| |
| |
| |
Utrechts oorlogslasten (1572-1577),
Medegedeeld door Dr. K. Heeringa.
Het mag algemeen bekend geacht worden, dat de overlast, die de provincie Utrecht in de jaren 1569-1577 van de ingelegerde, doortrekkende en muitende soldaten heeft geleden, haar van de Spanjaarden afkeerig gemaakt heeft en zich onder het gezag van den prins van Oranje heeft doen stellen. Een gelijktijdige geschiedschrijver van het beleg van het kasteel VredenburgGa naar voetnoot1) heeft in kleuren en geuren verhaald, wat de stad Utrecht met name te verduren heeft gehad in de jaren 1569-1572, van het daar ingekwartierde tercio van Lombardije, uit straf voor het hardnekkig verzet tegen de invoering van den Tienden penning. Tal van bijzonderheden omtrent het trekken van troepen door het gewest tijdens den oorlog in Holland vinden wij in een eveneens gelijktijdige Utrechtsche kroniek over 1566-1576Ga naar voetnoot2), bij Bor en bij vele anderen. De hier volgende stukken zullen onze kennis, wat de hoofdzaak aangaat, niet wijzigen of vermeerderen. Evenmin geven zij een volledige opsomming van wat Utrecht heeft geleden, een volledigheid, die bij gemis aan de noodige bronnen niet is te verkrijgen en waarop wellicht niemand prijs zou stellen. Intusschen lijkt het niet misplaatst, om nog eens de aandacht te vragen voor ge- | |
| |
beurtenissen in deze provincie, welke zich afspeelden in het tijdvak, dat aanving met de verrassing van Den Briel, welke in het vorige jaar op bijzondere wijze is herdacht.
Bij meer dan een gelegenheid hebben de Staten van Utrecht aanleiding gehad, om een berekening te maken van de onkosten, die hun gewest ten behoeve van 's konings troepen had moeten maken. Toen Requesens een bede tot hen richtte van 200.000 gulden, hebben zij allerlei bezwaren gemaakt en den landvoogd doen toestemmen, 23 April 1575, dat zij mochten ‘rabbattre de ladite somme jusques à cent et cincquante mil livres, tout ce qu'il se trouvera par compte ou estatz d'eulx avoir esté payé aux gens de guerre ou aultrement, et dont Sadite Excellence s'en remectra audit compte ou estatz, qui sera examiné par ceulx des finances de Sadite MajestéGa naar voetnoot1)’. De Staten hebben later beweerd, dat bij onderzoek van de specificatie en van andere schrifturen, welke zij aan hunne gedeputeerden te Brussel gezonden hadden, zou blijken, dat er veel meer dan 150.000 gulden opgebracht wasGa naar voetnoot2). De specificatie, welke hierachter in de eerste plaats is uitgegeven, naar het origineele stuk in het archief van de Staten nr. 172, komt tot een bedrag van ruim 106.000 gulden, maar daarbij is niet gerekend, wat het platte land had moeten leveren; hiervoor wordt verwezen naar papieren, die Floris Thin onder zich had. Er is dus geen bezwaar om het stuk te houden voor de door de Staten genoemde specificatie; zij geeft ons dus een overzicht van de bewijsbare of althans zeker bekende uitgaven ten behoeve van 's konings troepen tot in het laatst van 1574, of voor onderdeelen tot het begin van 1575.
Toen in den zomer van 1577 tot afdanking van troepen kon worden overgegaan, gevoelde men wederom de behoefte aan opgaven van hetgeen deze vroeger hadden
| |
| |
ontvangen, wat men bij de afrekening zou kunnen korten. De resolutiën van de Staten zijn te dezen opzichte zeer onvolledig, algemeene rekeningen ontbreken geheel en de nog aanwezige bescheiden vertoonen ook bedenkelijke lacunes. Nochtans geeft de inhoud van den bundel in het Staten-archief, nr. 149, ‘Specificatiën en andere stukken betreffende de gelden, opgebracht door de dorpen van het Sticht tot onderhoud der soldaten, 1573-1577’ in zekeren zin een aanvulling van de lijst van 1575, omdat hier het platteland behandeld is. Nr. 154 van hetzelfde archief, een ‘rekening van den kameraar der Staten over de penningen, door de Staten uitgezet voor de fortificatie van De Vaart, 1574’ behoort er bij. Zonder twijfel kunnen in de archieven van de kapittelen en de steden van Utrecht en wellicht elders nog verwante bescheiden aangetroffen worden, maar aangezien toch geen volledigheid bereikbaar is noch begeerd wordt, heb ik daarnaar geen stelselmatig onderzoek gedaan en mij tot de beide genoemde nummers uit het Staten-archief beperkt.
In nr. 149 bevindt zich een tamelijk omvangrijke lijst, welke ik hier niet opgenomen heb, hoewel zij van veel belang kan zijn, wanneer zij in verband gebracht kan worden met andere bescheiden. Zij somt de ‘ordonnantiën, quitantiën ende andere munimenten van zijne entremisen’ op, welke François de Houssart, commissaris voor de betaling der troepen, 27 September-2 October 1576 vertoond heeft aan Dirk Canter en mr. Librecht van der Molen, schepenen van Utrecht. De lijst bevat 417 posten, waarvan de oudste van Juli 1575, de jongste van 20 September 1576 is, en wier totaal bedrag volgens mijne optelling 123404 pond Vlaamsch, 13 schellingen, 2 penningen is. Het is niet duidelijk, wat den commissaris bewogen heeft van zijn administratie inzage te geven, maar de datum sluit uit, dat het stuk op bevel van de Staten-Generaal is opgemaakt. Wel is in de volgende maanden door de gedeputeerden van deze veel met Houssart gehandeldGa naar voetnoot1) en bij die gelegenheid kan de
| |
| |
lijst eenigen dienst bewezen hebben. Zij leert wat de troepen hebben ontvangen, maar niet wie het geld opgebracht hebben.
Een enkele quitantie, die reeds uitgegeven isGa naar voetnoot1), kon mede worden weggelaten, evenals een op zichzelf staand document betreffende het tijdelijk in gebruik geven van een aantal quitantiën in Mei 1577, dat geen licht geeft omtrent de personen, die de daarin vermelde bedragen verschaft hebben, terwijl van een paar brieven van Bossu in noten bij nr. I melding gemaakt is.
Van het overblijvende is een aanteekening voorop gesteld, die het bijeenbrengen van het geheele dossier verklaart; verder is de stof plaatselijk gerangschikt. De rekening van de versterking aan De Vaart, waartoe het grootste deel der provincie mee heeft moeten bijdragen, wordt gevolgd door de stukken betreffende de lasten van het Overkwartier, die het grootste getal opleveren; zij bestaan uit een specificatie, die in haar geheel, en een aantal bijlagen, die voor zoover noodig worden medegedeeld. Met die stukken betreffende het Overkwartier hangen nauw diegene samen, welke handelen over Wijk-bij-Duurstede; deze zijn dus daarachter geplaatst. Het overige deel van de provincie wordt vertegenwoordigd door twee stukken uit Soest, een vrij slordig document uit Vreeland, dat wat den tijd van ontstaan betreft, zou mogen gebracht worden tot de stukken, die Thin in 1575 onder zich had - zie boven -, drie uit de Proosdijlanden en één uit Montfoort.
K.H.
| |
I. Lijst van de ten behoeve van 's konings troepen verschoten gelden, welke behooren te worden afgetrokken van de door Utrecht toegestane bede (1575).
Specificatie ende declaratie van de verschooten ende geleende penningen, dyewelcke bij de Eer(waerde)
| |
| |
heeren prelaten ende capittelen van de vijff ecclesiën, dye twe clergie, als abten, abdissen ende conventen, Louff van der Hair, als camerair van de Staeten, mitsgaders dye regierderen, burgeren ende ingesetenen, zoe adel als onadel, der stadt, steeden, dorpen ende platte landen van Utrecht, aen de gouverneurs, deur expresse ordonnantie van deselve, mitsgaders den commissaryen van den hoeve provinciael, capiteynen, hopluyden ende bevelhebberen van zijne Ma.t tot dienste van deselve leeninge verschoten, geleent ende verstreckt hebbenGa naar voetnoot1).
| |
Leeninge by de vijff ecclesiën int generael.
In den eersten zoe hebben dye prelaeten ende capittelen van de vijff godtshuysen tot heuren laste op renten genomen van de executoiren van zaliger memorie heeren Cornelis van Myerop, ende dat aen silverwerck, twelck in de munte gebracht ende tot gelde gemaect es, ende bij de voorscr. capittelen angetelt mijn genadigen heere van Boussu, blijckende bij zijne Genade eygen recepisse, ende dat tot leeninge ende onderhoudt van den soldaten van zijne regimente, dye somme van. |
1350 g., onder belofte dat dselve van de eerste petitie ofte beede gecort sall worden. |
Item noch hebben dvoirschreven vijff ecclesiën deur begeerte ende schrijven van ducq d'Alva, gouverneur generael etc., ter instantie van den commissarys de vivres Johan Baptista de TassisGa naar voetnoot2), heur crediet ofte gelooff gestreckt aen eenen Mattheus de Vos, ontfanger generael etc., voor de somme van twe duysent carolus gulden, blijckende bij descharge van de Finantie etc., daervan |
| |
| |
zijnde, ende op expresse conditie, dat dselve aen deerste beede ofte petitie van zijne Ma.teyt gecort ende affgetrocken zall worden, ergo hier. |
2000 g. |
Somma van de leeningen gedaen bij de vijff ecclesiën int generael beloopt 3350 g. |
|
| |
Dye kercke van den Dom.
Item dye executoiren van mijn heere dye Domproest zaliger memoriën hebben aen handen van mr. Willem van Dyemen, raidt ordinaris shooffs provinciaels van Utrecht, geleent deur ordonnantie ende begeerte van mijn genadigen heere dye grave van Boussu voirscr., omme tot leeninge ende onderhout van de soldaten van zijne Ma.teyt onder zijne Genade regimente wesende te strecken, blijckende bij zijn G. hantschrift, de somme van 1000 g.
Item noch heeft heer Jacob van Poelenborch, canonick der kercken ten Dom tUtrecht, deur ernstich versouck van mijn heere van Groesbeeck, dier tijt gouverneur van Utrecht, aen hande van mr. Anthonis van Grispe, raidt ordinairis, omme tot leeninge ende onderhoudt van de soldaten leggende binnen Utrecht geëmployeert te worden, geleent dsomme van |
50 g. |
Noch heeft Johan van Wede, canonick derselver kercke, deur ernstlich versouck ende tot behoeff als vooren, aen handen van mr. Johan van Lendt, raidt etc., geleent dsomme van |
25 g. |
Noch heer Maximiliaen van Waelschapple, proost tot Leyden, deur versouck ende tot behoeff als vooren, aen handen van mr. Anthonis van Grispere, raidt etc., geleent dsomme van |
50 g. |
Noch heer Henrick Hoeff, vicaris in den Dom, ten versoucke ende behoeve als vooren, aen handen van mr. Jan van Lent, raidt etc., geleent dsomme van |
20 g. |
Somma van de geleende penningen der heeren van den Dom 1145 g. |
|
| |
Dye kercke van Oudemunster.
Item heer Gerrit Ram, canonick tot Oudemunster, ten |
| |
| |
versoucke van mijn heere van Groesbeeck, gouverneur voirgenoemt, ende tot behoeff van de soldaten liggende in de stadt Utrecht, aen handen van mr. Anthonis Grispere, raidt etc., geleent dsomme van |
50 g. |
Noch heer Jacob van Moerendael, tot behoeve, versouck ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
50 g. |
Noch mr. Jacob van Cuynretorff, canonick der kercke voirscr, ten versoucke, behoeff ende aen handen voirscr., geleent dsomme van |
30 g. |
Noch mr. Heyman Ruysch, canonick van Oudemunster voirnoemt, ten versoucke, behoeve ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
40 g. |
Somma van der kercke van Oudemunster 170 g. |
|
| |
Die kercke van St. Pieters.
Item dye scholaster van St. Pieters, heer Cornelis Uuyteneng, deur versoucke ende ten behoeve als voren, geleent aen handen van mr. Johan van Lent, raidt etc., dsomme van |
40 g. |
Noch mr. Jacob Verhair, canonick derselver kercken, tot versouck ende ten behoeve als voren, geleent aen handen van mr. Willem van Dyemen, raidt etc., dsomme van |
20 g. |
Noch heer Thyman Knijff, canonick der voirscr. kercke, ten versoucke, behoeve ende in handen als vooren, geleent dsomme van |
20 g. |
Somma van dye van St. Pieters 80 g. |
|
| |
Dye heeren van St. Jans.
Item dye proest van St. Jans Montzima heeft, ten versoucke ende behoeve als vooren, aen handen van mr. Anthonis van Grispe, raidt etc., geleent dsomme van |
50 g. |
Noch heer Adriaen van Zuylen, deecken St. Jans, ten versoucke ende behoeve als boven, aen handen van mr. Willem van Dyemen geleent dsomme van |
25 g. |
Noch mr. Gerrit Knoop, canonick aldaer, ten versoucke ende behoeve voirscr., aen handen voirscr. die some van |
32 g. |
| |
| |
Noch heer Jan van Castro, canonick St. Jans, aen handen, ten versoucke ende behoeve als vooren, geleent |
32 g. |
Noch mr. Aert van Esch, canonick der kercken voirscr., ten behoeve, versoucke ende aen handen voirscr., geleent dsomme van |
20 g. |
Noch mr. Jan van der Borch, vicaris aldaer, geleent als vooren dsomme van |
32 g. |
Somma van de kercke van St. Jans 191 g. |
|
| |
Dye kercke van St. Mariën tUtrecht.
Item mijn heer dye deecken van Hoochlandt heeft ten versoucke ende behoeve als vooren, aen handen van mr. Anthonius Grispere geleent dsomme van |
100 g. |
Noch mr. Jan van Drolshagen, scholaster van St. Mariën, ter requisitie, behove ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
100 g. |
Item Collart, canonick aldaer, ten behoeve, versoucke ende aen handen voiscr., geleent dsome van |
40 g. |
Noch heer Wijer Schuyringh, canonick der kercken voirscr., ten behoeve ende versouck als vooren, aen handen van mr. Willem van Dyemen, raidt etc., geleent dsomme van |
20 g. |
Noch heer Bartholomeus Gesee, canonick aldaer, ten versoucke, behoeve als voren, ende aen handen van mr. Anthonius van Grisper, geleent dsomme van |
30 g. |
Noch mr. Lambert van den Burch, canonick aldaer, ten behoeve, versoucke ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
32 g. |
Noch heer Gerrit van Wijckersloot, ten behoeve, versoucke ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
50 g. |
Noch Apshoven, canonick, geleent aen handen, ten verversoucke ende behoeve als boven dsomme van |
25 g. |
Noch heer Gerrit Anthonissen, vicaris der kerken van St. Mariën voirgenoemt, ten behoeve ende versoucke als voren ende aen handen van mr. Jan van Lent, raidt etc., geleent dsomme van |
20 g. |
Somma van de heeren van St. Mariën 442 g.Ga naar voetnoot1). |
|
| |
| |
Somma sommarum van geleende penningen bij de vijff godtshuysen int particulier |
2003 g.Ga naar voetnoot1). |
Sommarium van de geleende penningen bij de vijff ecclesiën, zoe int generael als particulier, geleent beloopt 5353 g. |
|
| |
Leeninge gedaen bij den twe clergie int generael.
In den eersten zoe hebben dye van de tweede clergie, als abten ende conventen binnen Utrecht residerende, mitte vijff ecclesiën van Utrecht, deur schrijven van den hertoge van Alva etc., ter instantie van de commissaris des vivres Jehan Baptista de Tassis, op conditie als vooren van de vijf ecclesiën geseyd is opgebrocht, blijckende bij de descharge voirnoemt |
1324 g. |
Noch zoe hebben dye van de twe clergie voirser. geleent aen handen van mijn genadigen heere van Boussu, gouverneur etc., tot leeninge ende onderhout van zijne soldaten, blijckende bij zijne G. recipisse ende obligatie |
851 g. |
Somma van de leeninge generael van de twee clergie 2175 g. |
|
| |
Leeninge gedaen bij de conventen int particulier.
In den eersten heeft dye landtcommandeur van UtrechtGa naar voetnoot2), ten versoucke van mijn heere van Groesbeeck, gouverneur etc., tot leeninge ende secours van de soldaten liggende binnen Utrecht, aen handen van mr. Willem van Dyemen, raidt ordinaris etc., geleent dye somme van |
25 g. |
Noch heeft dye prior ende convente van St. Pauwels tUtrecht geleent, ten versoucke ende behoeve als vooren ende dat aen handen van mr. Anthonis van Grispe, raidt etc., dsomme van |
400 g. |
Noch dye baleye van UtrechtGa naar voetnoot3), tot behoeff ende versoucke als vooren, aen handen van mr. Willem van Dyemen geleent dsomme van |
24 g. |
| |
| |
Noch geleent bij de prior ende convente van de Regulieren, ende pater ende mater van de BrantolyeGa naar voetnoot1), binnen Utrecht, tot behoeff ende versouck als vooren ende aen handen van mr. Anthonis van Grispere, dsomme van |
90 g. |
Noch hebben dye van de Carthuysers buyten UtrechtGa naar voetnoot2), ten versoucke, behoeve ende aen handen als vooren, geleent dsomme van |
60 g. |
Noch dye vrouwe van ReynsborchGa naar voetnoot3), wonende binnen Utrecht, aen handen van den raitsheer Bruxelles, ten versoucke ende behoeve als vooren, geleent |
12 g. |
Noch mijn vrouwe van Outwijck heeft geleent, ten versoucke ende behoeve als boven, aen handen mijnheer van Dyemen, raidt etc. |
32 g. |
Noch mijn vrou van St. Servaes heeft geleent, ten behoeve ende versoucke als vooren, aen handen van Grispe |
40 g. |
Noch het convent van St. Ceciliën heeft geleent als voren aen handen van mijnheer Bruxelles |
6 g. |
Noch heeft het convent van Hiërusalem geleent aen handen van Grispere, ten versoeck ende behoeve als vooren, dsomme van |
25 g. |
Noch het convent van de BrantolyeGa naar voetnoot1) heeft ten versoucke ende behoeve als vooren aen handen van Grispere geleent dsomme van |
40 g. |
Noch het convent van Betlheem, tot behoeff, versouck ende aen handen van mr. Jan van Lent, dsomme van |
20 g. |
Somma van de leeninge bij den convente int particulier gedaen 774 g.
Somma van de leeninge van de 2e clergie, zoe int generael als particulier, beloopt 2949 g.
Somarium van de leeningen in als bij de vijff ecclesiën ende twe clergie, zoe int generael als particulier gedaen, beloopt ter somme toe van 8302 g.
| |
| |
Andere leeninge, verschot van penningen bij Louff van der Hair, cameraer van de drye Staeten slants van Utrecht, zoe deur bevel van den gouverneurs, raide provinciael, alsdoen representerende dye Staeten van de landen van Utrecht, als capiteynen, hopluyden etc., voor ende bij de Staeten slants van Utrecht gerestitueert zijnde nae gedaenGa naar voetnoot1) uuyter Staeten burse ende gelt, waervan dye ver(i)ficatiën berusten onder mr. Floris Thin, ergo te vergeeffs dselve hier specifice te stellen.
| |
Louff van der Hair, camerair.
In den eersten zoe heeft Louff van der Hair, camerair van de voirser. Staeten, deur bevel, zoe van de gouverneurs in de tijt, van den hove provinciael van Utrecht ende anders, zoe tot behouff, leeninge van de soldaten, als tot schansgelt ende andere nootelijcke diensten van Co. Ma.teyt, uuyt der Staten gelt betaelt dsomme van |
24033 g. 14 st. |
Waeraff specificatie als voren is in handen van mr. Floris Thin. |
|
Noch opgebrocht volgende tconsent van de Staeten mijn genadigen heere van Lannoye, naet schrijven van zijne Excellencie, dat dije dorpen eensdeels opgebrocht, eensdeels aen hopluyden ende bevelhebbers deur ordonnantie van mijn genadigen heere van Lannoye voirser. betaelt hebben, dsomme van |
9000 g. |
Noch deur bevel van de voirschreven Staeten heeft dvoirser. camerair betaelt ende geleent an handen van den pagador, deur ernstich versouck ende begeerte van mijn heer van Hierges, stadthouder etc., omme daermede te succoureren het grauwe, liggende tot Amsterdam opte scheepen, blijckende bij zijne Genade hantschrift, |
3000 g. |
Somma tgeene Louff van der Hair als camerair geleent ende betaelt heeft, bedraecht in als 36033 g. 14 st. |
| |
| |
| |
Leeninge bij dye regierders der stadt Utrecht gedaen. Bij specificatie hiernae volgende.
In den eersten zoe hebben dye voirschreven regierders van de stadt Utrecht in de maent van Junio 67, deur het schrijven ende ernstelijck versouck van de hertoginne van Parma etc., gelooft ende daernaer verschooten ende betaelt tot betalinge van twe venlen knechten in dienste van zyne Ma.t, gelegen hebbende opte Vaert, blijckende bij deselve missive, ende obligatie van Lancelot Parasis, commis van den tresorier generael van der oirlogen Aert Molckeman, van |
7068 g. 10 st. 8 p. |
Item volgende dselve missive hebben dyeselve regierders gelooft, voor tgeene 50 soldaten, dye extraordinaris op Vredenborch gelegen hebben ende affgedanct worden, ten achteren waeren, beloopende ter somme van |
484 g. 6 st. 8 p. |
Noch hebben dvoirnoemde regierders tot interest betaelt van de voirscr. 7068 g. des jairs 441 g. 15½ st., beloopende voor zeven jaeren, beginnende 16en Augusti 1567 ende eyndende den 16en Augusti 1574, tsamen |
3092 g. 8 st. 6 p. |
Item rest noch den burgeren van Utrecht aen den regimente des grave van Meghen, welcke penningen dye Ma.teyt geprofiteert heeft volgende dye attestatie van de commissaryen Sigonia ende Lancelot Parasis, mitsgaders zeeckere missive van mijn genadigen heere van Meghen |
3821 g. 18 st. 6 p. |
Item opten 16en Decembris 1571 heeft dye stadt Utrecht geleent don Hernando de Tolledo, mestre de campo van de tierze van Lomberdijen, 250 daelers, tstuck tot 31 stuvers, dye noch onbetaelt gebleven zijn, ende noch daernae 400 dalers als boven, oick onbetaelt zijnde, belopende tsamen |
1007 g. 10 st.Ga naar voetnoot1). |
Noch dye Spaensche soldaten op Vredenborch geleyt |
| |
| |
geleent tot twemael tsamen 64 daler, volgende tschrijven van mijn genadigen heer dye grave van Boussu, stadthouder etc., ende blijckende bij obligatie van den capiteyn Arana, ende beloopt |
99 g. 3 st. |
Noch den 23en Augusti 1572 hebben dvoirnoemde regierders, tot onderhoudt van den Duytschen knechten binnen deeser stadt leggende onder tregiment des grave van Boussu etc., geleent aen handen des heeren van Groesbeeck volgende zijne obligatie |
350 g. |
Noch den 25en Augusti |
250 g. |
Noch den eersten Novembris |
900 g. |
Noch den 11en Novembris |
900 g. |
Noch den 10en Decembris |
500 g. |
Noch den 24en Decembris |
200 g. |
Noch den 14en January 1573, tot onderhoudt als boven, hopman Mathijs Oirt ende Courtdoever, te samen |
200 g. |
Noch den 20en January dselve |
200 g. |
Noch den 26en January Oort, Snaeter, Keetel ende Kordoever, hopluyden, tsamen |
400 g. |
Noch dieselve den vijffden February |
400 g. |
Noch den 8en February Snaeter ende Cordoever tsamen |
400 g. |
Noch hopman Ketel |
100 g. |
Noch den 10en February hopman Mathijs Oirt |
100 g. |
Noch den 11en February dselve |
100 g. |
Noch den 19en February Ketel ende Snaeter |
400 g. |
Noch denselven daege Ooirt ende CordoverGa naar voetnoot1) |
400 g. |
Noch den 3en Marty Ketel, Snaeter ende Oirt tsamen |
600 g. |
Noch den 10en Marty Ketel, Cordoever, Snaeter, Oirt, tsamen |
400 g. |
Noch den 16en Marty dselve vier hopluyden. |
800 g. |
| |
| |
Noch den eersten AprilisGa naar voetnoot1) ende Cordoever |
400 g. |
Noch den 12en Aprilis Oirt ende Ketel |
400 g. |
Noch den 21en Aprilis Oirt ende Doever |
400 g. |
Noch den 26en Aprilis Ketel |
200 g. |
Noch den lesten Aprilis Oirt ende Doever. |
400 g. |
Noch den 11en May Oever ende Ketel tsamen |
402 g. |
Noch den 30en May Oirt ende Ketel |
400 g. |
Noch den 10en Juny aen Ketel |
200 g. |
Noch tenselven dage hopman Breeckwolt |
100 g. |
Noch den 22en Juny dieselve |
100 g. |
Noch tenselven daege Cordoever |
50 g. |
Noch den vijffden July Breeckwolt |
100 g. |
Noch tenselven dage Cordoever |
50 g. |
Den 17en July aen Breeckwolt |
100 g. |
Cordoever |
50 g. |
Noch den 27en July Breckwoldt |
100 g. |
Noch den achten Augusti dselve |
100 g. |
Noch den 16en Augusti |
100 g. |
Noch den 26en Augusti |
100 g. |
Noch den vierden Septembris |
100 g. |
Noch den 13en Septembris |
100 g. |
Noch den 22en Septembris |
100 g. |
Noch den 2en Octobris |
100 g. |
Noch den 12en Octobris |
100 g. |
Noch den 22en Octobris |
100 g. |
Noch den lesten NovembrisGa naar voetnoot2) drie ende tseventich |
100 g. |
Noch hebben dye voirnoemde regierders tot onderholdinge van tleger voir Haerlem geconsenteert hoer credict te geven ende zijne Ma.t te assisteren bij leeninge, te corten van de eerste petitie, ter somme toe van 6000 g., welcke somme zij diensvolgende tot onderhoudenisse desselffs legers aen broot, bier, gelt ende anders gefurneert ende opgebrocht hebben, breder vermogens de particulier rekeninge, ergo hier |
6000 g. |
Noch aen mijn genadigen heer van Hierges, volgende zijn handt, geleent tot onderhoudinge van de soldaten |
800 g. |
| |
| |
Somma van de geleende ende verschote penningen van dye van de stadt |
34425 g. 18 st.Ga naar voetnoot1) |
| |
Leeninge ende verschot van penningen gedaen bij dye van Amersfoirt ende andere kleyne steeden. Amersfoirt.
Item noch hebben dye van de stadt Amersfoirt tot behoeff van de soldaten van de Ma.teyt geleent ende deur diversche ordonnantiën van de gouverneurs, capiteynen etc., opgebrocht ende tot dienste van deselve zijne Co. Ma.t tot diversche stonden verstreckt, waervan breeder specificatie berust onder mr. Floris Thin, advocaet van de Staeten voirscr., dsomme van |
7150 g. |
Ende dat behalven noch alzulcke schaede als zij gehadt hebben deur de peerden tot 2 benden, dyewelcke deur ordonnantie van mijn heere van Boussu, stadthouder etc., in der stadt van Amersfoirt geleyt wardenGa naar voetnoot2), bedragende totter somme van thien duysent guldens. |
|
| |
Rhenen.
Noch dye van de stadt van Rhenen tot dienste van zijne Ma.t geleent ende verstrect ter somme van 6000 g. |
Daeraff specificatie is onder mr. Floris voirser. |
|
Boven noch 60 g. tot behoeff van den 200 gevangenen Engelsen gedaen, ende honder(t) gulden naederhant den hopman Loozecat tot behoeff van zijne knechten gedaen, facit |
160 g. |
| |
| |
| |
Wijck.
Item hebben dye van de stadt Wijck verscheyden leeninge deur ordonnancie van de gouverneurs gedaen, als hier bij specificatie volgt. |
|
In den eersten hopman Finckenborch geleent tot leeninge van vijftich soldaten, dye nae zijn vertreck binnen Wijck gebleven waeren, volgende tschrijven van mijn genadigen heere van Boussu etc |
20 g. |
Noch hopman Breeckwolt geleent volgende zijne obligatie |
250 g. |
Noch denselven hopman geleent volgende zijne obligatie van date den 13en Novembris 1572 |
101 g. |
Noch denselven hopman geleent volgende zijne obligatie van date den 29en January 1575 |
110 g. 12 st. |
Noch hebben dye burgeren der stadt van Wijck geleent dye soldaten in haere huysen leggende elcx een halven daler, belopende |
200 g. |
Noch hebben dye van de stadt Wijck geleent tot behoeff van zijne Ma.ts leger, leggende voor Haerlem, zess last weyts, waervoer beloeft es te betalen |
952 g. 10 st. |
Noch gelevert opten huyse van Duersteeden tot provisie van meel, boter, kaes ende anders, aen don Diego de Cordua, bedragende |
100 g. |
Noch denselven Diego, gouverneur van den huyse voirscr., tot onderhoudinge ende leeninge van 50 soldaten opten huyse voirscr. leggende, geleent ende verhantreyckt dsomme van |
487 g. 10 st. |
Noch den lieutenant van de Hoochduytschen van den regimente van Charles Foucker geleent tot leeninge van zijne soldaten |
8 g. |
Noch hopman Lindens knechten geleent bij den burgeren, doen zij aldaer eerst binnen Wijck quamen, acht dagen lanck elcke knecht deur versouck van de voirscr. hopman des daechs twe stuvers, bedragende ter somme toe van |
240 g. |
Noch denselven hopmans forier geleent ende angetelt tot leeninge van deselve knechten, volgende het schriftelick bevel van de stadthouder, den grave van Roche, van date den 11en Aprilis 1574 |
325 g. |
Noch hopman Liendens knechten, bij den borgeren |
|
| |
| |
elcke knecht in haere huysen geleent den tijt van acht daegen, volgende tschriftelijck bevel voirscr., sdaechs twe stuvers, beloopende |
240 g. |
Noch dvoirscr. knechten geleent, volgende tschriftelijck bevel voirscr. in date den 12en July 1574, |
162 g. 10 st. |
Noch dye knechten voirscr. geleent deur bevel als vooren, geleent den 12en July 1574 |
108 g. |
Noch denselven soldaten geleent volgende tschriftelijck bevel als boeven in date den 25en July 1574 |
63 g. |
Noch dye vendrich van hopman Loozecat mit eenige knechten binnen Wijck leggende, deur tschrijven van den grave van de la Roche, stadthouder etc., geleent 44 daelers volgende zijne obligatie van date den 7en Septembris 1574 |
66 g. |
Somma van al de geleende penningen van dye van Wijck |
3434 g. 2 st.Ga naar voetnoot1). |
| |
Montfoirt.
Noch hebben dye van de stadt Montfoirt geleent in alles, achtervolgende specificatie daervan zijnde ende onder mr. Floris Thin voirscr. berustende, tot dienst van zijne Ma.t dye somme van |
6793 g. |
Somma van de vier steden beloopt 23537 g. 2 st.
Sommarum van de stadt ende vier steden slants van Utrecht 57963 g.
Andere leeninge gedaen int particulier bij de burgeren ende inwoonders der stadt Utrecht, duer ernstich versouck van mijn heer van Groesbeeck, alsdoen gouverneur van Utrecht, aen handen van zeeckere gecommitteerden uuyten raide provinciael van Utrecht, als namentlick mrs. Willem van Dyemen, Johan van Lent, Anthonis van Grispe ende Bruxelles.
Particuliere leeninge bij den burgeren ende ingezetenen van Utrecht gedaen.
In den eersten zoe hebben diversche burgeren ende |
|
| |
| |
ingezetenen der stadt Utrecht, te ernstiger versoucke van mijn heer van Groesbeeck, volgende particuliere specificatie bij mr. Willem van Dyemen, raidt etc., gemaect, an handen van denzelven Dyemen geleent tot leeninge ende onderhoudt van de soldaten leggende doen ten tijt binnen Utrecht, behalven dye geestelicheyt, dye voorens gestelt zijn, dsomme van |
449 g. 16 st. |
Noch hebben diversche burgeren, ten versoucke ende behoeve als vooren, aen handen van mr. Jan van Lent geleent dye somme van |
538 g. |
Noch heeft mr. Anthonis van Grispere, tot versoeck ende behoeff als vooren, van diversche burgeren ende ingesetenen der stadt Utrecht ontfangen, volgende een specificatie bij hem daeraff gelevert, dsomme van |
386 g. 4½ st. |
Noch heeft den raidt provinciael van Utrecht, tot behoeff ende versouck als vooren, mit huere suppoosten gelcent dsomme van |
150 g. |
Volgende dvoirscr. specificatie van Grispere. |
|
Noch hebben dyversche burgeren ende ingesetenen, tot behoeff ende onderhoudt als vooren, aen handen van Bruxelles, commissaris, volgende zijne handt ende specificatie, geleent ende opgebrocht dye somme van |
480 g. 10 st. |
Noch hebben verschooten Dirck de Goude, als ontfanger van de exploieten slants van Utrecht, en Jan Bacx, als rentmeester van de Co. Ma.ts demeynen van de heerlicheyt ende landen van Vyanen, duer requisitie ende expres bevel van thoff provinciael van Utrecht, aen handen van den heere van Groesbeeck, als stadthouder doen ter tijt der stadt Utrecht, omme leeninge te doen dye soldaten liggende doen ter tijt binnen Utrecht, te weeten mr. Dirck de Goude 1221 g. int particulier geleent, ende mr. Jan Bacx 500 g. Ende dit al volgende hairluyder specificatie ende quitantiën. Ende alsoo dye van de Finantie boven deese penningen in rekeninge nyet en willen passeeren, is wel redenen, dat dselve alhier gestelt worden, als gedaen tot leeninge van de knechten ende notoir prouffyt van zijne Ma.t. |
|
Soma van deese vier commissaryen beloopt |
3725 g. 10½ st. |
| |
| |
Soma somarium van de vijff ecclesiën ende twee clergiën int generael als perticulier, dye camerair van de Staeten, stadt, steeden ende burgeren, mitsgaders dye rentmeesters int generael ende particulier, beloopt in als |
106024 g. 4½ st. |
Behalven dye dorpen ende platte landen, van wyens leeningen het bewijs ende verificatie eensdeels es berustende onder mr. Floris Thin, eensdeels en is noch ter tijt nyet pertinentelijck aengebrocht. |
|
(Rijksarchief in Utrecht. Staten-archief nr. 172.)
| |
II. Aanteekening van N.N. over de betaling en afdanking van troepen (Juni 1577).
Zal noodich wesen van den Staten van Utrecht wegen te doen publiceren, dat alle dorperen oft officiers van denselven in der ijl overbringen alle hantscriften van den hopluyden ofte bevelhebberen, ten eynde men dieselve mach den voergenoemden hopluyden corten.
Item zoo de weduwe van Jan van EckGa naar voetnoot1) ende de schout van Werckhoven eenighe brieven onder hem hebben, zoude wel behooren, dat men hem dieselve affnaeme.
Item te solliciteren, dat iemant van den Staten geliefde present te wesen, als Haussart de hantscriften van den hopluyden zal overleveren, ten eynde die voergenoemden Staten moegen weten, wattet hen profiteren zal mogen.
Oock eenighe requisitoriaelbrieven aen den grave van Culemborch, ten eynde sijne G. gedooghen wille, dat men daer die affrekeninge maecke.
Item de Staten aen te geven, dat ick op de Vaert wesende, zal overschicken de brieven, waerbij blijckt, dat het regiment des graven van Boussu affgedanckt isGa naar voetnoot2).
Item dat haer E. gelieve te scrijven, wat tijde ick hier gearriveert zij.
| |
| |
Item te ver..... van mr. Jan van We ende Lynden an den regierders van de stadt.
(Rijksarchief in Utrecht. Staten-archief nr. 149.)
| |
III. Uittreksel uit de rekening van ontvangsten en uitgaven ten behoeve van de versterking aan De Vaart, 1574-1576.
Rekeningen ende bewijs Louffs van der Haer, cameraer van den dryen Staten slants van Utrecht, van seeckere omgeslaegen penningen, die bij den dryen Staten voorgenoempt, onderGa naar voetnoot1) approbatie van den hove van Utrecht in date den sevenden Augusti anno vier ende tseventich, opten dorpen van 't Overquartier uuytgesedt ende ommegeslagen zijn geweest, diewelcke bij den voirscr. cameraer geëmployeert sijn in sterckmakinge ende scansinge van de Vaert etc., gereeckent in ponden, schellingen ende penningen van veertich grooten Vlaems tpondtGa naar voetnoot2).
Ontfangen voor deerste settinge, gedaen den sevenden Augusti anno vier ende tseventich.
Die Vaert is gesedt ende heeft opgebrocht die somme van |
13 £ 10 sc. |
't Overeyndt Jutphaes es gesedt op |
13 £ 10 sc. |
Tull ende 't Waell es gesedt op |
9 £. |
Goye ende Houten es gesedt op |
58 £ 10 sc. |
Schalckwijck es gesedt op |
63 £. |
Werckhoven es gesedt op |
45 £. |
Den Dwersdijck es gesedt op |
22 £ 10 sc. |
Bunnick ende Vechten es gesedt op |
27 £. |
Odijck es gesedt op |
18 £. |
| |
| |
Die Bilt es gesedt op |
18 £. |
Cothen es gesedt op |
31 £ 10 sc. |
Seyst ende Driebergen es gesedt op |
31 £ 10 sc. |
Doorn es gesedt op |
27 £. |
Derthuysen es gesedt op |
13 £ 10 sc. |
Overlambrouck es gesedt op |
9 £. |
Nederlambrouck |
13 £ 10 sc. |
Sterckenborch |
4 £ 10 sc. |
Leersem es gesedt op |
9 £. |
Amerongen es gesedt op |
9 £. |
Prima Somme 450 £. |
|
Die tweede raminge bij den Staten voirscr. gedaen opt behaegen ende approbatie van den hove van Utrecht in date den 27en Augusti vier ende tseventich. |
Ga naar voetnoot1) |
Die deerde raminge bij den Staten voorscr. gedaen opten quartier van Eemlandt, tNederquartier ende Overquartier, daermede te vervallen die voorder oncosten van de fortificatie van de Vaert den twintichsten Decembris anno vier ende tseventich.
tGerecht van Leusden met sijn bancken zijn gesedt op |
175 £. |
Woudenborch met sijn gerechten es gesedt op |
175 £. |
Soest, Baeren met haer gerechten |
175 £. |
Emmenesse buyten ende binnensdijcx |
175 £. |
Bunschoten ende Eembrugge |
100 £. |
tNederquartier. |
|
Abcoude mit sijn gerechten |
180 £. |
Nichtevecht |
50 £. |
Overmeer |
30 £. |
Cortehouff mit sijn gerechten |
80 £. |
Loenen ende Loenresloot |
90 £. |
Ruyweell |
30 £. |
Brueckelen mit sijn gerechten |
80 £. |
Marsen met sijn gerechten |
70 £. |
| |
| |
Suylen |
45 £. |
Westbrouck |
80 £. |
Oostveen |
90 £. |
Lopick |
90 £. |
tNedereynt van Jutphaes |
50 £. |
Galecop met Papendorp, Ouden Rijn ende Heycop |
60 £. |
Meern ende Velthuysen |
50 £. |
Cockengen ende tSuydteyndt van Portengen |
40 £. |
Vleuten, Themaet ende de Haer |
100 £. |
tOverquartier. |
|
|
Ga naar voetnoot1). |
3a Somma 2451 £ 10 sc. |
|
Die vierde uuytsettinge bij den gedeputeerden van den Staten gedaen tot fortificatie als vooren, ende dat duer expres beveell van mijn genadigen heer van Hirges, stadthouder, ende uuyt speciaell beveell van den Staten den 20en Maye 75. |
Ga naar voetnoot2). |
Hermelen mit sijn gerechten, alsoe sij mit deese reyse viermaell nyet gecontribueert en hebben, tot rentgelt gegeven hebben totte voorscr. fortificatie |
500 £. |
4a Somma 936 £ 10 sc. |
|
|
Vijffde uuytsettinge gedaen bij den gedeputeerden van de drye Staten slants van Utrecht tot fortificatie ende reparatie van de Vaert, ende dat deur expres beveell van mijn genadigen heer van Hirges, stadthouder etc., ende uuyt speciaell beveell van denselven Staten den 16en February anno 76. |
Ga naar voetnoot3). |
| |
| |
Seste raminge gedaen bij den Staten van Utrecht den 19en July 1500 zes ende tseventich, tot fortificatie ende reparatie van de Vaert. |
Ga naar voetnoot1). |
Totalis somme van alle den ontfange deser rekeninge 5125 £ 10 sc. |
|
| |
Uuytgeven.
Penningen gereeckent ontfangen ende nyet ontfangenGa naar voetnoot2). |
|
Harmelen met sijn gerechten in de vierde uuytsettinge |
491 £. |
Vleuten, Themaet ende de Haer in de derde raminge |
48 £ 15 sc. 7 d. |
Meern ende Velthuysen in de derde raminge |
50 £. |
Schalckwijck in de leste raminge. |
7 £. |
Belopende tsamen |
596 £ 15 sc. 7 d. |
(Rijksarchief in Utrecht. Staten-archief nr. 154.)
| |
| |
| |
IV. Specificatie van de verschotten van de dorpen in het Overkwartier, 1573-1575.
Specificatie van alle alzulcke leningen als die dorpen vant Overquartier slants van Utrecht in den jaren 1573, 74 ende 75 verleden, volgende dordonnantiën van den stadthouders ende den hove provinciael van Utrecht, hebben moeten doen tot onderhout van Zijne Ma.ts soldaten in tselve quartier ende daeromtrent gelegen hebbende.
Ende eerst van zekere leningen, dairvan generale quitantiën zijn van de hopluyden, die vanwegen de voerscr. dorpen tgelt ontfangen hebben: |
|
In den eersten betaelt ende opgebracht bij de voirscr. dorpen het onderhout van de knechten van hopman Court Dover, op de Vaert in garnisoen gelegen hebbende 11 weken lang, dairvan den 6en Septembris 1573 den eersten termijn verschenen was, alle weeck tweehondert gulden, maeckende tesamen |
2200 gulden. |
Blijckende bij ordonnantie van den hove van Utrecht ende die quytantiën van de 11 termijnen tesamengehecht, geteeckent A 1Ga naar voetnoot1). |
|
Noch opgebrocht an handen van monsieur de Lettres tot leninge ende onderhout van zijn soldaten |
180 gulden. |
Blijckende bij ordonnantie ende quytantie geteeckent B 1Ga naar voetnoot2). |
|
Noch opgebrocht an handen van mijn genadigen heer |
|
| |
| |
die vrij- ende banreheer van Hyrges, stadthouder, tot leninge ende onderhoudinge van hopman Snater ende hopman Ketels knechten |
400 gulden. |
Blijckende bij zijn Genades quytantie geteeckent C 1Ga naar voetnoot1). |
2780 £Ga naar voetnoot2). |
Leningen gedaen bij die van Goey, Houten, Schonauwen ende Oudewulven. |
|
In den eersten tot onderhout van hopman Hertich Breeckwolts knechten, leggende te Wijck, opgebrocht alle thien dagen dertich gulden, daervan den eersten termijn betaelt es den 25en February anno 73 ende soe voerts tot 17 termijnen toe, maickende tesamen |
510 gulden. |
Noch opgebrocht tot onderhout van de bende van den heer van Ville, leggende tot Renen, alle seven dagen veertich gulden, daervan teerste termijn betailt es den 14en Marty anno 73, ende dat tot 20 termijnen toe, maickende tesamen |
800 gulden. |
Johan van Erp, lutenant van hopman Lienden, leggende opte Vaert, tot leninge opgebrocht de somme van |
80 gulden. |
Noch deur ordonnantie van mijn heer van Hyrges, stadthouder etc., opgebrocht, tot onderhout van de knechten van hopman Lienden, vier leningen, elcx tot 60 gulden, facit |
240 gulden. |
Noch opgebrocht tot toerustinge van een schip van oirloge |
106 g. 16 st. |
Somma 1726Ga naar voetnoot3) guldens 16 stuvers. |
|
| |
| |
Leningen gedaen bij die van Werckhoven ende den Dwersdijck. |
|
In den eersten tot onderhout van hopman Breeckwolts knechten te Wijck opgebrocht 14 leningen, alse die van Werckhoven telcken 30 gulden, ende den Dwersdijck telcken seven gulden vijf stuvers, maickende tesamen |
521 gulden 10 st. |
Blijckende bij verscheyden quytantiën tesamen gehecht ende geteeckent D 1Ga naar voetnoot1). |
|
Ende alsoe de knechten ende beveelhebbers van den voirscr. hopman tot diversche stonden int dorp quamen ende teerden in de herbergen, soe hebben zij den huysluyden genomen ende aan reet gelt offgeschat ter somme van |
80 guldenGa naar voetnoot2). |
Noch opgebrocht tot onderhout van de bende van den here van Ville 20 leningen, elcx tot 40 g. 6 st. 4 p., te weten die van Werckhoven telcken 32 g. 5 st., ende den Dwersdijck de reste, beloipende tesamen |
806 gulden 5 st. |
Blijckende bij versceyden quytantiën ende andere stucken, soeveel die van Werckhoven aangaet, tesamen geteeckent D 2Ga naar voetnoot3). Ende den Dwersdijck is gewoenlick te geven tvijfdendeel, daer Werckhoven met den Dwersdijck tesamen op geseth worden. |
|
| |
| |
Noch het onderhout van de knechten op thuys te Duerstede gelegen hebbendeGa naar voetnoot1), opgebrocht bij die van Werckhoven tesamen |
52 g. 10 st. |
Bij ordonnantie ende quytantie geteekent D 3Ga naar voetnoot2). |
|
Ende bij die van den Dwersdijck |
24 g. 10 st. |
Noch door Diego de Cordua tot behouff als boven geleent |
6 g. |
Bij quytantie geteeckent D 4Ga naar voetnoot3). |
|
Noch denselven |
20 g. |
Bij quytantie geteekent D 5Ga naar voetnoot4). |
|
Noch tot onderhout van de knechten van hopman Snater ende Ketel, te Buesicum leggende, geleent |
70 g. |
Bij quytantie geteekent D 6Ga naar voetnoot5). |
|
Noch den voirscr. Snater |
60 g. |
Bij quytantie geteekent D 7Ga naar voetnoot6). |
|
Noch tot onderhout van de knechten van hopman Lienden an de Vaert leggende, tot 3 reysen, tesamen |
255 g. |
Bij quytantie geteeckent D 8Ga naar voetnoot7). |
|
Noch opgebrocht tot toerustinge van een schip van oirlogeGa naar voetnoot8) |
65 gulden. |
Leningen gedaen bij die van Schalckwijck. |
In den eersten tot onderhout van hopman Breeck- |
| |
| |
wolt knechten te Wijck 17 termijnen, elcx tot 30 g., facit |
510 gulden. |
Noch tot onderhout van de bende van den heer van Vile te Renen geleent 20 termijnen, elcx tot 40 g., facit |
800 g. |
Noch Jan van Erp, lutenant van hopman Lienden, tot onderhout van zijn knechten |
70 g. |
Noch hopman Lienden drie leningen, elcx tot 58 gulden, facit |
174 g. |
Noch hopman Zwart twee leeningen, elcx tot 90 g., facit |
180 g. |
Noch opgebrocht tot toerustinge van een schip van oirloge |
84 gulden. |
Somma 1808Ga naar voetnoot1) gulden. |
|
Leningen gedaen bij die van Oijck. |
|
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 14 leningen, elcx tot 14 gulden, facit |
196 gulden. |
Bij quytantiën geteekent E 1Ga naar voetnoot2). |
|
Noch de soldaten op thuys te DuerstedenGa naar voetnoot3) seven leningen, elcx tot 3 g. 10 st., facit |
24 g. 10 st. |
Bij quytantiën geteeckent E 2Ga naar voetnoot4). |
|
Noch de bende van den heer van Vile te Renen 20 leningen, elcx tot 10 g., facit |
200 gulden. |
| |
| |
Bij quitantiën geteeckent E 3Ga naar voetnoot1). |
|
Noch tot hopman Liendens knechten an de Vaert geleent tot 4 reysen, te samen |
95 gulden. |
Bij quytantiën geteeckent E 4Ga naar voetnoot2). |
|
Noch tot onderhout van hopman Snater ende Ketels knechten te Beusichem |
35 g. |
Bij quytantiën geteeckent E 5Ga naar voetnoot3). |
|
Somma 550 gulden 10 stuvers. |
|
Leninge gedaen bij die van Bunnick ende Vechten. |
|
In den yersten an den knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 13 leningen, elcx tot 25 gulden, facit |
325 gulden. |
Bij quytantiën geteeckent F 1Ga naar voetnoot4). |
|
Noch an de bende van den here van Ville 20 termijnen, elcx tot 8 g., facit |
160 gulden. |
Bij quytantiën geteeckent F 2Ga naar voetnoot5). |
|
Noch het onderhout van de knechten van hopman Lienden, an de Vaert leggende, tot 4 reysen geleent |
175 g. 6 st. |
Bij quytantiën geteeckent F 4Ga naar voetnoot6). |
|
Noch opgebrocht tot toerustinge van een schip van oirloge |
53 g. 8 st. |
Bij quytantie geteeckent F 3Ga naar voetnoot7). |
|
| |
| |
Leninghe gedaen bij die van Cothen. |
|
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 17 termijnen, elcx tot 10 gulden, facit |
170 gulden. |
Noch heeft deselve hopman tvoirscr. derp affgeschat tot 2 reysen |
36 gulden. |
Noch don Diego de Cordua acht weken lenings tot de soldaten op DuerstedenGa naar voetnoot1), telcken 2 g. 10 st., facit |
20 g. |
Noch denselven |
12 g. |
Noch denselven 19½ leninge tot de voirscr. soldaten, elcx tot 10 gr., facit |
195 gulden. |
By een generael quytantie geteeckent G 2Ga naar voetnoot2). |
|
Hebben noch moeten opbrengen in den hulck te Wijck van verteerde costen van den capiteyn Benjamin, wesende van den regimente des heren van Pollviller, deurdien hij dreychden mit seven vendelen Walen int derp te willen vallenGa naar voetnoot3) |
65 gulden. |
Noch tot onderhout van hopman Liendens knechten op de Vaert |
100 g. |
Blijckt van 50 g. bij twee quytantiën geteeckent G 3Ga naar voetnoot4), ende dander zijn vermist. |
|
Noch tot onderhout van hopman Snater ende Ketels knechten te Buesichem |
40 gulden. |
Bij quytantie geteeckent G 4Ga naar voetnoot5). |
|
Noch tot rustinge van een scip van oirloge opgebrocht |
28 g. 18½ st. |
| |
| |
Leninge gedaen bij die van Overlangbroeck. |
|
In den yersten an hopman Breeckwolts knechten te Wijck 15 (14) termijnen, elcx tot drie g., facit 45 (42) gulden. |
|
Bij quytantiën geteeckent HGa naar voetnoot2). |
|
Noch de soldaten op thuys te DeurstedenGa naar voetnoot3) acht leningen, elcx tot 15 stuvers, facit |
6 g. |
Bij quytantie geteeckent H 2Ga naar voetnoot4). |
|
Noch deselve soldaten 13½ leningen, elcx tot 3 g., facit |
40 g. 10 st. |
Bij quytantie geteeekent H 3Ga naar voetnoot5). |
|
Noch dofficialen op tselve huys |
12 g. |
Bij quytantie geteeckent H 4Ga naar voetnoot6). |
|
Noch de bende van den here van Ville te Renen gedaen 20 leningen, elcx tot 8 g., facit |
160 gulden. |
Bij quytantiën geteeckent H 5Ga naar voetnoot7). |
|
Noch hopman Losekaets knechten te Wijck gelegen hebbende twee leningen, elcx tot 30 g., facit |
60 gulden. |
Bij quytantiën geteeckent H 6Ga naar voetnoot8). |
|
| |
| |
Noch de forier van den capiteyn van den Laire 45 gulden. |
|
Bij quytantiën geteeckent H 7Ga naar voetnoot1). |
|
Noch tot leninge tot hopman Snater ende Ketels knechten |
13 g. 10 st. |
Bij quytantie geteeckent H 8Ga naar voetnoot2). |
|
Noch an hopman Lienden tot onderhout zynre knechten drie leningen, elcx tot 18 g., facit |
54 g. |
Bij quytantie geteeckent H 9Ga naar voetnoot3). |
|
Noch hopman Snater ende Ketel te Buesicum leggende, deur bedwanck, dairvan zij weygerden quytantie te geven |
32 g. |
Noch hopman Ketel omtrent Paisschen 75 |
7 g., |
daervan hij quytantie weygerden. |
|
Noch den veendrecht van Beernt van Cleeff omtrent Vastellavont 75 |
7 g., |
dair hij oick quytantie of weygerden. |
|
Somma 482 g. |
|
Leninge gedaen bij die van Derthusen. |
|
In den eersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 14 leeningen, elcx tot 6 g., facit |
84 g. |
Bij quytantiën geteeckent I 1Ga naar voetnoot4). |
|
Noch de soldaten op thuys te DeurstedenGa naar voetnoot5) 7 leningen, elcx tot 30 st., facit |
10 g. 10 st. |
Bij quytantiën geteeckent I 2Ga naar voetnoot6). |
|
Noch door Diego de Cordua |
12 g. |
Bij quytantie geteeckent I 2Ga naar voetnoot6). |
|
| |
| |
Noch an de bende van den here van Ville te Renen 20 leningen, elcx tot 6 g., facit |
120 g. |
Bij quytantiën geteeckent I 3Ga naar voetnoot1). |
|
Noch tot behouff van hopman Snater ende Ketels knechten te Buesichem |
33 g. |
Bij quytantie geteeckent I 4Ga naar voetnoot2). |
|
Noch tot behouff van hopman Losekaets knechten twee leningen, elcx tot 30 g., facit |
60 g. |
Bij quytantie geteeckent I 5Ga naar voetnoot3). |
|
Noch mit die van Doirn tot de knechten van den capiteyn van der Laire geleent deur ordonnantie van den stadthouder, te samen |
72 g. |
Bij de ordonnantie overgeleyt onder H 7Ga naar voetnoot4). |
|
Noch an de grave van Oversteyn |
200 g. |
Noch an conte Curtio geleentGa naar voetnoot5) |
50 g. |
Somma 641 gulden 10 stuvers. |
|
Leninge gedaen bij die van Doirn. |
|
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 14 leningen, elcx tot 12 guldenGa naar voetnoot6), facit |
168 gulden. |
Noch de soldaten op thuys te Duersteden 7 leningen, elcxs tot 3 g.Ga naar voetnoot7), facit |
21 gulden. |
Noch de bende van den heer van Ville te Renen 20 leningen, elcx tot 12 g.Ga naar voetnoot8), facit |
240 gulden. |
Somma 429 gulden. |
|
| |
| |
Leninge gedaen bij die van Leerssem. |
|
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te WijckGa naar voetnoot1) |
110 g. |
Noch an de bende van den here van Ville te Renen |
25 g. |
Noch hopman Losekaets vendel in drie partiën, te samen |
86 g. 6 st. |
Bij quytantiën geteeckent L 3Ga naar voetnoot2). |
|
Noch an de knechten van den capiteyn van der LaireGa naar voetnoot3) |
54 g. |
Bij de generaele ordonnantie overgeleyt onder H 7Ga naar voetnoot4). |
|
Somma 275 gulden 6 st. |
|
|
Leninge gedaen bij die van Amerongen. |
|
In den yersten an de bende van den heer van Ville te RenenGa naar voetnoot5) |
213 g. |
Somma per se. |
|
Noch leninge gedaen bij die van Nederlangbroek ende Sterckenborch.
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 15 leningen, elcx tot sess guldenGa naar voetnoot6), facit |
90 gulden. |
Noch an de bende van den here van Ville te Renen twyntich leningen, elcx tot 16 g., facit. |
320 gulden. |
Noch an hopman Losekaets knechten twe leningen, elcx tot 60 g., facit |
120 g. |
Bij quytantiën geteeckent L 3Ga naar voetnoot7). |
|
| |
| |
Noch an den capiteyn van der Laire knechten geleent 9 dagen sdaechs 6 g.Ga naar voetnoot1), facit |
54 g. |
Bij de generaele ordonnantie ende quytantie hiervoren onder H 7 overgelevertGa naar voetnoot2). |
|
Somma 584 gulden. |
|
Leninge gedaen bij die van Sterckenborch alleen. |
|
Noch an de knechten van den capiteyn van der Laire 9 dagen lang sdaechs 2 g.Ga naar voetnoot3), facit |
18 g. |
Bij de generaele ordonnantie hiervoren onder de lettere H 7 overgelevertGa naar voetnoot4). |
|
Per se. |
|
Leninge gedaen bij die van Seyst ende Driebergen. |
|
In den yersten an de knechten van hopman Breeckwolt te Wijck 15 termijnen, elcx tot 26 g.Ga naar voetnoot5), facit |
390 gulden. |
Noch an de bende van den heer van Ville te Renen 12 termijnen, elcx tot 28 gulden, facit |
336 g. |
Noch an de knechten van den capiteyn van der LaireGa naar voetnoot6) |
81 g. |
Bij de generaele ordonnantie overgeleyt onder H 7Ga naar voetnoot7). |
|
Somma 807 gulden. |
|
Leninge gedaen bij die van Hagesteyn.
In den yersten an de knechten van hopman Peter Zwart |
25 g. |
Bij quytantie geteeckent M 1Ga naar voetnoot8). |
|
| |
| |
Noch an den lutenant van hopman Lienden op de Vaert leggende geleent tot zijn knechtenGa naar voetnoot1) |
16 g. |
Somme 41 g. |
|
Leningen gedaen bij die van Tull ende tWael. |
|
In den yersten an de bende des heren van Ville 16 termijnen, elcx tot 5 g.Ga naar voetnoot2), facit |
80 g. |
Noch an hopman Liendens knechten op de VaertGa naar voetnoot3) |
60 g. |
Noch an hopman Peter Zwart |
30 g. |
Blijckende bij zijn hantscrift, geteeckent N 3Ga naar voetnoot4). |
|
Noch tot toerustinge van tschip te Wijck. |
26 g. 14 st. |
Bij quytantie geteeckent N 4Ga naar voetnoot5). |
|
Summarum (?) 196 gulden 14 stuvers. |
|
Die van de Vaert |
|
hebben geleent Johan van Erp, lutenant van hopman Lienden |
13 gulden. |
Somma per se. |
|
Totalis sommarum soe belopen alle dese voirscr. Sommen tesamen 13927 gulden 3 stuvers 8 p.Ga naar voetnoot6).
Memorie van tgene sommige dorpen vant Overquartier den gedeputeerden van den Staten angebrocht hebben nopende de montcosten van de Hoichduytsche aldaer gelegen hebbende.
| |
| |
Goey, Houten, Schonauwen |
4433 g. 5 st. |
Schalckwijck |
3755 g. |
Cothen |
2034 g. 7½ st. |
Overlangbroeck |
1330 g. |
Werckhoven hebben an thoff angebrocht ter somme van omtrent |
5000 g. |
Bunnick ende Vechten bij estimatie |
2000 g. |
Tull ende tWael bij estimatie |
5000 g. |
|
_____ |
Sommarum |
23552 g. 12½ st. |
Ende dit al behalven tgene dandere derpen vant Overquartier te coste gehadt hebben, daervan zij an de Staten geen anbrenginge gedaen en hebben.
| |
V. Omslag over de dorpen van het Overkwartier, 1573. (Bijlage bij no. IV).
(A. 1). Dye stadthouder, president ende raden des Conincx tUtrecht doen kondt allen luyden, alzoe dye Exc. van den hertoge van Alva, marquys van Coria, stadthouder ende capitaine general van de Co. Ma.ts Nederlanden, omme te bewaren dye sterckte van der Vaert tot conservatie ende welvaren van desen lande van Utrecht, bij diverssche missiven den hove wel expresselicken bevolen ende geordoneert heeft, dat men dye knechten aldaer leggende mit leninge zoude doen onderhouden bij den dorpen dairontrent ende oeck onder den quartiere van Wijck gelegen, ende oeck heure betalinge te doen hebben van acht dagen tot dagen, opdat dvoirnoemde knechten nyet geoirsaeckt en zouden zijn omme uuyt huerre schansschen te lopen, het platte lant metten huysman gansselijck the ruyneren ende oeck dye Vaert int peryckel te stellen van bij den vijanden gheoccupeert ende overwallen the worden, soe eyst, dat tvoirscr. hoff, omme te vinden het onderhout van den knechten, zoe op de Vaert als opten huysse van Duerstede bij Wijck leggende, uuytgeseth heeft op den naebescreven dorpen ende plaetssen dye somme van twechondert ende vijftich gulden ther weecke te betalen ende leveren, elcx voir zijn quote ende portie van acht dagen tacht dagen, bij
| |
| |
den schouten van elcken dorp, the weten tweehondert guldens binnen deeser stadt Utrecht aen handen van Jan van Eck, dye tvoirscr. hof dairtoe gecommitteert heeft ende committeert bij desen, ende binnen Wijck aen handen van Dierick van Oistrum, schout aldaer, vijftich guldens; welverstaende, dat elck van den voirnoemden schouten ende dorpen het eerste payement van de tweehondert guldens als boven ghereet zullen opbrengen in handen van den voirnoemden Jan van Eck op Sonnendage toecommende den 6en van deser, ende tselve alsoe continueren van acht dagen tacht dagen, totdat - met Godts hulpe - anders hierinne versien sal wesen. Ende is de voirscreven zettinge ghemaeckt als hier volcht:
Overlambroeck |
3 £. gr. |
Nederlambroeck |
4 £. |
Sterckenborch |
2 £. |
Doeren ende DerthuyssenGa naar voetnoot1). |
12 £. |
Werckhoven |
26 £. |
Dwersdijck |
6 £. |
Schallickwijck |
26 £. |
Goy ende Houten |
26 £. |
Seyst ende Driebergen |
20 £. |
Odijck |
12 £. |
Bunck ende Wechten |
16 £. |
Jutphaes boven ende beneden |
12 £. |
Tul ende tWael |
2 £. |
tGeyn |
2 £. |
Bilt |
2 £. |
Lersum |
2 £. |
Hagesteyn |
12 £. |
Lopick ende Cappell |
15 £Ga naar voetnoot2). |
Aldus gedaen ende geordoneert tUtrecht den 4en Septembris 1573. Ende was onderteykent: Scrijvers. Ende stondt noch onderteykent: Ghecollationeert tegens zijn originael ende bevonden dairmede taccorderen van
| |
| |
worde tot worde bij mij. Ende was onderteykent: Bouckaert.
Dese copie is gecopieert uuyt een copie ende was gecollationeert jegen zijn principaele ende accordeert dairmede. Bij mij, secretaris tot Hagen: Jan Claesz. secretaris subscripsit.
| |
VI. Omslag over eenige dorpen in het Overkwartier, 1574. (Bijlage bij no. IV.)
(B. 1). Wij don Fernando de Lannoy, grave van La Roche, stadtholder, gouverneur ende capiteyn generael van Artoys, Hollant, Westvriestlant, Utrecht, ordoneren den maerschalck Claes van Dolre van Wijck, op te brenghen uuyt zijn quartier tot behoeff van de zoldaten van mijn here Lettres, sdaechs tot drie dagen gerekent ende aen een een (sic) gedurende, tzestich Carolus guldens, den gulden tot twyntich stuyvers stuck gerekent; ende sal van den voorscr. heer van Lettres quitantie nemen, dat hij beloven zal van de eerste leeninghe, die der op hant is te comen, dselve penningen wederomme te restitueren, ende gerestitueert sijnde, dselve wederomme te mogen geven den huysluyden, aen dewelcke hij die gecolligeert sal hebben. Gegeven tUtrecht desen 19en Juny 1574. Onder stont: Don Fernando de Lannoy; ende in margine was gedruct des graven casset. Ende op dander sijde stont aldus:
Dese moeten betalen tot onderhout ende leeninghen van de soudaten leggende jegenwoordelicken tot Ameronghen, ter somme van hondert tachtentich guldens aen handen monceur Lettres, coronel.
24 Coothen acht gulden. |
9 Den Dwarsdijck drie gulden. |
36 Werckhoven twalef gulden. |
15 Odijck vijff gulden. |
24 Bunnick acht gulden. |
36 Goye ende Houten cum suis twalef gulden. |
36 Scalcwijck twalef gulden. |
180 Aldus gedaen tUtrecht den 19 Juny 1574.
| |
| |
| |
VII. Omslag over eenige dorpen van het Overkwartier, 1574. (Bijlage bij no. IV.)
Eersaeme, vrome, dy scouten ende naebuyren hieronder benuempt, sult well doen ende betalen dese cappeteyn van de Laere dese zomme, daer ghijluyden doer ordenantie ende beveele van mijn heer die stadthouder op gestelt zijt. Ende van des te doen en blijft in geender gebreecke, wandt Co. Ma.ts dinste sulcx requereerdt ende Sijne Maejestaet belieft. Dus doende suldt well, ofte anders mueget ghijluyden verwachten dy scaede ende executie, dy die soudaeten mit der hant uluyden aendoen sullen. Godt bevolen. Tot Utrecht, den 23 dach Juny anno 1574.
Uwen (?) vrundt.
Ende is onderteykent bij Nicolaes van Dolder.
Seyst ende Drijbergen negen g. |
Doorn acht g. |
Overlambroeck vijff g. |
Nederlambroeck ses g. |
Sterckenborch twe g. |
Leerssem ses g. |
Somma dese som is bedraegende alle daege ende alle daege ter somme tot ses ende dertich gulden.
Gecollationeert tegens prinsepaell ende is daermede bevonden taccorderen bij mij: Peter van Vel..., secretarius tot Doorn.
| |
VIII. Omslag over eenige dorpen van het Overkwartier, 1574. (Bijlage bij no. IV.)
Ghij gemeente ende habetante van den dorpe van Overlanckbroeck, Nederlanckbroeck, Leersum, Derthuysen. Alsoe wij verwachten het secours van gelde van Sijne Ma.ts omme te delivreren den soldaten, ick bidde uleeden terwijlen U die favoeur te doene leeninge tsamen te doene totter sommen van honderd vijftich gulden, diewelcke ick ulieden belove wederomme bij mijn handen te restitueren, also haest hetselve secours gecomen sall
| |
| |
sijn; dwelcke ghijleden sult leveren in handen van den vendrich van hoopman Losecot, brenger deses. Ende ist saecke, dat ghijt tselve in gelde nyet opbrengen en condt, wilt sovele in coren opbrengen totter voirscr. somme toe. Gegeven tUtrecht, desen 10en Septembris 1574.
Gecollationeert tegen sijne principaell ende daermede bevonden accorderende. Ende was ondertijkent met groote letteren: Don Fernando de Lannoy.
Bij mij: Cornelis Claesz. Cock, wonende binnen Wijck.
| |
IX. Lijst van uitgaven voor 's konings troepen gedaan door Overlangbroek, 1576.
Dit naebescreven sijn alsulcke lasten, leningen, discussie ende excussie, als het dorp van Overlambroeck gehadt, gedaen ende geleden heeft van den eersten January totten 13en Decembris 1576.
In den eersten omtrent Vastelavondt sijn van Buyren gecommen een halff veendele knechten van den regimente van mijn heer van Hierges in den voirscr. dorpe, aldaer gelegen 24 uren, die voorts vandaen getoegen sijn nae Scherpenseel, ende het voornoemde dorp gecost omtrent aen kost ende bier |
41 gulden. |
Item van mijn heer die stadthouder Hyerges ruters, vulgo genaempt die carbijnen, omtrent 40 peerden ende 40 persoenen, ende hebben daer gelegen twee daegen ende twee nacht, die het voornoemde dorp wel gecost hebben |
43 gulden. |
Waernae het voornoemde dorp hebben moeten leenen seeckere Waelen, die voor de poordt van Wijck laegen, tot leeninge, blijckende bij attestatie van den schoudt van Wijck ende Cornelis die Moelre oock aldaer |
18 gulden. |
Item heeft het voornoemde dorp seeckere Spaensche soldaten leggende binnen Wijck, duer beveel van mijn heer van Hyerges, stadthouder etc., blijckende bij sijn missyve an die van Lambroeck gesonden in date den 23 May 1576, moeten geven ofte leveren enige quantiteyt van haver; dan is het voornoemde dorp mitte cappeteynen |
| |
| |
geaccordeert tot wat mutter (?) prijse, sulcx dat het voornoemde dorp duer dien heeft moeten geven hondert ende twee gulden 8 st., argo |
102 gulden 8 st. |
Item betaelt aen handen van Gerrit van Remundt seven gulden, daer het voornoemde dorp op gestelt was, blijckende bij quytantie van denselve Romundt, argo |
7 gulden. |
Item betaelt aen handen van Aert van Schaerloes, als clerck van den cantoer van den rentmeester van de drie Staeten slandts van Utrecht, negen gulden, dat het voornoemde dorp heeft moeten contribueren opte Vaert, als breder in deselve quytantie, argo |
9 gulden. |
Item betaelt aen handen van Henrick Snater van Lee, hopman van de Co. Ma.t, veertich gulden, blijckende bij quytantie van tgundt het voernoemde dorp op gestelt was, ten behoeff van denselven Snatur, leggende dier tijt binnen Wijck mit sijn veendele, argo |
40 guldenGa naar voetnoot1). |
Item betaelt aen handen van Lucas van Meghen, hopman, in de maenden van Novembris ende Decembris anno 1576, twee leeningen, deen van veerthien gulden 11 stuvers ende dander 18 gulden, ende dit duer beveel van mijn heer Tambergen - soe hij seyde - argo |
32 gulden 11 st. |
Noch hebben int voornoemde dorp gelegen van Snaters knechten een halff veendel vijff daegen aen den anderen gedurende, ende van die knechten van den voornoemden Meghen vijff weecken an den anderen geduyrende dertich soudaten - behalven die huysingen ofte persoonen, die ten behoeff van den hopman ende andere beveelhebbers moeten contribueren in haver ende anders - welcke vijff weecken geëxpereerdt sijn opten 13en Decembris 1576, die het voornoemde dorp wel gecost hebben, mit vrouwen, peerden ende jongens, tsamen vijff hondert ende twyntich gulden, argo |
vijfhondert 20 guldenGa naar voetnoot2). |
| |
| |
| |
X. Staat van uitgaven voor 's konings troepen gedaan door Overlangbroek, 1576-1577.
Dit naebescreven sijn alsulcke lasten als die van Overlancbroeck geleden hebben van den 14en Septembris tot in Martis 1577.
In den eersten, alsoe hem ten voorscr. tijde in denselven dorpe begeven heeft hopman Breeckwolt mit omtrent het derdendeell van de knechten van sijn vendele, soe heeft het voorscr. dorpe ter cause voorschreven te schade geleden |
576 gulden. |
Waernae hen in denselven dorpe begeven hebben, duer expresse commissie van mijn genadigen heere van Bossu, vijff ende tseventich Welsche soudaeten van den regimente van...... gecommen sijnde uuyte Nypoordt, daerduer het dorp well tschaede geleden heeft |
210 gulden. |
Somma beloopt dese voorscr. schade tsamen |
786 Ca. gulden. |
| |
XI. Quitantie van hopman Breekwolt voor die van Wijk, 1572.
Wij, Hartich Breekwolt van Dinsslaecken, hopman der Co. Ma.t, onser alre genadichste heere, belije ende bekenne mits dese ontfangen te hebben van die van den gerechte van Wijck bij Duerstadt in den landen van Utrecht die zomme van tweehondert ende vijftich keyser Carolus gulden van 20 geëvalueerde stuvers tstuck, die die van den gerechte voirscr. mijn opgebrocht ende geleent hebben ten versoucke ende begheerte van den edelen heere die heere van Groessbeeck, lieutenant van mijn genadige heere die grave van Bossu als stadthouder van den landen van Utrecht, ende uut huere gemeente vergadert ende opgebrocht hebben tot leeninge van tvendele knechten onder mijn wesende. Belovende diezelve penningen wederom te betalen ende te restitueren die voorscr. van den gerechte, tot wat tijde ick die van Co. Ma.t zijn gecommitteerde, ofte van die voorscr. heere van Groessbeeck wederom ontfangen zell hebben ende
| |
| |
mijn bevolen zell wesen die van den gerechte voorscr. die penningen voorscr. te restitueren. Des toorconden heb ick mijn hantteycken ende signet hieronder gestelt desen lesten Augusti anno 1500 twe ende tseventich.
Hartych Breekwolt, hoeptmanGa naar voetnoot1).
| |
XII. Aanstelling van den Schout van Wijk tot ontvanger der penningen tot onderhoud van de soldaten op het kasteel aldaar, 1573.
De president ende raiden sConincx tUtrecht.
Eersaeme ende discrete. Alsoe geordonneert is die van den dorpen vant Overquartier, elcx in huer regard, tot onderhoudinge van de knechten leggende op den huyse van Duerstede tot Wijck, van weke te weke op te brengen sekere somme van penningen, belopende te samen ter somme van vijftich Carolus gulden sweecks, ende van noode is ymant gestelt te werden totten ontfanck ende collectatie van de voirscr. penningen, soe hebben wij u
| |
| |
gecommitteert ende committeren bij desen totten ontfanck, collectatie ende uuytreyckinge van de voirscr. penningen, ordonnerende u overzulcx dairtoe te verstaen, sonder eenichsins in gebreke te blijven. Gode bevolen. Gescreven tUtrecht, den 2en Augusti 1573.
A. van der Burch.
Eersaemen ende discreten Dirck van Oestrum, schout der stede [van] Wijck bij Duerstadt.
(Hieronder geschreven:) Om te effectueren het inhouden deser missive hebbe ick onderscreven gesubstitueert Jan van Oestrum, mijn soen, om saick ick te synnck(?) van synensch(?) noch franchoys niet kindech en weessGa naar voetnoot1).
Dirck van Oestrum.
| |
XIII. Nadere aanschrijving aan den schout van Wijk, 1573.
De president ende raiden sConincx in den hove van Utrecht.
Eersaeme ende discrete. Wij seynden u hierbij gevoucht copie van zekere nyeuwe uuytsettingeGa naar voetnoot2) deur bevel van zijne Excellentie bij ons gedaen op de dorpen van tOverquartier, omme te vynden de penningen tot onderhoudinge van de knechten zoe leggende tot Duyrstede als op de Vaert buyten Utrecht, naer dewelcke ghij u voortaen zult reguleren int collecteren ende distribueren van de vijftich gulden tot behoeff van de knechten liggende op Duyrstede voorscr, ende nyet naer die eerste settinge, sonder van zulcx te doene eenichsins te blijven in gebreke. Gode bevolen. Gescreven tUtrecht, den 5en Septembris 1573.
A. van der Burch.
| |
| |
Eersaemen ende discreten Dierck van Oostrum, schout van Wijck. (Receptum den 6en Septembris voorscr.).
(Hieronder geschrevenGa naar voetnoot1): Dese quictantiën dienen totter ontlastinghe van den schout van Wijck ende gedragen totter sommen van 1209 £ 8½; ende heeft noch overgelevert eene hantscrift van don Diego de Cordua, bedragende achthondert seven ende dertich g., te samen
1209.8½ |
837 |
_____ |
2046.8½ |
| |
XIV. Request van de abdij Mariëndaal te Soest (1567-1576).
Generael declaratie der grote excessive costen, de tconvent te draghen gehadt heeft tot Zoest, van den tijden of dat mijn heer Groesbeick zalighe voir, ende die grave van Bossuw, die heer van Grootcarnis, die heer van Lannoy, die heer van Barrelimondt Hirgis nae, geregiert hebben etc. sijn dese navolgende.
In den eersten is te weten, dat overgheslaghen die grote angst ende costen, die sij hebben geleden ten tijden als zalige Breederoden uuyt Waterlandt coemende passeerden, ende benachtende tZoest, in tselve convent wort vervollicht van die zalighe graeff van Meighen, dewelcke costen ende ancxst sij niet wederom verwachten en wouden om eens seshondert gulden, de sij doe ter tijt leden, want het convent doe ter tijt van als beroeft wort, als al Amersfoirdt ende Eemlant kennelick was doe ter tijt.
Ten anderden, als het leegher aldereerst quam trecken doir Amersfoirdt op haerluden, soe is die ghanse doertocht geweest doir Zoest, te weten van ruyteren, knechten, waghens, paerden, hopluyden, capiteynen, de in alle doirtochten altijt int voorscr. schamel convent gelogiert
| |
| |
gehadt hebben, ende doe ter tijt tconvent schade geleden heeft boven die vijfhondert guldens.
Ten derden, het legher ligghende voir Haerlem, ist dickwils gebeurt, dat ytlicke regementen sonder getal soe nou ende dan, van ruyter ende knechten, waghens etc., dair hebben coemen ligghen twee, drie dagen lanck, ende niet alleen en hebben al opgegheten ende gedroncken, dat dair was, mair hair coern vant velt uuyt die berghen, schuyren etc. opgevoert tot haren wil ende des convents onwil, twelck tot diverssche tijden is geschyet, soedat sijluyden tot diverssche stonden, alst gebeurden, hair calculatie maicten, in somma belopende opt minste overgeslaghen boven die duysent Carolus guldens voir ende nae.
Ende dit alle in forme ende gedaente der lester Hoichduytsche regimente, de oick alderlest int voirscr. schamel convent onderhouden sijn gheweest tot vier manspersonen toe ofte soldaten den tijt van 30 weecken, in denwelcken elcke man daichs gerekent opt minste vijf stuver, soude ummers meer belopen in die 30 weicken voirscr. dan tweehondert 10 guldens. Ende die waghen mit die knecht, de hair int leste vertreck 11 daghen lanck most voeren ende dienen, diewelcke tgerecht hebben geëstimeert daichs 2 Philippus g., facit 27 g. 10 st.
Ten vyerden, soe tconvent voirscr. boven alle verteerde costen der soldaten, der ruyter ende waghenpaerden, dickwils hebben moeten doen zeckere scheynckagie ende leninghen nu ende dan aen diverssche capiteynen mit gereede penninghen om bij nacht ende ontijden te verhueden brantstichtinghe ende andere diergelijcke plonderinghe ende destructie, dewelcke penninghen sij al op commer hebben moeten halen wel ter somme toe voir ende nae tot 400 guldens toe, de al tot bellicier hebben moeten strecken, Godt betert.
Ten vijften, zoe het schamel convent alle daghe moet contribueren nae hair quote mit het gemeen dorp van Zoest desen turbel geduyrende in alle hair daghelicxse darpslasten, ende dat onse waghens noch continueerlicken daghelicxs moeten versuymen ons wercken, om die cappiteynen ende andere soldaten, als sij coemen, hair
| |
| |
moeten voeren mit waghens, dair sij begheiren te sijn, twelck sonder smijten ende stoten niet toe en ghaet. zoe is wel te presumeren, wairom tconvent sulcks te lijden staet of te verwachten staet.
Alzoe dat die regierders des convents voirscr. presenteren in desen, ten tijden des noet sijnde, bij eede te verclaeren, dat sij van tjair van tseventighen tot desen daghen toe doir desen turbulen tijt costen gedraghen hebben ongelijck meer dan die somme van twee duysent k. Carolus gulden opt minste gerekent.
Wairteghens hair jairlicxse incompsten niet meer en hebben moeghen bedraghen, om den convente van gealimenteert te werden, dan omtrint tusschen drie ende vierdalf hondert gulden jairlicxs, soe hair meeste schamel armoede, tot vijftallif hondert gulden jairlicxs, meest geleghen is in Zeelandt en Hollandt, van denwelcken tconvent voirscr. naest die vier jaren lestleden niet een stuver ontfanghen en heeft, ende nochtans hair uuytghaende losrenten evenwel hebben moeten betalen, blijckende bij seeckere quitancy dairvan sijnde, int noijt sij.
Dus moeghen mijn edele vermoeghende here ende setters der schattinghen, dair dit getoent sal warden, considereren de grote overvloedicheit, de dit schamele godtshuys moet gehadt hebben al dese verleden turbulen tijt geduyrende, Godt betert, de alle daghen beteren mach tot sijnder tijt, kosten wij menschen ons beteren, daert al aen geleghen is etc.
| |
XV. Request van de ingezetenen van Soest, 1576.
An sijnder Genade.
Vertonen ende geven in alder ootmoet te kennen die scamele gemeente, buermeesters ende ingesetenen des dorps van Soust, alhoe dat sij supplianten sedert den sesten January verschenen ofte lestleden alle maent tot den sesten Augusti lestleden betaelt hebben, volgende uwer Genade ordonnantie, an handen der stat cameraer tAmersfoort, tot behoeff van den coronel don Hernando de Dolledo, de somme van vijff ende tseventich g., twelck
| |
| |
ansiende, sijn Genade hemluyden verleent hadde sijne saulvegarde, tenderende dat die van Soust daervoor een tijt lanck souden sijn bevrijt van vorder lasten ende forieren van soldaten; nochtannich tselvige nyt gebeurt en is, soe die van Soust terstont ende sonder dilay strax daernaer beswaert sijn geweest met twehondert Spaense soldaten, ider man gereeckent des daechs op sestien st., omtrent tseventich vrouwen, ider vrou op twaleff st. daechs, omtrent tachtich jongers, ider jonge tien st. daechs omtrent, ende oock met achendetwintich ruyteren, ider gereeckent, man ende paert, op dertich st. daechs; oock noch acht wagens ende acht mannen met sestien wagenpaerden, ider voorman met sijn paerden op dertich st. daechs; oock noch daerenboven bij denselven Spaenjerden meer genomen sijn tot dvernoemde dorp twintich paerden ende tien wagens, uut geweest hebbende sestien dagen, ider voorman daechs hebben moeten loven ende betalen vier Carolus g. tot grote achterdeel van hemluyden. Oock noch daerenboven door uw Genade ordonnantie betaelt hebben an den scrijver van hopman Lijnden tot leninge 75 g., waerdoor uwer Genade hemluyden seyde vorder nyt te sullen beswaren; ende al ist dat sulcx wel hadde behoort, nadem sij altijts boven alle andere dorpen beswaert sijn geweest, soe sijn sijluyden nochtannich altans beswaert met een halff vendele knechten van drossert van Wedden, dwelck oock volle acht dagen geheel bij hemluyden gelogeert is geweest, merckelick tot groten laste van hemluyden; ende al ist, dat sijluyden daervan wel behoorden ontslaen ende ontlast te sijne, noch oock vorder nyt gemolesteert te worden, ansiende dat sijluyden dleste leninge an Lijnden buyten andere dorpen hebben gedaen ende vorder lasten gedragen, hebben die van Luesden hemluyden nochtannich doen dreygen ende willen executeren voort tiende deel van Eemlant, volgende uwer Genade ordonnantie daerop verleent, bij hemluyden nochtannich uwer Genade qualick geïnformeert sijnde op de voornoemde
saecke van alsulcke costen als sijluyden souden gehat hebben int opbrengen van 20 wagens ten behoeffve van de voornoemde Spaenjerden, datwelcke die van Soust presenteren haer quote
| |
| |
daervan te betalen, mits dat men hemluyden van geljcke haere costen ende lasten betale, als emmers wel redelick is ende wel behooren soude. Versoecken daeromme die van Soust ootmodelick, dat Uwer Genade believen wille te ordoneren die van Luesden, van de begoste haere executie te abstineren, ende dat die van Soust soewel als sij ende oock als andere dorpen geconteert mogen worden, soe van de wagens, Spaenjerden ende andersins, soe als uwer Genade des goetduncken sal naer behoren tordoneren. Dwelck doende etc.
Door bevel van de regierders van Soest:
Cornelis Montfoort. 1576.
| |
XVI. Opgave van de regeering van Vreeland aan geleden schade, 1573-1574.
Ersame, voorsichtighe, gebiedende heeren. Wij, schoudt, borgemeesters, schepenen der stadt van Vrelant, hebben u E. beslooten missyve ontfanghen, addresscherende aen ons, geïnterpetreert bij de drye Staten van den landen van Utrecht, waerinne dat ons belast wordt, dat wij binnen zeeckere tijt overleggen zouden alle die leninghen, contributiën, costen, schaden ende andere lasten, die dgemeente van Vrelant gehadt ende geleeden hebben zeedert van den darden Aprilis off anno 1573 tot deese daghen toe geleeden ende gedraghen hebben, soewel van den rebbellen (als) cappiteynen, diennaers ende officiers van de Co. Ma.t aen te brenghen, soe ist, dat wij, schout ende gerechten tot Vrelant voorscr. kennen bij den eedt, die wij int tstuck van onse officie gedaen hebben, mit goede deliberatie daerop beraden, dat wij goede informatie genoemen hebben van alle die huysluyden onder onse bedrijve ende juridictie behoorende, pertinentelicken ende specificie onder haerluyden eedt een ygelicken voor sijn hoefft aenbrochten, ende daerop wel bedocht voor zoeveel als haerluyden moegelicken was te doen, dat dvoorgenoemde huysluyden den vorscr. rebbellen ofte Co. Ma.ts diennaers noch meerder gecost heeft aen gelt, ware, huysraedt, havene, beesten, cooren ende meer andere, die
| |
| |
hyer te langhe te verhalen waren, soe van varen te water ofte waghene, dan een ygelicken hyeronder aen laten teyckenen heeft, eer meerder dan minder. In oircondt van desen zoe hebben wij schoudt, borgemeesters, schepenen der stadt van Vrelant onderteyckent mit haer gewoentelicke hantmercken. Actum gedaen uuyt Vrelant, den 5en dach Julii anno 1574.
Anthoenis Jaecobsen, schoudt. Bij mij Jan Willemssen.
Bij mijn Paulus Janssen. In kennisse van mijn:
J. Bruynenssen, secretaris tot VrelantGa naar voetnoot1).
1. In den eersten brenghen dborgemeesters tot Vrelant aen in hare jare gevallen tzijn van anno 1573 off van den darden Aprill off tot Groote Vastelavondt anno 1574 toe, dat zijluyden dknechten van uuytcoep ofte van varen te schuyt ofte te wagenen ofte zoe nu soe dan aen cost ende dranck gegeven hebben, bedragende die somme van |
320 g. 3 st.Ga naar voetnoot2). |
2. Item noch hopman Swarten ofte hopman Lienden aen leeninghen gedaen, toen zij tot Loenen lagen, bedragende tot dsomme van |
92 g.Ga naar voetnoot3). |
3. Noch hopman Tquyckell, doen hij tot Weesop lach, aen leeningen gedaen in den jare voorscr., bedragende tot dsomme van |
32 g.Ga naar voetnoot4). |
| |
| |
4. Item noch brengen die niuwe borgemeesters aen, dat van den... Maert anno 1574 tot dese tijt toe gevallen van cost ofte dranck ofte uuytcoep etc. ofte andere lasten bedraghen tot die somme van |
325 g.Ga naar voetnoot1). |
Noch Jan Cornelissen van Co. Ma.ts schade, dat sey hem offgenomen ofte gegheten hebben, bedragende wel tot die somme van |
40 g. |
Aert Willemsen verlooren ofte aen costen gehadt tot dese tijt toe anno 1574 den darden Juli dsomme van |
20 g. 8 st. |
Peter IJsbrantssen Brouwer wel schade ofte costen gehadt in den tijt voorscr |
60 g. |
Jacob Cornelissen diergelijck wel over die |
40 g. |
Heynrick Janssen verlooren aen botter, kaes ende knechten te houden, ende mit dat dGuesen hem twemael gevanghen hadden, bedragende dsomme van |
250 g. |
|
Ga naar voetnoot2). |
Ghovert Rijckssen van de Guesen gevanghen eens ofte dat hem ontnomen is, tsamen |
75 g. |
|
Ga naar voetnoot2). |
Rijck Goverden eens van de Guesen gevangen tsamen gecost wel |
120 g. |
|
Ga naar voetnoot2). |
Somma sommarum dese zeedell bedracht dsomme van tweëndedartich hondert guldens 6 g. acht stuversGa naar voetnoot3). |
Ende van all tgene dit voorscr. dorp egeen quytantie off ordonnantie en heeft, te bewijsen mit attestatie van haren gerechte. |
Item daervoer gestelt is: ‘nota’, en behoeft men geen |
| |
| |
| |
XVII. Opgave van den buurmeester van Wilnis van geleden schade, 1573-1574.
Willens.
1. | Item die bueren van Willens hebben geven tot Co. Ma.t leeninck tot Loenen, hopman Swart ende hopman Lienden, belopende anderhalf hondert g. in....Ga naar voetnoot2). |
2. | Noch geven Drys van Wedden, drossaertGa naar voetnoot3), die bueren van Willens Drys van Wedden knechten geven, toe sij te Willens lagen, belopende die somma van vijfenseventich Carolus g. Ende toe tooch Drys van Wedden op ende toe quam hopman Linnen in die steGa naar voetnoot4). |
3. | Ende omboyGa naar voetnoot5) hopman die bueren van Willens, dat sij coomen sijn en brengen tachtich g., en die bueren souden coomen opter daet, ende liet die tromme ommeslaen, ende wij bueren wisten dat gelt soo drae niet op te brengen, want hij ons plusteren woude ende wij hem dat st...ck gaven. Ende twe daech daernae tooch hopman Linnen op ende toe quamen dieGa naar voetnoot6) Guesen ende haelen alle ons goet ende koeyen, dat wij bueren van Willens allegader verlopen mosten om die Guesen. |
4. | Noch het Albert Heynrick, wonende tot Willens, verlooren van die Guesen dertien koeyen ende seven jonge beest ende voort aen ander goet belopende omtrent derdalf hondert g.Ga naar voetnoot7). |
| |
| |
5-9 | ................Ga naar voetnoot1). |
10. | Ende toe die Waelen te Willens laegen ende daervandaen toogen te Meyert, ende Waelen te Willens haelden alle daech, dat dach over dach, want zij daer te Meyert wel drie weecken laegen, dat wij bueren scaede van die Waelen hadden, want wij bueren niet houwen, want zij al haelden dat zij vonden, ende die huysluyden van die Waelen seer gesmeten worden ende dat zij soude..............Ga naar voetnoot2). dat sij belet worden, wel bedragende sevenhondert g. Ende toe die Waelen wechtoochgen, toe quam dat waeter, dat wij ons hoey niet te degen winnen en mochten voor onsse koeyen, want wij niet veel koeyen en hadden, want daer veel hoey bleef staen in water, ende verdurf ende voort wechdreef, ende wij bueren dit bij gerecht hebben laeten scriven, dat elck op laechste, ende dat niet soo hooch laeten scriven als wij verlooren hebben. Ende toe die Waelen ende Spangers wech waeren, toe het die proost van Sint Jans tUtrecht daer knechten geleyt ende noch mede gehouwen, van ons eygen volck houwen, ende wij malcander seer vromelicken hebben malcander bijstaen ende noch tot dese uur toe om die weer te staen. Ende noch van Breckwolt gehaelt, ende toe die knechten optoogen, knechten gehaelt van hopman Snater, want ons die zeer swaer vallen te houwen, ende noch hebben. Somma hondert g.Ga naar voetnoot3). |
11. | Noch het hopman Linden hebben willen van die bueren, toe hij te Camerick lachGa naar voetnoot4), drie leeninge, elke
|
| |
| |
| leeninck dertich g., datwelck die bueren dat gelt niet hebben te geven, want wij bueren verlopen verre (?) waren van die Guesen, dat wij dat niet geven wouden, overmits dat wij verjaecht waeren van die Guesen ende ons goet genomen worden. Ende een weyl tijts daernae quam, doe die huysluy weerquamen, toe quam hopman zijn beveelhebbers ende vingen die huysluyden ende brochse te Camerick ende woude niet laeten gaen, of wouden die leeninge hebben, ende namen voort ander goet me, dat sij vonden. Ende noch vijf of zes daech daernae quamen die beveelhebbers weer ende namen noch weer huysluyden ende vrouwen ende het die huysluyden ende vrouwen veertien daech gevangen gehadt, en hebben genomen dat sij vonden, somma dat sij scaeden, dat sij namen, hondert g.Ga naar voetnoot1). |
12. | Ende toe hebben die bueren van Willens beloof die somma van negentich g., daer zekere briefven of gemaeckt zijn, ende dat hopman Linnen zeyde tegens die bueren: ‘wilt ghij dat niet geven, soo sel jou dat alle daech bueren’, dus hebben die bueren beloof door bedwanch negentich g., als voorscr. staetGa naar voetnoot2). |
13. | Ende souden wij bueren van Willens reekenen ons hoy, dat wij niet gebruyck en hebben, van die Guesen ofte water of Waelen, het sou wel bedragen vier duysent g., of van henipt ende ander goet. |
| Opten 20 Augustus 1574 hebben die bueren van Willens overgeleyt, ende bij ditt gerecht bij huer beste vijf sinnen, dat gesciet is nae den 3 April 1573, omtrent beloopende elf duysent g. inGa naar voetnoot3) sevenensestich g.Ga naar voetnoot4). |
14. | Noch hebben die buren van Willis nu ontrent veertich weecken gegeven hopman Snater alle weecken vier Carolus guldenGa naar voetnoot5). |
| Oirende desen onderteyckent bij Willem Tijssen als buyrmeester in den tijt opten 11en Septembris 74. |
| |
| |
| XGa naar voetnoot1). |
| Ende van alle tgene dit voorscr. dorp egeen quytantie off ordonnantie en heeft, te bewijsen met attestatie van haren gerechte. |
| Item daer voeran gestelt is: ‘nota’, en behoeft men geen quytantie off ordonnantie, want daer bij den Staten op geleth wordtGa naar voetnoot2). |
| |
XVIII. Staat van uitgaven voor 's konings troepen door de dorpen Mijdrecht, Wilnis en Oudhuizen, 1575.
Die leninge van den dorpe Mijert ende Willens van het fendel aldaer liggende bij ordenancie van den stadthouder in date den 13en Novembris anno 1575Ga naar voetnoot3).
In den eersten die van Mijert op den 18en Novembris 53 g. 10 st., blijckende bij quitancie van de schrijver van het fendelGa naar voetnoot4).
Item die van Mijert op den 6en Februaris 50 g. blijckende bij quitancie van Jan die Hey, schrijver van het fendell.
Sommarum beloopen dese leeninghen voer het dorp van Miert 453 £ 10 st.
| |
Willens ende Outhuyssen.
Item die van Willens op den 16en Novembris anno 1575, blijckende bij quitancie 42 g. 6 st. van Karll van Arnhem, luytenant van het fendell aldaer liggendeGa naar voetnoot5).
| |
| |
Item die van Willens ende Outhuyssen op den 27en February 55 g. blijckende bij quitancie van Jan de Hey, scrijver.
Sommarum beloopt dese leeninghe voer het dorp van Willens ende Outhuysen 463 £. 6 st.Ga naar voetnoot1).
| |
XIX. Opgave van het gerecht van Demmerik van geleden schade, 1575-1577.
Wij Adriaen Ghisbertssen, schout, Jan Cornelissen ende Jan Janssen, schepenen ende buerschap van Denemercken, behorende onder die prochye van der Aa, certificeren bij desen, dat wijluyden ofte onsen burgemeesters gehantreyckt ofte gegeven hebben tot leningen ofte bij maniere van uuytcoep dese nabescreven beveelhebbers ofte knechten, overmits sij onsen buerschap niet en souden beroven ofte plunderen, elx opt alderminste als hiernaer volcht:
In den eersten so certificeren wij gerechsluyden voorscr., als dat wij voor ons ofte van onse gemeents wege ofte onsen buermeesters bij maniere van uuytcoep ter cause als voren tot diversche tijden volgende onse rekeninge metten anderen gehantreyckt hebben den knechten leggende onder Gerrit van Sichem, hopman, doen sijn fendele tot Ouderkerck lach, een hondert drie ende dertich g. acht stuvers. Item alsnoch denselven knechten gehantreyckt, doen sij die schans overvielen, ter cause als voren, an gelt achtien gulden. Certificeren alsnoch, dat wij gehantreyckt hebben ter cause als voren eenen Erick Dimmer, beveelhebber van hopman Gerrit van Sichem voorscr.,
| |
| |
seeckere rechte helft van ses ende vijftich gulden, daer die van Vinckeveen die ander helft van betaelde volgende quytantie van date den 24 January 1577. Ende dselfde alsnoch gegeven die helft van acht gulden, als vier gulden netGa naar voetnoot1).
Certificeren alsnoch etlicke knechten van hopman Vos gehantreyckt te hebben ter cause ut supra vijftalve guldenGa naar voetnoot2).
Certificeren alsnoch in vier reysen gehantreyckt te hebben den knechten, leggende onder den fendele van hopman Snater, negen ende twyntich gulden acht stuversGa naar voetnoot3).
Certificeren alsnoch, dat onsen buermeesters noch gehantreyckt hebben Gerrit van Sichem, hopman, overmits hij sijn knechten in den schans soude houden, eens vijff ende dertich stuvers ende eens zes guldenGa naar voetnoot4).
Certificeren alsnoch, dat wij gehantreyckt hebben eenen genoempt Carell van Arnhem, luytenant des heeren van Floyons fendele, ten cause als voren, seventhien gulden ende noch een gulden, facit achtien guldenGa naar voetnoot5).
Certificeren alsnoch gehantreyckt te hebben eenen genaempt Halffpacx, luytenant van zalige hopman Twyckells, overmits hij ons dorpe van der Aa dreychden mettet gehele fendele, doe hij tot Loenen lach, tovervallen, blijkende bij missive van date den 10en Augusti 1575, eens twe enckel goutguldens ende eens seven guldenGa naar voetnoot6).
Certificeren alsnoch gehantreyckt te hebben etlicke Walsche soldaten, dier tijt tfendele leggende tot Loenen, den capiteyn genaempt Jehan Symoni, net acht guldenGa naar voetnoot7).
Certificeren alsnoch, dat opten acht ende twyntichsten Novembris anno 1575 in den dorpe van Vinckeveen ofte in die buerschappe van Denemerken in der schansen ge- | |
| |
comen sijn uuytet fendel van zalyge Karel Koninck vier rot knechten, van welcke Denemerken heeft moten onderholden van den voorscr. tijt off tot den 2en May 1576 toe achtien personen, daechs elx gevende een stoter, beloopt net sdaechs vijff ende veertich stuvers; sijn net eenhondert ses ende vijftich dagen, beloopt an gelt driehondert twe ende veertich gulden achtien stuversGa naar voetnoot1).
Certificeren alsnoch, dat die van Denemercken voorscr. verlicht sijn vier knechten uuyten fendele van Karel Koninck zaliger voorscr. opten 10en Juny 1576, alsdat sij alsdoen onderhielden veerthien personen van date voorscr. off tot den negenden September 1576 toe, mede sdaechs elx een stoter als voorscr., beloopt sdaechs vijff ende dertich stuvers, sijn net twe ende tnegentich dagen, beloopt an gelt hondert een ende tsestich guldenGa naar voetnoot2).
Certificeren alsnoch den beveelhebber genaempt Herman Westerwolt, leggende dier tijt met etlicke rotten knechten in den dorp van Willens uuyten fandele van den drost van Wedden, tot leninge gegeven te hebben net twe ende tseventich gulden seventhien stuvers acht penningen, ende daerenboven wel gescheyncken van bier ende nadere (?) gevogelt, dier wij geen sekerheyt te deigen van en wetenGa naar voetnoot3).
Certificeren alsnoch dselfde knechten gegeven te hebben volgende de rekeninge van den buermeesters, mede tot leninge seven ende veertich gulden twe st. acht penningen, facit in toto net hondert twyntich guldenGa naar voetnoot4).
Certificeren alsnoch, dat wij gehantreickt hebben eene genaempt Lieve van der Stege, feltweyfel van zalige Karel Coninck, an gelt tot leninghe drechte helft van hondert seven gulden, ende noch eenen genaempt Joist Bors, edelborst van den voorscr. fendel, drechte helfte van vijf ende twyntich guldenGa naar voetnoot5).
Certificeren alsnoch hopman Snater, leggende opten
| |
| |
Zedijck dier tijt, gegeven te hebben sestien leningen, die vier leningen belopende elf gulden vijftien st. 10 penningen, facit in toto seven ende veertich gulden een stoter; ende daernae hopman Splinter mede tot leninge veertien leningen, elx leninge als voren, beloopt een ende veertich gulden derthien penningenGa naar voetnoot1).
Des torconden so heb ick schout, ten overstaen van Jan Cornelissen ende Jan Janssen, schepenen, mijn segel op spatium van desen gedruct. Actum den 18den Marty 1577. Mij present: Herman Sweersen, scrijver ter AaGa naar voetnoot2).
| |
XX. Verklaring van de Regeering van Montfoort omtrent geleden schade, 1573-1576.
Wij schoudt, burgemeysters, schepenen ende gemene vroetschap der stede van Montfoort oirconden ende certificeren tsamentelijk onder onse stede zegel warachtich te wesen, dat ter ordonnantie ende bevele van de Excellentie van den hartouge van Alva ende mijn heere van Noordtcarmes binnen Montfoort op Sint Jans avont den 23en Juny anno 1573 in garnison geleyt is geweest hopman Johan Thomas Stickel mit een vendele Duytsche soldaten van den regimente des grave van Meghen, sterck in getale omtrent driehondert soldaten behalven vrouwen, jongens ende kinderen, welcke soldaten geleyt sijn geweest eensdeels binnen Montfoort ende eensdeels tot Linschooten in de schansse; dewelcke voor deerste reyse van Co. Ma.ts wegen leninge ontfangen hebben voor den tijt van twee maenden. Dwelcke geëxpireert sijnde den 25en Augusti anno 73, heeft die voornoemde hopman tot onderhoudt van sijne voorscr. soldaten geen leninge meer konnen gecrijgen, ende oversulcx gheenen raedt wetende om sijne voorscr. soldaten tonderhouden, heeft aen ons ende den burgeren der voorscr. stede verzocht ende gesolliciteert dat men hem die leninge tot onderhoudenisse
| |
| |
zijner knechten bij denselven burgeren soude willen opbrengen. Maer soe wij - wesende deur dese troublen soe grondelijck bedorven ende verarmpt - deselve nyet en wisten uuyt die gemeente te collecteren ofte te wege te brengen, hebben wij octroye aen den hertoge van Alva vercregen, dairbij ons geconsenteert is omme te moegen slaen ende die penningen te collecteren, tot behouff van den voorscr. vendele knechten, op den platten landen van Montfoort, soewel op den inwoenderen als uutheemsche personen ende landen gelegen ondert maerschalckampt van Montfoort. Twelcke wij nyet te werck en hebben konnen stellen, vermits die huysluyden ofte eygenaers der voornoemde landen nyet te bekomen en waren, wesende eensdeels verstorven ende eensdeels door desen trouble in verscheyden stadt, steden ende plaetsen gevlucht. Mits welcken den voornoemden hopman den trommell doen roeren heeft gehadt, den soldaten soe in der voorscr. stede als in de schansse tot Linschooten liggende opentelijcken toelatende, dat se met den burgeren eeten ende te cost gaen souden, totdatter leninge bij den burgemeesters voor sijn knechten geschacht soude zijn. Alsoe dat wij door bedwanck van den voorscr. hoopman ende sijne soldaten, beginnende den 25en Augusti tot den 4en Novembris anno 73 daereenvolgende, maeckende tsamens thien weecken, den voornoemden soldaten, hare vrouwen, jongens ende kynderen, soe binnen de voorscr. stede als die schansse tot Linschoten leggende - uuytgenomen den hopman - die cost, dranck ende alles dat se behouffden, hebben moeten geven, mits welcken die burgemeesters in der tijt deur ernstelick versouck aen den hertoge van Alva gedaen, vercregen hebben ordonnantie, dairbij den voornoemden soldaten geordonneert worden, dat se hem souden moeten contenteren ende tevredenstellen mit alsulcker leninge als een yeder van hemluyden die twee eerste maenden van Co. Ma.ts wegen gedaen was. Volgende welcke voorscr. ordonnantie hebben wij ende
die gemeene burgeren van Montfoort leninge aen den voorscr. vendele knechten gedaen noch den tijt van negen weecken, als beginnende dvoirnoemde leninge den 4en Novembris voorscr. ende expirerende Drie Coningen
| |
| |
dach den 6en January anno 1574, tenwelcken dage den voorscr. knechten weder leninge van Co. Ma.ts wegen gedaen is geweest. Sulcx dat wij met die gemene burgers cost ofte leninge gedaen ofte gegeven hebben den tijt van neghenthien weecken geduyrende, wairvan die leninge over omtrent driehondert soldaten alle weeck beliep ter somme van hondert ende tsestich guldens. Ende regardt nemende opte dyerte van leeftocht, hadde men beter dubbelde leninge moegen doen dan hem die cost te geven, sulcx dat dvoornoemde costen ofte leningen aen de voorscr. soldaten gedaen wel bedragende ende monterende sijn ter somme van vier duysent seshondert ende veertich guldens, op tminste gereeckentGa naar voetnoot1).
Allen twelcke wij certificeren, elcx bij den eede int stuck ons officiums gedaen, sulcx warachtelijck geschiet te zijn. Des toirconde hebben wij onser stede zegel opt spacium van desen gedruckt ende bij den secretaris onser stede doen subsigneren. Actum den negenden January anno 1500 zes ende tseventich.
Jonatas de Duysell, secretaris tot Montfoort. 1577Ga naar voetnoot2).
(Rijksarchief in Utrecht. Staten-archief No. 149.)
|
-
voetnoot1)
- Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. in de Bijdragen en Mededeelingen VI, 147 vlg.
-
voetnoot2)
- Uitgegeven door Dr. H. Brugmans in de Bijdragen en Mededeelingen XXV, 1 vlg.
-
voetnoot1)
- Stukken betreffende de onderhandelingen tusschen de Staten van Utrecht en de hooge regeering, over het aandeel van Utrecht in de buitengewone beden, 1574-1576, medegedeeld door Dr. P.L. Muller in de Bijdragen en Mededeelingen X, 64 vlg., aldaar blz. 110.
-
voetnoot1)
- Japikse, Resolutiën der Staten-Generaal, 1576-1577, passim.
-
voetnoot1)
- Bijdragen en Mededeelingen, X blz. 124.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Dese leeninge is gebracht in offslach van de tweehondert duysent gulden, de Co. Ma.t geconsenteert bij de Staten van Utrecht in plaetse van den hondertsten, 20en ende thienden penninck’.
-
voetnoot2)
- In het Staten-archief vindt men in nr. 230 een brief van De Tassis aan den Domdeken, dien hij ‘mon cousin’ noemt, van 17 Maart 1573, geschreven uit het leger voor Haarlem, dienende tot weerlegging van eenige gemaakte bezwaren.
-
voetnoot1)
- 25 gulden te veel; misschien is er een post uitgevallen.
-
voetnoot2)
- De woorden ‘buyten Utrecht’ staan tweemaal in den tekst.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Deese penningen heeft dye Ma.t aen hem genomen ende den maestro de campo gecort etc., volgende dye handt van den contador Castellanos, rustende onder Erard de la S.... me’.
-
voetnoot1)
- In het pak nr. 149 bevindt zich het afschrift van een brief van Bossu aan hopman ‘Coeverden’, van 24 Februari 1573, waarin hij naar aanleiding van ingekomen klachten van de kapittelen en van de stad hem beveelt de knechten in goede orde te houden, ‘want ons kenlich genouch es, dat die uuytdeylinge van de leninge seer ongelijck gedistribueert ende den knechten gedaen werdt, mitsdien die capiteynen die meeste helft voor heur innehouden’.
-
voetnoot1)
- Hier is de naam van een hopman uitgevallen.
-
voetnoot2)
- Zoo staat er, maar wellicht moet ‘Octobris’ gelezen worden.
-
voetnoot2)
- De ordonnantie bevindt zich in nr. 149: ‘Wij hebben verstaen uuyt uwe briefven, hoe dat omtrent Amersfoort gecommen zijn zesse benden van ordinantie, daervan wij van te vooren wel geadverteert waeren. Ende sullen twee benden, te wetene de onse ende die van den heere van Noircarmes, gelogeert werden binnen der voorser. stede, ende alsdan sullen daeruuyt nemen onse voetknechten, hopende dat de voorser. twee benden sulx leven sullen, dat ghijlieden daervan gheen groote schade en sult lijden. Eersaeme etc. Uyten legher voor Haerlem, den 26en Decembris 1572’.
-
voetnoot1)
- Zie de ordonnantie van 4 September 1573, hierachter nr. V.
-
voetnoot2)
- Deze plaats bepaalt den tijd, waarin het stuk geschreven is. Zie Japikse, Resolutiën der Staten-Generaal, 1576-1577, blz. 257, 264.
-
voetnoot2)
- ‘Overgelevert bij Louff van der Haer, cameraer der Staten slants van Utrecht, den 20en Marty 1579(?) in handen van den commissarissen vanwegen Co. Ma.teyt daertoe gecommitteert, in presentie van den gedeputeerden van den drye Staten ende dat in den groten capittelhuyse aldaer’.
-
voetnoot1)
- Gelijk aan de eerste raming, alleen ontbreekt De Vaart, zoodat het geheele bedrag is 436 £ 10 sc.
-
voetnoot2)
- Eveneens, maar de posten staan hier in omgekeerde volgorde.
-
voetnoot3)
- Als de tweede raming, weder in omgekeerde volgorde gesteld, doch Schalkwijk staat op 50 £, terwijl 't Overeind van Jutphaas, alsmede Tull en 't Waal ontbreken. Het totaal bedrag is daardoor 401 £.
-
voetnoot2)
- In margine: ‘Loquatur mitten Staten elcx in den zijnen, opt overleveren van dese restanten, soe dselve camerair over lange wel behoort hadde die geïnt thebben, bijsonder zoe deselve noch wel bij hem te recouvreren zijn’. Ook elders komen marginale aanteekeningen voor, doch niet overal; de uitgaven zijn mede niet bijeengeteld, dus ontbreekt ook het reces.
In den zomer van 1577 zijn de Staten met het nazien van verschillende rekeningen bezig geweest, in denzelfden tijd als waarin de troepen werden afgedankt. Het register van resolutiën is doorgaans zeer beknopt, zoodat de afwikkeling van deze zaken niet in bijzonderheden is na te gaan, doch mogelijk heeft op bovenstaande rekening het volgende betrekking: ‘opten 21 Juny tenzelven dage es wederom gereeckent, ende es Louff van der Haer geordonneert de Vaert te doen slechten bij Thonis Otten ende anderon’.
-
voetnoot1)
- De ordonnantie is hierachter afgedrukt. Van de quitantiën is de eerste van 3 September 1573; zij is door Je. Battista de Tassis gegeven aan Jan van Eck. De volgende zijn aan denzelfden gegeven door Clawes Schulte of Frederich van Ossenbrugge namens den hopman Cordt Doven (of Dover) van Mijnden. De eerste drie bedragen samen f 200; de andere tien zijn elk even hoog.
-
voetnoot2)
- Van de bijlagen is de ordonnantie hierachter afgedrukt. De quitantie bevat de in de ordonnantie geëischte toezegging. Zij spreekt van ‘la somme de cent et quatre vingt livres de vingt pattars monnoye de Flandres’.
-
voetnoot1)
- Van 24 Maart 1575. Zij spreekt van ‘vierhondert Karolus guldens tot 40 groeten Vlaems stuck’, verstrekt aan de knechten van ‘Dederich Snater ende Jochem Keetel, Bossuschen regements hopluyden’, en bevat ook de belofte van teruggave bij de eerste betaling. Het origineel van de quitantie is mede bewaard - buiten de lias - en bevat de aanteekening, dat de hopluiden in hun rekening deze som in ontvang gebracht hebben.
-
voetnoot3)
- Lees: ‘1736’. In margine hij de laatste post: ‘R.’ Op den omslag van de rekening wordt dit verklaard: ‘Nota, dat Haussart in sijne declaratie van den leeningen dezen knechten gedaen nyet gestelt en heeft die partyen geteyckent mitten lettre R.’
-
voetnoot1)
- Aanwezig zijn quitantiën van de 3e-14e leening van Werkhoven; het volle bedrag is niet altoos geleverd, doch bijna altoos later aangezuiverd. De oudste quitantiën zijn van Johan van Oostrum, latere van des hopmans schrijver.
-
voetnoot2)
- In margine: ‘R. Loquatur te weten van den schout, wy de bevelhebber oft eenige van den knechten geweest zijn’.
-
voetnoot3)
- De onvolledige stukken bewijzen, dat aan de betaling heel wat heeft gehaperd. 6 Juli 1573 heeft het gerecht een obligatie geteekend van 216 g. 1 st., welke er aan de volle betaling van 20 termijnen, van 22 Februari tot 11 Juli, hadden ontbroken. De houder van dit stuk verkreeg 24 Mei 1574 een vonnis van het hof, waarbij het gerecht tot betaling, mede van de kosten, werd veroordeeld.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Loquatur, wy die knechten sijn, die op thuys te Duerstede gelegen hebben’.
-
voetnoot2)
- Aanwezig is alleen de quitantie. Zij is van 9 September 1573 en spreekt van zeven leeningen, waarvan de laatste 27 Augustus verschenen was.
-
voetnoot3)
- ‘Don Diego de Cardova, gouverneur van Wijck ende Duersteden ende van de sterckte tot Ravesway’ bekent het geld ontvangen te hebben tot onderhoud van de knechten op het huis te Duurstede, 11 Mei 1573.
-
voetnoot5)
- Hynrick Snater van Lee en Jochym Ketell teekenden ze 8 April 1573.
-
voetnoot6)
- Snater teekende ze 31 Maart 1573 ‘tot Buesichem scansche’. Het geld heet ‘schanschegelt’. In margine bij dezen post: ‘R.’
-
voetnoot7)
- De 3 quitantiën, van 16 Maart, 5 en 12 April 1575, zijn van 60, 85 en 60 gulden, samen 205. Dit getal is in de rekening met andere hand boven ‘255 g.’ geschreven.
-
voetnoot1)
- Lees: ‘1818’. In margine bij den laatsten post: ‘R.’ Zie voor hopman Zwart beneden bij Hagestein. Buiten de lias is een quitantie aanwezig van dien hopman voor het kerspel Schalkwijk, van f 95, 19 September 1574.
-
voetnoot2)
- Niet alle quitantiën zijn bewaard. De oudste is van den termijn van 16 Maart 1573, dan volgen die van 26 Maart en 6 April, welke laatste heet te zijn van de vijfde leening. De oudste quitantiën zijn geteekend door Johan van Oostrum of iemand anders te Wijk, die van de achtste tot veertiende leening incluis zijn gegeven door des hopmans schrijver.
-
voetnoot3)
- In margine: ‘Loquatur, wy die knechten geweest zijn ende tvane(?), aen Jan van Oistrum, schout tot Wijck’.
-
voetnoot4)
- Twee quitantiën, van vier, en van drie leeningen, van 10 Augustus en 8 September 1573, geteekend door Johan van Oestrum.
-
voetnoot1)
- Aanwezig is alleen een obligatie van 72 gulden, 9 stuivers en 1 blank, strekkende tot aanvulling van hetgeen aan 20 termijnen, van 22 Februari tot 11 Juli 1573, ontbroken had.
-
voetnoot2)
- Zij zijn van 15, 24 Maart, 2 en 13 April 1575.
-
voetnoot3)
- Zij draagt den datum 28 Mei, doch het jaartal 1573 ontbreekt. Zie bij Werkhoven.
-
voetnoot4)
- De eerste is van twee termijnen, waarvan de laatste verviel op 6 Maart 1573. De oudste quitantien zijn geteekend door Johan van Oostrum of iemand anders te Wijk, die van de negende en volgende leeningen door des hopmans schrijver.
-
voetnoot5)
- Er is maar ééne quitantie voor het volle bedrag der 20 termijnen, 22 Februari-11 Juli 1573, van 6 Juli 1573.
-
voetnoot6)
- Zij zijn van 14, 24 Maart, 2, 12 April 1575, tot een gezamenlijk bedrag van 159 gulden 8 stuivers.
-
voetnoot7)
- Zij is van 49 gulden 13 stuivers, en nog 38 stuivers, terwijl iemand nog 37 stuivers zal moeten betalen. Het stuk is van 9 Maart 1574. In margine: ‘R.’
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Loquatur tot wyens profijte, oft tot des Spaignaers oft andere Nederduytsche soldaten’.
-
voetnoot2)
- Zij geldt voor al de leeningen, zonder bedrag, en nog 12 g. ‘tot onderholdinge van het poertierschap ende admoniceerschap des voorscr. casteels van Duersteden’; de datum is 29 October 1574.
-
voetnoot1)
- Gegeven 12 September 1574 door Lucas van Berlicom ‘als ontfanger van het scipgelt uuytgeset bij den hove van Utrecht tot vrijdinge van de riviere van de Lecken ofte Rhijn’. In margine: ‘R.’
-
voetnoot2)
- De oudste bewaarde, van 26 Maart 1573, is van de vierde leening. De quitantiën van de achtste en latere leeningen zijn van des hopmans schrijver, de vorige van Johan van Oostrum of een burgemeester van Wijk. In de rekening is het bedrag verminderd, maar het totaal veronderstelt hier: ‘45 gulden’.
-
voetnoot3)
- In margine: ‘Loquatur oft Spaignaers oft Nederduytsche knechten sijn, die op het huys gelegen hebben’.
-
voetnoot4)
- Zij is van 30 Augustus en 4 September 1573.
-
voetnoot5)
- Zij is van 20 Februari 1574 en spreekt van 4 g. 10 st., doch deze vergissing wordt goedgemaakt, doordat èn in het Nederlandsch èn in het Spaansch gerekend is 13½ × 3.
-
voetnoot6)
- Zij is April 1574 gegeven door Domingo Venegas. De graaf van la Roche had de ordonnantie gegeven.
-
voetnoot7)
- De eerste, van 14 Mei 1573, is van 9 termijnen; de laatste, van 9 Juli 1573, geldt voor de restanten.
-
voetnoot8)
- Zij zijn 17 en 21 September 1574 door den vaandrig gegeven, omdat de hopman gevangen was.
-
voetnoot1)
- De fourier huist op het kasteel te Doorn en ontvangt 9 dagen lang 5 gulden van dit dorp, in een som van 36 gulden, door den stadhouder over Zeist en Driebergen, Doorn, Overlangbroek, Nederlangbroek, Sterkenburg en Leersum omgeslagen in Juni 1574.
-
voetnoot4)
- De eerste, van 16 April 1573, geldt voor 6 leeningen; de laatste is van 5 Juli 1573. Eerst quiteert Johan van Oistrum, van de negende leening af de luitenant of de schrijver van den hopman.
-
voetnoot5)
- In margine: ‘Loquatur, tot wyens profyte dese penningen gestreckt zijn’.
-
voetnoot6)
- Op één blad twee quitantiën, resp. van 3 en 4 leeningen, van 13 Augustus en 9 September 1573, en een quitantie van 12 g., betaald op ordonnantie van den gouverneur van Utrecht.
-
voetnoot6)
- Op één blad twee quitantiën, resp. van 3 en 4 leeningen, van 13 Augustus en 9 September 1573, en een quitantie van 12 g., betaald op ordonnantie van den gouverneur van Utrecht.
-
voetnoot1)
- De eerste, van 25 Mei 1573, betreft betalingen in geld en ‘hantscriften’ (obligatiën) in mindering van 11 leeningen; de laatste, van 8 Juli 1573, erkent de volle betaling.
-
voetnoot2)
- Van den schout van Schalkwijk als gecommitteerde der hoplieden 24 Maart 1573, aan die van Leersum en Darthuizen.
-
voetnoot3)
- Van den vaandrig Johan van Bemmel, bij afwezigheid van den hopman, 13 en 20 September 1574.
-
voetnoot5)
- In margine: ‘Debet quictantie oft certificatie’.
-
voetnoot2)
- De ordonnantie van 10 September 1574, hierachter afgedrukt, en twee quitantiën van 15 en 20 September 1574, door den vaandrig bij afwezigheid van den hopman gegeven aan den schout, resp. burgemeester(!) van Nederlangbroek.
-
voetnoot8)
- De ordonnantie is ook aanwezig. Zij is 20 September 1574 gegeven door ‘don Fernando de Lannoy’ op de gerechten van Schalkwijk, Tull en 't Waal, Jutfaas en Hagestein, tot een bedrag van 200 gulden. De quitantie van Peter Swart van Stellingvorriff is van 26 September 1574.
-
voetnoot3)
- Elders blijkt, dat het vendel van Lienden in het voorjaar van 1575 op De Vaart lag. Buiten de lias ligt een brief van Hierges aan het gerecht van Tull en 't Waal, van 11 December 1575, waarin hij mededeelt op weg te zijn naar het hof om geld te vinden voor het onderhoud van de vendels van Bossu, en verzoekt aan deze intusschen 100 daalders te verschaffen, met de gebruikelijke belofte.
-
voetnoot4)
- Van 23 September, zonder jaartal. Zie de noot 8 van de vorige blz.
-
voetnoot5)
- Van 12 en 20 Februari 1574. In margine: ‘R.’
-
voetnoot6)
- Hierop volgt nog een bladzijde met het hoofd: ‘Leninge gedaen bij. tgerecht van de Bilt’, waarop verder niets ingevuld is.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Derthuysen ende Doirn vrij’.
-
voetnoot2)
- In margine: ‘.... 200 £.’ De optelling geeft inderdaad deze uitkomst.
-
voetnoot1)
- Aanwezig is de ordonnantie van Hierges, van 2 October 1576, tot dat bedrag, hetwelk heet te strekken tot leening voor 14 dagen.
-
voetnoot2)
- Achterop leest men: ‘Overlanckbrouck, Snater, Lucas van Meghen, Hierges’.
-
voetnoot1)
- De lias, waartoe dit stuk behoort, bevat nog obligatiën in soortgelijken vorm, door of namens denzelfden hopman geteekend, van 13 November 1572 (f 101), 8 Maart 1573 (f 400), 16 Maart (f 135.5), 27 Maart (f 129.2¼) en 28 Maart (f 59.5 min 1 oort), 16 April (f 119.1), .. April (f 119), 27 April (f 150.16), 6 Mei 1573 (f 75.19½). Die van 8 Maart 1573 is gegeven aan schout en burgemeester van Wijk ‘tot geheelder ende volder voldoeninge van twee leeninghen, die de gemeen dorpen onder Overquartier slants van Utrecht’ opgebracht hebben, waarvan de laatste 6 Maart verschenen was. De volgende bevatten niet de belofte van terugbetaling, en zijn dus simpele quitantiën; zij heeten te zijn van de derde tot achtste leening, wat nog verduidelijkt wordt door die van 27 Maart, ‘das ich untfangen heb van Cornelis de Rues, burgermeister tot Wick, hundert und nijnundtwintich gulden br(abantsch) und 2¼ st., die er gelevert hefft up die tweehundert car. g., darup die huisleuden gesatzt und getaxiert worden sin, damit man tho zehen tage under den knechten lehenungh thun sol’. Bovendien bevindt zich aan de lias een obligatie van denzelfden hopman voor de regeering van Wijk, ten bedrage van 110 g. 12 st., van 29 Januari 1563 (tzestich in letters).
-
voetnoot1)
- Met de hand van iemand, die aan het nazien van de rekening heeft deelgenomen. De hier genoemde quitantiën ontbreken.
-
voetnoot1)
- Bij de aan dit stuk gehechte bescheiden bevindt zich een brief van 20 September 1574, van den secretaris van Vreeland, zonder adres, waarvan de inhoud met het bovenstaande ongeveer overeenkomt. De brief is overigens niet minder verward gesteld. Onderaan leest men nog: ‘Dat dese antwoort dus laet coem pt, dat coempt bij sieckten’.
-
voetnoot3)
- In margine: ‘Blijct bij quytantie geteeckent A’. Deze is aangehecht; zij is 14 September 1574 gegeven door den secretaris van Loenen, die door het hof van Utrecht belast was met den ontvang van de leeningen van het volk van hopman Peter Zwart en jonker Herman van Lienden, die te Loenen gelegd waren om konvooi te doen, voor 23 weken.
-
voetnoot4)
- In margine: ‘Ut supra geteeckent B’. Zij is aangehecht en blijkt te zijn van Roeloff (in den tekst) van Twickelle, onderteekend Adolff van Twyckelle, 12 December 1572. Op hetzelfde papier zijn een aantal ontvangstbewijzen van den secretaris van Loenen voor wekelijksche leeningen, zonder chronologische orde, afgeschreven, voor welke de hierboven vermelde algemeene quitantie in de plaats gekomen is.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘nota’. Er staat: ‘300 g. 25 g.’, evenals verder geregeld met bedragen, die honderdtallen inhouden.
-
voetnoot2)
- Eigennamen en getallen zonder bijzonderheden.
-
voetnoot2)
- Eigennamen en getallen zonder bijzonderheden.
-
voetnoot2)
- Eigennamen en getallen zonder bijzonderheden.
-
voetnoot3)
- Zie de derde noot. De optelling is fout, maar het juiste bedrag is niet veel minder.
-
voetnoot1)
- Het woord ‘nota’ staat nog eens naast de hier overgeslagen gedeelten, met het cijfer 5. Vóór de rubrieken 4 en 5 zijn accolades aangebracht; de bedoeling van de ‘nota’ is daardoor onduidelijk.
-
voetnoot2)
- In margine: ‘Gebrect quytantie off attestatie onder heur gerecht’.
-
voetnoot3)
- Het woord is onduidelijk; op blz. 173 en 183 wordt een drost van Wedden genoemd.
-
voetnoot5)
- De bedoeling is: ‘ontbood’. In margine: ‘Ut supra’.
-
voetnoot1)
- Acht en dertig posten als de voorgaande vermelden wat bepaalde personen aan vee en goed en verbrande huizen verloren hebben. In zeer enkele er van zijn de woorden ‘van die Guesen’ uitgevallen. In margine staat bij elke groep, d.w.z. de posten op elke bladzijde: ‘nota’.
-
voetnoot2)
- De bedoeling kan zijn: ‘zij zouden wel verdiend hebben’; maar de schrijver is er niet in geslaagd dit uit te drukken.
-
voetnoot3)
- In margine: ‘Te stellen off zij eenige leninge gedaen hebben ende daervan te bestellen quytantie.
-
voetnoot4)
- 18 Augustus 1573 leenden de gerechten van Kamerik der K.M. gerecht, Kamerik Mijzijde en Tekkop Kronenburgs gerecht van Jhr. Herman van Linden 500 g. De gecancelleerde obligatie bevindt zich in het Staten-archief nr. 228.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Van dese leningen te doen blijcken off bij quytantie off bij attestatie’.
-
voetnoot4)
- In margine naast dese twee alinea's: ‘nota’.
-
voetnoot5)
- In margine: ‘Gebreck quytantie off attestatie’.
-
voetnoot2)
- Onderaan de bladzijde leest men nog: ‘Zwart, Lynden. 250 g.’
-
voetnoot3)
- Boven aan de bladzijde met andere hand ‘[Dese] leninghe is gedaen aen het fendel des heeren van Floyon’.
-
voetnoot4)
- In margine naast dezen en alle volgende aangehaalde posten: ‘Leeninghe. Blijct bij quitantiën, waeraff copie autenticq hierbij gevoecht is’.
-
voetnoot5)
- In margine naast dezen en alle volgende aangehaalde posten: ‘Leeninghe voer het vendel des heeren van Floyon. Blijct bij quitanciën, daeraff copie autenticque hier is aangehecht’.
-
voetnoot1)
- Onderaan de bladzijde: ‘935 £(?) 16 st.’ Dit is niet de uitkomst van de optelling. Achterop leest men: ‘De prostie van St. Jans. Dese verificatie ende copiën autenteyck heeft de baljou sijn broeder de proest overgesonden’.
Aangehecht zijn de authentieke afschriften van de quitanties en van de ordonnantie, door Hierges aan ‘schout ende gerechte des dorps van Miert mit zijn toehehooren’ gegeven, voor accordeerende geteekend door A. van der Burch.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Sichem 133 g. 8 st. Noch 18 g. Noch 28 g. Noch 4 g’.
-
voetnoot4)
- In margine: ‘Sichem 35 £ (sic). Noch 6 £’.
-
voetnoot6)
- In margine: ‘Twickel 11 g.’ Een goudgulden is dus twee Karolus guldens waard.
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Konynck 342 £ 18 st.’ Moet zijn: 351 g.
-
voetnoot3)
- In margine: ‘Matijs Oor 72 £ 17 st. 8 p.’
-
voetnoot5)
- In margine: ‘Konynck 53 £ 10 st., noch 12 £ 10 st.’
-
voetnoot1)
- In margine: ‘Snater 47 £ 2½ st. Splynter 41 g. 13 p.’
-
voetnoot2)
- Achterop: ‘Denemarcken. Vosch, Floyon, Jan Symoni, Konynck, Splynter, Sichem, Snater, Twickel, Matijs Oor’.
-
voetnoot1)
- Hiermede is het niet uit geweest: 13 September 1574 schreef immers de regeering van Montfoort aan de Staten, dat zij wel van plan geweest was dien dag, volgens de beschrijving, ter vergadering te komen ‘ten waer dat wij op ghisteren alhier om onsser steede een zeer groet allarm gehadt hebben, ende ons wederomme offgehaelt wel meer als hondert beesten, behalven noch drie ofte vier van de schoenste huysen verbrandt, zulcx datter zulcke vreese onder de voorsc. borger is, dat wij onszelven tot Utrecht alsnu nyet en hebben dorven laeten vinden’. (Inv. Staten-archief nr. 230.)
-
voetnoot2)
- Vermoedelijk is dit het juiste jaar. Het jaartal in den laatsten volzin is of verschreven of wijst op het gebruik van den Paaschstijl, dat in Montfoort - zie mr. Fruin in het Verslag omtrent oude gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Utrecht over 1892, blz. 50 - en na de ordonnantie van Requesens van 16 Juni 1575 onaannemelijk is.
Achterop leest men: ‘Hopman Stickel, Montfoort, 4640 £.’
|