Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 28
(1907)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brieven van J.D. van der Capellen tot den Pol,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe aangewezen het evenwel in de gegeven omstandigheden mocht zijn om het onderzoek naar Van der Capellens brieven in de richting van Overijsel te houden, het is wel een ironie van de omstandigheden, dat zij eenige jaren later juist daar bleken te zijn, waar niemand ze zou gezocht hebben... nl. toch in de papieren der familie Van Beijma, wel te verstaan niet in die der familie Van Beijma thoe Kingma, welke doorgewerkt waren en die zich elders bevonden. Wel was er destijds navraag gedaan naar het mogelijk bestaan van de eerste, maar zonder resultaat. Eerst de dood van den eigenaar bracht dit deel van het familie-archief aan het licht en in de goedgeefsche handen van hem, die ze aan het Rijksarchief te Leeuwarden geschonken heeft. Dat nu ook deze andere helft eerlang gepubliceerd diende te worden, leek van den aanvang zeer gewenscht. Zonder op het vraagstuk der belangrijkheid verder diep te willen ingaan, daar de beteekenis van documenten ten slotte geheel afhankelijk is van de vragen, die men aan deze stelt, van de oogmerken, waarmee men ze leest, meent de ondergeteekende toch wel te moeten verklaren, dat degene bedrogen uit zal komen, die in de brieven van Van der Capellen aan Van Beijma mededeelingen van verrassende onthullingen verwacht, gelijk ook hij, die ze als bron voor de toestanden en gebeurtenissen in Overijsel even rijk zou achten als die van Van Beijma voor de toestanden in Friesland. Het zijn voor alles echte ‘documents humains’, licht verspreidende over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
persoon van Van der Capellen, maar ook over de verhouding van dezen tot den Frieschen voorman der democratisch-patriotsche beweging, en daardoor van belang voor onze algemeene geschiedenis. De correspondentie is, gelijk in het voorbericht der uitgave van de brieven van Van Beijma reeds meegedeeld is, genummerd en wel van 1 tot en met 107. Ook van deze verzameling zijn veel brieven door bederf geheel of gedeeltelijk onleesbaar. Nu alles onder het bereik is, blijken de volgende nummers te ontbreken: 6, 37, 44, 47, 59, 60, 62, 69, 72, 77, 85, 94, 95 en 96. Daarentegen is als no. 24a een brief opgenomen van Van der Capellen, die blijkbaar in de serie daar op zijn plaats hoorde. Het is natuurlijk wenschelijk in een textuitgave als deze, zoo weinig mogelijk eigen inzichten over de persoon van Van der Capellen te voorschijn te brengen; men behoort den gebruiker in de gelegenheid te stellen, zich zoo onbevangen mogelijk tegenover het hier geboden materiaal te plaatsen. Bij deze uitgave is tevens dit standpunt ingenomen, dat de gebruiker van de jongste litteratuur op de hoogte is en dat hij zoowel met de artikels van Mr. Sillem in de Gids (1882, 4e deel, blz. 204-279 en 401-460) en van Prof. Bussemaker in de Tijdspiegel (1891, 2e deel, blz. 1-15, 111-140, 267-281), als met dat, naar aanleiding van deze brieven geschreven in de Geschiedkundige Opstellen, uitgegeven ter eere van Prof. Rogge (blz. 195 volg.), bekend is. Deze uitgave is echter, behalve als complement op de mijne van Van Beijma's brieven, stellig in de eerste plaats te beschouwen als supplement op die van Mr. W.H. de Beaufort, Brieven (Hist. Gen. nieuwe reeks No. 27, Utrecht 1879), aangevuld door Mr. Sillem (Hist. Gen. nieuwe reeks No. 27b, Utrecht 1883). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve de brieven aan Van Beijma worden hier tevens nog afgedrukt andere brieven, welke sedert aan den dag gekomen zijn. Ze zijn afkomstig uit het archief van Baron R.H.O. van der Capellen te 's-Gravenhage, een rijk archief, gelijk reeds bleek uit de dissertatie van Dr. Weststrate: Gelderland in den Patriottentijd (Arnhem 1903). Allereerst zijn het 21 brieven uit de jaren 1770-1772, door Van der Capellen geschreven aan zijn neef Alexander Philip van der Capellen, den kamerheer van Willem V, dengenen die in 1784 gedwongen was afstand van zijn positie te doen en in 1787 na de overgave van Gorcum overleed. Al deze brieven betreffen de admissie van Van der Capellen tot de Ridderschap van Overijsel. Zijn neef moest hem den steun van den Prins, den Hertog van Brunswijk en merkwaardiger wijze ook dien van den Hollandschen raadpensionaris, Van Bleiswijk, verschaffen. Zij geven alweer een blik op de bemoeiingen van dezen met gewestelijke geschillen en op de verwarde onderlinge verhoudingen der magistraatspersonen in dezen tijd der Republiek, niet minder echter op de kleingeestige zucht van de Ridderschap om Van der Capellen te weren en op de nog veel kleinzieliger middelen, door hen toegepast om in dezen hun zin te krijgen. Dat het voor beide partijen vóór alles een zaak van materiëel voordeel was, blijkt ook duidelijk. In groote lijnen is deze quaestie bekend, vooral ook door de uitgave van Van der Kemp: Historie der Admissie in de Ridderschap van Overijssel van Jhr. Johan Derk van der Capellen (Leyden, Herdingh, 1785), die de hoofdbron blijft. Op de aanleiding tot deze publicatie zelve werpen deze brieven bovendien wel eenig licht. Het verwijt van ondankbaarheid tegenover den Prins is Van der Capellen, blijkens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze brieven, zeker te goeder trouw naar het hoofd geslingerd. Het boek van Van der Kemp is daarop het antwoord. Deze brieven in hun geheel uittegeven scheen onnoodig; regesten waren hier voldoende, behalve van die gedeelten, waarvan de beteekenis lag in de gebruikte uitdrukkingen of wel die karakteristiek waren voor het denken en voelen van Van der Capellen in deze jaren. De Van der Capellen van deze jaren is wel een heel andere dan die van lateren tijd. Voorts vindt men hier nog een drietal brieven over de readmissie van Van der Capellen uit het jaar 1779, aan denzelfden Alexander van der Capellen geschreven, benevens één over dezelfde quaestie van 1782 aan een ‘waarden vriend’. Daar in het postscriptum gevraagd wordt dezen doortezenden aan den heer van de Marsch, is meteen verklaard, hoe hij hier is terecht gekomen. Aan een ‘waardsten vriend’ zijn er nog een achttal andere van omstreeks het jaar 1784 van de hand van J.D. van der Capellen. Het is niet zeker uittemaken, wie deze ‘waardste vriend’ was, daar elk adres ontbreekt. Eindelijk een woord over hetgeen ik wel vond, maar niet noodig acht, hetzij in extenso, hetzij in regest te geven. Het zijn een tweetal afschriften van brieven, door Van der Capellen aan Van Beijma doorgezonden, de een te vinden bij De Beaufort (Brieven bl. 496 volg.), de ander, welke trouwens voorkomt in het bovengemelde werk van Van der Kemp (Bijlage L. bl. 220 volg.), in het Aanhangsel van Mr. Sillem (pag. 61 volg.). Bij het geven van noten heb ik mij tot het allereenvoudigste beperkt. Wie deze brieven gebruikt, heeft natuurlijk ook het register van Mr. Sillem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder zijn bereik, waarheen ik in het algemeen dan ook zou willen verwijzen.
Ten slotte wenscht de ondergeteekende een woord van dank uittespreken aan Baron R.H.O. van der Capellen te 's-Gravenhage voor het beschikbaar stellen van zijn archief ten bate van historische publicaties, alsmede aan Mej. C. Bosman voor hare vele goede zorgen en bereidwillige medewerking bij deze uitgave. W.W.v.d.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dekt, dat in 1749 M. van HemertGa naar voetnoot1) ‘uit Utregt originair’ voor zijn admissie heeft moeten aantoonen, dat ‘alle de Overijsselsche Edelen op het Overijsselsch ‘Reglement in Utrecht zouden verschreeven worden’. Indien dit wordt doorgedreven, is de Ridderschap volkomen gesloten. Derhalve is dit het tweede geval, waarin de Ridderschap van de oude beteekenis van ‘het gelijke Regt’ afwijkt. Morgen zal hij er iets over opstellen. Hij verzocht Zijne Hoogheid duidelijk te maken, dat in dit geval de Ridderschap voor ieder gesloten is, wat ‘zijn Heer Vader en Vrouw Moeder evenwel nooit hebben willen accordeeren’, en dat het ook niet in het belang van den Stadhouder is ‘om zig zoo de handen te binden, dat zij nooit meer in staat zijn om iemand plaisier te doen’. Hij erkent veel te danken te hebben aan Charles BentinckGa naar voetnoot2), die meer doet dan hij belooft. Te Zwolle is zijn adres bij de freules Van Dedem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de gedagten waren, dat Zijn Hoogheids decisie, die van een vast en onroerende goed spreekt, van een havezate te verstaan zij’, en vraagt nu het bewijs te toonen, dat hij twee jaren de schatting van een havezate betaald heeft. ‘Hierdoor tragten ze het handschrift van Juffer MuntzGa naar voetnoot1) weer op de baan te brengen of ten minsten de zaak daar heen te dirigeeren, dat er, onder pretex van eenige duisterheid, een explicatie van Zijn Hoogheids decisie, die waarlijk klaar genoeg is, gevraagd worde, en wel alleen, om mij maar tot October al weer op te houden. Wijders zijn er heeren, die Zijn Hoogheid over het ten opzigte van dat handschrift van Juffer Muntz voorgevallene gesprooken hebben, die niet alleen gaan uittrompetten, hoe zeer Hoogstdezelve het gedaane approbeert en ook van opinie is, dat ik niet voldaan hadde; maar mij is voorgekomen, dat men er in eenen adem bij verhaald - doch dit doen dan weer anderen en dus komt dat uit de tweede hand - dat Hoogstdezelve insgelijksch denkt, dat mijn nieuw document ook niets prouveert; U Hoogwelgn. begrijpt klaar, dat ik gevaar lope van veelen door die praatjes te verliezen. Ik worde aan den anderen kant in groote engte gebragt door Juffer MuntzGa naar voetnoot2), die mij heeft doen weeten verdagt te zijn op de restitutie van de havezaate en zoveel chagrin, ja knagingen heeft van dusdanig een handschrift geteekend te hebben, (dat egter niets nieuws in Overijssel is en onder 't oog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Ridderschap en Steeden duizendmaal geschied,) dat zij presseert om alles weer uit de wereld te maaken, zonder mij eens te beloven van mij de havezate tot in October te zullen laaten, dat ik voor vast verwagte, dat ze niet doen zal, zo ik weer worde afgeweezen, zijnde mijn admissie het eenigste middel om de wereld te doen zien, dat wij niets geteekend of gecontracteerd hebben, dat teegen de wetten aanloopt. Dat goede mensch is extra devoot en een Christin niet alleen in naam, maar ook in de daad, en dus begrijpt ge, hoe sensibel het ons beide is, dat we zo geprostitueerd worden, en ook voor mij dat mijn weldoendster om mijnen 't wille zo elendig te passe komt. Kon tog Zijn Hoogheid maar resolveeren om iets in mijn faveur te schrijven aan Rouse of een ander, zo als Zijn H.H. voor twee jaaren deedt, al was het maar alleen, dat desselvs decisie niet van eene twejarige betalinge van schattingen van de havezate te verstaan zij. Dit zouw mij veel helpen, en dan bleef Hoogstdezelve nogtans in Hoogstdesselvs geheel en kon mij dus redden zonder te paroisseeren. Gaf God dit; ik chagrineere mij en moet waaragtig, zo ik nu afgeweezen worde, de geheele zaak abandoneeren en de provincie er aan geeven, daar een ieder mij bespotten zal, zo als mijn antagonisten reeds doen, hoewel niet in mijn presentie, dat ik juist niet geerne zouw zien of ik zouw goed Gelders beginnen te spreeken. Adieu Vriend, geloof me steeds in haast’. etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
advies van vijf advocatenGa naar voetnoot1) reeds in de handen van zijn neef zijn, zendt hij nog eens nieuwe stukken met nieuwe argumenten, conform die, welke nu in handen van Steden en Ridderschap zijn, benevens het advies van den heer Van HoevelGa naar voetnoot2), die openlijk zijn partij trekt. De twee bezwaren tegen zijn admissie bestrijdt hij nu officieus, uit vrees voor nieuw uitstel. Hij heeft alleen eenige brieven geschreven aan diegenen, die in zijn zaak iets vermogen. Een door den griffier voor juist geteekend extract uit de notulen der Ridderschap voegt hij bij dezenGa naar voetnoot3). ‘Niettegenstaande ik voorleeden voorjaar op de regte tijd op de poincten van uitschrijving ben gekoomen en dit reces een ordinair reces en geen extraordinaire landag is, zoo mompelt men nogtans om mijn zaak weer uit te stellen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houder, dat ik zeer sensibel ben aan Desselvs goedheid voor mij. Veele hadden gedagt, dat men mij terstond op 't schrijven van Zijn Hoogheid zouw geadmitteerd hebben, doch de consternatie, de passie en ambitie hebben mijn antagonisten gister bij de Ridderschap nog eene Resolutie doen neemen, die heeden aan de Steeden gecommuniceerd is, behelzende eene propositie of de Steeden ook zouwden kunnen goedvinden, om de gecommitteerden van Ridd(erschap) en Steeden, die ter occasie van 't bevallen van Haar Koninglijke Hoogheid na den Haag staan te gaan, in mandatis meede te geeven, om aan Zijn Hoogheid mijn Deductie en stukken beneffens de consideratien zoo daar teegens bereedt zijn en nog mogten gemaakt worden over te geeven en Zijn Hoogheid met een compliment ter materie dienende te verzoeken, van zig te willen chargeeren om gemelte Deductie en contra Remarques en belangens te examineeren.... en te pondereeren ten einde, inval er onverhoopt in de Vergadering van Ridderschap en Steeden eenige bedenkelijkheid tusschen de leeden mogte voorvallen, waardoor dezelve dus na de order en reglementen van regeeringe tot geen eenpaarige conclusie zouwde kunnen gebragt worden, als dan Zijn H(oog)h(eid) aan Hun Edel Mogende Hoogstdesselvs advies en consideratien zouw gelieven te geeven, hoe die zaak best te termineeren etc.Ga naar voetnoot1) Hoe slim soeken ze de Steeden in te wikkelen in een associatie om zijn H(oog)h(eid) te verzoeken, van de stukken nader te examineeren, eeven of Zijn Doorl(uchtige) H(oog)h(eid) dit niet reeds gedaan hadt en door den Drost van Twenthe, zowel als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door mijn eigen memoriën niet van alles wat teegen mij is, zouw geïnformeerd zijn. Niet minder behendig willen ze in 't einde doen doorgaan als overeenkomstig de regeeringsorder en reglementen, dat in deeze zaak een eenpaarige conclusie moet genomen worden, evenals of er geen overstemming in plaats hadde, een soutenue, die nooit in iemands hersenen is opgekoomen. Doch het een en ander is, zoo ik van ter zijde hoore, bij de Steeden zeer wel geremarqueerd, en ik verwagt heevige debatten aanstaande Maandag. De ligue van de Ridderschap om mij te weeren, begint mooi uit malkander te raaken, en men zegt, dat de SlootsGa naar voetnoot1) haar geloof, dat ik aan 't Reglement voldaan hebbe, door de brief en advies van Zijn Hoogheid zeer versterkt is geworden. Ze zijn vreesselijk verleegen en worden van niemand beklaagd; tot zelvs de burgers hier in Zwol verheugen zig over die gelukkige omkeering van zaaken; zoo verre is een ieder overtuigd, dat men beezig was, met mij tort aan te doen. 't Is ongelooflijk, wat een éclat dat gemaakt heeft. De Heer van Luttenberg heeft aan de Heer Charles Bentinck een authentique copij van bovengemelde Resolutie gezonden, beneffens een ampel relaas van al het voorgevallene, twijfele niet of die Heer zal alles aan Zijn H(oog)h(eid) communiceeren. Ik weet al het voorgevallene nooit zoo authenticq als die Heeren, die mee in mijn zaak gemeleerd zijn.’ Hij zal per naaste post verslag doen, hoe het verder afloopt etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘P.S. Anderen, die meenen agter 't geheim der Ridderschap te zijn, verzeekeren dat bovengemelde Resolutie maar genomen is om kwanshuis nog wat aan de eer te blijven, hoewel ze geen courage hebben om er iets meer in te doen, en dat dit alles maar pro forma is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eer hoe liever te willen communiceeren. De dijkgraaf Voerst, een heel eerlijk en equitabel man, heeft vandaag, omdat absent was geweest, een diergelijke declaratie willen laaten insereeren, doch 't is Zijn HoogW. als niet conform de order van Regeering afgeslagen, zullende hetzelve echter ook aan Zijn Hoogheid geoffreerd worden, zoo ik hoore, beneffens de particuliere adviesen van Hoevell en Bentinck van Diepenheim. De Steeden hebben op die Resolutie van de Ridderschap geantwoord 1o. dat ze reeds lang in gereedheid zijn geweest om over mijn zaak zig te expliceeren en zulks ook ingevolge (de) Resolutie van den 7 April deezes jaars van de Heeren van de Ridderschap hadden verwagt en nog verwagten, dat de zwaarigheeden teegens mijne admissie reeds gemaakt, nog staande deeze vergaderinge aan Haar zouden gecommuniceerd worden; 2o. dat ze egter uit een dubbelde condescendance de zaak nog wel willen uitstellen tot aanstaande Landag; 3o. dat ze wel meugen lijden, dat de bewuste Commissie gechargeerd worde om gementioneerde consideratien en stukken aan Zijn Hoogheid te praesenteeren, dog zonder dat daardoor eenig het minste aveu of credit aan voors(chreven) consideratiën en stukken van wegens Ridderschap en Steeden word gegeeven, of dezelve verzeld van eenige Resolutie van Ridderschap en Steeden, dan die: dat dezelve op verzoek van de Heeren van de Ridderschap, door Haar Ed(el)Mog(ende) worden ter hand gesteld aan voors(chreven) Commissie om deselve aan Zijn Hoogheid aan te bieden ten fine van examinatie; en 4o. dat de Steeden zig geenzints kunnen voegen met de insinuatie bij voorschr(even) propositie vervat, als of de admissiën der Edelen met eenpaarigheid van stemmen zouden moeten geschieden, aangezien dui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delijk uit de Resolutiën blijkt, dat hierin altijd overstemminge plaats heeft gehadt. Doch hier volgt nu nog een aardig(e) Resolutie van onze Ridderschap ook van den 19 deezer, behelzende woordelijk: Dat de Heeren Drosten met en neffens de Griffier van de Ridderschap dienden te worden gecommitteerd, zooals gecommitteerd worden bij deezen, om in een particuliere audientie aan Hooggemelde Zijn H(oog)h(eid) op het kragtigste te verzoeken, te recommandeeren en voor te draagen om in 't pondereeren en examineeren deeser saake, het corps der Heeren van de Ridderschap, derzelver voorregten en belangens na Hoogstdesselvs gewoone attentie in eene serieuse reflectie te willen neemen, ten einde daar aan geene infractie of atteinte nu of namaals worde toegebragt.’ Capellen meent echter deze handelwijze toe te moeten schrijven aan hun eigenbelang, daar ze in dat geval een bekentenis zouden gehad hebben van den Prins, dat de resolutie betreffende Van Hemert ao 1749 ten tijde van den drost HuffelGa naar voetnoot1) ‘het reglement met betrekking tot het gelijke regt’ veranderd zou hebben, in welk geval zij het doel om de Ridderschap te sluiten, wat de Stadhouder in 1748 en de Gouvernante in 1753 geweigerd had, bereikt zouden hebben. Capellen wijst er echter op, dat hun optreden in 1753 om de Ridderschap gesloten te krijgen bewijst, dat zij zich door de resolutie van 1749 niet beveiligd achtten. ‘Ik zal niet manqueren van mijne opwagting bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn Hoogheid in persoone te koomen maken, ten einde aan Hoogstdezelve mijn erkentenis voor die beide brieven te betuigen; doch ik hope niet Zijn D.H. kwalijk zal neemen, dat ik dit uitstelle, totdat de Commissie in den Haag is, zijnde het mij om verscheide redenen niet mogelijk om in deezen eerder aan mijn pligt en verlangen te voldoen.’ ‘P.S. Hiernevens ook de copij van die Resolutie der Ridderschap. Die Heeren zullen nog wel eens een Resolutie neemen, dat niemand meer zal verschreeven worden als zij, die er nu in zijn, en dan van infractie op haar voorregten schreuwen, als een ander, die eeven veel regt heeft, zo wel als zij zoekt te worden verschreeven; wie wil tog haare voorregten thans te na koomen? Mij dunkt, dat dit allarm thans zeer mal apropos is.’
(Ingesloten.) ‘CopiaGa naar voetnoot1). De ondergeteekenden op den 19 deeser ter vergaderinge van Ridderschap en Steden geprotesteerd en hunne aanteekeninge gereserveerd hebbende, teegens de op dien dag overgegeevene Resolutie van de Heeren van de Ridderschap, rakende de admissie van de Heer J.D. van der Capellen, hebben de eer voor reedenen van dit hun protest aan UEMog. voor te draagen. Dat zij na eene nauwkeurige examinatie der stukken en bewijzen van de Hr. van der Capellen, en in overeenstemminge met het Rapport van de Hren. Haar Ed.Mo. Gecommitteerdens tot die zaake op den 31 Mrt. jongstleeden uitgebragt, sodanig overreed zijn van het regt van gem(elden) Heer van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Capellen, om alhier in de Ridderschap te worden geadmitteerd, dat het voor een hardigheid aansien, dat langer worde gehouden uit onze vergaderinge waar toe de ondergeteekenden Hem ten vollen gequalificeerd agten; Dat de ondergeteekenden niet kunnen begrijpen, hoe de meerderheid van de Heeren van de Ridderschap, nu nog, daar deeze zaak reeds zoo lange getraineerd heeft, en daar over zoo veel voor en teegen is gedebatteerd, dezelve koomen te agten nog niet tot die maturiteit gebragt te zijn, dat daar over staande deeze vergaderinge hun advis kunnen uitbrengen; Dat de ondergeteekenden ook wel willen bekennen, dat niet kunnen begrijpen, hoe de Heeren van de Ridderschap kunnen komen tot de Commissie, die Hun Ed. Mog. souden opdragen aan de Heeren, die den Heer Erfstadhouder namens Ridderschap en Steeden staan op te wagten ter occasie van eene gewenschte bevalling van Haar Koninglijke Hoogheid, om Zijne Doorluchtige Hoogheid nu nog verder te onderhouden over de Deductie van de Hr. van der Capellen met de stukken tot desselvs verzoek van admissie specteerende, neffens de consideratiën zoo daar bereeds zijn en nog mogten gemaakt worden etc. Daar gemelde Heeren van de Ridderschap zeer wel bekend is, dat Zijn Doorl. Hoogheid ten vollen geinformeert is van al het geene voor die admissie militeert, als 't geene door sommige daar teegen is ingebragt en op welke volledige kundigheid rust de declaratie van Zijn Doorl. Hoogheid bij missive aan de Hre. Droste van TwenteGa naar voetnoot1) gedaan: Dat gemelde Hr. van der Capellen zijn zaak juste is en dier- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halven behoorde in de Ridderschap geadmitteerd te worden etc. Want de ondergeteekenden althans geensins van sig kunnen verkrijgen om te denken of van de bekende aequiteit van Zijne Doorl. Hoogheid te verwagten, dat eenigermate Hoogstdesselvs advis soude gegeeven hebben over eene zaake, die niet met desselvs gewoone attentie hadde geexamineert, en de reedenen voor en teegen gepondereert; Dat daarom alnog persisteeren bij hun gevoelen en sig sonder de minste haesitatie conformeeren met het advis van Zijne Doorl. Hoogheid, en dat vermeinen, dat Hoogst dezelve hier omtrent niet verder behoorde te worden geincommodeert ofte desselvs andere swaarwigtige occupatien geïnterrumpeerd; dat de ondergeteekenden verders moeten avoueren niet te begrijpen, wat de Heeren van de Ridderschap verstaan door “de bedenklijkheid die er onverhooptelijk in de vergaderinge van Ridderschap en Steeden soude kunnen voorvallen, waar door deeze zaak na de ordre en reglementen van regeeringe tot geen eenparige conclusie soude kunnen gebragt worden”, terwijl niet kunnen denken, dat Hun Ed. Mo. van gevoelen souden zijn, dat in 't stuk van admissie der Edelen geen overstemming plaats soude kunnen hebben, of dat hierin alleen van de order en reglementen van regeeringe en de oude gebruiken sou worden afgeweeken; in welke geval sij ondergeteekenden op 't kragtigste meede daarteegen protesteeren en onschuldig gereekend willen zijn van de gevolgen, die daaruit te eeniger tijd souden kunnen resulteeren.’
(was geteekend) L.J. Gansneb gent. Tengnagel tot Bonkenhave.
B.H. Gansneb gent. Tengnagel tot Luttenberg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raakende mijne admissie aan den Heer Erfstadhouder op zoo solemneele wijze heeft kunnen offreeren dan om Hoogstdesselvs decisie in zoo quaestieuse zaak te mogen hebben; Zijn Hoogheid is thands mijn competente, en door mijn partije geavoueerde regter en 't geschil tusschen de Ridderschap en mij hangt volkoomen van Hoogstdesselvs uitspraak af. Ik bid U, spreek hier eens over met den Heer Bleiswijk en den Heer Hertog en schrijf me eens hoe 't gaan zal. UHWelgebr. ziet uit het zeggen van den Drost van Salland, dat ik naar meer dan apparentie voort na den Landag in 't cas zal zijn van Zijn Hoogheid en den Heer Hertog te kunnen bedanken voor de reussite van mijn onderneeming, en vermids ik reeds drie zulke kostbaare Haagsche rijzen behalven de overige zwaare kosten heb moeten doen en ik waarlijk niet weet, wat ik voor den Landag in den Haag te verrigten hebbe, terwijl Zijn Hoogheid thands van alles voor en teegen geïnformeerd is, zo wenschte ik wel van deeze fatigante reijs in dit elendig saisoen ontslagen te zijn, zullende ik niet manqueeren van voort na den Landag in den Haag te zijn. Ik bid U, overleg eens met de Heer Bleiswijk of dit niet volstaan kan en stel zijn Ed.gestr. eens voor, dat ik toch voort na den Landag mijne opwagtinge aan Hunne Hoogheeden zal koomen maaken.’ Hij doet ten slotte veel complimenten aan den Heer Bleiswijk. ‘Ik verzeeker UHWelg. van mijn respect’ enz.
‘P.S. Eergister heb ik gehoord, dat UHW. Guidon zouwdt zijn geworden; is dit zoo? Ik verheug er mij reeds innerlijk over; niemand kan U meer goeds toewenschen dan ik doe; weest verzeekerd, dat dit geen compliment is. A propos, ik denke een canaal ontdekt te hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om te kunnen bewijzen, dat er eenen Gerlig van der Capellen ao. 1531 amptsjonker in Voorst is geweest; ik zal er recherches na doen. Vale.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik kan ze in den Haag altijd wel eens te rug krijgen. Palland van Zuithem is na den Haag en Amsterdam; 't zal mij benieuwen of hij voor de Landag weer komt, dan of hij ook een echapade zal maaken. 't Is mij lief UHW. op Hoevel gedagt hebt; door de dood van de Heer van WarmeloGa naar voetnoot1) zouw Zijn H.H. wel occasie hebben van hem op de een of andere wijs te begunstigen; ik bid U, denk er eens om; breng hem eens bij den Hertog in aandenken, wie hij is en dat hij in 12 jaaren tijds niets gehad heeft als 1½ jaar Noorderkwartier. Door zijn conduite, in mijn zaak gehouden, heeft hij dunkt me klaar getoond, dat hij niet onder die lieden behoorde die Zijn Hoogheid door die clandestine resolutie van 1749 zogten te surpreneren en een consent tot sluiten van de Ridderschap op te dringen, dat Hoogstdezelve nooit gegeeven heeft; doch zo er voor Hoevell nog iets kan gedaan worden dan moet het spoedig geschieden, zoo 't niet reeds te laat is.’ Hij sluit het antwoord aan Van Bleiswijk hierin; ‘ik moet dat doen, omdat anders hier rugtbaar zouw worden, dat die Heer zig met mijn zaak gemeleerd heeft.’
‘P.S. Den 18 der aanstaande maand is het hier Landag! Zal UHW. terstond van alles informeeren.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap en meen ik de Steeden insteerden dat er een dag bepaald zouw worden om de zaak finaal af te doen; doch het gros der Ridderschap wisten dit te eludeeren door te zeggen, dat ze daar genegen toe waaren mids de Steeden dan ook een dag bepaelden voor al zulke zaaken als de Ridderschap ook gaarne afgedaan zag, waardoor die propositie in duigen viel. Ik hoore egter, dat de Steeden op 't reces haar advies willen uitbrengen en na 't mij toeschijnt zullen er eenige van de antagonisten wegblijven en er van de andere wel zo veel toevallen, dat die zaak dan wel gaan zal. Men admireert Zijn Hoogheids brief hier te regt als meesterstuk; ze is inderdaad ook wonder solide en wel getourneerd, en zal denkelijk niet nalaaten mijn zaak tot volkomen reussite te brengen. Ik ben UHWelg. intusschen nogmaals dankbaar voor de importante diensten in deezen gedaan, recommandeere mij in UHWelg. precieuse vriendschap en ben met alle hoogagting’ etc. ‘P.S. Zommige mompelen, dat ze mijn zaak onder praetex van nieuwe remonstranties aan Z.H.H. te doen, nog willen doen traineeren, dat ik egter niet hope; zo ze egter nog iets wilden inbrengen, dat diende dan wel wat nieuws te zijn, hetgeen ze niet hebben, en het oude te herhaalen zouw vrij disre(s)pectueus zijn, zo als ook het voorgeeven, dat ik niet voldaan hebbe aan 't artijkel van 't betaalen der reële lasten, een chicane die de Heer van Palland in zijn memorie heeft aangedrongen en derhalven aan Zijn Hoogheid bekend is geworden, zonder dat die objectie Hoogst dezelve belet heeft van te declareeren, dat ik voldaan hebbe aan 't Reglement. Ik ben vandaag van Deventer gekoomen en dood verkouden; excuseer dan in deezen schrift en stijl. Adieu vriend.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den Landdag waren slechts 12 of 13 edelen tegenwoordig; vóór hem hebben Voerst van Bergentheim junior, Tautenburg en Hoevell aangevoerd dat een dergelijk voorstel ontijdig was, dat het Zutphensche Reglement bekend genoeg was en dat men op een buitengewonen Landdag dergelijke zaken niet aan de orde stelde. De propositie is echter aangenomen en een dergelijke brief is aan de Ridderschap en Steden verzonden. De bedoeling van deze zaak is natuurlijk duidelijk; men hoopt op een nieuwe omstandigheid om uitstel te krijgen, daar, volgens hem, de Commissie anders vreesde niets te vinden vóór den haar gestelden termijn van Augustus. De Commissie hoopte dus, dat de leden van de Ridderschap van Zutphen haar wilden helpen en werkelijk zijn er leden van deze, ‘die eene lijn trekken met sommige mijner gezeleerdste antagonisten om mijn zaak maar te doen mislukken en dat wel met oogmerk om de famille van Sloet des te gemaklijker te kunnen weeren in Zutphen; ik weet dit zeeker, doch kan het niet bewijzen; derhalven verwagt ik dat die Heeren, die over en weeder de concert werken, alles zullen doen wat mogelijk is, om die zaak te embrouilleren.’ Hij vraagt zijn correspondent de zaak bij de Zutphensche Ridderschap te bevorderen en de heeren van AmpsenGa naar voetnoot1), KellGa naar voetnoot2) en anderen te gaan spreken. ‘Dog daar schiet mij nog daarenboven een ander huismiddeltie te binnen. Ik heb het Reglement der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Graafschap en alle daarover genomene Resolutien, alle onderteekend door de secretaris van 't quartier Toewater, die dus volkomen egt zijn; zouw ik nu niet in een missive aan die Commissie kunnen zeggen: dat ik verstaan hebbende dat Haar Ed. Mo. gemelde Reglem(ent) en Resolutien verlangen te zien en bij gebrek van dezelven zig buiten staat bevinden om iets in mijn zaak te doen, om die reeden en omdat de quartiersdag in Zutphen eerst in de aanstaande maand staat gehouden te worden, de vrijheid gebruike Haar Ed. Mo. intusschen met deeze Extracten, door den Heer Secretaris Toewater geteekend, te gerieven... of iets dergelijksch.’ Hij vraagt met de eerste post hierop antwoord en zendt de groeten aan den heer Van Bleiswijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ques daar op gemaakt heeft, goed- of afkeuren. Ik meen, dat beide die Heeren ook geprotesteerd hebben teegens die singuliere en inique handelwijs. Zo veel heb ik egter van die memorie gehoord, dat men het oude voorgeeven, dat ik geen Zutphensch joncker ben, weer heeft opgekookt.’ In dit geval vreest hij, dat ze niet veel met deze memorie zullen uitrichten, daar de Prins in zijn brief andere en sterkere argumenten gevraagd heeft, die dus niet gevonden schenen te zijn, zoo dat ‘ze met het reeds gedecideerde op nieuw moeten te voorschijn koomen.’ Hij is naar de memorie zeer nieuwsgierig, vreest dat daarin ‘eenige advocaten streeken zullen ingevlogten zijn, zo wel als in de voorige’ en meent dat men bang is, dat hij deze zal ontdekken. ‘Dan Vriend! ik ben zeer blijde, dat ik eindelijk geheel in de handen van Zijn Hoogheid ben, daar ze met argumenten en geen praaties zullen moeten plijten en dit geeft me een groote gerustheid, want ik was te vooren waaragtig aan de Jooden overgeleeverd en een riddermatig martelaar.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het laatste komt echter in de deductie niets voor, daar het bezwaar, dat hij zijn reëele lasten niet voldaan zou hebben, eerst in Maart is geopperd. Hij heeft daarom een klein briefje aan Van Bleiswijk geschreven met bijvoeging van een origineelen brief van den griffier van de Ridderschap, waaruit blijkt, dat, volgens het gevoelen van zijn eigen antagonisten, dit alleen ‘van de vreemden’ wordt gevraagd, ‘opdat zal blijken, dat zij ingezeetenen deezer provincie zijn, hetwelk men immers kan worden, zonder vaste goederen te bezitten.’ Daar hij in zijn voorgaanden brief aan den Prins, geen gelegenheid had over dit punt te spreken, voegt hij er thans een opstelletje aan toe, hopende dat de Prins het hem niet kwalijk zal nemen, dat hij dit niet eerder en in persoon gedaan heeft; ‘uit aanmerking, dat ik niet anders konde denken, of de Steeden zouwden dit stuk volkoomen behandeld en zig niet op mij beroepen hebben.’ Hij vindt de behandeling van de meerderheid der Ridderschap hard. ‘Men dilaieert door kunstgreepen mijn admissie.’ Nu men op 't punt staat hem toe te laten, begint men opnieuw tegen hem te schrijven en wel in de ‘uiterste secretesse.’
In den brief ligt het hier volgende afschrift, vrij zeker behelzende een deel van het opstelletje, dat de correspondent gevraagd wordt den Prins te overhandigen en waarin de quaestie over de reëele lasten van zijn standpunt zakelijk uiteengezet wordtGa naar voetnoot1). ‘Quaeritur 2. Of een vreemd Edelman, die geduirende twee jaaren consecutief in de Provincie van Overijssel heeft gewoond, en behalven zijn perso- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neele lasten als hoofd en dienstbodengeld ook nog geduirende dien tijd betaald heeft de reele last van het vuursteedegeld van een huis door hem in huur bezeeten, niet volkomen voldaan heeft aan den 5den art(ikel) van het Reglement dan of hij nog buiten dat geduirende die twee jaaren Havesate of Landgoederen moet bezeeten hebben? Om deeze vraag te decideeren (die, dat te verwonderen is, geopperd word door lieden, die zig in andere gevallen zoo stipt aan de bloote woorden van het Reglement willen houden) zoo dient men na te gaan, wat de woorden en de sin van dat Reglement daar omtrent bepaalen. 'T is notoir, dat sommige artikelen van het Reglement alleen applicabel zijn op de inheemsche Edelen; andere wederom alleen op de uitheemschen, en eindelijk anderen op de inheemsche en uitheemsche beide, gelijk de 3de art. In dezelve nu word gestatueerd met deese woorden. Diegeene die verschreeven begeerd te worden, hetzij inheemsche of uitheemsche, zal in eijgendom moeten bezitten een adelijke Havesate en goederen in het zelve schout of drostampt geleegen te samen ten minsten waardig de summa van 25000 Car. gls. Hier word wat de bezitting van goederen aangaat van de Uitheemschen niets meer gevorderd dan van de Inheemsche, maar die beiden in dat opsigte volkomen egaal gesteld. Daar word ook geen tijd bepaald hoe lang men havesaat of goederen zal moeten bezeeten hebben; alleenlijk word er gezegd: dat diegeene die verschreeven begeerd te worden een havesate en goederen moet bezitten; en vermids van een inheemsche niet gerequireerd word dat hij havezaate of goederen twee jaaren bezeeten hebbe, maar hij verschreeven word, zoodra hij door tweejarige inwooninge en betaalinge van de publicque lasten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een ingezeeten is geworden, zoo is 't klaar dat dit van een uitheemsche, indien hij ook maar toond een ingezeeten te zijn, niet kan worden gevorderd, aangezien, zoo als gezegd is, het Reglement in 't stuk van havezaate en goederen die beiden volmaakt gelijk steld. Dog laat ons eens zien, of het 5de art(ikel) dit ook behelze? Zoo uit gezegde artikel bij consequentie (want direct staat het er niet) kon getrokken worden, dat de uitheemsche geduirende twee jaaren havezaate of landgoederen moet bezeeten hebben, dan zou dit 5de art(ikel) het 3de, dat dit niet requireert, weederspreeken, en derhalven moet gemelde art(ikel) iets anders willen, zooals ook inderdaad desselvs oogmerk zeer klaar is, wordende er duidelijk in te kennen gegeeven, dat die tweejaarige inwooninge en betaalinge van lasten tot geen ander einde van de uitheemschen word gerequireerd dan omdat zal blijken dat zij geen vreemdelingen maar waare ingezeetenen zijn; Zie hier wederom de eigen woorden van het Reglement: Zal ook geen uitheemsche hier mogen worden geadmitteerd voor en aleer hij geduirende den tijd van twee jaaren naar malkanderen persoonelijk in de Provincie gewoond en aldaar zoo wel zijn perzooneele als reële schattingen zal hebben betaald. NB. aangezien hij eerst naar voorschreeven tweejarige inwooninge voor een ingezeeten deezer provincie gereputeerd zal mogen worden.’ ‘Zoo dat de ratio legis in deesen is, dat een vreemde door eene succesive inwooninge een ingezeeten moet geworden zijn; dog dit word hij niet door zig maar enkel in de Provincie op te houden als iemand die reist of ergens logeerd; neemaar door de voorschreeven inwooninge zegt het Regle- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ment, dat is door zoodanig een inwooninge die verzeld gaat met het draagen van de publicque lasten neffens andere ingezeetenen, maakende dit het onderscheid uit tusschen een waar ingezeeten en iemand diens verblijf maar voor een tijd is. Wie zal nu willen souteneeren, dat men geen ingezeeten kan worden zonder de reële lasten van landgoederen, die men in eigendom bezit, betaald te hebben? Zijn er niet veele ingezeetenen die in 't geheel geen vaste goederen hebben? en kan men hun daarom het voorregt van een ingezeeten te zijn weigeren? Het oogmerk dan van de wet is, niet dat men alle lasten, die in de provincie gedragen worden, moet betaald hebben; neemaar die lasten alleen, die men geduirende die tweejarige inwooninge is verschuldigd geweest; anderzints zouw men een vreemde ook wel kunnen weeren onder voorgeeven, dat hij geen impost op de gebrande wateren heeft betaald. Dus zijn de woorden reële en personeele lasten daar in 't geheel niet collective ter needer gesteld om alle de provinciale lasten meede te bedoelen, maar alleen de lasten, die men geduirende zijne inwooninge is schuldig geweest, 't geen ook blijkt als men considereert, dat er niet staat dat een vreemde de personeele en reële lasten, maar zijn lasten moet hebben betaald; gelijk er dan nog laatst op den 12 April 1766 aan den Heer Graaff van Wartensleben niets anders is opgelegd dan twee jaaren in te woonen en zijne personeele en reële lasten te betaalen, zonder dat er van het bezitten van goederen of havezaate een woord gemeld is. Weshalven aan de intentie van 't Reglement voldaan zouwde zijn al had gezegde vreemde in 't geheel geen reële lasten betaald; dan, om ook aan de woorden zoowel als aan den sin van 't zelve te vol- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen, zoo heeft hij ook getoond voor zijn reële last het vuurstedegeld van een huis zeederd Mey 1767 door hem in huur gehad niet alleen voor de helft maar ingevolge huurcontract geheel en al betaald te hebben. Of dit vuursteedegeld wel onder de reële lasten kan gereekend worden, kan door niemand in twijffel getrokken worden, dan die niet weet dat het Latijnsche woord res waarvan realis en reël afkoomen zaaken, vaste goederen etc. beteekent en overstaat teegens persona een persoon, en dat derhalven personeele lasten zulken zijn die van persoonen en reële die van zaaken of vaste goederen betaald worden. En dat het een last is, die den huurder zelvs van weegen de Hooge Overheid voor de helft is opgelegd en men dus met regt kan zeggen dat het zijn last is, blijkt uit de dispositie bij de invoering van dat middel reeds gemaakt, dat naamelijk de eene helft door den eijgenaar en de andere door den huurder betaald zouwde worden, gelijk sulks indien er geen ander beding over gemaakt is, al nog plaats heeft, waarop ook het gestatueerde ziet in 't Placcaat van den 15 Maart 1695 in verbis: dat ten respecte van 't huurdersdeel de provincie of de subalterne ontfangers, op de goederen en effecten van den huirman, meede gegeeven zal worden regt van praeferentie in den tweeden graad, dog niet langer als na expiratie van twaalf maanden na dat ieder jaar schoorsteengeld verscheenen zal zijn etc. Gelijk daarom ook zelvs de gedrukte quitancien in Zwolle en elders gebruikt wordende inhouden: en worden de huurders geauctoriseerd het volle vuursteedegeld te betaalen en voor de halfschheid aan de huurpenningen weer te korten. Zonder dat hier teegen kan obsteeren, dat de verhuurder in cas de huirman insolvent mogte zijn of zig hebben weggemaakt voor het geheele vuursteedegeld aanspree- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kelijk is, aangezien in dit geval de verhuurder niet anders moet aangemerkt worden dan als een borge, die zig bij de verhuiring van zijn huis stilzwijgend voor 't huurmansdeel verbonden heeft aan de Provincie, of die dit middel namens dezelve inzamelen, al het welke deeze zaake zoo zeer voldingt en buiten eenige bedenking stelt, dat het onnodig zou zijn te toonen, dat men reële lasten betaald hebbe, wanneer men maar bewijzen kon een huis in huur gehad te hebben, terwijl van alle huizen vuursteedegeld betaald wordende, een huurman ook nimmer van dien last verschoond blijft, al was het selvs, dat de verhuurder bij huurcontract op zig genomen mogt hebben het geheele vuursteedegeld te betaalen, aangezien hij zig zulks toch door middel van de in dat cas meerder te betaalene huurpenningen wel zou weeten te rembourseeren. Het kan wel niet ontkent worden, dat veeltijds dezulken die hier vreemd verschreeven worden hunne Havezaaten en goederen meer dan twee jaaren bezeeten hebben; dog al is het, dat dit bij toeval of om andere reedenen zoo geschied, dan kan dit immers aan anderen, die in dit geval niet zijn, niet worden opgelegd, zoo lange het Reglement zulks niet uitdrukkelijk vordert en nog minder aan iemand, die uit hoofde van desselvs huwelijk in deeze provincie met alle regt als een bezitter van reeds op desselvs huisvrouw en kind verstorvene vaste goederen kan en moet aangemerkt worden, al is 't dat derselver vrugtgebruijk nog niet op hem gedevolveerd is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat de antagonisten van Van der Capellen reeds in de verbeelding brengt, dat zij op het punt der reëele lasten de victorie behaald hebben, wat hij niet zoo met hen eens is, want als de Prins het inzicht krijgt, dat hij voldaan heeft, door het betalen van vuurstedegeld van een huurhuis, dan is het duidelijk dat hij (V.d.C.) twee jaren lang zonder reden is geweerd, op onkosten gejaagd, verstoken is van landdagsvacatien en ‘gefrustreerd’ van alle regeeringsvoordeelen. Het groote punt van ‘het Gelijke Regt’ houdt ieder voor afgedaan. De andere quaestie van de reëele lasten vervalt van zelf, zoodra de tijd daar is, dat hij twee jaren zijn havezate heeft en dit is naar hij meent 30 Nov., althans zal het in Maart zijn derde jaar zijn en kan niemand hem meer vragen, of hij zijn reëele lasten dan wel betaald heeft. Hij hoopt, dat de Prins zijn missive zal zenden vóór den extraordinairen Landdag, die ten behoeve van Zeeland zal gehouden worden. Hij meent, dat er geen bezwaar is, indien de Drost van Salland tijdig bericht van den Prins krijgtGa naar voetnoot1), dat de zaak dan op den buitengewonen Landdag zal worden afgehandeld, wat hem zeer zou verheugen, daar zijn antagonisten thans meenen, dat ze den Prins geïntimideerd hebben en te kennen geven, dat zij hem zooveel werk hebben gegeven, dat de Prins | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet meer gereed zal komen. ‘Ik bid U, breng dit alles eens onder 't oog van den H(ertog) in hope dat Zijn H(oog)h(eid) aan de Pr(ins) eens zal doen begrijpen, hoe veel desselvs crediet lijdt door dit uitstel en hoe noodzakelijk het is, hoe eer hoe liever de decisie te zenden en de zaak af te doen. Een ieder die mij vraagt, hoe 't komt, dat er nog geen decisie is, antwoord ik: dat ik dit wel kan begrijpen, omdat men de stukken zo kort voor den Landdag als 't maar doenlijk is geweest, gezonden heeft, en dat de Ridderschap dit met voordagt zo beleid heeft. Van 't gecommuniceerde in Uw brief zal niets uitlekken; ik laat nooit geen brieven slingeren; offere ze terstond aan Vulcanus en menageere altijd mijn goede vrienden. Zijt zoo goed van nu maar te bewerken, dat er nog spoedig een afdoening van die zaak koome, den Heer Hertog, die dezelve van den beginne wel heeft willen patrocineeren en aanbinden zal, hoop ik, dezelve wel tot een spoedige reûssite willen brengen, zo veel in desselvs vermogen is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn Hoogheids crediet als voor hemzelf te wenschen, dat er een einde aan kwam. Hij zal den raad van den correspondent om den Hertog en den Prins te schrijven opvolgen en vraagt, of Van Bleiswijk de stukken reeds gezien heeft. Was dit niet het geval, dan zou de zaak toch niet doorgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten stellen. Hij had de stukken van te voren laten zien aan den Drost van HaxbergenGa naar voetnoot1) of die ze voldoende vond; de commissie heeft echter rapport uitgebracht ‘dat die quittantie van juffer Catharina Muntz als onbeëdigd zijnde, niet kon doorgaan en ik dus niet voldaan hadt.’ Tot zijn groote verbazing ontvielen hem ook de Steden, welke echter niet zeiden, wat er haperde. Een bepaalde resolutie is er niet gevallen over de ‘incompetentie’ van zijn bewijzenGa naar voetnoot2). Hij tracht nu op een andere wijze te voldoen door te ‘produceeren eene quittancie van de verponding over den jaare 1770-1771 en een gedeelte van 1772 van een stuk lands, dat mij den 8 Meert 1770 reeds getransporteerd is, hetwelk ik nu volle twee jaaren bezeeten heb en van hetwelk ik dus twee lopende jaaren reële schattinge aan de provincie heb kunnen betaalen. 'T is wel geen gebruik die verpondinge altijd aan te betaalen, zijnde het zelvs gepermitteerd daar steeds meer dan een jaar mede ten agteren te zijn, doch vermids alle schattingen voor rekening van den eigenaar lopen van die tijd af, dat hij eigenaar is geworden tot heeden toe, zo kan ik niet zien, of ik voldoe hiermede volkomen aan 't geen mij te bewijzen opgelegd is.’ Hij vraagt aan zijn correspondent, om met Van Bleiswijk eens te overleggen, of den Prins zijn bewijzen niet onder de oogen kunnen gebracht worden, opdat hij met de protectie van den Prins, indien deze ze voldoende vindt, voor verdere chicanes gevrijwaard is. ‘Ik ben verzekerd, dat ik zonder het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
appui van den Heer Erfstadhouder nog niet verschreeven wordt, en kan niet ontvijnzen, dat ik zo moedeloos ben gemaakt, dat ik nu geduirende deezen Landag wel duizendmaal gewenscht heb nooit deeze zaak begonnen te hebben.’ In een postscriptum beantwoordt hij de vraag, waarom hij die quittantie van de helft van het Ter CuilenlandGa naar voetnoot1) niet eerder heeft overgegeven, gelijk met de drie eerstgemelde stukken. Hij bezat dit nog geen twee jaar, daar dit juist op 8 Maart was getransporteerd. Hij heeft er bij laten voegen, dat het door de freule van Dedem is getransporteerd, omdat anders het bezwaar zou kunnen geopperd worden, of dit wel hetzelfde land was, wat in het transport werd vermeld, waarmee ze hem weer een half jaar aan den praat kunnen houden. Het is immers de gewoonte van den heer van Averbergen, om de zaak altijd tot het laatste der vergadering uit te stellen ‘om het zodoende onmogelijk te maken eenig adres tegens de chicanes in 't werk te stellen.’ Hij smeekt instantelijk den Prins om steun tegen verdere chicanes en hoopt dat deze, indien de zaak met de eerste drie of het laatste stuk in orde komt, hem een brief van voorschrijving zal geven, nadat hij den Prins de origineelen getoond zal hebben. ‘Copia. De ondergeteekende gezien hebbende dat U.E.M. in gevolge de decisie van Zijn Doorl. Hoogheid den Heere Erfstadhouder verstaan en geresolveerd hebben dat hij onderget. ten Landage zal worden geadmitteerd als hij behoorlijk zal gedoceerd hebben van zijne tweejarige betaalinge der reële schattinge van een vast en onroerende goed bij hem binnen de provintie van Overijssel in eigen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dom gepossideerd wordende; zoo heeft hij de eer ter voldoeninge aan U.E.M. zeer gerespecteerde Resolutie U.E.M. hiernevens te offreeren. 1o. een quittantie van juffer Catharina Muntz, waaruit blijkt, dat Haar Edele als huirderesse van de bij den onderget(eekende) reeds zedert December 1769 in eigendom gepossideerde havezate en dus namens en in plaats van den onderget. betaald heeft de verpondinge en contributie van gezegde havezate en wel over den jaare 1770. 2o. een extract uit het quittancie boekie van gezegde juffer Muntz waar uit consteert dat de betaling van die lasten over gemelden jaare 1770 werkelijk geschied is en 3o. een quitantie van den Heer Scholtus Bannier tonende dat de onderget. als Heer van den Bredenhorst aan Zijn Ed. heeft betaald de verpondinge en contributie van datzelvde goed en wel over den jaare 1771. Waarmede aan U.E.M. Resolutie nu volkomen voldaan zijnde zo verzoekt hij instantelijk te mogen worden toegelaten tot de jouissance van dat regt hetwelk U.E.M. zelven aan hem bij welgemelde Resolutie hebben gelieven toe te kennen.
'T welk doende (was get.) J.D. van der Capellen.’
‘1o. Dat de Heer van der Capellen tot den Breedenhorst aan mij als huurderesse van de havezate Bredenhorst heeft gevalideerd en gerestitueerd de betaalde verpondinge en contributie van Bredenhorst of wel het Jan Teunissen over den jaare 1700 seventig als meede het vuurstede geld van den Breedenhorst over denzelven jaare sulks bekenne bij deezen.
(was getekent) Catharina Muntz.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘2o. Extract uit een boekie in quarto aan mij vertoond door juffr. C. Muntz.
(get.) Bannier.
(get.) Bannier.
(get.) Bannier.
(get.) Bannier.
(get.) Bannier pro vero Extractu (getekent) N.N. Fabius, Landschrijver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o. 1772 den 1sten Maart ontfangen van de HoogWelGestr. Heer Baron Van Capellen Heer van den Bredenhorst onder Heino pro ao 1700 Een en seventig van 't Jan Teunissen:
‘Copia van de quittancie van de verponding van 't stuk land in den missive vermeld genaamd Ter Cuilenland. Ontvangen van de HoogW. Heer J.D. van der Capellen pro anno 1770 van primo janu: tot ultimo Xber onder Wijhe van ½ ter Cuilenland getransporteerd door de Frelle van Dedem aan Hr. Capellen voornt.
(get.) Bannier.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIGa naar voetnoot1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Capellen er onmiddellijk bij zijn Tante werk van gemaakt, om overeenkomstig de afspraak met Van Bleiswijk het stuk land te koopen, maar deze had hier weinig ooren naar. Hij hoopte haar nog te bewegen en heeft nog tot overmorgen vroeg tijd, om intijds Van Bleiswijk te verwittigen, dat hij geslaagd is. Daar de Landdag maar 8 dagen zal duren, zegt hij zijn correspondent den Stadhouder nog eens op het hart te drukken om de Steden te doen blijken ‘wat Hoogstdesselvs intentie is’ en dat deze missive uiterlijk Dinsdag d.a.v. wordt verzonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen geresolveerd, om er de heele zaak aan te geeven, zijnde ik op mijn woord van eer zodanig gedecourageerd, dat ik nooit zouw overgaan om, op 't onzekere of ik na drie jaren gelukkiger zal zijn dan nu, weer een Havezate te kopen en mij opnieuw in zo veel verdriet, moeite en onkosten te begeeven, zodat ik nu moet geadmitteerd worden of ik zie er in 't geheel van af.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIII.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijnde, afgekeurd en in desselvs plaats een volledige verklaring van denzelvden teneur als het handschrift geïscht; de bekende quittancie van de verponding verwekte reflectie, als zijnde maar van één stuk lands alleen en te vroeg betaald; niemand heeft tot nog toe getoond iets diergelijksch te willen; de sterkste mijner antagonisten zeggen zelven dit hun intentie niet te zijn, ja willen zelvs niet eens avoueren, dat het vorderen van zulk een beëdigd handschrift een zodanige recherche is, maar verzekeren, dat het defect waaraan het geproduceerde document laboreerde, aan hun een occasie gegeeven heeft om iets te requireeren, dat zij te voren en zonder dat niet zouwden hebben kunnen doen. En wat Zijn Hoogheid betreft: ik heb te wel ondervonden, dat de justicie aan Hoogstdezelve precieus is om te kunnen vreezen, dat Hoogstdesselvs intentie zouw kunnen zijn, dat ik anders behandeld zouw moeten worden, als zo meenig een die in hetzelvde cas zijn, als ik ben; ik ben verzeekerd, dat de Heer Erfstadhouder het woord eigendom in het Reglement voorkomende, ten mijnen opzigte niet strenger opgevat wil hebben, dan het met een ander geschied, en nu nog zo onlangs met den Heer Van de PekkedamGa naar voetnoot1) gedaan is, die inderdaad zonder havezate en zonder radical in haar Hoogmogende en onze Ridderschap zit, bijaldien een bezitting onder belofte van restitutie geen bezitting is. Maar wijders; als men alles nauwkeurig inziet, kan men wezendlijk niet zeggen, dat ik geen goederen bezitte; in onze provincie gelden geene renversalen, zodat Juffer Muntz, als ik een schurk wilde zijn, haar havezate nooit kon weerkrijgen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit is een bekende zaak, en er zijn zo veele voorbeelden van, dat het wonder is, dat nog imand kan resolveeren, om zig op die wijze te risqueren. Ik heb de 50ste penninck van die koop aan de provincie betaald, sta bij dezelve als eigenaar dier goederen bekend, en zo mijne crediteuren mijne goederen kwamen te verkopen, zo zouw die havezate zo wel als de rest worden aangesprooken en Juffer Muntz dit moeten aanzien; ja, een kundig en teffens gerenommeerd eerlijk man zei me onlangs, dat hij in 't cas van Juffer Muntz zijnde, voor zig zelven (hoewel hij zulks om de min just oordelende wereld zouw moeten nalaten), maar zeg ik voor zig zelven, geen zwarigheid zouw maken om dien eed te doen, als zijnde het een zekere zaak, dat Juffer Muntz, zo lang ik volgens 's lands wetten eigenaar ben, die verponding niet anders dan in mijn plaats heeft kunnen betalen.’ Hij beschouwt zich dus meer eigenaar van den Bredenhorst, dan iemand wiens goederen met schulden beladen zijn en volgens zijn opvatting is dus een bezwaard goed geen bezit en zouden er heel wat meer geweerd moeten worden, wier goederen ‘tot binnen de paalen der gerequireerde 25000 gulden bezwaard zijn.’ Een dergelijk onderzoek kan men tegen hem net zoo min als tegen de rest beginnen. Men heeft tegen hem nog nooit de objectie aangevoerd, dat hij geen havezate en 25000 gulden goederen bezat, hij heeft daarvan de bewijzen overgegeven. ‘De gerigtelijke transporten, die opentlijk geschied waren, en niet anders dan door soortgelijke openbare actes konden gecasseerd worden, waren de eenige rigtsnoer, waarna moest en kon geoordeeld worden, of ik aan den 3den ar(tikel) des Reglements voldaan hadt; particuliere beloften, daar tot nog toe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen sterveling eenige legale kennis van heeft, of eenige accrochementen van die natuir, konden hier geen reflectie verdienen; Zijn Hoogheid heeft diensvolgens ook geen zwarigheid gemaakt, om in Hoogstdesselvs decisie te zeggen: dat aan mij als bezittende alle de generale of algemeene vereischtens, (en onder deeze vereischtens behoren zeeker de f 25000 aan landgoed), welke bij het Reglement aan de ingebooren zo wel als aan de uitheemsche edelen zijn geïmponeerd, nadat ik behoorlijk zal hebben gedoceerd van mijne twejarige betalinge der reele schattinge van een vast en onroerende goed etc.: niets zal ontbreeken van al het geent bij het meergemelde Reglement vereischt wordt, omme onder de Edelen van Overijssel ten Landdage verschreeven te worden. En eindelijk hebben de Staaten zelve mij in conformiteit van die decisie admissibel verklaard, zo als UHoogWelgr. bewust is. Als men nu considereert, dat ik, om aan die decisie te voldoen, of liever aan de resolutie ingevolge van dezelve genomen, tone verponding betaald te hebben juist van een van die stukken lands, die onder de gerequireerde goederen getaxeerd zijn geweest, en dat men mij, door mij admissibel te verklaren, den eigendom dier goederen reeds toegekend heeft, hoe of op wat wijze zouw men die recherche nu van agteren na kunnen entammeeren, ten zij men soutenere, dat er ieder joncker aan sujet is, en in dat geval alleen zouw ik er ook aan onderheevig zijn en er niets teegen hebben. En alle vrees verdwijnt in 't geheel als ik mij rappelleere, hetgeene de Heer Pensionaris Bleiswijk mij aangaande dat betalen der verponding van dat stukje lands zelve heeft gelieven te zeggen, en hetwelk UHWelgn. ook bekend is.’ In een p.s. wijst hij er nog op, dat de Ridder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap aan de Steden in overweging heeft gegeven, of ‘het reces in October in cas van admissie van Edelen ook voor een ordinairen Landag te houden zij?’ Van der Capellen wijst er op, dat er een besluit bestaat, dat de Edelen op een ordinairen Landdag moeten verschreven worden. Als de Steden eens begrepen, dat dit reces een extra-ordinaire Landdag is (wat het niet is) vreest hij tot Maart weer afgewezen te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraagd. Wordt deze decisie bij tijds door den Prins aan Gedeputeerden verzonden, dan wordt er zeker op de brieven van uitschrijving nog melding van gemaakt. Hij vraagt dit niet alleen omdat hij dan uit de onzekerheid verlost zou zijn, maar omdat ‘Juffer Muntz daar door zouw aangemoedigd worden, om mij de havezate nog te laaten behouden.’ Hij dringt derhalve nog eens met kracht op spoed aan: ‘doe Zijn Hoogheid eens begrijpen, in wat onpleisierige onzeekerheid ik door de handelwijs van mijn antagonisten gebragt ben en dat ze niets liever zouwden zien dan mij, niettegenstaande Zijn Hoogheids decisie in mijn faveur, mij te weeren, hetgeen waaragtig Zijn Hoogheid opentlijk zouw prostitueeren, kunnende zig de grootste meenigte reeds niet begrijpen, dat ik niet al voor lang verschreeven ben. Een ieder raisonneert daarover na het ligt, dat hij heeft en verbeelt zig, dat ze de Prins bang gemaakt hebben.’ Hij begrijpt niet, waarom Van Bleiswijk de zaak zoo voorzichtig wil behandelen en bang is, dat de tegenstanders ‘opentlijk voor den dag’ komen ‘met het renversaal’. Immers dan is de Prins toch nog niet geblameerd. In dit geval kan deze volgens Van der Capellen beweren: 1o. dat hij volledige bewijzen van eigendom in handen heeft, ‘waar tegen zelvs geene particuliere beloften, zo ze al exteerden en tot desselvs kennis gekomen waaren, iets vermochten.’ 2o. kan de Prins beletten, dat die snaar wordt aangeroerd, door dezen en genen onder de hand een wenk te geven ‘dat zulks een ongehoorde hardigheid zouw zijn.’ 3o. ‘zouw de justicie en billijkheid mij wel degelijk regt geeven, om op Zijn Hoogheids opentlijke protectie te mogen hopen, bijaldien het al eens ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beurde, dat ze er opentlijk mee voor den dag kwaamen. De Steeden hebben in haar memorie voorleden jaar duidelijk gezegd, dat het gebruik van verschreeven te worden van goederen, die men bij renversaal hadt, behoorde te worden afgeschaft; dit is nog niet geschied, daar is geen wet tegen; en dus is er voor de Stadhouder geen gevaar ter wereld, al dat Zijn Hoogheid mij opentlijk de hand boven 't hoofd hieldt.’ Maar hij acht dit alles niet noodig, nu zijn antagonisten den Prins de zaak in handen hebben gegeven, ‘zonder zig te reserveren nadere bewijzen of consideratien in te brengen,’ en derhalve zou deze quaestie alleen door den Prins zelf gemoveerd kunnen worden, van wien hij echter meent ‘dat hier toe te equitabel is.’ Verder wijst hij er op, dat hij vrienden heeft in de deputatie. Deze brief is natuurlijk niet geschikt om den Prins of Van Bleiswijk vertoond te worden, maar op enkele dingen hier uit mag hun wel worden gewezen; vooral moet de correspondent nog eens ‘daarop aandringen, dat geene renversaalen hier gelden; dat ik daarom effectief eigenaar ben; dat niemand mij kan bewijzen, dat ik de havezate onder renversaal heb; dat er regt moet gedaan worden op de opentlijke gerigtelijke transporten uit hoofde van welke ik als eigenaar bij de provincie te boek staa, zo als ik ook werkelijk ben, en zo lange kan blijven, als de pligt van een eerlijk man dat toelaat, terwijl geen sterveling mij tegens wil en dank kan depossideeren etc.’ Ten slotte dringt hij nog eens aan op een spoedige beslissing van den Prins, vermeldt hij in zijn p.s. een brief aan Van Bleiswijk te hebben geschreven, maar zoo, dat deze er niet uit kan zien ‘of ik weet of niet weet, dat U.H.W.: mijn vorige aan Zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ed. vertoond heeft, en wat er Zijn Ed. op gezegd heeft. U.H.W. moet die Heer vooral presseeren om een spoedige decisie.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIGa naar voetnoot3).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen. De Ridderschap, alleen Luttenberg, desselvs broer en den dijkgraaf Voorst uitgezonderd, begreepen eerst dat die decisie op geen extraordinaire Landdag een point van deliberatie kon worden. De Steeden met de gemelde 3 Heeren begreepen van ja en wilden de zaak absolut afdoen, doch eindelijk na veel haspelens en verregaande animositeiten is men overeengekomen, dat er bij Ridderschap en Steeden een Resolutie zouw worden genomen, dat ik van nu af aan admissibel zouw worden verklaard om op den eersten dag van den aanstaanden ordinairen Landdag te worden geadmitteerd. Dus is die fatale zaak ten einde. UHoogWelgebr. heeft er niet weinig deel in, waarvoor ik bij deezen hartelijk dank zegge. Deeze omstandigheden hebben ons als ongevoelig nauwer dan voorheen gelieerd; ik solliciteere daarom instantelijk de continuatie van UHWelgeb. precieuse vriendschap en ben met waare agtinge
In haest t.t. J.D. van der Capellen.
P.S. Ik schrijf aan de Prins, Hertog en Bleisw(ijk) en kan niet zien dat ik nog daarenboven de onkosten behoeve te doen om een reis na den Haag daar ik niets anders te verrigten hebbe dan de dankbetuigingen van mijn brieven te reïtereren, te meer daar ik zulks gevoeglijker in October zal kunnen doen. De Stadhouder weet wel dat die Haagse rijzen mij thans niet wel convenieren. Zo UHoogWelgr. egter van opinie mogt zijn dat ik er heen moete, zijt dan zo goed van mij uwe gedagten daaromtrent te laaten weeten bij de eerste geleegenheid.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brieven over de ReadmissieGa naar voetnoot1).I.Aan denzelfde gericht.
Zwolle, 21 Maart 1779.
Bijgaande stukkenGa naar voetnoot2) worden den correspondent verzocht aan zijn schoonvaderGa naar voetnoot3) aftegeven. Van der Capellen geeft er zijn verontwaardiging over te kennen, dat men kan veronderstellen, dat hij gelijk heeft in zijn sustenu en nochtans misdadig is. Hij heeft ‘van die oude Drosten, die de dienstbaarheid op zo onwettige wijze wederom hebben ingevoerd, niets anders gezegd, dan dat zij daarin stout, onbeschaamd en strafbaar zijn te werk gegaan.’ Verder verklaart hij weinig verplichting aan Zijn Hoogheid te hebben, ‘voor alles aan het goedvinden van mijne tegenpartij overgelaaten te hebben; daartoe heb ik Hoogst deszelvs stadhouderlijk gezag niet geimploreerd, ook niet nodig gehad.’ Hij vraagt dus hoe eer hoe liever een en ander aan den Heer Van Oud Amelisweerd meetedeelen: ‘Die braave man zal niet weinig verbaasd staan. Mag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik UHW. nu nog een verzoek doen, hierin bestaande: dat UHW. zo goed zij van op de secretarij van Zijne Hoogheid order te geeven van het request, zo dra er appointement op komt en 't gene er verder bij mogt hooren, terstond aan UHWgr. te zenden, zullende UHW. mij sensibel verpligten met het door de minst kostbaare gelegenheid (dat denk ik de postwagen of pakschuit is) te depecheeren aan mijn vriend den Hr. Jacob Kool in de brouwerij de gekroonde Valk op de Kadijk te Amsterdam, met verzoek van verder addres aan mij. Dit paquet met zijne bijlagen heeft de provintie 58 maal 5 st. gekost aan port. 't Was 58 loot zwaar. Voor dit geld kan ik meer pleizier hebben.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Aan denzelfde.
Zwolle, 31 Maart 1779.
Hij geeft in dezen brief verslag van hetgeen na 20 Maart is voorgevallen ‘den dag, waarop de Ridderschap door het agreëren van dat fraaije rapport van Pallandt van BeerseGa naar voetnoot1) cum suis voor het oog der geheele natie heeft kunnen declareeren, dat ik de zaak aen Zijne Hoogheid in een verkeerd licht had voorgesteld en geheel verdraaijt, en dat het in mijn geval geene quaestie was of ik gelijk of ongelijk in mijne stelling had, maar dat ik schuldig en strafbaar ben van wegen de taxatoire termes door mij gebruikt.’ Deze woorden bewijzen, dat men niet van plan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is op zijn zaak integaan, maar alleen tegen zijn persoon optetrekken. Na de Ridderschap bracht Zwolle een krachtig advies ten zijnen gunste uit, betoogende, dat zijn ontzetting uit de Ridderschap geheel ‘wederregtelijk’ was, dat zijn ‘taxatoire woorden’ in een ander licht moesten beschouwd worden, dat men de zaak in der minne moest schikken en hem vóór alles in de Ridderschap herstellen. Deventer sloot zich bij dit advies aan en wilde zelfs de tusschenkomst van den Prins, ‘doch zo dit bij de leden niet wierde gegouteerd, dat men zig dan met de Ridderschap conformeerde; Campen stemde direct met de Ridderschap, doch accordeerde op zig regt Campers, een hof van Justicie ter eerster instantie en ook in cas d'appel.’ Vervolgens bracht de Ridderschap een contraprotest in tegen het protest van Zwolle van 29 October 1776 en verklaart daarin met ronde woorden, dat Zwolle in dit protest de overige leden heeft ‘getoucheerd’ en ‘getaxeerd.’ Van der Capellen wijst op de hardheid, dat hij alleen met ‘een proces van injurie’ vervolgd wordt, waar men nu Zwolle aan dezelfde misdaad schuldig acht. Men leze eens de volgende plaatsen uit dit protest: ‘Hoewel zij Heeren egter vooraf niet geheel ongemerkt kunnen passeeren de taxatoire reproches, welke Schepenen en Raaden der stad Zwol aan de overige leden koomen toetevoegen. En vervolgends: Zo zullen de Heeren van de Ridderschap daar op als in transitu aanstippen, dat deeze touchante taxatien en reproches niemand minder dan aan de Magistraat van Zwol passenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de vergadering waren de drie Steden en vijf leden van de Ridderschap van advies, dat men de propositie van Deventer aan 6 Heeren commissoriaal moest maken, maar de meerderheid van de Ridderschap wilde eerst van Van der Capellen een adres van ‘accomodement’ hebben. De Steden eischten ten slotte, dat de conclusie genomen zou worden, maar toen men het niet eens werd, is besloten ‘alle stukken aan Zijne Hoogheid te zenden en Hoogstdenzelven te verzoeken van op mijn request naar Zijne Hooge wijsheid te disponeeren.’ Intusschen had men Van der Capellen voorgeslagen een verklaring af te 'leggen, gelijk aan die van 26 October 1778Ga naar voetnoot1), waarop hij antwoordde, dat hij, naar aanleiding van hetgeen na die verklaring gevolgd was, zijn declaratoir terugnam. ‘U.H.W. rappelleert zig, dat ik mij in hetzelve aanbood, om mij met eede te purgeeren, onder eede te verklaaren, dat ik alle de leden der vergadering hield voor mannen van eer en deugd en eindelijk alle woorden of passagien die hun aanstootlijk scheenen, wel wilde roieeren.’ Ten slotte zou men met een allereenvoudigste verklaring genoegen nemen, waarop Van der Capellen antwoordde, dat hij reeds driemaal verklaard had niemand te willen beleedigen en dat hij dit nog wel eens op nieuw wilde bezweren, maar dat hij daar geen conditie voor zijn readmissie van gemaakt wilde hebben. ‘UHW. en alle mannen van eer zullen, vertrouw ik, zonder dat ik genoodzaakt ben mij duidelijker te expliceeren, gevoelen wat mij weerhoudt om tans soortgelijke declaratoiren te doen, en ik moet en passant aanmerken, dat Zwol mij weinig dienst heeft gedaan, door te proponeeren, dat men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit of soortgelijk declaratoir tot een grond van accomodement behoorde te leggen. Ik bid U.H.W. op 't instantelijkste Zijne Hoogheid te informeeren, dat ik liever nooit in de Vergadering wil koomen, ja, 't proces afwagten, dan mij daaraan te onderwerpen.’ Hij vervolgt: ‘Dat zodanige afgeperste verklaaring eene soort van purge was en dat ik, door mij daaraan te onderwerpen een aveu deed, dat men bevoegd zou zijn geweest mij te ontzetten, inval ik die purge niet kon doen en dus schuldig was aan de injurie. Dat ik dit voor mijne mederegenten zo koomende als reeds zijnde, niet kon verantwoorden en 't eerste kwaade voorbeeld daartoe nooit zou geeven. Eindelijk gaf ik dit nevensgaande declaratoir over, dat de Ridderschap als strijdende met de agtbaarheid der regeering, ongeleezen terug wilde gegeeven hebben, doch door de Steden is overgenomen.’ Hij hoopt dat zijn correspondent, evenals alle mannen van eer en deugd, zijn gedrag zal goedkeuren. In den brief ligt een afschrift van de verklaring door J.D. Van der Capellen geadresseerd aan de Staten van Overijsel, die uitgegeven is in: Capellen Regent (blz. 236, 237.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.(Aan denzelfde.)
Zwolle, 4 April 1779.
Burgemeester Roijer van Zwolle belast zich met de bezorging van dezen, waarbij hij een ‘cabinetstukje’ insluit, waaruit zijn correspondent kan zien, dat hij de zaak niet vergroot, wanneer hij zegt: ‘dat de naam van Capellen naast dien der leugenaars en bedriegers aan alle kerkdeuren der provincie aangeplakt staat en ik waarlijk au pied | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de la lettre in 't geval ben van iemand, dien men bij abuis met een bordje met falsaris om den hals heeft ten toon gesteld. De reden, dat ik mij, bij missive, aan Zijne Hoogheid heb geaddresseerd, is deeze. Ik zag namelijk uit den inventaris der stukken, gepasseerden Woensdag aan Zijne Hoogheid gezonden, dat mijn addres aan Ridderschap en Steden van den 19 FebruariGa naar voetnoot1) daar slegts bij extensie (dat is zoals er 't contenu van in de notulen is geplaatst) en niet woordlijk, zo als ik het had overgegeeven, was bijgevoegd, en vermids dat stuk de ontegenzeggelijkste preuves vervat van de onwettigheid der Drostendiensten en van mijne onschuld (twee dingen, die onafscheidelijk van elkander zijn) zo heb ik de vrijheid genomen het authentiek aan Zijne Hoogheid te zenden met bede van het in Hoogstdeszelfs te geeven appoinctement op mijn request mede in aanmerking te willen neemen. Ik voeg hierbij een gedrukt exemplaar van dat gemelde stuk, dat men geheel buiten mijne kennis, doch egter zeer naar mijn zin, onder den tijtel van Nadere Memorie heeft gedrukt en alom door de Republiek laaten verkoopen. Men moet een lid van de Overijsselsche Ridderschap zijn, om niet door zulk een stuk overtuigd te worden.’ Het declaratoir, in zijn vorigen brief vermeld, heeft niet gewerkt. Men heeft het beantwoord met ‘nevensgaande fraaije publicatie’Ga naar voetnoot2) en bleef bij het voornemen hem in rechten te laten vervolgen. Hij komt dan nog eens terug op zijn standpunt in den vorigen brief ingenomen en verklaart nogmaals alles tot een ‘accomodement’ te willen ‘contribueeren’, mits de Readmissie vooraf ga. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Intussen heeft de gezwooren gemeente te Deventer ondekt, dat er door hun corps in de voorige eeuw gedoleerd is over de vermeerdering der tractementen der Drosten en dat de Magistraat toen geantwoord heeft, dat dit tot welzijn der Ingezetenen was geschied, opdat de huislieden van die dienstbaarheid zouden verlost worden. Dit heeft de gemeente van Deventer aanleiding gegeeven, om voor 14 dagen aan de Heeren van de Magistraat unaniem te representeeren, dat zij met verwondering de onderscheidene publicatien hadden gezien, waarbij de Drostendiensten weder ingevoerd worden, dat zulks streed tegen de belofte door de Magistraat weleer gedaan en dergelijke publicatien strekten om 't vertrouwen tussen Raad en Meente den bodem in te slaan en dat zij daarom verzogten, dat aan de Stadsgecommitteerden mogt in mandatis worden gegeeven de zaak ter Staatenvergadering daar heen te ameneren, dat er eene publicatie worde gedaan, waarbij de Ingezetenen ten eeuwigen dage van 't doen van Drostendiensten worden vrij verklaard. Deeze zaak wordt serieus. De Meente van Zwol zal wel volgen. Raad in Godsnaam Zijne Hoogheid toch de zaaken niet tot uitersten te laaten koomen. Elk is hier te onvreede over de Drosten en over 't gene ik moet ondergaan. Men zegt, dat Diepenheim en BeerseGa naar voetnoot1) het loon hunner verrigtingen nu openlijk betaald wordt den eenen door de dingwaardersplaats, den anderen door eene commissie. De Prins wordt gehaat. 't Spijt me.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Zwolle, 1 November 1782Ga naar voetnoot1).
Waarde VriendGa naar voetnoot2).
‘Zeeker zou ik of een ander U dagelijks hebben geschreeven, was er maar dagelijks wat te schrijven geweest. Van Zaturdag op Maandag, van Maandag op Dingsdag en zo tot heden heeft men ons opgehouden, totdat gistermorgen de griffier Putman mij nevensgaande Resolutie van de Ridderschap komt communiceeren. Ik heb daarop dit antwoord gegeeven en aan Zijn Edele gedicteerd. Ik hope, dat hetzelve in Deventer zoveel genoegen zal geeven als het hier doet, bij allen die het gezien hebben. Een half uur daarna kwam de griffier mij een declaratoir voorleggen, woordelijk bestaande uit het slot van mijn antwoord, voegende Zijn E. er bij dat de Heeren van de Ridderschap dagten, dat de premissen van mijn antwoord niets gemeen hadden met de conclusie en het eene zonder het andere zeer gevoeglijk bestaan kon, met persuasiven (edoch niet in zijne qualiteit) om dat toch ter faciliteering van alle obstacles te tekenen. Ik heb daarop in substantie geantwoord, dat die premissen zo nauw verbonden waren met de conclusie en zo veele betrekking hadden op mijne eigen omstandigheden en op de Resolutie, mij zo even gecommuniceerd, dat ik daar geene de minste verandering in kon maaken, waarmede de griffier is heen getrokken. Sedert verneem ik (schoon alles zeer secreet bij de Ridderschap wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behandelt) dat mijn antwoord een admirabel effect heeft gedaan en ik heden zal worden gereadmitteerd. Had ik niet zo meenigmaal ondervonden, dat, wanneer alles wel scheen te staan het in een ogenblik wederom in de war raakte, zo zou ik het nu haast durven verzekeren. De premissen van mijn antwoord waren de brok die zij verzwelgen moesten, zoude ik mij zelven gelijk blijven. Zij eischen als eene expresse conditie van Readmissie mijn aveu, niet alleen van dat bewuste declaratoir zoals het voormaals was aangebooden, maar willen zelfs, dat ik het nu nog zal extendeeren tot voorige Drosten en Regenten, die ik niet gekend hebbe, ja daar er onder zijn, die wegens misdaaden zijn geactioneerd geweest. Van deeze allen zoude ik moeten verklaaren, dat zij mannen van eer en deugd zijn geweest! Dat Declaratoir behelsde wijders ook een aanbod om mij met eede te purgeeren, als mede dat ik alles wat hun mishaagde uit mijne schriften zoude lichten. Ik heb daarom stellig en onbewimpeld deezen eisch afgeslaagen, met verzekering dat ik daar nooit toe zou koomen. Maar echter om in deeze tijdsomstandigheeden, daar de gemoederen zo zeer aan het gisten zijn, dat het zeer, ja zeer ligt tot gevaarlijke daadlijkheeden zou kunnen komen, heb ik gedagt na zo sterk en uit een zo hoogen toon gesprooken te hebben een uitweg of echapade te moeten openzetten, en dit meene ik in het slot gedaan te hebben op eene wijze, die geheel conform is aan mijne voorige conduite. Ik schrijve deezen in voorraad zullende ik waarschijnlijk in geval van readmissie daar geen tijd toe hebben. Zijt zo goed van denzelven benevens het inleggend extract uit de Resolutien van de Riddersch(ap) en mijn antwoord met allereerste gelegenheid aan Capellen van de Marsch te zenden. Dit wint | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij een brief uit, daar ik waarlijk bijna geen tijd toe weete. UE. zal mij derhalve verpligten door dit middel mij te ontlasten van die moeite. Ik kan UE. verzeekeren, dat ik door al dat denken, delibereeren, praaten en schrijven agt dagen lang over eene zelfde zaak zo dood af ben geraakt, dat ik waarlijk niet meer kan en rust nodig hebbe. Ik ben inmiddels na verzekering van mijn respect aan Mevrouw, en alle Patriotten
Waarde Vriend
UEd. Dienaar en Vriend, J.D. van der Capellen.
Was het niet best in geval Zondag geen postwagen gaat, de brieven per expresse naar den Engelenburg te zenden. Gelieft dit voor mijne rekening te doen. Ik heb Capellen geïnformeerd, dat UE. Zijn HWg. mijn brief zal communiceeren. Vergeet toch niet de inleggende Resolutie van de Ridderschap met mijn antwoord en den missive aan UE. geschreeven aan den Hr. Van de Marsch te zenden. Daareven komt de griffier. Ik ben nog in de Vergadering geweest. Adieu.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pers. - Burgerwapening. - Militaire Rechtspraak. - Alliantie met Frankrijk.No. 2Ga naar voetnoot1).
Zwol, den 13 Nov. 1782.
WelEdele Gestr. Heer!
Door een brief van UWelEdelegr: verrast te worden was mij te aangenaamer, naar maate ik zelf reeds voorlang naar de eer van UWelEdelgr: correspondentie begeerig ben geweest. Ik omhelze derhalve greetig de gelegenheid, die UWelEdgr: mij daartoe wel gelieft aan te bieden met betuiging, dat ik even gevoelig ben aan het vertrouwen, waarmede UWelEd. mij vereert als aan het deel, welk UWelEd: in de onlangs voorgevallene gunstige omwentelingen mijner omstandigheeden toont te neemen. De weinige tijd, die mij heden voor het vertrek der post over bleef, mij ongelukkiglijk door eene onverwagte visite ontnomen zijnde, zo zal ik mij ditmaal moeten bekorten. De wijze, waarop UWelEdgr: voorheeft Z. H(ooghei)ds mageren missive te doen beantwoorden, kan niet anders dan de publieke goedkeuring wegdraagen. God geve, dat UWelEd: plan reûsseere! Dan krijgen wij ter gelegenheid van dien circulairen brief ook wederom aanleiding om die snaar ook te roeren, dat den Drost van IJsselmuidenGa naar voetnoot2) wegens onpaslijkheid en mij door niet voor het scheiden der vergaderinge gereadmitteerd te zijn, ondoenlijk is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het houden eener Groote Vergaderinge vrees ik, dat van weinig effect zou zijn, zo lang de H(o)fp(ar)tij nog zoveel invloeds blijft behouden in de Provincien zelve. Door middel van deezen invloed zou zij wel weeten te zorgen, dat de meerderheid der afgevaardigden van 't zelfde allooij waaren als die, waaruit die respectabele Vergaderinge van Hun Hoog Mog: doorgaands gewoon is te bestaan. Wij zouden dus, naar mijn inzien, niet anders winnen dan eene andere Vergaderinge van Hun Hoog Mog. te krijgen, of wel twee voor een, indien de ordinaire tevens aanweezig bleef. Zal een Volk vrij blijven of op nieuw vrij worden, zo moet het verlicht zijn, zijn eigen toestand kennen; de gevaaren weeten, die het omringen; de listen, waarmede het steeds belaagd wordt, doorzien. Dit kan niet anders geschieden, dan door middel eener onbepaald vrije drukpers. Door deeze alleen kan in tijd van nood de alarmklok worden getrokken. Maar wat zou het baaten in tijd van nood het volk bij een te kleppen, indien het ongewapend is en deszelfs aanvallers derhalve de sterksten zijn. Het volk moet dus de wapenen in handen hebben, en ik rekene alle voorgeslagen middelen van redres volstrekt vrugteloos, indien niet met deeze twee poincten worde begonnen. Ik heb om die rede al in den jaare 1773 in de Voorrede voor de Staatk: Verhand: over de noodzaaklijkheid eener Burger Militie van FletcherGa naar voetnoot1), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door mij uit het Engelsch vertaald, die beide poincten, doch op eene wijze overeenkomstig dien tijd, in 't verschiet laaten zien, met herinneringe van het 8ste art. der Unie van UtrechtGa naar voetnoot1). En ik was uitgelaaten van vreugde, toen ik voorleden voorjaar de propositie van Oostergo daarover zag ten voorschijn koomen. Geve God, dat dezelven spoedig een staatsbesluit worden, en dan zal mijne hoop op de redding onzes Vaderlands zig verlevendigen. Ik zie ook met pleizier, dat UWelEgr. Provincie het Gedrogt der Milit. jurisdictie cordaat aanvalt; maar, zo ik wel hebbe, wordt aan de krijgsraaden praeventie toegestaan. Ik ben genoodzaakt van ander begrip te zijn, en had liever gezien, dat die jurisdictie enkel, volgends den aart der zaake, ware bepaald geworden tot militaire delicten, gelijk in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
England, daar de milit: magt zig alleen uitstrekt tot het straffen van wegloopen en ongehoorzaamheid, wordende die magt nooit langer dan voor een enkel jaar door het parlement toegestaan, en dus alle jaar vernieuwd. Ik heb deezer dagen zo veel moeten schrijven, dat ik, schoon nog een half uur overhebbende, genoodzaakt ben wegens vermoeidheid te eindigen; met verzekeringe, dat ik 't mij tot een geluk en eere zal rekenen, wanneer ik mij in den post, waarin de Voorzienigheid mij hersteld heeft, zo zal hebben gedraagen, dat ik de goedkeuring van UWelEd: zal hebben verdiend. Ik ben WelEdelegestr: Heer UWelEdgr: onderdanige en gehoorzaame dienaar, J.D. Van der Capellen tot den Pol.
P.S. Wordt in Friesland ook gedagt aan eene formeele Alliantie met Frankrijk? Ik beschouwe dezelve als een remedie voor veele van onze kwaalen. Wij zijn tans meer Protegés dan Bondgenooten van die kroon en schoon tractaaten doorgaands weinig zeggen, zoo dunkt mij, dat het van belang is een tractaat op wederzijds belang steunende met zo magtig eene mogendheid bij de aanstaande vredehandeling te kunnen reclameeren. Noch de Keizer, noch Portugal, noch Denemarken zouden ons nooit zoo gebrutaliseerd hebben, waren wij Bondgenooten van Frankr(ijk) geweest. Mij dunkt, het was nog tijd om voor den heelen oorlog niet een concert van operatiën, maar eene formeele alliantie te sluiten. Doch hierover nader, indien deeze idée UWelEd. verdere reflexie meriteert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn briefwisseling met de Gijzelaar. - Haagsche conspiratie. - Patriotsche concentratie. - Burgercomité van Deventer.No. 4.
den 8 Jan. 1783. WelEdele Gestr: Heer.
Nimmer werd ik aangenaamer verrascht dan heden door UWelEdgr: hoogstgeëerden dato 4 deezer. Sedert mijne herstelling (want geduurende mijne expulsie was ik van te weinig belang om van dienst te kunnen zijn), sedert dit evenement heb ik alle mogelijke poogingen aangewend, om met de Hoofden der oppositie in Holland, in specie met den Heere GijselaarGa naar voetnoot1), eene gezette en den Vaderlande nutte correspondentie te onderhouden, doch vrugteloos. Die Heer had reeds voorlang aan mijn, en zo ik wel hebbe, aan UEd: vriend Van der Kemp daar begeerte toe getoond. Het scheen in het eerst te zullen gelukken, doch na slegts twee of drie brieven ontfangen te hebben, laat Zijn Ed: sedert eenige weeken, drie mijner brieven onbeantwoord en mij in eene volslagen onzekerheid omtrent de gewigtigste gebeurtenissen, schoon ik hier met een allerimportantst werk, zo als men zegt, op het touw zitte, welks behandeling bijna geheel afhangt van de informatiën raakende den toestand der vredehandelinge en dien van de Haagsche conspiratieGa naar voetnoot2) - met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord van het gene in en buiten ons Land voorvalt. Ik kan derhalve, mijn Heer, niet zeggen hoe zeer ik verheugd ben in UWelEdelgr: juist zulk een Correspondent te mogen aantreffen, als naar welken ik zo lang begeerte gehad hebbe. Het ware te wenschen, dat de Patriotsche Partij door de geheele Republiek de concert te werk ging en naar een vooraf beredeneerd planGa naar voetnoot1). De goede zaak zou er merkelijk bij winnen. Het geeft mij intussen een genoeglijk vooruitzigt, dat wij onze correspondentie, die ik allerinstantlijkst solliciteere, in alle veiligheid zullen kunnen voortzetten, wijl de Postmeester alhier, de Heer Hobooken, mijn vriend en naaste buur is. Dit maal echter zal ik weinig meer kunnen dan de receptie van UWelE: bovengenoemden accuseeren, deels omdat ik mijne heden verwagte Deventersche nouvelle niet schijne te zullen krijgen, deels wegens gebrek aan tijd en grootendeels wegens een violent acces van eene ongesteldheid, welke mij deezen winter meer dan ooit lastig valt en zijnde niet anders dan eene vliegende podagra of arthritis vaga, welke zig niet op de extremiteiten willende bepaalen, maar telkens op het hoofd vallende, mij geheel bedwelmt en voor dien tijd volstrekt onbekwaam maakt, om aaneengeschakeld te denken, te spreeken of te schrijven. Ik zal er egter zo veel van maaken, als ik kan en UWelE: toegeevendheid inroepen. Uit aanmerking dat het volk in verre de meeste van onze Provincien van allen invloed in de Regeering, van allen teugel over zijne Regeerders, ja van eenigerlei Representanten volstrekt verstooken is, zo was steeds mijn wensch, dat het van tijd tot tijd presenteeren van addressen ongevoeligGa naar voetnoot2) aanleiding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoude geeven tot eenig etablissement, welk zonder gerugt te maaken en vooral zonder tegen de constitutie aan te gaan het aristocratische of despotieke, dat in onze constitutie de overhand heeft, al vrij toereikend zoude kunnen temperen. Dit heilzaam doel is voor een gedeelte reeds bereikt, hebbende het notabelst gedeelte der Burgerij te Deventer reeds een perpetueel Committee van 12 persoonen bij formeele ondertekening gequa ificeerd. De vrugt hiervan is reeds geweest een door dit Committee ontworpen, door de Burgerij geteekend en gister aan de Gezwooren Gemeente gepresenteerd addres tegen de recommandatiën, zo in cas van vacature in dat corps als bij de Magistraat. Ten einde nu de benoeming van een dergelijk Committee in de beide andere Steden insgelijks te obtineeren, is (doch dit vooralsnog onder ons) beslooten, dat die van Deventer aan de Gilden en verdere Burgeren en Ingezetenen der beide andere StedenGa naar voetnoot1) een brief zullen laaten afgaan, houdende communicatie van het gene bij hen is geschied en voorslag om ook Committees te benoemen en onderling de concert te werk te gaan. God geeve, dat deeze onderneeming gelukke. Zij kan van groote veruitziende gevolgen worden, zo voor onze provincie als voor de anderen, die ons voorbeeld mogten en waarschijnlijk wel zullen volgen. Zo ik mij niet bedriege in de gesteldheid der gemoederen alhier, zo verwagte ik tegen den aanstaanden Landdag de Burgerijen een request te zien presenteeren tegen de Militaire Jurisdictie, voor eene nauwe Alliantie met Frankrijk, en voor het ter uitvoer brengen van het artikel der Unie van Utrecht, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raakende het wapenen der NatieGa naar voetnoot1) De Haagsche VrolijkheidGa naar voetnoot2) en de dreigementen der Amsterdamsche BijltjesGa naar voetnoot3), die, God weet door wien omgekogt, dreigen ten getale van 5000 een bezoek aan de Fransche en Amerikaansche Heeren en Vrienden te komen geeven en soortgelijke onderneemingen meer kunnen aan de Burgerijen en aan de Regenten eene niet vergezogte drangreden aan de hand geeven om te eischen dat de natie gewapend worde. Die conspiratie kan gevaarlijk worden, wanneer men zig laat prevenieeren. Er moeten toch nog geene daadlijkheeden gepleegd zijn, wijl niemand alhier met de post van heden tijding heeft. UWelE: weet denkelijk, dat de graaf de Vergennes uit naam des Konings aan onze ministers heeft genotificeerd, dat Zijne Majesteit ordre had gegeeven om in geene verdere onderhandeling met de Engelschen voort te gaan, voor en aleer zij aan de Republiek behoorlijke satisfactie en restitutie hadden gegeeven. Deze tijding is egt en geeft den Burger moed. Ik brande van begeerte om de eer en het genoegen van eene mondlijke conferentie met UE:, maar hoe komen wij daar in dit saisoen toe? Mag ik UE: deszelfs vast addres verzoeken en verzekerd te willen zijn dat ik ongeveinsd ben
UEdgr: ond: Dienaar en hoogschatter
U Bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 6 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij is ontmoedigd door Frankrijks vredehandeling met Engeland. - Onderzoek naar Arnhems stadsrechten. - Alliantie met Frankrijk en zijn gedachtenwisseling daarover met de Hollandsche regenten.No. 8.
29 Januarij 1783.
WelEdele Gestr: Heer.
Deezen nagt wordt het reeds agt dagen dat ik onophoudelijk door de duldelooste pijn, veroorzaakt door eene versweering zeer diep in het oor, worde afgefolterd. Ik ben dus buiten staat de pen te voerenGa naar voetnoot1). In deezen toestand ontfang ik eerst de tijding van die dreigende Memorie van ThulemeierGa naar voetnoot2) en kort daarop die van het sluiten eener afzonderlijke vrede door Frankrijk. Denk nu mijn vriend, hoe ik naar lighaam en geest gesteld ben. Nu is de Republ(iek) verlooren! Ik weet er nu geen redden meer aan! nu wij aan den moedwil van de Hofpartij, ondersteund door England en Pruissen, worden overgelaaten. Hetgene mij het sensibelste van alles is, is dat de vrijheid verlooren gaat op het oogenblik dat zij in behouden haven scheen. Oordeel uit het inleggende stukGa naar voetnoot3), hoe ver wij het hier reeds gebragt hadden? In Deventer heeft dit groote werk reeds zijn beslag. Alhier zijn de gilden reeds beezig met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekenen en te Campen zou het ongetwijfeld ook voortgang gehad hebben - maar helaas, deeze eene stap van Frankrijk doet alle onze verwagtingen in rook verdwijnen. Wij hebben in het kort Landdag, maar wat zal, wat kan er in deezen toestand worden gedaan? Ons lot is nu beslist. De Pr(ins) wordt souverein. Er is niet anders op dan een ander vaderland zoeken. Ik zie eene en andre perioden in UE: briefGa naar voetnoot1) die mij niet bevallen, als dat dezelve de port niet waardig zoude zijn; - en excuses over verveeling, langwijligheid etc., ja vriend zijt daarvan verzekerd, dubbel waardig, nooit verveelende, nooit te omstandig. Het gebruik van postpapier verkieze ik enkel om geen nodelooze porten te betaalen, daar niemand dan de postmeesters nut van hebbenGa naar voetnoot2). Ik geloof niet, dat wij zo veel verschillen als UE: denkt. Ik heb mij te kort uitgedrukt. Ik wilde enkel te kennen geeven dat er, zo lang de inwendige staat der provinciën niet op een beeter voet gebragt is, van den Frieschen voorslag zo min als nu van den Hollandschen, iets goeds te wagten zal zijn, omdat de bekende invloed nog te groot is om goede patriotten benoemd en met genoegzaame magt en zekerheid op ondersteuning voorzien te krijgen. Het was door middel van de Burgercommittees dat ik voorhad het volk eenen geregelden en tegen de constitutie niet aanloopenden invloed in de publieke zaaken van het meeste belang te bezorgen. Ik wilde alles laaten zo als het is, den Pr(ins) vooral niets afneemen of eenige stappen van eclat doen. En nu dit werk hier bijna tot perfectie is, met de gegrondste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoop van het in Gelderland en elders te zien naargevolgd worden, verdwijnd helaas alle hoop, alle die schoone vooruitzigten in rook! In Arnhem had men het door beloften en dreigementen zo ver gebragt, dat de gezwooren gemeente met meerderheid van stemmen zoude beslooten hebben het vervolgen van het onderzoek naar de verlooren stads voorregten etc. te staaken. Maar twee zeggen gelukkiglijk hunne les verkeerd op en daardoor bekomt de goede partij de overhand, die het werk reeds heeft doorgezet en 60 pointen van bezwaar aan de magistraat heeft overgeleverd. Die pointen zijn gedrukt en zullen in 't kort verzonden worden. Maar waartoe zal het dienen dan om ons den helschen trek door Fr(ankrijk) aan ons gespeeldGa naar voetnoot1) te beeter te doen gevoelen, naar maate we meer en meer zien, dat (met) nog ééne campagne onze Republiek gered ware geweest. Inmiddels steek ik onder geene stoelen of banken, dat de Hollandsche aristocraten de Republiek zo wel vermorst hebben als de Engelsche Factie. Door hunnen argwaan tegen Frankrijk, die zij nog uit de Fransche tyrannie hadden onthouden, waren en bleeven zij tegen alle gezonde argumenten aan steeds huiverig als men hun van eene alliantie met dat Rijk sprak. Anderen, die er nog wel voor waaren, zagen geen kans om het er toe te brengen. Als men hun het heilzaame middel van de Stemme des VolksGa naar voetnoot2) aanwees, dan was dat middel niet geschikt; dan had men een deel vijven en sessen, die alleen den aristocratischen geest verraadden, waardoor zij gedreeven wierden. Nog liever wilden ze het Land laaten verlooren gaan, dan het met behulp des Volks - hunne eigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
principaalen - redden. Enfin, ik zal het elk, die verzuimt heeft het zijne daarin toe te brengen, eeuwig verwijten, dat zij mede s Lands val bewerkt hebben, want hadden wij door middel van s volks tussenkomst eene nauwe verbindtenis met Frankrijk op zijn tijd gekregen gehad, dan zou Frankrijk, door zo veele banden te meer verbonden, ons zo ligt niet hebben laaten vaaren; wijders, en hier bestaat de kragt mijner redeneering in, dan zou de vrees voor het volk onze vloot wel hebben doen ageeren en dan was England tans niet in de situatie geweest van zig zo hoog op de vredehandeling te kunnen gedragen, noch Frankrijk om zoo toegeevend te moeten zijn. Maar Gode heeft dit alles zoo behaagd en niet anders, en het voegt ons, ons aan zijnen wille te onderwerpen. Wijl ik steeds de opium voor mijn bed hebbe, om wanneer de pijn te violent wordt, die te kunnen stillen; en ik deezen nagt maar weinig hebbe geslaapen, zo zal UEd: mijn slordig schrift verschoonen en mij permitteeren dat ik afbreeke na verzekering, dat ik met hart en ziel ben UEd: vriend, q.n.
(Ingesloten copieGa naar voetnoot1). De zes Leden, uit de Gilden met de zes daar bij verzogtte personen uit de overige Burgerij, als daar toe Gecommitteerd in de vergadering van Praesidenten en vice Praesidenten van de 22 Gilden dezer stad van 15e Jannuarij 1783, hebben gerapporteerd, dat zij geëxamineerd hadden de ingekomene informatien van Deventer met het afschrijft van een acte volgens welke de Burgerije van die zelve stad hadden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gecommitteerd, Twaalf Burgeren om nu en wanneer 't vorder nodig en dienstig word bevonden, over zaken het welvaren, de vrijheid en de voorregten des vaderlands in het algemeen en hunner Stad in 't bijzonder betreffende; memorien, remonstrancien, smeek of dank adres te ontwerpen tot nodig herstel van de ingekropene gebreken en bevordering van 't gemeene welzijn. Dat hen Gecommitteerden ook eenparig is voorgekomen dat het nodig en zeer nuttig zoude zijn en bijzonder tot welzijn dezer stad en gilden en tot ondersteuning van de voorregten der Burgeren en Ingezetenen zoude strekken, dat in navolging van 't geene te Deventer reeds geschied is, mede ten zelven einde Gecommitteerden, uit de Burgerije dezer Stad, wierden aangesteld. Zo is daar op bij de ondergetekende Gilden en vordere Burgeren en Ingezetenen dezer stad Zwolle goedgevonden te verzoeken en te committeren, gelijk wij committeren en aanstellen bij deezen onze mede Burgeren de Personen van
Gevende aan dezelve magt om nu en wanneer 't vorder nodig en dienstig vinden zodanige memo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rien, remonstrancien, smeek- of dank adressen te ontwerpen. En wel nu eerst een dank adres aan de Heeren van de Magistraat en Geswoorene Gemeente dezer Stad; als mede aan den Heere Baron van Pallandt tot Zuithem, Land Droste van IJsselmuiden, voor derzelver loffelijke pogingen, tot herstel van den Heere Baron van Capellen tot den Poll, en het afschaffen der Drostendiensten; Voorts Requesten, dat van de wettige afschaffing der Drostendiensten bij publicatie aan een ieder mag worden kennis gegeven; en het regt der Steden in het stemmen ter Staatsvergadering, staande gehouden en geoeffend: dat de Burgeren der groote en kleine Steden en hun regten tot de jagt en alle andere regten en privilegien waar in zij bevonden zullen worden verkort te zijn, ten spoedigsten mogen worden hersteld; en dat de Militaire Regtbank en Judicature in Civiele Zaken en gemene misdaden als strijdig met Lands en Stads voor regten mag worden afgeschaft, op dat de goede Burgeren en Ingezetenen dezer stad en provincie niet langer genoodzaakt worden, wat de handhaving hunner burgerlijke veiligheid aangaat, van 't enkel welbehagen van een ander af te hangen en met betrekking tot hunne deugdelijke pretensien, die hun van Militairen toekomen, voor hooge of laage krijgsraden regt te moeten gaan zoeken, waar door zij menigmaal van de invordering tot hun groot nadeel worden afgeschrikt en wederhouden. En zullen die Gecommitteerden over die opstellen mogen corresponderen met Gecommitteerden uit de Burgeren van Deventer en Campen, indien dezelve daar toe mede genegen zijn. Mits zodanige requesten en adressen worden ingesteld in betamelijke en eerbiedige termen, met de verschuldigde onderwerping aan de wettige overigheid; met vermijding van al wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na oneerbiedigheid tegen dezelve zweemt en van al wat tegen de wetten strijd. En mits zodanige requesten en adressen niet worden ingeleverd, ten zij eerst door de Gilden en vordere Burgeren geexamineerd, geapprobeerd en getekend zijn; begeerende wij ook dat niemand over het niet tekenen van zodanige requesten en adressen onbehoorlijk behandeld ofte bejegend zal worden, maar Elk volle vrijheid zal behouden, om in dezen zodanig te handelen en zig te gedragen als hij aan God, aan zijn vaderland, aan zijn medeburgers en aan zijn eigen geweten zal denken te konnen verantwoorden. En verklaren wij verder, dat al het geen gemelde onse Gecommitteerden conform deeze commissie zullen doen en verrigten door ons zal worden gehouden; als of het door ons zelfs gedaan was, en dat zoo dezelve des wegens onverhoopt Eenige moeijlijkheid mogten overkomen, wij dezelve na ons vermogen en zo nodig zelfs ten koste van ons lijf en goed in onse gezamentlijke verdediging en bescherming zullen nemen, wordende gemelde Gecommitteerden vorder versogt te overleggen, hoe de respective leden van alle de Gilden dezer Stad, op de gevoeglijkste maniere en met het minste beswaar tot hun Eigen genoegen eenen behoorlijken en bestendigen invloed in deeze Burgercommissie zouden konnen krijgen en op een regelmatige wijze uit oeffenen en daar van een opstel te maken en voor het uit eijnde van dit jaar aan de Gilden rond te zenden om het zelve te Examineeren. Aldus gearresteerd enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn brieven aan de La VauguyonGa naar voetnoot1) over een alliantie. - Zijn verhouding tot de Breteuil. - Inhoud van een brief van De Gijzelaar. - Hij wil den oorlog doorzetten tot iederen prijs.No. 10.
den 5 Febr. '83.
WelEdele Gestr: Heer
Sensibel aan het belang, dat UE: in mij gelieft te stellen, haaste ik mij om UE te melden, dat ik door Gods goedheid van die ondraaglijke pijn, doch noch niet van derzelver gevolgen, eene deerlijke zwakheid van hoofd verlost ben. Ik zou spoediger tot voorige kragten gekoomen zijn, had ik geduurende al dien tijd of daarna slegts eenige tussenpoozing van beezigheeden mogen hebben. Doch zulks heeft mij niet mogen gebeuren. Eens nogtans was ik zo verre buiten staat, dat ik mijn vriend Du PuijGa naar voetnoot2) tot het schrijven mijner brieven moest verzoeken. Wat ik te midden mijner pijnen en verontwaardiging in mijn voorigen aan UEd: geschreeven hebbe, weet ik niet meer. Dit egter weet ik wel, dat ik nog even verbitterd ben tegen die Hollandsche wijsneuzen, die, zo wel als de Engelsche Factie, de oorzaak zijn, dat wij niet als Bondgenooten van de oorlogende, ja triomphant oorlogende, Bourbonsche LigueGa naar voetnoot3), maar enkel als Protegés van Frankrijk op de vredehandeling hebben moeten verschijnen. Kort voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het vertrek des Hertogs d(e) l(a) V(augyon) naar Parijs, was er een ogenblik, in het welk zig onder onze Natie eene algemeene angst begon te vertoonen dat Frankr(ijk) misnoegd over onze schandelijke inactiviteit, voortaan zijn stricte regt op onze Colonien, die het op den vijand heroverd had, zoude gebruikenGa naar voetnoot1). De Engelsgezinden deeden hun best om zulke soupçons als waarschijnlijk te doen voorkoomen, en werkten mij volstrekt in de hand, wijl ik voorhad de Natie te doen begrijpen dat hoe agterlijker Fr(ankrijk) werd, hoe meer wij hetzelve het vuur aan de scheenen moesten brengen, zelfs zoo dat zij openlijk om eene Alliantie met dat Rijk moest roepen, even gelijk zij om die met Amerika had gedaan. In Overijssel zou men zonder twijfel aan het requestreeren gegaan zijn. In Rotterdam had ik 't ook reeds op een goeden voet. Elk begreep de noodzaaklijkheid van dien stap om Fr(ankrijk) dus aan banden te leggen en zo dit Rijk ons verlaaten wilde, het zelve voor de heele wereld onverantwoordelijk te stellen. Doch ongelukkig was ik ter gelegenheid van mijne readmissie over dit werk der alliantie met den Hert. d(e) l(a) V(augyon) in correspondentie geraakt, en had Zijne Excell: mij den dag voor zijn vertrek naar Parijs geschreeven, dat hij daar met den grave de Vergennes over zou spreeken en in weinige dagen hoopte weer hier te zijn. Ik was dus genoodzaakt stil te moeten zitten en te midden in die inactiviteit overvalt me die desperate vrede. Ik verlange zeer naar de gelegenheid om UE: mondling van alles nader opening te mogen geeven, zijnde het te wijdloopig voor de paalen eenes briefs, ook voor mijne kragten, die reeds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beginnen te verflaauwen. Ik heb den H(ertog) d(e) l(a) V(augyon) nog een brief naar Parijs nagezonden, waarin ik Zijn Exc: onbewimpeld waarschouwe van de gevolgen, die het hebben zal indien het Fr(ansche) Hof zig niet allerdelicaatst omtrent ons gedraagt. Dat het nu moet kiezen de Hollandsche Natie voor eeuwig aan zig te verbinden of te zien, dat dezelve voor altoos onder den Engelschen invloed geraake enz. Zodra die fataale tijding der separate vrede kwam, nam ik de gelegenheid waar, die ik had om het gene ik meende van belang te zijn te brengen onder het oog van den Baron de BreteuilGa naar voetnoot1), die tans in Parijs is en daar een groote rol zal speelen. Ik had eenige betrekking op dien Heer gekregen, wijl hij me de eer had gedaan om zig aan mij te addresseeren over die erfenis van Mevrouw de Louvois (weduwe van den Drost Huffel). Dit had tot eenige correspondentie aanleiding gegeeven, doch niet over politique zaaken. Ik durfde het daarom niet wagen Zijn Exc: direct daarover te schrijven, maar ik deed zulks aan zijn gevolmagtigde dien ik zeer particulier kenne en die juist op zijn vertrek naar Parijs stondGa naar voetnoot2). Ik schreef aan dien Heer helder uit de borst en demonstreerde dat Fr(ankrijk) meer belang bij onze onafhankelijkheid had dan bij die van Amerika. Dat England nu de vrugten van den heelen oorlog stond te plukken en de Republiek een domein van dat rijk te worden. Dat Fr(ankrijk), wanneer het te laat was, zou ondervinden geheel vergeefs geoorloogd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te hebbenGa naar voetnoot1) en England in 't kort al zijne superioriteit over het Huis van Bourbon stond weer te winnen etc. .... Deezen brief dus is onze afspraak, zal hij zien onder 't oog te brengen van den Baron en anderen, bij voorb(eeld) den Hofbankier Grand, die ons zeer genegen is. Het zal mogelijk wel niet veel doen, doch UE: ziet er aan, dat ik ten minste niet ledig zitte. Tot hiertoe geschreeven hebbende, krijg ik een brief van Van der Kemp, die mij dato 2 deezer schrijft: Gister (Zaturdag) is een courier van V(ergennes) aan d(e) l(a) Vaug(uyon) met goede tijding gekoomen, welke gisteravond door een Expresse, van een der Min(isters) Plenip(otentiair) gezonden, is bevestigd. G(ijzelaar) zal, indien zijne gezondheid en affaires het toelaaten, UE. wel hebben geschreeven. Het is reeds Woensdag en hebbe niets van G(ijzelaar) vernomen. Zo er van avond wat inloopt, dat hier kan worden bijgevoegd, zal ik 't UE: meldenGa naar voetnoot2). Ik heb eindelijk voorleden Zondag een brief van G(ijzelaar) dato 1 deezer gehad, doch die zal geschreeven zijn voor de aankomst van dien courier. In denzelven informeert mij Zijn E: dat men aanstaande Vrijdag nadruklijk zal resolveeren over de wijze van onderzoek van het geval van Brest; dat de memorie van Pruissen niet veel indruk maakt en men zal tragten die efficacieus beantwoord te krijgen. Dat men voorheeft niet langer in de post van den Hoogenkrijgraad te consenteeren, maar dat pretense gerigtshof te mortificeeren en de Leden op pensioen te stellen, verzoekende Zijn E: de concurrentie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deeze provincie zo veel mogelijk te bewerken. Gelukkig komt deeze brief nog even tijds genoeg om daar een artijkel van te krijgen in een addres, welk de Burgercommissie te Deventer beezig is te vervaardigen om door de Burgerij getekend te worden. Ik denke, dat zij zig hartlijk over het gedrogt zullen laaten hooren en over meer dingen, daar sommigen niet om lagchen zullen. Doch dit (vooreerst) onder ons. In Zwol hebben 20 van de 22 gilden der Stad, als mede een notabel aantal Burgeren onder geene gilden behoorende, de acte van qualificatie reeds getekend. Ze zal in 't kort met een kort en eenvouwdig berigtje over den aart, nuttigheid, noodzaaklijkheid en geoorloofdheid der Burgercommissien in 't licht koomen. Drie onzer Burgemeesters hebben poogingen gedaan om de onderneeming van stadswegen te stremmen, doch de anderen waren wijzer en beeter en wilden er de hand niet toeleenen. Egter heeft de invloed van WicherlinckGa naar voetnoot1), die wel eer aan de andere partij was doch sedert met hart en ziel tot de Hofpartij bekeerd is, het Tappersgilde gedetourneerd van tekenen. Doch die zullen er zelven de dupe van weezen en wel met hangende pooten nakoomen. In Holland schijnt men gehartigd om casu quo den oorlog door te zetten. Wat mij betreft, zie ik ook liever mijn vaderland op eene eerlijke wijze geheel verlooren gaan dan met schande half behouden blijven. Hoe doller hoe liever is eenigzins in mijn karakter - maar durve ik de Natie als Regent wel zulke passen aanraaden? Wij hebben den vijand van binnen en van buiten! Op de vloot kunnen wij geen staat maaken, hoe die denkt is bekend! Ons eenige plan, in cas wij den oorlog alleen wilden doorzetten, zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeten zijn, alle onze colonien en koophandel ten prooij der vijanden te laaten en intussen niets doen dan ons wapenen en gewapend zijnde in eenen enkelen zeeslag op de wijze onzer voorouderen, al duurde hij drie dagen, ons lot te beslissen. Valt de Natie in dat idée, met hart, met lighaam en ziel zal ik mede doen! De afstand van Negapatnam en de vrije vaart in de Oostersche Zeën is mij ondraaglijk! Doch wijl tot het doen van zulk een stap courage te kort schiet en daar niets minder toe nodig is dan woede - eene passie die zelden van langen duur is - zoo vreeze ik of wij ooit dit grootsche tijdstip zullen beleeven. O, was het somer; ik vloog over om UEd: de zaak der Vrijheid te hooren te bepleiten. Ze kon in geen beeter handen zijn! De Haagsche post is aan en geen brieven voor mij. Ik moet dus eindigen. Steeds zijnde UEd. ond: dien: en vriend, C.d.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Militaire Jurisdictie. - Hij klaagt over Hollands houding ten opzichte hiervan. - Uitlegging van het Regeeringsreglement van Willem III naar aanleiding van de verkiezing in Steenwijk. - Voorstel van Friesland tot het beleggen van een Algemeene Vergadering. - Hij vreest Pruisens inmenging. - Engelands eischen. - Voorstel van Zevenwouden.No. 12.
Z(wolle) den 16 Febr. '83.
WelEdelegr: Heer.
Ik hoope, dat UE: mijn voorigen zal hebben ontfangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deszelfs datum is mij ontschooten; doch hij behelsde eenig berigt van mijne correspondentie met den H(ertog) d(e) l(a) V(auguyon). Ik merke, dat UE: absentie zeer nadeelig is geweest. Ik geeve alsnog in consideratie of het er niet op is den militairen zelfs de praeventie te ontneemen. Het Gedrogt is niet ondergebragt, zodra er nog gevallen overblijven, waarin het zal jugeeren over gemeene misdaaden. Het ware te wenschen, dat alle de Bondgenooten dit stuk op denzelfden voet bragten. Oeffenen zij in de eene provincie praeventie, dan zullen zij zulks, 't is te vreezen, bij gunstige gelegenheid in de anderen ook tragten te doen. G(ijzelaar) schrijft me in zijn laatste stellig, dat de intentie bij Holland was den Hoogenkrijgsraad te mortificeeren en den Leden, dat pretense geregtshof composeerende, een pensioen toeteleggen. Zijn E: verzoekt, zo mogelijk, de concurrentie onzer provincie Zonder de addressen der Burgerijen niets van dien aart en met dezelven alles kunnende obtineeren, bewerke ik dat zulks een artijkel worde in de addressen, die tans te Deventer en alhier getekend worden, en nu van agteren hoor ik, dat Holland, wederom volgends gewoonte de zaaken ten halve doende, heeft toegegeeven en dat pretense geregtshof laaten subsisteeren, hetzelve enkel besnoeiende. Op die wijze prostitueert men mij. Die informatien, die mij zoo met horten en stooten en gebrekig gezonden worden, zijn mij van geen den minsten dienst; integendeel. De Heer G(ijzelaar) mag ze in 't vervolg vrij voor zig houden. Ik heb er Vrijdag ernstig aan BerckelGa naar voetnoot1), met wien ik voormaals eenige correspondentie gehad hebbe, over geklaagd. Ik weet wel G(ijzelaar) is zwak van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
constitutie en zeer geaffaireerd. Ik ben in 't zelfde geval, schoon slegts in eene drie guldens provincieGa naar voetnoot1) geëmploieerd. Doch ik begrijpe, dat de Heeren Hollanders, die alle nouvelles uit de eerste hand hebben, dienden te zorgen, dat op zijn tijd in elke provincie bekend wierd het gene men er belang heeft te weeten. Men laat ons hier volkoomen onkundig omtrent den waaren staat der vredehandeling, schoon het enkel onder faveur van goede tijdingen is, dat wij ons onder handen hebbend werk tot perfectie kunnen brengen. Die nadeelige tijdingen van de vrede, gevoegd bij de memories van Thulemeier, maaken hier eene menigte menschen huiverig zoo wel in het tekenen van de acte van qualificatie voor de Perpetueele Commissie uit de Burgerij, als van de door haar reeds ontworpen addressen, dewelken van zulk een inhoud zijn, dat men er over zal verwonderd staan. Te Campen hebben de Gilden, tegen alle de woelerijen van VestrinckGa naar voetnoot2) aan, reeds 6 gecommitteerden benoemd en gaan met dit heilzaam werk doch wat langzaamer dan in de andere beide Steden aanhoudend voort. Nergends is men intussen vuuriger dan te Deventer, daar de Predikanten, Professooren, Doctooren - met een woord alle fatsoenlijke lieden tekenen. Doch de fatsoenlijken alhier gedraagen zig meestendeels zeer onfatsoenlijk - als fortuinzoekers. Zij onttrekken zig aan alles wat ter redding van het Vaderland wordt ondernomen. De Drost van Tw(ente), neef van dien van Dr(ente), kon wel bij deeze gelegenheid in groot embarras raaken, wijl de Burgerijen onder anderen verzoeken, dat ik namens Ridderschap en Steden moge worden verzogt om zeekere papieren onder mij berustende ten dienste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Provincie mede te deelen. Voorleeden Woensdag is nog kondschap getrokken, waaruit blijkt, dat zeeker Drost de gemeenslieden van zeekere kleine stad van den eed ontslagen heeft, omdat ze zwarigheid maakten twee door hem gerecommandeerden, die ongequalificeerd waren, tot de Regeering te kiezen. Wanneer ons Thulemeier met rust laat, zal het de Hofpartij schrikkelijk in het naauw brengen als zij ondervindt, dat zij haare creaturen niet langer beveiligen kan. Te Steenwijck hebben de kiezers geweigerd eene, door den Dr(ost) van VollenhoveGa naar voetnoot1) gezonden recommandatie, te respecteeren; doch de Teergeliefde heeft gemeend, in gevolge het Reglement op de Regeering, de āō 1675, die keure te mogen improbeeren en die gerecommandeerden direct aan testellen. Maar juist op dit tijdstip ontdekt men eene explicatio authentica, door Will(em) III den wetgeever zelven āō 1677 over dit artikel des Reglements afgegeeven, waarin die Vaderland en Vrijheid minnende vorst met zo veele woorden zegt, dat de Erfstadhouder enkel de faculteit heeft om de keur te improbeeren, wanneer dezelve niet naar behooren door cabales, factien en kuiperijen gedaan is. Wijl nu niets van dien aart bij de laatste keure te Steenwijk heeft plaats gehad, zouden die lieden het wel eens in het hoofd kunnen krijgen om kennis van hun geval aan Raad en Meente der drie andere Steden te geeven en derzelver raad en ondersteuning in deezen te verzoeken, - ten minste was dit niet zoo ver gezogt. Wat dunkt UE: daarvan? Den voorslag van Friesland om een Extr(aordinaire) Verg(adering) der Bondgenooten te beleggen, keure ik excellent; ja allernoodzaaklijkst. Doch om er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrugt van te hebben, dient de inwendige zieklijke gesteldheid der meeste provincien vooraf wat geneezen te zijn. In deeze is men daar reeds een heel end wegs mede gevorderd - maar die Vrede en die Memorien van Pruissen stremmen deeze onderneeming geweldig. Ik wenschte dat Friesland, zodra de omstandigheeden gunstiger mogten worden, een nieuwen aandrang daar op deed. Hoe zal UE: Provincie het maaken met die fraaije justificatie van den Oranjevorst? Zou het niet best zijn, de deliberatiën over dezelve nog wat uittestellen? Ten minste alhier verwagt ik, dat dezelve zal worden commissoriaal gemaakt en een gunstig rapport daar over uitgebragt. Wat mij betreft zag ik liever dat men een favorabeler tijdstip kon afwagten, want indien het Fr(ankrijk) aan wil of magt ontbreekt om Pruissen te beletten van zig in onze huislijke zaaken te komen steeken, dan oordeele ik al ons poogen vergeefs en alle cordaate deliberatien en maatregelen omtrent die justificatie en 's vorsten conduite gevaarlijk. Dan is de Republ(iek) verlooren. Sensibel zou UEd: mij verpligten met mij bij tijds te informeeren, hoe UE: Provincie gezind is zig te gedraagen in geval England halstarrig Negapatnam en de vrije vaart in de Oostersche zeen of wel een van beiden blijft eischen? Zou Friesland geneigd zijn den oorlog tegen England in dit geval door te zetten? Ik voele eenen onoverkomelijken weerzin om tot dien of eenigen afstand te koomen, doch weete geen uitvoerlijk plan voor zodanigen oorlog te maaken, met den vyand van binnen en van buiten. Wat mij betreft voor mijn persoon zal ik veel liever de Rep(ubliek) met eere geheel zien te gronde gaan, dan half met schande behouden worden met het zeekere vooruitzigt van die andere helft eerlang ook kwijt te zullen raaken. Zijt zo goed van mij hieromtrent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij tijds te elucideeren. Morgen over agt dagen begint onze landdag, daar ik magtig tegen opzie, wijl ik inderdaad uitgeput ben, en alleron(aan)genaamste rencontres te wagten hebbe, zijnde onze Edelen de onbezonnenste, hardnekkigste schepsels, die ik kenne. Zij zijn waaragtig volkomen Engelschen, uitgezonderd de zugt tot de Vrijheid, daar zij niet door geplaagd worden. In Amst(erdam) vertelt men, dat Vergennes zelf zou gezegd hebben, dat de Franschen Trinquemale en Negapatnam zoude heroverd hebben en wij dus maar vrede moesten maaken. Non credo. Mag ik UE: chargeeren met hartlijke complimenten aan de beide Heeren Aylva. Van den oudsten Heer heb ik een brief ontfangen meer dan 6 weeken oud. Die was te Amst(erdam) blijven liggen. Volhandigheid heeft mij belet dien te beantwoorden. UE: heeft de goedheid alle mijne brieven te bewaaren? Na verzekering van respect blijve ik steeds T.T.
q.n.
P.S. De propositie der Zevenw(ouden)Ga naar voetnoot1), indien ze eene Staatsresolutie wierdt, zou onder verbeetering, den Vorst zeer kunnen in verlegenheid brengen, want hij moet of ontkennen, dat men Hem zijne praerogativen ontneemt of hij moet in discussie koomen. In het eerste geval maakt hij de Memorie van zijn oom leugenagtig, in het andere raakt hij in de maaling, want gelijk Price zegt, er zijn dingen ‘who suffer by discussion.’ Doch ik ben tans niet vlug genoeg van hersenen om het voor en tegen zo gaauw te beoordeelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weet UE: mij ook narigt te geeven waar men accuraat en omstandig de form van Regeering in de Friesche Steden kan vinden? Ik heb die stukken betrekkelijk het Stadhouderschap voor eenige jaaren in den Haag uitgegeeven, doch die geeven in dit opzigt geen licht. Indien er een ander Reglem(ent) op de Regeering is niet al te dik voor de post, zo zou UE: mij verpligten met het mij te zenden onder couvert van den Heere Hobooken Postmeester alhier. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij wil de beraadslaging over de milit. jurisdictie aanhouden. - Wantrouwt de vergadering der Staten-Generaal. - Wil de natie in de vredesonderhandeling gekend hebben. - Deelt een handeling mede van den Drost van Twente jegens de gemeenteleden van Ootmarsum. - Pleit voor de oprichting van Burgercommissies. - Deelt een geval mede, wat de haat tegen de milit. jurisdictie zou kunnen versterken. - Request van Deventers burgerij.No. 14.
Z(wolle), 9 Febr. '83.
WelEdele Gestr: Heer!
Met leedweezen zie ik uit UWelE: aangenaamen, dato 18, dat het in UE: Provincie met de Milit(aire) Jurisd(ictie) zoo ruim niet zit als UE: wel gewenscht hadde. Ik neeme daarom de vrijheid in consideratie te geeven of niet raadsaam zoude zijn om die reden de finaale deliberatien, daar over nog wat uittestellen. Dit tegenwoordig tijdstip is niet gunstig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot het effectueeren van soortgelijke stoute onderneemingen. De onzekere staat der vredehandeling en van de dispositie van het Fransche Hof ons waarts, gevoegd bij de dreigementen des Konings van Pr(uisen) werken natuurlijkerwijze op de gemoederen onzer natie even als de lucht op den barometer. Zodra wij in deeze nog steeds duurende kommerlijke omstandigheeden geraakten vond ik mij wel aan den eenen kant gedrongen om met alle magt, hetgene reeds onder handen was en door de minste verslapping geheel in rook stond te verdwijnen, door te zetten, doch ik begreep ook aan den anderen, dat men al het gene welk uitstel kon lijden moest verschuiven in de hoop, dat een gunstiger tijdstip in 't korte mogte opdaagen. Ik ben om die reden verheugd, dat Friesland in de idée schijnt te vallen om de justifi(cative) memorie nog niet te beantwoorden. Er kan in deeze gesteldheid van zaaken niets goeds met betrekking tot dat fraaije stuk geresolveerd, veel min uitgevoerd worden. Maar hoe zal het Rapport van de commissie van Hun Hoogmogende over het geval van Brest uitvallen? Ik voor mij wantrouwe alles wat die Vergadering doet of waar zij de hand in heeft. Ik schreef reeds voor eenige weeken aan Gy(zelaar), dat ik vreesde er in die groote zêle van het geheim Besoigne, om zo sterk aan te dringen op een aveu der Engelschen van onze vrije vaart en om daar een der conditien, sine qua non der Vrede van te maaken, een adder schuilde. Dat mij alles verdagt was wat die Vergad(eting) deed of door de handen van een F(age)lGa naar voetnoot1) of een B(entinck) passeerde. Dat het mijns bedunkens verkeerd was den tijd te verspillen met England te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willen noodzaaken tot een aveu, welk het zelfs ten genoege van zijne getrouwe vriendin de Keizerin van R(usland) niet had gelieven te doen, dat het ons ook onverschillig was of het dit aveu deed of niet, wijl dit Rijk toch als voorheen, zijne engagementen in deezen wederom zo lang zoude houden, tot dat het magt en gelegenheid zou hebben om ze te breeken; dat wij geen andere zeekerheid voor de vrijheid onzer navigatie behoefden en ook niet konden krijgen dan eene goede Vloot en goede Alliantien enz.... En of ik deeze mijne soupçons zoo geheel mis hebbe, daarvan ben ik nog niet zeeker. Zou die afhanglijke vergadering, dat instrument van overheersching zoo spoedig bekeerd zijn? non credo. Ik zou wat mij betreft, indien wij zekerheid hadden dat Fr(ankrijk) het met Engl(and) niet eens is om onzen oosterschen handel te deelen, den oorlog gerust durven doorzetten in de vaste verwagting, dat Fr(ankrijk) in dit geval wel zou moeten toeschieten. Edoch ik oordeele en den afstand dien de Engelschen van ons eischen en het doorzetten van den oorlog beide van dat belang en van zulk gewigt, dat ik voor mij zwaarigheid maake om zonder het welbehaagen des Volks daar in iets te besluiten. Ik zegge in vollen ernst, dat ik van opinie ben, dat de Natie in dit ongewoone, dit haglijke geval daar haar ondergang mede kan gemoeid zijn, moet worden geraadpleegd en kan niet afzijn zulks aan UE: serieuse overweeging te geeven, met verzoek van door UE: wijzen raad daarin ondersteund te mogen worden. Ik weet wel dat de Aristocraten zo wel als de aanhangers van het Despotisme daar luidkeels over schreeuwen, maar ik geeve daartegen in bedenking of de stap in deeze kommervolle omstandigheid tot dekking der Regenten en om de natie in de maatregelen, die zullen beslooten worden, hartlijk deel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te doen neemen, niet allernoodzaaklijkst zij en of het ons niet wel een Negapatnam waard zou zijn den grond gelegd te hebben voor het vervolg en het Volk dus hersteld te hebben in het genot van een der wezenlijkste regten, die het kan reclameeren en die het reeds kort na de erectie onzer zogenaamde Republiek heeft verlooren. Ik bidde UE: mij deszelfs gedagten daar per volgende over mede te deelen. Vauguyon gaat voort verzekeringen te geeven van de goede dispositie des Franschen hofs; zelfs zo mij gezegd wordt (doch relata refero) ook van den Keizer. De tijd zal ontwikkelen, wat er agter zit. Ons Zwolsche Request, dat reeds sterk getekend wordt, zal frappeeren. Het point der Milit(aire) jurisd(ictie) is daar zeer omstandig in uitgehaald. In beide Requesten (zowel dat van Deventer als het onze) zal die periode, waarbij aangedrongen wordt, dat ik moge verzogt worden die bewuste papieren ten dienste der Provincie over te geeven, zeeker heer en vertrouweling van den Tederg(eliefde) niet weinig allarmeeren. Gister ontfing ik nog een attest en eene beëdigde depositie, waaruit blijkt, dat de Dr(ost) van Tw(ente) de vrijheid voor eenige jaaren genomen heeft om de gemeenslieden van Ootmarsum van den keureed te ontslaan, ten einde hen in staat te stellen om twee door hem gerecommandeerden te kunnen kiezen. Uit dit staal zal UE: zien wat er voor den dag zal koomen. Durven die sublime baasen in Holland wel een van hunne Magnaaten zoo bij de kraag pakken als wij in dit geringe Overijssel? Deeze kondschap is door de Gecommitteerden uit de Burgerij van Ootmarsum getrokken. Sedert de procedure tegen mij is gemortificeerd, kan dit niet meer op mijn naam geschieden. Het zal een vreeslijke slag voor de Hofpartij zijn, wanneer ze zig niet meer in staat bevindt haare creaturen veiligheid te bezorgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De val van deezen colossusGa naar voetnoot1) - want hij was er een - zal veelen verbaazen en doen beeven. Het nut deezer onderneeming, indien dezelve gelukt, daar ik verwagting van hebbe zo Fr(ankrijk) ons maar niet aan den invloed van Engl(and) en Pruissen overlaat, zal zig niet tot deeze provincie bepaalen. Het pleizier van mij met UE: te onderhouden heeft me doen vergeeten, dat ik UE: incommodeerde en reeds dezen morgen van 5 tot elf hadde pal gezeeten. Ik eindige na verzekeringe van agting en zal, indien er eene Amsterd(amsche) of Haagsche tijding van belang mogt inloopen, zo mogelijk dezelve met een woord hier nog bijvoegen. C.t.d.P.
P.S. Ik weet wel, dat de Friesche regeering, meer democratisch zijnde dan eenige andere in ons land, daarom eene soortgelijke instelling, als de burgercommissien zijn, minder nodig heeft. Maar zouden dezelven echter niet van nut kunnen zijn in de Steden? Zo ja, dan wenschte ik wel, dat er spoedig iets aan gedaan wierde. Hoe zeer ik de gilden nadeelig voor de industrie rekene, zo zijn dezelven ons van den grootsten dienst geweest in onze onderneeming. Door derzelver middel hebben wij terstond bijna of wel de helft der burgerij in de oprigting der Burgercommissien kunnen doen deelneemen, terwijl de gilden steeds aanweezende, met voorregten voorziene en een esprit de corps bezittende lighaamen zijnde, natuurlijkerwijze aan dezelven weldra een groot gewigt en vastigheid hebben bijgezet. Tans ben ik af. Ik eindige tot (heden) avond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EergisterGa naar voetnoot1) is hier een geval gebeurd, dat de Milit(aire) Jurisd(ictie) haatlijk moet maaken, zo ze dit niet reeds was. Een schoenmaker, een man van 70 jaaren, maande een pauker van ons garnisoen voor eene oude schuld. Dees begon met den burger te schelden en wilde hem in huis lokken om hem daar waarschijnlijk met een pak slagen te betaalen. De burger, na die scheldwoorden, zo 't schijnt, wat gereciproceerd te hebben, gaat in een herberg daar schuins over een glas bier drinken. Daar uit komende wagt hem de pauker af en slaat en houwt den burger op eene verraderlijke wijze met zijn zijdgeweer over het hoofd en trapt en stoot hem deerlijk, hem eindelijk in een kelder werpende, daar een zwangere vrouw woonde, die van schrik in de kraam is gekoomen. Een wagtmeester wordt gezegd het geval lagchende, sommigen zeggen met een blooten degen in de hand, te hebben staan aankijken. Ik heb reden van te denken, dat de meerderheid der magistraat geene courage zal hebben, om dit stuk naar behooren te pousseeren. De presidenten voor wie de burger en de pauker geciteerd en N.B. gecompareerd zijn (dat van de pauker nog al vreemd is), hebben den burger te kennen gegeeven, of niet best was dat zij 't onderling afmaakten. Doch ik hoope dat de burger zig zal hard houden en satisfactie eischen. Dat afmaaken is een duivelsch kunsje. Van Amsterdam heb ik geen woord heden vernomen, maar zo krijge ik tijding van Deventer dat het Req(uest) der Burgerij gepresenteerd is - 14 paginaas met handtekeningen. - Juist vergadering zijnde, heeft de Gezw(oren) Gemeente alle de poincten als billijk aan de Magistraat gerecommandeerd. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Ma(gistraat) heeft het commissoriaal gemaakt aan de Commissie tot redres, die er morgen over zal delibereeren. Zie daar dan wederom eene vrugt der burgercommissien! Is het intussen niet verdrietig voor mij, dat ik door G(ijzelaar) zoo misleid benGa naar voetnoot1). Nu eischen die braave Lieden de vernietiging van den Hoogen Krijgsraad, dewelke ze niet kunnen obtineeren. Hoe zal ik het nu maaken met mijn consent in den Staat van Oorlog? Ik zitte er mede verlegen. Het is agt uuren en niets nog ingeloopen; ik moet sluiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Formefring der Burgercommissie te Kampen. Hij wenscht Frieslands hulp ter vernietiging van den Hoogen Krijsgsraad. - Militaire jurisdictie in Friesland. - Vrede, voorspraak van den Prins ter herkrijging onzer bezittingen. - Hij eischt hulp van het volk. - Holland beschouwt vrije zeevaart als voornaamste punt; hij eischt vrede zonder opofferingen en voorkoming van het verbond tusschen Engeland en Frankrijk. - Zijn brief aan den Prins over het vergeven der commissiën.No. 16.
Z(wolle), 23 Febr. '83.
Hartlijk dank voor UEd.gr: aangenaamen dato 21 deezer met zijne bijlage. Te Campen is het formeeren eener burgercommissie door toedoen van dien haatlijken PremierGa naar voetnoot2) tot heden mislukt; doch de Meente is daar zo veel te cordaater Zij heeft aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Magistraat bijna dezelfde pointen gerecommandeerd, die de burgerijen der andere 2 Steden bij request hebben voorgedragen. De Magistraat heeft er heel favorabel op geantwoord, zo dat ik tans verwagte de Milit(aire) Jurisd(ictie) en Hoogen Krijgsraad uit de 3 Steden tevens aangevallen te zien. Wanneer de Drost van IJsselmuiden en ik er ons nu bijvoegen dan kunnen wij eene volledige Provinciaale Resolutie uitbrengen. Zou UWelE het nu in Uwe Provincie ook daar heenen kunnen dirigeeren, dat dezelve mede resolveerde tot het vernietigen van den Hoogen Krijgsraad en het toeleggen van een convenabel pensioen aan de leden, die dit pretense geregtshof tans composeeren. Ik wenschte wel, dat Overijssel in deezen door Friesland ondersteund wierde, al ware het maar enkel om niet alleen te zitten. UWelE: zou mij sensibel verpligten indien dit konde effectueeren. UEd: weet, hoe G(ijzelaar) oorzaak is, dat ik dit point hier op het tapijt hebbe gebragt en ik ben verzekerd dat UE: met mij zal instemmen dat het belang der goede zaak vordert, dat ik het vertrouwen alhier behoude. Daarenboven, wie weet, als er twee Provinciën zig reeds daarover hadden verklaard, of wij geen anderen zouden overhaalen om ons voorbeeld te volgen. Over de gesteldheid van UE: Provincie met betrekking tot het militaire weezen ben ik niet genoeg geïnformeerd om te kunnen vatten, waarom men in dezelve niet liever de milit(aire) jurisd(ictie) heel eenvouwdig bepaale tot milit(aire) zaaken en delicten en alles wat daar niet toe behoort aan den dagelijkschen rigter overlaate. Dit ware, naar mijn inzien, de kortste weg, en ik oordeele het van veel belang, dat de militairen door de heele Republiek op denzelfden voet behandeld worden. Het zal mij bijzonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangenaam en van dienst zijn bij tijds geïnformeerd te worden, hoe de resol(utie) van Friesl(and) aangaande de zaak van Brest, de vredehandeling, de Mem(orie) van den Teergel(iefde), den Hoogen Krijgsraad, etc., zal gevallen zijn. Het zou mij tot een model kunnen strekken. Ten opzigte der vredehandeling zal ik, casu quo handelen gelijk UE: gelieft te zeggen van concept te zijn. Doch heden wordt mij uit Amst(erdam) geschreeven, en ik had die tijding reeds van elders, dat de Teergel(iefde) zal tussentreeden en de Engelschen ons op zijne voorspraak onze bezittingen zullen weergeeven en van hunnen verderen eisch afstaan. Dit komt mij niet vreemd voor en geeft den sleutel voor de heele directie van zaaken geduurende deezen oorlog. Nu weeten we waarom wij weerloos moesten zijn en blijven, waarom wij onze kragten niet mogten gebruiken, waarom onze colonien onbeschermd gelaaten zijn. Hadden de Engelschen gelukkiger geoorloogd, we hadden bij deeze gelegenheid een Souverein tot een der vredesartykelen gekregen. De Natie dient hiervan verwittigd. De burgercommissien zijn niet van den smaak der Hollandsche Aristocraten. Ik schreef in mijn laatsten aan G(ijzelaar)Ga naar voetnoot1) dat ik meende, dat de ondervinding hen reeds genoeg moest geleerd hebben, dat de regeeringen aan haar zelven overgelaaten te onvermogend zijn om iets goeds uit te werken en dat eene tussenkomst en medewerking der natie volstrekt en onontbeerlijk noodzaaklijk is geworden. Maar dat het er zoo mede is geleegen, dat die Hollandsche Aristocraten liever de Republiek zullen laaten verlooren gaan dan te dulden, dat het volk een hand uitsteeke om ze te redden. Een waar minnaar en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kenner der vrijheid moet de aristocratie zo wel haaten als het despotisme. Een staal van de onbegrijpelijk kortzigtige staatkunde van de Matadors in die provincie die ons, God beetere't, moet voorlichten is, dat zij het principe der vrije zeevaart alnog als het cardinaal poinct considereeren - de rest zal men zo goed tragten in te rigten als het mogelijk is. Het zijn de eigen woorden van Van B(erckel) in zijn laatsten dato 18, denwelken ik zijn E: hebbe afgeperst. Mijn God! hoe is het mogelijk! Wie ziet niet, dat het cardinaal point is het verkrijgen van eene vrede zonder het doen van sacrifices, wijl niet alleen die sacrifices op hun zelven de bronnen van onzen welvaart verminderen, maar, dat nog wel het ergste is, onze natie het vertrouwen op Frankrijk doen verliezen, en haar zoo wantrouwig maaken, dat ik voorzie, het in dit geval nooit tot de zo lang gewenschte naauwe alliantie zal te brengen zijn. Frankr(ijk) speelt in deezen wederom een verkeerde rol. Nooit krijgt het de gelegenheid weer. Cardinaal point! ik kan 't niet verzetten! Hebben de Hollandsche Pruiken van linie nog geene ondervinding genoeg dat liaisons, tractraaten, aveux aan England niets kosten, en zij dezelven zo lang houden als het hun aan magt of gelegenheid ontbreekt om ze den bodem in te slaan en dat wij de vrije zeevaart zullen genieten, niet in gevolge van het aveu der Engelschen, maar van een goede vloot en alliantien. Ik weet wel (doch dit onder secretesse), men zoekt Amerika de principes van de gewap(ende) Neutral(iteit) te doen adopteeren. Zeer goed op zig zelf: maar, als dat geschied is, hebben wij Negapatnam etc. of deszelfs equivalent dan terstond weder? hebben wij dan eene naauwe verbindtenis met Fr(ankrijk) en de Engelsche Factie ondergebragt? Dit zijn cardinaale pointen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb den Teergel(iefden) heden wederom eenen missive geschreeven als in 1777 over het vergeeven der commissienGa naar voetnoot1). Ik verzoek zo beleefd ik kan, dat Hij de commissien niet meer bij jaartjes uitsnippere, maar vergeeve voor den tijd bij het Reglem(ent) bepaald. Hij zal er niet aan willen; doch dan krijgt Hij wederom een raar spel met mij. UE: begrijpt, hoe veel den invloed zwakker moet worden wanneer de straffen en belooningen zo veel verder in distans gesteld worden. Het is mij volstrekt ondoenlijk UE: heden eene copij van dien missive te zenden. Gister was ik zo dood af gewerkt, dat ik den slaap niet kon vatten, met dat gevolg, dat ik volstrekt geen oog geslooten en nog veel geschreeven hebbende, buiten staat ben iet meer te verrigten. Ik moet morgen ongeprepareerd en uitgeput naar den Landdag. Ik beeve als ik er op denke, en ben steeds UE: vriend en hoogschatter, C.t.d.P.
Na den Landdag zal ik UE: alle Uwe brieven terug zenden, verzoekende ik tans dezelven tot mijn narigt nog wat te mogen houden. Mag ik UE: chargeeren met de complimenten aan de Heeren Aylva, Canter en Haarsolte. In de collectie die ik bezitte, vinde ik niets, dat mij de intrinseque gesteldheid der Friesche steden kan doen kennen - of ik heb 't niet accuraat genoeg doorbladert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij keurt plan militaire jurisdictie van Friesland af. - Drostendiensten, hij conformeert zich met de Steden. - Deventer, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontevreden over verworpen publicatie, wenscht openbaarheid der schuldbewijzen. - Onderzoek van de schepen naar Brest. - Tweede Memorie van den Prins te dezer zake. - Vredehandeling.No. 18.
Deventer, 1 Maart '83.
WelEd.gr: Heer,
UE: overaangenaamen dato 28 FebruariGa naar voetnoot1) is mij geworden. Ik heb maar weinig tijd, doch zal regtuit zeggen, hoe het plan van Friesland, raakende de milit(aire) jurisd(ictie), hier elk voorkomt. Men zag liever, dat dit point in Friesland op denzelfden voet gebragt wierde als in de overige provincien en men begrijpt, dat het veel eenvouwdiger en met den aart der zaake meer overeenkomstig is dat aan de krijgsraaden de judicature van pure militaire zaaken en delicten, en aan de gewoone regtbanken die over alle civile zaaken en delicten van militairen worden overgelaaten. Het wederom invoeren van het oude Nassausche krijgsgerigte bevalt mij (neem het mij niet kwalijk, mogelijk is het uit onkunde van de innerlijke gesteldheid der provincie) allerminst, al ware het enkel omdat de approbatie der sententies in criminalibe aan den Capt(ein Gen(eraal) moet komen. Ik zie daar groot gevaar in. De krijgsraaden die tans over milit(aire) delicten telkens bijeengeroepen worden onder Provinciaalen eed te brengen, bevalt mij ook niet, wijl de militairen in deeze hunne qualiteit onder de generaliteit van het Bondgenootschap staan. Hoe ik het keere of wende, het boven- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gemeld plan, welk waarschijnlijk dat van alle de overige Bondgenooten zal worden, bevalt mij best. Ik wenschte zelfs den minsten schijn van een forum privilegiosum militare vernietigd te hebben. Ik bidde UE: denk er eens nader over. Dingsdag is hier eene publicatie gearresteerd waarbij den ingezetenen eenvoudig kennis wordt gegeeven dat de Dr(osten) diensten afgeschaft zijn. De Steden hadden eene andere en beetere publicatie op expressen last voorgeslagenGa naar voetnoot1). De Ridderschap, ziende dat het mij ernst was om te concludeeren, stond op om onder zig te delibereeren. Ik bleef alleen zitten en was gereed om met de 3 Steden te concludeeren. Ik zogt haar standvastigheid in te boezemen. De Ridderschap kwam wederom binnen. Een hunner grootste spreekers, ik mogt wel zeggen schreeuwers, maakte een ontzaglijk leeven, dreigde ons openlijk dat hij hulp zoude zoeken daar ze te vinden was, dat hij niet zoude dulden dat de Riddersch(ap) het vel over het hoofd wierde gehaald en zoortgelijke onvoegzaame straattaal meer. De Steden stonden toen op haare beurt op om te delibereeren. Ik werd verzogt bij haar te komen (een vreemd verschijnsel, voorwaar; een edelman de vergadering der 3 Steden te zien bijwoonen!) Ik hield mij standvastig, zogt haar te doen begrijpen dat de Ridd(erschap) door toegevendheid slegts stouter wierd. Dat zij nu de gelegenheid hadden om haar aloude en betwiste regt van concludeeren uit te oeffenen. Dat zij als ik eens dood of niet meer in de regeering was, zij niet ligt wederom een edelman bij zig zouden krijgen. Enfin, niettegenstaande dit alles won de begeerte veld om van de eerstvoorgestelde publicatie af te zien en de tans gearresteerde als een ultimatum voor te leggen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met verzekering als die niet aangenomen wierd dat de andere dan terstond zoude geconcludeerd worden. Vreezende dat zij mij mogten ontvallen en er wederom niets zoude gedaan worden, gaf ik eindelijk mijne toestemming, doch onder verklaaring dat ik alnog gereed stond te concludeeren en mijne handen in onschuld waschte wanneer de burgerijen er niet content mede mogten zijn. - En dit laatste is juist het geval. Zij zeggen dat de Heeren van de Steden lacicus deeze gelegenheid hebben laaten voorbijgaan. De Meente te Deventer is er zeer over gepiqueerd en de burgerij spreekt van een nader addres te willen doen, dat ver van een dankaddres zal zijn. Het schijnt den Magistraaten der 3 Steden ook lang geen ernst om mij die bewuste papieren af te vragen. Doch de Meente van Deventer, het stoutste corps dat mogelijk in de Republiek is, zal waarschijnlijk, in dit geval, den stap doen om zig daar direct aan mij over te addresseeren. Zij wil, a tout prix, die papieren in de wereld hebben. Het geval van de WitteGa naar voetnoot1) zal blijven leggen, wijl het zelve zo nauwe betrekking heeft met de aanstaande deliberatien over de milit(aire) jurisd(ictie). Over het onderzoek van de Schepen naar Brest is het inleggende geresolveerd. Mij dunkt het kan in deezen stand van zaaken door den beugel. Ik zegge in deezen stand: wijl de tijd tans zeer ongunstig is om iets van belang met vrugt te onderneemen. In deeze onzekerheid van vrede of oorlog, en vooral of wij door Frankr(ijk) uit en casu quo inwendig zullen worden ondersteund of aan de Engelsche factie en derzelver bondgenooten worden overgelaaten, oor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deele ik best niets te onderneemen. Ik zie daarom met pleizier dat men alles laat leggen. Ik heb nog te eerder deeze resolutie laaten doorgaan, omdat de tweede Memorie van onzen Teergeliefden toch aanleiding moet geeven om over het geval van Brest te kunnen adviseeren: dat ik tans niet graag doen zou om bovengemelde reden. Men wil absolut dat de Engelschen ons door tussenkomst van den lieven Neef alles zullen weergeeven en er dan eene amnestie, een generaal wederzijds vergeeven en vergeeten zal worden voorgeslagen. Ik hoope dat zulks zal gebeuren. Ik heb mijn antwoord klaar, hier in bestaande: dat ik voor mij zelven geene amnestie nodig hebbe en noch bevoegd noch gezind ben, die aan zulken die straffe verdiend mogten hebben te geeven. Ik vreeze, dat de Hollanders bezig zijn met het werk der vrede te vermorsen. Dit zijn Van Berckels eigen woorden in een mogelijk den laatsten afgepersten missive dato 18 passato: ‘Ondertusschen gelieve UHoogh. verzekerd te zijn dat men het daarheenen tragt te dirigeeren dat alle voorige liaisons met England voor altoos den bodem worden ingeslagen en het principe van vrije zee, op de onwrikbaarste grondslagen, waartoe zig goede gelegenheid schijnt op te doen, worde gevestigd. Dit is toch het cardinaal point. De rest zal men tragten zo goed interichten als het mogelijk is. Maar tot hier toe is er nog geen bepaald plan geformeerd, waarover gedelibereerd kan worden.’ Lieve God is het mogelijk, dat ons deeze lieden, die tot heden zonder eenig bepaald plan voortgewurmd hebben, moeten voorlichten! Het cardinaal point is bij mij het verkrijgen van eenen vrede, die met generlei opoffering van bezittingen verzeld is en inzonderheid eenen vrede, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geene hinderpaalen veroorzaakt tot eene naauwe en duurzaame verbindtenis tussen Frankr(ijk) en onse natie. Ik spreeke van de natie en niet van het gouvernement. Eenen vrede, nog eens, die geen wantrouwen tegen Fr(ankrijk) onder ons nalaat etc. Een staal nog van de onbegrijplijk bekrompen staatkunde der Hollandsche Mathadors! Elk die een grein door- en vooruitzigt heeft moet beeven op het idée eener verzoening en nauwe verbindtenis tussen het huis van O(ranje) en dat van Bourbon. Nu ben ik van goeder hand geïnformeerd dat men den Hert(og) d(e) l(a) V(auguyon) in vollen ernst voorgeslagen heeft gehad of er niet wat op te vinden zou zijn om den jongen E(rf) Pr(ins) eene Princes uit dat Huis te bezorgen! Men moest zulke lieden sluitenGa naar voetnoot1) waaragtig! Indien het ondoenlijk is (gelijk ik vreeze) hun kleine Duitsche Princesjes te bezorgen, dat in Gods naam dan liever de voorige huwelijken met het Huis van Engl(and) haaren ouden gang gaan. Vaarwel, mijn vriend; maak de complimenten aan allen, daar ze van mij aangenaam zijn en geloof me in grooten haast. T.T. q.n.
Ik hope dat wij elkander eerlang zullen mogen in persoon zien. Doch waarschijnlijk zal zulks best in Holland kunnen lukken, daar ik over eene week of drie of vier zal moeten zijn. Ik verlange zeer naar dat geluk. Nog iet. Schoon de Nassauwsche krijgsraad van ouds her constitutioneel mogte zijn geweest, zo geeve ik in bedenken of niet best ware de constitutie in zoo verre wat te verbeeteren, indien men dit bij nader reflexie van nut oordeelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij beklaagt zich over de trouweloosheid van Frankrijk. - Dringt aan op de tusschenkomst van het volk. - Wijt alles aan de Aristocraten. - Zijn brief aan Berenger. - Hij vraagt Beijma om de la Vaugyuon uit te hooren over Frankrijks houding ingeval van mogelijke inmenging van andere mogendheden.No. 22.
Z(wolle), den 24 Maart '83.
Veel geachte Vriend,
Ik heb UE: met de post van Woensdag op Leeuwaarden een ampel verslag gegeeven van den toestand van zaaken te Deventer....... gister ontfange Uwe letteren dato Amsterd. 22 deezer; w(aarvan) mij de inhoud geheel ter neder slaat. Ik ben ten einde van mijn...... nu Fr(ankrijk) ons stellig verlaat. Wil, kan of durft het ons niet tegen England beschermen, wat grond hebben wij dan om te......... dat het ons tegen Prui(sen) bijstand zal bieden, wanneer dat.......... vinden zig in onze huislijke zaaken te komen steeken. En genomen: De koning van Fr(ankrijk) gaf ons zijn koninklijk woord. Is dit ook niet het gegeeven de ne pas séparer notre cause de la sienne....... hadden of kregen wij regenten en de meest verlichte lieden der natie eens allen grond om voor ons zelven moreel verzeekerd te kunnen zijn (van) (de) intensie des Franschen hofs om zijne engagementen ten.......... te vervullen, wie zal dan zo veel........ op de natie hebben om haar te persuadeeren dat zij... wederom op onze verzekeringen maar blindling moet gelooven? Wie is in staat om de schampere argumenten en spotternijen der Anglomanen tans te wederleggen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar is nu dat Frankrijk, waarop Gijlieden, als op eenen gebrooken (rietstaf).... trouwt! om welks wille men de voordeeligste....... die ons aangebooden werd, niet mogten accepteeren........ men moest de natie doen requestreeren............... van toch onzen getrouwen bondgenoot niet te verlaaten, enz. Ik voele mij buiten staat deeze verwijtingen zoo te kunnen wederleggen dat ik er zelf genoegen in kan neemen. Wel is waar Frankr(ijk) heeft meer voor ons gedaan dan het verplicht was of wij verdiend hebben. Maar dat neemt niet weg, dat het tegen ons slegtste gedrag aan, de voldoendste verzeekeringen gegeven, de sterkste beloften gedaan heeft. Had het nooit iets beloofd, en ons dan St. Eustachius en Demerarij weergegeeven, dan zouden wij hebben gejuicht. Maar nu, na zo stellige engagementen (is) Frankrijks conduite trouweloos. Zeeker is alles de schuld der inwendige vijanden onzes vaderlands, die belet hebben een actief deel in den oorlog te neemen en daar door oorzaak zijn, dat we nu ook geen deel aan de voordeelige vreede krijgen. Maar dit verontschuldigd Frankrijk niet. Laat nu de Heer Huffel en anderen over hunnen faux pas nadenken, dat ze verzuimd hebben bij tijds eene formeele alliantie te sluiten met Frankr(ijk) en deszelfs bondgenooten. Ik heb er genoeg op geinsteerd, en zag er even zo goed kans van als tot de vrijverklaaring van Amerika. Gelief den Hollandsche patriotten toch eens onder het oog te brengen, dat de Republiek (zo ze nog te redden is, daar (ik) aan beginne te twijfelen) niet te redden is dan door de tussenkomst des volks. Ik steke onder geen stoele of banken, dat aan de Aristocratie in ons land zo wel een gebit in den bek moet gewrongen worden als aan het despotisme zal er ooit wat worden uitgevoerd. Waren alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
provincien zo ver gevorderd geweest als de Uwe en de mijne, het Fransche hof zoude onder de verschooningen voor deszelfs conduite niet hebben kunnen allegeeren, dat er geen grond was om te hopen dat het beeter zoude gegaan zijn, al hadde de welgezinde partij de overhand gekregen. Die miserabele aristocraten hebben alles bedorven. Hiernevens gaat een brief waarmede ik mijn vriend Jansen Commissionaire van den Baron de Breteuil op zijn reis naar Fr(ankrijk) had gemunieerd. Gister heeft de Heer Jansen er eene copij van aan den Heere de Berenger gezonden. Ik neeme de vrijheid hem tot (U)E. narigt hier in te sluiten of UE. van deszelfs ingredienten bij den Hertog d(e) l(a) V(auguyon) gebruik zoude kunnen maaken. Gelieft zoo goed te zijn van deezen Heer naauwkeurig te sondeeren over de conduite die zijn Hof zoude houden, wanneer eene of andere vreemde mogendheid zig in onze huislijke geschillen mogte komen steeken. De onzeekerheid alleen omtrent dit point is genoeg om alle patriottische onderneemingen te stremmen. Ik bidde U, mijn vriend, informeer U daar allernaauwkeurigst op. Schrijf mij spoedig. Ik verzoek geene copijen van deeze mijnen brief aan Jansen, aan iemand te willen geven. Ongelukkig is Breteuil niet in Parijs geweest. Doch Grand, de Hofbankier heeft hem geleezen. Schrijf me onder couvert van den Heere Hobooken, Postmeester te Zwol en geef mij een addres geduurende UE. verblijf in den Haag op. Adieu.
C. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 24aGa naar voetnoot1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
accepteeren, hetgene die beide Heeren ook beloofden. Vervolgens ging eene Commissie uit het midden der Burgergecommitteerden die Heeren hetzelfde verzoek doen, met denzelfden uitslag. Daarna vervoegde zig de geheele Burgercommissie en corps bij de gezw(ooren) gemeente, daar zij audientie verzogt. De Meente zond daarop eene boodschap aan de Magistraat requireerende, dat Hun WelEd. Hoog Agtb. na het leezen van den missive van Zijne Hoogh(eid) met het in eed neemen als anderszins niet zoude voortgaan, voordat de Meente daarover had gedelibereerd en het voorstel eener plegtige deputatie van de burgerij gehoord, welk geschied zijnde was aan de Magistraat kennis gegeeven, dat de Meente het verzoek der burgerij billijk vond. En het resultaat (is) geweest, dat men de keur met den........ en eene remonstrantie aan de Prinsgezinden, waarin men onder anderen zig zal beroepen op den eigen missive van Will(em) III de ao. 1677, waarin dees zelf zegt, dat de Stadhouder in der tijd geen regt heeft om te improbeeren dan in 't geval, wanneer de keur niet naar behooren zal zijn geschied door factien, cabales enz. Onder het verzoek der gecommitteerde burgeren was ook, dat de Meente moeite mogt doen om de Heeren Schepper en Sloet te persuadeeren van in den rang, waarin zij door de Meente op instantie der burgerij herplaatst waaren, ten eed te gaan. Dit deed de Meente, de Heer Schepper was daar vaardig toe mids op approbatie van Zijne Hoogh(eid). Sloet weigerde, doch bood aan daar over met Burge......... van Doornik in onderhandelinge te treden - doch de H(ooge) raat, die Doornik had verkooren wilde daarover geene onderhandelingen gedoogen en is dat alles gebleven in statu quo. Ik verneeme, dat de Teergel(iefde) ook voorneemens is, niet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegenstaande mijne beide ernstige waarschouwingen, de Commissien te versnipperen, en dus het Reglement bij aanhoudendheid te infr. ngeeren. Wat dunkt UWE: zou ik dan van mijn kant niet bevoegd, ja verpligt zijn, om mij ook van de observantie van 't Reglem(ent) op de Regeering ontslagen te reekenen en ten voordeele der provincie, dat is der Ingezetenen te reclameeren alzodanig regt en vrijdom, als hun daaruit zal gebooren worden of iet dergelijks? Ik verzoek UE. advijs daarop. Mogelijk ware 't ook niet kwaad, dat ik begon met de zaak ter kennis van het volk te brengen. Uw laatste dato 11 dezer is ontfangen. Ik ben in haast
Uw vriend,
U bekend.
Leeft de Premier uit Franiker nog?Ga naar voetnoot1) Indien de Pr(ins) het tegen de Deventerschen volhoudt, dunkt UE: dan niet, dat hun zaak van dien aart is, dat door de tussenkomst der Bondgenooten behoore beslegt te worden; want dat de Pr(ins) bevoegd zoude zijn tot handhaving zijner pretensien, ja zelfs zijner wettige regten, zo maar terstond de wapenen van den Staat te gebruiken, is iet dat zodanig tegen allen denkbeeld van eene geregelde maatschappij aanloopt, dat ik de Deventerschen, indien 't cas exteerde, zoude bevoegd rekenen de wapenen op te vatten, en elk Nederlander verpligt om hen te ondersteunen. In eene burgermaatschappij mag niemand een regt via facti vorderen. Vindt UEd: dit raisonnement gefundeerd? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gunstige afloop van de keur te Deventer. Deelt zijn redenen mee waarom Deventer zich niet tot de Steden wenden moest. - Hij uit zijn verwondering over de houding der Holl. Aristocraten met betrekking tot de Engelsche eischen. - Hij wenscht geen bekendmaking van Frankrijks trouwelooze houding aan het volk. Alliantie. Klaagt over nadeeligen vrede. Waarom geen subsidiën aan Frankrijk aangeboden? - Beroep van Prof. Van der Marck te Deventer. - Besluiteloosheid der Magistraten, die van Deventer uitgezonderd.No. 26.
Deventer, den 2 April 1783.
Waarde Vriend,
Alleraangenaamst was mij Uwe missive dato 's Hage 28 passato. De zaak der keur te Deventer is, zooals UE: tans met zekerheid zal weeten, naar genoegen afgeloopen. De Pr(ins) heeft maar flaauwlijk zijn regt gesouteneerd om de keuren pro lubitu, ingevolge het Reglem(ent) op de Regeering te mogen veranderen, hebbende zo ik verneem (want ik heb den brief zelf nog niet geleezen) tot adstructie van dit zijn regt enkel geschreeven, dat de gronden en motiven, waarop de Meente haar nader verzoek van approbatie vestigt, zijne nader overweging en onderzoek alleszins vorderen, en hij niet wil schijnen door zijn zwijgen dezelven te avoueeren. De Meente heeft op deeze periode niets geantwoord; waarschijnlijk om Zijn H.H. tijd tot Zijn onderzoek te geeven. De reden, dat ik er voor was, dat Deventer zig niet aan zijne natuurlijke bondgenooten de beide andere Steden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeste addresseeren, was, omdat ik wist dat deeze beiden (mogelijk de Meente te Campen uitgezonderd) haar zouden in het ongelijk stellen. Dit luidt raar; maar het is toch zoo. De bondgenooten, dat is de Staaten van de provincien, waren dus naar mijn inzien de eenigen, die in aanmerking konden komen uit hoofde van den geest des 16den art(ikels) der Unie met den Comen(taar) van P(ieter) PaulusGa naar voetnoot1) daar over. Door een addres aan de bondgenooten werd de Pr(ins) casu quo belet zijn eigen regter te zijn en geweld te gebruiken, en viel de zaak in handen der gunstigste regters die men in dit geval, dat toch moest gedecideerd worden, konde vinden. Ik, noch niemand alhier begrijpen de staatkunde der Hollandsche Aristocraten of het plan daar zij naar werken. Het heeft ons niet weinig verwonderd dat ze het ultimatum op de Engelsche eischen niet vooraf met het Cabinet van Versailles hebben geconcerteerd gehad, dat wij alle dagten, wijl het zoo stout was. Ik vreeze dat het hun met de antwoorden aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pruischen ook zoo zal gaan en dat ze hunne eigen woorden wederom zullen moeten opeten. Onder verbeetering ben ik niet met U eens, dat wij aan de natie moeten bekennen door Fr(ankrijk) bedroogen te zijn. Fr(ankrijk) is en blijft nog onze natuurlijke bondgenoot. Het gene tans in het Cabinet van Vers(ailles) gebeurd is, houde ik voor iet temporairs, terwijl onze betrekkingen op dit rijk van een permanenten aart zijn. Zonder een magtig bondgenoot, waaraan wij ten nauwste en duurzaamste verbonden zijn, kunnen wij niet existeeren. Bij gebrek van dien staan wij steeds bloot aan alle de avan(i)en die ons, wie 't ook is, gelieft aan te doen. Bij voorbeeld nu belet ons de keizer wederom het transport van onze Zwitsersche recruten en zo dan dit dan dat welk wij moeten verduwen, en geene plaats zoude hebben, wanneer wij door een intiem en op wederzijdsche opinien zo wel als belangen steunende en van habitude begroeid bondgenootschap aan Fr(ankrijk) waren gelieerd. Ik ben tans in de onmogelijkheid dit breeder te detailleeren, en kan alleenlijk zeggen dat ik, in de vaste suppositie dat in het Cabinet van Versailles iet toevalligs heeft plaats gehad, en wijl ik geinformeerd worde, dat de conduite van Verg(ennes) in Frankr(ijk) zeer wordt gelaakt, verkieze om te zeggen dat Frankrijk ons meer beloofd heeft, dan het wegens dat het door zijne bondgenooten verlaaten en door ons allerschandelijkst misleid is geworden, kan presteeren enz. Dit laat zig heel goed beredeneeren en kan voorkoomen, dat onze natie geen argwaan tegen Fr(ankrijk) opvatte, het welk ik onder de gevaarlijkste gevolgen der vrede zoude rekenen. Ik gelove, dat in het Cabinet van Vers(ailles) het zelfde gebeurd is als in dat van Petersburg etc. Ik heb den Heer daar UE: Woensdag ten eeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijt gevraagdGa naar voetnoot1) laaten door de tweede hand voor houden, dat het te wenschen ware dat Fr(ankrijk) wat voorzigtiger in beloven ware geweest. Dat, indien het zorgvuldig voorgekoomen had, dat onze natie zig geen al te groot denkbeeld maakte van de assistentie, die dezelve op de vredehandeling te wagten had, en het ons St. Eustach(ius) en Demerarij als eene vrije gifte had overgegeeven en Trinquemale door goede officien op de vreedehandeling weerbezorgd, dezelve als dan gejuichd zoude hebben; daar ze nu misnoegd is, wijl ze veel minder ontfangt dan het Hof van Vers(ailles) zelf haar in het hoofd heeft gehangen, dat ze ontfangen zoude. Ik heb hem verzekerd, dat hij om geene alliantie denken moet wanneer de vrede niet naar den wensch der natie uitvalt; want dat om de alliantie te effectueren men zig niet aan de Holl(andsche) Aristocraten moet addresseeren, maar aan de natie zelve. Ik heb verder veel in denzelfden trant geschreeven als UE: heeft gesprooken. Maar warom hebben de baazen in Holland niet bedagt geweest om aan Fr(ankrijk) subsidiën aan te bieden, of nog beeter, tot deszelfs negotiatien het credit der Republiek te leenen? Ik verbeelde mij, dat men op die wijze den oorlog nog een jaar zou hebben kunnen rekken en Fr(ankrijk) meer dienst doen dan of wij hetzelve onze kwalijk bestierde en gezinde vloot hadden bijgezet, en dat wij Fr(ankrijk) dus zo zeer aan ons verpligt en Engeland zo zeer vernederd zouden hebben, dat wij tans zulk een bedroefde vrede niet zouden behoeven te accepteeren. Daar zal nu niets op die wijze meer aan te doen zijn. Maandag is Professor van der Marck alhier te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deventer beroepen! Wat zegt ge daar van? Laaten de Aristocraten ons zulke stappen eens na doen als ze durven! UE: verkeert tans midden onder hen. Ik bidde U breng hun toch aan het verstand, dat al hun poogen vrugteloos geweest is, omdat zij zig niet door het volk hebben laaten ondersteunen, en dat zij in eeuwigheid niets zullen uitrigten zo zij daar niet toe overgaan. De Meentens alhier zijn nog niet te beweegen geweest om eenige middelen te consenteeren, omdat de Magistraaten nog agterlijk zijn om haare eischen te accordeeren. De Magistraat van Deventer moet egter in een gunstiger licht beschouwd worden dan de anderen. Veel complimenten aan den Heer Gijs(elaa)r. Ik ben in grooten haast T.T. q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij hoopt op een ontmoeting met Beijma. - Resolutie over den vrede. Advies van Deventer daarop. Doordrijven der beide andere Steden. Advies van hem en van den Drost van Yselmuiden. - Deventer zal eene propositie doen om hem die bewuste papieren aftevragen. - Memorie van de Ridderschap aan de Steden over het stemrecht op den Landdag. - Burgercommissie te Zutphen komt tot stand. - Hij dringt aan op het onkundig houden van het volk, verontschuldigt Frankrijk.No 28.
Deventer den 5 April 83.
Waarde Vriend.
Uw laatste was van 1o deezer. Ik meene, dat er nog een is, van welken ik de receptie niet hebbe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geaccuseerd. Het spijt mij geweldig, dat de Landdag mijne presentie te Deventer zoo volstrekt vordert dat het mij ondoenlijk is dingsdag te Zwolle te zijn. Ik wenschte wel dat ik UE: proponeeren durfde het retour over eerstgemelde plaats te neemen, wijl ik anders voor eerst nog verstooken zal moeten blijven van het genoegen van UE: te mogen zien en spreeken, daar ik zo lang en zo hartelijk na gereikhalsd hebbe. De Heer Van Haarst verzoekt zijn compliment, met verzekeringe, dat UE daar zeer wellekoom zult weezen doch Zijn Hooghw: moet insgelijks te Deventer blijven. Inval het mogt gebeuren, dat ik zo gelukkig wierd dat UE: over Deventer ging zou ik dan durven verzoeken van mij van Uwe komst te willen verwittigen ten huize van den boekverkooper Leemhorst daar ik logeere? Ik ben actueel doodlijk uitgeput, zelfs zoo, dat ik waarachtig het spreeken zoeke te ontgaan. Het is mij derhalve ondoenlijk UE: tans een volledig verslag van onzen Landdag te geeven. Provisioneel dit: heden is eene resolutie over het vredenswerk genomen met eene bittere schampscheut of wat, in de premissen, tegen Frankrijk. De stad van Deventer heeft voor advijs uitgebragt, dat zij zig daarmede wilde conformeeren, mids die reflexien tegen de kroon van Fr(ankrijk) daar wierden uitgeligt. Doch de beide andere Steden, wier magistraten nog in geenen deele (wat de groote meerderheid aangaat) onder den invloed haarer Meentens en Burgerij gebragt zijn, hebben het doorgedreeven. De Drost van IJsselmuiden en ik hebben er ons ook tegen verzet; ik op gronden dat het ondankbaar en onstaatkundig was. De Drost heeft kort en zaaklijk den vrienden onder den neus gewreeven, dat men moedwillig onze Republiek, geduurende deeze oorlog, had in den grond geholpen. Ik heb mij mondling met 's Drosten advijs geconfor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meerd, doch daarenboven, ten einde mij een slag om den arm te houden en nader noch ietwes onder den man te kunnen brengen, mij gereserveerd mijne aantekeninge tegen voorschr(even) resolutie. Maandag zal de stad van Deventer eene propositie doen, dat men mij die bewuste papieren zal afvraagen. Ik zal dan terstond de verdere deliberatien daar over prevenieeren en ze de facto aanbieden. De Ridderschap heeft bij eene allersterkste memorie den Steden voorgeslagen het verschil over het regt van stemminge ten Landdage of binnen 6 maanden in der minne te vereffenen, of het te geeven ter decisie van de bondgenooten. Zij vraagt daar hangend deezen Landdag categoriesch antwoord op, en houdt bij provisie de consenten in en zal in cas van verweigeringe daar bij persisteeren en zig over verweigeringe van regt bij de bondgenooten addresseeren. Wijl nu de Steden geenerlei compromissen of regterlijke decisien hoegenaamd over haare ontwijfelbaare regten kunnen of mogen admitteeren, zo zal de provincie in de war raaken en de bondgenooten per se moeten tussentreeden. Dit is eigenlijk het but van de Ridderschap; verkiezende zij nog liever de kans van eene noch zoo ongelijke battaille te wagen, dan het slagveld sine clade gewonnen te geeven. Dit wordt eene allerimportantste zaak. Het is onbeschaamd van de Heeren, wijl ze zelfs geen schijn van bewijs voor hunne pretensie hebben. Te Zutphen is het groote werk der burgercommissie op eene brillante manier tot stand gebragt door mijn waardigen neef en boezemvriend Capellen van de Marsch. Nog een woord over Frankrijk Wat er ook tans in het cabinet van Versailles gebeurd zij - Frankrijk is en blijft onze natuurlijke bondgenoot. Zonder zodanige kunnen wij niet zijn. Er is geen andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogendheid onder de zon, die daartoe in consideratie komt. Ergo de natie niet, om de dood niet avoueeren dat wij door Fr(ankrijk) bedroogen zijn. Ook is het zoo erg niet. Er is vrij veel tot verschooning in te brengen. Het is ons weezenlijk belang Fr(ankrijk) te verschoonen. Ik zal daar mijne reputatie aan waagen; en dan dunkt me doe ik ten minste in het oog der ambitieusen een tamelijk groot sacrifice aan mijn vaderland. Doch wat mij aangaat: Ik heb geene pretensien, en 't kan niet erger met mij loopen, dan dat ik wederom worde het gene ik weleer was - een vergeeten, ongedagt, onbekend burger. Vaarwel mijn waarde vriend, en geloof me met hart en ziel
t.t.
q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's mogelijk aannemen van het Raadsheersambt.No. 30.
Zwolle, den 20 April '83.
Waarde Vriend,
Schoon de inhoud .................... aan nieuws, geen port waardig .......... nogtans niet weerhouden.......... aangenaam het......... UEd: te hebben.......... ik de momente bedenke dat het mij heeft moogen gebeuren met UEd. te...... Ik ben even zo min complimentmaaker als fortuinzoeker. Zijt des verzekerd; en dit weet ik.......... dat mijn hart tans spreekt. Ik heb de....... liever te zwijgen dan te......... en zeggen dus nooit zogenaamde aangenaamheeden. Er is maar een artikeltje in onze conversatien.......... dat in mij eene zeekere ontevredenheid na- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laat.......... siness zeggen de Engelschen; en dat is, dat ik UE: heb zien vertrekken met, zo mij toescheen, nog............. dispositie tot het accepteeren van de Raadsheersplaats. Ik erkenne, mijn vriend, dat een collegie als een Provinciaal Hof van Friesland......... leden noodig heeft. Maar ......... dat de Staatenvergadering U volstrekt niet kan missen en dat alles zal verslappen, zoodra gij (elders) geoccupeerd, er de hand niet langer aanhoudt. Om Gods wil, stel het voor altoos uit de gedagten. Zoo gij en Uws gelijken..... uitscheiden, dan zal mij de lust ook ontgaan aan mijn post te houden...... mij zoveel vrijheid................. toe aan de zuiverste (gevoelens) van vaderlands liefde. Ik heb magtig bij mij zelven........ dat ik den ouden Heer geene (visite) hebbe gebragt. Ik was reeds bij den Drost toen (stom)meling (mij) dit eerst in de gedagten schoot. Ik verzoeke er wel excuse over. (De) Zwolsche vrienden willen nog niet avoueeren dat zij gefopt zijn, schoon elk wiens oordeel onvooringenoomen is, mij toevalt; gelijk gister......... advocaat RacerGa naar voetnoot1) ook deed, zeggende dat het in regten bekend is, dat iet waartoe.............. altijd als werkelijk geinsereerd wordt aangemerkt. Wat kan de kragt der.............. Donderdag ga ik naar Amst(erdam) naar de Aristocraten! Dat zal wel harmonieeren! Vaarwel Vriend; assureer Mevrouw van ons respect, geloof mij steeds
Uw vriend, U Bekend.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deventer komt in alle opzigten in consideratie. Een stille stad, zonder aanleidingen tot debauches, zeer geleegen; frisch van lucht. Enfin, wanneer Van der Marck er komt... een regt kweekschool voor jonge patriotten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdamsche bijeenkomst. Hij persuadeert Beijma van het Raadsheerambt af te zien. - Adres van de Ridderschap aan de bondgenooten, Staten en Prins over de quaestie van het stemmen. - Tegenwerking van de Ridderschap. - Tegenwerking van de Premiers in de Steden. - Hooge krijgsraad in Holland. - Antwoord van Zwol en Kampen op zijn missive over het vergeven der commissien. - Nadeelen van geen alliantie te hebben gesloten met Frankrijk.(No. 32.)
Zwol, den 4 Mey 1783.
Waarde Vriend,
Ik dispenseere mij eene beschrijving te geeven van het Amsterd(amsch) FeestGa naar voetnoot1). Niets heeft er aan ontbrooken dan Uw persoon. Men heeft me verzekerd dat men door de naamen van Beijma en Bergsma in de war is geraakt, en toen men de fout ontdekte was het reeds te laat. Uw laatste dato 25 passato is mij te Amst(erdam) geworden; doch ben in de onmogelijkheid geweest den Heere Bikker deszelfs inhoud te communiceeren. Heden ontfange dien van vriend Haarsolte uwentwege. Ik zal hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook maar aan UE: beantwoorden. Ik vatte, ik voele, ik beklaage de slingeringen, waarin UE: zig tans, wegens het Raadsheersampt bevindt; doch vertrouwe dat het algemeen belang de overhand zal hebben boven dat van particulieren. Wanneer ge van den morgen tot den avond geoccupeerd zult zijn met de haaken en oogen van particulieren, dan zijt ge voor het groote werk der provincie en van het vaderland verlooren. Permitteer me vrij uit te spreeken en zijt verzeekerd dat ik niet vleie. Men kan veele Raadsheeren vinden, maar Staatsmannen - maar - 't woord moet er uit - maar Beijma's zijn dun gezaaid. Houd moed mijn waarde vriend; laat u door geene consideratien ter wereld bewegen om een post te accepteeren die U van den Landsdag zou houden. Men zal u in alles raadplegen, fiat, ik onderstelle men doe het; maar dat is niet genoeg. De plans, die ge maakt, wie kan die uitvoeren dan gij zelf. Het is met geene consulten, met geene bloote raadgeevingen te doen. Ik zweere dat U van den Frieschen Landdag te zien gaan mij moedeloos zal maaken. Onze Ridderschap heeft, zonder ingevolge het conciliatoir van den Drost van SallandGa naar voetnoot1) waarmede zij zig heeft geconformeerd gehad, eenig tentamen concordiae te doen, zig de but en blanc aan de Bondgenooten, aan hun Hoog Mog. en aan den Prins geaddresseerd. Ik begrijpe dat door deeze demarche alle de leden wederom in hun geheel zijn geraakt en zij om deeze reden alleen onverplicht (zijn) zig aan dat conciliatoir langer te houden, wijl het duidelijk inhield, dat men zig eerst uit hoofde der gedaane declaratoiren zoude addresseeren, als een minnelijk vergelijk niet zou hebben kunnen worden gevonden. Intussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neeme ik de vrijheid deeze zaak aan UE. attentie te recommandeeren. Zij is van het uiterste belang voor de groote zaak des Vaderlands, zijnde dezelve niets minder dan een contest of het Huis van Oranje of de burgerijen en ingezetenen meester van de Provincie zullen zijn. Ik zal hier tot informatie nog een paar couranten in sluiten, met verzoek van gebruik van dezelven te willen maaken daar het kan nutten. Sedert dat UE: over den zin van het Conciliatoir is geraadpleegd, zijn de Heeren Racer en Van der Marck ook gevraagd en stemmen volkomen met mij in. Dit neemt niet weg, dat en uit de Ridderschap en uit de Steden poogingen worden gedaan om de Burgerijen argwaan tegen mij inteboezemen; de eersten strooijen uit dat ik het met hun eens worde; de anderen, dat ik de Steden verrade. Onkundigen, die van alles niet zijn onderrigt, beginnen er geloof aan te slaan. Intussen is of de bêtise of de prevaricatie der gecomm(itteerden) uit de beide Steden de eenige oorzaak, dat wij te Deventer genoodzaakt zijn geweest van twee kwaaden het minste te kiezen. Wat dunkt U; ware 't nu niet best dat de Steden, door de demarche van de Ridd(erschap) in haar geheel gesteld, zig voortaan gedroegen even als in 1690?Ga naar voetnoot1) Dit wordt nu faisabel nu de Riddersch(ap) de consenten heeft gegeeven en door dezelven intehouden de provincie niet in de war kan brengen. Onze Premiers in de Steden zoeken het regt van conclusie maar slapende te houden om niet door de burgerijen gedwongen te worden met mijne stem resolutien te neemen, die hun of hun meester mishaagen. Dit is het fijne van de historie. Zij willen maar niets met mij te doen hebben en daarom vreeze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik dat er van den kant der beide Steden niets cordaats zal worden gedaan. De Hooge krijgsraad staat veeg in Holland. Doch deeze kan niet dan met eenpaarigheid van den staat van oorlog worden geschrabt. Dus vreeze ik voor de onbeschaamde Ridderschap. Men wordt rood, wanneer men met den naam van Jonker begroet wordt. Ik heb in Groningen geene correspondenten. Ziet UE: ook kans om daar iets ten voordeele van ons te doen In die onderstelling zal ik hier nog twee couranten in sluiten. De meente van Zwol heeft cordaat op mijn brief geresolveerd en van de magistraat gerequireerd, dat bij de volgende begeevingen de commissien onversplit en onverdeeld zullen begeeven worden; doch de magistraat heeft de laagheid gehad van zig agter de langduurige contraire usancie te retrancheeren. Die van Campen hebben er de meente niet eens over gehoord. Deeze muis zal een staart hebben zo ik hoope. BrantsenGa naar voetnoot1) had, volgends berigt van AbbemaGa naar voetnoot2), die Zondag uit Parijs is geretourneerd, een schemering van hoop op 't behoud van Negapatnam. Vergennes met de zaak verleegen, sprak van nous verrons, nous verrons. De Koning van Fr(ankrijk) bezorgt aan alle gebooren Franschen, zelfs die in de Republ(iek) woonen schadeloosstelling wegens hunne verliezen op St. Eustachius. Zie daar wederom een blijk van het nadeel van geen bondgenootschap met die kroon gehad te hebben! - Veel complimenten aan allen die ik de eer hebbe te kennen. Ik ben steeds
Uw vriend,
U bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier nevens gaat UE. laatste en ook die van Haersolte terug. Ik kan in 't geheel maar drie couranten meer missen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij deelt eigen opofferingen mede, ten einde Beijma van het Raadsheersambt af te doen zien. - Bedoeling van het adres van de Ridderschap aan H.H.M. en Staten der provinciën.No. 33.
Zwolle den 11 Mei '83.
Waarde Vriend.
Zo veel genoegen als mij de excellente Friesche Res(olutie) raakende den Hoog(en) Kr(ijgsraad) geeft, zo zeer treft, grieft en smert mij de toeneemende waarschijnlijkheid, dat men U op den Landdag kwijd zal raaken. Zo ik mij te veel bemoeie met zaaken die mij niet aangaan - en ik erkenne dit te doen - vergeef me zulks! Schrijf het toe aan de zugt voor de vrijheid en de groote belangen van ons Vaderland! Maar in Gods naam declineer het Raadsheersampt! Gijselaar heeft me gezegd dat ge 't hem stellig beloofd hebt. Permitteer me nog dit argument. Zult ge, dit ampt aanneemende, de reputatie die ge zo wettig verkreegen hebt, ook doen waggelen? Zal men Uw disinteressement ook verdenken? Zal men ook in het denkbeeld vallen dat ge de groote zaak van 't Vaderland, van de vrijheid, aan huislijke, aan particuliere aan famille belangen en betrekkingen opgeofferd hebt? Het gevaar van U te verliezen maakt me stout en indiscreet. - Ik beken 't! maar ik zal alles doen wat ik kan om U te houden al zoudt ge waaragtig boos op mij worden. Indien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
angustia rei domesticae uw geval ware (dat ik egter hoore van neen) zo zoude ik U mijn geval voorstellen. Dertien of veertien jaaren heb ik van 1400 f moeten leeven zonder schulden te maaken. Alle mijne betrekkingen, mijn naaste bloed, heb ik aan mijn Vaderland opgeofferd. Mijn zwager, schoon zeer wel met hem zijnde, breng ik door mijne woelerijen over het werk der Commissien in gevaar van de zijne te verliezen, wijl er liever kinderen zijn dan hij inval ze niet meer mogen worden versplitted. Ittersum, mijn volle neef en daar ik van jongs aan altijd op een goeden voet mede ben geweest, zo als ik nog ben en ook met al zijne zusters en broeder, zal vroeg of laat het verlies van zijne Burgemeestersplaats aan mij te danken hebben. Ik heb mij de ongunst zelfs van mijn vader op den hals gehaald door mijne oppositie tegen het Hof - laat dan geene famille belangen U detourneeren. Ik durve deezen niet naleezen. Hij moet zoo weg. Ik schrijve te sterk. Ik weet het, maar kan, maar mag het niet nalaaten. De stap dien de Ridderschap gedaan heeft van zig aan Hun Hoog Mogende Vergaderinge te addresseeren, daar ze zig tevens aan de Staaten der respective Provinciën addresseert, verdient reflexie. Zouden die Heeren ook voorhebben de pretensie van die Vergaderinge te appuieeren en meer en meer en vogue te brengen van (zoo als de Staaten van Zeeland in hunnen circulairen brief in den jaare 1773Ga naar voetnoot1) zig zeer energyq uitdrukten) een weezen en consistantie te hebben afgescheiden van de Staaten der respect(ieve) provincien, haare committenten. Denk daar eens aan en, zo het er op is, geef of bezorg onze borsten dan eene fribbel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik kan er naar van worden dat dit mogelijk de laatste maal zoude zijn dat we over politieke zaaken zouden correspondeeren, adieu. Ik vertrek morgen naar Gelderland daar mijn addres is te Nijmegen bij Monsr. P. van Aalst in de Meulestraat. Veel complimenten aan Haarsolte. Ik ben nogmaals in haast t.t.
q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resolutie van Kampen. - Hij ontvangt een missive van de Leeuwarder burgersocieteit. - Klacht over zijne slechte gezondheid.No 35.
Appeltern, 4 Juni 1783.
Waarde Vriend,
Uw laatste was dato 17 Meij. Zeer verheuge ik mij dat UE. mijn vrijpostig schrijven niet kwalijk hebt genomen en dat mijne vreeze, van....... in deezen ongegrond is geweest. Ik weet van hier niets nieuws. Een allertreurigste resolutie door de Meente van Campen genomen, zal UE. door middel der couranten waarschijnlijk voor het ontfangen dezes bekend zijn. Ik heb een allerobligeantsten missive....... der burgersocieteit van Leeuwarden met een dier gedenkpenningen ontfangen. Ik heb eenige dagen mij dermaate met schrijven afgesloofd en ben door de ondraaglijke hitte en eene daar door veroorzaakte en mij meer eigene diarrhée dermaate verzwakt, dat ik vreeze, dat wederom deeze postdag zal verloopen, gelijk mij den voorigen gebeurd is, zonder dat ik dien obligeanten brief zal kunnen beantwoorden. Ei lieve doe mij het pleizier van aan een der leden te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laaten weten dat die......... volgende mijne dankbaarheid aan die Heeren...... Ik schrijve........ dat mij de tijd........ Hartelijk blijve ik steeds Uw vriend U Bekend.
No 37 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn reis door Utrecht en Holland. - Voorstel tot eene Patriotsche vergadering 16 Augustus te Amsterdam. - Doel hiervan is steun bij Frankrijk voor patriotsche partij te verkrijgen. - Hij keurt vergadering goed, twijfelt echter aan goede uitkomst. - Hij beklaagt Beijma over den achteruitgang in Friesland. - Zijn onderhoud 1 Augustus met Berenger. - Holland wenscht niet het oude verbond met Engeland te hernieuwen.(No 40.)
Leiden den 31 July 1783.
Waarde Vriend.
Het zou mij zeer kwalijk staan boos op UE: te zijn, daar ik zoo veele reden hebbe om zelf excuses te maaken wegens mijn lang zwijgen. Ik ben sedert 14 dagen op reis met mijne vrouw en dogter en bevinde mij zodanig als in een maalstroom dat er mij het hoofd van omloopt. De reis was eigenlijk ondernomen om mijne vrouw en dogter de provinciën van Utrecht en Holland te laaten zien; doch overal vinden wij ons zoo overlaaden van beleefdheeden, dat wij er grootendeels het doel onzer reize door missen. Uwe brieven zitten onder in mijn koffer, ik kan er dus de datums tans niet van accuseeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inmiddels moet ik UE: in secretesse een voorslag doen, daar ik mij op eene conferentie tussen vader Hooft en de Heeren Abbema, Bicker, Capellen tot de Marsch en mij van hebbe gechargeerd. Capellen was van opinie, dat er eene bijeenkomst der bekendste en gedecideerdste patriotten moest belegd en uit derzelver naam iemand naar Frankrijk gezonden worden om den Koning of ten minste Vergennes op eene zeer ernstige wijze onder het oog te brengen de gevolgen van het opofferen van de belangen der Republ(iek). Dat de patriotsche partij, daar Fr(ankrijk) zo veele verpligting aan heeft, gevaar loopt van zo geheel onder te geraaken. Dat de Republ(iek) wederom zo sterk als voorheen naar de zijde van England zal overhellen - met een woord - om het Fransche ministerie pathetick en nadrukkelijk alles onder het oog te brengen en, zo mogelijk voor de patriotsche partij eenig soutien ten minste een openlijk aveu en goedkeuring van derzelver conduite aldaar te verwerven, etc. Wij hebben onder ons afgesprooken, dat we elk aan onze correspondenten van dit plan in secretesse opening zouden geeven met verzoek om in hunnen kring de beste patriotten te persuadeeren (doch alles in de uiterste secretesse) om tegen den 15 Augustij te Amsterdam binnen te komen ten einde den 16. te kunnen vergaderen, op zodanige plaats als door de bovengenoemde Heeren in loco zal worden aangeweezen. Ik acquitteere mij bij deezen van de op mij genomen commissie, met verzoek van mij per naasten uwe gedagten te willen mededeelen. Wat mij aangaat, ik vreeze, dat we in Frankr(ijk) weinig acceuil of mogelijk in het geheel geen zullen ontmoeten: doch ik houde niettemin zulk eene vergadering van de beste patriotten in deezen toestand van zaaken niet ondienstig. Het zal eclat geeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de Natie, dunkt ons, een hart onder den riem steeken. Tegen den 4 Aug. ben ik wederom te huis. Het smert mij dat het in Uwe provincie zoo schijnt agter uit te loopen. De conduite van uw vriend B(ergsma) grieft meGa naar voetnoot1). Ik voele al het bittere van uwe situatie. Zoo 't mij eenigzins doenlijk is kome ik met pleizier eens tot U over en ben steeds
Uw vriend
Capellen tot den Pol.
Gister den 1 Aug. ben ik in den Haag geweest. Ik heb BerengerGa naar voetnoot2) alles gezegd wat ik konde, en hem overtuigd van het gevaar, waar in de patriotsche partij door de conduite van Frankr(ijk) gebragt is. Het Fr(ansche) Hof ziet het nu van agter ook, doch de kogel is door de kerk. Zij hebben volstrekt nodig gehad wegens de zaaken van het Turksche Rijk, zig van deezen oorlog te ontdoen. Zij durven den Koning van Pruissen (dien ze tegen den Keizer nodig hebben) niet indisponeeren. Vergennes heeft Necker doen buitelen en deezen niet meer aan het hoofd der Financien zijnde, heeft Fr(ankrijk) in en buitenslands zijn crediet verlooren. Vergennes moest daarom a tout prix vrede maaken. Fr(ankrijk) wil alles wederom in ons land door een voordeelig commercie tractaat etc. etc. etc. goedmaaken, doch ik heb Ber(enger) gezegd en toegezwooren, dat den gedaanen faux pas door niets anders is goed te maaken dan door den gewapenden arm van Frankrijk. Dat alle hunne minnelijke intercessiën vrugteloos zullen zijn om de Engelschen te bewegen tot eenen redelijken vrede. - De Engelschen zouden ons Nega- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
patnam wel weergeeven, wanneer wij tot onze oude verbindtenissen met hen wilden wederkeeren, doch in Holland heeft men daar gene ooren naar, zelfs is de Raadpension(aris) daar zo ferm op, dat hij in zulk een geval zijn post terstond zoude nederleggen. Adieu in grooten haast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om veler opkomst op de Patriotsche vergadering te Amsterdam. - Zijn slechte gezondheid. - Welke de inhoud van het nationaal adres over een nadeeligen vrede volgens zijne opinie zijn moet. Hij wil dit adres aan Beijma overlaten, zijn omstandigheden beletten hem er deel aan te nemen. Hij verwacht veel goeds van dat adres. - Voorloopige conferentie. - Holland keurt Frieslands houding af. - Frankrijk wil den oorlog met Engeland niet doorzetten. - Vrees voor inmenging van Pruisen.(No. 41.)
App(eltern), den 5 Aug. '83.
Waarde Vriend,
Gister te huis komende, vinde ik Uwen geëerden dato 20 der voorleeden maand. Dezelve moet met de post van voorleeden Woensdag eerst zijn ingeloopen, anders ware hij mij met de andere brieven toegezonden geworden. Het spijt me dat ik UE: dus niet zo spoedig, als UE: had gewenscht, hebbe kunnen antwoorden: doch UE: ziet dat het mijne schuld niet is. Uit mijn laatste, van Rhijnstroom bij Leiden geschreeven, zal UE: hebben gezien dat er eene conferentie tegen den 16 deezer te Amsterdam is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belegd. Men zal den 15. binnenkomen om den volgenden dag te kunnen vergaderen. Ik bidde U daar ook te komen, gelijk ook doen zullen de Heeren van Halteren, Blok, en Romswinkel van Leiden en anderen. Gelieft toch zo veelen als UE: kan tot onze partij gehoorende, zo uit Friesland als uit andere provincien, inzonderheid Groningen, daar ik geene relatien hebbe, mede te brengen. Schoon ik weinig hoop van reûssite in Frankrijk hebbe, zo oordeele ik nogtans noodzaaklijk, dat men eens bij elkander koomt. Wat nu aangaat Uwe begeerte om mijne consideratien over een te formeeren request tegen het sluiten eener verderflijke vrede: - door en door vermoeid van eene reize, die ik in zulk eene ondraaglijke hitte voor geene honderd ducaaten weer dede, zie ik, in den korten tijd, die mij heden overschiet, gene kans om daar iets, dat voldoet, van op papier te brengen. De verwarring welke in deezen missive heerscht zal UE. wel doen zien, hoe zeer mijn zenuwgestel tans is gederangeerd. De hitte en de vermoeijingen van de reis hebben mij dermaate nedergeslagen, dat ik niet, voor dat de herfst begint, op mijn verhaal zal komen. Intussen zou ik van opinie zijn, dat de addressen behoorden te beginnen met eene optelling van alle de verzuimen, misslagen en slinksche handelwijzen geduurende deezen oorlog, ja zelfs vóór denzelven, gehouden en begaan. De tekenaaren moesten de gehouden directie openlijk en sterk afkeuren, en eene andere directie eischen onder aanbod van al haar vermogen, mids onder hun mede opzigt ter bereiking van het bedoelde oogmerk, wordende besteed. Hier zouden zij eischen konnen, dat de vloot in handen van eenig eerlijk bevelhebber onder het oppertoeverzigt van een of meer gecommitteerden wierde gesteld met volle en onbepaalde magt om den vijand allen mogelijken afbreuk te doen, zonder ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodzaakt te zijn om telkens orders van 't vaste land te moeten wagten en daardoor de gelegenheid te missen om het Vaderland van dienst te kunnen zijn - maar wat behoeve ik U, mijn waarde Vriend, ingredienten te fourneeren tot zodanig een addres? wie is beeter dan gij - ik vleie waaragtig niet - in staat om er een in order te brengen? Gij hebt boven mij (behalven een sterker constitutie) het voordeel van altijd in uwe provincie, bij uwe boeken, papieren, bij het middelpunt van uwen kring te zijn. Ik daartegen ben steeds als op reis. Mijn buiten is 20 uuren van mijne winterkwartieren; met zulk eene beslommering als ik om handen hebbe ben ik nooit te huis, steeds ten halve bij mijne papieren, boeken, aantekeningen en ver van alle informatien. Dit maakt mij zoo verdrietig, dat ik het niet zeggen kan, wijl de verwarring, waarin ik wegens dat heen en weer trekken steeds ben mij het werk driemaal moeilijker maakt dan nodig is. Indien er nog voort zal gewerkt, geploegd, gezwoegd worden, zo zal ik mij, het mag gaan zo het wil, op eene of andere wijze meer a mon aise zetten. De openlijke afkeuring der natie met betrekking tot de godlooze directie der publieke zaaken is in mijn oog een der wezenlijkste ingredienten van het addres; wijl deeze daar zijnde de Engelsche cabale alsdan niet zal reûsseeren met aan de patriotten de schuld van den oorlog en van deszelfs gevolgen te geeven. Dit te kunnen voorkoomen rekene ik een der hoofdoogmerken van het nationaal addres; want den oorlog, zonder een eenig bondgenoot, doorgezet te krijgen of tot een gelukkig einde te brengen, is iets daar ik geen plan van weete te maaken. Ik meene daarom ook in mijn voorigen te hebben bijgevoegd, dat, indien om goede redenen, aan de natie vooral openteleggen, het doorzetten van den oorlog ondoenlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geoordeeld wierd, men door zulk een nationaal addres nogtans veel had gewonnen, deels met betrekking tot het bovengemelde en deels in opzigt op vrienden en vijanden. De eerstgemelden zouden uit deezen stap van 't volk zien, dat wij zulke niets betekenende bondgenooten niet zijn als zij zig verbeelden; en de anderen zouden begrijpen, dat wij te lang getergd gevaarlijk voor hun zouden kunnen worden. ApollyonGa naar voetnoot1) en zijn aanhang zou er door bedonderd raaken. Enfin, ik zie veel goeds in deeze onderneeming. Schoon nu te Amsterdam op de reeds gehouden voorlopige conferentie het doorzetten van den oorlog ondoenlijk wierd gerekend, zo is nogtans goedgekeurd, dat de natie er toe worde bewerkt als of het geschieden moest, wijl men begreep dat men haar nooit te veel vuur kon inblaazen. Op dit plan wordt reeds door de Pol(itieke) Holl(ander) Post van den Nederrh(ijn) en anderen gewerkt. De Baazen in Holland keuren zeer af, dat de Friezen opening van den Staat der vredehandeling willen hebben. Zij vreezen, dat zulks nieuwe deliberatien over dezelve bij de provincien zoude kunnen veroorzaaken en dat deezen het oor zouden kunnen leenen aan het voorstel van England om Negapatnam weertegeeven, mids wij de oude verbindtenissen met dat rijk vernieuwen. Dit laat zig hooren, hoewel ik geen vriend van veel secretesses ben. Onze toestand is inderdaad beklaaglijk. Frankrijk wil absolut den oorlog niet doorzetten tegen England. Het heeft Pruischen te menageeren, om deezen tegen den Keizer, casu quo, te kunnen opposeeren. Vergennes, Necker hebbende doen tuimelen, en met denzelven het crediet van Frankr(ijk), moet de vrede hebben om zig te souteneeren. Indien Pruischen zig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met onze huislijke zaaken kwam bemoeien (dat niet onmogelijk is), God weet of Frankr(ijk) het niet stil aanzag - en, in allen geval, welken staat kunnen wij op de beloften van dit rijk maaken. Dat Pruischen inderdaad attent is op 't gene hier voorvalt is zeeker, ik ben in staat u te verzoeken van mij daar ingewikkeld in te gelooven. Ik weet dit met zekerheid. Eene mondlijke conferentie is gewis nodig. Mag ik U bidden (indien geene grooter belangen 't hinderen) gun mij dezelve op den bepaalden tijd te Amsterdam, waar ik mij daar zal bevinde(n) kan UE: ontwaar (hier eindigt de brief).
No. 44 en No. 47 ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's adviezen. - Hij wil alles voor de goede zaak opofferen. - Hij teekent als schutter bij het Zwolsche vrijcorps. - Oneenigheden over het jachtrecht.(No. 48.)
Deventer, den 20 Sept. '83.
Waarde Vriend,
Het gebeurd wel eens, dat ik mijne brieven voor U in een Zwolsch paquet insluite en dan komen ze wat laater over. Ik geloove, onder verbeetering, dat het paroisseeren van uwe advijsen veel nut zoude doen. Dezulken die uit nijd over Uwen roem de goede partij zouden verlaaten, zoeken er slegts een voorwendsel voor. R(engers)Ga naar voetnoot1) over de dubbel verdiende honneurs U aangedaan sensibel zijnde, zal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo er wat goeds in zit, diezelfde honneurs zoeken te verdienen. Aan het groote but, de gemeene zaak, moet al(les) w(orden) opgeofferd, niet alleen onze roem, maar zelfs (onze) reputatie. Ik ben zelf een tijd lang voor een .. ionaris gehouden. Tans de reis te onderneemen is m(ij) (on)doenlijk. Mijne gezondheid permitteert het niet. Van de 4 nagten in Deventer heb ik er wederom 2 slapeloos doorgebragt - deezen ganschen nagt perfect geen oog geslooten. In deezen toestand en doodafgemat heb ik een gedetailleerd advys over de..... en een, dog wat kleiner, raakende de preliminaires moeten ver... en. In 't laatste heb ik op de Engelschen eens helder losgedonderd en de natie zoeken te sterken tegen de verlokkingen om voor Negapatnam het oude juk wederom op de schouders te neemen. Het is mij ondoenlijk UE: eene copij er van te bezorgen, hebbende ik het gene moest geïnsereerd worden, maar pas kunnen afgeschreeven krijgen. Gister heb ik als schutter in het Zwolsche vrijcorps of liever genootschap van wapenoeffening getekend, ten einde de natie te geneezen van 't vooroordeel, als of het dragen van wapenen vernederende was. Ik wenschte, dat meer eerste lieden dit wilden doen. Met verwondering zie ik den inhoud van het bewuste addres. Het zal mij benieuwen, of het tekenaars zal vinden. Met betrekking tot de jagt is het hier tot eene perfecte anarchie vervallen. De meerderheid der Ridderschap houdt zig aan 't placaat van 1748, egter den kleinen steden de jagt, mids de burgers gegoed zijn (in).... quartieren accordeerende. De 3 Steden willen het placcaat van 1748 niet (me)er erkennen, accordeeren de burgers der groote steden... jagt door de heele Provincie, en die der kleinen door de quartieren, waarin ze gelegen zijn. De Drost van IJsselmuijden en ik op gronden, die ik meene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klaar gedetailleerd te hebben, wijzen aan de kl(eine) steden hetzelfde regt toe als aan de groo(te)n, en verklaare(n) beiden bevoegd om zig in de possessie te herstellen, daar zij via facti, met militaire executie in 1748, zijn uitgezet. Conclusie is er niet genomen, wegens dat de steden C(ampen) en Z(wolle) voorgeeven tot den 1 Octob. aan de surcheance verbonden te zijn en dus zal er tot den aanstaanden Landdag zonder placaat gejaagd worden, wanneer de 3 Steden met ons beider stemmen er een zullen arresteeren naar onzen zin en meer overeenkomende met de beschaafdheid der tijden. Ik heb de artijkels, die niet door den beugel konnen, reeds uitgemonsterd. De Teerg(eliefde) zal woedend op mij zijn, wanneer hij mijn advijs leest. Anders is er niets voor geweest. Ik blijve steeds Uw Vriend, q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijeenkomst te Utrecht. - Inhoud van een brief door Berenger ontvangen en aan de Gijzelaar meegedeeld. - Hij geeft opening van zijn missive aan de Breteuil. - Adres aan Frankrijk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarde Vriend,
Het heeft mij zeer leed gedaan UEd: te Amsterdam niet te hebben mogen zien. Ik hoope, dat het U en ons allen zal mogen gebeuren U bij de volgende bijeenkomst te Utrecht te ontmoeten, dewelke bepaald zal worden naar dat de Heer de Gijs(elaa)r of ik tijdingen uit Fr(ankrijk) zullen bekoomen. Intussen is door den Heere de Ber(en)ger eene nota aan den Heere de Gijs(elaar) gezonden, welke eerstgemelde met de post van den 30 Sept. ontfangen had, waarvan ik U den inhoud onder de uiterste secretesse mededeele. Niemand weet ze dan eenige weinige Amsterdamsche Heeren en ik. Ge moet ook aan niemand zonder onderscheid laaten blijken, dat ge dezelve nota gezien hebtGa naar voetnoot1). De Hr. de Gijs(elaa)r heeft wel in algemeene termen aan de Vergadering bekend gemaakt, dat er apparentie was iets van 't Fransche Hof te obtineeren; doch van de nota van den Heere de B(erenger) heeft hij geene opening gedaan; gelijk ik echter, op stellig verzoek van eenige Heeren, gedaan heb van mijn grooten missive aan den Heere Baron de Br(eteuil) dato 1 September. Singulier is het, dat die bovenstaande nota zo veel overeenkomst met denzelven heeft. Ik begin te gelooven en meer met mij, dat mijn schrijven gansch niet vrugteloos is geweest. Intussen heeft onze vergadering beslooten aan 't Fr(ansche) Hof als haare en der patriotten begeerte te kennen te geeven, dat zij tot haare geruststelling nodig heeft eene verzekering, dat het Fr(ansche) Hof niet zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toelaaten, dat zig anderen met onze huislijke zaaken komen bemoeien. Ik begrijpe, dat onze partij begint te rijzen; ook voelt zulks de Engelsche Factie zeer wel, wijl zij er bitter over klaagen. Zend deezen na lecture aan mijn waardigen vriend Beijma. Ik heb geen tijd dit alles dubbeld te schrijven. Ook ben ik tans sterk met hoofdpijn en bedwelming bezet. Ik eindige na verzekering van steedsduurende vriendschap en ben Uw Vriend, U bekend.
Swoll, 12 Oct. 1783.
Wel Ed.gestr. Heer!
Ik voldoe met vermaak aan de begeerte van onzen gemeenschappelijken vriend, in UWEg. deeze toe te zenden, verzekerd, dat ze UWEg. het zelfde genoegen, als mij, zal geven. Morgen zal ik aan ZHWgb. doen toekomen een antwoord van Mr. de Br(eteuil), gister door zijn chargé d'affaires van Parijs medegebragt, om in eigen handen over te geven, of met alle securiteit te bezorgen, dat nog wel iets naders zal inhouden. De sensatie, die de Amst(erdamsche) samenkoomst, waarvan men tot mijne verwondering niet vroeger de lugt heeft gehad, op onze Anglomanen maakt, is zigtbaar, en ik bespeure klaar, dat zij de moed laten zakken. In de Courier du bas Rhin zal UWEg. ook heden een singulier raisonnement vinden, tendeerende om te toonen, dat de Burgerije van Utrecht geen pas ten halven doen, maar zo wel de Aristocratie als het Despotismus uitroeyen moeten. Het oogmerk om verdeeldheid te maken, ten minsten om te doen anticipeeren, is klaar genoeg, maar kan ligtelijk verkeerd uitvallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Heer van Suithem schrijft mij, dat het daar critiq uitziet, en er zo wel tegen Musschenbroek en Dijkveld, die heden als Burg(emeesters) moeten aankomen, als tegen Wieling, een verregaande animositeit heerscht. De roode loop heeft zig te Deventer zederd een dag of tien zo sterk geopenbaard, dat de Drost van Zalland aan de Steden heeft geproponeerd, om de najaars Landdag, die den 20 Octb. moest beginnen, tot den 8 of 15 Decb. te verschuiven, dat ook geaccepteerd is. Van de zijde van de Ridderschap zal hier onder wel het geheime oogmerk liggen, om met relatie tot het quaestioneuse point van concludeeren alle mogelijke tijd te winnen, of er nog eenige diversie te maken mogt zijn. Die Heeren doen thans hun uiterste best, om de jagt in deeze provincie ook voor de burgers ten onnutte te maken en zetten alomme de boeren op, om daar van mede te profiteeren, dog zijn kortzigtig genoeg, om niet te begrijpen, dat zij er zelve de dupe van zijn, en moeite zullen hebben, die lieden het geweer weder uit de handen te wringen. Die droevige ziekte houdt hier ook nog niet op; in de afgelopen week zijn er drie menschen aan gestorven, en er liggen nog twee of drie gevaarlijk, maar zederd agt dagen zijn er maar zeer weinige op nieuw door aangetast. God bewaare UWEg provincie voor deeze bezoeking! Ik hebbe de eer met de opregtste hoogagting te zijn WelEdgestr. Heer
UwelEdgestr. ootm. dienaar,
P. Lindenhoff. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tegenwerking van de Aristocraten. - Hij oordeelt een tegemoetkomen van de Aristocraten aan het volk noodzakelijk. - Misnoegen over het publiek worden der Patriotsche Vergadering. Zijn missive aan de Gijzelaar hierover. - Hij meent op te merken, dat sommigen hem opzettelijk mijden. - Hij wil de natie zijne politieke handelingen bloot leggen naar aanleiding van Berkhey's beschuldigingen. - Hij vraagt om Beijma's openbaar schriftelijk advies. - Invloed van Van der Capellen in Gelderland.No. 52.
30 October (1783).
Waarde Vriend.
Ik keure Uw voorgenomen plan volkomen goed, en wijl het mij wel eens gebeurd, dat mij de beste idees direct uit de pen vallen, zo zend ik U deezen tot Uw eigen gebruik, casu quo, terug. De Aristocratie belemmert mij geweldig in mijne mesures. Ik heb aan B.Ga naar voetnoot1) geschreeven, dat de oppositie zig vereenigt, de concert begint te ageeren en zig te versterken etc. De publiciteit van onze vergadering toont, dat ik eene echte informatie hebbe gegeeven, ook was er gezorgd, dat er van eenen anderen kant een berigt van terzelfder plaatse kwam. Het is eigelijk die openlijk vereenigde oppositie, die de attentie tot zig getrokken heeft, waarvan ik de preuve in het antwoord op mijn schrijven hebbe gekreegen. Maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoe zal het gaan, wanneer men ontwaar wordt, dat die oppositie een zeer tegenstrijdig lighaam is, wiens vues hemelsbreedte verschillen? Hoe zal het gaan, wanneer men hoort, dat de misnoegdheid over het publiceeren der vergaderinge dat heele corps als doet verdwijnen? UE: begrijpt, dat ik elendig verlegen ben om mij wel te acquitteeren van 't gene ik op mij genomen hebbe en te voldoen aan de verwagting, die men van mij heeft. Ik weete er niet beeter op dan voorttegaan met echte informatiën te geeven van de ware geschapenheid der dingen en de vrienden daar te zien te overtuigen, dat zij om duurzaam werk te maaken hunne banden bij de natie en niet enkel, gelijk voorheen, bij de Aristocraten moeten zien vast te leggen. Hou U maar schuil, tot dat men U openlijk nodig heeft. Ik keure dit ook voor U de beste partij, en ben zeer gerust steeds een vast man aan U te zullen vinden. Intussen ware het niet kwaad de aristocraten te overtuigen, dat hun belang en veiligheid vorderen, het volk tegemoet te komen en niet te risqueeren, dat het aan den gang raake om tot den bodem toe te reformeeren. Er zal niets van alle ondernomen redressen vallen, of en Pr(ins) en Aristocraten zullen een gedeelte hunner pretensien vrij wat moeten modereeren. Trekken zij de lijn te strak, zo loopen ze groot gevaar. Ik vreeze, dat er zo spoedig geene vergadering weer zal zijn. Het misnoegen over de publiciteit is verregaand en veelen willen er nu niet meer mede te doen hebben. Ik heb, schoon direct of indirect aan die annonce geen deel hebbende, aan Gijs(elaa)r, met verzoek van verdere communicatie een nadrukkelijken missive laaten afgaan en daar in betoogd, dat zo danige secretesse als die misnoegde Heeren schijnen te vorderen, onmogelijk en ondienstig is. Dat die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duisterlingen, die steeds beezig zijn ons land ongelukkig te maaken, even als de valsche munters, dieven en moordenaaren in holen en gaten mogen vergaderen; maar dat ons het daglicht voegde etc......Ga naar voetnoot1). Dat doorvergaderen een waar point d'honneur voor ons was geworden.... Enfin, dat het een raar motief was, de voortzetting van een maatregel, die men zelfs nuttig en nodig had geoordeeld, te staaken om rede N.B. dat de natie te weeten gekomen is, dat een aantal der besten en deugdzaamsten Regenten beezig was om haar te redden! Het zou een elendig effect binnen en buitenslands doen, wanneer onze vergaderingen voortaan agterbleeven. Schuwt men U? Ik meene bij sommigen hetzelfde ondervonden te hebben. Doch ik getrooste mij zulks. Berkhey heeft me openlijk (zo ik hoore) voor een tweeden Cromwel uitgeschilderd. Risum teneatis! Intussen is mij in een slapeloozen nagt te binnen gekoomen, dat ik om de partij, in wiens dienst dees haatlijke campvegter is, dit betaald te zetten, geen beeter weg kan inslaan, dan om der natie openlijk een tafareel voorteleggen van mijne wijze van denken en handelen met betrekking tot het politique. Ik zou eene korte schets van 't caracter en de daaden van Cromwell kunnen maaken, de Cromwells in 't algemeen kunnen leeren kennen, vervolgens dit kunnen controlleeren met mijne politique geloofsbelijdenis en politique zedekunde. Ik verbeelde mij in staat te zijn, zonder dat er wat op ware een anderen B(rief) A(an) H(et) V(olk) V(an) N(ederland) te kunnen schrijven. Wat dunkt U van dit idee? God zegene Uwe verdere poogingen! Doch kan het zijn, adviseer schriftelijk, en laat het toch publiek worden! Dit kan geschieden zonder de Aristocraten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigenlijk te stooten. Het zal wel de nijd gaande maaken, maar langzamerhand zult ge 't te boven komen. Capellen begint op die wijze boven verwagting invloed in Gelderland te krijgen. Vaarwel mijn vriend, geloof me steeds
Uw Vriend,
U Bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vermoeidheid na zijn lange reis. - Zijn advies op het plan van Van Beijma over de militaire Jurisdictie. - Utrecht wil geen bijeenkomsten meer. - Waarom hij op Berkheij's beschuldigingen antwoorden wil. - Overijselsch adres ter voorkoming van een verbond met Engeland en ter bespoediging van eene alliantie met Frankrijk. - Onderzoek naar de zaak van Brest.No. 54.
Zwol, den 19 Nov. '83.
Waarde Vriend,
Ik ben gister avond na in twee wintersche dagen en in dit elendig weer circa 20 uuren te paard afgelegd te hebben, alhier gearriveerd. UE: begrijpt, dat de fatigue van de reis gevoegd bij de geduurige afwisseling van visites te doen en te ontfangen, mij weinig geschikt maakt om over zaaken van belang te schrijven. Schoon voor 't overige mijne gezondheid tans beeter is, dan ze geduurende eenige maanden was, hebbende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat ontspanning en de koele najaarslucht mij veel goed gedaan. Uw plan raakende de Milit(aire) Jurisd(ictie) is excellent. Eene finaale en fataale Resol(u)tie te dilaieeren is het beste, dat er kan geschieden. Maar ik geeve in bedenken, of men ter staatsvergaderinge ook zoude kunnen weigeren reflexie te slaan op naamlooze advijsen van lieden, die geene leden van dezelve zijn; en of UEd: dus niet beeter zoude doen van uit die allen een advijs of memorie voor U zelven op te stellen, met melding, dat UE. om het gewigt der zaaken de opinien van andere kundige en wel geïntentioneerde vaderlanders had ingenoomen. Er is geen questie voor eerst van eene bijeenkomst, mogelijk zal er nimmer wederom eene zijn, ten minste indien de Utrechtsche Heeren persisteeren om, schoon de correspondentie wel willende aanhouden, geene bijeenkomsten van alle de correspondeerende leden meer bij te willen woonen. Men hoopt hen echter nog te zullen detourneeren. UE. heeft mijn plan om de pen tegen Berkhey op te vatten niet begreepen, of ik mij niet duidelijk uitgedrukt Ik wilde mij niet tegen dien laagen schurk verdedigen of zuiveren; maar onder schijn van zulks te doen, wat democratische en andere waarheeden en kundigheeden onder den man brengen. De verdervende hand rust nog niet, om ons weder in liaison met England te brengen. Ik zie in Overijssel genegenheid tot het presenteeren van een addres om zulks te verhinderen en daartegen aantedringen op eene nauwe verbindtenis met Frankrijk. Eerst heb ik dit address voor als nog ontraaden; doch tans oordeele ik het noodzaaklijk: te meer, om dat ik Frankr(ijk) gaarne een blijk wilde geeven, dat onze natie naar eene verbindtenis met hetzelve reikhalst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik oordeele het van belang, Fr(ankrijk) te overtuigen, dat het de verbindtenis, die het hoopt en zoekt niet met de aristocraten, maar met het volk zelf moet aangaan. Ter gelijker tijd wilde ik door middel van een addres een kerel met een rug zien benoemd te krijgen, wegens 't onderzoek van de zaak van Brest. Ik wenschte, dat de Friezen ons met een dito request wilden ondersteunen. Indien het in Leeuwaarde begon, zou het wel volgers krijgen. Zonder geweld van requesten krijgen wij die beide pointen er niet door. Adieu in grooten haast T.T. C.t.d.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's adres. Dito adres in Twente en Deventer. - Hij betwijfelt of het adres voor den Landdag gereed zal zijn, Gijzelaars antwoord blijft uit. - Adres van de gilden aan de magistraat over de oprichting van het vrijcorps.No. 56.
Zwol, den 26 Nov. '83.
Waarde Vriend,
Onbedenkelijk aangenaam was mij uwe missive dato 22 deezer. Uw opstel vind ik keurlijk goed: Ik hoope maar en twijfel niet, of het zal in uwe provincie geteekend worden. Ik denke, dat nog deeze week te Deventer en in Twenthe een dito op het touw zal worden gezet. De periode houdende in substantie ‘dat zulk een blijk der veranderde denkwijze onzer natie den Koning van Fr(ankrijk) aangenaam zal zijn’, is wonder naar mijn zin. Zij entreert volkomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in mijn plan, welk ik bezig ben door middel van den Heere de Br(eteuil) ter uitvoer te brengen. Tot heden heb ik van onzen vriend Gijs(elaa)r niets vernomen, schoon ik voor meer dan 14 (dagen) aan Zijn E: schreef, dat het werk in Overijssel naar zijn antwoord wagtte en ik hem dus om een spoedig antwoord smeekte. Ik ben nu voorneemens nimmer iet nuttigs om zijnen 't wille uittestellen, maar mijne plans op eigen ban en boete te volvoeren. Nu zal het hard houden, of ons addres voor eene alliantie met Fr(ankrijk) en tegen eene met England, 2o voor het veranderen van den militairen eed in navolging van de Staaten van Zeeland, 3o voor het dito veranderen van den eed der advocaaten en procureurs en 4o dat N.N. tot de zaak van Brest worde gecommitteerd - of zeg ik, dit addres nu wel vóór 't begin des Landdags zal kunnen klaar zijn. Vriend Gijs(elaar) heeft me wel 12 dagen doen verliezen. De gilden zijn hier beezig een addres te tekenen, waarbij zij de magistraat verzoeken, de oprigting van het vrijcorps te accordeeren en het zelve op de eigen wijze te ondersteunen en te begunstigen, als de cordaate magistraat van Deventer heeft gedaan. Gister hadden reeds drie gilden getekend en daaronder het grootste, zijnde dat der Kramers; en reeds ziet men er effect van. Sommigen beginnen van nu af aan toegeevender te worden, en men twijfelt niet meer aan den goeden uitslag. Wijders niets UE: attentie waardig weetende, heb ik de eer met hart en ziel te zijn Uw Vriend, U Bekend.
Nos. 59, 60 en 62 ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezoek van Nijvenheim. Deze deelt 's Konings belofte aan de Gijzelaar, van Berckel en V(isscher?) mede. - Memorie over den toestand der Republiek voorgeleezen in 's Konings Raad. - Bericht van Vauguyon aan de Hollandsche Hoofden. - Hij ijvert tegen de door Frankrijk als hoofden der patriotsche partij beschouwde Hollandsche Aristocraten. - Zijn brief aan de Gijselaar. - Hij beklaagt zich dat Van der Capellen e.a. niet naar een wel doordacht plan handelen. Hij haalt een staaltje daarvan aan met betrekking tot de handhaving van het regeeringsreglement. - Engelsch-Oranje partij werkt weer voor een verbond. Hij dringt aan op alliantie met Franerijk voor een bepaald getal jaren, waarbij de wederzijdsche hulp vastgesteld worden zal. - Uilteg hiervan. - Hij wenscht uitschrijving van een extraordinairen Landdag. - Zijn plan van een openlijken brief aan de Post van de Neder Rhijn. - Vraagt Beijma's advies. - Utrechtsch adres. - Commercie-tractaat. - Hij stelt het vrijcorps nieuwe wetten voor.No. 65.
Zwol, den 4 Jan: '84.
Waarde Vriend,
Ik merke uit uwen aangenaamen dato 2 deezer, dat de nouvelles, in deezen inliggenden vervat UE: nog onbekend zijn. Die aan G(ijselaar) is terstond gedepecheerd. Ik ben zeer verheugd, dat UE: deezen vriend op dien toon hebt geschreeven. N(ijvenhei)m is, in alle spoed, uit P(arijs) hier geweest en heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(dit alles onder ons) eene vrij voldoende declaratie van V(ergen)nes geobtineerd, betrekkelijk het genoegen, dat de K(oning) in de conduite der Patriotten had, met belofte van derzelver poogingen te favoriseeren, zo veel de independentie der Rep(ubliek) toelaat. N(ijvenhei)m heeft dit aan G(ijselaar), V(an) B(erckel) en V(isscher?) gecommuniceerd. V(an) B(erkel) stelde weinig belang in die declaratie, noemde dezelve ‘wat bloempjes’ en eindigde met de trouwloosheid van Fr(ankrijk) het gewoone Cheval de battaille van die drie Heeren, ten minsten van de beide eersten. Des derdens wijze van denken ken ik niet van zo nabij. Sedert dat N(ijvenhei)m, hij is denkelijk alweer te P(arijs), die entrevue met die drie magnaten heeft gehad, is er uit P(arijs) tijding aan N(ijvenhei)mGa naar voetnoot1) ingeloopen, dat de zaak der Patriotten in P(arijs) op den besten voet staat. Dat in 's Konings Raad geleezen zijnde eene memorie, waarin den toestand der Rep(ubliek) naar waarheid was opengelegd; dat de gemoederen daar door getroffen waren, zodat daadlijk aan Berenger depêches van het grootste belang waren afgezonden. Dat la Vaug(uyon) mede aan de Hoofden in Holland had geschreeven en mede te kennen gegeven, dat de Heer van N(ijvenheim) aldaar niet vrugteloos had gewerkt. Ik mene, dat het meer en meer tijd wordt om het Cabinet van V(ersailles) te desabuseeren en hetzelve te waarschouwen, dat zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de verkeerde deur kloppen. Dat degenen, die zij voor de hoofden der Patriotsche partij houden dit in lang niet zijn en dat zij nimmer hun but zullen bereiken, wanneer zij het bij die Aristocraten zoeken. Ik heb, zonder iemand te noemen, reeds in dien trant aan mijn correspondent geschreeven en zal dit per eersten nader doen. Aan G(ijselaar) heb ik voorleeden postdag onbewimpeld gezegd, dat de conduite van sommige lieden in het oog loopt en dat ik hem als vriend bad, zig van dezelven te separeeren - want, dat men genoodzaakt zou zijn de alliantie met Fr(ankrijk) à la barbe van de Aristocraten door te drijven. Ik ben verlangende zijn antwoord te zien. Het manqueert al die vrienden als ook mijn cousin aan een vast en weldoorgedagt plan. Hiervan, dat ze zig zelf nimmer gelijk zijn. Zij hebben te veel dissipatie om den tijd te kunnen vinden, die nodig is, om een voorwerp van alle zijne zijden te bekijken. In 1777 condemneerde mij C(apellen) zeer over mijne onderneeming ter handhaaving van het Reglem(ent) op de Regeering, mij raadende liever te zorgen, dat de dijken in onze provincie beeter gemaakt wierden. Hij doorzag al de gevolgen van deezen stap niet, die tans van eenen allerernstigsten aart voor den Teerg(eliefden) en zijn Huis zijn. Wijl de Teerg(eliefde) met de Ridd(erschap) en de Magistraaten der beide Steden niets hebben gelieven te defereeren aan de instantiën door ons gedaan, heeft Deventer reeds verklaard na Mei niets te zullen erkennen, van het gene door de wederregtelijk aangestelde gecommitteerden zoude gedaan worden. Ik heb mij met Deventer geconformeerd en mij daarenboven alle zodanige middelen van efficacieus redres gereserveerd, als de gronden der burgermaatschappij in 't algemeen en die van onze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
provinciaale constitutie in 't bijzonder mij zullen aan de hand doen. De gemeente van Campen heeft reeds gedeclareerd geenerlei infractien in 't Reglem(ent) verder te zullen gedoogen, en ik verwagt, dat die van Zw(olle) eerstdaags in 't verschiet zal laaten zien, dat de voorregten van het Stadh(ouderlijk) Huis enkel op dit Reglem(ent) steunen. Ik behoeve U niets verder te developpeeren. Intussen werd ik in 1777 sterk over deezen stap gecondemneerd. De Teerg(eliefde) zal nu de vernedering moeten ondergaan, van openlijk het hoofd in den schoot te leggen, of ik zal Hem vervallen verklaaren van al zijne regten etc. Ik heb a gezegd en zal ook b zeggen. Wijl de Engelsch-Oranje-factie haare poogingen verdubbelt om ons van Fr ankrijk) af en wederom tot Engl and) te brengen, zelfs in zo verre, dat het bedenkelijk wordt of dit trouwloos volk ons niet wederom onverwagt op het lijf zoude kunnen vallen, zo oordeele ik dat men geen oogenblik behoort te verzuimen, om een verbond van onderlinge bescherming met Fr(ankrijk) te sluiten - voor een bepaald getal van jaaren, 12 bij voorbeeld - en met stipulatie van de wederzijdsche hulp, casu quo, te presteeren. Ik zou adviseeren, dat wij dit verbond slegts voor een bepaald getal van jaaren dienden te sluiten, om telkens, bij elke vernieuwing, ons te noodzaaklijker bij Fr(ankrijk) te kunnen maaken en te beeter conditiën te kunnen bedingen, alsmede omdat nimmer verbonden zo min als regeeringsformen voor de eeuwigheid dienen gemaakt te worden, vermids dezelven steeds met de omstandigheeden behooren overeentekoomen. De hulp zou ik van onze zijde enkel in schepen doen bestaan, ten einde ons te noodzaaken, om er altijd in voorraad te hebben en alle voorwendsels tot augmentatien van Landmagt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af te snijden. Zouden wij van onzen kant geen 16 schepen van 64 en daarboven mogen belooven en Fr(ankrijk) daar tegen driemaal zo veel, ter onzer keuze, of wij die hulp in schepen of landtroupes begeerden? Maar nu is de vraag, of wij door zodanig een verbond in oorlogen zullen raaken? Ik geloof neen. Ik stelle vast, dat men ons minder aan zal tasten, wanneer men ziet, dat men met ons niet alleen zou te doen hebben. Om kort te zijn (want ik behoeve U mijn waarde Vriend met geene argumenten te tamboureeren, zo als men een Hollandsch aristocraat - en dat nog vergeefs - doen moet) ik geloove, dat er zulk een periculum in mora met betrekking tot eene defensive alliantie met Fr(ankrijk) is, dat ik wenschte, dat eenige provincie ter gelegenheid van Englands dwingerij om de vredenshandelingen te verplaatsen er expres, om het éclat te vermeerderen, eenen extraordinairen Landtdag over uitschreef. Ik onderwerpe deezen stap aan Uw verlicht oordeel. Ik ben niet vreemd, van openlijk onder mijn naam een brief aan de Post van den N(eder) R(hijn) daarover te schrijven. Die auteurs recommandeeren de Natie in deezen mijn raad te volgen. Ik heb mij in mijne memorie enkel over de noodzaaklijkheid eener verbindtenis met Engl(and) in het algemeen uitgelaaten en zou derhalve misschien niet kwaalijk doen, van mijne gedagten over den aart dier verbindtenis speciaal daar nog bij te voegen. Maar het stuk is zoo teder, dat ik wel wenschte Uwe opinie daarover vooraf te weeten - zo maar zo veel tijd zal overschieten, want ik geloove, dat het presseert. In Utrecht wil men er ook een point in een daar op het touw zijnde addres van maaken. Fr(ankrijk) heeft, gelijk UE: weet, eene nieuwe en zeer voordeelige negociatie geopend. Er is (onder ons) eerst questie geweest van dezelve onder garantie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Rep(ubliek) te doen, doch gelukkiglijk is dit niet geschied. Nu weet ik, dat het Cabinet van Ver(sailles) verwagt, dat de patriotsche partij deeze negociatie zal begunstigen en dat het empressement in deezen door haar te betoonen zeer, ja inderdaad zeer veel zal contribueeren om ons een voordeelig Commercie Tractaat te accordeeren, daar men de eer alleen aan de patriotten van wil geeven. Mag ik U nu bidden, recommandeer toch allen, daar ge invloed op hebt, dat zij deeze negociatie bevorderen. Ik zelf neem er 2000 f. in. Ook wenschte ik, dat UE. de goedheid had, van door de kundigste reders in uwe provincie te laaten op papier brengen, eenige der voornaamste ingredienten tot een Commercie-tractaat, zo als wij het in redelijkheid van Fr(ankrijk) zouden kunnen en durven vraagen. Ik heb occasie om er een nuttig gebruik van te maaken. Zou men zig met de vernieuwing van het Comm(ercie) Tractaat van 1739 ook kunnen vergenoegen? Mijn Collonelschap begint mij haast te verveelen. Ik kan 't waaragtig niet wagten. Dingsdag stel ik het corps een plan van wetten voor. Eene onvoorzigtigheid van die het eerste plan vervaardigd heeft, geeft ons veel spels om dit tweede smaaklijk te maaken, dat egter nodig is, zal de boel niet in confusie raaken. Ik ben beezig onze heertjes van de magistraat een leelijke pots te bakken voor hunne conduite, ten opzigte der wapening gehouden. UE. rappelleert zig, dat de Gilden een zeer nadrukkelijk addres ter onzer ondersteuning gedaan hebben. Het Smeden en Schippers gilde heeft ons sedert elk een vaandel aangebooden; en nu werke ik, of het er toe te brengen zou zijn, dat alle de gilden te samen ons de vaandels, trommen en musikanten bezorgden en dat wij dezelven alsdan openlijk voor schutsheeren aannaamen. Ik geloove, dat de vrienden op 't stad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huis in dit geval zouden kijken als een boer, die tandpijn heeft. Wat spijt het mij, dat wij niet nu en dan samen kunnen praaten! Ik ben inmiddels, na hartlijke reciproceering van al het goede, dat uwe vriendschap mij toegewenscht heeft, Uw Vriend, U Bekend.
Lees eens zeekeren Missive, waarin betoogd wordt, dat de heeren erfstadhouderen niet bevoegd zijn, om de keuren der Overijss(elsche) steden naar welgevallen te veranderen. Dit is bijna de tytel. Hij zou te veel port kosten, anders zond ik hem U van hier. Dees brief is juist op den tijd der keur van de meente verscheenen, doch de Teergel(iefde) heeft geen lust gehad zijne kragten te beproeven. Men zegt, Hij er twee exempl(aren) van present gekreegen heeft. Dit was brutaal niet waar en eene openlijke uitdaging! Ter ondersteuning van het crediet van Fr(ankrijk) heb ik dit, dunkt me, solide argument. Fr(ankrijk) heeft enorme schulden, doch ook evenredige ressources, waaronder eene die nog onaangeroerd is en wel de kloosters en de al te rijke geestelijkheid. De tijd zal zeekerlijk komen, dat er deezen ook aan zullen moeten!
Ingesloten brief van P. van Spaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resolutien van Holland December 1783. - Voorslag tot benoeming van de commissie tot onderzoek der frontieren. - Missive van de Ridderschap aan Dordrecht. - Staatsvergadering in Zeeland. - Eén lid weigert te stemmen. Middel om tot stemming te dwingen. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Propositien van Middelburg, Zierikzee en Vlissingen. - Request van Delft. Krijgsraad te Rotterdam gehouden over de Burgerwapening. Rotterdam dient een request bij de magistraat in naar aanleiding van V.d. Heims houding. - Schutterij te Gouda. - Deductie der Overijselsche steden. - Bericht van een vriend uit Antwerpen aangaande de verwachtwordende troepen in de Oostenrijksche Nederlanden.s' Hage, 27 December 1783.
Hoog Welgebore Heer,
De Heer de Gijzelaer, wegens het scheiden der Vergadering, en zijn aenstaend Huwelijk naer Dordrecht vertrocken en zeer bezet zijnde, heeft mij verzocht Uw Hoog Welgeb: de volgende Resolutien van Holland, voorlede Woensdag genomen te melden. 1o geresolveerd de provincie van Friesland drie tonnen gouds bij forme van leening uit de Generaliteits Cassa te geeven, de Provinciale en Generaliteits financien te examineeren, de quotes te revideeren, en de Generaliteits Cassa te doen openen; 2o het voorgevallene op den DoeleGa naar voetnoot1) te desavoueeren en improbeeren, den commandant van Lillo bij provisie te suspendeeren, hem naar 's Hage op te ontbieden, en in arrest te doen gaen; zijn zaek door eenen civilen rechter, welke bij de Bondgenooten bepaald | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal worden, te doen onderzoeken, 3o door Gedeputeerden van Dordrecht geouvertureerd zijnde de slechte staet der frontieren, en fortificatien, nietjegenstaande de Generaal du Moulin in 1775 reeds een plan van defensie had opgegeeven, is eene personeele commissie, tot onderzoek van 't zelve en om de generaels du Moulin en Martfeld daer over te horen, gedecerneerd; bij de volgende vergadering van 6 Januarij 178(4) zal de benoeming geschieden; men heeft daer toe voorgeslagen Gijselaer, van Berkel, Kasteele, Kempenaar, en Raedpensionaris. De Ridderschap van Holland heeft kunnen goed vinden een zeer scherpe briev aen de stad Dordrecht te schrijven, dat onze vriend hun advisen traduceerde, satisfactie, en voorziening voor 't vervolg gevorderd. - Men kan dit niet begrijpen, gemerkt volgens eene Staets Resolutie van 1663 de leden van Staet wegens hun advisen enz. niet geincommodeert mogen worden. Men twijffeld niet, of de stad Dordrecht zal houren Pensionaris mainteneeren. In Zeeland is de Staetsvergadering ook geindigd, doch over 't militaire niets van belang gedaen, uit hoofde een lid door zich niet te expliceeren de conclusie kunnende ophouden, de eerste Edele zich niet heeft gelieven te uitten. Doch toen is bij de Steden geresolveerd, om over de propositien van Middelburg, Zirczee, en Veere over reclame van Militairen wegens commune delicten, en het laten aufugeeren van militaire delinquenten, mitsgaders over eene propositie van Vlissingen wegens een patent, door Z.H. gezonden, om het guarnisoen, het welk nú nog in Vlissingen lag, daer uit te doen trekken, waer aen Vlissingen niet defereert, en het zelve wil ingetrokken hebben - den eerste Edelen tegens den 17en Januarij 1784, wanneer de Vergadering daer begind, te beschrijven, om als dan zijn advis te uitten. Dit is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer het gewoone middel, om een weigerend lid te permoveeren, en zoo zulks niet gelukt, dan geschied er eene bezending. Middelburg heeft ook eene propositie gedaen om over het in Zeeland doen inlegeren van troupes, zulke alleen als op hún repartitie staen, en over de patenten de consideratien van den Kapitein Generaal te hooren. - Zirczee heeft ter Vergadering eene propositie tot eene alliantie met Frankrijk, waar aen wij zoo veel verplichting hebben, gedaen en die propositie is door Vlissingen geappuieerd - de overige leden ongereed. Ik heb met zeer veel smaek UWelE. bondig advis over de nuttigheid eener alliantie met Frankrijk geleezen. Onder de burgerijen is men ook hier daer zeer voor; groot genoegen heeft mij ook gedaen de in stand brenging des nuttigen wapenhandels te Zwolle, en dat UWE. aen 't hoofd dier braeven zijt. In deeze provincie word de iever tot die nuttige institutie hoe langer hoe grooter, nietjegenstaende het zelve zeer gecontramineerd word. Te Delft zijn de burgers bezig daer toe een request te tekenen, en die tekening heeft vrij veel toeloop. Te Rotterdam is onlangs Krijgsraed der burgerije over de wapening van dezelve gehouden - de president burgemeester van der Heijm was in die qualiteit president van den Krijgsraed, en heeft, nietjegenstaende eene groote meerderheid voor de wapening was, de conclusie niet gelieven op te maeken, dog de vroedschap Elzevier, die Lieutenant Kollonel is, heeft 't zoover gepousseerd, dat de deliberatien in de Notulen van den Krijgsraed gebracht zijn, en vier en twintig leden van den Krijgsraed zijn op 't punt geweest, om in hun uniform op het stadhuis te gaen, en aldaer over den president-burgemeester te klaegen, doch om alle eclat te vermijden, heeft men hun gedisponeerd, om een nadrukkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
request aan de Magistraet daer over te presenteeren, en te verzoeken, dat gem(elde) president geordonneerd word, de conclusie op te maeken. In Gouda zullen eerstdaegs alle recommendatiën afgeschaft worden. De ordonnantie om de geheele Schutterij daer in de nieuwe Staetsexercitie te oeffenen, is Dingsdag bij de Magistraet van Gouda gearresteerd. Overtuigend is mij voorgekomen de deductie der Overijsselsche steden over de overstemming. Die deductie schijnt mij onwederlegbaer. Gisteren heb ik een echte tijding van een vriend, die te Antwerpen is, gekregen, waer in hij mij schrijft van zeer goede hand onderricht te zijn, dat de geruchten nopens verwacht wordende troupes in de Oostenrijksche Nederlanden volstrekte verdichtsels en hersenschimmen zijn. Na alle wenschelijk succes op UWelE. volstandige pogingen tot herstel en behoud onzer vrijheid gewenscht te hebben, heb ik de eer mij met de oprechtste gevoelens eener bijzondere hoogachting te noemen. UwHoogWelGebs. ootmoedigen dienaer,
P.V. Spaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn Fransche correspondentie. - Aard der alliantie. - Zijn angst voor een overval der Engelschen. - Request van Utrecht. - Waarom de alliantie met Frankrijk openlijk door een democraat moet worden doorgedreven. - Zijn Kolonelschap bij het Zwolsch Exercitie Genootschap. - Zijn waarschijnlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertrek uit Zwol om huislijke aangelegenheden.No. 67.
den 14 Jan. '84.
Waarde Vriend,
Deezen avond ben ik wegens derangement van zenuwgestel volstrekt buiten staat een brief bij een te krijgen, om U omstandig berigt te geeven van mijne Fransche correspondentie. Ik heb U gemeld, dat ik dato 26 Dec. een ampelen missive hebbe gedepecheerdGa naar voetnoot1). Ik was toen niet vreemd van het, wegens de repugnance der Hollandsche Aristocraten om verder te gaan, provisioneel bij een bloot voordeelig commercie tractaat te laaten; doch de dwingerij der Engelschen om de vredesonderhandelingen te verplaatsen en het gevaar dat wij loopen van op nieuw, onverwagt, door dit volk overvallen te worden, heeft me de pen nog eens doen opvatten. Ik heb te kennen gegeeven, in welk gevaar wij ons bevinden en dat wij voor alle dingen en onafhanglijk van eenige te formeeren liaisons, nodig hadden verlost te worden van de vreeze voor eenen nieuwen aanval: En dat de Natie, uit de conduite in deezen door Fr(ankrijk) te houden, den trap van veiligheid zoude berekenen, dien zij uit eene vernieuwing der oude banden met Fr(ankrijk) te wagten heeft. Ik heb er bij gevoegd, dat, hoe meer de Engelschen ons drongen, hoe meer ik van mijn kant meende een formeel defensief verbond te moeten precipiteeren als het eenig middel voor onze kwaalen, en dat ik derhalve gaarne wilde weeten, of Zijne Majesteit ook gouteeren zou Un traité de garentie mutuelle de toutes nos posses- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sions et de notre commerce legitime dans les 4 parties du monde, pour le tems de 12 années, sous condition que la France en cas que la Republique soit attaquée l'assiste, à ses depens, de 32 vaisseaux de ligne ou de troupes de terre en raison de ce nombre à l'option de la Republ(ique) et que la Republ(ique) de son coté assiste, sous les memes conditions, la France de 16 vaisseaux de pareille grandeur ou d'une somme d'argent proportionelle. De tels secours fournis en vertu d'un engagement anterieur sont, selon Mr. de Vattel, une dette que les Alliés se payent et ne donnent aucun juste sujet de guerre. Ik ben wijders voortgegaan met waare elucidatien en informatien te geeven van den toestand van zaaken alhier. Ik heb doen voelen, dat men zig vergiste met zig steeds alleen te addresseeren aan zeekere lieden, die men in Fr(ankrijk) aanzag en behandelde als de eenige, ten minste de voornaamste hoofden der patriotten: en bij die gelegenheid (ik hoope niet, dat ik kwalijk hebbe gedaan) den naam genoemd van zeeker iemand, die bij mij zo zwaar weegt als 3/4 van alle onze patriotten samengenomen - te lang om hier te herhaalen. Hetgene ik voornamelijk had te melden is, dat ik, ziende er periculum in mora is, den vreemden stap wel zoude willen doen om mijne gedagte over eene alliancie met Fr(ankrijk) bij missive, onder mijn naam, aan den Post van den Ned(er)-Rh(ijn) nader openteleggen en de Natie maar onbewimpeld eene defensive alliancie in voegen voorschr(even) aan te raaden. Ik kon dit gevoeglijk doen, wijl ik mij in mijn advys, door de Post aan het publiek medegedeeld, niet speciaal over den aart der alliantie hebbe uitgelaaten en die Heeren de Natie geraaden hebben mijnen raad in deezen te volgen. Ik heb eens nagegaan, welke soort van alliantien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij sedert 200 jaren gemaakt hebben; ik vinde er verscheiden van den voorgestelden aart, maar ongelukkig kan ik niet meer dan één voorbeeld vinden, dat wij zulk secours geleverd hebben en buiten oorlog gebleeven zijn en dit is het geval van 't secours naar England in 1745. Grotius en Pufendorff behandelen (zooals mij Prof. van der Marck schrijft) deeze questie niet en Wolff is van een geheel ander begrip als Vattel; dat mij geweldig spijt. Ik zend U mijn brief aan Van der M(arck) met instantelijk verzoek van mij citissime Uwe gedagte over de voorgestelde alliantie met Fr(ankrijk) te melden; en 2o. of ik den voorgenoomen stap zal doen om dezelve der Natie aanteraaden? Ik weete niet wat zoort van alliantie wij zullen kunnen aangaan buiten deeze. Eene alliantie van complimenten (zo als de Post wel zegt) is ons niets waard en tot niets nut. Zij die altoos praaten (zo als Capellen ook doet) van 't gevaar van eene of- en defensive alliantie, hebben, geloof ik, dit stuk in 't Jus Publice niet bestudeert, waartoe zouden wij toch eene offensive alliantie behoeven te sluiten? Ik bid u, vriend lief, deel mij Uwe gedagten mede. Er is geen tijd te verliezen. De gevolgen zijn akelig, wanneer de Engelschen ons eens wederom op het lijf vielen en ik weete dit niet te prevenieeren dan door ons met Fr(ankrijk) te verbinden. In Utrecht had het weinig gescheeld of dat laatste request was zonder appoinctement weer terug gegeeven, in het eerste en tweede lid helde de meerderheid daartoe over; doch de terugkomst van eenige absenten, inzonderheid van een der Ridders, deed de kans keeren en men heeft het point der all(iantie) met Fr(ankrijk) commissoriaal gemaakt, als ook dat van 't changeeren der garnisoenen; wijders de gedep(uteerden) gelast geene dispensatien van den eed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van corruptele meer te verleenen, maar die verzoeken ter kennis van de Staaten te brengen. N(ijvenhei)m denkt een volledig declaratoir, ten voordeele der Patriotten, direct aan Hun Hoog Mog. te doen, door zijne ressorts te zullen bewerken. Ik meene U geschreeven te hebben, dat zekere memorie, behelzende eene waare openlegging van de zaaken der Rep(ubliek) in 's Koningsraad geleezen is en de gemoederen zeer heeft getroffen. Dit gaat goed. Nog eene der redenen waarom ik te meer nodig oordeele, dat door eenigen bekenden democraat (en wie zijn die buiten ons beiden) de all(iantie) met Fr(ankrijk) openlijk worde doorgedrongen is deeze, opdat men in Fr(ankrijk) de waarheid van mijne verzekering moge ondervinden, dat de Democratische Patriotten eigelijk diegenen zijn, daar Fr(ankrijk) op den duur het meest staat op zal kunnen maaken, en dat onze verbindtenis met dat Rijk bij 't volk zal moeten origineeren en door 't volk als 't ware gegarandeerd worden. Zodra 't mij doenlijk zal zijn U eene copij te zenden van mijne Fransche correspondentie, zal ik zulks doen; doch ieder dag heeft zijne bezigheeden en ik ben niet gemaakt voor veel werk. Ik heb sedert drie weeken eene beezigheid, daar ik het menschelijk hart en de behandeling van een grooten hoop volks, daar zeer veelen door eene onredelijke ambitie en door den geest van Apollijon gedrevenen onder zijn, kan leeren kennen. Was het niet uit liefde voor de goede zaak en uit aanmerking der goeden die er onder zijn, ik had het collonelschap van ons exercitie genootschap lang bedankt. Er is eene van de 4 compagnien, daar wij niet voor of agterwaarts mede kunnen. Uit eene der 3 anderen hebben de schutters zelven eenen der voornaamste dwarsdrijvers eergister uitgejaagd. Het hoofd loopt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaragtig eenen om van al dat gewoel, zo dat wel eens in mij opkoomt, dat men zot is van zig in zo verward eenen boedel zo diep in te geeven. Ik zal nu volhouden, totdat ik het corps van goede wetten zal hebben voorzien en dan bedank ik voor de klugt; daar ik te meer reden toe hebbe, wijl ik zeekerlijk Zwol zal moeten verlaaten, wegens mijne huislijke belangen. Vaarwel vriend; ik ben steeds
Uw Vriend,
U Bekend.
Ingesloten zijne briefwisseling met V.d. Marck over den aard der Alliantie.
Zwol, den 12 Jan. 1784.
Waarde Professor,
Betaal mij niet met gelijke munt in het beantwoorden van brieven. Ik kan 't waarlijk niet helpen. Over het plan der academie per volgenden. Bij deezen verzoeke ik - doch kortlijk en zonder verzuim van uwe eigen zaaken - elucidatie: of en waar Grotius en Pufendorff de quaestio juris gentium behandelen: in hoe verre het geeven van eenen onderstand, waartoe men door een reeds vooraf aanweezig tractaat verpligt is, eene wettige reden tot oorlog oplevert. Vattel behandelt dit stuk Droit des gens L. 3 ch. 6 § 101 et 105. Hij is van opinie, dat het verleenen van eenen bepaalden en maatigen onderstand, in gevolg van een oud verbond geene neutraliteit breekt; ja dat zulks door geheel Europa gevolgd wordt. Gaarne wilde ik dit gevoelen, welk tans magtig in mijne kraam te pas koomt, ook door andere publicisten gestaafd zien. In Grotius en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pufend(orff) vinde ik er niets van. Wolff heb ik niet. Er is intussen haast bij en ik ben overzulks genoodzaakt mijne toevlugt tot UE. te neemen, met instantelijk verzoek van mij zo spoedig eenigszins mogelijk te willen mededeelen. Ik ben voorneemens, de natie openlijk onder mijn naam in den Post van den N(eder) Rh(ijn) aanteraaden van, zo mogelijk, een verbond van onderlinge bescherminge met Frankrijk te sluiten voor 12 jaaren, met belofte dat, wanneer Frankr(ijk) in zijne bezittingen in de 4 warelddeelen of in zijnen geoorloofden koophandel aangetast wordt, wij dit rijk ten onzen kosten zullen ondersteunen met 16 schepen van linie en Fr(ankrijk) ons in ditzelfde geval en op dezelfde voorwaarde met 32 (of zo veel meer als wij zullen kunnen bedingen) of wel met landtroupes naar evenredigheid, wanneer wij dit zouden verkiezen. Ik bepaal den tijd van 12 jaaren, omdat de verbonden naar de omstandigheeden en niet voor de eeuwigheid moeten gemaakt worden; 2o omdat wij dus ten einde van die en elke volgende periode ons necessair kunnen maaken; 3o omdat men daar de leden van Staat gemakkelijker toe zal beweegen, dan tot een perpetueel verbond. Wij hebben verscheiden maalen verbonden van dien aart gemaakt. Bij het Tractaat van Seville (zie Wag(enaar) D(eel) 18 bl. 500) is een bepaalde onderstand beloofd; zelfs is den Koning van Engl(and) bij het zelve toegestaan dat Hij, als rijksvorst, zijne quota aan den Keizer zoude mogen leveren, wanneer deeze Fr(ankrijk) (een der contrahenten te Seville) aantastte. Denemarken, Brandenb(urg) en de Republ(iek) belooven zig a.o. 1666 eenen bepaalden onderstand voor 6 jaaren, Wag(enaar) D(eel) 13 bl. 240. Een dito verbond tussen de Rep(ubliek) en eenige Duitsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vorsten zie Wagen(aar) D(eel) 10 bl. 65. Tussen de Republ(iek) en Zweden ibid: D(eel) 10 bl. 64. Hetzelfde heeft plaats gehad in het verdedigend verbond tussen de Rep(ubliek) en England a.o. 1668. Er zullen ongetwijfeld meer soortgelijke verbonden zo door andere Mogendheeden als door ons geslooten zijn. Valt er UE: nog een of ander voorbeeld van in 't zal mij aangenaam zijn, inzonderheid wanneer UE: er voorbeelden kan bijvoegen van Mogendheeden die zulke onderstanden geleverd hebben en neutraal zijn gebleeven. De onderstand door ons aan England a.o. 1742 tegen den pretendent gegeeven als ook aan de Koningin van Hongarije is van anderen aart en omstandigheeden geweest. Wij waren uit hoofde van het Weener verdrag verpligt haar met al onze magt bij te staan. En toen het eerste secours naar England gezonden werdt, was er nog geen oorlog tussen dit Rijk en Fr(ankrijk), doch het tweede secours a.o. 1745 valt in de termen van het voorgestelde geval. Ik ben steeds Uw Vriend, Capellen tot den Pol.
Gelieft de goedheid te hebben inliggenden spoedig aan zijn addres te bezorgen.
Ingesloten brief van P. van Spaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zaak van Brest. - Kempenaer weigert onderzoek te doen. - Missive van Dordrecht. - Commissie tot onderzoek der frontieren. - Heusdens magistraat.'s Hage, 10 Januarij 1784.
Amicissime!
De drukte van onzen vriend Gijzelaer, zoo met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staets, Stads zaeken als zijn aenstaende huwelijk, (wordende Zijn E. Woensdag aengeteekend) zijn oorzaek, dat Zijn E. UwE. niet geschreeven heeft over de zaek van Brest. Hij heeft verzocht met verzekering van zijne achting aen U WelE. te melden, dat de Heer Kempenaer op alle mogelijke wijze gepersuadeert moet worden, dewijl 't zeer vies en misselijk zoude zijn, zoo iemand in dit geval bedankt - en dat de bij U voorgeslagene man voor dat werk ongeschikt is - dus zoo Kempenaer volstrekt niet kan, er een andere goed man dient gezocht te worden. Maendag neemen Zeebergh en Van Berkel als gecommitteerdens onzer Provincie, bij H. Ho. Mog. sessie dus het werk nu met spoed zal voortgaen, zoo ras er de andere gecommitteerdens maar zijn. Onze vriend Gijzelaer heeft de volkomenste triumph behaeld, is volledig met unanime stemmen van den Oud Raed gejustificeerd, en de missive van Dordrecht aen de Ridders is een meesterstuk van cordaetheid en vaderlandsliefde, dus de goede zaek important daerdoor bevoordeeld is. Onze Staeten zijn weder vergaderd, de Ridderschap heeft een scherp protest tegens de Resolutie over Alkmaer ingeleverd, en Z.H. eene circulaire missive aen alle steden daer over geschreeven, die bij de meeste voor notificatie is aengenomen; de Ridderschap is aen 't adviseeren, en wil de stad Dordrecht een proces aen doen, doch zij denken niet op de Staets Resolutie 1663, die een volkomene indemniteit geeft. Woensdag is bij Hun Ed. Gr. Mog. eene personeele commissie gedecerneerd, om te onderzoeken de redenen van den slechten toestand der frontieren. In die Commissie zijn Gijzelaar, Visscher, Kempenaer en de Raadpensionaris, beneffens du Moulin en Martfeld; men zegt, dat de Raad v. Staeten de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stoutheid zoude hebben, om die militairen te verbieden, opening aen HEd. Gr. Mog. te geeven. Op instantie van Schoonhoven is de Capitein Generaal deeser provincie aengeschreeven, om op de propositie dier stad nopens het alleen admitteeren van inboorlingen in de nationale regimenten, ten spoedigsten te berichten, zoodat onze Provincie de edele Friesen in dat stuk haest zal volgen. N.B. ik meende, dat Friesland eene circulaire missive aen de Bondgenooten met de bewuste Resolutie over Titulaire Actens enz. zoude zenden, dit zoude voor al in Zeeland een goed effect kunnen doen. De meerderheid der Magistraat v(an) Heusden heeft hun privilegie over een vrije Magistraets bestelling gereclameerd, doch de minderheid heeft een nominatie aan Z.H. om electie gezonden; men meende dus spoedig daar uit een electie te doen. Edoch de meerderheid heeft zich Donderdag bij requeste aen HEd. Gr. Mog. vervoegd, waer op dat request ten fine van bericht aen Z.H. is gezonden met surcheance van de electie. Voorts wind in Holland de goede zaak, zelvs in de kwaede steden veld. Te Delft zal in de aenstaende week een request door de burgers gepraesenteerd worden om zich te wapenen. In den Brielle word druk getekend een request om alle recommandatien afteschaffen en de publicatie van Burgemrs en Vroedschappen daar tegens wakkerd den ijver aen. Ja de magistraat houd die publicatie voor nul en sustineerd, dat emaneeren v(an) publicatien hun werk is. Na hertegroete van alle de braeven en alle succes op uwe welmeenende pogingen wenschende, ben ik onveranderlijk T.T. Q.N. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 69 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Missive van 't Hoen over de alliantie. - Hij vreest dat zijn laatste brief naar Frankrijk in verkeerde handen gevallen is. - Zijn twijfel aan Frankrijks ernstige bedoelingen. - Briefwisseling met de Breteuil. - Hij rekent alles verloren zonder alliantie. - Dumbars opinie over Holland. - Conferentie der Steden met hem en den drost v. IJsselmuiden te Wijhe. - Geheimhouding der deductie van de Ridderschap. - Hij wenscht, dat Friesland en Groningen zich hierover uit zullen laten. - Inhoud van een brief van Hooft. - Wederzijdsche onderstand.No. 70.
Zwol, den 8 Febr. '84.
Waarde Beijma,
Hoe gaarne ik uwen raad, waarvan ik al de gepastheid voelde, had opgevolgd om het werk der Alliantie met Frankrijk te laaten rusten totdat ik antwoord uit P(arijs) zoude hebben gekreegen, zo ben ik nogtans door eenen missive van den Heere 't Hoen, een der schrijveren van de Post van den Ned(er)-Rhijn, gedrongen geworden om mijne gedagten daaromtrent aan het publiek mede te deelen, zo als ik gedaan hebbe bij eenen missive, waarvan hiernevens een afschriftGa naar voetnoot1) zende. Hij zal nu niet, gelijk zou geschied zijn geweest, wanneer eene gunstige tijding uit P(arijs) ware ingeloopen, onder mijn naam, maar enkel met C: getekend, voor den dag komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik wil niet ontveinzen, dat mij het zwijgen van mijn correspondent vreemd voorkoomt, en hange mij wel eens in 't hoofd of mijn laatste in dato 11 Januarij, en waarin ik mijn idée raakende de Alliantie hebbe voorgesteld, met verzoek van een spoedig antwoord, somwijlen in verkeerde handen kan gekoomen zijn: te meer, wijl men elkanderen in 's Hage van ontdekte correspondentiën in 't oor luistert. Somwijlen wederom koomt een soupçon in mij op, of Fr(ankrijk) wel in ernst eene formeele Alliantie met ons zoekt, en misschien in deezen toestand van zaaken voor Pruischen te veel menagement moet gebruiken. In de onderstelling, dat het Cabinet van Versailles (in gevolge de verzekeringe mij door den B(aron) de Br(eteuil) daar van gedaan), niets onbeproefd zal laaten om de Rep(ubliek) aan zig te verbinden, en dat het sluiten van eene formeele Alliantie het toppunt van deszelfs wenschen is, heb ik aan den B(aron) nauwkeurig verslag gedaan van alles wat ik oordeelde dat men daar moest weetenGa naar voetnoot1). Ik heb Zijne Exc: vooral doen zien, dat de reden waarom Fr(ankrijk) nimmer heeft kunnen reusseeren daar in bestaat, dat zij 't voorheen en nu nog altijd bij de Hollandsche Aristocraten hadden gezogt. Dat deezen voorheen de magt en tans de geneigdheid om eene Alliantie te bewerken, ontbrak. Dat men het tans alleen bij de Democratische Patriotten en bij de Natie moest zoeken. Ik heb den B(aron) geïnformeerd, op welke wijze ik en anderen van de volkspartij het sedert eenige jaaren hebben aangelegd en hoe ver wij het in deezen tans gebragt hebben, met verzekeringe dat het, verder goed aangelegd wordende, ons zoude | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelukken. Ik heb er egter bijgevoegd, dat het Fr(ansche) ministerie voor eerst nog moest ignoreeren, dat er onder de Patriotten eene Aristocratische en eene Democratische partij plaats had. Dat het enkel maar de Patriotsche partij, zo als zij te Amsterdam 2 maal vergaderd was geweest moest kennen, doch tevens bedagt zijn, dat het van de volkspartij den meesten steun te wagten had en op deeze zijn vertrouwen op den duur meest moest stellen. Ik heb er bijgevoegd, dat de Hollandsche Aristocraten, wanneer zij langer aarzelden, besluiteloos bleeven en toonden niet te weeten, wat zij zelven wilden, een gevoeligen spoorslag van Uwe provincie te wagten hadden, in welke men met vehementie voor de alliantie geporteerd was. Het koomt mij voor, mijn waardste vriend, dat het tijdstip om dien spoorslag te moeten geeven daar is, zelfs al had men reden om te denken, dat Frankrijk agterlijk ware. Ik denke egter nog niet, dat zulks het geval is, en schrijve het uitblijven van het verhoopte antwoord liever aan alle andere maar eenigszins mogelijke oorzaken toe dan aan eene huiverigheid van Fr(ankrijk) om zig met ons intelaaten. Doch hoe dit ook zij, ik oordeele dat het werk moet aangebonden worden. Ik zie geene kans om van de Memorien en den Bullebak van Pruischen, alsmede van de woelerijen der Engelsche Factie verlost te worden, dan door middel van het sluiten van een formeel verbond van onderlinge bescherminge met Frankrijk. Ik rekene alles verlooren, wanneer het daar niet toe koomt. Frankrijk zal nimmer alle genot, dat het buteert, van ons of wij van Frankrijk trekken, voor dat wij openlijk, voor het oog der gansche wereld, tot spijt van alle onze in en uitlandsche vijanden, formeele Bondgenooten geworden zijn. Het zou het crediet der Democratische partij in Fr(ankrijk) dubbel bevestigen, wanneer Uwe Provincie door der- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelver aandrang de laatste hand aan dit werk wilde leggen. De wijze, waarop de Hollandsche pruiken hetzelve behandelen, is inderdaad haatlijk. Zij verwaardigen zig niet eens een enkel argument van hunnen kant voortebrengen of een enkel van de onzen te wederleggen. Mijn vriend Dumbar zegt menigmaal, en hij heeft gelijk, dat men geene provincie minder moest volgen dan die van Holland. Onze 3 Steden hebben met den Drost van IJsselm(uiden) en mij voorleeden Donderdag agt dagen eene conferentie gehouden. De beide Jonkersgezinde steden C(ampen) en Z(wolle) waaren magtig boos op Deventer, omdat het die conferentie zonder haaren voorkennis had belegd. Te C(ampen) had men geresolveerd geene conferentie met de beide Edelen te houden. Te Zwol scheelde het maar eene stem. Men durfde egter niet wagen ons voor het hoofd te stooten; maar men zou er Deventer zijn ongenoegen over toonen: en men gebruikte een vriend om ons beiden te persuadeeren van een half uurtje laater te koomen, ten einde den beiden Steden gelegenheid te geeven, vooraf met Deventer te kunnen spreeken. Ik merkte ras waar men heen wilde, te weeten alles in onze absentie af te doen en ons dan pro forma tot de conferentie te admitteeren. Onze vriend Lindenhof, dien men emploieerde, had den Drost bijna bepraat en werd bijna boos, dat ik 't mij ook niet liet doen. Ik zei kort af, dat ik die beide Steden geen hairbreed dagt toetegeeven. Dat ik het pleizier wel eens wilde hebben, dat ze mij zoo sanglant een affront aandeeden. Dat ik met haar niets te doen had, maar met Deventer. Dat ik mij aan die stad had geëngageerd op haar verzoek te 10 uuren te Wijhe te zijn en er op mijn tijd zoude maaken te koomen. Enfin, wij kwamen te Wijhe. Deventer arriveerde na ons. De beide andere Steden wilden met die Stad wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen besoigneeren, doch zij wilde zig nergends over uitlaaten, voordat de beide Edelen present waren. Den anderen borsten ontzonk den moed en de conferentie is zo zoet als syroop afgeloopen. Ik denke, dat men in Friesland den missive, door de Steden aan de respective Bondgenooten gedepecheerd, reeds zal hebben ontfangen. UE: zal de noodzaaklijkheid penetreeren om een spoedig einde van onzen twist te maaken, immers voor 't midden van April, wijl de middelen anderszins in de war zullen loopen. De Bondgenooten zullen hoe eer hoe beeter gecommitteerden dienen te zenden; doch mijns bedunkens de Vergadering van Hun Hoog Mog. er moeten buiten houden. Dit disput is een helsche vond van de Hofpartij, om te maaken, dat de stemmen geduurig moeten steeken en de Stadhouder alsdan de conclusie zal maaken. Men kan de Patriotten niet genoeg instampen, dat met dit disput het behoud of verlies eener gansche provincie gemoeid is. De Ridderschap heeft eene deductie op de pers, maar het blijkt klaar, ook lekt het van ter zijde uit, dat zij voorheeft hetgene zij tot appui van haare zaak meent te hebben, geheim te houden, en daar niet mede voor den dag te koomen, dan op het alleruiterste, wanneer de gecommitteerden der Bondgenooten daar zullen zijn, ten einde den Steden den pas af te snijden om haare sophismes te kunnen wederleggen. Is dit niet eene edelmoedige wijze van doen? Ik wenschte, dat Uwe provincie en Groninge (daar ik geene correspondenten hebbe) in haar antwoord, op 't voorbeeld van Holland, de Ridderschap deden voelen, hoe men over deeze haare conduite denkt. Het systheme der Ridd(erschap) is zo weinig bekookt, dat zij op den afgeloopen Landdag 3 maal tegen hetzelve aangegaan zijn. Oportet mendacem.... Gelukkig America dat geene jonkers heeft. Uit die order van Cincinna- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusGa naar voetnoot1) zouden ze nogtans kunnen gebooren worden. De Vereenigde Staaten moesten dien sprong der hoogmoed beletten. Hij bevalt mij niet. De affaire, waarvan ik U in mijn voorigen schreef, schijnt geene gevolgen te zullen hebben. Ze heeft me nogtans geheel ter neder geslagen. In die situatie heb ik sedert drie dagen nauwlijks van mijn stoel geweest, en gister van 7 's morgens tot 12 's nagts aan het inleggende stuk gewerkt. Ik ben tans dood af en eindige na complimenten aan de kennissen, steeds zijnde
Uw Vriend,
C.t.d.P.
P.S. Zo even ontfange (ik) een brief van Vader Hooft, aan wien ik mijn plan tot eene Alliantie had gecommunieerd. Dit zijn 's mans eigen woorden: Ik ben en blijve met U van gevoelen, dat wij hoe eerder hoe beeter met Frankrijk eene of- en defensive Alliantie behoorden te sluiten, en elkanders bezittingen in Oost- en Westindien garandeeren en des noods elkander met alle magt daar bijstaan, want wij loopen alle oogenblikken gevaar die te verliezen, zo wij van Frankrijks hulp niet verzekerd zijn. Het trouwlooze England, en haare aanhang alhier doen haar best om zodanige alliantie te beletten; van mijn kant zal (ik) alles doen, wat mij mogelijk is, om een Verbond met dien beschermengel van onze Vrijheid en Gemeenebest te sluiten. UE. weet, dat Vader Hooft dit jaar en het volgende wederom regeert. Ik verzoeke, zoo 't Uwe affaires toelaaten, door een lettertje - 1/20 zo lang | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als deeze epistel - geïnformeerd te worden, of men in Friesland daar aan wil. De wederzijdsche onderstand zal onder het handelen alleen kunnen bepaald worden en niet voor af bij eenig staatsbesluit worden vastgesteld. Alleen zou kunnen geresolveerd worden, dat namens de Republ(iek) aanzoek behoorde te geschieden tot het aangaan van een Verbond van onderlinge bescherminge voor eenen bepaalden tijd en onder belofte van eenen bepaalden onderstand, te onderhouden door die denzelven zendt etc.... Alles kan voor af worden ternedergesteld, uitgezonderd de grootte van 't secoursGa naar voetnoot1).
No. 72 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alliantie. - Geschillen in de provincie Overijsel.No. 75.
Zwolle, den 28 Febr. 1784.
Waardste Vriend,
Ik behoeve UE. niet te zeggen welk genoegen de cordaate............ raakende de alliantie met Frankrijk............. Elk weldenkende heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de F(riezen)............... verpligtingGa naar voetnoot1) voorsloeg omGa naar voetnoot2) uit het midden van hun elk een (Heer te benoemen) ten einde zig gezamelijk (na Overijssel te begeeven) om aldaar van de e(rreezene geschillen vriend) nabuurlijk kennis te (neemen). (Die partij) dewelke zal bevonden worden (in het) ongelijk te zijn, te adhorteeren en te induceeren om van haare ongefundeerde eischen en oppositie aftezien, en, zo mogelijk, langs dien weg, de rust en eensgezindheid in die provincie te herstellen, met verderen last (om bij) ontstentenis daar van elk aan zijne principaalen rapport te doen (ten einde in) deezen, daar het op................ aankomt, welken van zulk (eene aardt zijn, dat zij) geen geschikt onderwerp (tot) assopiatie of minnelijke schikkinge (door wederzijdsch iets af te staan..... en toe te geeven opleveren), verder zo danige (maatregulen te kunnen beramen als het belang en de rechten) van het (bondgenootschap in het algemeen) en die van de (provincie van) Overijsel in het (bijzonder zullen komen te) vereischen. Wij zouden................. Resolutie heel op.............. van den Landdag wierde gearresteerd.......... of mogelijk de deductie van de Ridd(erscha)p nog voor dien tijd het licht zage en elucidatie of aanleiding tot andere maatregelen gaven. Dat Friesland direct een gecommitteerde benoemde zou de zaake wel spoed bijzetten; maar wij vreezen dat.... ziende dat daar iemand.....Ga naar voetnoot3) Daar dit plaats heeft geeft men beide partijen ongelijk. Wij moeten naar het strictste regt behandeld worden en in het gelijk worden gesteld. Dit ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eischt ons belang, welk met dat der goede zaak ten naauwste is verbonden................. Ik moet in haast eindigen en ben steeds
Uw vriend,
Capellen tot den PolGa naar voetnoot1).
No. 77 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inundatie - geen tijding van zijn Franschen correspondent. - Inhoud van zijn brief aan de Breteuil. - Beijma's brief aan Spaan. - Zijn onmacht om de plannen van den keizer te doorgronden. - Hij meent de rivieren als keermiddel tegen mogelijke vijanden te kunnen aanwenden. - Bal der Zwolsche officieren. - Misnoegen der burgerij hierover. - Hij wenscht meedeeling van Beijma's plan aan Holland etc.No. 79.
Zwol, den 7 Maart '84.
Waarde Vriend!
Men had de Friesche post deezen morgen zo vroeg niet verwagt wegens de inundatiën. Juist uitgegaan zijnde toen Uw brief arriveerde, verloor ik daardoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gelegenheid om den ingeslootenen, zo als veel tijds kan geschieden, direct met de Haagsche post door te zenden. Nu moet hij liggen tot de volgende. Wij zitten hier rondsom in het water, en wijl men nog geene egte berigten van boven heeft, is ons lot nog zeer onzeeker. Ik weete niet, of ik UE. hebbe geschreeven, dat waarschijnlijk een brief van mijn Franschen correspondent ongeveer den 12 Febr. aan mij afgezonden, vermist is. Ik weete niet, wat ik van dat lange zwijgen zal denken. Men had mij, behalven dien vermisten missive, reeds eerder kunnen schrijven. Ik vreeze, dat men uit Holland tegen mij aan werkt. Ik heb den Baron in mijn laatsten van heden 14 dagen het vuur zeer na aan de scheenen gelegd. Ik heb Zijn Exc. rond uit gezegd, dat het ons eens gelukt was de natie, niettegenstaande den separaten vrede, in goed humeur te houden; maar dat niemand onzer de courage, noch ook de lust zoude hebben, om zulks voor de tweede maal te onderneemen, wanneer de Hollandsche natie, na haar vuurig verlangen om eene Alliancie zo openlijk getoond te hebben, nu door Fr(ankrijk) zelf gerebuteerd wierd. Ik behandele mijnen correspondent altijd in de onderstelling, dat Fr(ankrijk) even zeer als wij die Alliancie begeert. Ik heb Zijn Exc. zijne eigen woorden: Il n'y (a) rien que nous ne fassions herrinnert. Ik zal per naaste, schoon ik geen antwoord kreeg, al voortgaande in die zelfde onderstelling van il n'y a rien que nous ne fassions, aan de hand doen, dat het beste middel om de Hollanders tot de door Friesland voorgestelde defensive Alliancie te noodzaaken is, dat van den kant van Fr(ankrijk) dezelve aan het Commercie tractaat worde geaccrocheerd of nog beeter, dat Frankr(ijk) zig omtrent dit laatstgemelde wat koeltjes toone. Uw brief aan den Hr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spaan was adrem, zo als hij weezen moest. Die resolutie van Holland over de zaaken bij den Hoogen krijgsr(aad), litis pendet is, dom. HollandschGa naar voetnoot1). Mij manqueeren informatien om over de desseinen des Keizers regt te kunnen oordeelen. Oppervlakkig zie ik er niet anders in, dan de stricte handhouding zijnes verbods om geene vreemde militairen op zijn grondgebied te dulden. Maar men laat ons blind. Te Deventer hadden eenige heethoofden de boel haast in de war gestuurd. Doch ik denke, dat we het weer te boven zijn. Ge zult het geval in de Utrechtsche Courant, daar ik hoore dat het in staat, reeds hebben gezien. De overstroomingen, die we alom zien gebeuren, houden mijn - mogelijk chimeriek - ideé (want een kasteelbouwer ben ik uit den aart) levendig, om de rivieren aflossingen te bezorgen, die tevens wederom moesten dienen, om in cas van vijandlijken aanval op de minst schadelijke wijze inundatien te maaken. Men mogt waarlijk wel eene premie belooven op die uitvinding. Doch dan zou het problema wat accuraater dienen bepaald te worden, dan ik hier boven hebbe gedaan. De officieren van 't garnisoen hadden morgen een bal voor. Ik - risum teneatis - ik was er ook gevraagd. Het bal zal nu in een soupée veranderen. Doch ik vreese, dat de burgery noch 't een noch 't ander zal dulden, ten minste zijn ze 'r zeer over verbitterd. De Drost en andere vrienden maaken UE. veel complimenten. Ik verzoeke alle weldenkenden insgelijks van mijnen eerbied te verzekeren en te gelooven dat ik onveranderlijk ben T.T. q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zou het ook noodig zijn de goede lieden in Holland en elders te informeeren, dat de goede partij in Overijssel van begrip is, dat haar disput met de Ridderschap het allermeeste wordt bevoordeeld door het plan, welk UE. staat te proponeeren? Zo ja, wilt ge dan aan den Heere Spaan met verzoek van communicatie zulks melden. Ik kan er aan een ieder, voor dat Uwe Resolutie zal gevallen zijn, mij niet gevoeglijk over uitlaaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn briefwisseling met Breteuil. - Frankrijk aarzelt een alliantie te sluiten - Utrechts geschillen over het Regeeringsreglement. - Alvermogen van het volk. - Holland ondersteunt Utrecht in zake 't regeeringsreglement. - Angst voor een inval van Pruisen - Hij acht Beijma's en eigen afwezigheid op de Landdagen noodzakelijk ingeval het niet tot een alliantie komt. - Inundatie. - Hij wenscht opening der Pruisische resolutie rakende de alliantie in de Post van den Neder-Rhijn.No. 81.
Zwol, den 10 Maart '84.
Waarde Vriend,
Ik zou, dunkt me den LandsdiefGa naar voetnoot1) niet waarschouwen, voor eerst omdat hij geenerlei menagement waardig is; ten anderen, omdat Hij U, even als Hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mij twee reizen gedaan heeft, met een veragtend zwijgen zoude beantwoorden; ten derden, omdat Hij het onweder, wanneer Hij 't ziet aankoomen, ligter zoude kunnen ontduiken, dan wanneer het Hem onverwagt overvalt. Uit Groninge verneeme ik, dat het werk der alliantie daar waarschijnlijk zal reusseeren. Heden heb ik aan Br(eteuil) kennis gegeeven van het niet ontfangen van zijnen missive, en van den toestand van zaaken, betrekkelijk de Alliancie. Ik heb zijne Exc: onbewimpeld gezegd, dat wij beiden voornemens zijn, ons niet meer met de zaaken van dit land te bemoeien, wanneer het tot geene alliancie op den door Friesland voorgeslagenen voet koome; en dat wij de redenen van onze retraite aan de natie zullen openleggen. Ik houde mij steeds, als of ik volkoomen vast stelle, dat men te Parijs even zo zeer op die alliancie gesteld is als hier. Ik heb evenwel in mijn voorigen aan mijn correspondent gecommuniceerd, dat men elkander in 't oor luisterde, dat Fr(ankrijk) geene alliancie met ons zogt: maar dat ik niet kon gelooven, dat het zijne waare belangen zo weinig zoude kennen, en heb, in die onderstelling, mijn correspondent geraaden, dat zij, om de Hollanders te noodzaaken om zig met de Friesche propositie te conformeeren, het Commercie-tractaat, waarop de negocianten vlammen, aan de voorgestelde defensive alliancie moeten accrocheeren, en zig niet te faciel omtrent het eerste toonen, indien de Aristocraten omtrent het laatste wilden tergiverseeren. Dat dit het middel was, om terstond addressen in de commerceerende steden dier provincie te zien voor den dag koomen. Ik weete niet, wat ik van het zwijgen van mijn correspondent zal denken. Zou het Cabinet van V(ersailles) ook door andere Mogendheeden, of grooter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belangen kunnen verhinderd worden in deszelfs gedeclareerde, zo hartlijk gedeclareerde begeerte om zig met ons te verbinden? Zouden zij 't mogelijk met de meerderheid der provinciën niet durven wagen, wanneer Holland aarzelt? Zouden zij ook voorzien, dat de disputen tussen het Hof en de Regeeringen op eenen burgerkrijg zouden kunnen uitloopen en daarom liever eerst willen afzien, hoe het uitvalle? Dit laatste koomt mij niet onwaarschijnlijk voor; en om die reden keure ik volkoomen af, dat men, op dit tijdstip het Reglement op de Regeering, te Utrecht gaat aantasten. Dit zal een ontzaglijk geschreeuw maaken. Aan alle hoven van Europa zal men door manifesten kennis geeven, hoe men aangetast wordt in hetgene men alom, volgends de ouderwetsche staatkunde, oordeelt, dat aan 't Huis van O(ranje) wettig is afgestaan. Ik voor mij zag eerder kans gansch Europa te overtuigen, dat het Huis van O(ranje) door zo veele moedwillige inbreuken in onze constitutie - in 't wederzijdsch contract - door zo veele verraderijen, even als Philips en de tegenwoordige Koning van England, alle regt verwerkt en verlooren heeft dan dat het volk bevoegd zoude zijn, op eenigen anderen grond eene eens verleende magt terug te eischen. De leer van 's volks alvermogen is nog de staatsleer van Europa niet geworden. De punten der bajonetten zijn alnog de eenige sluitredenen, waarmede zij kan betoogd worden; en van die soort van argumenten is onze politique logica nog slegt voorzien. Intussen vinde ik het eene raazende onderneeming aan 't Regle(ment) en zulke groote reformes te tarnen, zo lang wij geene de minste zeekerheid hebben, dat er zig geene vreemde mogendheeden mede zullen bemoeien. En die zeekerheid, voor zo verre die te verkrijgen is, hoe zullen wij die anders bekoomen, dan onder faveur eener naauwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbindtenis met Fr(ankrijk)? In secretesse is mij gecommuniceerd, dat men in Holland die pooging te Utrecht met genoegen ziet en wil ondersteunen. - En die zelfde Hollanders willen geene alliancie met Fr(ankrijk)! Men maake hen steêkind! Nog eens. Het alnog formidabel gewapende en God weet door wie ondersteunde Huis van O(ranje) zoo regtstreeks te willen aantasten zonder een eenig Bondgenoot - 't is dolligheid! Wanneer het tussen Fr(ankrijk) en ons tot geene alliancie koomt, dan krijgt Pruischen daar door gewis meer ruimte om zig met de zaaken der Rep(ubliek) te durven bemoeien. Kan hij dan den Keizer beweegen, het aan te zien, daar wegens de toestand des Turkschen Rijks misschien kans toe is, dan behoeft de Koning van Pruischen maar een uitstapje van eenige weinige dagen te doen, slegts met die troepes, die hij altijd in zijne Westfaalsche staaten bij een heeft, om een spoedig einde van al ons waaken, slaaven, ploegen, zwoegen, zweeten te maaken. Om kort te zijn (want ik bemerke, dat ik een zelfde onderwerp altijd voor de tweede maal slegter op papier brenge dan voor de eerste, dat ik deezen morgen voor de Post van den Ned(er)-Rh(ijn) deed) om kort te zijn. Ik vinde, dat wij beiden in onze positie niet beeter voor ons zelven en voor het algemeen kunnen doen, dan ons van de Landdagen absenteeren, wanneer het tot geene alliancie koome. Voor ons zelven, omdat ik oordeele, dat wij eene dwaasheid zouden doen, wanneer we onze veiligheid, rust, gezondheid en genoegen verder vrugteloos gingen opofferen. Voor het algemeen, omdat ik verwagte, dat zulk een gerugtmaakende stap de Natie zoude opwekken om onze poogingen te ondersteunen. Geschiedde zulks niet - bleef de Natie dit met goede oogen aanzien, dan toonde zij meer vertrouwen in de Hollandsche pruiken te stellen dan in ons en dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konden wij gevoeglijk rekenen onze demissie bekoomen te hebben - iets, daar ik voor mij de teering nimmer van zetten zal. Ik weete, ik voele, dat wij de beste maatregelen aangeraaden hebben. De Drost en verdere braaven verzeekeren UE: van hunne agting. Ik doe hetzelfde en ben steeds
Uw Vriend,
U Bekend.
Zoo even verneeme ik treurige berigten wegens de inundatie. De wind, die heden sterk gewaaid heeft, heeft elendige verwoestingen aangeregt. Ik begrijpe niet, waarom die Friesche Resolutie, raakende eene all(iantie) met Fr(ankrijk), niet brillanter in de couranten kome. Ik heb Uwe copy ter lecture aan den Heer Van de Marsch gezonden; maar door de overstrooming is alle communicatie belet. Ik wenschte de Post van den Ned(er)-Rhijn er eene had, met verzoek van dezelve of in zijn weekblad te plaatsen, of te bezorgen, dat dezelve in de geaccrediteerdste couranten koome. Ik wenschte, dat wij dat nuttig weekblad de gunst der Friesen wederom konden doen herwinnen; want de Courier draaft, ja holt te dol door. UE: weet apparent, dat de Redacteur der Post is de Heer en Mr. Pieter 'T Hoen, addres bij den Heere G.T. Van Paddenburg, Boekhandelaar te Utrecht. Men kan deezen Heer veilig wat zenden.
Vaarwel nog eens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's ziekte. - Zijne gezondheid. - Friesche resolutie. - De Steden besluiten geen Landdag te houden. - Brief van Ca- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pellen v.d. Marsch. - Hij ontraadt Capellen v.d. Marsch met betrekking tot het regeeringsreglement door te tasten. - Zijne meening omtrent de door den Prins te volgen gedragslijn. - Pruisen. - Zijne verklaring van de redenen van Frankrijks stilzwijgen. - Capellen's brief naar Parijs. - Zijne verontwaardiging over Frankrijks gedrag jegens hem. - Hij wil voorgeven een verbond met den Keizer te willen sluiten. - Het hatelijk negental te Zutphen. - Inundatie.No. 83.
Zwol, den 14 Maart '84.
Waardste Vriend!
Ik ontfange uwen missive met eene aandoening, die evenredig is aan het belang, dat ik in u stelle. Indien het mogelijk is, laat me aanstaanden postdag, door wie 't ook zij, met een enkel woord weeten, hoe ge u bevindt. Wat is het gelukkig, dat U deeze kwaal niet eerder heeft overvallen, maar dat wij U nog op den Landsdag hebben mogen houden. Ik ben tans ook vol pijn. Podagreuse stoffen, die altijd met bedwelming verzeld gaan, plaagen mij elendig zonder zig bepaald op eenige extremiteit te willen vestigen. Wanneer ze me in het hoofd schieten, veroorzaaken ze eene vrij scherpe aandoening. Ze zouden me zo doende wel eens op eenig teder deel kunnen vallen en mij schielijk naar de andere wereld zenden. Ik ben U sensibel dankbaar voor die Res(olutie) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raakende onze provincie. Ze is goed uitgevallen. Hadden die onderstreepte woorden er bij kunnen koomen, het ware niet kwaad geweest. Ik had ze geprojecteerd om alle bemiddeling aftesnijden, waardoor men zelden aan goed regt geraakt, maar van weerszijde genoodzaakt wordt, wat aftestaan. En dit kunnen wij niet doen. Doch ik herzegge: het kan zoo heel wel gaan. Het is jammer, dat de Staaten van Friesland die nadere bepaalingen omtrent de milit(aire) Jurisd(ictie) nu maar niet met een, heet van den rooster, hebben kunnen maaken. Ik zal die eene courant aan den Raadsheer Spaan zenden. De 3 Steden zijn het eindelijk met den Drost en mij eens om geen Landdag te houden, maar de consenten in te zenden aan de Gedeputeerden. De Ridd(erschap) is door onze fermeteit in 't naauw gebragt. Maar nu moeten de Bondgenooten spoed maaken, opdat de zaak gauw ten einde raake; want de gevolgen der overstroomingen laaten niet toe, dat de provincie lang zonder Staatenvergaderinge blijve. De Heer van de Marsch, die mij voor eenigen tijd schreef, niet te kunnen ontveinsen huiverig te zullen blijven, wanneer wij met Frankr(ijk) verder dan tot een Tractaat van Commercie en Vriendschap zouden koomen, schrijft me gister, dat (hij) met mijn advijs en brief in de Post volkoomen instemde, en de Friesche Res(olutie) heerlijk vond, er bijvoegende: ‘UH.W: kent immers mijne idées over die importante zaak’. Hoe is 't mogelijk, dat iemand in eene zaak van zo veel importancie zo weinig systhematiek en zo volstrekt zonder eenig plan kan te werk gaan? - Intussen is men er verbruid mede geschooren, wanneer men met zulke lieden, hoe braaf ze ook zijn, moet handelen. Ik heb deezer dagen en den Heere van de M(arsch) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en mijne Utrechtsche correspondenten, zo ik meene, door kragt van redenen ontraaden, om toch het voorneemen, om het Reglem(ent) op de Regeering direct aantetasten, vooreerst terzijde te zetten. Doch ik vreeze, dat het er in Utrecht reeds te verre mede gekoomen is. En - kunt ge 't wel gelooven - de Hollandsche Baazen, die eene alliantie met Fr(ankrijk) dwarsboomen, ondersteunen dit werk! Zij denken, dat de Prins, zo gewapend als Hij is, met een armée van 36.000 man, die van Zijne hand vliegt, zig zo maar gedwee zal laaten ontneemen, het gene alom, volgends het ouderwetsche Staatsregt gerekend wordt, wel, wettig, en erflijk aan zijn Huis opgedraagen te zijn! Ik voor mij stelle vast, dat Hij, wanneer men verder gaat, dan het beteugelen van usurpatien, Zijne toevlugt tot de armée zal neemen. Deeze alleen kan ons, ongewapend als we nog zijn, gemaklijk t'onderbrengen: en wat zou er van ons worden, wanneer de Koning van Pr(uisen) er zig mee meleerde? Een klein uitstapje van eenige weinige dagen, enkel met die magt, die Hij steeds in zijne Westfaalsche Staaten op de been heeft, is genoeg om een einde van ons patriotisme te maaken. En wat zal Pruischen beletten, om zig direct met onze zaaken te koomen bemoeien, wanneer het ziet, dat wij geen een Bondgenoot hebben, die zig onze zaak zoude kunnen aantrekken? Hoe het in Fr(ankrijk) zit, begrijpe ik niet. Ik krijge geene brieven hoegenaamd. Doch ik oordeele, dat men Fr(ankrijk) hoe meer het aarzelt, zo veel te meer het vuur aan de scheenen moet brengen, en als 't ware tot de alliancie dwingen. Ik denke, dat de weerzin door de Magnaaten in Holland tegen de alliancie betoond - de vrees om zig met een volk in te laaten, dat op het punt staat van in een burgerkrijg te geraaken - en God weet - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mischien de invloed der Turksche zaaken, de redenen van Frankrijks koelheid zijn. Dit koomt mij klaar voor, dat Fr(ankrijk) volgends de regels van voorzigtigheid, alle reden heeft om, alvoorens zig dieper met ons intelaaten, eerst eens te zien, naar welke zijde de schaal overhelle: en daarom ben ik er zo zeer opgesteld dat men alle gerugtmaakende reformes laat rusten en vooreerst op niets anders werke, dan op het voltrekken der voorgestelde alliancie. Capellen schreef me, dat men in Gelderland slegts op zijnen wenk waggte, om zig bij requesten daarover te addresseeren, en dat hij daarom naar P(arijs) had geschreeven, om te verneemen, of men er toe inclineerde. Ik heb hem gebeden dien wenk maar hoe eer hoe beeter te geeven, en gezegd, dat die requesten nooit konden schaden, maar altijd op de eene of de andere wijze zouden nutten Enfin mijn vriend, wij zijn in eene sterke crisis. Wanneer het Cabinet van Vers(ailles), nadat mij, met voorkennis van Verg(ennes) zulke verzekeringen gedaan zijn, nu de melk optrekt, dan worde ik op eene canailleuse manier behandeld. Ik verlange met ongeduld de ontknooping van deeze vertooning; wat mij betreft, niets zal mij minder kosten, dan naar mijn hoekje - naar mijn politiek niet - weder te keeren. Maar het smert me van ons land; want ik zie er dan geen redden meer aan. Ik heb al eens gedagt, of men, casu quo, Frankrijks jalousie ook zoude ku(n)nen verwekken, door semblant te maaken, van ons met den Keizer te willen inlaaten. Eene liaison met den Keizer, indien ze mogelijk ware, had het voordeel van ons verder van Pruischen te brengen, dan die met Fr(ankrijk) zal doen. Maar welke duurzaame belangen kan de Keizer hebben om ons te beschermen? Ongelukkiglijk strijden onze commercieele belangen en daar schijnt mij geen goed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plan van te maaken te zijn. Ik heb er anderzins reeds lang en veel over gedagt. Waar wij ons ook heenwendden, Fr(ankrijk) is en blijft onze natuurlijke Bondgenoot. Het haatlijk negental te Zutphen raakt er onder. Capellen doet daar zijne zaaken excellent. Den 6 Maart is er eene gansche scene geweest tussen eenige Rotgezellen en hun Capitein Staringh; weigerende eerstgemelden op de wagt te trekken met zeeker Rotgezel, die op de Oranje Compagnie had geteekend. Er zijn sterke bewoordingen, zelfs ten aanhoore van Zuideras en in presentie van een toeloop van wel honderd burgers gebruikt - maar ziet - die stoute Heeren moesten wel degelijk water in hunnen wijn gieten en zijn zo zoet als suiker geweest. Ik denke, dat die historie wel publiek zal worden Het water valt hier mooi. Wij hebben weinig ongelukken gehad en komen er vrij wat genadiger af dan hooger op. Alle braaven wenschen U van harte beeterschap; niemand echter vieriger dan ik, die na mijne complimenten aan de goede vrienden steeds ben
T.T.
q.n.
Ik heb gemeend UE: de origineele opstellen te moeten weerzenden. Ik had zulks met de Res(olutie) over de alliancie reeds gedaan, doch ik had ze aan Capellen gezonden, van waar ze, wegens het water, niet weer terug kon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Concept-resolutie van Oostergo op het 15 Gen(erale) poinct van den Ords. Landtdag 1784.
Is ter vergadering gelezen etc. Waarop gedelibereert en in overweging genomen zijnde, dat HEd. Mog. de Staten dezer Provincie, reeds op den 16 November 1781 ter tafel van H.H.M. door desselvs Gecommitteerden hebben laten doen eenen voorslag, tot het aangaan van eene formeele alliantie met de Kroon van Vrankrijk, als begrijpende toen reeds, dat deze de eenigste weg was, om de vrijheid en veiligheid der Republiecq duurzaam te bevestigen. Dat H.Ed. Mog. bij herhaling hierop ten sterksten zelvs dermate hebben geinsteert, dat H.Ed. Mog. bij derzelver resolutie van den 12 Februarij 1782 ter vergadering van H.H.M. hebben gedeclareert, dat zig in de onmogelijkheid bevonden, hunne deliberatiën op het stuk der mediatie van Hare Majesteit de Keizerin aller Russen, behoorlijk te vervolgen, zonder eene naukeurige informatie in hoeverre het met de voorslag tot eene Alliantie met Frankrijk gevordert was. Dat niet tegenstaande dit alles, het rapport van de Commissie over dit onderwerp bij H H. Mog. reeds voor veel meer dan twee jaaren, op dezer Provincie voorslag, gedecerneert, tot nog toe, ten blijkbaren en overgroten nadeele der Republiecq, was terug gebleven. Is goedgevonden en verstaan dezer Provincie Gec. ter Gen. te gelasten, gelijk gelast worden bij dezen, om ter tafel van H.H. Mog. na herinnering van het bovenstaande, te verklaren: dat H.Ed. Mog. alle dezelver pogingen om eene Alliantie met den Kroon van Vrankrijk (welkers noodzakelijkheid zo evident is, dat ze zelvs de gantsche natie in het oog loopt, en daarom geen betoog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nodig heeft), aan de overige Bondgenoten smakelijk te maaken, zedert een geruimen tijd altoos met het grievendst hartzeer vrugteloos hebbende zien worden, even wel niet dan met een geevenredigt genoegen hebben vernomen, dat de Heeren Staaten van Utrecht thands mede in het zelve denkbeeld zijn gevallen; dat HEd. Mog. overzulks, niet alleen moeten verklaren al nog bij hare vorige sentimenten te persisteeren, maar zelvs, (daar thands zig een vonkje van hoop opdoet, dat dit mogelijk eenig middel ter behoudenis der Republiecq zal worden aangewendt), zig verplicht agten, zig over de natuur en aart der Alliantie, die HEd. Mog. vermeenen in de tegenwoordige omstandigheden het meest gepast voor wederzijdsche contrahenten te zullen zijn, een weinig nader te expliceeren; dat dien ten gevolge HEd. Mog. declareeren van oordeel te zijn, dat namens de Republiecq bij Z.A.C. Majesteit den Koning van Frankrijk ten allerspoedigsten aanzoek behore te geschieden tot het aangaan van een verbond van onderlinge bescherminge voor eenen bepaalden tijd, onder belofte, dat Z. Maj. de Republiecq, wanneer zij in hare possessien, in hare wettig en conform de tractaten gedrevenen koophandel, of in eenige andere haar wettig competeerende rechten in eenig gedeelte der wareld word aangerand of verkort, zal bijstaan met een bepaald getal landtroupes of schepen na evenredigheid, ter harer keuze; en aan de andere zijde, dat de Republiecq Z.M. in dezelfde gevallen zal secondeeren met een bepaald getal scheepen of geld naar evenredigheid ter keuze van Z.M., welke wederzijdsche secoursen onderhouden zullende worden door den geenen, die ze verleent, en staande onder het bevel van hem, die ze ontvangt, egter zullen kunnen worden ingetrokken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo wanneer ze tot eigene defensie van hem, die ze verleent had, volstrekt worden vereischt, en derhalven niet dan met gemeene toestemming buiten Europa mogen worden gezonden. En zal extract dezes aan welgemelde Heeren Gecommitteerden worden toegezonden, niet alleen om met allen spoed ter vergadering van H.H.M. te openen, maar ook om daarop bij alle mogelijke middelen op het allerernstigst en efficacieust aantedringen.
Concept-circulaire Missive van Oostergo.
Edele Mogende Heeren!
De verregaande dissensie en oneenigheid, die er tusschen de meerderheid van de Ridderschap en de Steden van het nabuurig Overijssel plaats grijpt, heeft niet nagelaten, op ons de diepste sensatie te maken. Wij considereeren immers, dat daaruit, indien ze niet spoedig worden getermineert, niet minder te wagten is, dan eene totale verwarring in die Provincie, strekkende tot merkelijk nadeel van de geunieerde Landen. En wij meenen, dat het derhalven onze en Uwer Ed. Mog. pligt is, om op alle best mogelijke wijzen mede te werken, ten einde eene verdere scheuring en oneenigheid worde voorgekomen. Onder alle middelen, die men zoude kunnen aanwenden, is ons geen zo gepast voorgekomen als het volgende, dat wij daarom de vrijheid nemen aan UEd. Mog. voor te slaan. Dat namelijk UEd. Mog. benevens de verdere Bondtgenooten, met ons ieder een Heer uit het midden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onzer vergaderingen benoemenGa naar voetnoot1), ten einde zig gezamentlijk en wel vooral zo spoedig mogelijk na Overijssel te begeeven, om aldaar van de erreezene geschillen tusschen de meerderheid der Ridderschap en Steden dier Provintie vriendnabuurlijk kennis te nemen; die partij, welke bevonden zal worden in het ongelijk te zijn te adhorteeren en te induceeren om van haare ongefundeerde eischen en oppositie af te zien en zo mogelijk langs dien weg de rust en eensgezindheid in die Provincie te herstellen, met verderen last aan onze respective gecommitteerden, om bij ontstentenis daarvan elk aen zijne principalen rapport te doen ten einde in dezenGa naar voetnoot2), verder zodanige maatregulen te kunnen beramen, als het belang en de rechten van het Bondtgenootschap in 't algemeen en die van de Provintie van Overijssel in het bijzonder zullen komen te vereischen. Wij voeden eene stille hoop Ed. Mog. Heeren, dat op deeze wijze, eene verdere scheuring voorgekomen en eene volkomene rust herstelt zal kunnen worden, en wij twijffelen derhalven geen ogenblik, of UEd. Mog. met ons het zwaar gewigt en de verregaande gevolgen van deeze zaak pondereerende, zullen zo ijverig als bereid zijn, om tot het exsecuteeren van dezen onzen voorslag, met allen spoed te coöpereeren waarmede ze (hier eindigt het stuk).
No. 85 ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's gezondheid. - Hij schrijft naar Holland betreffende den Hertog. - Mme Roijale. - Fransche correspondentie. - Hij betreurt het gebrek aan doorzicht van Capellen van Rijsselt. - Zijne missive aan Ruckersfelder over de gemeensman-quaestie te Deventer. - Anonieme brief om hem bij de burgerij gehaat te maken.No. 86.
Zwol, den 24 Maart 1784.
Waarde Vriend.
Het berigt aangaande UE: toestand, voor welk ik aan UEd: Heer Vader mijne dankbaarheid betuige, heeft mij veel pleizier gedaan. Ik hoope eerlang door UE: zelven van eene ganschelijke herstelling geïnformeerd te worden. InleggendeGa naar voetnoot1) zal UE: stof tot genoegen geeven. Vivat Zeeland! Ik heb heden ampel, op sujet der Hollanders, gerescribeerd, ook van den Hertog. Betrekkelijk de eersten heb ik ge(e)indigt met te verzoeken van geëxcuseerd te mogen worden om - in April - of wel in Meij - over de alliancie met Fr(ankrijk) te helpen delibereeren. En passant moet ik hier bijvoegen, dat ik tot nog toe, wel verre van een ampel detail, geen jota noch tittel uit Holland desaangaande ontfangen hebbe. In de presentie of het niet verwijderen des Hertogs kan ik de origo mali niet vinden. Ik keure den aanval op zijn persoon goed; verachte hen, die geen moeds of eerlijkheids genoeg gehad hebben om denzelven vol te houden en door te zetten; maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik kan niet zien, als men gereusseerd hadde, dat het dan aan Achitofels en DoëgsGa naar voetnoot1) zoude ontbrooken hebben. Ik weete zelfs niet, of men niet mischien met andere Engelen des Satans zoude hebben te doen gekreegen, die wij wegens directer en magtiger relatien buitenslands nog minder zouden aandurven. En hoe zou het gaan, als Madame Roiale - die daar verstand en bekwaamheden genoeg toe heeft, want het is, hoore ik, eene vrouw van talenten - als eene Pruisische Prinses de plaats van den Hertog eens ging vervullen? Zouden wij ook deeze geheimeraad in den Post van den Neder-Rh(ijn) durven afstraffen? Wat mij betreft, naar mijn gering inzien, zou ik, zo lang de Pr(ins) toch kwaade Raadslieden moet hebben, - en zal zijn geval ooit anders zijn -? altoos wenschen, dat hij er zulken had, die men aan kon en met den algemeenen haat belaaden waren. Wie weet, of Madame Roiale, daar de natie nog geen kwaad van weet, van vermoedt en zelfs - zeer averrechts - gunstig voor wordt ingenomen, nog niet eens onverwagt op het toneel springt om de goede, de deugdzaame, de vaderlandminnende vrouw en de rol van mediatrice te speelen? Enfin; hoewel ik het goed keure, dat men door die openlijke aanvallen op den persoon des Hertogs de raadslieden nu en voor 't vervolg een weinig in toom houde, zo kan ik de oorzaak van ons malum politicum in hem alleen nog niet vinden. Is elk raadsman van den Teergel(iefden) niet een Hertog! Hoe veele Hertogen heeft Hij niet in elke provincie! Uit Parijs heb ik nog geene tijding. Alleen weet ik, dat men mij reeds voor den 4 deezer heeft geschreeven en naar tijding van mij scheen te verlangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is heden 14 dagen, dat ik, onder couvert van den Heere Grand, mijn laatsten afzond. Ik kan daar heden geen antwoord op hebben. Het zit daar intussen niet goed met mijne correspondentiën. Ik brande van verlangen naar tijding van dien kant, omdat ik verwagte, dat ons lot daar grootendeels van zal afhangen. Mijn Cousin Capellen van Rijsselt, met die van zijnen raadeGa naar voetnoot1), schijnen mij meer ijver dan door- en vooruitzigt betoond te hebben met te eischen, dat de woorden van dat geweldige placcaat van 1707 (de gulden eeuw der Aristocraten) raakende de Vrijcorpsen, tot een appoinctement zouden worden gegeeven op het request der Orangenisten (zo als men ze daar noemt). Aldus hebben zelfs weldenkenden tegen de vrijheid der drukpers geijverd. Het is elendig, dat de menschen zoo maar zonder plan heen werken! Gelief eens te leezen zeekeren missive ter inleiding of geleide van mijn, tegen mijne intentie, publiek geworden missive aan mijn vriend RuckersfelderGa naar voetnoot2), raakende de beweegingen te Deventer. Men heeft het daar in fijntjes overlegd, om mij bij de burgerij haatlijk te maaken, als een man, die zonder principes handelt, of liever direct tegen de genen, die hij zo openlijk beleden heeft. Deeze brochure koomt ontwijfelbaar van de hofpartij of mogelijk van iemand, dien ik door mijn schrijven gedwarsboomd hebbe. Mijn brief is daar eenigszins vitieus uitgegeeven. Ik zal er UE: eene goede copy van bezorgen, met verzoek van Uwe onpartijdige beoordeeling, of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik, namelijk door te condemneeren, dat men eene gansche regeering, die zig uitsteekend wel gedraagt, de vernedering aan wilde doen, om eene Resolutie te herroepen ter goeder trouw genomen en dat in eene zaak van zo weinig nationaal belang, als is het verschil van de jaaren van een gemeensman tussen 20 en 25 jaaren. Ik moet eindigen. Ik krijge daar belet. Vaarwel. Verzeker Mevrouw, UE: Heer Vader en alle braaven van mijne agting en geloof me, steeds Uw Vriend, U Bekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijne huislijke aangelegenheden. - De la Vauguyon wenscht onderhandeling. - Memorie van Pruisen. - Oproer te Rotterdam. - Gijzelaars propositie tot een patriotsche Vergadering.No. 88. Zwol, Woensdag. Waarde Vriend. Wij bevinden ons tans in eenen facheusen toestand. Na al ons goed reeds te hebben weggezonden met oogmerk om Vrijdagmorgen in persoon te volgen, wordt mijne vrouw van eene violente bloedspuwing overvallen. Het scheen zig in het eerst wel te zullen schikken, doch gister en heden is er op nieuw meer dan eens bloed opgekoomen, waardoor zij ook wederom meer dan eens is moeten gelaaten worden. Tans is het wat aan het bedaaren, doch ik hebbe weinig moeds, wijl zij den heelen winter door eenen kwaadaartigen hoest genegligeerd heeft. Tot overmaat van rampen lig ik van Maandag aan eene zeer pijnlijke rheumatisme, waarvan de stoffen heden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest op het hoofd zig gezet hebben. Kortheids halve refereere ik mij tot inliggendenGa naar voetnoot1). Ik verlange zeer, dat veel beeter plan te zien. De Hert(og) d(e) l(a) V(auguyon) wenschte mij te spreeken; maar al maakte mijn eigen toestand de reis niet onmogelijk, zo kon ik toch mijne vrouw in zulk eene situatie niet verlaaten. Ik twijfele niet, of de Hert(og) d(e) l(a) V(auguyon) zal met de Friesche Heeren spreeken of ten minsten zullen deeze occasie kunnen maaken, om dien Heer te raaden van te laaten blijken, dat Frankr(ijk) niet zeer gereed zal zijn om de Republ(iek) een voordeelig Commercietractaat te accordeeren, wanneer deeze zig ongenegen toonde om eene voor de wederzijdsche belangen en rust zo hoognodige defensive alliantie te sluiten. Ik weete niet, of de pijnlijkheid van mijne kwaal gevoegd, bij de on(aangen)aamheid mijner situatie mij korreliger en korter van stof maakt. Maar was het Landdag, ik geloove waaragtig, dat ik den missive van Pruischen en inzonderheid het nader addres van Thulemeier wegens den Courier en de Post beantwoordde als of ik, florente Roma, Lid van den Senaat aldaar ware geweest -, er mogt dan van koomen, wat wilde. Als de Koning van Pruischen zotte brieven aan eene onafhanglijke Republ(iek) durft schrijven, moet hij ook dulden, dat men ze, volgends de vrijheid van schrijven aan zulk eene constitutie eigen, commentarieere. Indien men ons zodanig de wet in ons eigen land koomt voorschrijven, dan ware het beeter, de groote maatschappij in dit rampzalig oort te sloopen en een vrijer verblijf te gaan zoeken. De Koning van Spanje werdt voor eenige jaaren in een publiek nieuwspapier a madman genaamd. Zijn minister klaagde er over; doch de Koning van Engl(and) antwoordde eenvoudig, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat men hem zelven niet ontzag en Hij daar niets tegen doen kon. Ik hope, dat men deeze twee belangvolle pointen met vigeur zal tracteeren. Ik ben geïndigneerd over de laffe wijze, waarop de Liniepruiken de oproerige stad Rotterdam tracteeren. Men ziet den duidelijksten verraderlijken toeleg van die magistraat, en men talmt met maatregelen te nemen, die het gevaar van verspreiding van dien brand kunnen beletten. De Staaten van Holland moesten zig door geen kwalijk geplaatst hodie mihi cras tibi laaten terug houden van het oproer aldaar, ex plenitudine potestatis eclatant te straffen. Als de goede zaak in ons land blijft triompheeren, dan is geen cras tibi te vreezen; succombeert zij, dan zal dit voorbeeld gegeeven te hebben vrij onverschillig zijn. Ik zou de stad van R(otterdam) met geweld tot haar pligt dwingen. Het vrijcorps autoriseeren, om de wapenen auctoritate publica te voeren; alle weldenkende burgers wapenen, andere gewapende burgers des noods daarheen zenden; de magistraat rekenschap van haar gedrag afeischen en straffen. Ik ben geheel buiten de correspondentie met de Hollanders. Eene door G(ijselaa)r geproponeerde patr(iotsche) vergad(ering) heb ik plat af gerefuseerd tot zoo lang, dat de All(iantie) met Fr(ankrijk) zijn beslag zoude hebben. Spaan schijnt ook zelf slegt geïnformeerd, anders zou ik - maar wat zou 't baaten - deeze idées aan hun communiceeren. Vaarwel groet allen. Ik kan niet meer. De goede Drost van IJsselmuiden, die UE: van zijn respect verzekerd, heeft ons in huis genomen, zittende wij niet alleen zonder goed, maar ook zonder huis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beijma's herstel. - Friesche resolutie rakende de Militaire Jurisdictie. - Nadeelen van de vraag om categorisch antwoord aan Frankrijk. - Nog steeds geene tijding uit Parijs. - Zijn plan om in zake de frontieren en den Hertog Holland te steunen. - Lierzang van Feith.No. 90.
Zwol, den 31 Maart 1784.
Waarde Vriend,
Ik ben ten hoogste dankbaar voor de informatien aangaande den staat uwer gezondheid, welken UE: Heer broeder en de Heer Haarsma de goedheid hebben gehad mij den 27 en 30 deezer medetedeelen. Die kwaal moet UE: ernstig aangegreepen hebben, wijl zij UE: zo langzaam verlaat. Met veel genoegen heb ik de Friesche resolutien aangaande de Mil(itaire) Jurisd(ictie) geleezen. Ik rekene dit gedrogt nu zo goed als overwonnen. Inleggende van onzen Haagschen correspondent zal UE: en alle braaven en verstandigen pleizier doen. Alleen maar wenschte ik, dat de Hollandsche Magnaaten dat vraagen van cathegorisch antwoord aan het Hof van Fr(ankrijk), hoe hetzelve omtrent de behandeling des Keizers denkt, had nagelaaten, wijl dit een schijn geeft, als of dit verbond bepaaldelijk tegen den Keizer zoude geslooten worden, iets, dat in zulke soort van verbonden zorgvuldig dient vermijd te worden. Ik vreeze, dat deeze ontijdige vraag Fr(ankrijk) nog huiveriger zal maaken. Ik beschouwe die vraag als ontijdig, ja volstrekt nutteloos, wijl het verbond eigelijk onbepaald tegen elk, die ons aanvalt of in onze regten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekort, wordende geslooten, het van zelf spreekt, dat de onderstand ook tegen den Keizer zal moeten verleend worden, wanneer Hij, door Zijne conduite onswaarts, aanleiding geeve, dat het casus foederis exteere. De Hollanders vraagen derhalve met andere woorden doch in effect: of Fr(ankrijk) ook het bepaalde secours casu quo tegen den Keizer zoude willen geeven? Indien ik 't regt hebbe, dan is dit wederom een klein abuisje: Ik heb nog geen naderen missive uit P(arijs). Schoon de mijne, waarbij ik kennis gaf van het vermissen van dengenen, die aan mij zoude geschreeven zijn geweest, reeds voorlang daar is geweest. Ik vreeze waaragtig, dat het er niet deugt, en wagte met ongeduld de post van heden. Ik zou, al ware het alleen maar om de Hollanders genoegen te geeven, wel inclineeren om hen in de onderneemingen omtrent de zaak 'der frontieren en van den Hertog te ondersteunen. Kan het geen goed, het kan, dunkt me, geen kwaad. Het zal hen tot reciproque complaisance aanzetten en de levendigheid onder de Natie gaande houden. Men dient haar toch steeds met de vertooning van eene of andere patriottische onderneeming te amuseeren. De Heer Feith heeft mij verzogt, nevens veel complimenten, deeze exemplaren van zijn Lierzang aan de Vrijheid, aan UE: overtemaaken. De vorst is oorzaak, dat UE: dezelven niet eerder heeft gekreegen. Ik zal UE: ditmaal niet verder met politieke zaaken vermoejen, maar na hartgrondige toewenschinge eener spoedige herstelling en veele complimenten aan de famille mij noemen
Uw Vriend,
U Bekend,
Ingesloten volgende brief: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alliantie. - van Dedem. - Holland aan het Fransche ministerie over de alliantie. - Vraag om categorisch antwoord. - Oproer te Rotterdam. - Van Dedem ambassadeur te Constantinopel.'s Hage, 27 Maart 1784.
Hoog Welgebore Heer!Ga naar voetnoot1)
Nadat ik UWE. laatste beantwoord had, wierd niet alleen ik, maar andere vaderlandminnaars, met wien ik over het groote point, de alliantie met Frankrijk en uwe solide argumenten gesproken heb, zoo zeer overtuigd, dat nú in deeze criticque tijds omstandigheeden zoodaanige alliantie ten minsten van onze zijde, met allen haest moest gezogt worden, zoo niet de onvermijdelijke gevolgen van de sammeling daer mede het onherstelbaar verlies van ons vaderland en vrijheid na zich zouden sleepen. Wij hebben dan niet gerust om de voornaemste matadors alhier dit onophoudelijk onder 't oog te brengen, te deduceeren het gevaar, welk in 't nalaeten daar van voor de goede zaak en voor hun zelv stak, waar in mede zeer veel goed gedaan is door Uwen landgenoot den Heer van Dedum, die mede allersterkst voor de alliantie met Frankrijk geijverd heeft. Intusschen zijn die vereenigde pogingen van dat gewenscht effect geweest, dat de hoofden van de goede parthij in Holland zich hebben laeten persuadeeren, en er gisteren uit hunnen naem aan het fransche Ministerie geschreeven en te kennen gegeeven is, dat men hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Holland dadelijk zoo ras men maar wist, dat Frankrijk er toe genegen was, om het te accepteeren, de Alliantie zoude proponeeren, en voorts heeft men verzocht categorisch antwoord, hoe 't Hof van Frankrijk omtrent de behandeling van den keizer dacht - dus is dit in zoo ver, zoo ik niet twijffel, dan eindelijk na 't genoegen van UE: en alle braaven in zoo ver bij onze Hollandsche Hoofden gereusseerd - ik hoop en wensch maer, dat het edelmoedige Frankrijk nu door ons zammelen niet huivrig zijn zal. Kan UWelE. bij het Fransche Ministerie noch iets ten nutte van de goede zaak doen, Uw blakende ijver voor het vaderland guarandeert mij, dat UE: zulx doen zal. Intusschen verblijde ik mij, dat door deeze stap van onze Hollandsche Heeren alle discrepeerende sentimenten tusschen de braeve Patriotten over al zullen ophouden, en de zoo noodzakelijke eendragt hersteld en bevestigd zal worden. Dit is tog het eenige fundament van hoop voor ons, daar de andere parthij, zoo ras ze maer de minste tweedracht onder de goede lieden bespeurd, meesterlijk daar uit haar voordeel weet te trekken, zijnde hun devies divide et impera, en de bewegingen Maendag te Rotterdam voorgevallen, en door de onverschrokkene heldenmoed van den vrijheid minnende Elzevier en zijne gewapende burgers gestuit, bewijzen genoeg, hoe de gevloekte geest van oproer, waer door onze vrijheid te meermalen op den oever van haer ondergang gebracht is, noch uit de geesten der menschen niet verbannen is, maer het toond ook ontegenzeggelijk, hetgeen UE: reeds van den beginne gezegd heeft, dat eendracht en een gewapende burgerij volstrekt tot ons behoud nodig zijn. De Heer Dedum, onders wiens adres UWE: deeze krijgt, en aen wien ik verzoek om de securiteit, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brieven voor mij 't zij zijn E: hier of in de provincie is, ook toetezenden, is gisteren door Hun Ed: Gr. Mog. met seventien steden tot ambassadeur naer Constantinopolen aangesteld. Ik hoor, dat de C(apitein) G(eneraal) en zijne officieren voor de mannelijke Resolutien van Zeeland plieeren zullen. Wat hebben de vrije Friezen zich mannelijk ook in 't stuk van de Militaire Jurisdictie gedragen. Ik verzoeke onzen waerdigen Vriend Beijma deeze te communiceeren, en hoop dat UWE: onvermoeide pogingen ten welzijn van het Vaderland in 't algemeen, en van Overijssel in 't bijzonder, verder van een gewenscht succes zullen zijn - en verzoeke UWE: te gelooven, dat ik met de oprechtste gevoelens van eene zuivere eerbied en hoogachting ben.
Totus ex asse Tuus, Q.N.
P.S. hetgeen ik UE: nopens de geheele verwijdering van de origo mali uit hoofde der Acte van Consulentschap schreef bij mijn laetste, blijft men hier nog bij, dat die oude Veldmaerschalk weg zal moeten, zal 't ooit goed gaan - ik twijffel niet, of men zal daer over ook iets doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief van Nijvenheim aan Capellen v/d Marsch. - Zijn plan der alliantie meegedeeld aan de Breteuil. - Capellen v/d Marsch wenscht slechts een defensief verbond. - Dumbar's bericht aangaande Rouse. - De inhoud van zijn brief aan Spaan. - Hij beklaagt zich, dat Spaan de van zijn hand ontvangen brieven verbrand heeft. - Toestand | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Rotterdam. - Slechte bewapening der natie. - Inhoud van een door Spaan verbranden brief. - Hij verlangt vervulling van eenige vroedschapsplaatsen door het volk. - Schuttersgenootschapswetten.No. 92.
den 7 April '84.
Waardste Vriend,
Een brief van uwe eige hand was mij onbeschrijflijk aangenaam. God zij gedankt voor Uwe herstelling! Ge zijt er zo noodig! We kunnen u niet missen. Dit volgende schrijft me de Heer van de Marsch. ‘Op dit oogenblik ontving ik een brief uit Par(ijs) van onzen vriend Nijvenheim, in dato 28 Maart, waarbij hij mij woordlijk deeze gewigtige tijding meldt: dat de gr(aaf) de Vergennes aan zijne zusterGa naar voetnoot1) (alzoo hij door indispositie niet naar Versailles had kunnen gaan) had gedeclareerd zeer geneegen te zijn om met de Republ(iek) eene defensive alliantie aan te gaan, dat de propositien dienaangaande met genoegen zouden worden geaccepteerd, dat drie andere Ministers aan haar hetzelfde hadden verklaard.’ Deeze tijding is als water op eene dorstige ziele. Heeft Vergennes zig reeds zoo gunstig verklaard, voordat hij wist, dat de Hollandsche Matadors van gedagte omtrent die all(iantie) veranderd waren, hoeveel te gereeder zal het Cabinet van Versailles, wanneer de Pruisische Missive er maar geene verandering baart, nu wel niet zijn, nadat zelfs van dien kant aanzoek is gedaan. Mijn plan der alliancie so als ik het aan U hebbe voorgesteld en er in Friesland op is geresolveerd, heb ik reeds den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 Januarij deezes jaars aan den B(aron) de Br(eteuil) geproponeerdGa naar voetnoot1). De Heer v.d. Marsch, die eerst verklaarde huiverig te zullen blijven, wanneer er questie viel om een formeel tractaat offensief enz. enz. en defensief met Fr(ankrijk) te sluiten en zig niet verder wilde inlaaten dan tot een naauw vriendschapstractaat, die in eenen adem daarop de Friesche Res(olutie) en mijn missive in de Post van den N(eder)-Rh(ijn) heerlijk vindt - diezelfde Heer van de Marsch heeft nu ook een plan eener defensive alliancie gemaakt en naar Fr(ankrijk) gezonden, waarbij de Republ(iek) haar secours enkel in geld zoude behoeven te leveren - om ons des te beeter te bewaaren van gesleept te worden in de oorloogen daar Fr(ankrijk) van tijd tot tijd in moet raaken. Ik stelle vast, dat Fr(ankrijk) op het Friesche plan zal aandringen en keure buiten dat hetzelve veel beeter dan dat van den Heer van de Marsch, omdat het laats(t)ge(melde) ons niet meer voor oorlogen zal bevrijden dan het andere, terwijl dit aan Fr(ankrijk) steeds eenen voet geeft om tegen het verval van onze marine te waarschouwen. Nu zal maar de vraag zijn, of Fr(ankrijk) door die Missive van den koning van Pruischen ook zal worden afgeschrikt. De Hollanders (zo 't voorgeeven van Roese waar is, daar ik niet aan kan twijfelen) hebben ons wederom een verdoemde trek gespeeld. Van drie kanten kreeg ik gister berigten, welker een, namelijk dat van mijn vriend Dumbar, ik u zal mededeelen. ‘Rouse heeft naar de 3 Steden geschreeven, dat de Hollanders geene resolutie over de Friesche circulaire missive willen neemen, voor dat ze ten naasten bij weeten, hoe die zo bij de eene als andere partij zal ontfangen worden. Burgmr. de Schepper aan wien de brief hier geaddresseerd was, zal ant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden (gelijk gij begrijpt) dat men, wat deeze stad betreft, bereid zal zijn zulk eene commissie te accepteeren. Was het nu wel kwaad, dat gij naar Holland schreeft, dat men daar vooral zo eene resolutie neemen moest, wat de jonkers ook mogten afgeeven, want ik ben geïnformeerd, dat er te Zwol door sommigen tegen zo eene acceptatie gewerkt wordt, manifesto indicio, dat Uw tedergeliefde corps er geen zin in heeft. Dit polsen van de Hollanders bij een knaap als R(ouse) is weer eene vervloekte sottise. Stulto stultorum omnia plena!’ Moet men niet raazend worden over die aanhoudende hinderpaalen, die ons uit Holland tegen onze beste mesures worden in den weg geworpen. Geene Resolutie conform Friesland te willen neemen, voor dat men ten naasten bij weet, hoe die zo bij de eene als de andere partij - dus ook bij den Teergeliefden en zijne jonkers zal aangenomen worden - het is 't werk van gekken of guiten. Waarschijnlijker van beiden. Ik heb heden uit 's harten gronde aan SpaanGa naar voetnoot1), met verzoek van communicatie, geschreeven, met bijvoeging, dat, als zij onze assistentie eens weer vraagen, ik dan ook eerst den Hertog en den Prins zal gaan consuleeren. Dat de Friesche R(esolu)tie aan de partij, daar de Drost van IJsselm(uiden), ik, de stad van Deventer en de gezwooren gemeentens der andere beide Steden nevens eenige zeer weinige van derzelver Burgemeesters toebehooren, zeer aangenaam is, en R(ouse) een man is, daar ik nimmer mede gecorrespondeerd hebbe, noch nimmer mede correspondeeren zal. Indien Uwe kragten 't U mogten permitteeren, schrijf dan ook eens hartlijk over dit onderwerp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziehier de copy van mijn eersten aan Bret(euil). Gijs(elaa)r heeft ze tot heden gehad, anders had ik ze UE: reeds voorlang gezonden. Maar ik wilde niet gaarne, uit vrees voor vermissen, mijne origineele minute aan de post vertrouwen en ik kon niet besluiten dit groote stuk andermaal af te schrijven. Ik verzoeke 't na lecture te rug. Een vertrouwde, die zwijgen kan, mag ze ook wel leezen, doch ik verzoeke dat er, om goede redenen, geene copyen of extracten van gemaakt worden. Mijne verdere Fransche correspondentie deele ik U bij andere occasie wel eens mede. UE: bewaart, des vertrouwe ik, alle mijne brieven. Vriend Spaan heeft ze, onverdagt, alle verbrand, dat mij spijt. Zo even zie ik de couranten. Het staat te Rotterdam schijnt wel zeer gevaarlijk. Het zijn wel doodsprongen, doch ook deezen gelukken somwijlen. Ik hebbe daar in persoon de ondervinding van. Hadden wij ons voorlang met Fr(ankrijk) verbonden, dan ware niets van dit alles gebeurd - geene dreigende missive van Pruischen - geene spatsen van den Keizer - geene oproeren enz. Men ziet hoe de hofpartij zig roert, nu het op eene verbindtenis met Fr(ankrijk) begint uitteloopenGa naar voetnoot1). De vrienden de Gijs(elaa)r en V. Berkel mogen nu de gevolgen van hunne halstarigheid verantwoorden. Het is te bejammeren, dat de natie nog zoo slegt gewapend isGa naar voetnoot2) en dat onze zaak nog gevaarlijker maakt is, dat de natie geene mannen aan 't hoofd heeft, die geschikt zijn, om een land te redden. De Hollanders zijn er niet bekwaam toe. Zij handelen of zonder of naar een kwaad plan. En den Patriotten in andere provincien manqueert het aan de magt, aan den invloed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de brieven, die Spaan van mij verbrand heeft, was er een, waarin ik zijn E: voorspelde, dat het in ons land wederom zou gaan als na doode van Will. II, en dat de Aristocraten zo zij 't wel met hetzelve meenen, bedagt moesten zijn om het volk in hunne reformes te doen deel en belang neemen. Dat ik mij in conscientie verpligt zoude rekenen om de Natie te waarschouwen, wanneer ik zag, dat men haar wederom wilde bedriegen en eene Aristocratie op de puinhoopen van de stadhouderlijke usurpatien vestigen. Dat ik niet voorhad noch den Stadhouder, noch de Aristocratie te vernietigen (om redenen welken ik tans niet kan detailleeren) maar dat ik in consideratie gaf, of de Aristocraten wel te veel deeden, wanneer zij twee of drie plaatsen in den Raad aan het Volk inruimden. Ik wilde in die provinciën daar zulks faisabel en nuttig zoude zijn, bijvoorbeeld in Holland, in elke stad eenige zeer weinige vroedschapsplaatsen door het volk laaten vervullen, op dezelfde wijze als te Nijmegen de 3 Meesteren van St Nicolaasgilde permanente leden van den Raad en Schepenstoel waren. Deeze representanten des volks wilde ik, ten einde hen onafhanglijk te houden, nimmer in eenige voordeelen der regeeringe, commissien of iet dergelijks laaten deelen. Dit zijn maar de hoofdtrekken. Iets dergelijks zal er moeten geschieden; men zal het volk door een eigenbelang, dat zigtbaarer is en meer in 't oog loopt dan de nuttigheeden van alle onze reformes, hoe groot die ook zijn, aan ons moeten verbinden of het zal in eeuwigheid niet gaan. Wij hebben in ons Schuttersgenootschap iets van dien aart. Elke compagnie zendt uit de schutters eenen om, als leden van denzelven, den Krijgsraad bij te woonen, en ik kan U verzekeren, dat hunne tegenwoordigheid nuttig en ons aangenaam is. Indien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik nog deezen avond een exemplaar van de wetten kan bekoomen, sluite ik het hier in. Het was straks nog niet afgedrukt. Ik geloove dat ons plan van wetten zeeker het beste is, dat er in ons land nog is gemaakt, doch het is nog ver van de volmaektheid. Wij hebben ons even als de vormers der Amerikaansche Republieken nog te veel naar de vooroordeelen, driften en de omstandigheeden, waarin wij ons bevonden, moeten schikken. Ik zal U per naasten de zwakke plaatsen in onze wetten aanwijzen. Ik zal er iets over moeten opstellen, wijl ik uit Dordrecht ook geconsuleerd ben. Tot deductien te schrijven schijn ik toch gebooren. Ik heb deezen ganschen dag wederom zodanig in het touw geweest, dat ik niet meer kan, en derhalve eindige na hartlijke groete aan Uwe waarde aanhoorige famille. Vaarwel, C.t.d.PGa naar voetnoot1).
Nos 94, 95 en 96 ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij ontvangt een brief van De Breteuil. Vergennes' onderzoek aangaande Hollands gezindheid ten opzichte der alliantie. - Hij voelt zich gerechtvaardigd een extract uit den brief van De Breteuil aan Capellen v.d. Marsch en Paludanus te sturen. - Hij is bang voor inmenging van den Keizer. - Zendt Beijma een brief van Vreede ter lezing. - Toevallige publicatie van een zijner brieven in den Post. - Hij had na | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene alliantie met Frankrijk het volk willen inlichten over het gevaar, dat de vrijheid loopt. - Hij wil een vertoog over de burgerschutterijen in den Post schrijven. - Haalt een staaltje van Hollands heerschzucht aan. Hij waarschuwt Beijma, dat de verandering in de missive der Steden om Frieslands missive te accuseeren, aan Kampen te wijten is. Rouse's ondoorgrondelijkheid. - Gunstige afloop van Lille. - Zierikzee's propositie naar aanleiding van de acte van Consulentschap etc.(No. 98.)
den 21 April '84.
Wien, mijn waardste vriend, zoude ik eerder, zelfs mijne geheimste nouvelles mededeelen, dan aan U? Hier nevens gaat woordlijk de gansche copij van den missive van den B(aron) de Br(eteuil)Ga naar voetnoot1), dien ik voorleeden Zondag avond, toen ik U schreef, nog niet geheel ontcijferd had. Ik heb daar wel 4 of 5 uuren over doorgebragt en denzelven volstrekt letter voor letter moeten debrouilleeren. Nimmer heb ik zulk eene hand gezien. Op een paar woorden na, ben ik egter nu zeeker, dat mij geen letter gemist is. Herrinner U, wat ik dien Heer al had geschreeven en betreur onze beklagenswaardige situatie, dat wij met zoo wenschelijke dispositie des Franschen hofs waarschijnlijk, door de onverzettelijke koppigheid van een paar Hollanders, die 't aan dat politiek doorzigt manqueert, welk tot de groote zaaken, daar zij zo veel invloeds in hebben, vereischt wordt, nu nog zullen verlooren gaan! Ik voege hier nog bij een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ander egt berigt, waaruit men kan zien met hoe veel belang de Gr(aaf) de Verg(ennes) zig informeerde of Holl(and) wel in dezelfde dispositie omtrent de All(iantie) was als Friesl(and) en let op het antwoord van Br(eteuil). Gelieft mij deeze beide stukken per naasten terug te zenden. Het spreekt van zelf, dat ik niemand copij daarvan kan of mag accordeeren, inzonderheid niet van den brief van Br(eteuil). Wijl egter de gr(aaf) de V(ergennes) en andere ministers geene zwaarigheid hebben gemaakt om aan eene vrouwGa naar voetnoot1) over de dispositie des Franschen Hofs met betrekking tot. de Alliantie te spreeken, wijl de Hertog de la V(auguyon) reeds vooraf naar de Rep(ubliek) heeft laaten schrijven, dat ik een brief van den B(aron) d(e) B(reteuil) gekreegen had, daar ik zeer content van zoude zijn, met bij voeging dat hij dien had geleezen, zo meende ik niet alleen vrijheid te hebben, maar zelfs niet beeter aan het oogmerk van den Baron en 't gansche ministerie te kunnen voldoen, dan er met discretie gebruik van te maaken. Ik heb er daarom de nadrukkelijkste passagien uit geëxtraheerd en dezelven aan de Heeren van de Marsch en Paludanus met eenen missive op de omstandigheeden passende, met vrijheid van communicatie, toegezonden, beginnende met ‘je suis bien persuadé!’ Het voorige behoeven zij niet te weeten. ik voorzie dat de alliantie met Fr(ankrijk) eene tweede editie van de gewapende neutr(aliteit) zal zijn. De Keizer, vreeze ik, dat zig haast om het tussen Hem en ons tot daadlijkheeden te brengen, alvoorens die all(iantie) tot stand koome. De Engelschen haasteden zig daarom ook zoo met ons den oorlog aan te doen, eer wij tot de gew(apende) neutr(aliteit) geaccedeerd waren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik ben door al het schrijven en denken sedert een tijd lang zodanig uitgeput, dat ik actueel naauwlijks eenen zin van 2 regels kan doordenken. Ik ben derhalve genoodzaakt UE: deezen van vriend Vrede (die ik ook te rug verzoeke) toe te zenden. Deszelfs lecture is wel port waardig. De vuilaartigheid der Hofpartij gaat verre tegen mijn persoon. Wat zal, wat kan ik daar tegen in het werk stellen? Zou het ook voor de goede zaak van dienst kunnen zijn, dat ik mij direct of indirect met geene gewapende Genootschappen meer bemoeide? Indien Uwe kragten het toelaaten, geef mij dan raad. Men schijnt te Leiden nog niet gepenetreerd te hebben, waarom ik de burgerij te Deventer (die 't mij gansch niet euvel heeft genomen) zo hartlijk ontraaden hebbe om een bagatelle (of een gemeensman voortaan 20 of 25 jaaren zoude zijn) en daar tot het eerste bij eene weldenkende regeering reeds wettig was geresolveerd, die patriottische stad in rep en roer te brengen. Een periode uit een mijner brieven door een groot abuis in de Post no 223 bl. 606 geraakt, developpeert mijne motiven in deezen nader. Ik begrijpe dat alles aan de all(iantie) met Fr(ankrijk) moet ondergeschikt zijn. Zonder dezelve kunnen wij niets, met dezelve alles. Was dezelve nu tot stand, dan zou ik U voorgesteld hebben, of het de tijd niet haast zoude zijn om het volk in die provincien, daar het noodig is, te verlichten omtrentGa naar voetnoot1) het gevaar dat het loopt, van even als na doode van Will. II en Will. III, niets bij al die brillante redressen gewonnen te hebben. UE: rappelleert zig, hoe de pruiken keeken, toen ik op de eerste patriotsche vergaderinge die snaar roerde. Men heeft het agtbaarst gedeelte der Natie tot heden geen direct en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
personeel belang bij de redressen, bij de beteugelingen van de Stadhouderlijke usurpatien doen krijgen, en daarom kan het haar weinig scheelen of de Pr(ins) of de pruiken haar regeeren; ja zelfs helt men doorgaans tot de regeering van eenen meer dan tot die van veelen over. Ik vreeze, dat onze vrijheid voor de derde maal op deeze klip zal stooten, ja ditmaal te gronde gaan. Uwe gezondheid heeft U niet gepermitteerd mij Uwe en anderer gedagten te melden over de voornaamste artykels van ons Zwolsch Schutters Reglement. Indien de vrienden dit plan goedkeurden, dan wilde ik onder mijn naam in de Post een vertoog schrijven over de billijkheid en de nuttigheid dat alle de Burgerschutterijen hun eigen officieren verkiezen, alsmede dat niemand van het draagen van de wapenen verschoond zij. Mij dunkt dit zoude wonder wel aan den man willen, en de aristocratische krijgsraaden geweldig in 't naauw brengen - of liever geheel doen verdwijnen. Dit geschied zijnde waren er geene vrijcorpsen nodig en dan had het volk ongevoelig representanten, want men zoude wel genoodzaakt zijn in gewigtige gevallen de Burgerkrijgsraaden more majorum te raadpleegen. Ik ben buiten staat tans dit plan verder te developpeeren; ook vermoeje ik U te veel met leezen. Wij gaan over agt of 10 dagen naar buiten daar ik mij eene fete maake, U, mijn vriend met Mevrouw en famille eenige dagen - hoe meer hoe liever - te zullen zien. Het Haagsche nieuws zal ik zo mogelijk hier nog bijvoegen, en inmiddels U verzekeren dat ik steeds ben Uw Vriend, q.n.
A propos eene anecdote, die je denkelijk niet weet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige dier verstandigen in Holland, die zig alle moeite hebben gegeeven om die beide magnaaten tot andere gedagten te brengen, gebruikten onder anderen dit argument, dat de andere provinciën er alle op aandringende Holland de all(iantie) toch niet zoude kunnen tegen houden. T is goed, was 't antwoord, laat zij het doen, dan zullen wij het niet doen. Welke heerschzugt! - Gelieft Uwe Friesen te waarschouwen, dat eenige verandering van stijl in den missive der Steden, waarbij zij de receptie van Frieslands missive accuseeren, alleen daar aan is toeteschrijven, dat Campen er magtig op gesteld scheen om ook eens iets te proponeeren. En wijl men te Deventer begreep, dat dat Camper opstel door den beugel kon, zo heeft men het laaten doorgaan: kunnende Uwe provincie staat maaken dat de weldenkenden alhier wel zullen zorgen, dat de zaaken in dit opzigt op den goeden voet blijvenGa naar voetnoot1). R(ous)e is niet te doorgronden. Had men hem niet gedwarsboomd, dan had hij er een point van deliberatie van gemaakt tussen de Steden of men de Friesche circulaire voor aangenaam zoude houden of niet, en dan was de zaak op de lange baan geraakt, dat zijn toeleg en die van de Hof en Jonkersgezinde Burgemeesters altoos geweest (is). Zij wilden geen eind van die questie hebben. Uit vrees voor de weldenkenden en Burgerijen durven zij aan den Pr(ins) en zijne jonkers het regt der Steden niet opofferen; en daarom oordeelen zij best het maar ongedecideerd te houden. Spaan schrijft me heuglijk nieuws. De heele historie van Lillo is op niets uitgeloopen. Alleen zijn 600 man O(ranje) troupes naar Antwerpen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevaaren. De eenige grond van de allarmen door den Commandant - een groot vriend van den Hertog - veroorzaakt steunt op 't zeggen van een boer; zijnde er tans geen soldaat om of bij Lillo of den doel. Omtrent Overijssel zal men in Holland nu ook spoedig conform Friesland resolveeren. Gijz(elaa)r zal me schrijven apparent Zaturdag om mij iet definitifs te melden. Rotterdam slegt. Zierikzee propositie gedaan 1. wie den stadhouder in zijne regten benadeeld heeft 2. wie die heerschzugtige persoonen zijn - eindelijk onderzoek te doen naar die acte van consulentschap. Vivat, Zierikzee - adieu. De post moet weg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Exercitie in Rotterdam. - Nationale associatie. - Inhoud van een brief van de Gijzelaar. - Eedsweigering van kolonel Macalester. - Hij wenscht een adres van de Friesche kooplieden aan Holland.No. 100.
den 25 April 1784.
Waarde Vriend,
Uw aangenaame dato 22 is mij op zijn tijd geworden. God herstelle U spoedig in kragten tot steun van ons allen. Het koomt mij voor, dat de Pruiken door hunne werkeloosheid de dupe ook weer van het Rotterdamsche werk zullen zijn, want men schrijft mij van Utrecht, dat het canaille aldaar eene menigte geweeren heeft weeten te bekoomen en dagelijks exerceert. Als het zoo gaat, als men zoo openlijk toont het op geweld of eenen burgerkrijg toeteleggen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zou het dan ook haast tijd worden om op eene Nationaale Associatie te denken? Mij dunkt, als het toch tot het uiterste koomen moet en zal, er dan niets op is, dan ons gedwee onderwerpen of weerstand bieden. In 't laatste geval weet ik geen ander plan dan eene dergelijke associatie - wel en voorzigtig opgesteld en in de weldenkendste provinciën en steden te laaten origineeren. Friesland, Utrecht, Deventer zouden daar den toon aan moeten geeven. Een brief van Gijs(elaa)rGa naar voetnoot1). Het werk der alliancie is nog niet genoeg geavanceerd om er mij, alnog, iets met zekerheid van te kunnen melden, nochtans kan zijn E: mij zeggen, dat nu men in het zekere is geïnformeerd, dat de leden van den Raad des Konings met minder verdeeldheid hier over denken, men in Holland meent, dat hier over met meer vrugt zal gedagt worden in de Rep(ubliek). Dit zijn de eigen woorden. Mij dunkt het gelijkt al veel naar eene vriendelijke foppage. Collonel Macalester, in garnisoen te Veere, wegens weigering van eed opontbooden en appoinctem(ent) gesuspendeerd. Ik moet sluiten,
Vaarwel,
C.t.d.P.
Gelieft mijne brieven voortaan aan den Heere Lindenhoff te addresseeren. Denk nog eens aan het idée om de Friesche cooplieden zig over de noodzaaklijkheid der Alliantie met Frank(rijk) aan de Hollandschen te laaten addresseeren. Het wordt nu gekheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziekte van zijne vrouw. - Zijne slechte gezondheid. - Inhoud van zijn brief aan de la Vauguyon. - Vrijheid van drukpers. - Zijn afkeer van Pruisen. - Nadeelen van een landoorlog. - alliantie.No. 102.
Zwol, den 9 Mei 1784.
Waarde Vriend.
Het schikt zig door Gods goedheid met mijne vrouw tot heden vrij wel. Er koomt geen dan oud bloed meer op met fluimen of etterstof vermengd, dat de Doctor zegt zeer goed te zijn. Ik ben ook veel beeter doch deerlijk zwak van hoofd, hebbende de rheumatique stoffen zig de laatste dagen meest daarop gezet gehad. Woensdag en Vrijdag had ik niettegenstaande dit te veel gewerkt, hetgene mij veel heeft agteruit gezet, zoo dat het papier mij actueel voor de oogen draait. Hoe zal 't nu met de Repub(liek) gaan? Ik ben niet sterk genoeg van hoofd om tans iets, laat staan eene zaak van dat belang, te beoordeelen. Den Hert(og) d(e) l(a) V(auguyon), dien ik vernomen had dat mij wenschte te spreeken, voorleeden Donderdag de redenen waarom ik niet naar den Haage kon oversteeken, schrijvende, voegde ik daarbij, dat ik die successive demarches van Pruischen met de verontwaardiginge van een waar Republikein beschouwde. Dat ik hoopte, dat men moeds genoeg zoude hebben, om die memoriën met fermeteit te beantwoorden. Dat ik inzonderheid hoopte, dat men Zijne Majesteit plat af zoude weigeren den extravaganten eisch om onze beste tijdschriften te verbieden en te straffen, en dat ik voor mij veel liever de gansche Republiek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zag ten gronde gaan, dan dat zij zig aan deeze vernederinge onderwierp. Dat de vrijheid van schrijven essentieel was aan eene Republikeinsche constitutie, en dat, als het Zijner Majesteit behaagde ons zodanige memorien te addresseeren, Hoogstdezelve het dan ook niet euvel moest neemen, dat zij volgends de wijze van het land publiek geëxamineerd wierden etc. En inderdaad, vriend, als dit zo maar doorgaat en wij, uit welke consideratie het ook zij, ten gevalle van de nabuurige Mogendheden moeten afzien van onze vrijheid van schrijven over staatszaaken, dan is het gedaan met onze onafhanglijkheid. Ik ben zoo avers van Pruischen, dat ik mij nimmer zal laaten welgevallen eenige assopiatie, daar dezelve de hand in zoude hebben. Ik stond den Keizer nog liever Maastricht met het land van Overmaze af, dan dat ik Pruischen zijnen brutaalen eisch inwilligde. Ik oordeele de pretensien des laatsten, als tastende het leven zelve der Republiek, dat is de vrijheid, direct aan, veel gevaarlijker dan die des eerstgemelden. Wat zal er nog van worden! Veelen zijn hier vol courage. Zij spreeken van niets minder dan zig dood te vegten! Maar vanae sine viribus irae! Als Frankr(ijk) ons niet en redt, dan zijn wij verlooren; en hoe zal het ons anders redden dan door de wapenen op te vatten - door eenen landoorlog. Een landoorlog met den Keizer baart waarschijnlijk eene nauwe alliantie met Pruischen en dit is juist het gene waarvoor ik siddere. Een landoorlog geeft den Cap(itein) G(ene)r(aa)l eene ontzaglijke magt. Hoe een landoorlog ook uitvalle, goed of kwaad, het is beiden gevaarlijk voor de vrijheid. Om dit alles koomt wel eens, hoe zeer ik anders van 't gevoelen van de Wit ben dat eene Mogendheid nimmer iets moet toegeeven, in mij op dat wij in onze situatie mischien wijslijk deeden indien we het onweder door eenige sacrifices afleidden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik voele dit alles beeter dan ik het tans kan uitdrukken. De Zeeuwen schijnen den ontembaaren aart der Vrije Drukpers nog niet te kennen. Eene vrije beteugelde drukpers is eene contradictie; en zodanig een gedrogt is een vrije drukpers door eene surveillance der regeering binnen de paalen der welvoeglijkheid gehouden. Maar wie zal deeze surveillants zelven weer beteugelen? Waar is de Vrijheid der drukpers als diezelfde regeering, wier daaden het eigelijk zijn die door die drukpers moeten gewikt en gewoogen worden, de magt zal hebben om te bepaalen wat vrijheid of wat licentie is? Hiertegen dient gewaakt te worden. Dat de Aristocraten zig niet verbeelden, dat ik zulke gevaarlijke pretensien stilzwijgend zal laaten doorgaan. Ik vertrouw hetzelfde van U mijn vriend. De Drost heeft Gijs(elaa)r over de alliantie geschreeven, doch geene opening gekregen. Men scheept ons af met eene algemeene verzekeringe, dat alles op een goeden voet staat; Bikker heeft er me bij geschreeven, dat ik verzekerd kan zijn dat er eene alliantie zal worden geslooten op een nog veel favorabeler plan dan alle de plans, die er nog geproponeerd zijn. Ik hoope het, doch hebbe weinig opinie van de plans, die door de pruiken gemaakt worden. Zij hebben te veel blijken van onbekwaamheid in staatszaaken gegeeven, dan dat ik hun ingewikkeld zoude kunnen gelooven. Het wordt tijd, dat de andere provincien zig van de voogdijschap dier pruiken ontdoen en hunne heerschzugt paalen zetten. Vaarwel groet de vrienden en geloof me steeds Uw Vriend, U Bekend. De Drost groet u van harten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorvallen te Deventer en te Rotterdam. - Advies van Dordrecht, propositie van Amsterdam. - Thulemeiers memorie. - Zijn angst voor een verbond met Pruisen. - Nationale associatie. - Oranje compagnie te Hasselt en Kampen. - Deductie der Ridderschap.(No. 104.)
Woensdag.
Waarde Vriend.
Het gaat met mijne vrouw naar wensch, doch zij blijft nog zwak, kunnende niet dan een uurtje opzitten en volstrekt nog niet alleenig gaan. Ik ben gister gelaaten en was vrij wel; doch eene kleine wandeling, waartoe mij het aangenaame weder uitlokte, heeft me weer geheel vol rheumatieke pijnen gemaakt, dat mij op nieuw enige dagen zweetens zal kosten. Het ergste is, dat ik wegens zwakheid van hoofd niets kan uitrigten. Gister nagt is te Deventer ook iets gebeurd met een soldaat, die uit een huis een steen op of onder eene patrouille der Burgerije of van het vrije corps zoude geworpen hebben. Te Rotterdam heeft de drilmeester der burgerije zeekere Rulach, creatuur van Smith en den H(ertog), in presentie van 3 getuigen gezegd mij, wanneer ik te Rotterd(am) kwam, over de kling te zullen laaten springen. Het gaat er boos en 't ware te wenschen, dat er een exempel aan wierde gesteld. Ik vinde het advijs van Dordrecht niet van mijn smaak. Op dien voet waren de schrijvers der Leidsche Courant en Courier er elendig aan, want men weet, hoe de schepenstoelen te Leiden en Amsterdam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld zijn. Het zogenaamd ontijdig plaatsen van brieven van vreemde Mogendheeden te beletten is ook eene inbreuk in de vrijheid van drukpers, dus vinde ik niet, dat dezelve door die propositie van Amst(erdam) zo zeer gesauveerd is, als vriend Spaan denkt. Waarom er niet, zoals behoort, doorgetast en Thulemeier kort af geantwoord, dat als vreemde Mogendheeden kunnen goedvinden ons memorien te zenden, die de natie raaken, dat dan Hoogstdezelven niet kwalijk moeten neemen, dat de Natie die op 's lands wijze examineere. En dat Zijne Majesteit van Pruischen inzonderheid geene reden van offensie in deezen kan hebben, wijl deszelfs Minister zelf die memorie met alle mogelijke empressement aan de Natie heeft medegedeeld; waaruit niemand natuurlijkerwijze iets anders heeft kunnen opmaaken, dan dat Zijne Majesteit dat stuk daar door aan de beoordeeling van het publiek wilde onderwerpen. Was het Landdag, ik adviseerde waaragtig op dien voet. Ik ben elendig bang voor een bondgenootschap met Pruischen. Vauguyon heeft, zo mij verzekerd is, in mandatis eene reconciliatie te bewerken tussen de oppositie en het Hof. Wanneer het tot eenen landoorlog koomen moet, dan is dezelve onvermijdelijk noodzaaklijk. Maar mijne partij is genomen. Ik zal mij nimmer in eenige deliberatien tot eene reconciliatie inlaaten, wanneer Pruischen zig daarmede bemoeit. Ik zal zulks morgen onbewimpeld, en met allen ernst aan Vauguyon schrijven. Ik wil nimmer direct of indirect mij met het Hof van Berlijn inlaaten. Schrijf mij Uwe finaale resolutie daaromtrent tot mijn narigt. Ik ben sedert ik deeze bovenstaande regelen schreef wederom zo veel erger geworden, dat ik wederom naar bedde moet. Een Staatenbode, (die) gister uit den Hage hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geweest heeft, zegt, dat er in de Vergad(ering) van Hun Hoog Mog: iets zoude voorgevallen zijn daar het publiek, wanneer het rugtbaar wordt, over verwonderd zal weezen. Ik heb in een paar voorigen UE. gesprooken van een idée eener groote Associatie ter handhaaving van de vrijheid deezer Natie: Uwe onpasselijkheid zal U, even als mij de mijne doet, waarschijnlijk weinig lust of vermogen hebben overgelaaten om aan groote plans te denken. Dit nogtans keure ik allernoodzaaklijkst. Ik bidde U, spreek er eens over. De Oranje-factie wapent zig alom. In Hasselt wordt verzekerd, dat eerstdaags eene Oranje-Compagnie zal verschijnen. Te Campen exerceert, hoewel alnog met houten snaphaanen, eene compagnie jongens, die een formeel geschilderd Oranje vendel hebben en Burgm(eester) Vestrincks compagnie wordt genoemd. Hasselt en Steenwijk zijn zeer op de zijde der Ridderschap. Ik zende UE. geene deductie der Ridd(erschap), omdat ze te veel aan port zoude kosten. Eindelijk is dan aan de verwagting van het publiek voldaan; maar wat is er gebaard, - een muisje? Hunne enige bewijzen, (die) de enige grond zijn, waarop hunne pretensie steunt, vindt men in de Bijlagen van K(.....) p. 252 en vervolgends. En wat bewijzen ze daar? Brengen zij preuves bij, dat de Edelen immer quartierswijze ter Vergaderinge van Ridd(erschap) en Steden gestemd hebben? niets minder dan dit. Er blijkt wel, dat de Edelen van eenig quartier, in specie die van Vollenhoven, wel eens eene zaak hebben overgenomen, om er onder hen over te delibereeren, ook wel dat zij quartierswijze iets hebben laaten aantekenen; maar nergends blijkt, dat hunne stemmen anders gerekend zijn, dan hoofd voor hoofd. Overnemen kan een edelman, dus ook eenigen te samen. Dagelijks gebeurt het, dat eenigen zig in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hunne aantekeningen samenvoegen. Ik ben buiten staat daar tans over uitteweiden; maar verzoeke elk zig door de sophismes, door de bedriegerijen in die deductie vervat, niet te laaten wegsleepen. En lieve, let eens op de contradictie, die in hunne eigen declaratie p. 278 doorstraalt. Doch ik kan niet meer. Vaarwel, groet allen.
P.S. Die groote associatie zoude een nationaal engagement zijn. Zij moest de punten vervatten, die men met lijf en goed zig beloofde te verdedigen. Zij moest het daadlijk opneemen der wapenen ten gevolge hebben. Dit tot nader opheldering. Doen wij het niet en laaten wij ons voorkoomen, dan zijn wij verlooren. Gedenk, dat ik het voorspeld hebbe. Om die associatie den volke smaaklijk te maaken, moesten wij de regten des volks in het contract voor al niet vergeeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij is niet in staat Beijma's brief te beantwoorden door zijne ziekte. - Advies van Capellen van de Marsch. - Brievenport.No. 106.
Zwol, den 19 Mei 1784.
Ik heb, waardste vriend, Uwen aangenaamen van den 15 ontfangen. Ik ben in de onmogelijkheid tans in eenige details van iets te treeden. Mijn doctor heeft me alle werk volstrekt verbooden, en trouwens, hij had dit niet noodig. Ik ben dermaate uitgeput, dat ik niets kan leezen, schrijven of denken; zodanig heeft mij dit rheumatisme verzwakt. Eene opeenstapeling van allerlei omstandigheeden heeft mij sedert eenige maanden als overstelpt gehad. Met mijne vrouw gaat het naar wensch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uw plan van associatie is excellent. Inleggende ben ik verzogt U te zenden, waarmede na verzekekeringe van hartlijke en onverbreeklijke verkleefdheid ik mij noeme Uw Vriend, C.t.d.P.
De Drost van IJsselm(uiden) maakt UE: veel complimenten. Hiernevens een allercordaatst advijsGa naar voetnoot1) van den Hr. V.d. Marsch. Hij is nu hartlijk in ons gevoelen over de alliantie. Ik zal zien, of ik hier ook nog Haagsche tijdingen zal kunnen bijvoegen. Schrijf mij, of UE: als lid van Staat geen port betaalt. Men zegt mij dit. Ik wilde U graag Uw paquet met brieven weerzenden, doch zoude den Postmeester niet gaarne het port nog eens voor dezelven in de zak jagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zijne ziekte. - Hij wil bij Beijma komen logeeren. - Friesche en Hollandsche resolutie over Thulemeier's memoriën.No. 107.
Zwol, den 30 Mey 1784.
Waardste Vriend,
Tot heden ben ik een martelaar van eene complicatie van rheumatisme en podagra. Het eene oogenblik ben ik zoo, dat ik als een oud stijf man kan kruipen; het andere ben ik zoo stijf en pijnlijk, dat (ik) mij naauwlijks beweegen kan. Van harte ben ik echter gezonder dan te vooren. De stoffen bepaalen zig nu meer naar de extremiteiten. Gister avond kreeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijne vrouw een violenten hoest, waardoor zij een weinig bloed opgaf. De ontsteltenis, die 't haar veroorzaakte was erger, dan de kwaal zelve. Het is goddank van geen gevolg geweest. Hoe staat het met U? Als ge 't eens niet te drok hebt, meld het mij maar met een woordje. Ik zende U inleggendenGa naar voetnoot1) kortheidshalve, want ik ben buiten staat een half uur ingespannen te zijn. De Grietman Bergsma, die hier geweest is, wilde mij van U af debaucheeren om bij zijn E: te logeeren. Ik heb mij tegen alle zijne vriendelijke instantiën hard gehouden en koome bij niemand dan bij U. Maar wanneer, mijn waarde, zullen wij daar een plan van kunnen maaken? De Friesche Res(olutie) over de Pruisische Memoriën bevalt mij ook niet; men had van zo cordaate provincie mogen verwagten een rond desaveu van ooit te willen de hand leenen om ten gevalle, van wie 't ook zij, onze beste schrijvers te straffen etc. R(esolutie) van Holland is nog laager. Aan de Steden, daar die schrijvers zig bevinden, over te laaten om te onderzoeken, of er stof tot correxie is en die te appliceeren, is niet anders dan dezelven in 't naauw te brengen en in de noodzaaklijkheid te stellen, om stof tot correxie te moeten vinden. Ik weete niet, of het ernst of spotternij is met de alliantie met Fr(ankrijk). Het is nu dan ver gebragt, dat er in generaale termen toe is geresolveerd! Vaarwel vriend, ik kan niet meer en ben, na hartlijke complimenten van mijn gullen gastheerGa naar voetnoot2), steeds T.T. q.n. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ingesloten zijn twee brieven van den Raadsheer P. van Spaan, welke ik hier in excerpt laat volgen.
's Hage, 15 Mei 1784.
Van Spaan deelt Gijselaars vertoog in den Raad van Dordrecht mee over de wenschlijkheid om onderzoek te doen naar de Acte van Consulentschap. Woensdag is dan ook door Gedeputeerden van Dordrecht in de Statenvergadering een dergelijk voorstel gedaan en met eenparige stemmen (de Ridderschap uitgezonderd) gearresteerd en is den vorigen gecommitteerden, die door de resolutie van 7 Mei geauthoriseerd waren om van Z.H. te vernemen, of de veldmaarschalk zijne orders ter defensie van Staats-Vlaanderen geinterrumpeerd had, opgedragen, naar de Acte van Consulentschap onderzoek te doen. De Commissie bestond uit de Heeren Gijzelaar, Van Berckel en den Raadpensionaris, welke gisteren bij Z.H. geweest zijn en ‘vrij droog en koel gerecipieerd.’ Zij hebben een schriftelijk antwoord ontvangen. In het antwoord stond, ‘dat Z.H. ofschoon als Capitein Generaal der Unie eigenlijk aan Hun Ed. Gr. Mog. geen rekenschap schuldig, uit consideratie van de Staten voor Holland wel wilde antwoorden, dat de Hertog zijne ordres niet gecontramineerd had.’ Z.H. heeft mede schriftelijk geantwoord, dat er tusschen hem en den Hertog een acte gepasseerd is in dato 3 Mei 1766 en binnen weinige dagen de copie authentique aan Hun Ed. Gr. Mog. te zullen zenden. Over de vraag: ‘of nu de rechte acte voor den dag zal komen, is men nog zeer in twijfel, zeer licht kan het toch gebeuren, dat men, wel voorziende, dat in tijd en wijlen daer van iets komen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zoude, mogelijk tweederley instrumenten heeft gefabriceerd.’ Van Spaan dringt er op aan, dat in zake de Acte van Consulentschap de Friezen door zullen tasten, alsook dat zij de resolutie van 17 Maart 1784 zullen attaqueeren. Van Spaan vertelt een geval van Baron v. Wassenaer, officier van de Waalsche dragonders, in Bergen-op-Zoom in garnizoen, die op zijn request aan den Raad van Brabant tegen een anderen officier naar den Heer van Bergen-op-Zoom, den rechter ter eerster instantie, is gerenvoieerd, en zich nu nader aan H.H. Mog. heeft geadresseerd. ‘De Raed van Braband verdiend, dat men haer helpt en de President van dat Collegie, van Laer doet veel goeds.’ Nopens het overstemmen der steden in Overijsel met één Ridder, is men in Holland wezenlijk actief en bezig dit te praepareeren. De Amsterdamsche burgemeesterskamer wil Pruisen van wegen de generaliteit antwoorden. Van Spaan wijst er op, hoe de ‘braeven’ alle krachten moeten inspannen, om alles tot een goed einde te brengen. ‘Die hatelijke Aristocratie doet hier zeer veel quaed en daar de burgers der steden nog zoo niet onderdrukt zijn als elders, is de natie hier nog niet genoeg opgewekt. Ik geloof, dat daer om thans de beste weg is, eerst den algemeenen vijand met alle krachten te bestrijden en daer toe met alle fermeteit die circulaire missive van Z.H. krachtig te enerveeren. Niemand heeft daer beter gelegenheid toe als Friesland, die in deeze zeer mishandeld is.’ Ofschoon de missive bij een boekverkooper te Amsterdam reeds een week geleden uitverkocht was, is eerst gisteren die missive aan de Staten van Friesland afgezonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Spaan verwondert zich over Gelderlands antwoord op die missive, uit zijn verontwaardiging over het opheffen van het vrijcorps te Rotterdam en over de behandeling door het Deventersche vrijcorps ondervonden, alsmede over die een lid van 't Leeuwarder vrijcorps aangedaan. - ‘De commissien van Brest en der frontieren gaan nog dagelijks voort.’
's Hage, 25 Mei 1784.
De copie authentique van de Acte van Consulentschap, door den Prins in te zenden, wordt deze week gewacht. Hun Ed. Gr. Mog. hebben geresolveerd Zijn H.H. te vragen, waarom de ‘ordre tot dekking der frontieren’ eerst op 7 Mey 1784 gesteld was, ‘daar zulx bij resolutie van 15 April reeds aan Z.H.H. geinjungeerd was.’ Hun Ed. Gr. Mog. hebben op propositie van Dordrecht goedgevonden de soldij van de naar Staats Vlaanderen trekkende troepen gedurende zes maanden met zes stuivers per week te verhoogen, wat wel noodig is. Zaterdag is op propositie van Dordrecht met eenparige stemmen der achttien steden besloten om de commandanten van de steden van Holland, geen stem in staat hebbende, te gelasten in geenen deele aan de Resolutie van den Raad van State van 17 Maart 1784 te defereeren. Er is een besogne gedecerneerd om van de gedeputeerden onzer provincie in den Raad van State, op voorbeeld van vroegere tijden, de reden van deze illegale demarche van den Raad van State te vernemen. Van Spaan meent, dat door de directie van burgemeester Gevaerts Dordrecht ten aanzien van het begeven der ambten haar zin zal krijgen. Hij be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klaagt zich over de Amsterdamsche burgemeesters, uitgezonderd ‘de brave’ Hooft, die Derdrecht de kastanjes uit 't vuur laten halen. Een onaangename zaak is te Amsterdam voorgevallen. ‘Op den Dagvaert is burgemeester Dedel, nevens de Heeren Bikker. Van der Hoop, Van Berckel, Visscher en Van der Goes. Nu is de braeve Visscher, omdat er veele commissorialen quasi waren, naer huis ontboden - eigentlijk meent men de reden te zijn, om dat Dedel, zoo Bikker zomtijds niet present is, gelegenheid zoude hebben om met Van der Goes in voorvallende zaeken de stemmen te doen staken en alzoo de zaken optehouden - dog deeze bom zal weder niet gelukken, want de vaderlandlievende Bikker present zijnde, hebben de goede tog de meerderheid en burgemeester Hoofd krijgd met Augustis den dagvaert, die dan zeker Visscher weder zal medebrengen.’ Er is een courier uit Parijs gekomen met de tijding, dat het definitieve vredestractaat tusschen de Republiek en de Engelschen gesloten is. Van Spaan voelt de verplichting aan Frankrijk hiervoor en voor de bereidwilligheid om in de geschillen met den Keizer te helpen, ‘waer omtrent Donderdag door den Hertog de la Vauguyon eene allerbeleefdste en zeer voldoende nota is overgegeeven.’ Zeeland heeft geresolveerd een alliantie met Frankrijk te sluiten op den voet van de propositie van Utrecht en communicatief met Holland. Alleen de Ridderschap van Overijsel wil niet aan de alliantie deelnemen. Namens Holland zal de Alkmaarsche burgemeester P(aludanus) naar Overijsel gaan. ‘Niettegenstaande men hier onophoudelijk werkt om seditieuse beweegingen te krijgen, mislukt zulks overal. Rotterdam is door de lafheid van haere Regenten alleen uitgezonderd.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Spaan deelt mede, dat hij het advies van den Heer V.d. Marsch over de alliantie met Frankrijk en over het laffe antwoord van de Staten van Gelderland aan Z.H. gelezen heeft. In een p.s. zegt hij verder, dat de burgerwapening in Holland goed vordert en dat tot de alliantie met Frankrijk heden door Holland besloten is, echter nog niet op welke wijze deze tot stand zal komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aankondiging van Capellen's dood door P. Lindenhoff.Swolle, 6 Juni 1784.
WelEdele gestrenge Heer.
Toen ik UWEg. Wo(e)nsdag van den toestand van den Heer Van de Poll kennis gaf, zag niemand die zo bedenkelijk aan, als het gevolg getoond heeft. Donderdag lag ZHWgb. lam aan handen en voeten. Vrijdag waren die meer of min beweeglijk, dog men merkte, dat de stoffen op de harssens vielen, en hij werdt geheel ijlhoofdig. Aderlatingen, vesicatoiren, zuurdeeg etc. herstelden nu en dan de praesentie, en het bleef in die wisselvallige situatie tot na negen uur deezen morgen, toen alles eensklaps veranderde. Een vierde aderlating toonde duidelijk genoeg, dat long en harssens gegangraeneerd waren, en het liep maar tot even na twaalf uuren aan, toen ons deeze groote man door den dood ontrukt werdt. Treurige gebeurtenis waarvan wij beide het gantsche gewigt gevoelen! de Heere is vrij! Geef hier van kennis, daar ge het nodig oordeelt. Het treft Mevrouw, die anders mooij avanceerde, diep, en ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vreeze voor nieuwe toevallen. Ik ben nu en altoos WelEdelegestr. Heer UWelEdgestrs. ootmoedigste dienaar, P. Lindenhoff.
Hierbij was ingesloten de copie van een opdracht door vijftien Burgeren van Zwolle, te weten:
op last van de respective gilden en andre burgeren en ingezetenen aan de Heeren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle te Amsterdam, den 20 October 1784, gedaan, om te zorgen voor het inzamelen van gelden en voor de goede tot stand koming van een ‘duurzaam gedenkteken’ voor J.D. van der Capellen tot den Pol ‘dien uitmuntenden verdeediger van 's volks regten en vrijheid’, benevens de copie van het verzoek van genoemde Heeren Amsterdammers aan de voornaamsten der provincien, om de regeling van het inzamelen der gelden in hun stad of provincie op zich te willen nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. IGa naar voetnoot1).Zaterdag.
Deze brief is blijkbaar gericht aan Capellen van de Marsch en handelt alleen over Capellens dochter Betje, die het door Hans Plettenberg met herhaalde aanzoeken lastig gemaakt werd. Aan het eind van den brief komt V.d. Capellen nog eens terug op zijn voorstel over de alliantie. Hij heeft die slechts voor een zeker getal jaren voorgesteld 1o. ‘omdat wij ons dan telkens bij elke periode weer necessair kunnen maaken, 2o. omdat de omstandigheden veranderen kunnen, 3o. omdat zulk soort van verbonden doorgaands zoo worden geslooten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. IIGa naar voetnoot1).Waardste Vriend,
Ik meende waaragtig uwe brieven beantwoord te hebben. Dien van den 29 Xber heb ik zulks voorzeeker gedaan. Er schiet derhalven alleen die van den 12 deezer over. Ik heb den B(aron) d(e) B(reteuil) ampel van alles geïnformeerdGa naar voetnoot2). Ik heb Zijn Ex: verzeekert, dat wij niets kunnen, voor dat wij van de Pruisische Memorien (het cheval de bataille van de Hofpartij), als mede van de vrees voor eene nieuwe attaque van England, ingeval van weigering der verplaetzing van de vredesonderhandelingen, verlost zijn. Dit laatste vervalt mogelijk. Ik heb daarbij gevoegd, dat er eene schaarsheid van geld in ons land plaats heeft; sterk wordt genegocieerd, en dat de Hollanders niet gewoon zijn een groot gedeelte van hunne capitaalen aan lijfrenten te besteeden, hoe voordeelig ook. Dat het wenschelijk ware, dat Frankr(ijk) op eene andere manier in ons land konde negocieeren. Maar vriend, ik heb mij wel gewagt van stelligen raad daaromtrent te geeven. Frankr(ijk) kan hier voor geen 4½ pro C. geld krijgen Het heeft geen crediet. Elk weet hoe het met schulden belaaden is. De Engelschen geeven over de 7. De oude Fransche effecten tegen 37 ingekogt, geeven dit zelfde. Het is dus volstrekt onmogelijk, dat Fr(ankrijk) onder dien prijs geld zal krijgen. De form der negociatie te veranderen, oordeele ik allergevaarlijkst. Maar ik keure ook af, dat men Fr(ankrijk) te veel hoop geeft dat, wanneer het iet(s) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
éclatants voor ons doet, het geld uit de schuilhoeken zoude losraaken. Meer dan eene reden kan het daar in houden. Ook geloove ik niet, dat er actueel zo veel geld in 't land is. Het zal mij benieuwen, wiens plan zo in Fr(ankrijk) als hier zal gevolgd worden. UE: zoekt alles in een aveu ten voordeele der Patriotten. Ik werke ook op zulk een aveu, doch oordeele de Rep(ubliek) niet te redden zonder eene formeele defensive alliantie met Fr(ankrijk). Ik heb er Vader Hooft, met verzoek van verdere communicatie, opening van gegeeven en zal er des noods onder mijn naam voor uit koomen. Volgens mijn inzien moeten wij eene alliantie hebben voor 12 jaaren, op die conditien, dat wanneer wij in onze bezittingen of geoorloofden koophandel in de 4 werelddeelen worden aangevallen, Fr(ankrijk) ons (bij voorbeeld) 32 schepen van linie of troupes, naar onze verkiezing, ten zijnen koste zal bijzetten, en wij daar tegen onder diezelfde voorwaarden 16 schepen van gelijke zwaarte of geld, zo echter, dat die der bondgenooten (die) zelf in oorlog mogt raaken, die secoursen zal kunnen te huis roepen. Dit soort van verbonden geeft geene wettige reden tot oorlog. De alliantie, die UE: voorheeftGa naar voetnoot1), als ook G(ij)s(elaar) en Van B(ercke)l, is, gelijk de Post wel zegt, eene alliantie van complimenten; eene all(iantie) die waaragtig niets zegt, dan dat men elkander geen kwaad zal doen. De bond, die Fr(ankrijk) en de Rep(ubliek) zal vereenigen, zal door de Natie, à la barbe van de Aristocraten, moeten worden toegehaald. Ik doe mijn best, doe ook het uwe. Wij kunnen niets anders en beeters dan elk ons gevoelen zeggen, en aan onze correspondenten te P(arijs) aanraaden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gene wij in gemoede oordeelen best te zijn. Dat men te P(arijs) zelf kieze! Ik denke, dat wij wegens eventueele ontdekking onzer correspondentien weinig zouden te vreezen hebben. Het gene mij het meest zoude spijten is, dat ze mijne brieven agter hielden Dat ze ze eerst eens leezen, mag geen kwaad. Ongelooflijk is de moeite, die ik gehad hebbe, om ons gewapend genootschap tot stand te brengen en tegen de woelingen der verdervende hand en ambitie van sommigen van goede wetten te voorzien. Dit is egter door Gods goedheid gister gelukt. Ik verzogt bij die gelegenheid, bij eene korte aanspraak op de omstandigheeden ingerigt, mijne demissie. Maar ik werd op de touchantste wijze gebeden, mag ik zeggen, om toch hun Collonel te blijven. Welke pressante redenen ik er tegen allegeerde, onder anderen mijn aanstaand vertrek uit Zwol - 't mogt niet baaten. Ik gaf egter wel 100 ducaaten, dat ik er van ontslagen ware, wijl ik er te veel tijd aan moet besteeden. Doch zij hebben daar tegen geroepen dat, al kwam ik in geen 6 jaaren bij 't corps - 't was genoeg dat ik hun Collonel bleef. Ik brande om eens bij U te zijn en durve mij wegens eene, misschien aanstaande conferentie met de Steden, niet absenteeren. Schrijf mij, of ge den heelen winter door buiten zijt; en geloof me steeds T.T. q.n.
In Groningen is eene omwentelinge ten goede voorgevallen. Drie slegte sujetten, schoon door 't Hof gerecommandeerd, heeft men cordaat, tot schreeuwend genoegen der Burgerij, voorbijgegaan. Lees ook dit briefje Haags nieuws. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. III.Vrijdag
Hij accuseert de ontvangst van een brief van 12 dezer. ‘Sneek, Slooten en Leeuwaarden hebben de hofleverij ook afgelegd, dus zijn die steden reeds 8 sterk. Te Deventer hebben de Burgers een Committé van 12 persoonen gemagtigd. Dit heeft reeds een addres aan de Meente ter tekening gelegd, waarbij dit Corps verzogt wordt geene recommandatien meer te respecteeren, en het tort Jordens en Doornik aangedaan (die in 1775 en 76 op hun beurt geene straatschepenen hebben mogen worden) te repareeren. De Magistraat (waarschijnlijk voorziende dat de Meente dit eischen zoude) heeft geresolveerd de ambten van secretaris, postmeester, serviesmeester en rentmeester der geestelijkheid zelf te vergeeven zonder recommandatien; maar de Meente daags daaraan vergaderd, heeft gevorderd dat die amten ingevolge een oud concordaat nooit door een lid der Regeering zouden bekleed worden, en overzulks resignatie geëischt van den jongen Schepper, die de survivance heeft op 't servies meesterschap. Ik ben van opinie, dat de Meente nu niet verder moet gaan, om de Magistraat tot engte te brengen. Die resignatie moesten zij maar niet op aandringen en zig vergenoegen met in 't vervolg de concordaaten strict ter uitvoer te zien brengen. Ik vreeze dat men de Magistraat tot wanhoop zou kunnen brengen, en ben van opinie, dat men ze wel in toom moet houden; doch ook teven doen voelen, dat onder den invloed der Meente en Burgerij te staan verkieslijker is, dan te zugten onder de slavernij van 't H(of) en der Drosten. Wanneer dat Committé ook hier en te Campen tot stand komt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan hebben wij een schoon vooruitzigt. Weezenlijke tribuni plebis en dat zonder infractie in de constitutie of commotien! De Burgerij te Deventer heeft die gecommitt. magt gegeeven om hun eigen getal aan te vullen. Dit is mis, en moet, daarna, geremedieerd worden. Men ziet daar de origine van de erflijke regeeringen; inzonderheid der vroedschappen. Ik hoop dat deeze institutie gevolg zal hebben in de andere Steden, van deeze en de andere provincien. Ik zie magtig tegen die haatlijke deliberatie raakende dat Libel. Wanneer de Koning van Pr(uisen) weigert die 2 te Kranenburg gearresteerde oproermakers over te geeven, dan zal ik weigeren, er kome van wat wil, te delibereeren over 't addres van Zijn Minister. Ook zal ik tevens, ingeval van deliberatie, eischen dat de Ouw(erwetsche) PatriotGa naar voetnoot1) mag gestraft worden, wegens den hoon den Koning van Fr(ankrijk) aangedaan. Mogelijk denkt men daar in Holland niet aan.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. IV.den 17 April.
‘Gister ontfange het bij deezen teruggaande. Aan den R(aad) P(ensionaris) confidentien maaken! Deezen Jesuit een riem onder het hart te steeken! Ik bekenne 't! Stultorum omnia plena. Ik heb van Br. geen brief ontfangen; en vooreerst heb ik geen lust om geheimen te vertrouwen aan lieden, die onvoorzigtig genoeg zijn, om met een R(aad) P(ensionari)s, met een R(ous)e - God weet met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie meer - te correspondeeren en zig te laaten dupeeren. Ten andere heb ik mij aan Br. tot secretesse verbonden. Ten derde bemerke ik meer en meer, dat het eene enkele nieuwsgierigheid in de Hollandsche magnaaten is, om toch te weeten wat tussen 't Cab(inet) van Vers(ailles) en mij omgaat. Zij vertrouwen, zij zoeken mij niet: en meer dan waarschijnlijk is het, dat het hunne hoogheid kwetst, dat een edelmannetje uit eene drie guldens province buiten, ja tegen hun heen, buiten en binnenslands een plan van eene alliantie heeft weeten smaaklijk te maaken, dat hunne goedkeuring niet heeft. Ik wil voortaan veel liever wederom zonder de Hollanders voortwerken, dan geduurig en vergeefs harrewarren. Zij zijn, dit weet ik, boos op mij. Maar ben ik geschaapen, om van die Heeren du haut en bas getracteerd te worden, en op mijne vriendelijkste, op mijne dringendste brieven, hoe zeer ik er om bidde en smeeke geen letter antwoord te ontfangen. Men werpe mij niet voor de scheenen, dat ik dwars tegen hen aanwerke. Ik hebbe dit moeten doen. Ik was in de noodzaaklijkheid, van niemand te kunnen ontzien, of te mogen ontzien, wijl het water aan de lippen stond en de Rep(ubliek) met alle mijne goede vrienden verlooren gaat, indien het niet tot de door Friesl(and) voorgeslagene alliantie met Fr(ankrijk) koomt.’ Capellen meent, dat Rotterdam voor de goede zaak verloren gaat; de commandant van het vrijcorpsGa naar voetnoot1) heeft dan ook reeds de stad verlaten, en Elsevier en Swijndrecht, adelborsten, hebben hun demissie genomen. Voortaan zal ‘het splitten’ der Commissien niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer geschieden, daar Zwol aan Deventer en V.d. Capellen bij missive verzocht heeft deeze begevingen te laten doorgaan, met de belofte, dat zij zullen helpen zorgen, dat het nimmer meer voorkomt. Twee Steden en 3 Meentens zijn er dus al voor. ‘De Teergeliefde verliest wel ⅔ van zijnen invloed hierdoor.’ In een p.s. bestrijdt V.d. Capellen de meening, dat de door Nijvenheim meegedeelde berichten met die door V(auguyon) ontvangen, zouden in strijd zijnGa naar voetnoot1). Hij beklaagt zich over de Hollanders, die in zake Rotterdam niet flink optreden, uit vrees een van beide partijen onaangenaam te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. V.Woensdag.
‘Dank voor het medegedeelde Landdagsnieuws. Die schurken! Uw advijs niet te willen insereeren! Ik kan mij waarlijk niet rappelleeren, hoe het eigenlijk met het verdeelen der voordeelen van mijne eerste stukken gegaan is. Maar ik zoude u vast raaden, het te laaten drukken met de letter en formaat van de Post, om daar bijgevoegd te kunnen worden, dit zal het debiet vermeerderen.’ Hij vraagt aan Visscher meedeeling te doen van zijn slechte gezondheid, die hem niet tot reizen in staat stelt. ‘Ik rekene, dat het weinig zegt, hoe de Prinsgezinde Provincien resolveeren omtrent het werk der Alliantie, wanneer Holland maar eene spoedige en cordaate resolutie nam. Ik zal den Hertog d(e) l(a) V(auquyon) morgen avond een regeltje zien te schrijven.’ Hij meent, dat de Utrechtsche resolutie over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alliantie ‘studieus’ zoo duister gesteld is. V.d. Capellen blijft bij zijn weigering, om een Patriotsche vergadering meer bij te wonen, zoo lang de alliantie niet tot stand is gekomen. ‘Blijft die agter, dan is het niet der moeite waard om iets verder te onderneemen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. VI.Zwol, den 17 Mey 1784.
‘Schoon Vaug(yon) uit mijn brief wel kon merken dat ik niet zeer gesticht was, dat de groote Hollandsche politiquen ons kleine patriotjes van niets opening geeven, zo houdt Zijn Exc: over de alliantie een diep stilzwijgen en meldt mij niets, dan dat Hij mij zeekerlijk gaarne spreeken wilde, en slaat mij voor, of ik niet te Amsterdam zoude kunnen koomen. Ik ben daar vooralsnog niet in staat toe, en als het mogelijk over eene reconciliatie was, daar hebben wij geene lange conferentien over nodig. Ik oordeele ons in eene gevaarlijke situatie. Ik stond den keizer, mids gerustheid voor het toekomende krijgende, liever alles toe, dan in dit tijdstip een landoorlog de concert met Pruischen te moeten voeren. De despotieke wijze van handelen der Pruiken met de patriotten in de Landprovincien is aanstootelijk en begint mij te verveelen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. VII.Zwol, den 19 Mei 1784.
Hij bericht den ziektetoestand van zijn vrouw en zich zelf. Om rust te nemen heeft hij het commando | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het genootschap aan den volgenden officier overgedragen. Hij constateert twee brieven van den aangesprokene gisteren ontvangen te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. VIII.VrijdagGa naar voetnoot1).
‘Het is zeer natuurlijk, dat Vauguyon in mandatis hebbe eene reconciliatie te bewerken. Of het belang der goede zaak zal vorderen, dat wij beiden het oor daaraan leenen, weete ik nog niet; maar dit staat bij mij vast, dat ik mij nimmer tot eenige reconciliatie zal inlaaten, als Pruischen zig met dezelve bemoeit. Ik wil nimmer iets met dat Hof te doen hebben. Ik heb Vaug(uy)on onbewimpeld geschreeven, dat ik liever de Rep(ublie)k zag te gronde gaan dan Thulemeiers extravaganten eisch tegen de schrijvers van de Post, Courier etc. te accordeeren’. Hij betreurt den dood van Haersolte. ‘Ik weete nu geen een goed plan meer te maaken!’ |
|