest bedreigde voorposten, ontruimdGa naar voetnoot4) en enkele uren later ook Rotterdam, waar de Geuzenmacht, die sedert lang den vijand van nabij bestookte, zonder verwijl binnentrok. De Delftsche magistraat, die van nabij, met zeer gemengde gevoelens weliswaar, toezag, doch van sympathie voor de Brielsche hoofdmacht geenszins blijk gaf, werd terstond ter vergadering bijéén- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geroepen ter bespreking van het gevaar, dat Delfshaven ‘bij eenighe gheusen ofte bij die van Dordrecht, Rotterdam ofte anderen gheïnvadeert ende wederomme gheoccupeert soude werden’. Op staanden voet werd de vroedschap geraadpleegd, ‘of het oirbaer zoude wesen dan nyet terstondt eenighe uutte vroetschappe te committeren, omme opte Delfsche haven te trecken ende die possessie van dyen met ghewapenderhant inne te nemen’. En deze, hoewel van meening, dat men niet in staat zou zijn een eventueelen vijand het hoofd te bieden, besloot kapitein Uitenbroek - die ook in de woelige dagen na den beeldenstorm, toen het verloren zelfvertrouwen van het stedelijk bestuur allengs wederkeerde, de toevlucht was geweest - door den goed-katholieken burgemeester Huig Jans Groenewegen, den schepen Adriaan van der Meer Jansz. en Adriaan van der Made met een 30- à 50-tal manschappen de haven te doen bezettenGa naar voetnoot1). Inmiddels was de Spaansche krijgsmacht, vergezeld van Hof en Rekenkamer, in Den Haag aangekomen. Een korte rustpoos blijkbaar na de eerste étappe, waarvan op dienzelfden 23en Juli een Delftsche deputatie gebruik maakte, ‘omme te reysen in den Haege aen mijn heere den President van den Hove van Hollant, omme Zijnder E(dele) te remonstreren die perplexité, dairinne die Regierders ende Raedt deser stede hem vonden deur het subyt vertrecken van die Spaensche garnizoene van de Maescant’Ga naar voetnoot2). Het antwoord, dat de heeren uit Den Haag meebrachten, bleef voor het nageslacht niet bewaard, maar hoopvol was het zeker niet. Vandaar, dat den 24en in vereenigde zitting besloten werd, het roer te wenden en Lumey - die den 22en nog in de Statenvergadering te Dordrecht aanwezig was, doch thans Rotterdam bezet had, waar den 25en eveneens de Staten bijeen waren - te kennen te geven, ‘dat zeeckeren tijt gheleden alhier | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
binnen dezer stede gheweest is eenen Pieter Adriaensz (van der Werff) van Leyden met seeckere commissie van mijn G(enadighe) Heere den Prince van Orangiën, mitten welcken alhoewel dyer tijt omme merckelicke redenen nyet ghehandelt en es gheweest, nochtans met goet contentement ende ghenueghen van hier is ghescheyden ende naer Sijne Ex(cellentie) ghereyst; dat dieselve van dach te dach wederom alhier verwacht wort ende dat die vroetschappe deser stede gheresolveert is metten selven uyten naeme van Zijne Exc(ellentie) te handelen ende te tracteren, ofte bij faulte van sijne compste heuren ghedeputeerden zullen zeynden bij Zijnder Exc(ellentie), omme eyntelick mette zelve van als te tracteren ende accorderen’, waarbij de bereidverklaring ging in de stad toe te laten ‘een maetelick ghetal van 50, 60 ofte 80 soldaeten, onder eedt staende, omme aldaer te moghen affweren den anval van de dissolute ende vagabonden, overmidtz d'inwoonders van de voors(eyde) haven bij den Spaengiaerden ghespolieert ende voorts ten bien toe'ghetravailleert sijn gheweest’. Niettemin was men op een bezoek van 's Prinsen gouverneur zelf weinig gesteld en een desbetreffend voorstel van Lumey werd den 25en Juli vrij ondubbelzinnig verworpen: de Delftsche gedeputeerden zouden wel te Rotterdam komen. Maar Lumey bleek van langer dralen niet gediend en den 26en - toen de Rotterdamsche Statenvergadering gedurende dien dag haar bijeenkomsten schorste - vernam de verschrikte vroedschap van de uit Rotterdam vooruitgesnelde Delftsche commissarissen, dat Lumey reeds met 150 ruiters en zijn lijfwacht de stad naderde. Tegen een zoo aanzienlijke krijgsmacht had men ernstig bezwaar, maar ten slotte kwam het tot een vergelijk, waarbij de ruiterij en niet meer dan 100 soldaten in de stad zouden worden toegelaten. Uitbundig was de geestdrift van de Delftsche overheid voor den bevrijder dus nog niet en ook deze had van zijn kant ‘seer qualicken ghenomen het cleyn gheloof ende betrouwen, die die van Delff van hem hadden’. In den morgen van den 27en Juli wendde zich een deputatie uit de vroedschap en die van den gerechte tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de StatenGa naar voetnoot1), ‘ten zelven tijde binnen deser stede wesende’, teneinde hun te verzoeken met de vergaderden op het stadhuis samen te komen, ‘omme aldaer in dezelve vergaederinghe die voorgaende bezoingiën van de Staeten, die voerleden daeghen zoe tot Dordrecht als tot Rotterdam ghevallen, henluyden ghecommuniceert te werden’Ga naar voetnoot2). En toen bij monde van Marnix de gevraagde inlichtingen van de vergadering van ‘den 15en Juli lestleden’Ga naar voetnoot3) en volgende dagen waren verstrekt, viel in dezelfde zitting van de stedelijke overheid het besluit, ‘dat men Sijnder E(xcellentie) den eedt in forma soude presteren volghende die twee eerste poincten van des voorsz(eyden) heer van Aldegondens instructie’Ga naar voetnoot4). Den 28en Juli werd te Delft de zitting der Staten beëindigd. Lumey was niet tegenwoordig: wellicht maakte hij zich gereed voor zijn aanstaand vertrek. De geldmiddelen bleken aanwezig te zijn: den 19en Juli hadden de steden den Prins gelden toegezegdGa naar voetnoot5) en bovendien was reeds in Mei jhr. Arend van Dorp, de latere gouverneur over het kwartier van Zeeland, te Dillenburg geweest, teneinde den Prins de door hem gelichte penningen ten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedrage van f 10.000 te bezorgenGa naar voetnoot1), terwijl ook de reeds in beslag genomen goederen der vijandige burgerij een belangrijke hulpbron vormden. Den 29en Juli reeds verantwoordde de ongenoemde klerk van 's graven tresorier, Joost de BernGa naar voetnoot2), in het door hem gehouden carnet van kleinere uitgaven het aanleggen van een complete boekhouding ten behoeve van zijn meester. Lumey's lijfwacht en zijn verder gevolg bleek, den tijd en de omstandigheden in aanmerking genomen, een groote verscheidenheid van ambten en waardigheden te omvatten. Behalve zijn kanselier, gouverneur van de artillerie, zijn kamerheer, zijn aalmoezenier, zijn pages, de beide trompetters, zijn lutanist, zijn stalmeester, zijn constabel, tafel- en proviandmeesters, zijn kleermaker en zijn pages, voerde hij zelfs zijn nar met zich mee, terwijl tal van meerendeels onbekende personen, wellicht piraten als hij, hem volgdenGa naar voetnoot3). Mademoiselle de Brederode, waarschijnlijk zijn nicht, schijnt zijn nabijheid niet verder dan Delft te hebben genoten, waar hij haar een gift van 12 pond vereerde, terwijl de Delftsche schilder Jan Cock een zestal manschappen van zijn lijfwacht in beeld bracht. Het wil ons voorkomen, dat reeds vóór de afreis van Delft de hoofdpersoon van den stoet zich niet in een ongeschokte gezondheid mocht verheugen: de apotheker leverde hemGa naar voetnoot4) ten huize van zijn gastheer Cornelis Harmansz.Ga naar voetnoot5) een drankje en een smeersel, doch dit verhinderde niet, dat nog den 30en Juli de graaf bezoek | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontving van een deputatie uit ‘de ghemeente’ en de drie Delftsche predikanten, die hem verzochten de Nieuwe Kerk voor de uitoefening van den Gereformeerden godsdienst beschikbaar te willen stellen. Lumey had daarin toegestemd, doch de gedeputeerden wellicht ter bevestiging van zijn besluit verwezen naar de vergaderde burgemeesteren en vroedschappen. En dezen, over het geheel van nieuwigheden nog weinig gediend, hadden eveneens bewilligd, ‘om vredes wille ende om te precaveren ende veele inconvenienten te verhoeden, die gheschapen waeren te rijsen, indien diezelve kercke bij de ghemeente opgesmeten ende ghenomen werde’, maar bepaalden tevens, ‘dat men eerst daeruut sal doen nemen ende ruymen alle 't gundt in dezelve kercke is ende alle 't selve in bewaerderhandt te doen stellen’. Men ziet, de teugels van het bewind waren ook hier den bestuurderen uit de handen gegleden en weldra kwam zelfs de lang dreigende ‘commotie’ tot uiting, zoodat den 2en Aug. een keure werd afgelezen, met een verwijzing naar de lastgeving van Lumey tot verdeeling der kerken, - de Katholieke leer zou worden gepredikt alleen in de Oude Kerk en de kloosters -, dat ‘d'eene den andere van d'ander religie nyet en soude misseggen, beschadighen noch misdoen’Ga naar voetnoot1). Inmiddels was de graaf den 1en Augustus in Den Haag aangekomen, waarheen den 31en Juli zijn koffers per schuit vervoerd waren. Op het Binnenhof, waar een duchtige reiniging reeds enkele dagen te voren had plaats gehad - den 26en was de uitbetaling voor deze werkzaamheden geschiedGa naar voetnoot2) - hield hij zich tot den 3en Augustus op, toen de reis naar Leiden werd ondernomen. Sedert enkele dagen al had men daar zijn aankomst tegemoet gezien en in de ‘koecken van den grave van der Marck’ wachtte de kok reeds van den laatsten Juli afGa naar voetnoot3). Bij het huis ‘Den Deyl’ te Wassenaar had Willem Andrieszoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Raedt ‘in 't verwachten van de grave van der Marcke op zijne incompste’ zich met eenige soldaten opgesteld, om den veldheer namens de stad Leiden tot een eerewacht te strekkenGa naar voetnoot1), en de acht stadspijpers en de tamboer hadden met hun instrumenten luister aan den stoet bijgezetGa naar voetnoot2). De eigenlijke intocht daar schijnt met buitengewone praal te zijn geschied. Als het juist is, wat Alva den 21en Aug. uit Brussel aan den koning schreef, was de ontvangst er zeer pompeus en dat Lumey van zijn kant er nogal kwistig met zijn goede gaven werkte, wellicht met het oog op de meerdere populariteit bij het minst gesitueerde deel van het volk, en niet karig was in zijn belooning voor de muzikanten, die hem bij zijn intocht hadden verwelkomd, blijkt uit de aanteekeningen in de hier volgende rekening. Waarschijnlijk voelde Lumey hier voor het eerst de rivaliteit in zijn positie van 's Prinsen gouverneur voor het Zuiderkwartier van Holland. De groote Leider zelf was in aantocht: een kentering in de politiek was te voorzien. Tot heden was het 't onverzoenlijke deel van het volk geweest, dat de stedelijke magistraten had gedreven, die, hoezeer misschien een nationale beweging gunstig gestemd, van den invloed van het democratisch element weinig gediend konden zijn. En juist Lumey steunde vooral daarop, op hen en op de buitengewone toewijding van zijn soldaten: niet steeds de élite van de natie - de namen van de aangeworven manschappen zijn soms welsprekend - en bezield met een buitengewonen haat tegen de geestelijkheid, die - het is niet mogelijk na te gaan in hoever die voor combattanten verklaarbaar was - door Lumey blijkbaar niet werd getemperd en tot gruwelijke excessen leidde. De hier tentoongespreide praal, die achter de schaarsche gegevens van onze rekening te vermoeden is, geeft reeds op zichzelf aanleiding tot een vaag wantrouwen in de bedoelingen van den geuzenhoofdman. En de boven- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bedoelde brief van Alva aan den koning versterkt die blijkbaar niet al te gewaagde presumtie. Lumey, zoo schrijft hij, heeft zich tot graaf van Holland doen uitroepen, zonder den Prins te erkennen. Te Leiden is hij met de grootste eerbetuigingen ontvangen. Men geleidde hem naar het stadhuis en in zijn tegenwoordigheid werden 's konings blazoenen afgeworpen en de zijne daarvoor in de plaats gesteldGa naar voetnoot1). Was het een los gerucht, slechts door den schijn gewekt? Zeker is het, dat vóór 's Prinsen komst in de Nederlanden hier ernstige ‘désordres’ zich hebben afgespeeld, waarvan de aard en de omvang ons onbekend zijn, maar waarvan nog den 3en December 1572 Nicolaas Bruyninck blijkens een schrijven aan Graaf Jan van Nassau de ernstigste gevolgen vreesdeGa naar voetnoot2). Stond dit in verband misschien met eenig oogmerk van Lumey? Uit Bor's verhaal blijkt ons, hoe weinig Lumey opzag tegen een gewelddadig verzet, ook tegen de Staten, toen hij aan het einde van zijn loopbaan wat al te zeer in het nauw werd gedreven en A.P. van GroningenGa naar voetnoot3) heeft deze schets verdienstelijk aangevuld, maar daarbij tevens gewezen op vroegere geruchten, die zijn houding in Juli betreffen. Het komt mij voor, dat de acte van beschuldiging nog met een tweetal punten mag worden aangevuld. In verschillende werken, ook in het bovengenoemde, wordt van het ‘stadhouderschap’ van Lumey over Holland gesproken. Ten onrechte, meen ik. Op de eerste Statenvergadering te Dordrecht plaatsten de afgevaardigden der steden zich op het standpunt, dat Oranje niet wettig van zijn post | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als stadhouder ontheven was en verklaarde men hem te blijven erkennen als ‘haeren wettigen ende rechten gouvernuer’, als Stadhouder dus (blijkens zijn vroegere positie) over Holland, Zeeland en Utrecht. Een dergelijke post sluit een ‘stadhouder’ over een der deelen van dit gebied uit en in werkelijkheid bestaat die functie dan ook niet. Wanneer Oranje dus verhinderd blijkt ter plaatse de leiding van den opstand op zich te nemen, wordt in West-Friesland en Waterland blijkens zijn bij Bor opgenomen commissie Sonoy aangesteld als ‘lieutenant en gouverneur’, ‘om in onsen name en van onsentwege te hebben het gouvernement’Ga naar voetnoot1), terwijl voor het overig deel, het eigenlijke Holland, Lumey opdracht wordt verstrekt, om ‘in onsen absentie (als) onsen generalen lieutenant en bestelden oversten in Holland’ op te tredenGa naar voetnoot2). Van het stadhouderschap wordt in beide commissies natuurlijkerwijze met geen woord gerept. Niettemin zien wij, wanneer Lumey den 2en Sept. 1572 de in deze inleiding later aangehaalde ‘poincten’ betreffende het krijgsbeleid en de inwendige bestuursorganisatie aan het oordeel der Staten onderwerpt, zichzelf den titel van ‘gouverneur ende stathouder over Hollant’ toekennenGa naar voetnoot3), terwijl de Prins in een commissie tot het noteeren van de voorraden koren en kruit, den 13en November te Leiden uitgereikt aan den Goudschen burgemeester Jan Jacobs, zich zelven als ‘stathouder ende capitein-generael’Ga naar voetnoot4) betitelt. Dit alles wekt duistere vermoedens, die op nog andere wijze in de bedoelde ‘poincten’ bevestiging vinden. Door den Prins waren nl. bij plakkaat van den 25en Augustus ‘alle commissiën, die wij of onse gecommitteerden tot noch toe ter zee gegheven hebben’, ingetrokkenGa naar voetnoot5), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar het schijnt tot verontwaardiging van Lumey, die tegen dezen maatregel in opstand kwam. Althans een week later richt hij zich bij wijze van protest tot de Staten met de vraag, ‘van wat authoriteyt, macht ende estime dat de Staten houden de commissiën ende officiën, alreede gegeven ende noch te geven bij Zijnder G(enade) die Grave van der Marck’. Het komt mij voor, dat wij hier de eerste persoonlijke uiting van Lumey vernemen tegen Oranjes verzoenende politiekGa naar voetnoot1). De ongesteldheid van Lumey, die zich reeds te Delft openbaarde, scheen inmiddels verergerd te zijn. ‘Maistre Symon’, de Leidsche chirurgijn, werd den 4en Augustus ontboden en zelfs had men, wellicht op raad van Swieten, den 8en daarop dokter en apotheker uit Gouda doen overkomen. ‘Warm houden’, schijnt, hoewel het in de hondsdagen was, hun advies geweest te zijn en de mantel van Lumey werd stevig met baai gevoerd, zijn schoenen gelapt en hemzelf een krachtige prikkeling van de slijmvliezen - ‘de noix muscades’ - bereid. Het schijnt inderdaad een ernstige aanval geweest te zijn, waaraan de graaf blootstond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijst hierop reeds de overvloed van medische hulp, op wier ervaring hier een beroep werd gedaan, het gerekte verblijf te Leiden is eveneens veelzeggend. Immers tegen den 9en Augustus waren de Staten te Haarlem beschreven, waar namens den Prins voorstellen zouden worden gedaan ‘omme penningen te furneren tot betalinge van de soldaten ende knechten, jegenwoirdelyk alhier in Hollant wesende’Ga naar voetnoot1). En hoewel Lumey en niemand meer dan hij overtuigd geweest zal zijn, dat, zooals de gedeputeerden van Delft verklaarden, ‘die saicken gheen vertreck en lijden ende van importantie sijn’Ga naar voetnoot2) en ook reeds blijkens de afbetaling van de gedienstige geesten en de bedeeling der armen de voorbereidingen voor het vertrek schenen getroffen te zijn, zien wij hem eerst den 12en op zijn intocht te Haarlem, waar hij bij ‘monsieur de Batenes’ (Bakenes?) zijn intrek neemt, twee volle dagen na het begin der besprekingenGa naar voetnoot3). Over zijn garde vernemen wij dan iets meer: hopman Ripperda, de latere verdediger van Haarlem, maakt daarvan deel uit. Maar ook dan nog - en nauwelijks hersteld - zien wij Lumey den 14en Augustus te Haarlem op de hertenjacht. Doch de tijd van uitspanning is dan ten einde. Reeds zijn de voorbereidingen voor den tocht naar Amsterdam in vollen gang. De graaf van den Berg, van wien den 3en Augustus een brief werd ontvangen, was zijn opmarsch van het pas door hem bezette Kampen begonnen. ‘De Buck sal up Amsterdam angaen’, schreef Jan Grotenhusz den 14en van daar aan zijn naar Bremen uitgeweken schoonvaderGa naar voetnoot4). Reeds onder dagteekening van den 7en Augustus had | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Barthold Entens van uit Haarlem aan burgemeesteren van Gouda bericht, dat hij met ‘hopluyden ende andere mannen van wapenen - - - ontrent der stadt van Amsterdamme’ was aangekomen, waarvoor hij een beroep op Gouda meende te moeten doen tot het verkrijgen van levensmiddelen en verzocht te ordonneeren, ‘dat alle zoetelaers aldair gehouden zullen zijn Zijnder G(enade) leger te volgen ende spijsen’Ga naar voetnoot1). Ook Leiden had een dergelijk schrijven ontvangen, inhoudende tevens het verzoek, de magistraat van Gouda, die zeer terecht blijkbaar slechts ten halve werd vertrouwd, ook van die zijde op te wekken aan de reeds gedane aanschrijving van Entens gevolg te geven, aan welke uitnoodiging Leiden uitvoering gaf bij schrijven van den 12en Augustus onder mededeeling, dat men dáár de zoetelaars al had bevolen naar Haarlem af te reizenGa naar voetnoot2). Een soortgelijke missive had burgemeesteren van Delft den 11en Augustus bereikt - ook met de mededeeling, dat het leger ‘nu ontrent Amsterdam is’Ga naar voetnoot3), terwijl den 13en in Den Haag een keure werd afgelezen, waarbij was toegestaan, dat de Haagsche zoetelaars de door hen opgekochte voorraden met zich mochten voerenGa naar voetnoot4). Het schijnt dus, dat Lumey zoowel als Entens òf voldoende van geldmiddelen waren voorzien òf althans de noodige zekerheid hadden, dat de aangevraagde f 40.000 door de Staten te Haarlem zouden worden toegestaan. Den 16en nu brengt, blijkens onze aanteekeningen, een gids reeds de manschappen van Lumey naar Ouderkerk en tot den 20en ziet men voerlieden, schuite- en sledevoerders onafgebroken bezig vivres en bagage derwaarts te brengen. Den 16en zijn, volgens een schrijven uit Utrecht van den machteloos toezienden Bossu, reeds acht vendels te voet te Ouderkerk gelegerd, terwijl Lumey zelf nog in Haarlem vertoefde en 23 vendels van gemiddeld | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200 manschappen, waaronder veel Engelschen, voor den aanval gereed hadGa naar voetnoot1). Den 19en Augustus is men reeds aan de ‘faubourg’, wellicht het door Bor bedoelde Karthuizersklooster, genaderd en brengen een trompetter en een statenbode een brief, die, naar Bor onzen berichtgever aanvult, door de magistraat geweigerd werd. Doch toen was ook de hulp voor Amsterdam nabij. Den 20en Augustus was Bossu zijn opmarsch uit Utrecht begonnen en langs Muiden - Naarden was even te voren door de Geuzen bezet - de bedreigde stad te hulp gesneld, waar hij in den middag van den 21en - met vier vendels zegt Bor - aankwam, op het juiste moment nog, omdat de afgematte burgerij het niet lang meer kon uithouden. Denzelfden avond nog werd een uitval gewaagd en een loopgraaf dicht bij de poort genomen. Dit succes schijnt de belegeraars reeds terstond te hebben verbijsterd: den komenden nacht trokken zij af met stille trom, overal hun logies aan de vlammen prijs gevendeGa naar voetnoot2). Over dit laatste bedrijf licht onze rekening ons slechts zeer onvolledig in. We zien echter, dat den 22en Aug. Simon Marteau, gouverneur van de artillerie, met zijn geschut zich weder te Haarlem bevond op het oogenblik, dat ‘monsieur’, die waarschijnlijk met de achterhoede den aftocht dekte, nog te Sloterdijk vertoefde, terwijl den daaropvolgenden dag de Haarlemsche armen - de stem des volks werd waarschijnlijk na dezen eersten tegenslag gevreesd - weer werden bedeeld, waarna verder deze stad het tooneel is van steeds meer verloopende bedrijvigheid. Een maand later, den 22en Sept., eindigt dan ook onze rekening. De oorzaak laat zich gissen. Met het échec voor Amsterdam scheen het krijgsplan van Lumey gewijzigd te zijn. Den 2en Sept. richtte hij daartoe aan de Staten van Holland in den vorm van eenige ‘poincten’ de bewuste missive, waarin hij o.a. de meening van dit college wenschte te vernemen, hoe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men aan de vijandelijke troepen den toevoer van levensmiddelen en andere benoodigdheden, die hun van uit Holland zelf nog steeds bereikten, zou kunnen afsnijden, en verder ‘in wat manieren dat men die van Amsterdam zoude mogen benauwen ende hun te boven comen, desgelijcx die van Weesp, Muyden, tzij mitter minnen oft mit gewelt’Ga naar voetnoot1). Het was dus thans op de verbindingswegen gemunt. De blik was naar elders gericht. Het Zuiden deelde daarom in die belangstelling. Den 5en September nog was een van Lumey's manschappen betaald voor zijn arbeid inzake het proviandeeren van Dordrecht en Den Briel, de zuidelijke bastions van Holland. En tegelijkertijd was de aandacht gevallen op Schoonhoven, vanwaar-uit de Spanjaarden hun aanhoudende pogingen tot het stoppen van den IJsel en de Lek, om Gouda in het hart te treffen, met afwisselend geluk ondernamen. Daarheen nu was Lumey met zijn krijgsmacht afgetrokken en den eersten October was de stad na een hardnekkig verzet overgegaan. Inmiddels hadden de Staten van Holland het waarschijnlijk wenschelijk geoordeeld hun vergaderingen naar een veiliger oord te verleggen. Den 30en Augustus konden burgemeesteren van Haarlem in een aan Gouda gericht schrijven om levensmiddelen en geld ten behoeve van de om die stad gelegerde troepen nog mededeelen, dat die heeren ‘alhyer onlancxs’ nog warenGa naar voetnoot2), den 10en October zien wij ze te Leiden verzameld, waar de militaire maatregelen betreffende Amsterdam hun aandacht vergen. Ook Lumey was er tegenwoordig. P. OpmeerGa naar voetnoot3), een niet altijd betrouwbaar, maar naar het schijnt in dezen thans goed ingelicht auteur, deelt ons mede, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Schoonhoven overgegaan en het leger in de winterquartieren geleid sijnde, soo kwam Willem van Lumey - - - binnen Leiden, voornemens sijnde na Haarlem te trekken, vergeseld met sijn lijfwacht, daar Henrik van Aelst het bevel over had, voor het meerendeel uit Wals-Braband en Luikerland vandaen’. Maar vooral de oostelijke grens van het door Spanje bezette terrein, de verbinding met de Zuiderzee, naar het Gooi en verder naar Utrecht, eischte de volle belangstelling. Aan jhr. Johan van Vliet en Reinier Cant als ‘commissarien tot die munsteringe’ werd toen opgedragen de noodige soldaten aan te nemen en schepen uit te rustenGa naar voetnoot1), om deze stad met meer kracht te benauwen, waartoe deze op order van den landsadvocaat Paulus Buys namens de Staten den 18en October bij den thesaurier Ruyckhaver de daarvoor benoodigde reis- en teergelden lichttenGa naar voetnoot2). Den 25en October zijn beiden reeds zóóver, dat de uitgeruste ‘sceepen van oorloege’ ter bezichtiging gereed zijnGa naar voetnoot3) en den 9en November ligt de ‘admiraal voor Amsterdam’Ga naar voetnoot4) - of juister: voor Nieuwendam - waar hem allerlei benoodigdheden worden toegevoerd. Lazarus Muller met de zijnen blijken dan gelegerd te zijn voor MonnikendamGa naar voetnoot5), waar ook de beide commissarissen zich doorgaans ophouden en zich den ‘Franschen wijn’ wel laten smaken. Evenwel was het succes van deze krijgsmacht ten eenenmale onvoldoende geweest om den vijand krachtig te weerstaan. Toch schijnt het, dat de opmarsch van het Spaansche leger er dermate door is vertraagd, dat den Prins van Oranje, te wiens behoeve een ‘galeye’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar het Kamperdiep was overgevarenGa naar voetnoot1) om hem naar Enkhuizen te begeleiden, de doortocht langs den duinzoom was vrijgelaten. Niettemin hebben de Staten dan andermaal hun vergaderplaats naar 's Prinsen nieuwe residentie, het veiliger Delft verlegd, waar den 22en November Adriaan Cant in hun vergadering verschijnt met tijding ‘uyt het leger voor Amsterdam, op den dijck leggende over Munnickendam’Ga naar voetnoot2). Inmiddels was de Spaansche opmarsch langs het Y voortgezet, werd Spaarndam genomen en naderde men de stad Haarlem, waar het leger zich den 12en December in bivak begaf. Lumey was met een deel van zijn troepen derwaarts opgerukt, in de hoop hen voor te zijn en den Hout te kunnen bezetten, doch hij was met ernstige verliezen teruggeworpenGa naar voetnoot3). De verpletterende tijding van zijn échec verbreidde zich als een loopend vuur en den 14en December zond Lumey, vreezende voor de gevolgen, die een algeheele ontmoediging na zich zou kunnen sleepen, aan de stad Gouda - en hoogstwaarschijnlijk evenzoo aan de overige Hollandsche steden - een koerier, om de ontstelde gemoederen gerust te stellenGa naar voetnoot4). Het was het begin van het einde van Lumey's aandeel in den bevrijdingskrijg. Zijn woeden tegen het nog steeds katholiek gebleven deel der natie, zijn wreedheid tegen de geestelijkheid, die de oude kerk getrouw was gebleven, en waarvan het laatst Leiden en Schoonhoven getuige waren geweest, en wellicht zijn dubbelzinnige politiek maakten zijn aanblijven gevaarlijk voor het succes der goede zaak. De verontwaardiging, gewekt door zijn wanbeleid, was allengs toegenomen en Dirk Volkertsz. Koornhert, secretaris van de Staten van Holland, een man van moed en zelfvertrouwen, had, zoodra Lumey's troepen na zijn aftocht van Amsterdam Kennemerland | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadden verlaten om zich tegen Schoonhoven te wenden, in het eind van September of begin October de schouten en overheden der om Haarlem gelegen dorpen bijeengeroepen, teneinde den omvang vast te stellen van de brandschattingen en rooverijenGa naar voetnoot1), door de afgetrokken manschappen gepleegd, opdat dit in mindering zou worden gebracht van de uit te keeren soldijen. Zijn verdediging van het recht der katholieken deed bij dat alles den beker overloopen en Lumey gaf, zoo vertelt ons BrandtGa naar voetnoot2), last, den secretaris om hals te brengen, die zich niet meer veilig achtte en naar Kleefsland uitweek. Maar de dagen van het schrikbewind waren geteld. Den 6en November zien wij Lumey met den Prins van Oranje, die voor enkele dagen in Holland was gearriveerd, te Leiden aankomen, waar beiden tot den 14en vertoefdenGa naar voetnoot3), toen de laatste de reis naar Delft voortzette. En andermaal in December en begin Januari heeft de barre Luikerwaal in Leiden zijn tenten opgeslagenGa naar voetnoot4). Maar toen verdween hij van het tooneel en terzelfder tijd viel ook Haarlem, waarmee tevens de directe bedreiging van Amsterdam was afgewend. Een gevaarlijk Spaansch machtscentrum zou in verbinding met het Amsterdamsche gedurende een vijftal jaren de vrije verbinding van Noord en Zuid onmogelijk maken: de vijand had zich in het hart van Holland genesteld!
Het hierna medegedeelde bundeltje aanteekeningen betreffende de dagelijksche uitgaven, door een dienaar van Lumey's tresorier Joost de Bern bijgehouden gedurende den tocht van Delft naar Amsterdam, geeft geen mededeelingen van groot belang, maar maakt het ons niettemin mogelijk de omlijsting voor den opmarsch te schetsen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en het is daardoor, waar ons nagenoeg alle gegevens omtrent de gebeurtenissen van deze dagen ontbreken, van genoeg belang, om een uitgave te wettigen. Omtrent den samensteller weten wij niets, dan wat hierboven van hem wordt gezegd. Dat hij geen Waal of Franschman is, blijkt uit de vele gebrekkig verfranschte uitdrukkingen, zijn talrijke orthografische misslagen en ten slotte het best uit de mededeelingen in het Hollandsch betreffende het rentmeesterschap van Jacob de Jonge over de Wassenaarsche goederen en den losprijs van een door Swieten gevangen monnik. Het inbeslaggenomen goud van kerken en gilden, dat, ‘jectez en gernaille’ (lees: grenaille) 94 marken en 6 onsen, (herleid [1 mark = 8 onsen] 758 onsen of 379 esterlincx) bedroeg, werd naar het schijnt door hem versmolten, waarbij 1/40 of 18 19/20 ons verloren ging en een hoeveelheid van 739 1/20 ons werd verkregen. Blijkens de hiergevolgde verhouding zou ieder ons goud gelijkwaardig zijn aan 20 sterling zilver. Het was echter noodig een vermindering van de hoeveelheid wegens de inwerking van het te gebruiken sterkwater voor de oplossing van het alliage in rekening te brengen, en wel voor ieder ons goud het bovengenoemde verhoudingsgetal met 2 te verminderen, zoodat het ons goud werd geschat op 18 sterlings zilver en ten slotte een waarde van 13302 18/20 sterling zilver werd berekendGa naar voetnoot1). De hier in extenso gepubliceerde rekeningGa naar voetnoot2) is opge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nomen in een zakboekje in octavo (Oudhollandsche vellen brief papier in achten). De daarin verantwoorde bedragen zijn uitgedrukt in florins (= ponden Hollandsch) van 20 patards (= stuivers), ieder van 16 deniers (= penningen), waarbij wij verder kennismaken met ponden grooten (ponden Vlaamsch) van 6 florins, met daalders van 30, 31 en 32 en met écu's van 42 patards. De verantwoording zelf is niet altijd feilloos: voorbeelden daarvan zien wij o.a. op 2 en 5 September. Ook de volgorde der posten schijnt niet onberispelijk. Zoo volgt op den 16en Augustus de 15e, op den 21en de 20e en zelfs de 15e, op den 24en de 22e Augustus. Echter meende ik door verplaatsing van de betreffende posten daarin geen wijziging te moeten aanbrengen, omdat het evenzeer mogelijk was, dat de fout school in een verkeerd datumcijfer. Ook de ontelbare onjuistheden van taalkundigen aard heb ik onveranderd overgenomen en alleen dáár soms een woord ingelascht, waar dit voor een goed verstaan noodig of wenschelijk was. Wel meende ik eenige verandering te mogen brengen met betrekking tot de boven iedere bladzijde aangebrachte opschriften, die, gelijk de eerste, steeds beginnen met een ‘Laus Deo, anno 1572’, gevolgd door den datum van de eerste post op die bladzijde. Om te voorkomen, dat deze bij het doorloopend afdrukken onvermijdelijk tusschen den tekst zouden geraken, heb ik de data van deze opschriften, die nu echter niet meer op de juiste plaats staan, weggelaten en deze tusschen haakjes naar de eerste rekeningpost van de betreffende pagina overgebracht. J.S. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572, le 29e juillet.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Memorie.Dat Jacob de Jonge is ontfanger van de goederen van de heere van Wassenaer ende heeft dezelve heere eenen tol te Gouda. Ende beloopt denselven tol ende ontfanck ten minsten twee of dry en twintich duysent guldens tsjaers. Oock hoe dats men monsieur de SwedeGa naar voetnoot1) belooft heeft 3 duysent guldenen voer eenen monnick, die hij gevangen hadde, voer welcke pen(ningen) borge gebleven is den waert, daer Symon Verdière geweest was in de stat voerszeyt.
Noms des souldartz qui ont achepté marchandise sur le premier payement de la garde (de) monsieur.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laus Deo anno 1572 (etc.).
(Algemeen Rijksarchief; Archief der Rekenkamer, charters 1476.) |
|