Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 44
(1923)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||
Rapporten en betoogen nopens het congégeld op granen, 1530-1541,
| |||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||
Philips den SchooneGa naar voetnoot1) - sindsdien door Karel V bevestigd - maakten het moeilijk in- of uitvoertollen in den gewonen vorm in te voeren. De regeering werd zoo gedwongen een anderen weg in te slaan; zij kon krachtens erkende hoogheidsrechten den uitvoer van de belangrijkste levensmiddelen uit een oogpunt van algemeen belang verbieden en hierop door verleening van brieven van verlof of congé de noodige vrijstellingen verleenen. Het werd mogelijk door ruime uitgifte van deze congébrieven tegen vaste geldsommen een soort van uitvoerbelasting op artikelen als graan in te voeren. Of deze bedoeling bij de instelling van het congégeld in de eerste jaren van de 16de eeuw onmiddellijk bestaan heeft, is onzeker; in later jaren is het streven zeker geweest aldus een uitvoerbelasting te scheppen. Dit streven is in de eerste plaats voortgekomen uit den wensch de inkomsten van het domein bij de steeds grooter wordende geldbehoeften van de regeering uit te breiden; het is daarnaast bevorderd door de neiging van de hooge ambtenaren der financie nieuwe belastingobjecten te creëeren, om hiermede ook hun persoonlijke belangen te dienen. Een zekere drang is verder ook door andere gewesten - o.a. Zeeland - uitgeoefend, die in de vrijstelling van Holland van de algemeene uitvoerverboden op graan en van het congégeld een bevoorrechting zagen. In Holland heeft men zich zoowel tegen elk uitvoerverbod op het graan als tegen de belasting van den graanhandel door een congégeld steeds verzet. De gevaren, die hun uit de belemmering van den graanhandel bedreigden - uitblijven van de vreemde koopmanschap, duurder worden van het graan, verplaatsing van de graanmarkt en van de meer en meer opkomende markt der West- en Zuid-Europeesche waren, die tegen het graan geruild werden - stonden hun duidelijk voor oogen. Vroedschappen, Staten, Hof van Holland en Rekenkamer, stadhouders, die met de behoeften van het land bekend waren geworden, allen hebben zij door hun memories, | |||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||
hun adviezen of hun woord het gevaar trachten af te wenden; toen in 1541 de zaak wanhopig scheen, heeft de gemeene burgerij van Amsterdam - kleine kooplieden, schippers, bootsgezellen - door haar gewelddadig optreden de zaak waarschijnlijk gered. Eerst de uitspraak van den Grooten Raad in 1548 heeft de vraag voor goed beslist. De strijd is belangwekkend, niet het minst om de vele belangrijke stukken, die hierbij vooral van de zijde van de Staten geproduceerd zijn. Tot dusverre was alleen hiervan de uitspraak van 1548, waarin de eisch en repliek van de Staten, beide door tal van argumenten toegelicht, waren ingelijfd, door de uitgave van Luzac bekendGa naar voetnoot1). In het archief van de Staten zijn andere memories voor den dag gekomen, waardoor de eer de belangen van het gewest op bekwame wijze verdedigd te hebben niet meer alleen aan Adriaan van der Goes gelaten wordt, maar voor een goed deel aan de generatie vóór hem - in de eerste plaats aan zijn vader Aart - overgedragen wordt. De beteekenis dezer stukken ligt niet alleen hierin, dat zij ons de meeningen dier dagen geven omtrent de te volgen handelspolitiek of omtrent de oorzaken, die de achteruitgang van sommige bedrijfstakken als de Leidsche lakennijverheid veroorzaakt hebben, maar dat zij ons ook in staat stellen een beter beeld van den graanhandel te vormen, van de beteekenis der Portugeesche, Spaansche en Engelsche afzetgebieden, van de opkomende concurreerende markten Bremen, Emden en Hamburg, van de werking van het congégeld op den Zeeuwschen graanhandel, van de crisis, die de scheepvaart en handel na de jaren 1530-1537 met zijn herhaalde oorlogen en Sont-sluitingen moest doormaken; dat zij ons verder op punten van meer technischen aard als de vrachtprijzen, de loonen, het laden van schepen, de bezwaren der verschillende havens enz. tal van inlichtingen verschaffen. Ten einde de nader aan te geven stukken, welke wij | |||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||
in deze bijdrage publiceeren, in het verband te kunnen plaatsen, waarin zij behooren, moge een overzicht van den strijd over het congégeld vooraf gaan. | |||||||||||||||||
II.A. 1506-1531.Wij wezen er reeds op, hoe voor het eerst in de 16de eeuw van een congégeld in Holland gesproken werd. Er was in het begin van 1506 een uitvoerverbod op granen uitgevaardigd, dat wel op adressen van Amsterdam en de Staten van Holland werd opgeheven, maar spoedig daarna door een nieuw verbod werd gevolgd, waarbij thans de gelegenheid gegeven werd tegen het koopen van congébrieven vrijstelling te verkrijgen. De Staten hebben in een remonstrantie onmiddellijk hun bezwaren tegen het verbod kenbaar gemaakt en met dit succes, dat nog in het jaar 1506 het congégeld afgeschaft en de uitvoer van het buitenslands gewassen graan vrijgelaten werd. Commissarissen, met name Kaerle Ourssin en Bouwen Vleyschouwer, die in 1507 gewapend met commissiebrieven van Margaretha van Savoye het congégeld trachtten in te vorderen, konden in 1508 onverrichter zake terug keerenGa naar voetnoot1). Met deze feiten, vrijwel het eenige wat ons omtrent de actie van 1506-1507 bekend isGa naar voetnoot2), moeten wij ten opzichte van de eerste poging tot invoeren van congégeld volstaan. De gedachte aan de belasting is reeds in 1515 opnieuw | |||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||
opgekomenGa naar voetnoot1), maar ook nu werd de heffing, waarmede een oogenblik schijnt te zijn begonnen, na de betoogen van Amsterdam en de Staten van Holland spoedig weder gestaakt; de octrooien, die 24 April 1516 naar aanleiding van deze betoogen verleend werden, stelden den uitvoer van het buitenslands gewassen graan weder vrijGa naar voetnoot2). Eerst de pogingen, die omstreeks 1527 gedaan werden het congégeld in te voeren, hebben een ernstiger karakter gedragen. Aanleiding tot het voorstel had het uitvoerverbod van graan gegeven, waartoe in 1526, naar het heette met het oog op de duurte van het koren, voornamelijk op aandrang van Vlaanderen besloten was. De bedoeling bleek weldra minder den uitvoer van het koren te ver- | |||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||
hinderen, dan wel een nieuw belastingobject te verkrijgen. De uitvoer werd namelijk tegen betaling van een congégeld - 11 en 9 schellingen grooten Vlaams voor een last tarwe en rogge - vrijgelaten, waarvan de regeering een zoo druk gebruik verwachtte, dat zij naar een uitlating van den stadhouder van HollandGa naar voetnoot1) hieruit ongeveer 60000 gulden hoopte te verkrijgen. De tresoriergeneraal Jean Ruffault, die het plan waarschijnlijk in 1515Ga naar voetnoot2) en nu in 1527 ontworpen had en wiens persoonlijke belangen men al spoedig in dezen gemoeid meendeGa naar voetnoot3), trachtte vooral de zaak door te zetten. Terwijl in Zeeland het uitvoerverbod en het congégeld zonder groote moeilijkheden uitgevaardigd en geheven schijnen te zijn, wekten de voorstellen in Holland groote tegenstand. Het Hof van Holland durfde de publicatie van het uitvoerverbod niet aanGa naar voetnoot4), en de Staten wezen met zoo grooten nadruk op hun belangen en privilegies, die door de voorgestelde maatregelen dreigden geschonden te worden, dat de regeering de publicatie achterwege liet. Ofschoon hiermede de grondslag aan het uitvoerrecht ontnomen was, begon Jan Pels, commissaris belast met de heffing van het congégeld, in 1528 toch de belasting in de monden van de Maas in te vorderenGa naar voetnoot5). De Staten maakten nu van hun kant bezwaar aangevraagde gelden toe te staan, waarop Hoochstraten en Buren, door de regeering belast met het indienen der finantieele voorstellen, bevredigende beloften op 't stuk van 't congégeld gavenGa naar voetnoot6). De stadhouder was hierbij te ver gegaan. Toen de landsadvocaat 16 Mei zijn standpunt nogmaals tegenover | |||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||
Hoochstraten uiteen zette, bekende deze voor het betoog niet ongevoelig te zijn, maar in zijn berekeningen op het Hof gefaald te hebben; ‘'t Hof’ zeide hij ‘was gelijck een ael, die men meent vast te hebben ende sluyten in de hant, mer die een mensch mit die een manier oft d'ander ontcompt’. Waarschijnlijk was de landvoogdes persoonlijk de zaak van Holland niet ongunstig gezind, maar Ruffault had het er op gezet de zaak door te zetten; ‘maulgré Madame, mijn heer van Hoochstraeten’, had hij eenige dagen tevoren aan Van der Goes gezegd, zou het congégeld in Holland ingevoerd worden, ‘off hij woude zijn commissie nederleggen’. De zaak bleef zoo sleepende. Pels kreeg waarschijnlijk bevel tijdelijk de heffing in de Hollandsche wateren te stakenGa naar voetnoot1), maar in September 1529 hooren wij opnieuw van pogingen het congégeld in de Maas en in 't Vlie te heffenGa naar voetnoot2). De Staten kwamen opnieuw in verweer. Op de reis van Januari 1530 brachten de gedeputeerden van de Staten de zaak van 't congé wederom bij het Hof ter sprake, maar andere vragen - o.a. de kwestie van den tolvrijdom in de Zeeuwsche wateren, die de Hollandsche steden in deze jaren misschien nog meer beroerde dan het congégeld - namen de belangstelling meer in beslag. De stemming van Hoochstraten was bovendien zeer ongunstig. In de zaak van den Zeeuwschen tol stond hij - als ‘hoofd van de financie’ ook geneigd voor het domein op te komenGa naar voetnoot3) - tegenover de | |||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||
StatenGa naar voetnoot1) en in een samenkomst, waarbij ook Dublioul aanwezig was, werden zeer scherpe woorden gewisseld, zoodat de gedeputeerden bij hun vertrek hun ontstemming over Hoochstratens optreden niet verborgenGa naar voetnoot2). Zeer onaangenaam werd de verhouding de volgende maand, toen Hoochstraten en de audiencier Dublioul in Utrecht kwamen om de Staten van Holland de bezegeling van den vrede van Kamerijk en twee nieuwe finantieele voorstellen voor te leggen. Bij een onderhoud, dat gedeputeerden van Amsterdam op 11 Februari met hen hadden, spraken zij nauwlijks over de mogelijkheid hun medewerking in deze voorstellen afhankelijk te stellen van de beslissing in zake den Zeeuwschen tol en het congégeld, of Hoochstraten stoof op en overlaadde de Amsterdamsche gedeputeerden met de meest krasse verwijten en dreigementen. De gedeputeerden hielden zich hiertegenover niet onwaardig en men wist Hoochstraten ten slotte zoover te krijgen, dat de Amsterdamsche gedeputeerden hun grieven bij geschrifte mochten indienen. De memorie, die dienzelfden dag nog (11 Februari) aangeboden werd en waarin o.a. het gevaar voor het verloop van den handel met verschillende feiten aangetoond schijnt te zijn, schijnt op Hoochstraten een zekeren indruk te hebben gemaakt. Den 18en Februari gaf hij den Staten op de aangeboden ‘doléances’ ten antwoord, dat hij Jan van Duivenvoorde, heer van Warmond en raadsheer in het Hof van Holland, gecommitteerd had in | |||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||
Amsterdam en andere koopsteden een enquête in te stellen ‘up tinhouden’ van de artikelen, die den 11en Februari door Amsterdam aangeboden waren. In geval bleek, dat inderdaad zoo groote belangen in dezen gemoeid waren, als hem was voorgesteld, dan was op zijn medewerking te rekenenGa naar voetnoot1). De zaak raakte daarmede in het goede spoor. Duivenvoorde ging 22 Februari naar Amsterdam, vervolgens naar Antwerpen, Middelburg, Vere en ZierikzeeGa naar voetnoot2) en verzamelde daar uit den mond van kooplieden, factoors, schippers en stuurlieden, voornamelijk uit hun ervaring in Zeeland gedurende de beide laatste jaren, belangrijke getuigenissen, die in een uitvoerig rapport niet zonder eenigszins tendentieus geredigeerd te zijn aangeteekend werden. Dit rapport, dat het betoog van de Staten volkomen scheen te bevestigen, gaven deze in Mei 1530 voor den Grooten en den Secreten Raad aan de regeering over. Evenwel ook nu nam de kwestie van den Zeeuwschen tol de aandacht voornamelijk in beslag, zoodat de vraag van het congégeld nauwlijks ter sprake kwam. De tresoriergeneraal Ruffault had alleen in een onderhoud met Van der Goes aan de getuigenverklaringen in Duivenvoorde's rapport alle waarde ontzegd en beloofd van zijn kant wel andere bewijzen te zullen leverenGa naar voetnoot3). De rekeningen, die hij den procureur-generaal uit Rijsel liet brengen en de volgende maand aan Joost Bets, als pensionaris van Dordrecht den landsadvocaat vervangende, voorleggen, toonden echter volgens Bets wel aan, dat Hollandsche schippers voor de Zeeuwsche wateren congébrieven hadden gekocht, maar niet dat dit ook voor de Hollandsche wateren geschied wasGa naar voetnoot4). De zaak bleef opnieuw hangen, tot de keizer in Februari 1531 zelf overkwam. Onmiddellijk brachten de Staten de zaak ter sprake en persoonlijk droegen zij haar bij den | |||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||
keizer voor. Den 25en Mei werd in het antwoord op de artikelen, die bij het consent van de bede van 24 April aangeboden waren, ook op de zaak van het congégeld - één der artikelen - beschikt. Vermoedelijk is hier een spoedige beslissingGa naar voetnoot1) na inwinning van de adviezen van den Grooten Raad en van het Hof en de Rekenkamer van Holland in uitzicht gesteld. Eind Juni kwam een gunstig advies van den Grooten Raad, 11 Juli eveneens gunstige adviezen van de Hollandsche colleges; den keizer zelf had Van der Goes den 8en Juli met behulp van een ‘carte van buyten om te seylen om.. die congien (te schuwen)’ in presentie van den ‘tresorier ende d'ander van den finantiën’ de moeilijkheden duidelijk gemaakt, ‘twelck zijne Majesteit wel conde begrijpen’Ga naar voetnoot2). Een gunstige beslissing was nu slechts kwestie van tijd. Dat de uitspraak eerst tegen eind September formeel gegeven werd, was volgens Andries Jacobs daaraan te wijten, dat de expeditie door Hoochstraten en de andere gewesten ‘getrayneert’ werd. Maar den 28en September kwam de beslissing; ‘alle vreemde coren ende graenen, die welcke in onse landen van herwaertsover niet gewassen sullen wesen, (zouden) voertaen vrijelicken in onsen lande van Hollandt gebrocht mogen worden ende voerts van daer uyt denselven lande ende andere onse landen van herwaertsover gevuert weren alwaert den coopluyden den voers. coern ende graenen toebehoerende gelieven zal, zonder daeromme eenich recht off impositie te betalene, tzelve nochtans sonder prejudicie van onse preeminencie auctoriteyt ende recht...’Ga naar voetnoot3). Met deze beslissing was het gevaar voorloopig afgewend. | |||||||||||||||||
B. 1536.Een nieuwe poging tot invoering van congégeld werd in 1536 gedaan. | |||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||
In de vergaderlng van 21 October 1535 werd aan de Staten het uitvoerverbod van granen, waarover reeds eenigen tijd geruchten in omloop waren geweest, officieel medegedeeldGa naar voetnoot1). De graanprijs was wel is waar hoog en sinds de geruchten opgedoken waren nog gestegen, maar de voorraad was grooter dan ooit, vele schepen, die nog laat naar Bremen, Ditmarschen en de Elbestreek om graan waren uitgezeild, te wachten, de politieke toestand niet slechter dan het vorige jaar. Den Staten scheen de publicatie van het plakkaat allerminst gewenscht; alleen verdere stijging van de graanprijzen kon hieruit volgen. Zij boden daarom denzelfden dag (21 October) een memorie aan het Hof van Holland aan met verzoek deze aan de landvoogdes te willen mededeelenGa naar voetnoot2), terwijl zij tegelijkertijd Van der Goes naar Maria van Hongarije afvaardigden om de memorie bij haar te verdedigen en schorsing van het plakkaat te verzoeken. De publicatie van het plakkaat werd intusschen door het Hof opgehouden. De reis van Van der Goes had weinig succes. Zijn memorie en de recommandatiebrieven van het Hof werden overgeleverd en de landvoogdes beloofde na haar terugkomst uit Namen een beschikking te geven, maar volkomen in strijd hiermede werden onmiddellijk na haar vertrek bevelschriften aan de grafelijke ambtenaren in Amsterdam en Dordrecht gezonden, waarbij gelast werd den graanuitvoer tegen te houdenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||
‘Enige, die tlant van Hollant nyet en beminnen,’ schrijft Van der Goes, hadden hier tegengewerkt. Duidelijker in zijn aanwijzingen is de Amsterdamsche pensionaris Andries Jacobs; ‘deur instigacie van heer Jan Ruffault, tresorier generaal met sijn aenclevers, die garen congie oft andere impost souden stellen op de graynen’ was hier gehandeld; het werd niet anders verwacht dan dat de zaak op een congégeld zou uitloopenGa naar voetnoot1). De gedeputeerden, die in December naar het Zuiden gingen, bemerkten dit. In een vergadering ‘voer de volle raed van de coninginne’ gaf Van der Goes een uiteenzetting van den toestand, hoe in Holland nooit uitvoerverboden van graan pleegden gepubliceerd te worden, welke de adviezen van de verschillende regeeringscolleges in 1531 en de daarop gevolgde beslissing geweest waren. Nadat hij Carondolet's vraag, of de keizer dan naar zijn oordeel niet het recht tot dit verbod had, ontweken had door niet te willen disputeeren ‘de potestate regia’, maar wel te weten, dat de keizer alleen 's lands belang wilde, werden de afgevaardigden naar speciale commissarissen verwezenGa naar voetnoot2). Hier vóór deze commissarissen Nigri, Ruffault, Vincent Cornelis en Hugo de GrammesGa naar voetnoot3) - allen behalve Mr. Vincent Holland in dezen niet gunstig gezind - kwam, na allerlei ‘scolastique redenen’ van NigriGa naar voetnoot4), De Grammes ‘bij soete maniere’ met een expedient voor den dag: of men niet van elk last buitenslands gewassen graan, welke uit Holland gevoerd zou worden, een ‘gracelijckheit’ voor den keizer wilde geven? Van der Goes ontvouwde hiertegen onmiddellijk zijn bezwaren; deze impost | |||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||
zou juist de koopmanswinst weg nemen ‘mits de coopmanscap zeer besneden es’. Ook Philippe de Lannoy, heer van Molenbaix, kwam 1 Januari 1536 met het denkbeeld van een ‘cleyne impost, sonder groete beswaernisse (voor den handel)’ voor den dag. Na een nieuwe audientie voor de landvoogdes in den vollen raad op 5 Januari, waar Van der Goes opnieuw het standpunt van Holland ontvouwde, werd 7 Januari ten huize van Carondolet een nieuw expedient voorgeslagen. De klachten van andere gewesten, in het bijzonder van Artois, dat Holland het hier gewassen graan kon uitvoeren, en de grief van Zeeland, dat men haar wel maar Holland niet congégeld liet betalen, konden niet onverhoord blijven; men zou nu den uitvoer van buitenlandsch graan vrij laten, maar commissarissen benoemd willen hebben, die toezicht zouden uitoefenen, dat geen hier te lande gewassen granen uitgevoerd werden. Voor hun moeite zouden deze met 18 en 9 stuivers van elk last tarwe en rogge beloond moeten worden. Op dit nieuw voorstel, dat 10 Januari schriftelijk werd overgeleverd, vergaderden de Staten 5 Februari in Den Haag. De belangrijke remonstrantie, die Van der Goes tegen dit voorstel ontworpen had, werd behoudens een kleine toevoeging goedgekeurd en volmacht gegeven de ‘propynen’ niet te sparen om ‘vrienden te maken’Ga naar voetnoot1). Toen gedeputeerden van de Staten in Februari in Brussel kwamen, waren intusschen machtige vrienden daarheen gekomen: Hoochstraten, die in deze zaak Holland welgezind was, de heeren van Nassau, van Buren, van Beveren, van Bergen, allen ‘groote meesters, die .. de natuere, condicie ende gelegentheyt’ van het land beter kenden dan de hooge ambtenaren in het ZuidenGa naar voetnoot2). In de vergadering van den Raad van State, versterkt door den Finantienraad, reikte Van der Goes het antwoord van de Staten op het voorstel van 10 Januari over (15 Februari). Een Hollandsche partij - genoemde heeren, | |||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||
benevens Carondolet en Mr. Vincent - stond tegenover Philippe de Lannoy, Ruffault en De GrammesGa naar voetnoot1); de hertog van Aerschot en Michel de Croy, heer van Saimpy, erkenden van de zaak geen verstand te hebben en neigden met de meer deskundigen mee te gaan. De zaak kon echter niet afgedaan worden wegens de afwezigheid van L. Schore en Nigri, beiden als tegenstanders van Holland bekend, die naar Mechelen getrokken waren om een voor hen gunstig advies van den Grooten Raad mede te brengen, doch hier op sterken tegenstand van den procureur-generaal en eenige leden gestuit warenGa naar voetnoot2). Op de vergadering van 23 Februari kwam het tot heftige debatten. Nigri en Schore, hier aanwezig, bestreden het betoog van Van der Goes en vroegen een uitvoerrecht op het buitenlandsch koren, dienende tot betaling van de inspecteurs; zij achtten zich daartoe gerechtigd, wijl de keizer ‘zijn preeminencie, hoocheyt ende recht in het jaer 1531 gereserveert heeft gehadt’. De laatste clausule maakte de zaak voor hen niet gunstiger. Carondolet bracht aan het licht, dat deze woorden in het octrooy van 1531 eigenlijk niet hadden behooren te staan, maar tegen 's keizers bedoeling door Ruffault ingevoegd warenGa naar voetnoot3). Vooral de hooge edelen vielen nu hard uit; zij kenden het land heel wat beter dan de tresorier Ruffault en al die geleerde heeren; nooit zouden zij een zoo onrechtvaardige behandeling van Holland gedoogen! Ten slotte ontaardde de vergadering in een kijfpartij, waarin partijen elkander beleedigingen niet spaarden. | |||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
De landvoogdes, die in de behandeling van deze aangelegenheid geen sterken indruk maakt, stelde voor de zaak aan den keizer over te laten, maar de edelen wilden hierin alleen toestemmen, als zij zich door inzage van de brieven overtuigen konden, dat hun opinies behoorlijk waren weergegeven; anders zouden zij zelf aan den keizer schrijven. Nadat Hendrik van Nassau den volgenden dag De Lannoy en De Grammes getracht had naar zijn zijde over te halen, werd op 25 Februari een nieuwe vergadering gehouden, die geen ander resultaat had dan de vorige. De landvoogdes besloot toen te concludeeren ‘achtervolgende den meesten hoep, die voer Hollant hebben geopineert’ en droeg Carondolet op het appointement op te stellen. De landvoogdes, heet het hierin, was ‘gesloten den Keyserlicke Majesteit van als tadverteren’ en stond toe, ‘dat ghy mit den coren vaert naer onder gewoonten, als ghylieden tot noch toe hebt geuseert.’ De zaak was daarmede opnieuw ten gunste van Holland beslist; van een brief aan den keizer was alleen gesproken om den aftocht te dekkenGa naar voetnoot1). Het aanbod van de beslissing een ‘acte’ of ‘besloten brieven’ te maken werd afgeslagen, omdat de ervaring van 1531 geleerd had, schreef Andries Jacobs, dat verkregen voordeelen op deze manier weder ‘gerestringeert’ konden worden. Na toezegging van de noodige propijnen vertrokken de gedeputeerden weder naar Holland. | |||||||||||||||||
C. 1540-1541.Na den uitslag van 1536 meenden sommigen, schrijft Van der Goes, ‘dat de tresorier generaal Ruffault, die onse principale wederpartie es, deese saecke (sc. van het congé) in zijnen leven niet meer voorthalen en sal, hoewel hij de gifte heeft van den congiegelde ofte impost, daer hij vrunden mede maect tegen ons’. ‘Watter af comen sal’, | |||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||
voegt hij er zelf sceptischer aan toe ‘dat sal den tijt leeren’Ga naar voetnoot1). De gebeurtenissen van 1540 en 1541 leerden, dat Ruffault den moed nog niet opgegeven had. Den 13en November 1540 verscheen namelijk mr. Pieter du Breul, raad en advocaat-fiscaal van den Grooten Raad in een vergadering van de door hem beschreven Hollandsche steden met een concept-regeling voor een nieuw uitvoerrecht op het Oostersche koren, t.w. 36 stuivers op elk last tarwe en 24 stuivers op elk last rogge. De Statenvergadering van 17 DecemberGa naar voetnoot2) besloot hiertegen weder bij de landvoogdes te remonstreeren; alleen Dordrecht, dat op grond van een clausule, waarbij bijzondere rechten gewaarborgd werden, met haar privilegies de gevaren voor zich meende te kunnen afweren, besloot afzonderlijk te ageeren, bij welke beslissing het ook na een bezending door de Staten bleefGa naar voetnoot3). Van der Goes stelde een nieuwe memorie op, die aangevuld door Amsterdam en de Waterlandsche steden den 25en Januari te Binche met een begeleidend kaartje na een mondelinge toelichting van Van der Goes aan de landvoogdes overhandigd werd. Elf dagen later, na de komst van Ruffault uit Mechelen, werd aan de gedeputeerden van de Staten geantwoord, dat Du Breul de zaak niet duidelijk had voorgesteld en een ander concept, reeds op 26 December 1540 gedateerd, overhandigd. Hoewel belangrijke verbeteringen ten opzichte van het eerste voorstel aangebracht waren - verlaging van de tarieven tot 24 en 18 stuivers en verschillende vrijstellingen - achtten | |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
de gedeputeerden het toch even onaannemelijk en gaven zij hun antwoord hierop onmiddellijk overGa naar voetnoot1). De regeering weigerde dit te aanvaarden, zoodat nader rapport van de Staten gehaald moest worden. In de vergadering van 22 Februari hebben de Staten een antwoord opgesteld, dat in hoofdzaak overeenstemde met het eerste antwoord van de gedeputeerden; een nieuwe deputatie zou naar de landvoogdes trekken en voor het geval deze geen satisfactie wilde geven en zich beroepen wilde op den keizer, zou men verlof vragen naar den keizer te mogen gaan òf de zaak in rechten te vervolgen. Het werd April vóór de deputatie naar Brussel vertrok en door een samenloop van omstandigheden werd het een mislukte tocht; de deputatie was zeer onvolledig, een bespreking met de landvoogdes bleef uit, het op 22 Februari ontworpen antwoord werd niet overgeleverd. Alleen was uit een gesprek met Schore gebleken, dat de bedoeling was de zaak door te zetten en dat de Staten niet meer gehoord zouden wordenGa naar voetnoot2). Niettegenstaande dit rapport besloot de Statenvergadering op 22 April ‘ter liefde van Amsterdam’ een antwoord op het voorstel van 10 Januari over te geven, waarbij o.a. de benoeming van commissarissen, die een nieuw onderzoek naar den toestand zouden instellen en voorloopige schorsing van de maatregelen gevraagd werd. De nieuwe memorie, breeder opgesteld dan het ontworpen antwoord van 22 Februari, werd begin Mei overgegevenGa naar voetnoot3) en op 23 Mei bij appointement ‘ter contrarie’ beantwoordGa naar voetnoot4); de remonstrantie zou aan den keizer | |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
doorgezonden worden en zijn beslissing, of een nieuwe informatie genomen en de ordonnantie geschorst zou worden, afgewacht worden. De zaak stond zoo tamelijk wel wanhopig, toen de nieuwe stadhouder begin September in Den Haag zitting kwam nemenGa naar voetnoot1). Een poging van de Staten zijn invloed te gebruiken dreigde te mislukken, daar de landvoogdes hem uitdrukkelijk verboden had iets in deze zaak te doen; de ontvangers van het congé waren reeds voor Amsterdam benoemd en de belasting stond geëxecuteerd te worden. Evenwel - er was een nieuw element in de zaak gekomen, waarmede hij rekening moest houden. Door Amsterdam waren nl. ‘certificatiën ende verificatiën’ verzameld, waaruit bleek, ‘dat in dit jaer staende de voirs. impost (reeds) 150 schepen van oosten mit coren westwaerts geseylt (waren) sonder dese landen te geraken’. Dit feit was de regeering niet bekend en te belangrijk om verzwegen te worden, zoodat de stadhouder meende te mogen advizeeren deze gegevens aan de landvoogdes mede te deelen, wanneer zij naar het antwoord van den keizer kwamen informeeren. Eind October gingen gedeputeerden daartoe naar Brussel en den 2en November droeg Van der Goes de nieuwe feiten aan de regeering voor. Op de beslissing hebben gebeurtenissen, die intusschen in September in Amsterdam waren voorgevallen, grooten invloed gehad. In de eerste helft van deze maand had nl. een executeur van den nieuwen impost nog 's avonds om tien uur getracht een burger te arresteeren. De burgerij was in beweging gekomen en zag hierin een poging den poorter in den nacht - nog wel met medekennis van de stedelijke regeering - in strijd met alle stedelijke rechten te ontvoeren. De houding van de menigte werd ten slotte zoo dreigend, dat de executeur blij was buiten de poorten een goed heenkomen te mogen zoeken. Voor de stad dreigden uit deze gebeurtenis groote | |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
moeilijkheden voort te komen - stadhouder en Hof van Holland lieten onmiddellijk door Suys naar de toedracht informatie nemen - en ook voor de Staten scheen deze gewelddaad de nieuwe actie niet te begunstigen; toch heeft zij waarschijnlijk deze nuttige uitwerking gehad, dat de regeering de oogen geopend werden voor het gevaar tegen een zoo algemeen Hollandsch belang in te handelen. Het antwoord van Schore op de voordracht van 2 November was wel ongenadig uit de hoogte - de regeering kon na het gebeurde in Amsterdam het verzoek niet beantwoorden, vóór voldoening was gegeven - en aan Van der Goes werd wel het zwijgen opgelegd, toen hij het woord weder opnam, maar terzijde werd hem door ‘enige vrunden (gezegd) datter geen exécuteur meer commen en zoude, want men nyemant daertoe en soude komen verwittigen - daermede de Staten tacite genouch verstonden te hebben heurlieder intentie’Ga naar voetnoot1). De zaak was inderdaad hiermede afgeloopen. In de volgende maanden kwam nog wel een eisch ter sprake van 25000 gulden als schadeloosstelling voor dezen misgeloopen impost, maar van het congégeld werd niet meer gesproken. | |||||||||||||||||
D. 1545-1548.Ten slotte de laatste poging van 1545. In dit jaar verscheen een zekere Philips de Bisschop, voorzien van een commissiebrief van Jacques Gramaye, ontvanger der beden in Holland, om op grond van de ordonnantie van December 1540 congégeld van het vreemde koren, dat uit Holland gevoerd werd, te heffenGa naar voetnoot2). De gedeputeerden van de Staten in Brussel zijnde besloten 21 Augustus op advies van den stadhouder Van Praet een memorie aan de landvoogdes te richten, waarop | |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
5 September geantwoord werd, dat het wel niet in de bedoeling lag het buitenlandsch koren aan een congégeld te onderwerpen, maar dat middelen gevonden moesten worden om te voorkomen, dat het binnenlandsche koren met het buitenlandsche uitgevoerd kon worden. Dit antwoord voldeed de Statenvergadering, die 16 September in Den Haag gehouden werd, zeer weinig en men besloot te eischen, ‘dat het voorschreven congégeld simpelijck afgedaen soude moge werden’. Op voorstel van de Ridderschap, die bezwaar had tegen het oorspronkelijke voorstel de afschaffing van het congégeld onder de voorwaarden voor de bede op te nemen, werd 16 December nader besloten ‘bij hulpe ende adresse van den heer van Granvelle’ afschaffing van den impost te vragen, ‘al soude men oock van 's lants wegen denselven Granvelle wat toevoegen ende schencken’; eenige commissarissen werden bovendien aangewezen om den keizer bij zijn komst in Utrecht de zaak voor te dragen. Het resultaat van dit onderhoud was de beschikking, ‘dat de Staaten den Procureur Generael van den Grooten Rade ... in justicie souden mogen roepen ende haer recht vervolgen’Ga naar voetnoot1). Er ontwikkelde zich thans een procedure voor den Grooten Raad, waarbij de Staten als eischers optraden en de gewone procesgang doorloopen werd. In Maart 1546 lieten de Staten den procureur-generaal indagen, in de zelfde maand werd de eisch gesteld. Antwoord en repliek volgden, waarop de procureurs van de Staten in Mechelen in voortdurend overleg met den landsadvocaat en de voornaamste geinteresseerden - i.c. Amsterdam -Ga naar voetnoot2) de memorien met de noodige bewijsmiddelen overlegden. Na twee jaren, in den zomer van 1548, was de zaak eindelijk in staat van wijzen. De uitspraak, die 13 October 1548 volgde, veroor- | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
deelde den procureur-generaal te moeten ‘gehengen ende gedoogen alle 't koren ende graan, gewassen buyten desen onsen landen ende gearriveert in Hollant, gevoert ende getransporteert te worden buyten onse voors. lande van Hollant sonder ter cause van dien te betalen eenich tolrecht, impost of congégelt anders dan costumierlijck ende gewoonlijck betaelt es geweest ende opgelicht den 14en dach van Decembre anno 1495’Ga naar voetnoot1). De zaak was hiermede voor goed beslist. | |||||||||||||||||
III.De betoogen en rapporten, die in zake het congégeld van de Staten zijn uitgegaan en ons bewaard zijn geblevenGa naar voetnoot2), zijn:
| |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Van deze stukken komen alleen de nos. 1, 2, 3 en 7 voor een publicatie in aanmerking. Nos. 5 en 8 toch zijn reeds gedruktGa naar voetnoot1), de inhoud van no. 4 stemt vrijwel overeen met dien van no. 5, de inhoud van no. 6 komt grootendeels in de betoogen no. 3 en 7 voor. | |||||||||||||||||
Rapport van het onderzoek van 1530.Dit rapport is alleen bewaard in een afschrift, dat - blijkens een inliggenden origineelen brief aan Maria van Hongarije d.d. 28 Maart 1541 en een notitie op het schutblad - voor de landvoogdes bestemd is geweestGa naar voetnoot2), maar door deze niet is geaccepteerd. Het stuk bevat de verklaringen van 48 personenGa naar voetnoot3) - kooplieden, factoors, waarden en schippers -, die door den raadsheer van het Hof van Holland, Jan van Duivenvoorde, geassisteerd door Barthout van Assendelft, secretaris van het Hof, verhoord zijn geweest op zekere artikelen, welke door Amsterdam op 11 Februari 1530 aan den stadhouder Hoochstraten overgeleverd waren (zie hiervóór blz. 8). Het ‘quoyer’, dat deze artikelen bevatte en waarop men in het verhoor telkens terugging, is niet bewaard. In deze getuigenissen komen uitteraard stukken voor, die niets anders dan herhalingen van verklaringen in vorige getuigenissen zijn. De verschillende getuigenissen zijn bovendien niet van gelijke waarde. De verklaringen bv. van de kooplieden Hendrik van Rees en Albert Cray (nos. 12, 11) en den factoor van den koning van Portugal (no. 10), die over hun transacties berichten, van de schippers Jan Schout, | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Jacob Huich, Geryt Wouters, Jacob Pieters e.a. (nos. 1, 2, 7, 14), die over hun reizen en bevrachtingen, of van sommige waarden als Lubbert Not en Kerstin Roelofsz. (nos. 4, 6), die over hun zakencorrespondentie mededeeling doen, hebben tegenover verklaringen van anderen, die òf alleen over hun huren van stuurlieden kunnen berichten òf niet dan tweedehandsche berichten kunnen geven, welke dikwijls onjuistheden blijken te bevattenGa naar voetnoot1), bijzondere waarde. Toch bevatten bijna alle getuigenissen bestanddeelen, die andere getuigenissen hetzij aanvullen, hetzij deze verbeteren of verduidelijken. Wij hebben daarom alle verklaringen meenen te moeten opnemen, doch met deze beperking, dat de gedeelten, die alleen reeds bekende feiten herhalen, in verkorten vorm weergegeven worden. Bovendien hebben wij den aanhef en het slot der verklaringen, na de eerste verklaring volledig weergegeven te hebben, weggelaten. | |||||||||||||||||
Het betoog van 1536.Dit betoog is ons overgeleverd in minuut en in een gelijktijdig afschriftGa naar voetnoot2). Wij kunnen in dit betoog twee deelen onderscheiden in de eerste plaats het waarschijnlijk vrijwel volledig overgenomen betoog, dat in December 1535 werd overgeleverd naar aanleiding van het ingekomen uitvoerverbod op granen (zie hiervóór blz. 12); vervolgens het antwoord op de voorstellen van 10 Januari 1536, waarbij het uitvoerrecht ten behoeve van het toezicht op den graanuitvoer werd voorgesteld. | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
De betoogen van 1541 (Januari, November).Deze betoogen zijn ons in gelijktijdige afschriften - het laatste in twee zeer slechte copieën - bewaard.
De nummering der verschillende getuigenverklaringen en der artikels van de betoogen is door ons ingevoerd. P.A.M. | |||||||||||||||||
I. Rapport van het onderzoek van 1530.Informatie gedaen binnen der stede van Amstelredam upten XXIIen dach February XVc Anno XXIX secundum cursum curie Hollandie bij mij Jan van Duvenvoorde ridder, heere tot Warmont, raedt ordinarys des Keysers binnen den Hove van Hollant, up zekere articlen overgegeven bij die gedeputeerde der voors. stede van AemstelredamGa naar voetnoot1) mijnen heere den grave van Hoochstraten, stadhouder generael van Hollant, Zeelant ende Vrieslant roerende tpericle van tverlies van coopmanscepe uyt saecke van zekere congie, twelck upgeheven ende genomen wordt van tgreyn, dat uyten lande gevoert wordt ende dit nae vermogen van zekere commissie mij daeroff gesonden bij mijnen heere den stadhouder ende raden van Hollant van date den XIIIen deser maent, geteyckent bij meester Pieter van sinte Pieters secretarys ordinarys. Ende omme zekerlicken in die voors. saecke te procederen hebbe tot mijn adjunct genomen Bartout van Assendelft oock secretarys ende hebbe doen dachvaerden zekere personen sulcx als die van Aemstelredam mij genoemt hebben bij Claes Claesz. deurwaerder ende die bij eede gehoort, als hiernae volget.1. Ende eerst scipheer Jan Schout wonende tot Zuerwoude, out omtrent XLVI jaren, geexamineert bij zijnen eede upten inhouden van die XIIII, XV ende XVIe | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
articlen van een zekere quoyer, bij die van Aemstelredam in den name zoe zij procederen overgelevert, tuycht ende seyt uptie voors. articlenGa naar voetnoot1), dat hij deposant in die zomer lestleden geseylt es geweest in Oostlant, meynende hem selven aldaer te voorsien van coopmanscepe dienende in dese landen, gelijck hij gewoonlick es geweest van doen; comende tot Danswyck zoe es hij deposant mit noch drie andere scippers, te weeten Jacob Huych van Zuerwoude, Jan Claesz. Wrocht van RaropGa naar voetnoot2) ende Evert Jansz. van Eynchuysen, die daer mede gecomen waren uyt dese landen om coopmanscepe te halen, gewillicht geweest bij die waerden, daer die factoers van Portugael off Spaengnaerden thuys lagen, om huere scepen te laden mit koorn ende tselfde te brengen tot Lisseboenen mits dat hunluyden voor elcke last rogge belooft es vijftiendalve Rijnsguldens van XL groten tstuck vrij gelt boven alle oncosten van priemgeltGa naar voetnoot3), coelgelt, averije ende anders, die hun soude mogen upcomen van enige havenen die zij souden mogen besoucken onderwege. Des was wel bevoorwaert, dat zij gheen havenen in dese landen besoucken en souden, zoe verre hunluyden tselfde doenlicken ware buyten alle onweder ende tempeeste ende in gevalle die tempeeste hunluyden daertoe dwingen wilde, dat zij dese landen souden moeten besoucken, dat zijluyden in dat gevalle comen souden in Texel ofte in die Roompot tot Zierycxee, maer dat zij ymmers schuwen souden die Wyelinge ofte Arnemuyden overmits die oncosten van die congie, die men aldaer hebben wil van den coopman. Seyt dat die grootheyt van tloon dede hunluyden angaen dieselve voorwaerde, want zijluyden wel een last | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
rogge uyt dese landen brengen souden tot Lisseboenen om die waerde van vijff Rijnsguldens off vijftalve, want die scippers van desen lande nyet meer te vracht daeroff gehadt en hebben. Seyt dat die waerden van die factoers van Portugael om hunluyden te bet te willigen tot die reysen hebben hunluyden huere vracht versekert; al waert oock, dattet koorn bij gebreck van hetten verbroeyt off verdorven ware, sulcx dat men tselve nyet en soude hebben willen ontfangen, zoe waren zijluyden altijt huere vracht versekert zoe verre zij tgoet overbrochten. Seyt dat in tselfde jaer waren wel neghen scepen gehuyrt uyt dese landen, die hij deposant al wel soude weeten te noemen ende tot hunluyden was een groote hulck van Lubeecke mit drie maerssen ende hadde elck van die voors. scepen geladen, deen meer ende dander min, wel hondert ende vijff ende twintich last koorns. Seyt dat die scippers van die zes scepen uyt dese lande, die nae hem deposant mit zijn vierde bevracht worden, hadden van elck laste vijftien Rijnsguldens, twelck hij van hunluyden gehoort heeft, te weeten van Frans Jansz. van Purmereynde, Jacob Woutersz., Jacob Kijnerts van Purmereynde, Claes Heynenz. van Waerder, Pieter Claesz. van Graft ende Symon Schouten, scipper van LubeeckeGa naar voetnoot1). Ende boven desen zoe waren daer meer andere Oosterssche scepen bevracht mit koorn zonder dat hij die soude weeten te noemen. Seyt dat hij noyt geweeten en heeft, datter Portugalosers off Spaengnaerden oyt oostwaerts verthiert hebben dan die hij nu te zomer lestleden aldaer gesien heeft. Aldus ondergeteyckent, ie Jan Scout (volgt zijn merk)Ga naar voetnoot2). | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
2. Scipheer Jacob Huych wonende tot Zuerwoude, out omtrent XL jaren................... tuycht ............. dat hij den vorigen zomer te Danswyck met Jan Schout, Evert van Eynchuysen en Jan Wrocht van Rarop door de waarden van de factoors van Portugael gehuurd is geweest koren van daar naar Lisseboenen te voeren, zulks op het loon en de voorwaarden door den vorigen getuige (no. 1) aangegeven. Seyt dat zijluyden onder tseyl zijnde hebben moeten havenen in Texel, daer zij moesten blijven leggen wel vijff weecken bij gebreck van winde ende binnen die tijt zoe sonden die coopluyden noch een bode an hunluyden, dat zij ymmers in Zeelant nyet ancomen en souden. Seyt dat nae hunluyden noch vijff andere scepen uyt dese lande mit een groote hulck mit drie maerssen van Luybeke mede bevracht zijn geweest mit koorn up Lisseboenen, dewelcke bedongen hebben van elcke last vrijs gelts vijftien Rijnsguldens, gelijck hij van Frans Jansz. wel gehoort heeft, die een van die zessen was. Seyt dat zij onder hun thien scepen wel twaleff off derthien hondert last koorns geladen hadden nae zijne raminge, want daer scepen waren, die hondert ende veertich last geladen hadden, andere hondert ende dertich ende andere min. Seyt dat ter selve tijt die coopluyden sochten meer scepen om mit koorn te bevrachten, maer off zij meer scepen gecregen en weet hij int seker nyet, want hij deposant uptie tijt hoorde aldaer seggen, dat die factoer van Portugael wel upgecocht hadde vier duysent last. Seyt dat men wel een last koorns van hier tot Lisseboenen voeren soude voor vijff off voor vijftalve Rijnsguldens van vracht ende souden die scippers blij wesen, als zij zoe veel mochten hebben van die vracht. Ende weet dit, alsoe hij selve scipper es ende tselfde soude daer voor willen doen ende van andere scippers oock wel gehoort heeft, die tselfde oock gaern souden willen doen. Ende overmits dat hunluyden dat overloon geboden worde, zoe deden zij die reyse van Danswyck tot Lisseboenen, die zij anders nyet gedaen en souden hebben, | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
want om te voldoen hueren reeders zoe cochten zij aldaer tot Danswyck koorn ende andere coopmanscepen ende sonden dat over bij andere seepen hueren reeders herwaertsover................
3. Scipheer Frans Jansz. wonende te Purmerlant, out omtrent XXXII jaren ................. tuycht ............ dat hij deposant in die zomer lestleden geseylt es geweest in Oostlant om aldaer coopmanscepe te halen ende te brengen in dese landen, gelijck hij die naeste drie jaren herwerts gewoonlick es geweest van doen, maer commende tot Danswyck zoe es hij mit noch vijff andere scepen uyt dese lande ende (een) groot scip van Luybeke gehuyrt geweest tot behouf van de factoers van Portugael om mit koorn ende pick te zeylen van Danswyck nae Lisseboene, daer zij nyet gaern toe en quamen, maer duer die grootheyt van tloon zoe worden zij daer toe gewillicht, want hunluyden worden belooft voor elcke last koorns vijftien Rijnsguldens van XL groten vrij gelt ende voor elcke last pick elf Rijnsguldens. Des was bevoorwaert ende voorsproken bij den voors. factoers, dat zij geen havenen kyesen en souden in Hollant noch in Zeelant, maer in gevalle dat zij duer noot van winde off tempeeste in dese lande soude moeten havenen om hemselven te salveren, dat zij alsdan zeylen souden nae Texel off nae Zierycxee, maer dat zij altijt scuwen souden die Wyelingen ofte Walcheren overmits die congie, die men aldaer hebben wilde van den coopman, te weeten elff scellingen van een last tarwe ende neghen scellingen van een last rogge. Ende om te thoonen, dat zij wilden gescuwet hebben dese landen om die congien, zoe seyden zij, dat zij tlast koorn wel gevoert souden gecrijgen in dese landen voor vijff Rijnsguldens ende uyt dese landen voort nae Lisseboene om vijff Rijnsguldens tlast, maer des souden zij moeten betalen tcongie, zoedat zij daeromme tevreden waren hunluyden te geven vijftien Rijnsguldens vrijs gelts. Seyt dat die Poortugalosers sochten uptie selve tijt noch meer scepen om te bevrachten mit koorn ende | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
alsulcx hadden zij noch twee scippers uyt desen lande - te weeten Jan Bruyn ende Peter de Cat - mede gesproken om te bevrachten ende te seynden nae Lisseboene, die willich ende bereyt souden hebben geweest, maer huere bootgesellen die en waren daer nyet willich toe, zoodat die achterbleven. Maer off zij andere scepen gecregen uyt Oostlant ende dat zij die bevracht hebben en weet hij nyet. Seyt dat zijluyden int bevrachten bevoorwaert hebben, dat in gevalle tkoorn bedorve onder wege, dat zij nochtans huere volle vracht hebben souden, waervoor die factoers hunluyden setteden goede vasticheyt binnen Danswyck. Seyt dat uptie tijt die sprake aldaer was, dat die voors. factoers dat koorn ende veel meer, dat zij aldaer hadden leggende, vermangelt hadden om peeper ende andere specerijen ende dat zij van daen voort wilden reysen int coninckrijck van Polen om aldaer mede specerijen te vermangelen aen koorn, maer hoe groot dattet getal was van lasten, dat die factoers vermangelt hadden en weet hij int seker nyet..............
4. Lubbert Not, waerdt in den Helm tot Aemsterdam, out omtrent XLII jaren................. tuycht............. dat hij geboren es van Breemen ende uytien wel kennesse heeft an enige coopluyden aldaer, sulcx dat zij huere coopmanscepe meest aen hem scrijven omme die te verthieren. Nae inhoudt huere brieven ende uyt saecke als vooren heeft hij in den jare XXVII gehuyert gehadt een hulckschip ende drie styerluyden ende dieselfde gesonden tot Breemen, daer zij angenomen zijn geweest om mit koorn te seylen in Engelant voorbij dese landen zonder duer dese landen te komen. Van gelijcken heeft hij oock gehuyert in den jare XXVIII wel zes scepen ende een styerman ende denselfde mede gesonden nae Breemen, die aldaer bevracht ende angenomen zijn geweest om mit koorn te seylen in Engelant ende bovendien zoe hebben die coopluyden van Breemen huer selfs scepen ende andere scepen van buyten bevracht mit koorn up Engelant, zoe datter in denselven jare XXVIII | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
veertich scepen tot eene reyse van Breemen tseyl gingen mit een oostenwind nae Engelant ende worden wel bij de drie duysent last koorns van Breemen in Engelant gebrocht int tselfde jaer. Ende brochten die voors. scepen veel Engelsche lakenen wederomme, zoedat zij mit die lakenen zeer vervolt zijn in die landen, sulcx dat die gheen, die wel duysent Leydtsche lakenen plagen te verthieren, alsnu geen hondert en begeeren, twelck hij deposant weet, alsoe hij eenen heeren Cort Kenckel wel duysent Leydtsche ofte andere Hollantsche lakenen up een jaer gecocht ende geseyndt heeft, die geen Hollantsche lakenen begeert en heeft, zedert dat hij die verthieringe in Engelant mit dat koorn gehadt heeft; ymmers heeft hun int jaer voorleden gescreven, dat hij wel drie hondert off vierdalff hondert lakenen hadde staende tot Breemen, die hij him deposant wel overseynden wilde, wiste hij daer off gelt te gecrijgen. Seyt dat int jaer voorleden die van Breemen mit huere ende andere scepen, die zij daer toe huyerden, gesonden hebben wel achthondert last tarwe tot Lisseboenen zonder duer dese landen te comen, twelck hij deposant alsoe verstaen heeft van de coopluyden ende scippers, die tselfde aldaer gesonden ofte gebrocht hebben, dewelcke hun wel verclaringe gedaen hebben van die namen ende toenamen van die scippers ende mit hoeveel elck bevracht was, zoedat hij uyt dien wel weet, dattet alsoe veel beloopt als hij hier voor verclaert heeft. Seyt dat die coopman scuwet altijt die wegen ende landen, daer men enige last ofte nyeuwicheyt up haer coopmanscepen set. Alsulcx geleden vyff off zes jaren, doe dat koorn alhier in den lande tot groote prijse stondt, zoe quam een rumoere onder die gemeente tot Aemsterdam, als dat zij nyet en wilden, dat men koorn uytvoeren soude, welcke rumoer verspreydt worde voor die coopluyden van Breemen, die daerom gescreven hebben aen him deposant om die waerheyt te weeten, off zij koorn sonden off tselfde oock uytgevoert soude mogen worden, genouch te kennen gevende, dat indient nyet uytgevoert en soude mogen worden, dat zij geen seynden en wilden, welcken brieff hij deposant verthoont heeft | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
den regierders der stede van Aemsterdam ende bij huere wille wederom gescreven an die van Breemen, dat zij vrij mochten comen mit koorn ende voeren dat, daert hunluyden beliefde. Seyt dat hij deposant oock wel heeft hooren seggen, dat enige scepen geladen mit koorn geseylt zijn geweest uyt Holstlant, uyt Ditmaers ende andere daeromtrent in Engelant in den jare XXVIII ende XXIX lestleden ............
5. Claes Hudepol wonende tot Aemst(erd)am, out omtrent XXXIX jaren ................ tuycht.............. dat een coopman scuwet altijt die wegen ende landen, daer men enige last off nyeuwicheyt soude willen setten up zijn coopmanscepe. Sulcx es gebuert vijff off zes jaren geleden, tot welcke tijt dat koorn in groote waerde was alhier int lant van Hollant, waerom die gemeente nyet gedogen en wilde, dat men enige koorn uytvoeren soude tot Deventer, Campen ofte elders, die alhier tot Aemsterdam gecomen waren om koorn te halen, welcke rumoer gecomen es onder den coopluyden van StadinekGa naar voetnoot1) in den lande van Pomeren, dewelcke daerom gescreven hebben aen Wollebrant Dircxz., hueren factoer binnen der stede van Aemsterdam om int seker geadverteert te zijn, off zij enige koorn oversonden, off men tselfde soude mogen uytvoeren dan nyet, gevende genouch te kennen, dat in gevalle, dat zij geen koorn uyt dese landen en souden mogen voeren, geen te willen seynden, welcken brieff hij deposant selve gesien ende gelesen heeft als wesende uptie tijt dienaer van den voors. Wollebrant Direxz., waerup bij denselven Wollebrant weder gescreven worde uyt last ende bevel van die regierders der stede van Aemsterdam, als hij deposant vermoet, dat die coopman soude vrij mit zijn koorn mogen comen ende varen daer mede, daert hem beliefde. Seyt dat hij deposant int seker genouch bij coopluyden geadverteert es, dat die naeste twee jaren herwerts grote | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
menichte van koorn gebrocht es geweest van Breemen, vander Wesen ende vander Elve uyt Oostlant nae Londen in Engelant ende nae Spaengnen ende Lisseboenen. Ende overmits dat die van Hamburch nyet en wilden gedogen, dat men enige koorn uytvoeren soude, zoe hebben die coopluyden die wegen gescuwet om te comen tot Hamburch ende hebben hueren koorn gebrocht tot Breemen. Die van Hamburch merckende, dat die van Breemen zeer wel gevaren hebben mit tkoorn uyt te seynden, zijn anders bedacht ende gedelibereert mede tkoorn uyt te laten voeren ende duer die stadt te laten passeren, als hij deposant van een coopman van Hamburch binnen drie off vier dagen herwerts gehoort ende verstaen heeft, waer uyt men oock bemercken mach, dat die coopman scuwet die plaetse, daer zijn coopmanscepe behindert ende benauwet wordt. Seyt dat duer die verthieringe, die die van Breemen gehadt hebben in Engelant mittet koorn dese naeste drie off vier jaren herwerts, zoe hebben die van Breemen wederomme die landen van Bruynswyck ende daer omtrent alsoe vervolt mit Engelsche lakenen, dat daer één off twee plagen te wesen, die Engelsche lakenen uytsneeden ende te cope hielden, alsnu wel sijn twintich off vijff ende twintich, waeruyt die lakenen van dese landen te min gesleeten sullen worden......... | |||||||||||||||||
Andere getuygen gehoort upten XXIII dach der selver maent.6. Kersten Roeloffsz., waerdt in die Drie Kauwen tot Aemsterdam, out omtrent L jaren............ tuycht ............. dat hij deposant tjaer over jaer ende noch van dese jaer tot versoucke van sekere coopluyden uyten lande van Holsten, Ditmer, Sonde(?)Ga naar voetnoot1), GrypswoldeGa naar voetnoot2), Danswyck ende andere plaetsen daeromtrent gehuyert heeft piloten, styerluyden ende oock enige scepen omme te reysen ende | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
te seylen derwaerts ledich ende aldaer geladen te worden om te zeylen nae Engelant, Spaengnen, Poortugaell off tot Lisseboenen mit koorn, welcke landen die voors. Oostersche coopluyden die naeste twee off drie jaren veel versocht hebben, latende dese landen, daer die coopmanscap van tkoorn meest eerst plach te comen ende schuwen die Oostersche coopluyden dese landen overmits die nyeuwe impositie van den congie, die men van tkoorn hebben wil. Ende weet dit, alsoe veel van die Oostersche coopluyden aen him deposant gescreven hebben, dat zij geadverteert waren vander nyeuwer last ende impositie van de congie, die men hebben wilde in Zeelant, beduchtende off men van gelijcken soude willen plegen in Hollant, waer off zij begeerden geadverteert te zijn, welcke brieven hij deposant gethoont heeft den regierders der stede van Aemsterdam ende van hunluyden begeert, wat hij wederomme scrijven soude, waerop him deposant gelast was wederomme te scrijven, dat die coopluyden huere coopmanscepen seynden souden herwaertsover, men soude die alsoe vrij laten varen, als zij van outs geweest hadden, als hij deposant gedaen heeft. Seyt dat mit dese verthieringe, die die Oosterlingen gehadt hebben die naeste twee off drie jaren mit huere koorn te seynden in Engelant, Spaengnen, Lisseboenen ende elders, zoe worden die voors. landen wederomme vervolt mit Engelsche lakenen, suycker, wijnen, olye ende diergelijcke, die die Oosterlingen al plegen te halen tot Aemsterdam ende alhier uyt dese landen. Seyt dat hij deposant omtrent dese tijt van den jaer plach tot Aemsterdam te scepen veertich off vijftich packen lakens, die gewrocht waren in dese landen tot Haerlem, Leyden, Naerden ende elders ende die te seynden in Oostlant, daer hij alsnu geen drie off vier seynden en zal. Van gelijcken plegen oock andere waerden binnen Aemsterdam oock te doen, die alsnu zeer weynich overseynden, alle twelck toecoemt uyt dien, dat die voors. Oostersche plecken veel Engelsche laeckenen gecregen hebben, mits seyndende huere koorn over zee in Engelant; hebben oock wel Oosterlingen wesende tot Antwerpen hem deposant gepresenteert Engelsche | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
lakenen, die daer bereet waren, te seynden om tot Aemsterdam te slijten, maer alzoe hij daer geen wegen toe en wiste, en heeft hun daeroff nyet willen onderwinden; heeft oock hij deposant wel brieven gehadt uyt Oostlant van versceyden coopluyden, die hun oock presenteerden Engelsche lakenen te seynden uyt Oostlant omme alhier tot Aemsterdam te mogen slijten onder die Vriesen, Gelreschen ende andere, die dese landen versoucken. Seyt dat enige coopluyden staen in proces voor den Grooten Raidt uyt saecke, dat men congie van huere goederen genomen heeft, die in Zeelant duer tempeeste ende nootheyt van onweeder arriveren moesten, waeruyt wel te bemercken staet, dat die voors. coopluyden huere neersticheyt deden omme den lande van Zeelant te scuwen overmits die congie..........
7. Scipheer Geryt Woutersz. alias Jonge Vesterman, wonende tot Eynchuysen, out omtrent XXXIII jaren....... tuycht ............ dat hij deposant, wesende in die zomer lestleden tot Danswyck, es aldaer gehuyert geweest bij den factoer van Portugael om te zeylen tot Lisseboenen mit noch vier andere scepen uyt dese lande ende een Luybeecx scip ende zijn bevracht geweest mit pick ende koorn ende es hun toegeseyt ende belooft van elcke last rogge vijftien Rijnsguldens van XL grooten tstuck vrijs gelts ende van elcke last pick elff Rijnsguldens. Ende worde hij deposant uptie tijt ammirael gemaect van die voors. zes groote scepen ende moeste hij deposant mittie andere scippers den voors. factoer beloven, dat zij nyet havenen en souden in Walcheren overmits die nyeuwe impositie van die congien, die men aldaer hebben wilde, te weeten van een last tarwe elff scellingen grooten Vlaems ende van een last rogge neghen scellingen grooten, gelijck die factoer van Portugael him deposant ende anderen scippers verclaerde, maer indien zijluyden duer last van winde off tempeeste ende onweder souden dese landen moeten kyesen om hun selven te berghen, dat zij in dat geval zeylen souden up Zierycxee ofte up Hollant, daer men die congie nyet upbuerende en was. | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
Seyt dat hij deposant wesende onder tseyl mittie andere scepen, daer hij ammirael off gemaect was ende merckende, dat een Frans Jansz. mit zijn scip, twelck was van den geselscap van him deposant, poochde voor winde te willen zeylen nae Zeelant, dwang denselven weder te keeren ende bij him deposant te blijven, twelck hij deposant dede omme te onderhouden die voorwaerden, die hij mitten voors. factoer van Portugael gemaect hadde. Seyt dat hij deposant ende andere scippers hunselven nyet gaern en verhuyerden om te zeylen van Danswyck nae Lisseboenen, gemerct dattet was tegens die anstaende winter ende oock mede overmits dat zij aldaer gesonden waren bij huere reeders om rogge ende andere waer te halen ende te brengen in desen landen, die zij moesten besteden bij anderen scippers om herwertsover te brengen, maer overmits die grootheyt van tloon zoe namen zij die reyse aen, want men wel een last rogge brengen soude uyt Oostlant alhier in den lande om vijff off vijfftalve gulden tlast ende van hier tot Lisseboenen om drie gulden tlast, want se dicwijls van hier varen tot Lisseboenen mit ballast, daer zij nyet off en hebben. Seyt dat hij uptie tijt den factoer van Portugael hoorde seggen, dat hij omtrent vier duysent last koorns ende drie hondert last picx gesceept hadde up Lisseboene. Seyt dat hij deposant uptie tijt selve mit zijn geselscap bevracht waren mit omtrent acht hondert lasten koorns behalven tpick. Seyt dat hij deposant noyt en heeft gehoort noch geweeten, dat men uyt Oostlant gevaren heeft nae Lisseboenen zonder dese landen te raken. Seyt oock dat die coopman altijt die wegen schuwet, daer zijn coopmanscepe belast wordt mit enige nyeuwicheyt. Seyt dat twee van zijn zes scepen zijn gebleven ende verdroncken onderwege zonder tot Lisseboenen te mogen comenGa naar voetnoot1) ende die Luybeecx man es gebleven onder Engelant zonder wederom te comen....... | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
Andere informatie gedaen binnen der stede van Antwerpen upten lesten dach van Maerte anno XVcXXIX secundum cursum curie Hollandie voor Paeschen bij consente van die wethouders derselver stede, denwelcken gepresenteert zijn geweest zekere brieven requisitoire van den Hove van Hollant bij mij Jan van Duvenvoorde raedt ordinarys des Keys. Mat binnen denselven Hove.......Ga naar voetnoot1).8. Ende eerst Kersten Timmerman geboren van Hamburch, houdende residentie tot Antwerpen, out omtrent XLV jaren...................... tuycht.............. dat dese naeste twee jaren herwerts veel koorns gevoert es geweest van Breemen in Engelant zonder in dese landen van der Keys. Mat. te commen. Seyt dat uyt Breemen overvloedelick koorn gesonden es geweest overmits dattet tot Breemen overvloedelicken coomt uytie landen van Bruynswyck ende Sassen ende worden die voors. schepen weder geladen mit Engelsche lakenen, thin, loot ende diergelijcke coopmanscepen, alzoe men geen gelt uyt Engelant voeren en mach ende indien die voors. van Breemen nyet en behouven die waren van lakenen ofte loot, zoe nemen die van Hamburch, die tot Lonnen in Engelant huere leggers hebben, die coopmanscepen over ende versekeren die van Breemen huere gelt. Seyt dat hij deposant wel weet, dat tjaren voorleden enige scepen leggende ter Veer ende tArremuyden in Zeelant angenomen zijn geweest van Aelbrecht CrayGa naar voetnoot2), coopman van Breemen, om die ballastsceeps te voeren tot Breemen ende aldaer bevracht te worden mit koorn om dat te brengen te Lisseboenen, welcke scippers van die voors. scepen him deposant wel genoemt zijn geweest, maer en soude die alsnu nyet en weten te noemen; zijn up dese ure tot Breemen enige scepen bevracht omme | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
mit koorn te seylen nae Lisseboenen, als hij deposant gesien heeft in brieven gescreven an enige, hier in der stadt wesende, ende worden die voors. scepen alsoe angenomen van Breemen te zeylen nae Lisseboenen om dese landen te scuwen overmits die congie, die men neemt in Zeelant van tkoorn, dat uyten lande gevoert wordt, te weten elff scelling grooten van een last tarwe, want den coopman scuwet die plaetsen, daer men enige impositie set up zijn coopmanscepen. Ende van gelijke heeft Pasquier de Nigro, Lombaert, gecocht tot Antwerpen veel koorns van coopluyden van Breemen ende heeft tselfde tot Breemen ontfangen ende heeft dat doen schicken nae Genes toe, maer off tselfde voorbij dese landen gevoert es geweest, en weet hij deposant nyet. Seyt dat die voors. Aelbert Kray ende andere coopluyden van Hamburch hebben congie moeten betalen van zekere koorn, dat zij van Breemen gesceept hadden up Engelant ende in Zeelant gearriveert was duer tempeeste off andere gebreck, dat zij hadden in huere scepen; waerom zekere vervolge gedaen es te Hove om tselfde off te hebben, maer die voors. Aelbert heeft dat recht van de congie moeten namptiseren. Seyt dat die factoer van den coninck van Portugael veel koorns gecocht heeft binnen Antwerpen van een coopman van Danswyck, genoemt Heynrick van Rees, waervan die leveringe geschien soude tot Danswyck ende om die voors. leveringe te ontfangen, heeft die factoer gesonden gehadt een scrijver ofte dienaer tot Danswyck, dewelcke aldaer wesende gehuyert heeft zekere Hollantsche scepen ende oock andere van Danswyck ende daeromtrent ende dieselfde bevracht mit tvoors. koorn ende alsoe gesonden nae Lisseboenen zonder duer die landen van Hollant off Zeelant te commen, al twelck hij deposant gehoort heeft van den voors. Heynrick van Rees ende andere. Ende en twijffelt hij deposant nyet, zij en hebben ongelijck meer costen gehadt van vracht dan off zij tvoors. koorn duer dese landen bevracht hadden, want die scepen van dese landen varen dicwijls ballastsceeps nae Lisseboenen, dewelcke omme een cleyne penning tkoorn aldaer gebracht souden hebben. | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
Seyt dat hij deposant up dese ure verwachtende es koorn uyt Oostlant ende heeft gescreven, dat men tselfde soude scepen up Hollant ende nyet up Zeelant om die congie wil, alsoe men in Hollant alsnoch geen congie en geeft. Ende die coopman heeft oock liever aldaer te copen, omdat hij tvoors. koorn zoeveel te min soude mogen hebben, alst congie bedraecht. Ende indien dat men in Hollant tvoors. congie mede soude moeten betalen, zoe soude hij deposant wegen soucken om tvoors. koorn up Engelant off up Lisseboenen te scepen. Seyt dattet nyet goet en es voor dese landen, dat die buytenwegen alsoe bekent gemaect worden, wanttet tselfde altijt tendeert tot verachteringe van die coopmanscepe, want deen coopmanscepe hanget an dandere, zoe dattet tselfde oock coomt tot verachteringe van der Keys. Mat.
9. Erasmus Scets geboren van Maestricht, burger tot Antwerpen, out omtrent LIII jaren............ tuycht............. dat waer es, dat coopluyden van Breemen ende oock van andere natien hebben wel scepen gehuyert in Hollant ende Zeelant ende die ballastsceeps gesonden nae Breemen ende aldaer bevracht mit koorn om tselfde te brengen in Engelant, Poortugael ende in Spaengnen overmits den duyren tijt van tkoorn, die die naeste twee off drie jaren geweest es zoe in Engelant, Spaengnen ende elders. Ende es tselfde koorn veel gehaelt tot Breemen, omdattet tselfde aldaer veel gebracht worde duer een ryviere, genoemt die Weeser, ende hebben die voors. coopluyden die voors. scepen bevracht eenssceeps te varen nae Engelant, Spaengnen ofte Poortugael, schuwende dese landen overmits die impositien van der congie, die men aldaer ontfanget ende andere oncosten, die uptie coopmanscepe gecommen souden hebben, zoe van tholle, zoe van upslach, zoe van leckinge ende anders. Alsulcx heeft hij deposant int jaer voorleden tot Arremuyden in Zeelant een scip gehuyert van omtrent drie hondert ende vijftich last om te zeylen ballastsceeps tot Breemen ende aldaer geladen te worden mit koorn ende dat koorn van daen | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
te voeren tot Lisseboenen in Poortugael, ende heeft van andere coopluyden wel gehoort, die tselfde mede gedaen hebben. Seyt dat die coopman scuwet zoe verre als hij mach die plaetse, daer zijn coopmanscepe belast wordt ende es wel te beduchten, dat duer die bekennisse, die men gecrijcht van andere buytenwegen, dese landen wel verlies gecrygen mochten van coopmanscepe, want deen coopmanscepe an die andere hanget ende die versouckinge van die nyeuwe wegen en coomt nergens meer uyt dan uyt nyeuwe impositien ofte belastinge, die men set uptie coopmanscepe. Verklaart gehoord te hebben, dat de factoor van den koning van Poortugael den vorigen zomer veel koren te Danswyck gekocht en vandaar met wel 10 of 12 schepen op Lisseboenen verscheept heeft.
10. Rodrigo Ferdinando, factoer van den coninck van Portugael, residentie houdende tot Antwerpen, out omtrent XLIIII jaren..................... tuycht............ dat omtrent die Meyemaent lestleden hij deposant last ende bevel gecregen heeft van den coninck van Portugael, zijn heere ende meester, om derwaerts over te seynden koorn ende - alsoe in den lande van der Keys. Mt. upgeset was eene nyeuwe insettinge, twelck genoemt was congie, als dat men geen koorn uyt desen landen voeren en soude zonder consent ofte oorloff - zoe es hij deposant gereyst te Hove om consent ende oorloff te hebben koorn uyt desen landen te mogen seynden tot behouff van der Con. Mat. van Portingael, maer tselfde en heeft hem nyet mogen gebueren zonder te betalen trecht van der congie, twelck upgeset was, sulcx als een andere, zoedat hij deposant om te scuwen die voors impositie gesonden heeft een dienaer van der Con. Mat. van Portingael in Oostlant tot Danswyck ende daeromtrent, dewelcke aldaer in Augusto lestleden gecocht heeft omtrent vijftienhondert last koorns, zoe rogge, zoe tarwe, waervan die voors. dienaer die duysent last terstont gesceept heeft in scepen, toebehoorende in Hollant ende oock enige in Oostlant, nae Lisseboene over die zee ende heeft die voors. dienaer | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
den scippers gelast, dat zij nyet commen en souden in den landen van Hollant off Zeelant omme te scuwen die impositie van der congie. Ende alsoe hij alsdoe nyet scepen genouch gecrijgen en konde up Lisseboene, zoe moeste hij alsdoe noch reserveren die vijffhondert last, dewelcke hij naderhandt besteedt heeft gebracht te worden tot Zierycxee, alsoe hem geseyt was, dat men tot Zierycxee vrij commen mochte zonder impositie te betalen. Ende seyt hij deposant, dat in gevalle hij tvoors. koorn vrij hadde mogen brengen in dese landen zonder te betalen trecht van die congie, soude al dat koorn hebben doen brengen duer die landen van der Keys. Mat., te weten duer Hollant ofte Zeelant betalende zijn tholle om aldaer te verscepen ende mitsdien tkoorn te verscieten ende te vercoelen. Ende heeft noch hij deposant binnen twee off drie dagen herwaerts gesonden een dienaer van den coninck van Portingael in Oostlant tot Danswyck om van daen te scepen vijffhondert last koorns eenssceeps nae Lisseboenen toe om te scuwen die congie, want een coopman scuwet altijt die plaetsen, daer men enige nyeuwe belastinge oft impost uptie coopmanscepe setten wil. Seyt dat him deposant wel dunct, dattet desen landen nyet goet en es, dat men nyeuwe wegen ende passaigen begint te soucken, want daerduer wel mochte commen verloop van coopmanscepe, gelijck hij deposant wel selver geseyt heeft tegens enige heeren van den Hove, als dat men mit dese manieren van doen den coopman wijsen zal die wegen om dese landen te scuwen...... | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort upten eersten dach van Aprille anno ut supra.11. Albert Crayer geboren van Breemen, residentie houdende tot Antwerpen, out omtrent XXVI jaren........ tuycht............ dat waer es, dat hij deposant die naeste drie jaren herwaerts wel gehuyert heeft scepen, scippers ende oock piloten in Hollant ende in Zeelant ende die gesonden | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
nae Breemen, aldaer hij die scepen van de voors. scippers heeft doen laden mit koorn ende die scippers ende piloten geset in die schepen van Breemen ende gesonden nae Engelant overmits den dieren tijt, die aldaer es geweest. Ende heeft die voors. scepen doen varen eenssceeps nae Engelant zonder die landen van Hollant ofte Zeelant te geraken om te scuwen die nyeuwe impooste van die congie, die men aldaer hebben wil, want een coopman name zomtijts wel zoe veel an een last koorns gewonnen, als men daer off hebben wil van congie, te weten elff scellingen grooten Vlaems voor tlast. Seyt dat hij noch binnen twee maenden off zes weken herwaerts gehuyert heeft in Zeelant twee piloten ende die gesonden nae Breemen om aldaer te wesen up enige scepen, die hij in meyninge es te seynden mit koorn van Breemen nae Lisseboene ende sijn oock enige gehuyert tot Aemsterdam van zijn medegesellen, die oock derwaerts gesonden sijn om te scuwen dese landen overmits die congie. Seyt dat omtrent twee jaren geleden drie van zijn scepen sijn in Zeelant gearriveert duer tempeeste ende onweder van den welcken hij heeft moeten betalen die congie, te weeten van die twee, die daer ontladen werden die geheele congie oft die gheene, die dat koorn van hem cochte ende (van) tderde scip, twelck nyet ontladen worde, dan hadde alleenlick gelegen twee off drie nachten binnen tgat van der Veer, totdat die tempeest over was, heeft hij moeten betalen halff congie. Ende uyt dier oorsake screeff hij deposant an zijn vrienden tot Breemen, dat zij dese landen scuwen souden overmits die congie. Ende indien hij zijn koorn vrij hadde mogen brengen in Zeelant ende aldaer vercoopen ende dat men tselfde hadde mogen uytvoeren, soude wel acht off thien scepen mit koorn aldaer gehadt hebben, want hij deposant wiste wel veel koorns vercocht Spaengnaerden, daeroff dat hij die leveringe gedaen soude hebben in Zeelant, maer die Spaengnaerden, vernemende van trecht van die congie, en hebben die leveringe daer nyet willen hebben, zoedat die coopmanscepe, die hij voor hadde mit hemluyden, achtergebleven es. | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
Seyt dat him deposant wel dunct, dat dese landen meer achterdeels hebben duer dien dat men dese nyeuwe passaigen besouct van te zeylen uyt Oostlant nae Engelant, in Spaengnen ende te Lisseboen dan voordeels, want deen coopmanscepe hanget an dandere ende die scepen comende uyt Engelant brengen wederom overvloedicheyt van Engelsche lakenen, loot ende andere waren in Oostlant, zoedat die Hollantsche lakenen daerbij verachtert worden. Van gelijcken brengen zij oock wederom uyt Spaengnen ende Portugael enige waren van specerijen, wijnen ende anders, alle welcke coopmanscepen meest uyt dese landen van der Keys. Mat. plegen gescict te worden nae Oostlant.............
12. Henrick van Rees geboren van Danswyck, out omtrent XXV jaren, residentie houdende tot Antwerpen als ouderman van die natie van de Oosterlingen,........ tuycht............ dat omtrent drie jaren geleden hij deposant zekere contracte gemaect heeft mittie Hoochsteters, bij denwelcken hij hunluyden vercocht heeft zekere menichte van koorn omtrent zestienhondert last om tselfde te leveren tot Danswyck ende van daen brengen te scepe, daert hunluyden believen soude tot huerluyder cost, alle welcke koorn gelevert zijnde gesceept es geweest up Engelant. Seyt dat tjaer voorleden hij deposant zekere contracte gemaect heeft mitten factoer van Portingael om hem te leveren zekere menichte van koorn tot Danswyck, welck koorn bij hem deposant es doen scepen van Danswyck nae Lisseboenen tot coste van den factoer zonder duer dese landen te commen overmits die nyeuwe impositie van die congie, want die voors. factoer van Portingael hadde geweest te Hove om te hebben consent tkoorn, dat hij wilde doen halen in Oostlant, te mogen doen brengen in dese landen ende weder uytvoeren zonder te betalen trecht van der congie, twelck him nyet gebueren en mochte, als hij deposant van den voors. factoer verstaen heeft, zoedat uyt dier oorsake hij deposant mitten voors. factoer overgecommen es hem te doen hebben scepen om tvoors. koorn van Danswyck te voeren nae Lisseboenen. | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
Seyt dat wel bedraecht tusschen tachtich ende hondertduysent ducaten tkoorn, twelck hij heeft doen leveren den voors. Hoochsteters ende den factoer van Poortingael ende up dese ure heeft dieselve factoer van Portingael tot Danswyck een dienaer om aldaer te ontfangen zeshondert last ende enige lasten meels, die hij deposant den voors. factoer vercocht heeft ende es hij deposant mitten factoer sulcx overcommen, dat indien die dienaer daer zijnde meer gelevert wil hebben, men sal him meer leveren, welcke koorn al mede gesceept zal worden van Danswyck te Lisseboenen. Seyt dat him deposant wel dunct, dattet nyet goet en es voor dese landen, dat die coopman nyeuwe wegen ende passaigen besouct, want daerduer een verloop in die coopmanscepe comen mochte, zoe deene coopmanscepe hanget an dandere ende die coopman scuwet altijt die plaetsen, daer men nyeuwe lasten ende impositien up zijn coopmanscepe set. Sulcx heeft hij deposant geweeten, datter veel Oostersche scepen plagen te commen ter Veer overmits die vriheyt, die zy aldaer plegen te gebruycken, maer zedert dat aldaer upgeset es geweest een tholle, zoe hebben zij die plaetse gescuwet. Seyt dat die scepen, die dat koorn brengen tot Lisseboenen, in Andelesyen, die brengen wederom zout, wijnen, olye, specerije ende diergelijcke, alle welcke coopmanscepen die scepen van Hollant meest plegen te halen ende in Oostlant te voeren, zoedat wel te bemercken staet, dat die bekennisse van die wegen desen landen groot achterdeel doet ende duerdien, dat die scepen uyt Oostlant van Breemen ende elders gevaren zijn in Engelant, zoe hebben dieselfde wederom gebrocht Engelsche lakenen, zoedat die Hollantsche lakenen oostwaerts nyet zoeveel gesocht worden als die plegen......... | |||||||||||||||||
Andere tuygen gehoort upten IIen dach derselver maent.13. Pieter Stoervinck(?) geboren van Lubeck, residerende tot Antwerpen, out omtrent XXXII jaren........ tuycht............ | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
dat hij deposant geleden thien off twaleff jaren gesien ende geweeten heeft, dat men koorn van Oosten gesceept heeft up Hollant ende Zeelant ende dattet tvoors. koorn aldaer vercocht es geweest BerthoenenGa naar voetnoot1), Engelsche, Spaengnaerden ende andere, die des behoufden, maer naeste twee off drie jaren herwaerts heeft hij deposant wel gehoort, datter veel koorns gesceept es geweest uyt Oostlant nae Engelant, Spaengnen, Lisseboenen zonder dese landen te geraken off duer Hollant ofte Zeelant te commen ende dat om te scuwen die impositie van der congie, als wel te vermoeden es, want die coopman scuwet die plaetse, als hij best mach, daer zijn goeden belast worden. Seyt dat hem deposant wel dunct, dattet dese landen nyet goet en es, dat die coopluyden nyeuwe wegen ende passaigien besoucken, want daerduer te beduchten es, dat die coopmanscepe een verloop mochte nemen ende vervreemden uyt dese landen.......... | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort binnen der stede van Middelburch upten Ven dach der voors. maent Aprilis.14. Jacob Pietersz. poorter tot Purmereynde, out omtrent XXXII jaren.................... tuycht............ dat hij deposant in Augusto lestleden wesende tot Danswyck mit zijn scip es aldaer gehuyert geweest van een dienaer ofte factoer van den coninck van Portingael om van daen te zeylen mit koorn, meel, peck ende hout nae Lisseboenen ende heeft hij deposant ter selver tijt bedongen van elcke laste koorns zeven ducaten ende een halve ende van elcke last picx vijff ducaten ende een halve. Des zoe soude hij dat meel ende hout binnen voeren ende was bevracht mit hondert vijff off zes last koorns ende twintich last picx, drie last meels, hondert wagenscots ende vierhondert claphouts. Des was voorsproken ende bevoorwaert bij den voors. dienaer ofte | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
factoer, dat hij ende zijn medegesellen tot vijve toe in getale scuwen souden die landen van die congien, maer in gevalle hunluyden enige tempeest ofte onweeder overquame, dat zijluyden alsdan kiesen souden dat Maertsdiep ofte den Roompot, daer men geen congien en betaelde. Ende waren ter selver tijt mit hem angenomen Pieter Pietersz., broeder van hem deposant, die bevracht was mit tachtich last koorns ende twintich last picx, Geryt Woutersz., die bevracht was mit hondert dertich last koorns ende twintich last picx, Frans van Purmerlant, die bevracht was mit tachtich last rogge ende vijftien last picx ende Claes Heyn, die bevracht was mit hondert ende dertich last koorns ende twintich last picx, wyens scip ter selver tijt bleeff uptie custe van Portingael; ende die broeder van hem deposant overmits zekere brexemGa naar voetnoot1), dat hij in zijn scip hadde, quam die Roompoot inne tot Zierycxee, daer hij die winter bleeff ende tegens die tijt es hij mit tvoors. koorn tot Lisseboene geseylt omme zijn reyse te volbrengen. Seyt dat die voors. dienaer ofte factoer ter selver tijt noch drie scepen bevrachte mit koorn up Zierycxee, alsoe die selve scippers up Lisseboenen nyet varen en wilden, te weten Pieter CatGa naar voetnoot2) van Uytdoornickerdam, Pieter Gerytsz. van Rarop ende Claes Willemsz. van Scellinckwout. Vreest dat de scheepvaart uit Oostland op Engelant, Spaengnen en Poortingael de koopmanschap van deze landen zal vervreemden en de scheepvaart benadeelen, daar de Oostersche schepen Engelsche lakens, lood, zout, mijnen, olie en specerijen, te voren door schepen van deze landen oostwaarts gevoerd, terug voeren; heeft onlangs in Antwerpen van Heynderick van Rees gehoord, dat deze zooveel koren aen den factoor van Poortingael verkocht heeft, dat 7 Oostersche schepen voor het transport naar Lisseboenen noodig zijn................
15. Oetsgo de Wasswal, Bisquayer, residerende tot | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
Middelburch, out omtrent XXX jaren............ tuycht............ dat hij deposant int tbeginsel dat die nyeuwe impositie van die congie upgeset was heeft koorn gesonden nae Spaengnen alsoet aldaer een diere tyt was, hopende nyet te geven van die voors. congie, alsoe die van der stadt van Middelburch (aldaer hy poorter es) him opposeerden tegens die voors. congie ende die fame ginck, dat die van Hollant him mede daer tegens opposeerden. Nyettemin es bedwongen geweest te betalen trecht van die congie, zoedat hij uyt sake van dien daernae zekere scepen gehuyert heeft ende die gesonden tot Dordrecht ende aldaer doen laden mit koorn ende van daen gesonden nae Spaengnen ende hadde bedongen, dat zij nyet commen en souden in Zeelant omme te scuwen die congie. Heeft gehoord van de korenverschepingen door den factoor van Portingael van Danswyck naar Lisseboenen, alsook van bevrachtingen van schepen uit Zeelant met koren van Breemen naar Spaengne, alle welcke manieren van doen gesocht zijn geweest nae zijnen duncken om te scuwen die impositie van die voors. congie, want een coopman soude zomtijts blijde sijn omme alsoe veel aen een last koorns te winnen, als hij tottie congie moet betalen ende souct die coopman die landen, daer hij vrij mach commen. Seyt dat hij binnen een dach off twee gesproken heeft enige piloten uyt Bisquayen, dewelcke gehuyert zijn tot drie toe elcx voor zessendetwintich ponden groten Vlaems vrijs gelts boven alle huere montcosten om te reysen uyt Zeelant nae Danswyck ende aldaer te wesen piloten in hulckscepen, die daer bevracht sullen worden, twelck noyt gehoort noch gesien en es geweest. Acht dit congégeld nadeelig voor den keizer, daar de gewone tolinkomsten zullen verminderen; vreest achteruitgang van de scheepvaart en handel, want de schepen uit Oostlant zullen uit Spaengnen en Portingael wijn, zout en specerijen terugbrengen, welke goederen schippers uit deze landen oostwaarts plachten te brengen, zoedat te beduchten es, dat mit dese nyeuwe kennisse die coopmanscepe vervreemden mochten uyt dese landen, alsoe oostwaerts veel | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
schoone scepen zijn ende - hebbende die coopmanscepe van wijnen, specerye, olye, zout ende diergelijcken - seynden dat voort nae Pruysen, Ungarije ende anderssins.................. | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort upten 6en dach derselver maent.16. Jacob Baerntsz. poorter der stede van Middelburch, out omtrent LI jaren............... tuycht............ dat in Augusto lestleden off daeromtrent twee scippers van Arremuyden te weeten Lievyn Huygenz. ende Thomas in die Voetboge zijn gehuyert geweest bij enige coopluyden uyt Poortingael om te zeylen geballastsceeps nae Breemen omme aldaer geladen te worden mit koorn ende van daen te vaeren nae Lisseboenen, als zij gedaen hebben, daer zij groot loon off gehadt hebben zonder te weten hoeveel, twelck noyt daer te vooren gesien noch gehoort en es geweest, maer es gesciet om te scuwen die impost van die congie. Heeft gehoord van de graanverschepingen van den factoor van Portingael - vier off vijff duysent lasten - van Danswyck op Lisseboenen, meest in Hollantsche schepen om het congégeld te ontgaan. Ende hij deposant mit zijn medereders hebben up dese ure een scip oostwaerts gesonden mit zout ende denselven scipper bevolen, dat in gevalle hij aldaer weder geladen wordt mit koorn, dat hij alsdan nyet weder innecomen en sal voor Arremuyden, maer daermede incomen tot Zierycxee om alsoe te scuwen die impositie van die congie. Seyt dat dese impositie van die congie groote scade ende achterdeel gedaen heeft den poorters van deser stede, want men binnen derselver stede wel plach te vinden vijff off zes hondert lasten koorns uptie solderen, die men temet plach wech te seynden nae Vranckrijck, Engelant, Spaengen ofte Poortingael, daert van doen was; men soude althans binnen der voors stede nyet vinden gheen thien off twaleff lasten uptie solderen, uytgesondert die backers, die wat voorsien mogen wesen, | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
zoedat dit selfde tendeert mede tot achterdeel van der Keys. Mat. in zijnen tholle. Seyt dat wel te beduchten es, dat indien die congie duyert ende blijft, dat den coopman eenen anderen upslach soucken zal, in welcken gevalle die coopmanscepe geheel vervreemden zal uyt dese landen, want die coopman mach mit zijn koorn wel comen in Engelant ende verscepent aldaer om te vercoelen zonder dat hij ter cause voors. yet gehouden es te geven, twelck men alhier nyet gedogen en wil, want zoe geringe alst alhier gecomen es binnen die gaten, zoe wil men daeroff hebben congie. Verwacht evenals nr 14 uit deze zeilage van de Oosterlingen nadeel voor het land.
17. Claes Symonsz. van Poppendam out omtrent XLIIII jaren....................... tuycht............ dat Lievyn Hugensz. Borstlap van Arremuyden den vorigen zomer gehuurd is geweest met koren van Breemen naar Spaengnen of Poortingael te zeilen; heeft gehoord van de korenverschepingen door den factoor van Portingael van Danswijck op Lisseboenen; verklaart dat de korenzolders in Middelburch thans in tegenstelling met vorige jaren ledig zijn, daar de Oosterling sinds de heffing van het congégeld zijn koren niet meer ter Veer en Middelburch brengt. Seyt dat, doe die diere tijt eerst begost in Engelant van den koorn, zoe haelden zij veel koorns uyt Zeelant, maer zedert dat die congie upgeset was, zoe hebben zij wegen gesocht huere koorn tot Breemen ende elders te doen comen. Van gelijcken hebben mede gedaen die Franchoysen te weeten uyten quartier van Gascongie ende es wel te beduchten, dat indien die congie blijft, dat die coopmanscepe daerduer vervreemden zal uyt dese landen, want die coopman soucken zal eenen anderen upslach, die lange jaren in desen landen geweest es..
18. Alonce Symenes, Spaengnaert, residerende tot Middelburch, out omtrent LII jaren........ | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
..... tuycht............ dat in die zomer lestleden twee off drie hulcken gehuyert sijn geweest bij Erasmus Scets ende zijn geselscap tot Arremuyden om te zeylen ballastsceeps tot Breemen ende aldaer geladen te worden mit koorn, twelck zij brengen souden tot Lisseboenen; heeft oock binnen twee ofte drie dagen hooren seggen, datter enige piloten uyt Spaengnen gehuyrt zijn geweest van Oosterlingen om te varen tot Danswyck ende aldaer te wesen piloten up scepen, die van daen varen sullen tot Lisseboenen mit koorn ende andere ware zonder in dese landen te commen. Verklaart, dat korenverschepingen door den factoor van Portingael van Danswijck op Lisseboen bekend zijn; verwacht van het congégeld niet dan nadeel voor de koopmanschap, nering en welvaart dezer landen.
19. Cornelis Lambrechtsz., poorter tot Middelburch, out omtrent XLIII jaren................ tuycht............ dat den vorigen zomer twee hulken, daer hij deposant zijn paert ende deel inne heeft, en een Hamburger schip te Arremuyden gehuurd zijn geweest om tarwe van Breemen naar Lisseboenen te voeren; dat 2 of 3 jaar geleden ten tijde van de duurte in Engelant schippers uit Breemen ter Veer en te Arremuyden piloten hebben gehuurd voor de vaart van Breemen op Engelant, zulks om te ontkomen aan 't congégeld; dat hij heeft gehoord, dat de factoor van Portingael om deze reden den vorigen zomer vier off vijf duysent last koren verscheept heeft op Lisseboenen, terwijl vroeger die Oosterlingen plagen huere koorn overvloedelicken te seynden in Walcheren ende aldaer doen leggen up solderen, totdat zij coopluyden vonden, zoedat men up zommige tijden in Walcheren wel gevonden soude hebben vijftien ofte zestien duysent last koorns, daer men alsnu nyet vinden en soude gheen vijftich off tsestich last koorns uptie solderen, twelck alsoe toegecommen es zedert die impositie van die congie, want die coopman scuwet die belastinge van zijn goet, daer hij kan ende mach. Seyt dat him deposant wel dunct, dat zeer te be- | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
duchten es, dat duer dese maniere van doen die coopmanscepe geheel vervreemden sal uyt desen lande, alsoe dese landen leggen int middel tusschen die Oostersche ende Westersche zee, waardoor de kooplieden uit het Westen en Oosten hier hun goederen kwamen ruilen, hetgeen zij nu - tot schade van den keizerlijken tol - zullen nalaten, zoedat int leste dese landen ledich sullen blijven staen van der coopmanscepe, want als die coopman andere wegen gewoon wordt, zoe en can men him nyet weder gecrijgen als men wil, als men zien mach an die van der Sluys ende die van Brugge.....
20. Jan Dircxz die Backer, poorter tot Middelburch, out omtrent L jaren.................. tuycht............ dat hij heeft gehoord van bevrachtingen - door tusschenkomst van Pieter Claesz, poorter in Middelburch - van 2 of 3 schepen uit Arnemuyden met koren van Breemen naar Lisseboenen; evenzoo van de korenverschepingen door den factoor van Portingael van Danswyck op Lisseboenen, zulks ter vermijding van het congégeld, bedragende voor elk schip naar zijn grootte wel 300 of 400 Rijnsguldens; verklaart dat (in Zeeland) eertijds meer hondert lasten (waren) dan men nu enkele lasten vinden soude; vreest achteruitgang van de koopmanschap, daar Oostersche schepen zout, olie, specerijen, wijnen en andere waren uit Spaengnen en Portingael terugbrengen, waren die zij uyt dese landen plagen te halen. Seyt dat hij deposant noch van dese dage binnen der stede van Middelburch gesien heeft een monster van tarwe uyt Engelant, dewelcke men leveren wilde den coopluyden in Engelant, welcke koorn die Engelsche alhier wel brengen souden om te vercopen, ten ware dat zij tselfde lieten om te scuwen tvoors. congie. Seyt dat hij deposant wel geweten heeft, dat die Oosterlingen huere koorn plagen te solderen mit groote menichte ter Veer ende alhier tot Middelburch, daer men alsnu gheen thien off twaleff lasten vinden en soude overmits die congie; dat zij nu buyten om varen tot schade van het land en den keizerlijken tol. | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
21. Cornelis Bartelsz., poorter tot Middelburch, out omtrent LII jaren.................. tuycht............ dat hij heeft gehoord, dat in Arremuyden piloten zijn gehuurd om van Breemen en Danswyck met koren naar Spaengnen en Poortingael te zeilen; heeft ook gehoord van groote korenverschepingen door den factoor van Portingael van Danswyck op Lisseboenen; voor die tijt van die congie zoe en heeft men nyet gehoort noch geweeten, dat die Oosterlingen mit huere scepen geladen mit koorn westwaerts gevaren zijn, maer plagen mit huere koorn te comen in Hollant off in Zeelant, daer men groote menichte altijt gevonden soude hebben, daer men alsnu weynich Oosters koorn vinden soude, want hij deposant en gelooft nyet, dat men alsnu in Middelburch vinden soude thien last Oosters koorn ende hij deposant heeft weleer up sijn solderen gehadt anderhalff hondert last den Oosterlingen toebehoorende. Verklaart dat de keizerlyke tol door het uitblijven der kooplieden schade zal lijden; vreest, dat de koopmanschap achteruit zal gaan, daar de Oosterling in Spaengnen, Poortingael of Vranckrijck zijn koren tegen zout, olie, fruit, specerijen, wijnen en andere waren, tevoren van hier betrokken, zal ruilen.
22. Alonce de Bourgues, Spaengnaert, residerende tot Middelburch, out omtrent LX jaren............ tuycht............ dat vorigen zomer twee hulken - schippers Lievyn Hugenz. en Thomas Pietersz. in die Voetboge, beide tot Arremuyden - met koren van Breemen op Lisseboenen bevracht zijn geweest; heeft oock hij deposant den factoer van Portingael wel hooren seggen, dat hij tot Danswyck ende daeromtrent gesonden hadde sijn scryveyn Damiaen de Gors, die daer veel koorns gecocht hadde ende van daen doen scepen up Lisseboenen ende dit al omme te schuwen dese landen overmits die impositie van die congie. Heeft oock hij deposant int beginsel van dese vasten gesproken een piloot uyt Bisquaye, dewelcke tot hem deposant seyde, dat hij gehuyert was om te reysen in | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
Oostlant omme aldaer piloot te wesen up een scip, twelck van daen reysen soude tot Lisseboenen mit koorn ende soude voor zijn loon hebben hondert gouden guldens nae zijn beste onthoudt boven alle costen, die hij soude doen om derwaerts te reysen off binnen sceepsboort. Ende heeft oock wel hooren seggen, datter meer piloten uyt Bisquayen om gelijcke saken gehuyert zijn geweest. Verwacht van het congégeld niet dan nadeel voor het land en schade voor den keizerlijken tol, daar de Oosterlingen hun koorn thans in Lisseboenen of Spaengnen tegen olie, fruit, specerijen, wijnen, ijzer en andere waren zullen ruilen.
23. Anthonys Gerbier, wonende tot Middelburch, out omtrent XLVIII jaren................. tuycht............ dat vorigen zomer twee hulken - schippers Lievyn Hugenz. en Thomas Pieters, schippers te Arremuyden - met koren van Breemen op Lisseboenen bevracht zijn geweest; heeft van groote aankoopen van koren in Danswyck door den scriveyn van den factoor van Portingael gehoord, twelk gevoerd is vandaar op Lisseboen, gedeeltelijk op Zierycxee, waar men geen congégeld betaalt; verwacht van de vaart uit Oestlant op Lisseboenen schade voor den keizerlijken tol en de welvaart van het land, daar de Oosterlingen wijn, olie, specerijen, fruit en andere waren, tevoren van hier betrokken, zullen terugvoeren. | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort upten VIen dach van Aprille anno ut supra.24. Cornelis Domisz., poorter tot Middelburch, out omtrent XLIX jaren,................. tuycht............ dat Lievyn Huygensz. Borstlap te Arremuyden, schipper van een hulk of karveel en andere schippers tegen groot overloon met koren bevracht zijn geweest van Breemen op Lisseboenen of Andelesyen. Heeft hij deposant oock wel gehoort van diversche coopluyden van Breemen, datter groote menichte van scepen geladen mit koorn | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
van Breemen geseylt zijn geweest tjaer voorleden nae Lisseboenen, Bisquayen, te RitseelGa naar voetnoot1) ende andere plaetsen, daer zij dat koorn meenden te oorboren. Ende alsoe die scippers van Breemen sulcke voyaigen noyt gedaen en hadden noch gewoonlick waren te doen, zoe hebben zij scippers ende piloten gehaelt uyt dese landen omme hunluyden die kusten te wijsen, welcke cost ende pericle zij angegaen hebben omme te scuwen die impositie van die congie. Verklaart, dat die van Breemen en andere Oostersche steden eertijds hun koren brachten in Hollant en Zeelant zonder voordere marcten daermede te besoucken, terwijl thans geen negen of tien last Oostersch koren (op Walcheren) te vinden was; heeft gehoord van groote korenverschepingen door den factoor van Portingael uit Oostlant naar Portingael. Seyt dat hij deposant gesien ende beleeft heeft, dat omtrent dese tijt van den jare gelegen hebben voor Arremuyden off ter Veer hondert off anderhalff hondert Oostersche scepen geladen mit koorn ende andere Oostersche waren, die zij alhier plagen te vercoopen off up te leggen ende plegen wederomme hun selven te laden mit wijnen, ijser, lakenen, freuyt ende diergelycke, waeroff die Keys. Mat. plach te ontfangen zijn thol, zoewel van tgunt, dat se uytvoerden off dat zij innebrochten, daer ghij nu zeer weynich off gheen vinden en sult, noch die naeste twee jaren nyet veel geweest en zijn overmits die congie. Seyt dat hem deposant kennelick es, dat van dese jare coopluyden geweest zijn van sinte WaleyGa naar voetnoot2) int eynde van die Somme ende van Abbeville om huere koorn te vercoopen Spaengnaerden ofte Portugalosers, maer wilden dat leveren in enige havenen in Engelant ende nyet brengen herwaertsover om te scuwen die congie, ende weet dit, alsoe hij deposant als makelaer tusschen den coopluyden gegaen heeft om die coop van | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
dien te maken, maer overmits dat die coopluyden van sint Waley ende Abbeville den Spaengnaerden ofte Portugalosers gheen borgen ofte versekerheyt en wisten te stellen van die leveringe te doen, zoe en wilden die Spaengnaerden die coopmanscepe nyet angaen. Heeft oock hij deposant wel hooren seggen, dat up dese ure tot Breemen, tot HonsmaerGa naar voetnoot1) ende andere Oostersche plaetsen veel scepen geladen leggen mit koorn om westwaerts te zeylen, twelck voor die tijt van die congie nyet gesien noch gehoort en es geweest, al twelck tendeert merckelick tot achterdeel van dese landen, want te beduchten es, dat bij dese maniere van doen dese landen neeringloos worden zullen. Seyt oock dat enige coopluyden van dese stede, reeders van een scip groot omtrent honder(t) vaten, twelck zij te Conyncxberch gesonden hebben, geladen mit zout, wijnen ende andere coopmanscepen, hebben gelast huere scipper, dat in gevalle hij koorn wederom brenget, dat hij daermede nyet en comme in Walcheren, maer seylen daermede voor Zierycxee off in die Maze ende dit al om te scuwen die costen van die congie......
25. Gerard de Cassaperil, residerende tot Middelburch, out omtrent LVII jaren................. tuycht............ dat hij heeft gehoord van groote korenverschepingen van den factoor van Portingael van Danswyck op Lisseboenen om het congégeld te ontgaan; vóór de heffing hiervan werd het koren tegen fruit, wijn, zout enz. hier te lande geruild. Seyt dat binnen drie weken off een maent tijts herwaerts tot zijnen huyse geweest es een Spaensche piloot, die gecomen es uyt Spaengnen te scepe, die hem verklaarde gehuurd te zijn namens den factoor van Portingael om als piloot te dienen op een schip van Danswyck op Portingael voor een loon van 100 goudgulden; vreest dat de zeilage oost-westwaarts die coopmanscepe vervreemden mochte uyt dese landen, want dese landen gelegen zijn tusschen oosten ende westen ende als alhier gheen up- | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
slach en valt van die coopmanscepe, zoe en es hier gheen neeringe................. | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort binnen der stede van der Veer upten VIIIen dach derselver maent.26. Sebastiaen Tange, poorter ter Veer, out omtrent XXX jaren..................... tuycht............ dat vorig jaar drie groote hulken - 2 uit Arremuyden en 1 uit HamburchGa naar voetnoot1) - bevracht zijn geweest met koren van Breemen op Lisseboenen; dat groote korenverschepingen door factoors van Portingael van Danswyck op Lisseboenen bekend zijn. Seyt dat alsnu een gemeene vaerdt es tusschen Breemen ende Engelant, dewelcke bekent geworden es zedert die upsettinge van die impositie van die congie, want men daer tevooren noyt gehoort noch geweeten en es geweest, dat men van Breemen ofte van enige plaetsen uyt Oostlant gevaren heeft in Engelant, in Vranckrijck, Spaengnen ofte Poortingael, gelijck nu dagelijcx geplogen wordt, maer plegen mit huere koorn ende andere Oostersche waren te commen in Hollant ofte Zeelant ende van hier plach men dat voort te seynden westwaerts. Seyt dat die van Breemen noyt alsulcke vaerdt gehadt en hebben, noch zoeveel groote scepen, als zij nu doen ende vermeerderen alle dage duer dien, dat se dese nyeuwe vaerdt gevonden hebben. Ende die van Hamburch, die gheen koorn plegen te willen uyt laten gaen, ziende die groote vaerdt, die gecomen es tot Breemen, hebben alsnu mede geconsenteert ende overdragen dat diegheen, die aldaer brengen dertich last, sullen daeroff die thien ofte twintich mogen uytvoeren. Seyt dat die van Hamburch sijn zeer wel voorsien van groote scepen ende sijn up dese ure aldaer wel thien off twaleff scepen geladen mit koorn om te zeylen nae Lisseboenen; dat hij zelf sedert Kerstmis deze piloten heeft helpen huren; verwacht dat de schepen zout, specerijen, | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
wijnen, olie en dergelijke waren zullen terugbrengen, zoodat deze zeilage dezen landen nadeelig zal zijn....
27. Jaspar MollairGa naar voetnoot1), geboren van Danswyck, poorter ter Veer, out omtrent XL jaren............. tuycht............ dat hij deposant die leste twee jaren herwaerts ende oock van dese jare scippers ende piloten gehuyert heeft ende die gesonden tot Hamburch ende Lubeecke om te wesen in scepen, die van daen geseylt zijn in Portingael ende in Spaengnen. Es hem deposant oock kennelick, dat in die zomer lestleden Lievyn Hugenz., Thomas in die Voetboge ende Maertijn Schele elck met huere scip ende noch een cleyn karveeltgen van Middelburch ofte Arremuyden gehuyert sijn geweest om te zeylen ballastsceeps uyt Walcheren nae Breemen ende aldaer inne te nemen huer ladinge van koorn ende van daen te zeylen nae Lisseboenen ofte Spaengnen, daert den coopman diende; heeft gehoord van groote korenverschepingen - wel 14 off 15 hulkscepen - door de factoors van Portingael van Danswyck op Lisseboenen, mits deze landen voorbij gaande, waarvan 3 ter Veer versteecken waren en hier congégeld moesten betalen. Seyt dat die impositie van die congie valt den coopman al zeer lastich, want hij deposant heeft van een tonne meels, twelck hij gesceept hadde up Engelant moeten betalen vijff groot voor tcongie ende een groot voor die thol. Van gelijcken hebben andere scippers die X off XII tonnen meels ingenomen hebben voor huere provande up aventure off zij lang uptie reyse bleven, tcongie daeroff moeten betalen. Heeft oock hij deposant geweeten, datter drie Breemer scepen geladen mit tarwe in den jare XXVIII, die wesen wilden in Engelant, mit foortse van winde versteken waren voor der Veer, dewelcke van daen nyet en hebben mogen zeylen zonder te betalen halve congie ende die volle thol. Verklaart, dat vele kooplieden hem berichtten deze landen | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
te willen bezoeken mits zij congévrij kunnen komen. Vreest dat de koopmanschap van het land vervreemd zal worden.
28. Govert Arnoutsz., poorter te Veer, out omtrent XLII jaren..................... tuycht............ dat de scheepvaart van die van Breemen, Hamburch, Danswyck en andere Oosterlingen naar deze landen ten gevolge van 't congégeld verloopt; dat zij hier schippers en piloten huren om koren te voeren naar Engelant, Spaengnen en Portingael ende weet dit, alsoe dat veel binnen der Veer gebeurt es ende hij deposant oock enige scepen heeft helpen huyeren, dewelcke brengen van daen tgunt, dat se alhier plagen te halen, twelck dese stad van der Veer, Middelburch ende andere plaetsen deser landen wel gewaer worden zijn ende meer sullen, indien daer nyet inne voorsien en wordt. Ende overmits die congie zoe wordt die thol van der Keys. Mat. vercort.....
29. Hans Crasser gebooren van Burchsteenvoerder, poorter ter Veer, out omtrent LI jaren........... tuycht............ dat laatste 2 of 3 jaren veel piloten gehuurd zijn voor de vaart van Oosten op Spaengnen en Portingael, zulks tegen 14, 16, 18 of 20 pond grooten; dat drie schepen voor een reis van Breemen op Lisseboenen gehuurd zijn (als nr. 27); dat Oosterlingen zeggen 't land te zullen mijden, zoolang congégeld geheven wordt; dat hij gehoord heeft, dat de factoors ofte dienaers van den coninck van Portingael in die zomer lestleden groote menichte van koorn gecocht hebben tot Antwerpen omme gelevert te worden tot Danswyck, die zij van daen hebben doen scepen up Lisseboenen zonder dese landen te geraken omme te scuwen die congie. Verwacht, dat die zeylage van Oosten na den Westen de welvaart dezer landen zal verminderen......
30. Joachim Hagen gebooren van Hamburch, poorter ter Veer,..................... tuycht............ | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
dat Thomas in die Voetboge, Lievyn Hugenz., en Martyn Sceel bevracht zijn geweest met koren van Breemen op Lisseboenen, waarvoor zij ontvingen zes ducaten van elk last; dat laatste 2 of 3 jaren veel piloten ter Veer voor reizen van Oosten op Lisseboenen of Spaengnen gehuurd zijn; ende sijn van dese jaer wel gehuyert thien off twaleff piloten, daeroff hij deposant selver een gehuyert heeft ende heeft hem belooft twaleff ponden grooten Vlaems vrijs gelts boven zijn oncosten ende noch daerenboven es hem toegeseyt een vrij voeringe van Lisseboenen, altwelck aldus gepractiseert wordt omme te scuwen die congie, want menich coopman dicwyls blijde soude zijn twaleff scellingen grootGa naar voetnoot1) te mogen winnen up een last koorns, als men van tcongie hebben wil. Seyt dat die bewaerders van die congie dit jaer genomen hebben trecht van die congie van tmeel ende bisquyt, dat die scippers mede nemen voor huere vitailge. Heeft gehoord van groote korenverschepingen van de factoors van Portingael van Danswyck naar Lisseboenen; verklaart dat zulks vóór de heffing van 't congégeld onbekend was, daar de Oosterlingen hun waren in Hollant off Zeelant plachten te ruilen tegen zout, wijn, specerijen en andere waren. Seyt dat hij deposant geweest ende beleeft heeft, datter zoeveel koorns van Oosten ter Veer gebrocht was, dat ment aldaer nyet al solderen en mochte, ende dat men solderen moeste soucken tot Middelburch, daer men alsnu zeer weynich Oostersche koorn vinden soude.....
31. Gheryt Claesz. van Arremuyden ende aldaer wonachtich, oudt omtrent XXXI jaren............. tuycht............ dat geleden thien off twaleff jaren es hij deposant, wesende scipper van een groote scepe, ter Veer bevracht geweest bij enige coopluyden uyt Scotlant mit koorn omme tselfde te brengen in Scotlant om zijn vracht; | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
twelck vernemende Pieter Talman ende Huyge Spierinck hebben van hem willen hebben trecht van die congie ende omme dier sake wille hebben hem deposant doen arresteeren, updat hij van daen nyet vertrecken en soude. Daerup hij deposant seyde, dat zij tscip arresteren souden, zoe mochte hij sijn scade vervolgen van die huyer ofte anders, dat hun gebueren soude ende alsoe zijn scip nyet gearresteert en worde ende dat die heer van der Veer nyet toelaten en wilde die congie, mits dat zij geen nyeuwe placcaten en verthoonden, zoe es hij deposant mit zijn scip gezeylt nae Scotlant ende heeft aldaer zijn koorn ontladen, dat hij bevracht hadde. Ende van daen es hij gezeylt geweest tot Duynkercken, daer hij wederomme geladen es geweest eensdeels mit koorn zonder dat hem aldaer congie geeyscht es ende heeft tselfde koorn gebracht in Engelant te Nyeucasteel ende van daen es hij wederomme gezeylt nae Duynkercken omme wederomme geladen te worden mit koorn ofte andere coopmanscepe. Ende aldaer wesende es hij gearresteert geweest van den capiteyn van Grevelingen omme dat men van hem hebben wilde trecht van die congie, twelck hij off zyn coopluyden sculdich souden geweest hebben te betalen ter Veer van tkoorn, dat hij van daen gevoert hadde in Scotlant, waerduer hem groote scade gesciet es. Seyt dat hij tkoorn, dat hij in Vlaenderen hadde omme te voeren in Engelant, soude wel uyt Zeelant gehaelt hebben, ten hadde geweest, dat hij geschuwet hadde die impositie van die congie. Weet, dat 't vorige jaar 4 of 5 hulken in Arremuyden en ter Veer gehuurd zijn om koren van Breemen naar Lisseboenen of Bisquayen te voeren; dat de laatste 2 of 3 jaren daar eveneens vele piloten gehuurd zijn, om koren van het Oosten naar Bisquayen of Portingual te voeren, zijnde één door hem zelf gehuurd denwelcken piloot belooft es geweest XIIII ponden grooten Vlaems, die men van hieroff derwaerts wel huyren soude om vijff off zes ponden grooten. Verklaart dat die zeylaige gepractiseert is om 't congégeld te ontgaan, terwijl zij naar zijn weten vroeger niet | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
gebruikelijk is geweest, daar de Oosterlingen toen hier hun waren tegen die van het Westen ruilden. Heeft oock hij deposant wel gehoord, dat die factoors ofte dienaers van den coninck van Portingael ende die FockersGa naar voetnoot1) tjaer voorleden groote menichte van koorn tot Danswyck hebben doen scepen up Lisseboenen in Hollantsche scepen, daeroff veel scepen bij gebreken van winde omme te schuwen dese landen van Zeelant, daer men congie hebben wil, zijn geweecken in Maersdiep omme aldaer huere windt te wachten. Es oock hij deposant versocht geweest bij twee coopluyden omme te hebben eenen tolck ofte man konnende spreken Spaens ende Oosters omme mit hunluyden te reysen tot Breemen ofte Hamburch, alzoe zij in meeninge waren derwaerts te reysen om koorn te coopen, maer hij deposant heeft hunluyden gheen addresche willen doen, maer off zijluyden eenen gecregen hebben en weet hy nyet......
32. Claes Jansz. Thol, poorter ter Veer, out omtrent XLIIII jaren.................... tuycht............ dat hem deposant wel kennelick es, dat die factoors van die Breemersche coopluijden alhier piloten gehuyert hebben ende die gesonden tot Breemen omme van daen te zeylen mit scepen geladen mit koorn nae Engelant. Es hem deposant oock wel kennelick, dat Lievyn Huygenz., scipper up Arremuyden, aen wyens scip hij deposant medereedt, tjaer voorleden gehuyert es geweest omme te zeylen uyt Walcheren ballastsceeps nae Breemen, daer hij innemen soude anderhalff hondert last koorns omme tselfde te brengen te Lisseboenen ende es hem daervoor belooft zeshondert ende veertich ducaten mit conditie, dat in gevalle hij zoeveel nyet laden en mochte soude min hebben ende mochte hij meer laden zoude meer hebben, terwijl hij deze landen zou moeten vermijden; dat twee andere schepen vóór hem met hetzelfde doel gehuurd waren. Verklaart genouch (te) hooren seggen, dat de zeilage oost-westwaarts het land zeer nadeelig is. | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
33. Hans van Hattem, poorter ter Veer, out omtrent XXXVI jaren.................... tuycht............ dat 17 of 18 piloten door zijn broeder gehuurd zijn (zie Nr. 34) tegen 12, 13 of 14 ponden grooten vlaams ende daertoe huere vrije voeringe boven alle montcosten. Weet van de bevrachtingen van Lievyn Huygenz., Thomas in die Voetboge en Maertijn Sceel (zie no. 27), die nae sijn onthoudt ontvingen 9 of 10 gulden van elk last, twelk alleen geschiedde om 't congégeld te ontgaan, dewelck zeer groot valt ende lastich voor den coopman, want trecht van die congie ende die thol beloopt voor een scip geladen mit hondert last tarwe tsestich ponden grooten off daeromtrent. Seyt datter tjaer voorleden wel vijftich scepen geseylt zijn geweest van Breemen, Danswyck ende andere Oostersche plaetsen geladen mit koorn nae Lisseboenen, Spaengnen ende andere plaetsen, daeroff die veertich wel gecomen souden hebben alhier in dese landen ende aldaer ontladen, ten hadde geweest die impositie van die congie, als hij deposant van den coopluyden wel verstaen heeft. Wat achterdeel daerbij geschiet es der Keys. Mat. in zijn thol ende dese landen mach elckeen bemercken. Verklaart dat 2 Oostersche schepen 'tvorige jaar op reis naar Engelant ‘versteken (zijnde) ter Veer’, vóór zij afzeilden, borgen moesten stellen om 't congégeld te betalen; dat 4 of 5 Bisquayers dit jaar van der Veer naar Danswyck gingen om als piloten schepen vandaar naar Lisseboenen te voeren tegen 24 ponden grooten Vlaams...
34. Aernt van Hattem, poorter ter Veer, out omtrent XL jaren,..................... tuycht............ dat hij deposant tijaer voorleden gehuyert heeft wel zeventhien piloten, die hij gesonden heeft tot Breemen om aldaer piloten te wesen up scepen, die van daen zeylen souden mit koorn in Engelant ende up Lisseboenen ende heeft den voors. piloten, die hij gehuyert heeft om te zeylen up Lisseboenen, belooft XI off XII ponden grooten Vlaems, maer die hij gehuyert hadde om te | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
zeylen up Engelant en heeft hij nyet meer belooft dan XXVIII off XXX guldens, al twelck geschiet es alleenlick omme te schuwen die impositie van die congie. Heeft oock hij deposant gehadt tjaer voorleden drie scippers, te weten Lievyn Huygenz. ende Thomas in die Voetboge, wonende up Arremuyden, ende Maertijn Sceel, scipper van Hamburch, omme mit huere scepen te zeylen ballastsceeps uyt Walcheren nae Breemen ende aldaer in te nemen huere ladinge, daer zij mede zeylen souden nae Lisseboenen ende heeft den voors. scippers belooft X, XI, XII gulden van tlast, deen min dander meer. Al twelck gedaen es omme te schuwen die congie, want te voren plachten die van Oosten nyet veel te reysen westwaerts, maar in Hollant of Zeelant hun goederen tegen die van Westen te ruilen, wat nu tot nadeel van het land en 's keizers tol zeer verminderd is.
35. Jacob van den Ryn, poorter ter Veer, out omtrent XXVI jaren,................. tuycht............ dat vele piloten in Zeelant gehuurd zijn geweest om koren van het Oosten naar Lisseboenen of Spaengnen te voeren; dat Thomas in die Voetboge, Lievijn Huyghenz., Maertijn Sceel het vorige jaar met koren van Bremen op Lisseboenen bevracht waren. Vreest dat de nering en welvaart achteruit gaat, omdat Oostersche schepen zout, lakenen, olie, fruit en andere waren terug zullen voeren. | |||||||||||||||||
Andere tuygen gehoort upten IXe dach der voors. maent.36. Pouwels Scoenevelt, gebooren van Hamburch, out omtrent XLVIII jaren,................ tuycht............ dat hij deposant omtrent twee jaren geleden gehuyert heeft veel piloten, die hij gesonden heeft nae Breemen omme van daen te zeylen mit scepen geladen mit koorn nae Engelant, denwelcken hij belooft heeft gehadt elck voor zijn hooft zes ponden grooten vrijs gelts boven | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
huere costen, die zij doen souden reysende nae Breemen ende oock binnen sceepsboordt. Weet dat eenige waarden binnen der Veer 17 of 18 piloten gehuurd hebben om koren van Oosten naar Lisseboenen of Spaengnen te voeren; dat drie schepen van Walcheren 't vorig jaar met koren van Breemen op Lisseboenen bevracht zijn geweest; heeft van de groote korenverschepingen door de factoors van Portingael van Danswyck op Lisseboenen gehoord. Seyt dat him deposant wel kennelick es, dat van dese jare van der Veer gezeylt zijn geweest oostwaerts vier off vijff piloten, wesende uyt Bisquayen ende van Portingael, omme aldaer te wesen up scepen, die bevracht zijn omme te zeylen in Portingael ofte in Andelesyen, waervan hij deposant die drie piloten selver gehuyert heeft ende elcx van dien belooft bij die twintich ponden grooten Vlaems vrij gelt boven die costen, die zij doen sullen derwaerts te reysen ofte binnen sceepsboordts. Ende heeft hij deposant gesien, dat enige van die piloten mede genomen hebben sackgens geladen mit saffraen, nagelen, gengbaer ende andere speceryen omme te bezien, wattet tselfde aldaer soude mogen gelden ende es daeromme wel te beduchten, dat indien zij bevinden, dat die specerije oostwaerts tot goede prijse staet, dat zij wegen soucken zullen andere scippers toe te maken om van westen oostwaerts te seynden mittie voors. specerijen, al twelck tenderen sal tot achterdeel van der tholl van der Keys. Mat. ende die neeringe ende welvaren deser landen. Seyt dat hem deposant genouch kennelick es, dat die zeyllaige van oosten ten westen voorbij dese landen ende zonder die te raken upgecomen ende gesocht es zedert die impositie van der congie ende omme dieselfde te scuwen, want hij enige scippers wel heeft hooren seggen ende zweeren, dat hun die duvel den hals moeste breken, als zij weder in dese landen quamen zoelange als men dese congie hebben wille. Seyt dat hij deposant heeft hooren seggen, dat up dese ure toegemaect zijn twee scepen by Wissemaer, daeroff die hertoge van Meeckelenburch deen helft van dat een scip bevracht heeft, ende sullen die voors. scepen | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
mede zeylen up Lisseboenen, twelck noyt voor dese tijt gehoort off gesien es geweest, noch oock dat men van Breemen ofte van Danswyck zoe veel westwaerts geseylt heeft als nu gepractiseert ende gedaen wordt ende es dese zeyllaige meest upgecomen zedert die congie. Seyt dat hij deposant ende meer andere clachtich vielen tjaer voorleden an den heere van der Veere ende den rentmeester van Bewesterscelt over die congie, zoe die selve lastich viel den coopluyden ende dat - omme die te schuwen - die coopmanscepe min over quam, daerduer die ingeseten van dese landen min neeringe ende vertieringe hadden, daerup hunluyden by den rentmeester geseyt worde, dat hij hoopte, dat men wegen vinden soude omme die congie off te doen, waeruyt hij deposant gescreven heeft brieven an enige coopluyden tot Danswyck, dat hij deposant hoopte, dat se alhier nyet meer congie betalen en souden, uyt welcke scrijven him deposant bij die twee hondert last zoe tarwe zoe rogge overgesonden es geweest bij den voors. coopluyden. Ende alhier wesende, zoe heeft men daeroff moeten betalen congie, twelck vernemende die voors. coopluyden hebben him een spijtigen brieff gescreven, dat zy duer him bedrogen waren ende zedert en heeft hij geen koorn van hunluyden gehadt. Seyt dat hij deposant wel geweeten heeft, datter zoe veel koorns van oosten ter Veere quam, dat men aldaer nyet solders genouch en wiste te gecrijgen omme up te leggen ende dat men solders moeste huyeren tot Middelburch, daer men nu nyet een last Oostersche koorn te cope vinden soude.
37. Scipheer Henrick Croen van Lubeck ende aldaer wonachtich, out omtrent XXXIX jaren........... tuycht............ dat hij deposant over twee jaren mit meer andere scippers van Lubeke, vernemende den dyeren tijt van koorn te wesen in Engelant, zijn geseylt geweest ballastsceeps nae Danswyck ende hebben hun daer geladen mit koorn ende styerluyden ontboden uyt dese landen omme mit huere scepen geladen mit koorn te zeylen in Engelant | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
zonder dese landen te raken omme te scuwen die impoost van die congie, want indien zijluyden vrij hadden mogen commen zonder te betalen die congie, souden eerst mit huere scepen gecommen hebben in dese landen ende alhier genomen hebben piloten up Engelant, twelck tot minder costen gevallen soude hebben, maer omme te scuwen die congie hebben zij die piloten ontboden uyt dese landen, die zoeveel nyet gecost en hebben als bedragen soude die congie, want elff scellingen groote te betalen van een last tarwe es eene groote impositie, want menich coopman soude zomtijts blijde zijn zoeveel te winnen up een last koorns ende es wel te vermoeden, dat zoe lange als die congie duyert die coopman dese landen schuwen sal, daer hij kan ende mach. Seyt dat geleden X off XII jaren zoe plach hij ende andere scippers huere voeringe vrij tsceep te mogen doen, het waer van meel, visch, vleysch, bier ofte koorn ende tselfde dat zij innamen voor vitaillie, zoe voor die scippers, zoe voor die boodtgesellen, zonder enige tholle daeroff te betalen, maer alsnu moeten zij daeroff betalen tholle gelijck een andere koopman.........
38. Joost Cornelis Gerytsz., poorter ter Veere, out omtrent LVIII jaren................... tuycht............ dat vele piloten binnen der Veer gehuurd waren om koren van Oosten naar Engeland en Lisseboenen te voeren; dat Lievyn Huygenz. en andere van Breemen naar Lisseboenen met koren bevracht waren geweest; dat factoors van Portingael het vorig jaar veel koren verscheept hadden van Danswyc e.a. plaatsen op Lisseboenen, zulks om 't congégeld te ontgaan, want een coopman soude dicwijls blijde sijn, als hij zoeveel op een last koorns winnen mochte, als die congie bedraecht; vreest dat de koopmanschap van deze landen door de nieuwe zeylaige vervreemd zal worden.
39. Pouwels van der Feeke, wonende ter Veer, out omtrent XXXIX jaren,..... tuycht............ | |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
dat 't vorige jaar vele piloten op Walcheren gehuurd zijn om koren te voeren van het Oosten naar Engelant en Lisseboenen; vermoedt dat meer dan 100 schepen in de laatste twee jaren met koren zijn voorbij gevaren, die hier wel geweest zouden zijn, ware er geen congégeld. Seyt dat hij deposant binnen zes ofte achte dagen geweest es binnen der stadt van Antwerpen ende heeft aldaer verstaen van die coopluyden, datter wel zeven off acht piloten gehuyert zijn geweest binnen een maent herwaerts omme te reysen nae Danswyck ende aldaer piloten te wesen up scepen, die men seynden wil nae Bisquayen, Poortingael ende elders, daert hunluyden believen zal, geladen mit koorn ofte andere waer ende sullen enige van die voors. piloten winnen XXII, XXIIII, XXV off XXVI ponden grooten Vlaems boven alle costen ende dit al omme te schuwen die impositie van die congie. Constateert, dat de welvaart van deze landen hierdoor achteruit gaat en de goederen van Oost en West niet meer hier geruild worden. | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort tot Zierycxee upten XIen dach van Aprille anno ut supra.40. Anthonys Mulock, poorter tot Zierycxee, oudt XXXVI jaren.................... tuycht............ dat hem deposant kennelick es, dat vanwegen die coopluyden van Hamburch ter Veer gehuyert zijn geweest van dese vasten twee piloten van Zierycxzee, genoemt Huyge Graeuwebol ende dandere Ewout Pouwelsz. ende omtrent die vastellavont daer te vooren zijn noch gehuyert geweest up Arremuyden twee Berthoenen tot piloten, deen genoemt Adriaen ende dander Jan van Groy, welcke piloten gesonden zijn geweest tot Hamburch omme aldaer te wesen up scepen, die zeylen souden mit koorn up Lisseboenen. Nae zijn beste onthoudt zoe soude die een van Zierycxee winnen twaleff ponden grooten ende die andere vijftien ponden groten Vlaems vrij gelts boven alle costen, die zij doen souden int | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
reysen nae Hamburch ende binnen sceepsboordt ende daerenboven souden zij noch hebben huere vrije voeringe. Seyt dat hij daer bij geweest es, daar die huyringe geschiede ende hoorde, dat die coopman ter selver tijt seyde, datter tot Hamburch wel lagen thien off twaleff scepen gereedt omme te zeylen up Lisseboenen mit koorn ofte in Spaengnen, maar wat die Berthoenen winnen souden en weet hij nyet. Seyt dat hij omtrent XXVIII jaren bij die zee gevaren heeft, maer en heeft hij deposant noyt geweeten, noch gehoort, dat die Oosterlingen mit huere scepen zoeveel in Spaengnen ofte Poortingael geseylt hebben, als zij die naeste twee jaren gedaen hebben, zoedat zijn gevoelen es dattet tselfde geschiet es omme te schuwen die congie................
41. Jan Hermansz. Oosterling, gebooren van Munster, poorter tot Zierycxee, out omtrent LIII jaren......... tuycht............ dat dit jaer 5 of 6 piloten, Berthoenen, te Arremuyden gehuurd zijn om koren en andere waren van Hamburch en Lubeecke naar Lisseboenen en Andelesyen te voeren; getuigt omtrent 2 piloten van Zierycxee als no. 40; vermoedt, dat de zeilage van de Oosterlingen geschiedt om het congégeld en verklaart dat vóór dezen tijd noyt gehoort noch gesien en es, dat die Oosterlingen zoeveel voorbij dese landen geseylt sijn...........
42. Claes Walenz., poorter tot Zierycxee, out omtrent XXXVI jaer........................ tuycht............. dat voor twee jaren die van Breemen vele piloten uit Hollant en Zeelant gehaald hebben om koren naar Lonnen te voeren, waar het koren zeer duur was ende was hij deposant in tselfde jaer tot Aemsterdam angenomen om mede piloot te wesen tot Breemen up een scip. Ende comende tot Breemen zoe en was daer gheen scip zoedat hij van daen reysde tot Hamburch ende sijn in tselfde jaer wel XV off XVI groote scepen geladen mit koorn geseylt geweest van Danswyck in Engelant. Ende weet tgunt, | |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
dat voors. es, alsoe hij daer int lant geweest es ende alsoe van zien ende hooren. Verklaart dat dit jaar 14 of 15 piloten, Berthoenen, in Arremuyden gehuurd zijn om van Breemen, Hamburch en Lubeecke koren te voeren naar Lisseboenen en Andelesyen, waarschijnlijk om de hooge tollen te ontgaan, want de kooplieden zeiden wat souden wij in Zeelant commen, die oncosten vallen te groot.......... 43. Willem Jansz. mitter Dagge, poorter tot Zierycxee, out omtrent XXXI jaren,................ tuycht............ dat hij in Hamburch 3 piloten uit Zierycxee en 1 uit Arremuyden gesproken heeft, die bevracht waren op Spaengnen met koren, twee tegen 12 pond grooten, de derde tegen 14 pond grooten vrij geld.
44. Jan Jansz., poorter tot Zierycxee, out omtrent XL jaren......................... tuycht............. dat 't vorige jaar 3 of 4 Berthoenen piloten te Arremuyden gehuurd zijn om koren van Breemen of Hamburch naar Spaengnen of Lisseboenen te voeren, even zoo 3 piloten uit Zierycxee met hetzelfde doel; dat de factoor van Portingael vorig jaar 13 schepen met koren van Danswyck op Lisseboenen bevracht heeft. Ende weet dit, alsoe hij dat gehoort heeft van een Jan Evertsz., poorter tot Zierycxee, diewelck in een van die scepen gehuyert was voor styerman omme die scepen voorbij dese landen te geleyden ende in Spaengnen te brengen ende was hem gegeven voor zijn loon thien ponden grooten vrijs gelts ende daertoe een last vrij voor zijn voeringe................
45. Harrent Anthonysz., poorter tot Zierycxee out omtrent LX jaren....................... tuycht........... dat de factoors van Portingael verleden jaar 11 of 12 schepen met koren bevracht hebben van Danswyck, waarvan twee in Zierycxee binnen gekomen zijn, dat verleden | |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
jaar en dit jaar veel stuurlieden uit deze landen en Berthoenen te Arremuyden en ter Veer gehuurd zijn om te varen van Breemen, Hamburch e.a. plaatsen in Oostland op Lisseboenen tegen hoog overloon (12, 14 of 16 ponden grooten vrij geld, die men hier wel huyren soude om 4 of 5 ponden grooten). Verklaart dat Oosterlingen vóór het congégeld niet voorbij deze landen plachten te varen, maar hier hun waren tegen die van het westen en lakens van deze landen ruilden; weet dat Thomas in die Voetboge e.a. voorleden jaar koren van het Oosten naar Lisseboenen gevoerd hebben. | |||||||||||||||||
Andere tugen gehoort upten XIIen dach derselver maent.46. Herman Yemantsz., poorter tot Zierycxee, out omtrent LVIII(?) jaeren................... tuycht.............. dat die van Breemen voor twee jaren veel piloten gehuurd hebben om koren van Breemen naar Engelant te voeren; dat hij heeft gehoord van bevrachtingen door den factoor van Portingael - 10 of 12 schepen - van Danswyck op Lisseboenen, waarvan 1 of 2 schepen wegens onweer in Zierycxee binnen gekomen zijn; dat 't vorige jaar en dit jaar vele piloten van der Veer, Arremuyden en Zierycxee als ook eenige Berthoenen gehuurd zijn om (van Oostland) naar Lisseboenen of Spaengnen te varen, zulks om 't congégeld te ontgaan, terwijl eertijds Oosterlingen hier kwamen en hij zich den tijd herinnert datter twintich scepen geladen met koorn van Lubeeck ter Veer inquamen.....; weet van hooge huren van de piloten - 15 tot 20 ponden grooten, die men van hier wel huyren soude om 5 of 6 ponden grooten - als ook van de hooge vrachten door den factoor van Portingael besteed; acht deze zeilage voor 's keizers tol en het land nadeelig.
47. Jan Boye Jacobsz., poorter tot Zierycxee, out XL jaren.
48. Cornelis Ockersz., po(orter tot Zierycxee...). Deze beide getuigenissen zijn grootendeels vergaan en onleesbaar geworden. | |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
II. Betoog van de Staten van 1536.An de Coninginnelycke Mat.
1. Die Staten van Hollandt, remonstranten, vergadert sijnde in den Haige den XXIen Octobris anno XVc vijfendertich ende verstaende, dat daer een placcaet gecomen was om in Hollandt te publiceren ende te verbieden geenderhande cooren oft granen, soewel buyten als binnen den landen van herweertsover gewassen, nyet te transporteren uyt Hollandt in anderen vreemde landenGa naar voetnoot1), ende alsoe die voirs. remonstranten in huere communicatie bevonden, dat tvoirs. placcaet weesen soude tot ruyne ende destructie van den lande bij veel reedenen, die sij in geseriefte den raedtsluyden van Hollandt overgegeven hebbenGa naar voetnoot2) om te senden aen uwe Mat, tenderende tot die fyne, dat die voirs. placcaeten opgehouden ende nyet gepubliceert en soude worden als sichtent den jaere eenendertich ende dair te voirenGa naar voetnoot3) gelijcke placcaeten om deselve reedenen opgehouden ende ongepubliceert sijn gebleven.
2. Ende hebben die voirs. remonstranten hueren advocaet mitten selven reedenen ende besloeten brieven van den voirs. Raedt gesonden tot Bruessel aen uwe Mat om bij monde te verthoonen, dat bij experiencie ende voirgaende exemplen gebleecken es, dat sulcke placcaeten cause geweest sijn, dat den prijs van den cooren es gereesen ende dat die heeren van Gelre, Gulick, Cleve ende andere huere ondersaten verboeden hebben geen cooren uyt hueren landen te bringen in Hollandt, ende dat het Oestersche cooren westwaerts in Engelandt, Vrancrijck ende daer gebreck was, gevoert | |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
es geweest sonder den rivieren, stroomen ende landen van herweertsover te genaken, daerduer die draperije ende veel andere neeringhen in Hollandt vergaen sijn, ende dat die zeylaige van den sceepen ende vertieringe van comanschap (daer up tvoirs. landt principalicken gefundeert es) mitter tijt geheelicken vergaen soude, want natuerlicke reedene bewijst, dat daer men nyet vrij uytvoeren en mach, dat men dair oyck nyet van buyten inbrengen en sal.
3. Daerop uwe Mat den voirs. advocaet dede segghen, dat sij deese saicke uytstelde tot haeren weedercompste van Namen ende dat sij binnen middelen tijden die brieven van den voirs. Raidt van Hollandt ende deese reedenen soude doen visiteren ende - gehoirt trapport - den advocaet geven soude goede antwoirde.
4. Deesen nyet tegenstaende uwe Mat, van Bruessel vertoegen ende noch onderweegen sijnde, hebben gescreven an den officieren van Dordrecht ende Amsterdam, dat zij op confiscatie van goet ende pene van banne geen vreempt cooren oft ander en laeten uytvoeren in andere landenGa naar voetnoot1).
5. Ende die voirs. remonstranten, geadverteert sijnde van den voirs. besloeten brieven, hebben andermael dachvairt gehoudenGa naar voetnoot2) ende huere gedeputeerde in notabilen getale, volcomelicken geinstrueert, tot Bruessel gesonden om uwe Mat noch volcomelicker tadverteren van huere juste querele ende interest van de Keys. Mat als hier naer volght.
6. Item dat die driedeelen van Hollandt sijn duynen, veenen ende meeren, daer meer schade dan prouffijt van compt, ende dat het vierde part nyet soe veel terwe ende rogge en draeght, dat genouch sy om één van de | |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
sesse groote steden van Hollandt te furneeren oft die reparatie van den dijcken tonderhouden.
7. Item dat die graven van Hollandt dit considererende ende dat sij bij den zee gelegen waeren, hebben die stroomen ofte gaten van Maertsdiep ende tVlye gedoecht te gebruyckenGa naar voetnoot1); insgelijcx hebben previlegien gegeven van vrij uyt ende in de Maese te vaeren, updat sij alle natien trecken souden daer te comen ontladen ende laeden alderhande comanscheepen ende wederomme vrij deselve gaten uyt te vaerenGa naar voetnoot2).
8. Item ende updat die ingesetenen van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt oyck affectie ende toegenegentheyt hebben souden scheepen te tymmeren, coomanscheepen oost ende westwaerts te doene, soe hebben deselve graven veel van hueren steeden ende plecken gegeven vrijheyt van thollen ende diergelijcke liberteyten, daerduer de voirs. landen gepopuleert ende in welvaert gecomen sijn.
7. Item die goede wijse hertoghe Phillips van Bourgoingne saliger memorien comende aen tvoirs. landt van Hollandt heeft voor hem ende sijnen nacomelingen den ridderschippen, steeden ende plattelanden belooft ende gezworen tonderhouden ende doen onderhouden in hueren previlegien, handveesten, costuymen, liberteyten ende oude vrijheyt ende heeft daerenboven hemluyden noch meer previlegien gegeven ende groote sorge voirgedragen, daer sij grootelicken van verbetert sijn.
8. Item denselven eedt hebben hertoge Karel, coninck Phillips van hoeger gedachten ende oyck die Keys. Mat in huerluyder huldinge den voirs. lande gedaen, daer | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
tvoirs. landt oyck mede in prosperiteyt gecomen es, soedat die Keys. Mat nu ongelijck meer jairlijcx van sijn beeden ende thollen ontfanght dan sijne voirsaten ontfangen hebben gehadt.
9. Item tot Amsterdam ende in Waterlandt sijn over vierhondert groote maerschepenGa naar voetnoot1) behalve alle cleyne scheepen ende hebben upten selven sceepen boetsgesellen, stierluyden ende ander volck naer advenant tot veel duysenden toe, daerduer de Keys. Mat gevreest ende heer van der zee es, hebbende meer scheepen alleen dan die coningen van Portingael, Vrancrijck ende Engelandt tsamen, soedat se in de laetste oerlooge van Vrancrijck ende Engelandt geseylt sijn in Andeloozie ende overal weestwaerts tegens danck ende wille van beyde den voirs. coningen ende hebben tot eere van de Keys. Mat die comensceepen gehaelt, bijsondere wijn ende soudt, ende den goeden tijt gebracht in den landen van herweertsover, die anders van als groot gebreck geleden souden hebben.
10. Item alle welcke beeden, tholrechten, scheepen ende luyden die voirs. Keys. Mat nyet alleen verliesen en soude, indien tvoirs. placcaet in Hollandt gepubliceert ende effect sorteerde, maer soude oyck verliesen tgeheele landt, twelck mitten prouffijten commende van de voirs. scheepen ende negociatie onderhouden wordt in tijden van inundatien, oerloogen ende tribulatien.
11. Item hebben die voirs. remonstranten uwer Mat oyck geremonstreert, dat dese questie van geen vreempt cooren uyt te voiren dan up congiegelt, gemoveert es geweest ten tijde van onse aldergenadichste vrouwe saliger memorie, gouvernante, die daer toe bij eenige geraeden ende geinduceert was, dat die procureur generael sustineerde, dat die Keys. Mat gerechticht was van vreempt | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
cooren varende uyt Hollandt tontfangen den nyeuwen impost, genoempt congiegelt, ende vermat hem te doen blijcken bij rekeningen, wesende in de Rekenkamer van Rijsele, daer tegens die remonstranten ter contrarie sustineerden, dat nyet blijcken zoude, dat in Hollandt eenich (congé) betaelt hadde geweest van den vreemde cooren, passerende duer den voirs. gaten van Maertsdiep, tVlye ofte Maze, dairomme die voirs. registeren ontboeden waeren tot Mechelen; maer die voirs. procureur generael, noch die hem geinformeert hadden, en conden huer voirs. vermeeten nyet souffissantelicken doen blijckenGa naar voetnoot1), waeromme die remonstranten tselfde den Keys. Mat in den jaere XVc eenendertich geclaeght hebben, mitsgaders dat men huer previlegien van tholvrij te vaeren oick gelimiteert ende geinterpreteert hadden hemluyden ongeroupen, ongehoirt ende sonder den previlegien gesien te hebbenGa naar voetnoot2), versouckende justicie.
12. Item up welcke twee clachten sijne Mat hem duechdelijcken geinformeert ende bij advyse van den Grooten Raidt tot Mechelen ende beyde den cameren van HollandtGa naar voetnoot3), hebbende gehoirt rapport van den hooffden van den Secreten Raidt ende luyden van den Financie, heeft mit rijpe deliberatie geordonneert ende geottroyeert, dat alle vreemde cooren ende granen, dewelcke in den landen van herweertsover nyet gewassen en sullen weesen, voertan vrijelicken in den landen van Hollandt gebracht sullen moghen wordden ende voirts van daer uyten selven lande ende andere landen van herweertsover gevoert | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
worden al waert den coopluyden den voirs. cooren ende granen toebehoirende gelieven sal sonder dairomme eenich recht ofte impositie te betaeleneGa naar voetnoot1).
13. Ende al ist soe, dat sij remonstranten wel gehoept ende getwijfelt en hadden uwe Mat en soude hemluyden gelaeten hebben in huere oude liberté, possessie ende gewoenten om den reedenen voirs. ende dat die questie bij den Keys. Mat, uwe Mats broeder, als erfheere van den landen mit kennisse van saicken rijpelicken gedecideert was ende sonderlinge, datter nu gheen exigencie van den tijt ofte occasie geproponeert sijn, die sijne Mat ten tijde van de voirs. sentencie nyet geallegeert waeren, ende oyck dat het cooren van desen jaere noyt soe diere op twaelff ofte veerthien gouden gulden nae geweest es als in den jaere eenendertich ende dat nu wel driemael meer vreempt coorens in Hollandt es dant doen ter tijt was mit meer reedene.
14. Nochtans hevet uwe Mat belieft den remonstranten bij gescryft te geven seekere middelen te reporteren om te comen totten voirs. nyeuwen impost oft congiegeltGa naar voetnoot2) ende dat - hangende den tijt totdat sij huer advys overgesonden sullen hebben - geenderhande cooren uyt des Keys. Mats patrimoniale landen en sullen laeten vaeren.
15. Ende om mit alder reverencie ende onderdanicheyt uwe Mat te antwoirden opten selven geproponeerde middelen mit protestatie van nyemant te willen misseggenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
16. Ende eerst daer uwe Mat seggen, dat deselfde, geadverteert wesende van de groote dierte van cooren in eenige quartieren, die voirs. placcaeten geordonneert thebben om te schuwen apparente famine.
17. Antwoirden ter correctie die voirs. remonstranten, dat - hadden zij bescreven geweest - sij souden uwe Mat geadverteert hebben, datter nu meer vreempt cooren in Hollandt es dan in memorie van menschen geweest es, soedat sij tAmsterdam ende in Waterlandt nyet solders genouch en hebben om te logeeren. Ende souden die remonstranten gaerne den anderen landen, die seyden gebreck coerens te hebben, soeveel lasten coerens beschict hebben, als zij behoeft hadden om XVI ofte XVIII gouden guldens elck last, dat om tgeruchte van den voors. placcaeten sichtent geresen es, het beste ten | |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
hoochsten tot XXII gouden gulden ende noch meer geresen soude hebben, hadden die voirs. placcaten in Hollant openbaerlicken gepubliceert geweest bij den reedenen voirs.
18. Ten geenen daer geseyt wordt, dat indien die voirs. placcaeten in Hollandt nyet onderhouden en worden nae huer forme ofte substantie, dat die van Zeelandt, Vlaenderen, Henegouwe ende andere hem vervoirderen souden van gelijcke te doen, soe zij hem nyet en achten te weesen van minder condicie.
19. Antwoirden die remonstranten, dat sij van geen beeter condicie sijn en willen dan dander landen, soe verde het roert dat uytvoeren van den cooren, gewassen binnen den landen van herweertsover, maar van tvreemde cooren, dat andere heeren ende vorsten verbieden moegen in Hollant te brengen off dat buyten omme vaeren ende tlandt schouwen mach, sustineeren sij vrij te weesen, gelijcken dat tot noch toe geuseert ende bij den Keys. Mat geordonneert es, dat alle vreempt cooren ende granen in den landen van herweertsover nyet gewassen vrijelicken in den landen van Hollant gebracht sal mogen worden ende voirts van daer uyten selven lande ende andere landen van herweertsover gevoert worden al waert den coopluyden tvoirs. cooren toebehoirende gelieven sal.
20. Item vergave God, dat die andere landen van geen beeter condicie en wilden sijn, sonderlinghe Vlaenderen, die onder decsel van gelijcke placcaeten daerenboven int particulier gestatueert hebben, dat die remonstranten nyet alleen geen eetbaer coeren, maer oyck geen broucooren tot huere alimentatie ende neeringe van de brouwerie uytvoeren en moegen, al souden sij van hongere sterven ende bij faulte van neeringe bederven.
21. Item in Hollant wast luttel coerens ende sijn quartieren genouch, daer men gheen paerden, wagenen noch ploegen en kendt; ten waere, dat zij remonstranten van vreempt cooren gesustineert waeren, sij moesten van | |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
gebreck vergaen. Ende en hadden die remonstranten die van Vlaenderen geen vreemde terwe ende rogge toegevoert oft haelen laeten, sij souden geerste ende haverenbroot hebben moeten eeten. Wairomme wilt men dan duer publicacie van den voirs. placcaeten occasie geven geen vreempt coeren in Hollant te brengen, daer alle die landen van herwaertsover wel aff vaeren ende gespijst worden?
22. Item waert, dat danderen landen van herweertsover verstonden, hoe schadelicken hemluyden weesen mach die publicacie van den voirs. placcaeten in Hollant, sij souden met alder diligencie den remonstranten assisteren ende uwe Mat bidden, dat dit daer nyet gepubliceert en souden worden.
23. Ten geenen daer geseydt wordt, indien hier nyet inne voirsien en waere, soe souden diegeene, die malingneren ende het coeren uyt eenige van desen landen voeren willen in anderen landen, onder decxel van de gepretendeerde liberté van Hollandt tselfde coeren voeren, daer dat hemluyden goetduncken soude, daerduer de voirs placcaeten in anderen landen illusoer ende in Hollandt geen plaetse hebben en soude ende bij consequencie souden die voirs. landen van coeren beroeft worden.
24. Antwoirden die remonstranten, dat sij wel lijden mogen, dat dandere landen die voirs. placcaeten in den hueren publiceren ende wel onderhouden van huer gewas, want sij remonstranten en hebben geen hope eenige coeren uyten landen van herweertsover te gecrijgen. Ende tselve verbiet hem de facto, want die van Bruessel en laeten die van Mechelen geen cooren uytvoeren, noch Mechelen Antwerpen; insgelijcx in Vlaenderen, Henegouwen, Arthois, Dornicke etc. en communiceert deen nagebuer ofte steede den anderen nyet oeck op cautie in den voirs. placcaeten begreepen. Hoevecle te min souden die selve landen den remonstranten coeren laeten uytvoeren, die sij suspect ende vreempt achten? | |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
25. Item ten es oyck gheen gewoente, dat die van Hollandt cooren halen in den landen van herweertsover alst nyet soe goet ofte beeter coop en es als vreempt cooren, want sij souden die vrachten ende thollen ten achteren gaen.
26. Item wat soude oyck den remonstranten moveren in den voirs. landen cooren te haelen ende water in de zee te brenghen, daer sij selve vreempt coerens genouch hebben ende den anderen landenGa naar voetnoot1) soe overvloedelicken stofferen, dat het cooren beeter coop daer es dan in Hollandt, als blijckt, dat voer Kersmisse lestleeden eenige uyt Hollandt mit huer vreempt coeren geweest hebben in Zeelant, Brabant ende elders ende hebben op een cleyn schip coerens verloren omtrent hondert guldens.
27. Item die remonstranten hadden liever dat sij huer vreempt coeren, dat sij te borge gecocht hebben, wederomme vercocht hadden om huer creditueren te betaelen, want die andere landen sijn nu soe vervolt, dat sij geen vrecmpt cooren meer in Hollant en haelen ende en willen dat nyet eeten, als sij eenichszins badt mogen.
28. Item het cooren in den voirs. landen van herweertsover gewassen gelt op dit pas den derden penninck meer dan Oesters cooren ende het wort eer vunstich. Wairomme wilt men dan verduchten, dat die remonstranten dat cooren van deesen landen met vreempt coeren mengen ende uytvoeren sullen in vreemde landen, ten heeft geen apparencie medt allen?
29. Item ende die voirs. landen van herweertsover mogen hueren coopluyden tselfde oick wel verbieden, want sij en connen, noch en mogen uyten zelffden landen nyet sorteeren met huere coeren sonder te raecken den thollen ende aen te spreecken den thollenairs van hueren limyten, die wel snaicken sullen nae die confiscatie om | |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
hueren pacht mede te betaelen, alst up confiscatie verboeden es cooren van deesen landen uyt te voiren.
30. Aldaer geseydt wordt, dat dofficiers van de plaetsen genouch belast sijn met huer office om nyet te mogen verstaen ende te beletten het uytvoiren van alderley coeren ende dat dairomme van noode sij eenige gecommitteerde, hebbende regardt up het uytvoeren, datter geen coeren uyt den voirs. landen gevoert en sal mogen worden sonder huerluyder oerloff.
31. Seggen die remonstranten, dat van den officiers wel de contrarie gebleecken es an den bailliu van Duynkercke in VlaenderenGa naar voetnoot1), die eenige coopluyden van Amsterdam ende schipperen van Dordrecht, die mit een heudeschip geladen mit Oesters cooren in de haven van Duynkercke bij storm gearriveert sijnde, gehouden ende tot confiscatie van schip ende coeren gecontendeert heeft, omdat sijlieden gescheept hadden up Engelandt voir date van de voirs. placcate ende eer dat sijlieden gehoert ofte geweten hadden van eenige publicatie in eenige van den landen van herwaertsover, als sij bij certifficatie geprobeert ende bij eede geaffirmeert hebben gehadt, dairomme sij van de confiscatie sijn geabsolveert, maer hebben den voirs. bailliu voir sijn vacatie, dat hij dairomme te Hove hadde geweest, moeten betaelen die somme van twintich ponden groote vlaems, welcke vacatien hij wel behoerde tot sijnen coste gedaen te hebben, alsoe hij die confiscatie pretendeerde, indien daer eenich delict geweest hadde.
32. Daer voirts gestelt wordt, dat men tot onderhoudt van den voirs. gecommitteerden ofte proufijt van den keyser (te appliceren, daert syne Mat goetduncken sal) te betaelen van elck brucxhoetGa naar voetnoot2) terwe eenen stuver, van de rogge eenen halven ende havere een ordt, ten waere dat die coopman arriveerde tAmsterdam oft elders | |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
in de landen van herweertsover, sonder te brecken sijnen last ofte vercoepen sijn coeren uyt deesen landen voeren wilde, in welcken gevalle men daer nyet aff nemen sal.
33. Antwoirden die remonstranten, dat die tresoriers Fevre ende LaurijnGa naar voetnoot1) in hueren tijt dit zelfde middele gaerne souden opgebracht hebben, als die nu sijn gaerne souden onder decsel van arbeytsloon, maer die remonstranten hebben tzelfde altijt mitten voirs. reedenen in den tijde van coninck Phillips ende de Keys. Mat belet, dat tot geen effect gecommen en es, soe verde het roert ende aengaet het vreempt coeren in den landen van herweertsover nyet gewassen.
34. Item - want het waere anders dat rechte middele om dat vreemt coeren te jaegen uyt deesen in andere vreemde landen, twelck nyet recuperabel en waere; men mach spiegele ende exemple nemen aen Zeelandt, daer plach soe veel vreempt coerens te commen, datter nyet coerensolders genouch te crijgen en waeren om gelt, maer sichtent dat Jan Pels, Bernaert Pels ende huere voirsaten gecommitteerde in Zeelant gelegen ende congiegelt ontfangen hebben, soe ist successive gedeclineert, soe datter nu nyet veel vreempt coerens en compt, alst plach, twelck die van Zeelandt alle daige ende meer beelagen.
35. Item van gelijcke mogen seggen die van den Sluys ende andere steeden, daer die Oestersche ende Hollantsche hulcken plaegen te commen mit coeren ende andere waeren, die nu buytenomme die zee lancx vaeren, daer sij huer goet ten hoochsten weeten te gebruycken; die oirsaecke es, omdat sij boven oude gewoenlicke thollen mit deese nyeuwicheeden in deesen landen worden belast.
36. Item voer Kersmisse laetsleeden isser een coop- | |||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||
man van Breemen, genoempt Henrick Houwide mit een schip coerens geweest in Zeelant, nyet weetende van den voirs. placcaete, meynende indien hij sijn coeren hier in den landen nyet vercoopen en conde, dat hij weederomme uytzeylen soude mit sijn coeren in Engelandt oft daert meest gelden mochte, twelck hem bij den voirs. Bernaert Pels belet worde, dairomme hij expresselicken verclairde, dat - hadde hij geweeten, dat hij nyet vrij weeder uytgeseylt soude hebben up sijn gewoenlicke thollen - hij en waer hier int landt nyet gecomen ende en dachter nyet meer te commen ofte yemandt van sijnen consorten, welcke coepman voor congie heeft moeten betaelen vijff ende tachtich gulden. Wat schade dat tzelfde cleyn proufijt den Keys. Mat ende tlandt inbrengen sal, mach elckerlick bedencken.
37. Item die van Breemen hebben in cortten jaeren veel grooter scheepen geboudt van vijff, ses duysent guldens ende sijn zeer rijck ende machtich geworden in de coemanschip van de coeren ende bouwen dier scheepen jairlicx meer. Zij hebbent houdt beeter coep dan herwaertsover ende coopen op al het coeren wassende in de lande van Bruynenswijck, Luynenburch ende andere landekens gelegen over beyde sijden van de Weesel; insgelijcx ist van die van Ditsmaer, gelegen an de riviere van de Elve.
38. Item als die Sonde gesloeten es, soe hebben die van Breemen ende Ditsmaer die coomanschap alleen, ende noch meer hebben sullen, indien de voirs. nyeuwe impost voertganck heeft, daerduer die van Hollandt gedwongen sullen worden mitter tijt hem mitten voirs. scheepen te transfereren aldaer ofte elders, twelck qualicken begrijpen connen diegene, die die nature ende situatie van Hollandt nyet en kennen mitten anderen angelegen landen.
39. Item die ordinaryssen thollen sijn sesse stuvers van elck last terwe ofte rogge int versscheGa naar voetnoot1) ende sesse | |||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||
int soutte ende twie stuvers een oert in den thol van Goudtsluys voor de heer van Wassenair. Als men daerenboven van elckx bruxhoet terwe (daer van die achthien maken een last) betaelen sal eenen stuver tot onderhoudt van den voirs. gecomitteerden ofte commysen, wie twijfelt er aen, dat die coopluyden den landen van herweertsover schuwen ende buytenomme vaeren sullen, want zij sijn voor de handt zeeker het gewin van de voirs. thollen ende nyeuwen impost, hetwelck op een schip nair advenant sijn groote beloepen sal drie, vier off vijff hondert guldens behalven tgewin van den coeren, dat elders meer gelt dan in desen lauden.
40. Item die coepman en mach nyet arryveren tot Amsterdam sonder sijn last te breecken, want Amsterdam leyt achthien mijlen van de zee; men moet hebben diverssche winden ende onderwege als Pamphuys, tVriese Vlaeck ende tWieringer Vlaeck leggen santplaeten, daer men het coeren overwerpen moet in cleene scheepen, eer dat in den stadt comen mach, twelck zij nyet en verstaen, die de voirs. exceptie voortgestelt hebben.
41. Item duer welcke middele ter contrarie evident es, dat die vreempde coopman ende oyck die van Hollandt reedene hebben sullen hem te vervreemden ende en sal die Keys. Mat nyet alleen verliesen sijn wel gefundeerde gewoentlicken thollen, maer en sal van dese versierde nyeuwicheyt nyet ontfangen ende dander landen van herweertsover sullen verliesen die commoditeyt van de vreempde coeren, dat in Hollandt plach te commen ende sullen dat moeten haelen in vreempde landen.
42. Ten geenen daer geseyt wort, dat bij de voirs. middelen in geenen dingen gederogeert soude worden het ottroy, bij die van Hollandt geobtineert int jair XVc eenendertich, gemerct (die concurrentien tegenwoirdich) dat die Keys. Mat hem selven int voirs. octroy expresselicken gereserveert heeft sijne preeminencie, auctoriteyt etc.
43. Seggen die remonstranten, dat van de derogatie | |||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||
des octroys boven genouch gescreven es ende dat die Keys. Mat int selfde octroy expresselicken verclairt, dat die coopman, het vreempt coeren ende graen toebehoirende, vrijelicken uyt deesen landen sal moegen voeren sonder dairomme eenich recht oft impositie te betaelen, want die clachte van den remonstranten aen sijne Mat gedaen es geweest van deese nyeuwe impositie, sonderlinge om dat eenighe tot nyeuwicheyden geraeden hebben, meynende des Keys. Mats proufijt te doene ende en dencken nyet, dat sij sijne Mat meerder schade doen in andere saicken als boven geseyt is.
44. Item die remonstranten en begeeren die preeminencie, auctoriteyt ende rechten van den Keys. Mat nyet te verminderen, immers begeeren die te vermeerderen ende altijt te blijven in sijnre Mats goede gracie ende genade; anders waeren sij dat armste landt, dat onder sonne leyt ende en souden geen beeden mogen betaelen, noch die lasten van den lande vervallen, wairomme sij remonstranten nyet geloeven en connen, dat sijne Mat van deese preeminencie, auctoriteyt ende recht gebruycken wille tot sijne schaede ende tot ruyne van sijnen lande van Hollandt, dat nyet recuperabel en soude weesen.
45. Ten geenen daer geseyt wordt, dat uwe Mat anmercken, dat den tijt eyscht, dat bij den voirs. middele oft een ander voersien sij op het uytvoiren van den voirs. cooren, begeerende dairomme advys van den remonstranten ende dat hangende den tijt van rapport geen coeren uyt des Keysers patrimonale landen gevoert en sal wordden achtervolgende den besloeten brieven, laest gesonden an den officieren van denselven landen.
46. Antwoirden die remonstranten, dat op dat uytvoeren van den coeren in den landen van herweertsover gewassen elck hem selven soe lieff heeft, dat deen stadt van een hertochdom ofte graeffschap dander nyet en communiceert dan mit groote difficulteyt als boven breeder geseyt es. | |||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||
47. Item als van den vreemden uytheemssche coeren, dat en mach geen oncosten van commysen ofte diergelycke meer gelijden of het wordt tacite ende effectualiter uyt deesen landen gebannen ende verjaecht omme den reedenen ende exemplen voors. Ende hoe daer min oncosten opstaen ende die coopman vrijelicker wandelen mach, soe daer meer vreempt coorens incomen sal; voer een schip, dat uytvaert, salder drie wederomme in comen.
48. Item hier inne bidden ende begeeren die remonstranten, dat uwe Mat geloeff willen geven, die tlandt best kennen. Sij weeten, dat die van Breemen ende Ditsmaer het coeren mit grooten hoepen gevoert hebben in Engelandt, twelck zij in deese landen gebracht ende huere aventuere van te vercoopen aff verwacht souden hebben, en hadden gedaen die voirs. placcaeten ende fame van den nyeuwen impost, als de voirs. Henrick van Breemen ende meer andere coopluyden verclairt hebben; dat mit groot ongelick geseyt wort, dat de remonstranten in Ingelandt gebracht souden hebben, naedat sij van den voirs. placcaeten geadverteert sijn geweest.
49. Item es den remonstranten oick kennelick, dat op deesen tijt meer dan XXX schepen geladen mit Oesters cooren leggen beneden Bremen in de mont van der Weesel, die oyck in deesen landen souden hebben gecomen ende nu wachten nair weeder ende windt om te seylen nair Ingelandt, schuwende desen landen om de fame van den voirs. placcaetenGa naar voetnoot1).
50. Item wairuyt clairlycken blijckt ende elck bekennen moet, dat de Keys. Mat geen nyeuwen impost oft congiegelt voir hem oft sijnen gecommitteerden ontfangen en sal ende dat daerenboven sijne Mat verliesen sal sijnen gewoentlycken thollen ende dat sijn landt van Hollandt comen sal tot geheele ruyne als voirs. is. | |||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||
51. Item welck fait sij remonstranten presenteren te verifieren nyet alleen tot hueren singulier profyt, mair oick van de Keys. Mat ende anderen landen van herweertsover.
52. Item in teycken dat sij remonstranten nyet en soucken dan tgemeyn prouffijt, soe mogen sij wel lijden, dat die Keys. Mat oft die landen, die dat voirs. verduchten hebben, commysen oft toesienders stellen tot huer eyghen costen sonder den coopman, het vreempt coeren toebehoirende, te belasten oft yet dairomme te eyschen.
53. Item die remonstranten hebben dat vreempt cooren den anderen landen soe lange naegehouden, dat daer beeter coep es dan in Hollandt ende sal noch meer afslaen bij den gracie Goidts.
54. Item het es tijt, dat die remonstranten huer proufijt mogen doen mit huer cooren, dat sij in pericule van lijff ende goet gehaelt ende te borge gecocht hebben, want sij en hebben gheen dubbelt gelt om nyeu cooren te coopen ende het oude bij hem te laeten bederffven, twelck zij nu meer dan drie maenden duer scrijven van uwe Mat ende ter liefde van den anderen landen opgehouden hebben elders in vreemde landen te transporteren.
55. Item den tijt is oyck hier tegenwoirdich, dat die schipperen, stierluyden ende boitgesellen vaeren ende broot voir wijff ende kynderen winnen moeten, wesende in getalle meer dan veertich duysent persoonen, ofte bij faulte van dien es gescheepen inconvenienten up te staen, want die mitter nyeuwe vermaledide secte besmet sijn ende gaerne in der luyden kisten waeren, meest in de quartieren van Waterlandt ende Kennemerlandt hen onthoudende sijn.
56. Eyntelicken seggen die remonstranten, dat alzoe alle dese voirs. argumenten ende sonderlinge van het mengen van den inlantsche cooren mit het vreemde | |||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||
cooren ende het uytvoeren van dien zoe wel ende meer gemiliteert ende plaetse gehadt hebben in den voirs. jaere XXXI als nu, dat dairomme dieselve nyet en dienen om te nyeute te doene die sentencie oft ordonnancie by den Keys. Mat in denselven jaere den remonstranten gegeven, maer moeste yet nyeus geobiceert worden, dat nu plaetse heeft ende nyet en hadde in den jaere voirs. van XXXI, twelck tot noch toe nyet gedaen en is geweest.
57. Bidde dairomme in alder oetmoedt ende reverencie, dat uwe genadige goedertieren Majestaet den remonstranten willen laeten in huere oude liberteyt achtervolgende de voirs. sentencie ende ordonnancie ende dat alle nyeuwicheyt gekeert ende die surcheance van den voirs. besloeten brieven afgedaen mogen worden, in twelck doende............... | |||||||||||||||||
III. Betoog van de Staten van 1541 (Januari).Aen de Mat van der Coninginne.1. Achtervolgende uwe Mat besloten brieven laets tot Atrecht gescreven soe hebben die edelen mitten grooten ende cleynen steden, representeerende die staten van den landen van Hollant, behalven Dordrecht, die huere defencie apart hebbenGa naar voetnoot1), huere gedeputeerde hier by uwe Mat gescickt omme te verthoonen, dat het concept henlieden van wegen der Keys. Mat geproponeert opten XIIIen Novembris anno XL by uwen advocaet fiscael mr Peeter Breul roirende timpost ende trecht van congie, dat betaelt soude worden van tuytvoiren van tvreemde cooren, twelcke concept, indien voirtganck soude hebben, tendeert tot eeuwige destructie, verderffenisse ende irrecuperabel schade van uwer Mat landen van Hollant ende tot enorme schaden ende interesten van uwer Mat thollen, beeden ende subventien. | |||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||
2. Ende omme tselve uwer Mat te verthoonen, soe es warachtich, dat over de hondert, twee ende driehondert jairen ende soe lange als de landen van Hollant ende Vrieslant beheert ende bewoent sijn geweest, soe heeft de coopman van binnen ende oick de vreemde coopman van oosten ende westen eene vrijen toeganck ende affganck gehadt met sijne coopmanscepe, goeden ende scepen overal, mits dat de onvrije coopman alleenlijcken uwer G. Mat ende uwer Mats voorsaten betaelt heeft den ouden gewoenlijcken tollen ende tolrechten sonder dat deselve coopluyden van buyten oft binnen slants oyt eenige congiegelt oft nyeuwe imposten den grave van Hollant betaelt hebben.
3. Immers over veertich, vijftich, tsestich jair en was de selve naeme van congie ofte nyeuwe impost in den lande van Hollant nyet bekent.
4. Ende omme te verthoonen dat uwer G. Mat nyet gerechticht en es in de nyeuwe imposten van congiegelt, soe es waer, dat uwer Mats voirsaten, graven van Hollant, Zeelandt ende Vrieslant in huere huldinge, die de drie Staten van Hollant ende Vrieslant uwer G. Mat voirsaten gedaen hebben, solemnelick bij eede beloeft hebben te houden, stijven ende starcken in alle huere previlegien, hantvesten, vrijheden, liberteyten ende costumen, belovende twelvairen van de lande ende ondersaten vooren te staen.
5. Item uwer G. Mat jegenwoirdich heeft insgelijcx gelijck alle uwer Mats voirsaten als co. Philips van Castillien hooger memorien, uwer G. Mats heere ende vader, keyser Maximileaen, hertogen Kaerle ende Philips van Bourgoingnen etc. uwer Mats voirs. landen van Hollant ende Vrieslant gelijcke huldinge ende eedt gedaen.
6. Ende alsoe de steden, ingesetenen ende ondersaten van uwer Mats lande van Hollant ende Vrieslant vrij ende vranck sijn geweest van allen vreemde cooren, comende over zee van ooste duer tMertsdiep oft tVlye in Hollant, van den voirs. nyeuwe impositien van congie, | |||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||
soe behooren deselve ingesetenen ende ondersaten te blijven in deselver hueren vrijdom.
7. Es oick clair ende notoir, dat de negociatie ende die hanteringe van de comanscape bijsonder met seylaige ter zee genereert rijckdomme, profijt ende welvairen in allen landen soe wel in Hollant als elders, ende dat twelvairen ende rijcdomme van de ondersaten bij consequente es de rijckdomme van huere prince, die sijluyden in tijden van noodt ende oirlooge besigen moegen tot huere assistencie.
8. Item die graven van Hollant dit considererende, dat sij bij de zee gelegen, hebben die stromen ofte gaten van tMaertsdiep ende tVlye gedoecht vrij te gebruycken, intsgelijcx hebben previlegie gegeven van vrij uyt ende in die Maze te varen, updat zij alle nacien trecken souden dair te comen ontladen ende laden alderhande comenscepen ende wederomme deselve gaten vrij uyt te varenGa naar voetnoot1).
9. Ende hebben de voirsaten van uwer G. Mat als grave van Hollant tot voirderinge van der negociatie ende welvaren van tgemeen landt van Hollant deselve heure ondersaten vrijdom van heure tolrechten gegeven, ten eynde dat sijluyden vast meer ende meer scepen souden doen maken ende continueren deselve negociatie, hoewel deselve vrijdom primefacie scheen te sijn tot achterdeele van denselve graven, mer sulcke pretense achterdeele es de voirsaten van uwer Mat wel te passe, tot profijt ende baten gecomen in andere saken, als in de vermeerderinge van huer G. bede ende andere domeynen, die seer groot ende excessive sijn.
10. Dat de landen van Hollant deur sulcke vrijdom ende immuniteyt van thollenvrij te mogen varen soe geprospereert hebben, dat sij machtich sijn up te brengen | |||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||
ten dienste van uwer G. Mat ofte uwe Mats vrunden een merckelijcke getal van grooter seeepen.
11. Ende alsulckx sijn de Hollanders geduerende deese continuelle oorloge van Vrancrijcke uyt desen landen deur de HooffdenGa naar voetnoot1) voorbij Normandien, Bretaignen, Pontu ende Aquitaigne nair Spangnen, Portingael ende elders gevaren, dair hen gelieft heeft gehadt ende alsoe onbescadicht weeder gecomen sonder dat de Franchoysen tselve hebben connen gekeeren.
12. Ende hebben met deselve scheepen uwer G. Mat gedient in grooten getale, twelck een groot ontsich es ende een groote rijckdomme ende toeverlaet van uwer Mat, die een groot meester endeGa naar voetnoot2) territorien sijt, besittende veel coninckrijcken, die nyet wel sonder oirlooge (mits de groote wangunste van uwer G. Mats naegebuyren) en mach sijn.
13. Men heeft binnen veertich oft vijftich jairen herwairts gesien, dat de coninck van Spaengnen hooger memorien insgelijcx arte et industria gepractiseert heeft meenichte van groote sceepen te gecrijgen, alsoe sijnder G. met gelde te bate gecomen es allen dengheenen, die eenige groote scepen hebben willen bouwen, al twelck uwer Mat van selfs heeft mits die voirs. liberteyt, die uwer Mats ondersaten van Hollant ende Vrieslant toegelaten heeft tvoirs. Martsdip ende tVlye vrij te gebruycken, que liberalitas licet videatur perditio est tamen maximum lucrum.
14. Tsal blijcken, dat de coningen van Engelant arte et industria mit beneficie, vrijdom ende weldaden gepractiseert hebben te gecrijgen in heure landen die comanscappe van Oosterlant ende hebben sulcx die Oosterlingen gegeven exemptie van tolle, nyet meer nemende van den coopman, die van Oisterlant compt, dan drye | |||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||
penningen van den ponde, dair sijn eygen ondersaten betaelen twaelff penningen van den ponde ende uwe ondersaten ende andere natien vijffthien penningen, wel overleggende dat de coopman met vrijdom getogen wordtGa naar voetnoot1).
15. Van gelijcke sal oick blijcken, dat die coninck van Portingael met vrijdom te geven gepractiseert heeft te gecrijgen in sijnen landen die coopmanscappe van Oistlant, gevende die Oosterlingen thollen, huyshuyr ende solderhuur vrij omme huer cooren ende andere coomanscappe te leggen ende doet die selve coopmanscappen tot zijnen cost bewaren ende havenen, wel considererende, dat die coopman mit vrijdom getogen wordtGa naar voetnoot2).
16. Maer nu ter tijt dunckt den remonstranten, dat gepractiseert wordt omme de voirs. vrijheden ende oude usantien te benemen ende die coopmenschepen uyt den landen te verdrijven. | |||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||
17. Want souder nu eenige nyeuwicheyt gepleeght worden ende die coopvarende ingeseten ofte buyten coopman belast worden met nyeuwe impositien van congye, als het concept vermelt, soude al spillen ende ter sciere loopen, dat met industrie ende practijcque voorspoet genomen heeft ende soude de neeringe van de seylaige ende vertieringe van den coopmanscepe geheel vergaen tot geheel de destructie, ruyne ende desertie van de landen.
18. Item die coopman wil met vrijdomme ende industria getogen sijn ende wordt bij contrarie verjaecht bij sulcke nyeuwe lasten ende vonden.
19. Ende en soude oick sulcke cooren ofte greyn als in Hollant ende Vrieslant van oosten comen nyet gesocht noch getogen worden overmits die groote oncosten.
20. Ende selve nyeuwicheyt sal den Oosterlinck ende den vreemde coopman soe wel als uwe Mats ondersaten van Hollandt buytenomme seylen ende vaeren, scuwende ende latende dese landen leggen, nair Engelant, Bretaigne, Normandien, Pontu, Aquitaigne, Bordeux, Vrancrijck, Portingael, Spaengnen, CivylgenGa naar voetnoot1), Italien etc. als sijluyden begonnen hebben te doene.
21. Al twelck die van Zeelandt, Aeremuyden ende den Sluys wel gewair geworden sijn, want tot Aeremuyden ende ter Sluys zoe groote menichte van cooren uyt Oestlandt pleech te comen, dat tot Middelburch (voor de insettinge van de congie) gheen solders te gecrijgen en wairen, mer overmits die nyeuwe imposte oft congiegelden soe heeft den Oosterlinck sijn cours elders gesocht, souckende die plaetse dair hij vrij es als in Engelant, Hamburch, Breemen etc., wairduer die neeringe van de lande van Zeelant geheel ende al vergaen es ende hem des dagelijcx noch beclagen. | |||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||
22. Al twelck ongetwijfelt insgelijcx in Hollant gebeuren sal ingevalle deesen nyeuwe impositie van congiegelt voirtganck heeft.
23. Tes notoir dat die van Bremen, Hamburch, Eemden ende andere in groote merckelijcke getaele plegen tot Amsterdamme te halen Amsterdamsche, Haerlemsche, Delfsche, Leydtsche, Rotterdamsche, Haechsche, Naertsche ende andere binnenlantsche laeckenen, twelck groote winsele, welvairen ende neeringe bracht in den landen van Hollant.
24. Al twelck die van Breemen, Hambourch, Eemden ende andere nu upt twintichsten deel soe veele nyet en doen overmits dat sij gewent sijn in Engelant ende andere landen laeckenen te halen.
25. Alsulckx sal men bevinden, datter onlancx eenige coopluyden van Breemen, Hambourch, Eemden binnen der stede van Amsterdamme geweest sijn ende henluyden gevraecht, oft sij eenige laeckenen sochten te coopen als sij van oudts plegen te doene, daer op sij antworden dat sij gheen lakenen en sochten, seggende: wij willen uluyden selver laeckenen vercoopen, veylende een groote getale Engelsche ende andere sorten van laeckenen te vercoopen ende deselve tot Bremen te leveren, seggende dairbij, dat sijluyden nu de cours ende loop van den stroom up Engelant, Vrancrijck, Portingael, Spaengnen selver weeten te vinden ende dat die landen van westen brengen haer lakenen, zoudt, wijnen ende andere comanscapen thuys in Oistlant ende laeden wederomme cooren ende alrehande Oistersche goeden al wairdeur de neeringe van de draperie in Hollandt soe langer soe meer vergaet ende declineert.
26. Die van Leyden plegen alle jair te maecken binnen derselver stede van Leyden XXII duysent laeckenenGa naar voetnoot1), die sijluyden wisten al voor de handt ver- | |||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||
cocht ende en weeten sijluyden gheen zeven oft acht duysent te vercoopen.
27. Ende declineert deselve draperie in allen anderen steden ende vlecken in Hollant nair advenant nyet min.
28. Sal oyck blijcken dat upten XVen Decembris anno XL laestleeden binnen der stede van Amsterdamme upter selver stedehuys gecompareert sijn Joachim Winberch, Thonis Brant ende Baernt Polman, facteurs ende leggers van Danszick, Jorys Scrijver, Jorgen ter Moelen, facteurs ende leggers van Hamburch, Cort Gysmer, Maerten Pimberch(?), Pauwels Timmerman, Heynrick Kneuckelinck ende Hans Drielinck, facteurs ende leggers van Ryge, Hans Frielinck, Hans Cimkaert ende Hans Crynsinck, facteurs ende leggers van Revel ende souder al meer gecomen ende gecompareert hebben, soe sij seyden indyen sijluyden nair huys nyet getogen en hadden geweest ende hebben expresselijcken aldair verclairt ende geclaecht, dat sij verstaen ende tot huerluyder kennisse gecomen es, dat up den vreemden greynen ende cooren, die voirtan in Hollant comen souden ende aldair vercocht sijnde uytgevoirt soude worden, upgestelt soude wesen congiegelt ende imposte boven den ouden tholrechten, te weetene sessendertich stuvers up een laste taruwe ende vierentwintich stuvers up een laste rogges ende dat tselve nyeuwicheyt es ende contrarie soude sijn diverssche tractaten ende recessen, gemaecktGa naar voetnoot1) tusschen uwer G. Mat als grave van Hollandt ter eenre ende de rijcken van Denemercken, Norweegen, Sweeden, den forstendom van Sleeswijk, Holsten, Wensche steden ende alle de HanscheGa naar voetnoot2) ende Oostersche steden ter andere zijden, die verclairen dat de coopluyden aen weersijde met alle huere coopmanschappe sullen vrij ende vranck moegen varen ende keeren, mits alleenlijcken betalende doude tollen, excijsen ende gewoenlijcke rechten, als men van ouden tijden plach te doene sonder eenige nyeu- | |||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||
wicheyt te plegene. Ende hebben uyt saecke van dyen van de burgemeesters der stede van Amsterdamme versocht gehadt, dat sijluyden aen uwer G. Mat soe vele souden willen benairstigen, dat deselve nyeuwicheyt ende imposte affgedaen werde ofte anders waren sijluyden van meeninge ende gedelibereert heure meesters te scrijven, dat sij huere scepen souden thuys houden ende gheen cooren overseynden, want sij gheen proffijte en souden mogen doen, overmits dat die vremden natien haer tselve nyet affhalen en souden, ende soude te vergheef ende tot groote costen dair moeten leggen, soudt men sulcke nyeuwichede up heure goeden plegen, verhalende dat sij nyet meer en begeeren te winnen up elcke last taruwe dan sessendertich stuvers, upte rogge vierentwintich stuvers seggende, dat sij in anderen landen wel raedt wisten met huere goeden, dair sij willecommer souden sijn ende meer vrijdom genyeten dan sijluyden in de lande van Hollandt genyeten.
29. Wairup de burgemeesters van Amsterdamme deselve facteurs ter antwoirde gegeven hebben, dat sijluyden uwer Mat ofte de Coninginne dair van adverteren souden ende datter cause van dyen een dachvairt diende upten XVIIIen Decembris in den HaigeGa naar voetnoot1).
30. Tes goedt te verstaen, dat den Oosterling een hardt mensche in der nature es ende boven alle natien bemindt vrijdomme in sijne coopmanschepe, abhorrerende van alle nyeuwicheyden ende dat hij in eeniger manieren nyet en sal willen verstaen tot eenige nyeuwe impositien, jae al souden sij dondersaten van uwer Mat ter cause van dyen arresteren ende metterhandt tselve keeren.
31. Tes oick goet te verstaen, dat deselve Oosterlingen sonder eenige zwaricheyt ofte moyte te maecken gelijcke imposte stellen sullen up de goeden van dondersaten van uwer G. Mats landen naedemael sijluyden | |||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||
tractaect gemaeckt hebben met uwer G. Mat, dat een yegelijck up sijnen oude thollen vrij sijne comanscappe sal mogen doen.
32. Es insgelijcx goedt te verstaen, dat alle de vorsten ende heeren upten Rijn gelegen (vernemende dat uwer Mat in de voirs. uwer G. landen sulcke nyeuwicheyt gepleeght up heure ondersaten goeden) wel blijde sullen sijn te hebben sulcken oersaecke ende sullen nae practiseren uwer Mat voorscryft ende sal de hertoghe van Cleef, Gulick, die biscop Coelen, Mens, Trier henluyden in deesen nyet vergeten ende sal deese nyeuwicheyt denselven occasie geven te bestaen ende te practiseren tgene dat hertoge Kaerle van Bourgoingnen met feyten van oirlooge henluyden heeft motten benemen.
33. Ende alsoe de coopman nyet gedruct noch geporst en wil sijn ende dat ontwijffelijck goedt te verstaen es, dat hij sijnen wech elders nemen sal, schuwende de landen dair die servituten sijn, dat uwer G. Mat groote merckelijcke schaede lijden sal in uwer G. tholrechten.
34. Ende dat dondersaten van uwer Mat verliesen sullen die negociatie ende hanteringe van der zee ende dat sijluyden mitsdyen mitter langerhandt hen ontslaen sullen moeten van heure sceepen ende hen deselve om een cleyn penninck quijt te maecken, dairmede sij die negociatie doen, dairdeur tlandt van Hollant seer verarmt sal worden ende es gescapen deur tverlies van deselve huere schepen in meerder inconvenient te comene.
35. Deese questie van nyeuwe impost ofte congiegelt te betalen van den vreemde cooren ofte graynen die uyt desen getransporteert worden in andere vreemde landen es wel meer als in den jare sesse, seven, negen, sestien ende andere jairenGa naar voetnoot1) gemoveert geweest duer ingeven van eenige, die huer singulier profijt sochten onder decxel | |||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
van de hoocheyt ende recht van den Keys. Mat, mair als de voirs. redenen, die opt thienste deel nyet soe vele en wairen, als die nu sijn, verstaen zijn geweest, soe sijn die verboden gerevoceert geweest sonderlinge van den vreemde cooren ende men heeft den remonstranten laten gebruycken, als sij van oudts gewonelicken wairen te useren.
36. Tot den jare van acht ende negenentwintich toe dat die procureur generael hem adjoingerende mit Frans de Witte thollenair om de previlegien van die van Hollandt, die vrij waren, litigieux te maken deese questie van den impost wederomme moveerde, allegerende uwe Mat dair van in possessie te weesen ende bewijsen soude bij registren rustende in de rekencamer van RijselGa naar voetnoot1).
37. Dair tegens die remonstranten in beyde den saken sustineerden die contrarie, versoucken(de) recht ende justitie, wairomme eenige uytten Grooten Raedt dairtoe gecom(m)itteert waren ende alsoe die voirs. procureur nyet souffissantelicken en dede blijcken van de voirs. possessie sonderlinge van den vremde coren in Hollant ende dat onsse genadige vrouwe douagiere van Savoye ende gouvernante deese warelt overleden was voir de decisie van den voirs. questien.
38. Soe hebben sijluden huere clachten ende grieven der Keys. Mat in den jaere XXXI te kennen gegeven mitgaders tinterest van sijnder Mat ende het cleyn profijt, dat van den voirs. impost oft congie comen mochte tot sijnder baten als blijcken mach bij der requeste.
39. Want die remonstranten van sulcke molestatie eens voir al begeerden gedelibereert te sijn ende te weeten syne Mats geliefte, omdat duer de voirs. publicatien ende oproir van deselve impost sij voir oogen sagen, dat sij declineerden ende tlant van Hollant tot geheele ruyne | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
ende armoede comen souden om de voirs. reedenen, die na clairlijcken gebleken sijn ende mitter tijt soe langer soe meer dagelijcx blijcken sullen.
40. Midts dat men die coopmenscepe ende frequentacie van dien van toosten int westen ende econtra van tweste int ooste voiren ende hantiere mach sonder sijne Mats landen te genaken oft dair inne te comen, welck men hemluden nyet beletten en mach in gheender manieren, dairomme nyet goet en es mit nyeuwicheyt hemlieden te verjagen.
41. Up welcke remonstrancie sijne Mat van beyde der voirs. saken commissarissen geordonneert heeft om informatie te doene, dewelcke gedaen wesende heeft deselve gesonden om te visenteren in den Grooten ende Secreten Raiden, in de Raedtcamer ende Rekencamer van Hollant om te hebben huerlieder advys, welcke advysen mitgaders van sijnder Financien ende anderen in sijnder presencie geopent ende op gedelibereert es, ende heeft sijne Mat verclairt als bij sijn ottroy van tjair XXXI breeder blijcken mach.
42. Dat alle vreemde cooren ende greynen, dat in den landen van herweertsover nyet gewassen en es, voirtan vrijelick in den landen van Hollant gebracht sal worden ende dair uyt gevoirt, daert den coopluyden tselfde cooren ende grayn toebehoirende believen sal sonder dair van eenich nyeuwicheyt van imposten te betalen.
43. Ende hoewel tvoirs. ottroy behoirde te sorteren effect mit soe groote deliberatie, rijpheyt van raide up informacien ende mit advysen gegeven, deesen nyettegenstaende uwe Mat heeft de voirs. oude placcaten wederomme opgehaelt ende gesonden in Hollant int jair XVcXXXV, dewelcke opgehouden ende nyet gepubliceert en worden omme de redenen voirs. ende om te scuwen dieren tijtGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
44. Ende die voirs. gedeputeerde gedaen hebbende huer excuse, soe heeft uwe Mat hemluyden gegeven een concept te reporteren ende huerluyden advys dair up te scrijven van te betalen up elck brucxhoet terwe eenen stuver, van rogge ende gerste nair advenant tot behoeff van den commysen die toesicht hebben souden, dat geen inlants cooren gemenct en soude worde mit dat Oosterssche coren of dat de penningen dair van commen(de) geemployeert souden worden tot profijt van den Keys. Mat dairt hem believen soude.
45. Welck concept in Hollant gereporteert sijnde hebben die Staten huere gedeputeerde bij uwer Mat wederomme gesonden ende hebben scriftelijcken verthoondt die redene wairomme men sulcke nyeuwicheden nyet en behoirde op te stellen als weesende die destructie van den lande ende tegens het profijt van den Keys. Mat.
46. Daerup uwe Mat den Secreten Raedt ende den Raedt van Staten heeft doen vergaderen, dair alle die heeren van de Ordre oft den meesten deel van dyen tegenwoirdich waren, bijsonder die heeren van Nassou, Buyren ende Hoochstraten, die tlandt van Hollant als stadthouders geweest hebbendeGa naar voetnoot1) wel kenden ende badt dan die andere, die dat voirs. concept sustineren ende voirstaen wilden ende es de sake soe rijpelicken ende wel gedebatteert, dat tvoirs. concept geen voirtganck gehadt en heeft ende dat den remonstranten gelast worde thuys te trecken, men soude den Keys. Mat van als adverteren.
47. Uyt welcke reedenen wel clairlijck blijckt gemerct dat bij uwer G. Mat alsnoch anders gheen pregnante middelen geallegeert en worden (als de Staten van Hollant verstaen) dan tanderen tijden tot meer stonden bij uwer Mat geallegeert sijn geweest ende dat deselve | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
uwer Mat uyt gheene Reekencameren ofte Financien eenich breeder bewijs van tvoirs. voirnemen scijndt gerecouvreert te hebbene, dat de voirn. staten connen gevoelen, soe blijckt uyt de voirs. reedenen, dat uwer Mat luttel gerechtich(t) sij tot dopsettinge van de voirn. nyeuwicheyt.
48. Hyerbij gevought de groote armoyde van de ingesetenen van de landen van Hollandt ende dat in Hollandt noch neeringe, welvairt noch proffijte en es, alsoe alle die neeringe in allen steden van Hollant meestal vergaen es ende dagelijcx meer ende meer vergaet, soedat de steden ende dorpen nyet mogelijck sijn en sal uwer G. Mat beede up te brengen.
49. Die beede van uwer Mat die wordt ommegeslagen nae de verpondinge van der steden ende dorpen, alsulckx sijn die steden ende dorpen bijsonder in Vrieslandt ende Waterlant verpondt up de quant(it)yte ende meenichte van de scepen ende de neeringe dair uyt rijsende; nu sijn deselve steden ende dorpen veel gepriveert van huere neeringe ende negociatie van huere scepe mits dat dOosterlingen, die van Breemen, Hamburch ende andere coopluyden nu elders hem bekeeren ende in Vrancrijcke, Spaengnen, Portingael, Engelant selver huere negociatie doen, scuwende ende seylende voirbij de landen van Hollant, gebruyckende heuren eygen volcke ende scepen.
50. Item deselve Oosterlingen ende andere coopluyden van dyer natien sijn oick gewair geworden mits de nyeuwe impositien, dat Engelant veel badt ende propycer hen gelegen es om aldair huere negociatie te doene ende met heure sceepen te vertieren dan tlandt van Hollandt, gemerckt dat sijluyden veel gerieflijcker up Engelandt varen ende huere negociatie doen mogen dan up de custe van de lande van Hollandt ende hebben in Engelant veel schoone diverssche propyce havenen als in de Camer ende Wicht, tot Hanten, Pilmuyden, Waelmuyden, Dort- | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
muyden, Postmuyden, WyckelzeeGa naar voetnoot1), dair van die coopman geriefelijcker seylen mach nair Rouwanen, RytseleGa naar voetnoot2), in Bretaignen, Bordeus, Aquitaignen, Portingael, Galysien, Biscaige, Andelesien, Civilgen ende in Spangnen als men bij experiencie gebleken es geweest.
51. Item als dOosterlingen oft andere coopluyden met huere scepen binnenslants oft binnen die gaten van Hollant gecomen sijn, soe hebben sij noch achthien mijlen waters binnen die gaten te varen eer sij tot Amsterdamme commen ende moeten binnen die gaten andere winden verwachten dan dair sij mede inne commen ende moeten oick huere last tot tweemael toe brecken, al twelck henluyden van geene noode en es als sijluyden up Engelant varen.
52. Tes gebuert in de harrvst laestleeden dat de coopman van Danszick huere scepen ende oick de Hollantsche sceepen leggende binnen derselver stede in groote merckelijcken getale bevracht hebben op Lysseboen, Galysien, Andelesien, Civylgen, Spaengnen ende elders, dair sij vernomen hebben eenige dierte ofte gebreck van cooren geweest te sijn, varende voirbij deese landen van Hollant, hoewel sijluyden te vooren binnen den lande van Hollant plegen te comen.
53. Sal oock blijcken dat de Barthoenen met veel sceepen haer soudt in Oestlandt selver gebracht hebben ende aldair tselve soudt om rogge ende taruwe vermangelt ende verreult hebben, twelck sij in deesen landen plegen te halen ende te brengenGa naar voetnoot3).
54. Insgelijcx hebben die Spaengnaerden, Portuga- | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
loesers, Italianen ende Sicilianen ende andere vreempde coopluyden van diverssche natien te Breemen, Hamburch, Lubeeck, Danszick, Conincxberge ende elders in Oostlant een groote merckelijcke getale van sceepen bevracht ende dair mede geseylt in andere landen, dair sij hoopten proffijte ende bate te doene sonder de landen van Hollant te genaken.
55. Die facteur van Portugael die heeft nu onlancx te Breemen doen coopen ende nair Lyseboen affscepen soe groote getale ende quantiteyt van cooren, dat hij dair gheen sceepen genouch en conde gecrijgen ende nair Amsterdamme gesonden hebbende heeft zeeckere sceepen aldair gehuyrt, die leedich gezeylt sijn nair Breemen ende aldair geladen in de voirs. vreemde landen geseylt sijn sonder deese landen te genaken, profiterende alsoe die thollen, imposten ende andere oncosten, die zij in desen landen uwe Mat souden hebben moeten betalen.
56. Die van Breemen hebben nu wel hondert sceepen, dair sij hier voirtijts geen vijff en hadden, ende hebben in effecte de vaert van der zee in ende sullen uwer G. Mats ondersaten van Hollant uyt de vaert verdriefven.
57. Staet oick wel te considereren, dat die van Breemen, Hamburch, Lubeeck, ende andere natuerlijcke vianden ende quaetwilligen sijn van uwer G. Mats landen ende hebben groote aenhoudt van alle dOosterssche steden.
58. Dieselve van Breemen die bouwen de sceepen ongelijck beeter coop dan dondersaten van uwer G. landen, gemerct dat sij thoudt veel beeter coop hebben; tselve leght hen voir heur noesen.
59. Ende veel van de ondersaten van uwer G. Mat mits deeze nyeuwe impositien sullen de vrijdom ende twinsele nootlijcken moeten soucken ende sullen met heure sceepen uyten landen van Hollant vertrecken ende tot Breemen ofte elders gaen woonen. Nu mach uwer | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
G. Mat aenmercken hoe de saken verloopen ende gaen sullen, als uwer G. Mat oft uwer G. successeurs oirloogen sullen hebben tegens de Franchoysen, Oosterlingen oft eenige andere natien, alsoe dinfluentien ende tijden weeder commen sullen. In tijden van peyse behoort men te duncken ende te voorsien tegens saken, die in tijden van oorloogen vallen mogen.
60. Item tes goet te verstaen, dat dOosterlingen meer ende meer dagelijcx de lande van Hollant scuwen sullen omme tontgaen die laste van der congie ende van den tholle, alsoe trecht van de thollen es van elcke laste taruwe ende rogge zes stuvers int varsche ende zes stuvers int tsoutte.
61. Item twee stuvers ende een ordt in den thol van de Goudtsche sluys voor den heere van Wassenair ende twie stuvers van upscriven int versche ende soutte.
62. Hoe souden dan die Oosterlingen, Spaengnaerden, Franchoysen ofte Portugaloosers in de landen van Hollant huere vertieringe doen, gemerckt de voirs. lasten, die men nu noch meerder maken wilt?
63. Tot Amsterdamme, Eedam, Hoorn, Enchuysen, Monickendam pleech men alle jairs over de veertich nyeuwe sceepen te bouwen, dair sichtent nauwelick thien gemaeckt en sijn overmits dat den Oosterling de landen van Hollant voirbij heeft gevaren, ende alsnu en staen dair gheen nyeuwe sceepen up stapel om te bouwen; ymmers up deese tijt sijn dair meer dan hondert scepen te coopen.
64. Ende de saken sijn sulckx nu ter tijt verloopen overmits dat die van Breemen ende Oosterlinck soe groote quantiteyt van sceepen heeft, dat die sceepen in Hollant van gheender waerde en sijn, staende ter cleyne ende vijle prijse, twelck huer beste goet geacht plach te sijn.
65. Soedat uwer G. Mat nu van noode sal sijn met | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
industrie ende practijcke dair inne te voirsien ende aenmercken wille, dat tvoirs. lant gedeylt es in vier deelen daervan dat een es sandt oft duynen, die mits tverstuyven aen allen sijde tlandt geheel inwinnen ende bedecken, tanderdeel meeren, die alle jaeren meer ende meer ineeten, tderdendeel veenen, dye men uytdelfven moet, want in Hollant gheen houdt, noch baringe en es.
66. Ende de reste ofte dander vierendeel van Hollandt es weylandt ende zaylant, dat nyet soeveele rogge oft taruwe en draecht omme een van de ses groote steden van Hollant te furnieren van cooren ende sijn sommige quartieren in Hollant, dair de luyden oft inwoenders gheen plouge noch egge en kennen.
67. Item van dit vierendeel souden de vertieringe van coopmenscepen ende s.......Ga naar voetnoot1) moeten onderhouden die dijcken, dammen ende sluysen, die bij estimatie tot reparatie jairlijcx costen hondert duysent karolus gulden (sij minsten) behalven excessive rampeneringe, commende van groote ende ongewoenlijcken stormen, sulckx dat tminste quartier van Brabant beter es dan heel Hollant, gerekent tproffijt van den landen ende sijn in Brabant steden, dair die inwoenders jairlijcx meer incommende renten hebben dan alle die inwoenders van Hollant; nochtans nair advenant contribueren die remonstranten ongelijck meer in uwer Mat beede ende subventie, ja in een stadt nu meer dan in voirleden tijden tgeheel lant van Hollant die graven plach te geven ende te contribueren, twelck all compt ter cause van der coopmanscappen, die men over sant ende zee soucken moet.
68. Soedat, indyen in de landen van Hollant ende Vrieslant gheen negociatie en ware, ongetwijfelt die scamele luyden die en souden die dijcken, dammen ende sluysen nyet mogen onderhouden ende souden tlant moeten abandonneren. | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
69. Tot welcke abandonneringe tendeert tvoirs. concept, seggende dat alle graynen, comende over zee van oosten als Hamburch, Bremen etc. tot Amsterdam, Enckhuyssen, Hoorne, Waterlant, indien die coopman, die deselve brenght, sonder dair te vercoopen transporteren wilt op sijnen naem ende fortune ende deselven seynden wilt over zee sonder bedroch uyt den landen van herweertsover, dat sullen sij mogen doen sonder gehouden te weesen te betalen dat recht van den imposte ofte congie, mair ist dat die coopman tselfde vercoopt ende dat die cooper wederomme wilt voiren over zee uyt desen landen, het sij borger oft uytheemsche, die sullen gehouden sijn die voirs. impost te betalen.
70. Welck concept presupponeert, dat men van oosten over zee mit groote scepen geladen mit granen comen mach mit opstaende zeylen in Hollant, twelck onmogelicken ende noyt gesien es, want men mach sulckx die gaten van tVlye ofte Martsdiep nyet inne comen noch seylen tAmsterdam, maer men moet die groote scepen ontladen ende lichten mit cleyne scepen overmits die ondiepten van Vlaeck ende Pampus ende men moet dat cooren solderen ende havenen, dat nyet en broyt; soe wort dan dat cooren vercocht ende die ondersaten winnen huer cost dairan als scippers, scuytvoirders, sackdragers.
71. Tvoirs. concept maeet oyck ondersceydt tusschen den uytheemssche coopman ende den borger, al twelck es teghens oude gewoente ende usantie bij der Keys. Mat besworen in sijnder huldinge ende oick tegens sijnder Mats ordonnantie int jair XXXI geottroyeert conform derselfder gewoente.
72. Die expresselijcken verclairt sonder onderscheydt, dat alle vreempde cooren ende granen, dewelcke in sijnen landen van herwaertsover nyet gewassen sullen weesen, voertan vrijelick in den lande van Hollant gebracht sullen werden ende voirts van dair uyt denselven lande ende | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
andere van sijnen landen van herweertsover gevoert weesen al wairt den coopluyden, den voirs. granen ende cooren toebehoirende, gelieven sal sonder dairomme eenich recht off impositie te betalene.
73. Welck ottroy nyet surreptifelicken maer up informatie, presenterende advysen van den Grooten, Secreten Raedt ende Raiden van Hollant, rijpelicken tegens tvoirs. concept van den impost ende congiegelt disponeert ende en wilt sijne Mat nyet, dat sijne ondersaten dair mede gequelt sullen worden.
74. Ende es tvoirs. ottroy int lange rijpelicken int jair XXXV wederomme gedebatteert geweest als voirs. is ende sijn den remonstranten ongemoyt gelaten tot noch toe ende behoiren noch wel mit vrede te blijven, gemerckt nyet geallegeert en wort, dat int jair XXXI nyet geallegeert en es geweest ende oick geallegeert ende gesolveert int voirs. jair XXXV, als men bevinden sal bij tgescrifte doen overgeleyt, dair de remonstranten noch copie van hebben, dairinne men zien mach, dat die inconvenienten, die sij verduchtende waren, dat soude mogen commen, nu clairlijcken blijcken dat gecomen sijn ende noch meer comen sullen, tensij dat de fame van de voirs. impost heel getolleert ende te nyeute gedaen worde, die soe odieus es, dat deese landen gescuwet worden.
75. Ende die remonstranten hoepen ende en twijfelen nyet uwe Mats goederthierenheyt en sullen hem laten volgen ende genyeten huer oude duechdelicke geuseerde possessie ende ottroy voirs.
76. Bidden dairomme die remonstranten in alder oitmoedt, dat uwe G. Mat regardt hebben willen upten reedenen, geallegeert tot conservatie van tvoirs. landt ende interest van des Keysers domeynen, beeden ende anders, mits doende dueghdelijcken informatie alst behoirt. | |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
IV. Betoog van de Staten van 1541 (November).Verclaringhe van diversche grieven ende inco(n)-venienten den lande van Hollandt opghecommen ende die noch daghelicx gheschapen zijn denzelven landen op te commen duer die impost van den congieghelde ghestelt op tvremde coren, commende in den voorscr. landen van Hollandt, der Keys. Mat overghegheven bij den ghemeinen staten van Hollandt, die van Dordrecht alleenlie uutghezondert.1. Omme welcke grieven ende ooc inco(n)venienten sommierlic te deduceren ende te verclaeren so bidden ende verzoucken die voorscr. remonstranten eerst dat uwer Mat ghelieve met goeder rijpheyt te willen doen visiteren ende rapporteren tinhouden van zeker advertisemente tandren tijden tot BinstGa naar voetnoot1) in HenegauweGa naar voetnoot2) ende naerderhandt bij ander advertissemente ende verclaringhe binnen der stadt van BruysseleGa naar voetnoot3) bij hemluyden uwer Mat overghegheven, die alhier om te scuwen redicten ende alle superfluiteiten ghehouden worden voor gherepetert.
2. Bij welcke advertissemente die voorscr. remonstranten hopen clairlicken verhaelt ende ghededuceert thebbene, dat uwer Mat landen van Hollandt principalicken ghefondert es opt stic van der negosiasie, te wetene omme oostwaerts ende westwaerts die coopmanscappen te hantieren, daer tmeerder deel van den steden ende dorpen derzelver landen huer mede ghenerende es ende dat dezelve cesserende die voorser. steden ende dorpen tot depopulatie ende ruine commen zoude als niet wetende andersins hueren cost ende broode te winnen. | |||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
3. Zonderlinghe zo tvoorscr. landt van Ho(l)landt zeere clene in zijn begrijp es, hebbende veel steden ende dorpen weesende vol volcx maer wenich rentiers ende daer niet soe veel goets landts en es, dat een vierendeel ofte zestendeel van de inwoenders van dien hen mid bauwerie ende agricultuere zouden mueghen behulpen ende met tgewas commende van denzelven lande voeden.
4. Ende es die voorscr. negosiacie in de voorscr. landen van Hollandt ghecommen ende ooc ghemultipliceert duer groete neersticheit van de remonstranten ende vrijdom, van uwer Mat voorzaten ghedoocht ende gheguent denghenen, die de negosiasie binnen denzelven lande hebben willen exerceren.
5. Duer welcke multuplicasie ende wasdom van der negosiasie zijn uwer Mat ende die voorgaende heeren ende graven van Hollandt binnen de tzestich ende tachtentich jaeren viermael hoogher inne beden ende subvencien ghedient gheweest in een jaer dan andren heeren ende graven ghewest zijn.
6. Insghelicx zo es uwer Mat in tijden dies noodt zijnde met de scepen van dezelver negosiasie ghedient ghewest, zo voor Tunis als elders, daer tzelve uwer Mat ghelieft heeft ende wort ooc noch huydendaechs dezelve uwer Mat zulc met vijftien groote scepen ghedient.
7. Boven desen zijn de voorscr. remonstranten in tijden, als die coninc van Vranckerijcke in onverstande ofte oorloghe gewest es jeghens uwer Mat, vloetsgewijs ghereyst westwaerts naer Spaignen, Portugale, Nantolosie, Civillen, haelende aldair metter macht soudt, wijnen ende specerie ende andre dese landen noodtelicke behouften, gherievende daermede uwer Mat landen van Brabant, Vlaendren, Zeelandt, Hollandt etc., die anders ghescapen waren groot ghebrec van dien te lijden.
8. Ofte zouden uwer Mat onderzaten van herwaertsover dezelve westersche waeren in tijden van oorloghen | |||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||
moeten coopen van den Oosterlinghen ende ander vremde nasien tot zeere groote ende zware prijse, al tot achterdeel ende scade van denzelven uwer Mat onderzaten.
9. Welcke coopmanscepen in redelicke wasdom zijnde zo es omtrent den jaren VI, VII, ende ooc den jaren XVI ende naerderhandt wederomme omtrent den jaren XXIX, XXX ende ooc XXXV die fame ghespreyt, dat men binnen den voorscr. lande van Hollandt opstellen wilde congieghelt, duer twelcke eeneghe coopluden van oosten hier van gheadvertert zijnde ghezocht hebben ander bequamen vrije havenen om dezelve met hueren comenscapen te frequenteren.
10. Ende naerdat zij remonstranten van tzelve hooghe memorien vrau Margriete duwagiere van Savoye als regente etc. ende naerderhandt uwer Mat vertoent hebben ghehadt, zo es tzelve congieghelt met kennesse van zaken gherevoceert ende afghedaen ghewest, naerdat volle kennesse van de natueren ende condicien van uwer Mat landen van Hollandt ghenomen es gheweist.
11. Nietemin zo die fame tot diversche stonden es gheweist, dat men 't voorscr. congieghelt bi(n)nen Hollandt wilde opstellen, zo zijn eeneghe cooplieden van Breemen, Dansic etc., die naer der eerster revocasie wederghecommen waeren, naerderhandt ghelijcken achterghebleven, zouckende ende frekenterende andre havenen ende plaetsen.
12. Ende hebben diezelve cooplieden uut uwer Mat landen van Hollandt staende dese fame zeker piloten, boodghezellen ende diversche andre dienaren in groote ghetaele ende der gheleghentheit van den wateren ende custen van der zee verstaende ghehuert ghehadt zowel in den jaren XXX, XXXV als nu in dese voorgaende jare XL zo menichwarven die sprake van den congie gheresen es, bezouckende metten zelven niet alleene eeneghe havenen in Ynghelandt, maer ooc in Spaignen, Portigale, Nantolisie ende elders, zeilende buten omme, | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
voorbij gaende also uwer Mat landen (van) herwaertsover tot grooter prejudicie van derzelver uwer Mat tollen.
13. Alle twelcke de voorscr. remonstranten eensdeel in de voorscr. voorgaende advertissementen verclaert hebben ende bijzonder van den jare XVcXXX, doen zeker Spaignaerden ofte Portugalosen in Prussen tot Dansic in steden ende plaetsen daeromtrent ghecocht hebben ghehadt groote menichte van rogghe.
14. Ende die voorscr. rogghe dweers duer de zee ghevoert ende ghebrocht hebben in Spaignen, Poortugael ende daeromtrent eensdeels met omtrent XI scepen van desen lande ende voort VII scepen van Dansic ende daeromtrent, al voorbij varende uwer Mat nederlandenGa naar voetnoot1).
15. Voorts mede van den jare XXXV doen XXXII scepen van Breemen gheladen met coorne ligghende in den mondt van der Wezel ende wesende in meeninghe om met tzelve coorne naer Hollant te zeillene ende verstaen hebbende, dat men tcongieghelt aldaer wilde opstellen, zijn butenomme ghezeilt naer westen et econtra al tot achterdeele uwer Mat tollen ende landen van HollandtGa naar voetnoot2).
16. Ende zo dese voiage uut den Oosten westwaerts redelicke vergaen zijn gheweest, zo hebben dezelve cooplieden andre cooplieden van oosten ghetrocken om van ghelijcke te doene, midts welcke zo es die negosiasie in Hollandt van daghe te daghe meer ende meer begonst te declineren.
17. Met welcke declinasie van der comanscapen zijn mede die scepen van den voorscr. lande van Hollandt, die groot ende vele in ghetal zijn gheweist, eensdeels vermindert, alzo hedendaechs wel anderalfhondert scepen | |||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||
min in Waterlandt bevonden worden dan aldaer over drie jaren gheweist zijn ende ghescapen es, dat binnen corten tijden die reste volghen zal, die zij remonstranten bidden dat uwer Mat ghelieve op te lettene.
18. Want bij ghemeene exstimatie gherekent wordt, datter alle jare uut Hollandt vergaen over die vijftich scepen zo van denghenen, die versliten als die verdrincken zonder datter ander nieuwe scepen ghetymmert worden.
19. Ghemerct dat men jaerlicx tot Edam, Enchusen ende daeromtrent alle jare placht te tymmeren XXX ofte XL groote hulken ofte carveelscepen, daer int voorleden jaer niet een ghetym(m)ert en es gheweist.
20. Ende dat noch voorder te beclaghen staet, zullen de reste van den scepen wesende in Hollandt - blivende dese voorscreven impost een wenich tijts staende - uwer Mat goedwilleghe onderzaten moeten vercoopen den Oosterlinghen ofte hen zelven tran(s)fereren in vrijen plaetsen, daer men gheen impost en betaelt.
21. Ende boven desen, dat alder(e)erst es, staet te considereren, dat zo vele als die scepen in Holland verminderen, dat zo veel ende meer worden dezelve in de Oosterschen steden gheau(g)mentert, dor welcke die Oosterlinghen in corten jaren niet alleene uwer Mat onderzaten uut der zee zullen houden, maer ooc in tijden van oorloghen dezelve uwer Mat landen crancken ofte andren heeren dese landen quaet willende assisteren.
22. Item dat het zelve zule es mach blijcken per evidentiam facti qua nulla probatio efficatior invenitur, also alleene die van Breemen nu ter tijt wel C scepen hebben, daer zij in den jaeren XXX gheen X en hebben ghehadt.
23. Ende boven desen worden die sceeptymmerlieden in grooten ghetale ghetrocken te commene in de Oos- | |||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||
tersche steden om scepen te bauwen ende dit zowel tot Holsten ende Ditsmarsche, daer te vooren noyt scepen gheweist en zijn, als tot Dansic, Conincxsberghen, Ryege, Revel ende zonderlinge tot Eemden, aldaer over de XXIIII sceeptymmerlieden binnen desen voorleden jaren uut Waterlandt ghetrocken zijn, die aldaer nu huer residentie houden, tymmerende diverssche scepen, daer die grave van Eemden ooc groetelicke die handt an houdende es niet alleene int verleenen eenighe vridom, maer nemende zelve huer part ende deel in eenighe derzelver scepenGa naar voetnoot1).
24. Soedat uut alle dese redenen claerlicke ghenouch mach blijcken, dat al hadde die imposten van der congieghelt over veel jaren in Hollant plaetse gehadt, dat alsnu zake genouch ware omme deselve off te zettene ende te revoceren.
25. Om twelcke een weynich breeder te deduceeren zoe staet alhier mede te noteren, dat die Oisterlingen ende ander vremde coopluyden onghelijcke propyser havenen vinden in anderen landen dan in Hollant als tot Breemen, Hamborch, Eemden etc. dan tot Amsterdam of elders in Hollant ende dit zoewel te spreeckene van wynden als van periculen van stormen, alsoe die coopluyden willende uytte havenen van Breemen ofte Eemden in de zee slaen verwachten alleene eenen wynt tzij Oost ofte Noordoost om alsoe westwaerts te zeylen, daer nochtans die scepen willende van Amsterdam westwaerts zeylen behouven eerst een zuytwesten windt om alsoe te commene voor tMeersdiep ofte tVlye ende aldaer commende moeten verwachten eenen Noorden ofte Noordoosten windt. | |||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||
26. Ende alsoe tMeersdiep ofte tVlye, twelcke die mont van der zee es, leggende es wel achtien mijlen van Amsterdam, daer die ghaten in sommige plaetsen nyet boven die twee vamen diepe zijn als voor tPampos ende tVlaeck, zoe moeten die scepen in ende uyt varende altijts ten mintsten twee reysen gelicht worden van der vracht tot zeer zware costen van den coopluyden ende periculen van den goeden.
27. Gemerct dat men ghemeenlick betaelt van oncosten op elck last alleene van lichten VI, VII ende VIII stuvers ende zomtijden alst in tempeesten wel XXIIII stuvers behalven die oncosten van pyloten, van thonnen, baeeghelt ende diergelijcke, die tot grooter somme assenderende zijn, gemerct een pyloot alleen betaelt wordt VI, VII, VIII ende IX ponden grooten Vlaems naer gesteltenisse van den wedere.
28. All welcke oncosten behalven alle anderen periculen van tvoorser. Meersdiepe ofte tVlie die coopluyden arryverende tot anderen havenen in Oistland nyet en dragen, zoedat alleen proffyterende dezelve oncosten een coopman zake genouch heeft om ander havenen te besoucken.
29. Ende boven desen zoe est notoir, dat men eer met een geladen scip uyt de havene van Hamborch ofte Eemden zeylen zoude tot Lisseboen dan men met gelijck scip ende goeden zoude moegen commen van Aemsterdamme aen tVlie ofte Marsdiep twelck mede wel staet te considereren.
30. Mits twelcke claerlicken blijct, dat uwe Mat landen van Hollant in groot dangier staet omme tot depopulatie te commene ende dat zonderlinghe die steden hem metter negotiatie oostwerts behelpende gescapen zijn noch te ruyne te commene zonder merckelicke assistentie van uwe Mat.
31. Alzoe wel apparent es, dat vergaende die negotiatie veel bootsgesellen mede verloopen zullen, vertreckende | |||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||
in andre landen nyet alleen tot verlatinghe van der stede van Hollandt, maer oock van den dijcken ligghende in Waterlant.
32. Omme welcke depopulatie te beletten ende daer jegens te voorziene hebben die van Amsterdam ende eenige andere steden uyt Waterlant gheemployeert al tgundt zij ter werlt hebben, houdende zelver scepen ter zee, varende oock vele van hemluyden zelve oost ende westwaerts, souckende met alle behulpsaemheyt ende diensten den Oistersche cooplieden te voirderen omme alsoe te beletten, dat zij geen ander haven ende plaetsen en zouden bezoucken.
33. Maer blijvende dese voors. imposte van der congie bevinden de voors. remonstranten bij experientie, dat alle coopluyden dagelicx affbrekende zijn, overmits dat een coopman hem bedanckende es mits winnende ende proffyterende op elck last coorns eens XXIIII stuvers, twelck zeker winsel in den eersten es den gheenen, die huer coorn bringen ende halen in andere steden.
34. Item staende oock desen imposte over tcooren, dat van buyten in Hollant ghebrocht zal worden, zoo zullen die coopers zouckende cooren tzelve in andere steden, daer tvoors. congie geen plaetse en heeft, zoe vele beter coop moegen halen boven noch de ander oncosten hier boven verclaert, mits twelcke luttel van den vreemden coopluyden zouden in Hollant coorn soucken.
35. Ende indien den vreemden coopman nyet en compt binnen Hollant omme cooren te coopen ende halen, zoe es kennelick dat oock die Oistersche ofte uwer Mat onderzaten aldaer geen bringen en zullen, ghemerct tzelve aldaer tot grooten coste zoude blijven liggen, want waer geen afftreck en es daer en compt nyet toe.
36. Mits twelcke uwe Mat mede groot verlies ende | |||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||
schade dragen zal in uwe Mat thollrecht, ghelijck tzelve in andere verthooninghe breet genouch gededuceert es ende experientie alsnu dagelicx God betert verthoentGa naar voetnoot1).
37. Tot foortificatie van welcke zal mede blijcken, dat zedert de opstellinghe van den congiegelden nu onlancx ghedaen omtrent anderhalff hondert scepen geladen met Westersche coopmanschap ghezeylt zijn oistwerts, ontladende deselve coopmanscap ende ladende wederomme rogge, taruwe etc. zeylende alsoe westwaerts zonder eens dese uwe Mats landen te ghenaken, twelcke hier voortijts noyt gheschiet en es gheweest.
38. Van gelijcke heeft zedert dezelve tijt die facteur van Poortingael tot Breemen doen coopen ende scepen naer Lisseboen groote menichte van cooren ende, zoo hij tot Breemen nyet scepen genouch en conste gecrijgen, heeft dezelve tot Amsterdam gehuert gehadt, zoo dezelve aldaer stille lagen.
39. Worden mede alsnu dagelicx tot Andtwerpen ende elders bij den liggers ofte facteurs van den Oosterlinghen diverssche coopmanschepen van coorn liggende | |||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||
tot Danszyck, Conincxberge, Poortingael etc. (pogingen gedaan), dat zij van Amsterdam wilden opbreken ende commen houden huer residencie bij hemluyden, presenterende hem huysvestinghe ende diversche vrijheden.
40. Van welcker presentatie de voors. facteurs geadverteert hebben den regierders van Amsterdam, verclarende bij expres nyet jegenstaende dat eenige van henlieden tot Amsterdam gehuwet zijn, dat tenzij den voors. imposte van der congie affgedaen worde, dat zij van meeninge zoude(n) zijn hem elders te transfereren nae laste van hueren meesters, ghemerct dezelve meesters verclarende waren, dat zij huere Oostersche goeden - blijvende de voors. imposte - nergens nae tot zulcken prijse zoude weten te vercoopen als dezelve in andere plaetssen vercoft worden ende mitsdien blijven zouden zonder welvaert ende dat dander cooplieden voor de hant verzekert waren congiegelt te proffiteren.
41. Ende off hier nu yemant wilde jegens zeggen, dat alzo de imposte zeere cleyn es, dat daeromme wel te hoepen staet, dat duer deselve een vreemt coopman nyet en soude achterblijven, zeggen onder alre reverentie hier jegens die voors. remonstranten: eerst zoe vooren verhaelt es, dat een coopman hem bedancken zoude mits zeker zijnde te proffiteren an een last coorn XXIIII stuvers ende zoude boven desen den vreemden coopman, betalende congiegelt, zijn coopmanschap zoe veele te dierder moeten geven dan coopluyden van andere plaetsen, mits twelcke hij zonder welvaert zoude blijven et ex consequenti geoccasioneert wesen ander plaetsen te verkiesen.
42. Ten anderen staet in dese saicke mede regart te neemen op die natuere van den Oosterlingen, die nyet en moegen verdragen eenige schattinge noch hem subject en begeeren te maken tot eenige servituyten, emmers liever in huere negociatie schade zoude lijden, zeggende mede dezelve Oosterlingen dese imposte te zijn contrarie zeker tractaten tanderen tijden tusschen uwer Mat ende | |||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||
den rijcke van Denemarcke etc. mit den foorstendomme van Sleyswijck ende de landen van Holste, Wenschen, HenschenGa naar voetnoot1) ende Oostersche steden ghesloten, daerbij expresselick geaccordeert es, dat die cooplieden ende allen hueren coopmanscapen an beeden zijden zullen vrij ende vranck moegen varen ende gesleten worden, mits alleene betalende de oude tollen, excijsen ende rechten zonder eenighe nyeuwicheyt te pleghen.
43. Ende zoe zij zegghen - sprekende altijts mits alder reverentie - dat bij desen imposte contrarye derzelver tractate gedaen zoude zijn, dat daeromme zijlieden van gelijcken van meeninghe zouden zijn nyet alleen te stellen gelijcke ofte meerder imposte up tcoorn, dat naer Hollant gevoert sal worden, maer oock up alle andre coopmanscepe, die de Hollanders van oosten zullen willen halen, mits twelcke uwer Mat schamel ondersaten te zeer gegeten zouden worden, zulcx oick die coeninck van Polen begeert heeft, dat die van Danszick zouden willen doen.
44. Hier jegens en doet nyet, off yemant zoude willen zeggen, dat dese voors. imposte nyet en zoude zijn contrarye de voors. tractaete, zoe die alleene gestelt wordt op den vreempde persoone als Spaengaerden, Portingaloirsers etc. coopende de greynen commende in de landen van Hollant, want, zeggen hier jegens de voors. remonstranten, dat deurdien dimpositie upte Oostersche greynen gaende uyt dese landen ghestelt worden, zoo werden diezelve te min getrocken ende in tijde als die coopluyden beter aventuer weten, zoo zullen zij dezelve greynen laten rusten.
45. Mits twelcke genouch blijct dat directelick ofte ten minsten indirectelick dOostersche goeden ende waren met nyeuwe lasten belast worden.
46. Noch en doet nyet dat alsnu overmits zeker limi- | |||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||
tacien gemaect bij uwer Mat zuster de coeninghinne van Hongherijen als regente etc.Ga naar voetnoot1) den prijse van den congie vermindert es ende alleen ghestelt (op) vreemde coopluyden commende uyt Spaengnen, Poortingael etc. ende dat oock den coopman metten zelven goede uyt Hollant wederomme mach vertrecken, want, zeggen die voors. remonstranten, dat alle die redenen hier vooren ende elders verhaelt myliteeren zoowel jegens de voors. limitatie als eerste opsettinge van der voors. imposte.
47. Te seggen dat die Oistersche coopman metten zelven goede zoude moegen wederomme uyt Hollant vertrecken es zeer vremt dengheenen, die de natuere van uwer Mat landen van Hollant bekennende zijn overmits de zware oncosten, die zij te vooren gedragen zoude hebben zoo in der vrachte, bootsgesellen, ghelt van piloten, lichtgelt, nyeuwe victaille etc. ende daeromme nemmermeer en gheschiet.
48. Van gelijcken luyt vreemdelick daer geseyt wordt, dat uwe Mat ondersaten zoude moegen zooveele coorens uytenvoeren als zij van buyten binnen sjaers binnen den landen van Hollant gebrocht zouden hebben, ghemerct dat westwaerts geen coorn vercocht en wordt dan bij der cleynder mate ende te houden aldaer zoe lange den stierman ende bootsgesellen liggen, zoo zouden dezelve bynae zoe vele verteeren als zij van tcoorn zoude maken, duer twelcke de reeders vracht ende peryckele van der zee zoude moeten dragen zonder eenich proffijt.
49. Van gelijcken en mach den remonstranten nyet prejudicieren daer gezeyt zoude moegen worden, dat uwe Mat heffende es gelijck recht van congiegelt in uwer Mat landen van Brabant, Vlaendren, Zeelant etc. Eerst gemerct de natuere der voors. uwer Mat landen van Hollant, twelck es liggende an de zeecant niet anders hebbende tot onderhoudenisse des voors. lants ende in- | |||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||
woenders van dien dan de Oostersche negotiatie, die daeromme gelaten zal moeten zijn in gelijcken vrijdomme, zoo die in andren landen gehanteert word ofte zal moeten smelten.
50. Ende oft yemant zoude voorts willen zeggen, dat dese imposte oock gefondeert zoude zijn omme alzoe te beletten, dat geen Brabants cooren buyten uwer Mat lande van Hollant gevoert (en) soude worden - zegghen die voorscreven remonstranten dat niet bevonden en zal worden - tzelve geschiet te zijne, noch en es tselve verisimel, ghemerct dat tcooren te halen uyt Brabant ofte Zeelant omme te bringhene binnen Amsterdam ende aldaer te vercoopen zoude tot grooter ende ongelijcke meerder costen geschien dan congiegelt in Brabant bedragende es, zodat die vreemde coopman veel liever cooren in de lande van Brabant koopen zoude dan te halen in Hollandt ende ware oock jegens tselve lichtelick te stellen remedie tot Sperrendam ende op ander wachten van uwer Mat tollen.
51. Ende oft yemant zoude willen zeggen, dat dese diminutie van den coopmanscap ende scepen binnen uwer Mat landen van Hollant niet en es dan een verloop overmits dat na der natuere bequamer havenen metter tijt bevonden worden ende dat mitsdien dezelve nyet en valt deurt opsettinge van der congie, zeggen die voors. remonstranten met alder reverentie, dat die voors. deminutien oorspronkelic spruytende es deur opzetten van den congiegelden, want dezelve nyet geschiet zijnde ware den vreemden coopman geen oirsake gegeven andere havenen te bezouckene ende mitsdien te leerne kennen de bequamicheyt derzelver plaetsen ende havenen.
52. Nietemin, genomen dat tvoorstel in hem zelven all warachtich waere, des neen, zo blijct bij natuerlijcke redene ende tgundt vooren gededuceert es, dat men duerdien zoevele te min behoort binnen Hollant congie of andere ongelden op te stellen, ghenomen dat tzelve oock in allen andren landen, steden ende plaetsen opge- | |||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||
stelt waren, omme zoevele te beth den vrempden coopman te trecken ende oock te onderhouden, ten eynde dat tot gelijcke prijse zoude moegen commen ofte eenige recompense hebben jegens die extraordinaeris oncosten van lichten, pyloten ende anders.
53. Ten doet oock nyet ofte men zoude willen zeggen dat de scepen geladen mit coorn commende van oosten ende willende wesen westwaerts in Poortugael ende elders necessario zoude moeten incommen in Hollant, tzij te Amsterdam ofte elders, overmits dat de gesceepte greynen up den booden nyet en zouden moegen dueren etc., seggen mit alder reverentie die voorscreven remonstranten, dat tzelve niet te bedieden en heeft ende en es van gheenen effecte, ghemerct dat men alle coorn commende uyt Liefflant als Revel, Ryge, Parnou etc. drooch ende mager es ende dattet zelve mach dueren twee off drie jaeren ende meer zonder dattet zelve verlucht ofte vercoelt werdt.
54. Alsulcx zal men bevinden, dat tzelve coorn in Oistlant twee of drie vamen hooge in diversche thorrenGa naar voetnoot1) gheleyt ende gesturt wordt ende aldaer blijft liggende den tijt van X, XI, of XII jaeren zonder te bedervene.
55. Nopende de greynen commende uyten landen van Pruysen als Danszyck ende Conincxbergen etc. seggen de voors. remonstranten, dat men dezelve greynen moegen voeren naer westen zonder die te vercoelen alst dagelicx gebuert, mits dat den coopman bevonden heeft bij experientie ende dagelicx practiseert te stellen corven in tvoors. cooren, wijt zijnde een voet ende lanck wesende van der kiel vant scip tot boven uyten scepe, dezelve stellende in tvoors. gesceept coorn twee, drie off vier voeten van den anderen omme alzoe de hitten, die in den coorne zouden moegen commen daer uyt te trecken ende econtra omme die coelte van boven daerinne te | |||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||
moegen commen, daerbij tvoors. coorn gepreserveert wort ende zeylen alzoe daert hemlieden gelieft zonder die greynen te vercoelen ofte verbodemen.
56. Ghenoomen oock oft van nooden eenichsins zoude mogen wesen, dat men die greynen zoude moeten vercoelen - twelck nochtans neen - zouden in dien gevalle tzelve moegen doen in allen havenen van Engelant zonder letsel oft hinder ende van daer uytvaeren zonder eenige oncosten te betalen ende zijn van oisten in Engelant veel eer dan zij zouden commen tot Amsterdam omme dincommo(di)teyt van der situatie ende oncosten boven verhaelt.
57. Soedat bij desen claerlick blijct, dat indien yemant gelijcke persuatien pooghende es voorts te stellen, dat dezelve die natuere van uwer Mat landen van Hollandt ende negotiatie nyet verstaende en es.
58. Waeromme indien yemant deser ofte diergelijcke argumenten ende redenen zouden willen voortstellen, zoe bidden die voors. remonstranten, dat uwer Mat ghelieve up dezelve den remonstranten te hooren, die nyet en twijfelen zij en sullen daerop goede ende clare solutie geven, updat alsoe nyet gedisponeert en wordt dat tot grondelicke destructie van de remonstranten ende uwer Mat lande ende demeynen en gheschie.
59. Oick en doet nyet of yemant zoude willen zeggen, dat den coeninck van Vranckrijcke, Ingelant etc. gelijcke lasten ende imposten stellende zijn op de goeden ende coopmanschepen, gaende uyt hoeren landen gemerct dat tzelve - indien zulcx bevonden wordt - alleene geschiet van den gewas ende coopmanscepen van denzelven landen ende nyet van vreemden goeden.
60. Emmers ter contrarien blijet, dat de coeninck van Engelant den Oosterlingen omme dezelve in zijne landen te trecken onghelijck meerder vrijdom gevende es dan zijn zelfs ondersaten, ghemerct die ondersaten betalen | |||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||
XII penningen ende uwer Mat onderzaten XV penningen, maer een Oosterlinck maer III penningen twelck een groot onderscheet esGa naar voetnoot1).
61. Duer welcke vrijdom hedentsdaichs meer Oostersche goeden bevonden worden in Inghelant dan in uwe Mat lant van Hollant, twelcke noyt gesien en is geweest, ende in den landen van Poortugale zoe es (alle) eetbaer ghoet oock van buyten commende vrij ende bovendien wort tzelve huysvestinge gegeven.
62. Item es oock warachtich, dat die Staten hebben der Mat van der coninghinne, die van wegen der Keys. Mat gheoccupeert was om te beleyden tconsenteren van zeshondert duysent karolus gulden voor den tijt van zes jaren expresselick doen verclaren, dat zij geen macht en hadde dezelve bede te consenteren ende al waer, dat zij die geconsenteert hadden, en zoude dezelve nyet moegen upbringhen noch te vervallen, ten ware dat zij vrij, ongemolesteert van den nieuwe imposten ende congiegelt mochten varen oost ende west met hueren scepen ende comanscepen achtervolghende toctroy van der Keys. Mat henlieden verleent in den jare XVcXXXI.
63. Daerop de voors. Mat antwoorde in effecte, dat zij altijt die van Hollant wel getracteert hadden ende noch wel hoopte te tracteren ende oft haer Majesteyt anders doen wilde, die Staten zouden hem moegen behelpen met dat voirs. octroy in justicien, begerende dat de Staten zonder eenighe difficulteyt den Keys. Mat wilden accorderen zijne voors. peticie.
64. De voors. Staten ghehoert hebbende trappoort van den advocaet ende oock den gedeputeerden van Amsterdam, daer haer Mat van gelijcken toegeseyt hadde, hebben den advocaten ter goedertrouwen gelast zijn Keys. Mat te consenteren de voirs. peticie op den XVIIIen Augusti anno XL wesende binnen zijne stadt van Uytrecht. | |||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
65. Heeft nochtans de Keys. Mat in absentie van den Staten - hemluyden ongehoirt ende ongeroepen - contrarie zijnder Mats octroy die van Hollant bij advyse ende op goede souffisante informatie rijpelick verleent ende gegeven, ghestelt tot Valenchine in zijn vertrecken den voors. impost, zoo verre zijnder Mat ende zijnen landen nyet scadelick noch prejudiciabel en zij, gelijck die Mat van der coninginne den voors. Staten tot BynstGa naar voetnoot1) in Februario lestleden heeft doen zeggen, dat zijne Mats meeninge nyet en was zijn voors. lant te bederven, zoe verre de remonstranten connen bewijsen, dat het metten voors. imposten bedorven zoude zijn.
66. Waeromme de voors. staten in Meye lestleden bij haere Mat geweest zijn tot BruysseleGa naar voetnoot2) om noch breeder te remonstreren dan tot Bynst geremonstreert was, dat zoe verre tvoors. impost ofte congieghelde voortganck hebben zoude, tzelve wesen zoude de grondige destructie, desolatie, catyvicheyt ende armoede van zijnen lande van Hollant voor ende bij consequentie van de anleggende lande ende tot verlies van zijnder Mat welgefondeerde tholle ende beeden nemmermeer wesende recuperabel.
67. Ende hebben de voors. remonstranten altijt in alder reverentie ende oetmoedicheyt versocht in ordinaris justicie ontfangen te wesen omme huere geallegeerde faicten te veriffieren, versouckende daer toe commissaryssen ende dat desen impost gesurseert blijve tot anders met kennisse van zaken achtervolgende tvoors. octroy geordonneert zal zijnGa naar voetnoot3).
68. Up welck versouck hare Mat den XXIIIen Meye onder andre verclaert heeft, dat zij die remonstrancie ende tgeallegeerde der voorn. staten metten eersten overzenden zal an de Keys. Mat daer zelver adverterende int breede van der gelegentheyt der zaken om daer op | |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
te verstaen zijne goede geliefte ende wille ende ofte dezelve zijne Mat belieft eenige andere informatie in desen genomen te zijne ofte de voors. zijne ordonnantien gesursiert te worden dan nyet.
69. Soe eist dat de voors. remonstranten hem tot uwer Mat keeren omme nu te weten die andtwoorde ende beliefte van der Keys. Mat.
70. Ende soe zij remonstranten alle de grieven ende inconvenienten vooren verhaelt offereren promptelick te dosceren ende wel tevreden zijn, dat tzelve bewijs bij eenige commissaryssen gherecolleert zij, daeromme oetmoedelicke bidde(n) toegelaten te zijne indien zulx bevonden worde ende dat zij oick zullen moegen sollutie geven jegens tgunt desen ter contrarien voorts gestelt zoude moegen worden, so versoucken de voors. remonstranten in alder oetmoedicheyt, dat uwe Mat ghelieve topsetten van den voors. congiegelden te revoceren ende heurluyden te laten blijven ende gebruycken uwer Mat brieven van octroye in den jare XXXI den remonstranten verleent ende dat bij provisie, totdat tvoors. bewijs gerecolleert ende anders geordonneert zal zijn, dexecutie van tvoirs. congiegelt gesurseert zal zijn ofte toevougende hen remonstranten eenige andere provisie in dese zake huer oirbaerlicxste wesende. Biddende mede dese demonstrantien hen remonstranten ten besten te willen affnemene als die grootelicken geschien tot voordernisse van uwer Mat landen ende steden, die anders in grooten peryckele staen, ende verduchten ware, dat uwer Mat die omissie van dese hen remonstranten qualicken zoude moegen affnemen. Archieven van de Staten van Holland vóór 1572. Dossiers van den landsadvocaat. |
|