Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 35
(1914)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Eene memorie over den handel der West Indische Compagnie omstreeks 1670,
| |
[pagina 88]
| |
der Compagnie met verschillende kleuren was aangeduid, is het waarschijnlijk, dat het overzicht is vervaardigd door een klerk of dienaar der Compagnie, die door zijn ervaring en kennis van hare archieven beter van de zaken op de hoogte was dan de meeste bewindhebbers en dat het bestemd was om den bewindhebbers een overzicht van de bezittingen en den handel der Compagnie te geven. De tijd der vervaardiging moet liggen tusschen den tweeden en den derden Engelschen oorlog. Immers ‘de oorlogh’, waarop meer dan eens wordt gedoeld, is blijkens de vermelde wapenfeiten de tweede Engelsche oorlog, terwijl Gorée, dat in den aanvang van den derden Engelschen oorlog verloren ging, nog als eene bezitting der Compagnie wordt vermeld. Het zou voor de hand liggen te meenen, dat het stuk ter kamer van Rotterdam is opgesteld. Toch betwijfel ik dit, met het oog op de wijze, waarop de handelingen dier kamer besproken worden. Bovendien is het de vraag of men buiten de presidiale kamers zoo goed op de hoogte was van het gansche bedrijf der Compagnie. En neemt men aan, dat het dus bij een der presidiale kamers is opgesteld, dan valt Zeeland, naar ik meen, af, omdat men daar wel niet of althans wel niet anders dan vergoelijkend over de belasting der Hollandsche schepen, die voor Suriname bestemd waren, zou hebben gesproken. Vermoedelijk is het stuk dus te Amsterdam gesteld. De inhoud is in meer dan een opzicht belangrijk en het stuk verdient daarom ten volle te worden gedrukt, vooral nu van het archief der eerste West-Indische Compagnie zoo weinig is bewaard. Niet alleen geeft de memorie een overzicht van den handel der Compagnie tegen het einde van haar bestaan en van de credietoperaties, waardoor zij zich geld trachtte te verschaffen, ook ten aanzien van de in 1628 ingevoerde decentralisatie in het beheer der bezittingen, waarvan wij tot nu toe nagenoeg niets wisten, brengt zij ons eenig licht. Over het algemeen spreekt het stuk voor zich zelf en is nadere toelichting overbodig. Slechts zij gewezen op het feit, dat de ‘behandeling’ der meeste bezittingen geschiedde met geld, dat op bodemerij was opgenomen. Deze mede- | |
[pagina 89]
| |
deeling geeft een duidelijk denkbeeld van den berooiden toestand der kas en verklaart tevens, waarom deze handel, indien zij dan nog werd gedreven en niet wegens volstrekt gemis aan middelen werd verpacht of geheel verwaarloosd, ondanks zijn profijtelijkheid aan de Compagnie weinig winst meer gaf. Want bij geldleening op bodemerij is men bij vergaan van het schip wel ontslagen van de verplichting tot terugbetaling, maar daartegenover staat, dat indien het schip behouden terug komt, een zeer hooge premie moet worden betaald, die het grootste deel der winst zal hebben medegenomen. Enkele woorden mogen voorts worden gewijd aan het ‘fonds’, voor welks rekening de kust van Guinea ten deele werd behandeld. Gelijk bekend is, heeft de Compagnie, om aan haar geldnood tegemoet te komen, herhaalde malen de participanten trachten te bewegen, hun inleg te verhoogen. Deze verhoogingen waren echter niet bepaald verplicht en het staat niet vast, hoeveel kapitaal dientengevolge werd verkregen. Wel weten wij, dat de Compagnie hare participanten door indirecte maatregelen tot verhooging hunner inleg trachtte te bewegen, o.a. door het toezeggen van een minimum-dividend over het aldus gefourneerde kapitaal. Zoo werd in een in het jaar 1649 verschenen pamflet, het ‘Amsterdams Tafelpraetje’, de vorming van een afzonderlijk kapitaal voor den handel op Guinea aanbevolen. In het ‘Haerlems Schuytpraetje’ van hetzelfde jaar wordt dit denkbeeld ondersteund. Volgens het Tafelpraetje moest men de participanten der West-Indische Compagnie nogmaals f 2.000.000 à f 2.400.000 doen storten, welk kapitaal door eigen ‘Directeurs’ zou moeten worden geadministreerd en uitsluitend voor den handel op Guinea zou mogen worden gebruikt. Van dit kapitaal zou een rente à 5% worden betaald; wat daarna nog aan winst overbleef zou tot uitdeeling van een dividend aan alle participanten der Compagnie worden gebruikt. Wilde of kon een der participanten dit nieuwe fournissement niet doen, dan kon een niet-participant in zijn plaats aan deze onderneming deelnemen. Tot de oprichting van een dergelijk fonds schijnt het echter eerst in 1668 te zijn gekomen, | |
[pagina 90]
| |
al zijn er aanduidingen, dat men reeds eerder daarover doende is geweest. De voorwaarden tot deelneming in dit fonds kennen wij uit het officieele exemplaar der kamer Zeeland van de ‘conditiën, op de welcke de participanten van de generale geoctroyeerde West-Indische Compagnie sullen vermoghen te fournéren een fons ofte capitaal, specialijck geaffecteert op de behandelinge van de goutcuste in Guinea, mitsgaders Ardra, Popo ende de Benyn’Ga naar voetnoot1). Te beginnen met het loopende jaar 1668 zou het op te richten fonds een monopolie hebben voor den handel op genoemde plaatsen, den slavenhandel op Amerika daaronder begrepen, gedurende 4 jaren, d.w.z. tot den afloop van het octrooi op 31 Dec. 1671. Als deelnemers werden toegelaten alle participanten, die ten kantore hunner kamer 5% van de nominale waarde hunner aandeelen zouden storten. Deze gelden konden alleen tot gemeld doel gebruikt mogen worden en zouden de crediteuren der Compagnie niet ‘concerneeren’. Terwijl de verliezen op dezen handel te lijden geheel door het fonds zouden worden gedragen, zouden de deelnemers slechts ⅓ van de winst ontvangen. De overige tweederden kwamen aan de Compagnie en zouden allereerst dienen tot het betalen der onkosten van de Compagnie ‘ter kuste’, doch daarna tot betaling van de interessen der door de Compagnie opgenomen gelden. Opmerkelijk zijn de bepalingen betreffende de deelneming van niet-participanten. Heeft een participant vóór den bepaalden datum zich niet tot storting van zijn 5% verbonden, dan wordt zijn recht tot deelneming in het fonds aan den meestbiedende verkocht. De kooper had dan behalve den koopprijs, de ‘premie’, gelijk zij werd genoemd, natuurlijk nog de 5% van den nalatigen participant te storten, maar trad dan ook, voorzoover het fonds betreft, in diens rechten. Deze premiën kwamen aan de Compagnie en zouden worden gebruikt tot betaling der interessen der Compagnie en voorts tot aankoop van hare actiën, waaruit een waarborgfonds voor de betaling dezer interessen in | |
[pagina 91]
| |
volgende jaren zou worden gevormd. Daartoe zouden de actiën, die tot dit reservefonds behoorden, later ook weer mogen worden beleend en verkocht. Door deze bedenkelijke manipulaties hoopte men vermoedelijk niet alleen dit waarborgfonds te vergrooten, maar ook den koers der actiën te doen stijgen. Niet alleen de buitenstaanders doch ook de participanten, die zelve hun 5% wilden storten, moesten daarvoor echter iets betalen. Van de dividenden door het fonds uit te betalen zou jaarlijks nl. een bedrag worden afgehouden gelijk aan ⅛ van de gemiddelde premie, die door de outsiders voor het recht tot deelneming zou worden betaald. Daar het fonds 4 jaar zou bestaan, zouden de participanten derhalve voor het recht om in het fonds deel te nemen, de helft betalen van wat dit recht ter beurze waard zou blijken te zijn. Ook deze, door de participanten te betalen, premiën zouden in het bovenbedoelde waarborgfonds worden gestort. Men ziet, dat het den ontwerpers van dit plan niet aan handigheid ontbrak. Ten slotte zij vermeld dat het fonds zou worden beheerd door de bewindhebbers der Compagnie, die echter rekening zouden moeten doen aan een college van drie gecommitteerden, in elke kamer door de twintig hoogste deelnemers uit hun midden te kiezen. Of het plan veel succès heeft gehad valt niet te zeggen; zeer aanlokkelijk kan het dunkt mij niet geweest zijn. Achter het exemplaar der ‘conditiën’ der kamer Zeeland, waaraan bovenstaande bijzonderheden zijn ontleend en dat tevens als inteekenlijst voor de deelnemersparticipanten werd gebruikt, teekenden slechts 36 aandeelhouders hun naam, ten bewijze, dat zij de 5% wilden storten. Niettemin is blijkbaar voldoende geld bij elkaar gekomen om het plan te doen doorgaan. Vergelijkt men onze memorie met de beschrijving, welke Bosman, die een dertigtal jaren later opperkoopman ter kuste wasGa naar voetnoot1), van de bezittingen der | |
[pagina 92]
| |
Compagnie en den aldaar gedreven handel geeft, dan blijkt de tweede West-Indische Compagnie de vestigingen in Guinea, welke zij van haar voorgangster overnam, aanmerkelijk te hebben vermeerderd en den handel niet onbelangrijk te hebben uitgebreid. Opvallend is ten slotte, dat bij de beschrijving der bezittingen der Compagnie in Amerika noch van de eilanden boven den wind, noch van de kolonies, die aan de kust van Guyana, eveneens door particulieren, waren gesticht, melding wordt gemaakt. Hoewel in de vergunningen tot het uitzenden dezer kolonies de Compagnie als leenheer optrad, schijnt zij deze vestigingen toch niet als tot haar gebied behoorend te hebben beschouwd.
S.v.B. | |
Corte memorie in het generaal van de tegenswoordige behandelinge van de Limiten van den octroye van de geoctroyeerde West-Indische Compagnie dezer landen.De limiten van den octroye van de geoctroyeerde West-Indische Compagnie strecken sich over een gedeelte van de custe van Africa, beginnende met den tropicus cancri ofte 23 graaden noorderbreete ende eyndigende met de Cabo de Bonne Espérança, soo in de Zuydt- als Noordtzee, met alle eylanden daarontrent ende tusschen beyde geleegen, breeder gespecificeerd in den eersten articul van den octroye ende de caarte daarvan zijnde. Dese limiten werden bij de geoctroyeerde West-Indische Compagnie selfs ofte bij anderen met haare permissie ende consent op seekere recognitie bevaaren ende behandelt. De plaatsen, bij de West-Indische Compagnie selfs bevaaren ende behandelt werdende, ende op dewelcke het aan geene cameren vrij staat, volgens resolutie ao 1659 daarop genomen, aan iemant ter weerelt daartoe permissie te verleenen, bestaan in de geheele custe van Africa, sooals die in den octroy is begreepen, beginnende met | |
[pagina 93]
| |
den tropicus cancri ende eyndigende met de Cabo de Bonne Esperansa; [Wederom werden die plaetsenGa naar voetnoot1)], die van de Compagnie selfs bevaaren ende behandelt [werden, bevaeren ende behandelt] ofte bij ordre ende op voorgaande resolutie van de vergaderinge der xix, ofte bij de cameren particulier, 't welck daerbij toegecomen is, dat in den jaare 1628 seeckere verdeelinge van de vergaderinge der xix is gemaackt, waarbij aan eenige cameren in het particulier de directie ende den handel op eenige plaatsen particulier, nochtans onder behoorlijcke verantwoordinge, is gegeven ende de resteerende plaatsen om door het gemeen voorsien ende behandelt te werden sijn gereserveert. De plaatsen, die bij ordre ende op voorgaande resolutie van de vergaaderinge der xix werden behandelt, beginnen op de custe van Afrika aan Cabo das Palmas ende eyndigen met Cabo de Bonne Esperansa, gelijck die met een roode couleur op de caarte sijn aangehaalt; ende bestaan in de volgende: De Tandtcuste, beginnende aan Cabo las Palmas ende eyndigende aan Cabo La HounGa naar voetnoot2), alwaar niets en valt als oliphantstanden; ende heeft de Compagnie, soo omdat het niet noodigh is, alsoock omdat de naturellen seer wreedt ende inhospitabel sijn, aldaar geen possessie, gelijck oock niet de andere natiën, maar werdt den handel alleen door de scheepen voorbijvaarende, dewelcke de naturellen selfs met canoas aan boort comen, gedreeven. De Quaqua(custe) beginnende aan Cabo La Houn ende eyndigende aan Assiné, alwaar niet en valt als Quaquacleeden, die aan de negros op de goudtkust weder wegens goudt werden verhandelt, ende werdt dien handel aldaer | |
[pagina 94]
| |
gedreeven als op de tandtcuste, sonder dat de Compagnie ofte andere natiën aldaar possessie sijn hebbende. De Goudtcuste beginnende aan AssinéGa naar voetnoot1) ende eyndigende met de Rio da Volta, alwaar deese volgende possessiën zijn: Axem, een casteel, voor deesen bij de Portugeesen gebouwt ende door de Compagnie op deselve geconquesteert, leght aan de reviere AcchinGa naar voetnoot2) ende werdt ordinaris door een commis gecommandeert; is tamelijck sterck, doch den handel aldaar is geringh, maar considerabel, dat twee a drie dagen reysens de reviere op, het goudtrijck landtschap Iguina is gelegen, daar de Compagnie voor deesen een logie gehad heeft ende deftige negotie, die door onlust van den commis met de naturellen in brandt geraekt ende opgevloogen is, doch noyt om de oorloogen binnenslants herstelt heeft connen werden; waarheenen niet wel als door die reviere sijnde te geraacken, heeft de Compagnie, om daarvan de volcomen possessie te hebben, aan de andere zijde een steenen redout geleyt ende een veer van overvaart gestelt, daarse den tol van is makende; onder dit casteel gehooren de omliggende naturellen in subjectie als onderdanen, ende erkennen haare Ho. Mo. voor haare souvereynen. Boutry volght hieraan ende is een sterck fortjen op een clip, meer gestight om te beletten, dat aldaar geen vreemde andere natiën haar souden needersetten, als omdat aldaar veel voordeel in de negotie soude vallen. Tacorary was een fortjen van deselve nature, maar in den Engelschen oorlogh sijnde geruineert is hetselvige van de Compagnie ende de Engelschen verlaaten gebleeven. Chama is een fortjen op een reviere, daar soet water is ende dat men ordinaris voor de andere plaatsen houdt haalt, geleegen; van seer geringe defensie, doch heeft het in den Engelschen oorlogh evenwel gehouden. De | |
[pagina 95]
| |
negotie is alsmeedeGa naar voetnoot1) weynich, ende heeft de Compagnie aldaar weynich jurisdictie. Comany is een plaatse in 't Coninckrijck Comendo geleegen, daar wij somtijts een logie hebben om andere natiën vandaar te houden ende somtijts niet, leggende de swarten altijts met de Compagnie overhoop, want niettegenstaande deselve verscheyde maalen de stranden van het geheele Coninkrijck aan de Compagnie hebben vercoght, soo staanse op het comen van vreemde scheepen, 't sij Engelsche ofte Franse, deselve toe haare logiën op de strandt te stellen, ende alsdan sluyt den Generaal ordinaris de weegen van Comendo naar het Casteel el Mina, waardoor somtijts de naturellen getemt worden ende somtijts niet, soo datse altijts in onlusten leven. De negotie is hier van weynich importantie. Volght het Casteel el Mina, daar de Directeur-Generaal sijn residentie houdt. Dit is de voornaamste handelplaatse ende van sonderlinge stercte, doch de jurisdictie strect geen half mijll ofte weynich meerder in het ronde. Hier is van de Meynse inwoonders, die geseght werden wel 8000 weerbaare mannen sterck te zijn, alle onderdaanen van de Compagnie ende goede soldaten, daagelijcx een stercke visscherije, daert heele landt meede vervult werden, ende werdt aan het casteel der vijfden visch voor tol betaalt, welcke visscherij den Generaal stracx sluyt als de Mijnsche inwoonders haar maar eenighsins opposeeren. Hier volght de Engelsche plaatse Cabo Corço, anderhalf mijll van el Mina ende de Deensche plaats Fredericxburgh onder het geschut van de Engelsche plaatse ende beyde in het Coninckrijk Fetu gelegen. Volght het fort Nassauw in het Coninckrijck Saboun; is 1611 op 't versoeck van den Coninck, door desselfs ambassadeurs in den Hage gedaan, door den Staat tot protectie der ingesetenen tegens de Portugesen gesticht; was voor de veroveringe van de Mina tot in het jaar 1637 de hooftplaatse ende is een van de voornaemste | |
[pagina 96]
| |
handelsplaatsen op de cust. Heeft geen jurisdictie verder als het port van sijn canon ende moet dickwils van den Coninck veel cleynicheeden lijden. Volgt Annemabo in het Coninckrijk Fantijn; is alleen een logie, gesticht sonder eenige jurisdictie om andere vandaan te houden, ende oock om te negotieren ten tijde de Engelschen 't fort Cormantijn hadden, in hetselvige landtschap gelegen. Volght Adia, mede een logie ten selven eynde als Annemabo bij ons gesticht, doch met den Engelschen oorlogh in handen van de Engelschen gevallen, die 't selvige als noch possideeren. Volght Cormantijn, meede in het lantschap van Fantijn gelegen; was eertijts de hooftplaatse van de Engelsche, maar sedert dat het de Compagnie gehadt heeft, isser om de onlusten met de naturellen, weynich negotie geweest; hier is geen jurisdictie bij. De naaste plaats is Accara, een gefortificeerde logie in het Coninckrijck Accara, ende een van de voornaamste handelplaatsen. De Coninck meyntineert alle natiën, hoewel de Engelsche aldaar geen possessiën hebben ende is dit de laatste plaatse op de goudtcuste, die de Compagnie possideert. De Bochte van Guinea (soo genoemt) begint aan Rio da Volta ende eyndight aen Cabo Lopes Gonsalves. De eerste plaatse tusschen beyde gelegen, daer handel valt is Ardra, alwaar de Compagnie een logie is hebbende met sooveel omslagh als of het een groot dorp was, op welcke plaatse jaarlijcx 2500 ofte 3000 negros ende meer door ons ingehandelt werden; de Engelsche ende Fransche hebben hier meede haare logies ende doet elck sijn best. Den Coninck is subaltern ende staat onder den Coninck van de Benijn. Dicht bij Ardra leght noch eene logie vande Compagnie aan Popo ende behoort onder Ardra; hier vallen eenige, doch niet veel negros. Volght Rio Benijn; alhier heeft de Compagnie in de groote stadt Benijn een logie, daar niet als Benijnsche cleetjens voor de negros ingehandelt werden; ende sijn de blanken aldaar soodanigh in achtinge, dat niemant | |
[pagina 97]
| |
deselve eenigh leet, als was het met het stoten van een vinger, soude derven offenceren, op de pene van de doot. Den Directeur sent twee ofte drie maalen des jaars daar een jacht naar toe om de cleeden af te haalen, 't welck dan de bocht doorhandelt tot aan Cabo Lopes toe, ende vandaar door de linie steeckende soo weder van boven afcomt, om de tandtcust te behandelen tot weeder op de goudtcust toe. Hieraan volgen Rio Calabary Camarones, ende del Rey in de bochte van Guinea, daar den handel, bestaande in negros, met schepen, sonder possessie aan landt te houden, werdt gedreeven. De negros, die alhier ingehandelt werden sijn boos en hartneckig, brengen haar selfs om, sijn van de Spanjaerts in het contractGa naar voetnoot1) geëxcludeert ende van andere natiën weynigh begeert. Aen Cabo Lopes Gonsalves lopen alle schepen uyt Guinea comende aan om 't waater ende houdt ende vandaar door de linie te steecken ende weeder thuys te comen. Hier valt geen handel. Het geheele gewest van Cabo Lopes Gonsalves tot aan Cabo de Bonne Esperansa hiet bij ons Angola, maar de hooftpossessie, die wij hebben is in Loango, alwaar de Compagnie een logie ende commis heeft, onder subjectie van de swarten, ende werden daar ende de cantooren daarontrent jaarlijcx een quantiteyt van ontrent 3000 negros door de Compagnie gehandelt. De tweede possessie is een logie in Sonho, sijnde in de caarte bekent met de naame van Rio Zaïre. Den Prins van Sonho is Christen, Roomsch-Catholyck, seer genegen tot de Hollanders, van groote macht. Is meester van het Coninckrijck Congo, brenght in 14 daagen 10.000 man te velt ende presenteert altijts de Portugeesen uyt Loando St. Paolo te drijven, als wij hem met scheepen willen assisteren. Voorts sijn hier noch eenige cleyne logiesjens, als | |
[pagina 98]
| |
MalenbaGa naar voetnoot1) ende G'oy ...Ga naar voetnoot2) daar mede negers ingehandelt werden. Bovendien vallen hier veel oliphantstanden ende coper, maer 't selvige werdt meest door de scheepen ende de ontrouwigheyt der ministers, als sijnde van cleyn volumen ende bequaam om versonden te werden, doot gebeeten, soo datter de Compagnie weynich ofte niets van profiteert. Zuydelijcker heeft de Compagnie geen possessie nochte negotie, maar wel de Portugueesen aan Loando St. Paolo, ende noch een plaets wat suydelijcker, hoewel geseght, doch niet ondersocht werdt, dat besuyden Cabo Negro noch vrij wat te doen soude vallen.
De middelen, waarmede deese plaatse voor het generaal werden behandelt sijn tweederhande, als vooreerst het Fons, op welck middel alle de plaetsen behandelt werden van Cabo das Palmas of tot Rio Benijn toe inclusie; de resterende plaatsen werden behandelt door de penningen, gelicht op bodemerije.
De plaatsen, die bij de Cameren particulier werden behandelt sijn de volgende. | |
De Camer van Amsterdam.Amsterdam heeft Cabo Verde met de verdere circumjacentiën in haare directie, sooals hetselvige met de groene coleur op de caarte is aangehaalt, alwaar het hooftcomptoir is op een cleyn eylandtje aan Cabo Verde geleegen, genaamt Goereede, ende zijn de | |
[pagina 99]
| |
mindere comptoiren aan het vaste landt aan de Caap, Pourto Dalié, Refisco, Sjouale ende soo voorts; ende bestaat de directie in een opperhooft, hebbende tot assistentie een, twee ofte meer ondercommisen ende drie ofte vier assistenten, die op de comptoiren aan het vaste landt leggen, ende voorts een guarnisoen, te saamen met die van de pen, tot ontrent de hondert coppen. Op het evlandt Goereede sijn twee fortressen, het beneedenfort, 't welck het swackste is, en het bovenfort, van de Portugueesen gebout, dat niet accessibel is; heeft een waaterput, in den Engelschen oorlogh aldaar gevonden, daar te vooren het waater aan het vaste landt ende met believen der naturellen moeste gehaalt werden; ende de andere logiën, gelijck meest overal, sijn maar stroye huysen om te negotieren, daar men weynich goederen tegelijck laat blijven, om de negros tot geen plonderen aan te locken; ende werden daarom aldaar altijts eenige cleyne vaartuygen gehouden, om de goederen of ende aan te brengen. De negotie bestaat eygentlijck in ossenhuyden, die de naturellen te coop brengen, ende somtijts wel oliphantstanden ende wasch, 't welck dan voorvalt, alsser eenige Portuguesen uyt de reviere Cascheun, dichte bij Cabo Verde gelegen, aldaar comen negotieren, gelijck wel gebeurt, maar heeft in eenige jaaren weynigh opgenoomen, omdat het was en de tanden met geen voordeelinge behandelt conden werden. De middelen, tot de behandelinge geëmployeert werdende, zijn gelden op de bodemerije genoomen ende heeft deese plaatse niettegenstaende sware oncosten van guarnisoenen etc. altijts tamelijck wel gegeven. Het capitaal, dat jaarlijx verhandelt werdt is van f 40000 tot f 60000 guldens, in twee scheepen te senden, het eene in het voor-, het andere in het naarjaar. De Fransen comen daar mede somtijts negotieren, sonder lasten en guarnisoenen alleen met haar scheepen, dat de Compagnie wel merckelijck schadelijck is, maar deselve connen met geen recht vandaar gehouden werden. Aan Cabo Verde vallen meede wel negers ende sijn de beste, swartste ende gautste van geheel Africa, doch sijn seer dier ende schaars soodat noyt op deselve veel toegeleyt is geworden. | |
[pagina 100]
| |
Voorts heeft de camer van Amsterdam onder haar directie voor deesen gehadt Nieuw Nederlandt ende Cajana ende nu alleen de eylanden Curaçao, Aruba ende Buonaire. De Curaçaosche eylanden werden gedirigeert door een Directeur op het eylandt Curaçao resideerende. Het eylandt Curaçao is sterck, heeft weynich acces, de fortresse is op de costen van den Staat gebouwt, lijt op de mont van de haaven, daar de scheepen uyt de volle zee comende met touwen moeten ingetrocken werden, ende heeft binnen een com, om wel hondert scheepen te leggen. De besettinge is tegenswoordigh 150 ende 180 man; de maintenue is seer noodtsaackelijck, omdat het soo naarbij de Spaansche West-Indiens is gelegen ende de eenighste plaats is, die de Compagnie daar is hebbende ende sonder dewelcke de slaafshandelinge ende het meeste voordeel van de custe van Africa soude moeten vervallen. De negotie hiervandaan werdt door particuliere gedreeven; het incomen bestaat in de recognitie, hiernaar gemelt, aantelinge van hoorenbeesten, cabrisen ende peerden, waarvan de laatste voor f 40. - het stuck werden vercocht; het stockvishout, datter was(t) comt meede tot voordeel van de Compagnie, mitsgaaders 't sout, dat ieder haalen mach, mits ¼ van 't provenu gevende aan de Compagnie; 't welck te saamen, 't zij door versuym van de directeurs ofte andersints, nauwelijcx soo veel heeft connen als de oncosten bedraagen; maar met de slaafsche negotie werdt noch f 6. - van ieder negro voor incomen betaalt, 't welck nu de oncosten can goet maacken, soodat dat eylandt meer om de commoditeyt van de negotie ende bijgelegentheyt van de Spaansche West-Indiens, als omdat het van sich selven veel soude geven, gehouden werdt. Op Aruba sijn maar een ofte twee blanken, om op het bestiaal te passen; ingelijck op Buonaire, daar een Commandeur is met 20 of 25 negros, om op de soudtpannen ende het kappen van stockvishoudt te passen. | |
De Camer van Zeelandt.De Camer van Zeelandt heeft onder haare directie | |
[pagina 101]
| |
Argijn ende circumjacentiën, gelegen bij Cabo Blanco, op 20 graaden noorderbreete. Hetselvige is een fortresse op een clip in een baytje geleegen; werdt bestiert bij een opperhooft ende besettinge van 25 man. De negotie bestaat in gommen ende struysveeren; de middelen sijn gelden op bodemerije ende geeft deese plaatse taamelijcke goede winste aan de voors. camer. Tegenswoordigh leyt het die camer daarop toe om de visscherije, dieder voor deesen is geweest, weeder in treyn te brengen. De visch werdt gedrooght ende [naer] de Canarische eylanden gevoert, ende vandaer lichte stucken van achten in retour gebracht, die in Argijn ende daarontrent seer gewilt sijn, soodat men voor een lichte stuck van achten alsooveel crijght als voor een swaare. | |
De Camer op de Maze.Maze heeft Rio Siera Lione met de circumjacentiën vandien, leggende op acht graaden noorderbreete [aangehaelt met een blauwe couleur] ende heeft deselve aldaer een logie gehadt, maar nu geordonneert te lichten, alsoo de voorsz. camer, hoewel tegens de generale ordre, de voorsz. reviere nu eenige jaaren in contractatie heeft laten behandelen door diegeene, die, hoewel tegens de generaale ordre de greyncust meede in contractatie behandelden; ende nu de voorsz. contractatiën uyt zijn, de voorsz. camer niet geraaden vindt, de logie ende de negotie aldaar te continueeren, als connende soo veel niet opbrengen, datter een expresse equipagie om soude gedaan werden. Andersints bestaat de negotie in oliphantstanden ende root verffhout; daar sijn oock plaatsen bequaam tot het uytsetten van coloniën, hoewel anders de custe van Africa overal heel ongesont is. | |
De Camer van West-Frieslandt en Noorderquartier.De Camer van West-Frieslandt ende Noorderquartier heeft de Greyncust, beginnende aan Cabo Monte ende eyndigende aan Cabo das Palmas [op de caerte aangehaelt met een geele couleur], daar geen forten ofte | |
[pagina 102]
| |
logiën sijn, maar werdt den handel als hiervooren van de tandtcust geseght is, gedreeven. Den handel, aldaar is nu tegens de generale ordre, sedert den Engelschen oorlogh, door contractatie met particuliere gedreeven, welck contract[atie] geëxpireert is. De negotie bestaat alleen in greyn ende somtijts wel wat tanden, ende heeft somtijts wel excessive, somtijts wel matige, maar evenwel altijd een taamelijcke winste gegeven. | |
De Camer van Stadt ende Lande.De Caamer van Stadt ende Lande heeft de reviere van Gambia en de circumjacentiën van dien, gelegen op 12 graaden noorderbreete, met een gheele couleur in de caarte aangehaalt, die nu bij de Engelschen door haare fortressen, in de mont van de reviere leggende, geslooten werdt gehouden, soo dat alsnu in de negotie aldaar niets te doen valt.
Dan staat nog in het generaal op deese verdeelinge te noteren, dat de Camer van Zeelandt een colonie begonnen heeft op de Wilde Cust aan Izekepe, ende dat, soo eenige camer in gebreecke blijfft, naar behooren sijn geassigneerde plaetse te behandelen, het de andere cameren vrij staat, dat gebreck te suppleren.
De plaatsen, bij particuliere op recognitie bevaaren werdende, sijn alle de andere buyten de custe van Africa binnen de limiten van den octroye gelegen, soo Compagnies' eygen, Spaansche, Portuguesche, Engelsche als Franse. De recognitie, die de Compagnie daarvan trect, is vooreerst van alle, die naar de Franse ofte Engelsche Caribische eylanden ende de custen van Amerika, in deesen Staat ofte de Fransse gehoorende, vertrecken f 5. - per last uytgaande, ende f 5. - per last thuyscomende; des | |
[pagina 103]
| |
behoeven de voorss. scheepen geen convoy aan de collegiën ter Admiraliteyt te betaalen, alsoo de voorss. f 5. - per last voor convoy ende recognitie betaalt werdt. Waaromtrent te noteren staat, dat de scheepen derwaarts willende, alhier eerst gemeeten ende op de volle meetinge ⅓ afslagh werdt gegeven, soodat een schip van 90 lasten voor 60 betaalt; dat soodanige schepen haar moeten verbinden de uytgaande f 5. - per last contant te betaalen vóór ende aleer eenige paspoorten werden gegeven om te laaden ende de andere f 5. - op haar thuyscompste oftewel indien se in andere landen quaamen in te loopen ende haaren last te breecken; ende werdt noyt op pretext van dat de scheepen haar volle last niet ende hebben, ofte dat de goederen bedorven zijn, of diergelijcke andere exceptiën, afslagh gegeven; dat verder de scheepen uyt Vranckerijck ofte elders vandaar gevaaren ende alhier binnen comende, alleen betaalen f 5. - per last voor het incomen, op deselve meetinge ende voet als vooren, ende vóór dat eenige paspoorten werden gegeven; ende werdt gepractizeert, dat de scheepen vollaaden zijnde ende vervolgens niet connende gemeeten werden, de recognitie bij provisie ontfangen werde volgens de opgevinge van de eygenaars, onder acte dat, de scheepen grooter bevonden werdende, 't surplus bij haar sal worden betaalt; dat ten respecte van Serinhame, gelegen op de vaste wilde custe van America, het collegie ter Admiraliteyt in Zeelandt met de Compagnie over het trecken van de recognitie overhoop leyt, willende niet toelaaten, dat de Compagnie, volgens haar recht, aldaar de voors. recognitie van scheepen naar Serinhame vaarende ende vandaar comende ontfanckt; ende houdt het gemelte collegie deese haar wille, sonder recht ofte reeden, alleen door haare authoriteyt ende macht staande, sulcx dat het collegie van Gecomm. Raaden aldaar selfs van die scheepen voor gaan ende coomen trect f 5. - per last ende de Compagnie niemendal, sonder dat daarinne remedie is te vinden; doch eenige scheepen uyt de provincie van Hollandt derwaarts willende, heeft men tot noch toe sulcx | |
[pagina 104]
| |
niet willen permitteeren, als met de betaalinge van het ordinaris caribische lastgelt, hiervooren gemelt. Ten tweeden betaalen alle scheepen, die naar het eylandt Curaçao ende de Spaansche West-Indiëns willen, 2% van haare goederen, uytgaande, ende 2% thuyscomende, ende alzoo het bij tractaat met Spanjen voor de scheepen deeser landen niet georloft is, als op pene van confiscatie, in de Spaansche West-Indiëns te gaan negotieren, zoo werdt bij de Compagnie daartoe geene expresse commissie gegeven, maar alleen licentie naar het eylandt Curaçao ende de omliggende plaatsen van dien. Sijnde te remarqueren, dat dit evenwel special is in de scheepen, die naar Curaçao vertrecken, dat deselve 1/10 van haare lasten voor de Compagnie vrachtvrij moeten overvoeren ende, indien de Compagnie geen goederen heeft om te laaden, moeten deselve de vrachten van de lasten, die de Compagnie vrij heeft, op het Curaçao in gelt betaalen tot f 66. - het last. Ten derden betaalen de Nieuw-Neederlandtvaarders voor recognitie 3% uytgaande, ende gelijcke 3% thuyscomende. Ten vierden betaalen de Virginiesvaarders, die selden hiervandaan vertrecken, [ende] hier comende selden iets anders gelaaden hebben als tabacq, 30 stuyvers per ieder vat tabacq van 400 ℔ weegens, ende alsoo 't selvige bij de weerde betaalt, is het wel gebeurt, dat op pretext, dat de tabacq bedorven zoude zijn, moderatie toegestaan is, doch niet anders, als soo wanneer bij het Collegie ter Admiraliteyt remissie in het veylgelt wierde gedaan; doch is sulcx naaderhant om alle vuyligheeden te prevenieren, die ordinaris onder dusdanige pretexten schuylden, absoluyt geëxcuzeert. Ende dit is alles 't geene ontrent de generalia van de behandelinge der limiten van den octroye, onder correctie, te considereren staat. Gemeente-archief Rotterdam. Geschreven Inventaris: Handel no. 83. |
|