Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 27
(1906)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uittreksels uit de brieven van D'Affry aan de Fransche regeering, (December 1755-Mei 1762) uit de papieren van R. Fruin
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geoefende ontcijferaars in schrift overgebracht, en aldus kregen de leden der regeering, bij welke de gezant was geaccrediteerd, gelegenheid kennis te nemen van hetgeen deze over zaken en personen te berichten had. Zij moeten wel eens eigenaardige gewaarwordingen hebben gehad, wanneer zij, zooals dikwijls gebeurde, zichzelf geschetst zagen in trekken, die niet bepaald vleiend mochten heeten. Hoewel D'Affry eenmaal gewaarschuwd werd, dat in de Republiek zijne brieven werden geopendGa naar voetnoot1), ging hij voort ze aan de verraderlijke posterij toe te vertrouwen. Bij het eerste doorlezen van Fruin's manuscript bracht diens bovenvermelde aanteekening aan het slot mij in de meening, dat de verzameling van D'Affry's brieven ten rijksarchieve niet verder doorliep dan tot den aanvang van 1760. Toen echter de algemeene rijksarchivaris, Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, met zijne bekende hulpvaardigheid mijn verzoek om de collectie op het rijksarchief in Groningen te deponeeren had ingewilligd, bleek mij, dat na Februari 1760 nog tal van brieven volgen, waarvan de laatste is gedagteekend: 4 Juni 1762. Natuurlijk rees thans de vraag: waarom heeft Fruin uit de brieven na Februari 1760 geen uittreksels gemaakt? Voor mij als uitgever van zijn manuscript was de beantwoording dezer vraag van belang: indien ik zeker wist, dat hij het niet de moeite waard had geacht, zou ik het van mijn plicht rekenen mij bij dit oordeel neer te leggen en zijne excerpten zonder aanvulling te publiceeren; de oorzaak kon echter ook elders te zoeken zijn, en in dat geval zou het wenschelijk zijn, aan het door hem verzamelde materiaal, zooveel mogelijk in den geest van zijn arbeid, het een en ander toe te voegen. Bij het doorwerken der verzameling werd mij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
veronderstelling, dat hij de brieven van Februari 1760-Juni 1762 van te weinig belang geacht zou hebben om ze te excerpeeren, hoe langer hoe minder aannemelijk; deze toch bevatten verschillende mededeelingen, die geheel passen in het kader zijner uittreksels; waarom zou hij dan juist in Februari 1760, een tijdstip dat hiertoe volstrekt geen bizondere aanleiding geeft, het werk hebben afgebroken? De slotaanteekening: ‘D'Affry vertrekt Mei 1762’ wees bovendien in eene andere richting; Fruin gebruikte voor deze tijdsbepaling het werk van StuartGa naar voetnoot1), doch de verzameling zelve wijst uit, dat zij niet juist is; de laatste brief van D'Affry is van Juni 1762. Had Fruin de papieren gekend, zooals zij thans ten rijksarchieve aanwezig zijn, dan zou hij niet tot Stuart zijn toevlucht genomen doch aan D'Affry's brieven den tijd van diens vertrek ontleend hebben. Er was derhalve goede grond voor de onderstelling, dat deze brieven aan de collectie ontbraken, toen Fruin haar excerpeerde. Wanneer zou hij dat gedaan hebben? Ook hiervoor was eenige aanwijzing te vinden, althans een terminus ante quem. In 1858 is verschenen de publicatie van D'Hangest baron d'Yvoy, getiteld: Frankrijks invloed op de buitenlandsche aangelegenheden der voormalige Nederlandsche Republiek, en dit werk bevat ook uittreksels uit brieven van D'Affry, ten rijksarchieve berustende. Nu komt in Fruin's manuscript nergens eene verwijzing naar dit boek, waarvan hij bij de verschijning stellig kennis genomen heeft, voor; en toch zou hij die naar alle waarschijnlijkheid wel gegeven hebben, indien het reeds in 't licht verschenen ware, toen hij aan den arbeid ging, want meer dan eens heeft hij dezelfde zinnen gecopiëerd of geëxcerpeerd, die bij D'Yvoy te vinden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn. Vóór de publicatie van D'Yvoy moest dus Fruin het uittreksel vervaardigd hebben. En nog een ander punt trok mijne aandacht: de laatste der door D'Yvoy meegedeelde brieven van D'Affry is van 11 December 1759, ten naastebij dus van denzelfden tijd waarin ook Fruin's bloemlezing eindigt; zoo werd het waarschijnlijk dat èn Fruin èn D'Yvoy dezelfde stukken te hunner beschikking gehad hadden, die slechts een gedeelte van de verzameling vormden welke thans bijeen is. Toen ik zoover was, kon ik mij om nadere inlichtingen tot den algemeenen rijksarchivaris wenden, uit wiens welwillend verstrekte opgave thans bleek, dat in Maart 1855 aan Fruin vanwege het rijksarchief ten gebruike zijn toegezonden twee portefeuilles brieven van D'Affry, loopende niet tot 1762 doch tot 1760 (vgl. Bakhuizen van den Brink, Overzigt van het Ned. Rijksarchief, p. 161). Deze collectie is afkomstig van den rijksgeschiedschrijver Martinus Stuart en in 1827 door het Departement van Binnenlandsche Zaken van diens erfgenamen overgenomen ten behoeve van het algemeene rijksarchief. Zoo is dan het ontbreken van uittreksels uit de brieven van 1760-62 in Fruin's manuscript niet hieruit te verklaren dat hij ze de moeite van het excerpeeren niet waard achtte, doch uit het feit dat hij die brieven niet gekend heeft. Dientengevolge heb ik er geen bezwaar in gezien zijne bloemlezing aan te vullen uit de verzameling, die ik te mijner beschikking had. Hoe is echter deze verzameling ontstaan? Vermoedelijk door samenvoeging van verschillende collecties. De heer algemeene rijksarchivaris was zoo vriendelijk mij mede te deelen, dat het rijksarchief behalve de collectie-Stuart een aanzienlijk aantal brieven van D'Affry verkregen heeft, die afkomstig zijn van de stadhouderlijke secretarie, en wel van December 1755 aan Rouillé, van 1757-1758 aan B. (d.i. Bernis), van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
December 1758-1762 aan Ch. (d.i. Choiseul); daarenboven brieven uit 1756 van B. (d.i. Bonnac) aan Rouillé, en uit Maart 1758 van B. (d.i. Bernis) aan D'Affry. Al deze brieven worden teruggevonden in de verzameling, die ik, op mijne aanvrage om de brieven van D'Affry, ten gebruike gekregen heb van het algemeene rijksarchief; doch zij bevat bovendien de brieven aan Rouillé uit 1756 en uit 1757, totdat hij door Bernis vervangen werd. Vermoedelijk is dus de collectie van de stadhouderlijke secretarie aangevuld uit de collectie-Stuart. Wanneer de mij ter beschikking gestelde collectie geordend is, vermocht men mij niet met eenige zekerheid te zeggen. Dat dit na 1886 geschied moet zijn, is mij sedert nog toevalligerwijze gebleken. In het voorjaar van 1905 had Mevrouw de Wed. Jorissen de goedheid aan het bestuur van het Historisch Genootschap een lijvigen bundel copieën van brieven van D'Affry aan te bieden, door wijlen haar echtgenoot, prof. Theod. Jorissen, gemaakt, die mij ter kennisneming werden toegezonden. Het bleken te zijn volledige copieën van dezelfde stukken, waaruit Fruin zijne excerpten heeft gemaakt, loopende tot het begin van 1760; en een paar briefjes, in den bundel aanwezig, bewezen dat prof. Jorissen in 1886 de brieven van het algemeene rijksarchief ten gebruike ontvangen heeft. Op dat tijdstip, mogen wij aannemen, was derhalve de collectie, zooals zij thans bestaat, nog niet geordend. De afschriften van D'Affry's depeches werden indertijd in meerdere exemplaren vervaardigd om bij de hoogste of invloedrijkste leden der regeering rond te gaan. Het Huisarchief van H.M. de Koningin bezit ook eene collectie van zulke afschriften, en daarenboven komen onder de Bentinck-papieren, eveneens in het Koninklijk Huisarchief berustende, talrijke copieën voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tengevolge van de aanbieding der volledige copieën door Mevr. de Wed. Jorissen heeft het bestuur van het Historisch Genootschap in overweging genomen, of wellicht de uitgave dier copieën boven de publicatie van Fruin's bloemlezing de voorkeur zou verdienen; in overeenstemming met mijn advies is het tot een ontkennend antwoord op die vraag gekomen. Mijn advies berustte op de volgende gronden. Voor eene omvangrijke uitgave, zooals de publicatie der volledige copieën - die dan natuurlijk zouden moeten worden vermeerderd met de volledige afschriften der brieven van 1760-1762, door Jorissen niet gezien, - ongetwijfeld worden zou, hebben de depeches van D'Affry geen voldoend belang, in ieder geval thans niet meer. Dank zij het manuscript van Fruin zijn wij in staat het meest belangwekkende, dat zij over den tijd van December 1755-Februari 1660 bevatten, te publiceeren; hij heeft er, om zoo te zeggen, de room afgeschept. Wel is waar heeft hij sommige berichten van D'Affry ter zijde gelaten, n.l. dezulke die betrekking hebben op zijne relaties met geheime agenten en intriganten in Engeland en elders, en op de pogingen van enkele Hollandsche regenten en van de Pruisische diplomatie om een vrede tot stand te brengen; daarenboven D'Affry's eigen beschouwingen over de algemeene politieke verhoudingen van Europa. Doch dit een en ander, inderdaad niet bizonder belangrijk, vindt men gedeeltelijk reeds vermeld bij Stuart, terwijl ook de Politische Correspondenz Friedrichs des Groszen dienaangaande vrij wat bevat; en daarenboven hebben een paar Fransche historici in de laatste jaren juist aan deze punten van D'Affry's correspondentie - in originali aanwezig in de Archives des Affaires Etrangères te Parijs - hunne aandacht gewijd. De een, P. Coquelle, heeft de vruchten zijner studies eerst in eenige tijdschrift- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
artikels gepubliceerd, daarna in een werk, dat den eenigszins vreemden titel voert van L'Alliance francohollandaise contre l'Angleterre, 1735-1780, en waaraan m.i. hier en daar veel meer lof is toegezwaaid dan het verdient; van de toestanden en instellingen der Republiek heeft de schrijver hoogst zonderlinge voorstellingen. De tweede, Bourguet, heeft zich in 't bizonder met de buitenlandsche politiek van Choiseul beziggehouden en in de Revue historique (79, 80) een paar artikels geschreven over Choiseul et la Hollande, in de Revue d'histoire diplomatique (17) een artikel over Le duc de Choiseul et l'Angleterre. Voor de publicatie der copieën van D'Affry's brieven betreffende deze aangelegenheden bestaat dus thans geen reden meer; wat zij belangrijks bevatten over de binnenlandsche verhoudingen der Republiek heeft Fruin er uitgelicht voor de jaren, waarover Jorissen's volledige copieën loopen; deze te gaan uitgeven kon daarom niet raadzaam heeten.
De geheele collectie brieven van D'Affry, zooals zij thans ten algemeenen rijksarchieve aanwezig is, bevat er 10 uit 1755, 87 uit 1756, 105 uit 1757, 111 uit 1758, 100 uit 1759, 80 uit 1760, 98 uit 1761 en 46 uit 1762. Hieraan zijn toegevoegd: 53 brieven van De Bonnac - den voorganger van D'Affry, die nog korten tijd met hem samen geweest is in de Republiek - uit 1756; 4 brieven van de Bernis aan D'Affry uit Maart 1758, en 3 brieven van den gezantschapssecretaris Prevost uit Juni 1762, na D'Affry's vertrek. Het getal excerpten van Fruin, over den tijd van December 1755-Februari 1760, bedraagt 150; ik heb er 40 aan toegevoegd, met enkele uitzonderingen alle uit Februari 1760-Juni 1762, die ik met een sterretje gemerkt heb, zoodat de lezer weet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat van Fruin, wat van mij is. Waar het Fruin bij het maken der uittreksels om te doen geweest is, springt onder het lezen van zijn manuscript duidelijk in 't oog: hij wilde weten, met welke middelen de Fransche diplomatie de Republiek naar haar hand heeft trachten te zetten bij de groote worsteling te land en ter zee, in Europa en de overzeesche gewesten, waarvan de jaren 1755-1763 vervuld zijn geweest; hoe zij zich van de verhoudingen in de Republiek voor hare doeleinden heeft bediend; wat de Fransche gezant aan zijne regeering wist te berichten over personen en toestanden in het land, waar hij op een belangrijken post was gesteld. Hetgeen de brieven van D'Affry dienaangaande bevatten, heeft hij er uitgelicht, nu eens met weinige woorden den inhoud aangevend, dan weer zinsneden in de eigen woorden van den gezant overnemend om aldus de punten, waarop het aankomt, samen te vatten. Naar dit voorbeeld heb ik mij gericht bij het excerpeeren der brieven, die Fruin niet tot zijn beschikking heeft gehad. Eenige der excerpten van Fruin zijn reeds gedrukt in de noten en bijlagen bij het werk getiteld: De Hertog van Brunswijk (1889), welks auteur, Dr. D.C. Nijhoff, het manuscript ten gebruike heeft gehad. Daarenboven heeft, zooals ik reeds heb medegedeeld, Martinus Stuart voor zijne Vaderlandsche Geschiedenis uit de brieven van D'Affry geput en zijn sommige zinsneden, door Fruin gecopiëerd, ook gedrukt te vinden in het bovengenoemde werk van D'Yvoy. Men zou kunnen twijfelen, of onder zulke omstandigheden voor de publicatie van Fruin's manuscript nog wel voldoende grond is; naar mijne meening echter zal zij den historici welkom zijn. D'Yvoy geeft uit D'Affry's brieven slechts 27 uittreksels, en niet alleen in getal maar ook in aard bestaat een aanmerkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschil tusschen de zijne en die van Fruin: ofschoon nu en dan beiden hetzelfde hebben overgenomen - D'Yvoy echter steeds uitvoeriger dan Fruin - heeft eene andere maal de een juist datgene het overschrijven waardig geacht wat de ander verwaarloosd heeft. Door Nijhoff zijn eenige aanteekeningen, en daaronder enkele zeer belangrijke, uit Fruin's manuscript getrokken, voor zoover zij voor het door hem behandelde onderwerp van gewicht schenen; echter is dit toch weinig in vergelijking met het geheel, en D'Affry's werkzaamheid en zijne betrekkingen met de regenten in de Republiek, waar het Fruin om te doen was, komen niet voldoende in het licht. Met de aanvulling van Fruin's excerpten had ik verder kunnen gaan dan ik gedaan heb, indien ik deze had willen putten uit de Archives des Affaires Etrangères te Parijs; ik heb hierover wel gedacht maar er ten slotte toch van afgezien. Weliswaar bevat de verzameling niet alle brieven van D'Affry: nu en dan verzond hij een depeche per koerier, zoodat zij niet in handen der posterij en der regeering van de Republiek kwam, en hij deed dit natuurlijk niet met onbelangrijke berichten maar wanneer hij iets van beteekenis te melden had. Doch het geval heeft zich niet zoo dikwijls voorgedaan en de leemten in de aanwezige berichten over personen en verhoudingen hier te lande zijn niet zoo talrijk, dat een onderzoek in de Parijsche archieven vruchten beloofde, evenredig aan de moeite en de kosten die er onvermijdelijk aan verbonden zijn. Nog in een ander opzicht zou ik de collectie hebben kunnen aanvullen; immers zij geeft slechts brieven van D'Affry aan zijne regeering, niet die van den Franschen minister of den koning aan den gezant, ook berustende in de Archives des Affaires Etrangères. Maar werden ook deze te baat genomen, dan zouden doel en karakter van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fruin's excerpten allicht worden gewijzigd en verduisterd en het zou een gansch nieuw werk worden. Ik heb gemeend datgene wat reeds bij D'Yvoy en Nijhoff gedrukt staat wederom te moeten laten afdrukken; eene verwijzing naar de werken dier auteurs zou het gebruik van deze collectie onnoodig bemoeilijken, en daarenboven laat de tekst bij Nijhoff hier en daar aan nauwkeurigheid te wenschen over. Steeds vermeld ik echter wat ook bij deze schrijvers te vinden is. Aan de uittreksels heb ik noten toegevoegd; dit was gewenscht, omdat Fruin zijn manuscript geenszins ter uitgave had bestemd maar alleen tot eigen gebruik. Toelichtingen komen er dientengevolge niet in voor; slechts af en toe plaatste Fruin een korte aanteekening ter verwijzing naar een boek of ter herinnering aan een datum. Voor hem was dat voldoende, voor eene uitgave in de Berichten en Mededeelingen van het Historisch Genootschap niet. Echter heb ik mij in de noten in den regel bepaald tot de mededeelingen en verwijzingen, die een gemakkelijk gebruik der berichten kunnen bevorderen; uitvoerige aanteekeningen, die ik hier en daar uit ander mij bekend onuitgegeven materiaal zou hebben kunnen geven, schenen mij hier niet op hare plaats, al heb ik ook enkele malen van dit materiaal gebruik gemaakt.
Eenige opmerkingen en herinneringen mogen dienen ter inleiding en ter verduidelijking der verhoudingenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Fransche staatkunde na Lodewijk XIV had den weg vervolgd, dien deze vorst in zijn laatste levensjaar had ingeslagen: zij had ten ijverigste de vriendschap van de Republiek gezocht en er naar gestreefd, eerst om door haar de vijandschap der Engelsche Whigs in te toomen, dan om haar te gebruiken ten einde toenadering, weldra verbinding met Engeland te verkrijgen. De handigheid van Chateauneuf had hem hier talrijke relaties verschaft, die onder zijne opvolgers vlijtig werden onderhoudenGa naar voetnoot1). De Morville beroemde er zich in 1720 op, dat zijn invloed krachtig had bijgedragen om den als anti-Fransch geldenden Simon van Slingeland te weren uit het ambt van raadpensionaris en er Isaac van Hoornbeek in te plaatsen. En vooral De Fénelon, die den gezantschapspost in Den Haag zoo lange jaren bekleedde, bijgestaan door den abbé De la Ville als secretaris, was met de toestanden en de personen in de Republiek zeer vertrouwd; reeds in 1728, toen hij werd afgevaardigd naar het congres van Soissons en in Den Haag tijdelijk vervangen door De la Baune, kon hij voor dezen een Mémoire instructifGa naar voetnoot2) opstellen, die getuigenis geeft hoe goed hij hier was georiënteerd; een paar jaar later keerde hij op zijn post terug, dien hij tot 1744 bleef bezetten; na zijn vertrek vertoefde De la Ville hier nog tot diep in 1746. Tijdens Fénelon's ambassade - hij was toen hier twee jaar - werd Slingeland raadpensionaris; de kritieke toestand van Europa dwong als 't ware tot de keuze van hem, toen de dood van Hoornbeek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gewichtige ambt weder vacant had gemaakt; doch de regentenpartij nam hare waarborgen tegen zijne stadhouderlijke gezindheid door hem vóór zijne verkiezing de belofte af te eischen, dat hij het bestaande, d.w.z. stadhouderlooze, regime zou handhaven. In de buitenlandsche staatkunde bracht Slingeland - overtuigd voorstander van het oude systeem - de Republiek terug op oude paden; niet het minst door zijn invloed geschiedde het, dat bij de verdragen van Weenen van 1731 en 1732 Engeland en de Republiek de banden met Oostenrijk vernieuwden, zoodat aan het samengaan sedert 1717 van Engeland, Frankrijk en in mindere mate van de Republiek (tot de zoogenaamde Quadruple-alliantie was zij nimmer toegetreden, wel weer tot het verbond van Hannover) een einde kwam. Ondanks eenige verkoeling bleven niettemin goede betrekkingen tusschen de Republiek en Frankrijk bestaan, ook toen korten tijd later de Poolsche opvolgingskwestie aan de verbonden takken van het huis Bourbon het voorwendsel verschafte om den aanval op de landen der Oostenrijksche monarchie te hervatten. Voor Simon van Slingeland, die de handhaving van het staatkundig evenwicht als krachtigste drangreden voor het herstel van het oude systeem had aangevoerd, zou weliswaar aanleiding bestaan hebben om thans een optreden van Engeland en de Republiek ten gunste van Oostenrijk te bevorderen; maar de zorg voor de veiligheid van den staat verbood het hem. De Barrière was in droevig vervallen toestand. Sedert zij bij het tractaat van 1715 - in 1718 eenigszins gewijzigd - was opgericht, was zij een voortdurende aanleiding van twist geweest tusschen Oostenrijk, de Republiek en Engeland. Oostenrijk kwam zijne financiëele verplichtingen niet na, de Republiek, die er voordeel en geen lastpost van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwacht had, wilde er zich ook geene groote uitgaven voor getroosten, en Engeland, waarop de Republiek zich gaarne beriep daar het Barrière-tractaat door dit rijk was gegarandeerd, toonde nimmer neiging om hetzij zelf in de beurs te tasten hetzij door krachtige vertoogen de ontstemming van het hof te Weenen op te wekken. De Barrière-steden lagen nagenoeg weerloos voor een Franschen aanval; en toen noch Oostenrijk noch Engeland bereid bleken om onmiddellijk tot krachtige verdediging der Barrière bij te dragen en mee te werken, sloot de Republiek onder Slingeland's beleid het bekende Verdrag van neutraliteit van 1733 met Frankrijk. Voordat de vrede tusschen Frankrijk en Oostenrijk definitief was geworden, was Slingeland, die vruchteloos beproefd had in eene geheime onderhandelingGa naar voetnoot1) met den Engelschen gezant H. Walpole en met Jannel, door Fleury naar den Haag gezonden, een vrede te bemiddelen, gestorven en vervangen door Van der Heim, een veel minder krachtige persoonlijkheid, die niet de kunst verstond te leiden maar zich liet drijven, vooral door Amsterdam. Natuurlijk speelde, naast de vrees voor de Fransche wapenen, ook de berekening van het handelsbelang eene groote rol in de overwegingen der regenten bij het bepalen van hun gedragslijn jegens Frankrijk. Sedert het eerste tarief van Colbert van 1664 was de Nederlandsche handel op het Fransche gebied telkens meer bemoeilijkt, en bij de verschillende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vredesverdragen en tractaten in de 17e en 18e eeuw was de regeling der handelsbetrekkingen steeds een allerbelangrijkst punt geweest. Te Utrecht in 1713 waren voor den handel niet zulke gunstige voorwaarden bedongen als waarmee men zich gevleid had; in 1717, bij de Triple Alliantie, had onze diplomatie nog enkele voordeelen verworven; maar de wenschen van onzen handel, die het tarief van 1664 terugverlangde, waren toch niet bevredigd. De Nederlandsche koopman trok aanzienlijke winsten uit de commissies, die de Fransche handel hem gaf; en al was de waarde van den uitvoer van Fransche en Fransch-koloniale artikelen naar de Republiek vrij wat hooger dan die van den invoer der produkten uit ons land en onze koloniënGa naar voetnoot1), toch vond de Nederlandsche handel een belangrijk gebied van afzet in Frankrijk; behalve specerijen, tabak, lakens, touwwerk, boter, kaas, de produkten der walvischvangst, waren het vooral haring en zoutevisch, die daar, in het katholieke land, gesleten werden. Verlaging der invoerrechten in 't algemeen tot de bedragen van het tarief van 1664, gunstige voorwaarden in 't bizonder voor haring en zoutevisch, dat was het wat de Nederlandsche koopman wenschte. Doch met die wenschen klopte de Republiek bij de Fransche regeering aan een doovemans deur; de belangen van den fiscus zoowel als de protectie van eigen scheepvaart, handel en industrie waren haar richtsnoer, waarvan zij slechts afweek voor zoover politieke berekening, soms ook de behoeften der bevolking, het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboden. Zulke berekeningen waren het ook, die haar bewogen om in 1739 het handelsverdrag van 1713, dat voor 25 jaar gesloten was, te vernieuwen. Want op dit tijdstip stond Frankrijk betrokken te worden in een conflict tusschen Engeland en Spanje, waarbij het hof van Versailles veel gelegen was aan de houding der Republiek. De staatkundige verplichtingen, die Engeland en de Republiek jegens elkaar hadden, berustten op twee tractaten. Het Defensief verbond van 1678, sedert herhaaldelijk vernieuwd, legde den bondgenooten op aan dengene van hen, die werd aangevallen, een vastgestelde hulp te verleenen, doch het casus foederis was beperkt tot Europa. Bij het Garantietractaat van 1713 had Engeland aan de Republiek eene barrière, in het verdrag omschreven, gewaarborgd, en het was ook garant gebleven van het Barrière-tractaat, in 1715 tusschen de Republiek en Oostenrijk afgesloten; daarentegen had de Republiek de handhaving van de protestantsche successie in Engeland gegarandeerd. Buitendien bestond tusschen de twee staten een handelsverdrag, dat aan elk van beide partijen het recht voorbehield om, wanneer een van haar met een derde mogendheid in oorlog geraakte, onverlet aan die derde mogendheid alle artikelen toe te voeren, die in het verdrag niet nadrukkelijk tot oorlogscontrabande waren verklaard; en als oorlogscontrabande waren daar slechts onmiddellijke oorlogsbehoeften - kruit, lood, wapenen, geschut - genoemd. Dit tractaat was in 1674 aangegaan, toen de Republiek in oorlog bleef met Frankrijk en dientengevolge Engeland de vruchten dezer voordeelige bepaling kon plukken. Na den vrede van 1678 waren Engeland en de Republiek altijd gezamenlijk in den krijg getreden, met uitzondering alleen van de jaren 1718-1720, toen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engeland en Frankrijk den koning van Spanje tot het aannemen der bepalingen van de Quadruplealliantie gedwongen hadden. De Hollandsche koopman had toen eenig profijt van den handel op Spanje getrokken; maar tot ernstige moeilijkheden had dit toenmaals geen aanleiding gegeven. Bij den krijg, dien Engeland in 1739 tegen Spanje ondernam, ontkende de Republiek terecht den casus foederis, en de Nederlandsche handel wenschte thans de voordeelen van het verdrag van 1674 te genieten. Doch de Engelsche regeering wilde dat niet gedoogen en paste den regel, om 's vijands goed overal te nemen waar het gevonden werd, ook op de Nederlandsche schepen toe. Natuurlijk luide klachten dezerzijds, die echter onverhoord bleven. Weldra werd ten gevolge van den dood van Karel VI van Oostenrijk, de toestand veel ingewikkelder. Als bondgenoot van den keurvorst van Beyeren trad Lodewijk XV op tegen Maria Theresia, die de hulp inriep van Engeland en de Republiek krachtens de verdragen van 1731 en 1732. Wat zouden de regenten doen? De kans was groot, dat de Republiek in een algemeenen oorlog betrokken werd, en dit vooruitzicht verschrikte hen uitermate, want een ongelukkige krijg dreigde aan hun eigen heerlijkheid een einde te maken. In 1729 was de zoon van Jan Willem Friso 18 jaar geworden, en de mogelijkheid zijner verheffing tot de waardigheden der Oranjes was door velen overdacht, toen en na dien tijd. Zijn huwelijk met prinses Anna van Engeland had zijn aanzien verhoogd, doch de Hollandsche regenten des te ijveriger gemaakt om tegen zijne verheffing te waken. Zoolang het vrede bleef, was dit niet moeilijk, doch een oorlog, die het land in gevaar bracht, de grenzen bedreigde, zou - dit was met zekerheid te voorspellen - eene herhaling, misschien zelfs in al hare | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschrikkingen, van 1672 brengen. En het gevaar voor het land was groot: indien Lodewijk XV de Oostenrijksche Nederlanden aantastte, zouden de Barrière-steden worden aangevallen, aan wier herstel nog steeds niet de hand was geslagen en die in een allerellendigsten toestand verkeerden. De Fransche diplomatie hoopte, evenals in 1733, door het schrikbeeld van een aanval op de Barrière de Republiek tot een nieuw verdrag van neutraliteit te dwingen, en ongetwijfeld zouden vele regenten gaarne dezen uitweg gekozen hebben. Doch de publieke opinie, de aanhangers van den stadhouder en de drang van Engeland, na den val van Walpole, gedoogden dit niet; aarzelend, weifelend, zwak en onwaardig, de oogen steeds gekeerd naar de haven van het behoud, lieten zij zich sleepen in de richting, die zij niet uit wilden. Hoewel de Republiek in de nu volgende jaren zoo goed en zoo kwaad als zij kon hare verplichtingen jegens Engeland, waarmee Frankrijk in 1744 in openlijken oorlog trad, vervulde, ging men van Engelsche zijde voort het handelsverdrag van 1674 te schenden en de Nederlandsche schepen, die hiervan wilden profijt trekken voor den handel op Frankrijk, op te brengen. Anderzijds verklaarde Frankrijk, dat reeds in 1744 begonnen was de Barrière aan te grijpen, in 1745 het handelsverdrag van 1739 vervallen. Nog korten tijd, en de gevreesde slag viel; toen ten leste in 1747 het Fransche leger de Republiek aantastte, bracht de volksbeweging, door vrienden van den Frieschen stadhouder bevorderd, den ommekeer in het binnenland te weeg, die aan het stadhouderloos bewind in Holland, Zeeland, Utrecht en Overijsel een einde maakte en weldra aan Willem IV alle rechten en bevoegdheden verschafte, door Willem III bezeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
en uitgeoefend, en nog andere buitendien. Aan den loop van den krijg veranderde deze verheffing echter niets; de tegenspoed bleef voortduren, en weldra maakte het financiëel onvermogen der Republiek een vrede onvermijdelijk, die ook door Frankrijk werd begeerd. Werden in dit opzicht de verwachtingen, van Willem's verheffing gekoesterd, niet vervuld, ook zijne maatregelen in het binnenland verwekten teleurstelling in breeden kring. Een aantal regenten, wier anti-stadhouderlijke gezindheid al te bekend was of die bij de burgerijen te diep in den haat stonden om hen te kunnen handhaven, werden door andere personen vervangen; aan de instellingen echter werd niets gewijzigd. Met weinige warme aanhangers, met lauwe gelegenheidsvrienden, met halve of heele tegenstanders in de stedelijke regeeringen en daarbuiten de clans der afgezette regenten, die bukten voor den dwang der omstandigheden maar loerden op het oogenblik hunner revanche, moest Willem de zware taak ondernemen om de vervallen Republiek weer op te beuren, de financiën te herstellen, handel en industrie te midden der toenemende en overstelpende mededinging tot nieuwen bloei te brengen en den staat het aanzien en ontzag, zoo deerlijk gezonken, tegenover het buitenland terug te geven. Voor zulk eene taak schoten èn zijn inzicht èn zijne bekwaamheden èn zijne energie èn zijne krachten te kort; toen hij in 1751 overleed, had hij bitter weinig tot stand gebracht en had het aanzien van zijn huis heel wat geleden. Aan goeden raad om althans door het vormen van een Raad, verdeeld in een aantal departementen en belast met het voorbereiden van gewenschte maatregelen of voorstellen, gelijkmatigheid in het bestuur en meer spoed in het afdoen der zaken te brengen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
had het niet ontbrokenGa naar voetnoot1). Doch zooals het ook met andere adviezen van dezen raadgever gegaan was, had de prins wel zijne instemming betuigd met het denkbeeld, doch het ten slotte niet uitgevoerd. Die raadgever was Willem Bentinck van Rhoon, sinds 1727 lid der Hollandsche ridderschap. Zijn onveranderlijke aanhankelijkheid aan het huis van Oranje, zijn ijver voor de verheffing van den prins, de tradities van zijn geslacht, zijne betrekkingen tot aanzienlijke Engelsche staatslieden, rechtvaardigden zijne verwachting, dat hij na de omwenteling een invloedrijke positie bij den prins zou innemen. En hij maakte hierop ook aanspraak; hij meende dat zijn trouw, ook zijn inzicht en zijne bekwaamheden, hem eene plaats als liefst gehoorden en ijverig gevolgden raadsman aanwezen. Van het oogenblik van 's prinsen verheffing af spaarde hij dan ook zijne adviezen, gevraagde en ongevraagde, niet; doch zij vielen niet altijd in goede aarde. Bentinck was geen plooibaar man, miste den takt om raad te geven haast ongemerkt, zoodat het prinselijk paar, in 't bizonder de prinses, hem spoedig een lastigen bemoeial begonnen te achten. Prinses Anna hechtte veel aan de oude vrienden en raadslieden uit Friesland, O.Z. van Haren en Grovestins; ook Van der Mieden, raadsheer in het Hof van Holland, stond hoog bij haar aangeschreven. Deze mannen werkten den invloed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Bentinck tegen, die hun haat met haat vergold; zij wakkerden de ontstemming van Anna tegen hem aan, die hem aanmatigend, schoolmeesterachtig, knorrig noemde. Dit nam niet weg, dat aanvankelijk Bentinck zeer veel vermocht, vooral zoolang De Back, 's prinsen secretaris, en Gronsveld nog met hem één lijn trokken. Bij den vredehandel te Aken was hij de afgevaardigde, die gemachtigd was om in overleg met den prins en den griffier Fagel en in samenwerking met Sandwich, den Engelschen gevolmachtigde, de wezenlijke zaken af te doen, buiten zijne medeafgevaardigden om. Hij was het ook, die in Februari 1749 den prins stelde voor de keuze tusschen hem en den raadpensionaris Gilles en zoodoende uitwerkte dat Gilles gedwongen werd zijn ontslag te nemen. Tot diens opvolger had Bentinck den Leidschen pensionaris Van der Straten bestemd en Willem keurde deze keuze goed; Van der Straten deinsde echter voor het gewicht van het ambt terug en durfde het ondanks Bentinck's aandrang niet op zich nemen; en toen was het weer Bentinck, die de aandacht vestigde op Steyn. Eindelijk was hij het ook, die den prins overtuigde van de wenschelijkheid om zoo mogelijk den hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk uit den dienst van Maria Theresia in dien der Republiek te doen overgaan als veldmaarschalk - een plan dat reeds in 1748 was besproken - en hem voor te bestemmen als beschermer der belangen van 's prinsen huis, indien deze mocht komen te overlijden. Aan Bentinck zelf werd de verwezenlijking van dit plan opgedragen, toen hij in het najaar van 1749 voor familiezaken en staatsbelangen naar Weenen vertrok; zooals bekend is, slaagde hij: in het laatst van 1750 kwam Brunswijk hier te lande. Gedurende het jaar van zijn verblijf te Weenen was echter Bentinck's positie geschokt; De Back en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gronsveld waren, tegen hunne beloften, van de gedragslijn, in overleg met Bentinck vastgesteld, afgeweken en hadden zijne inzichten bestreden bij den prins en de prinses, die hun het oor hadden geleend. Die afwijking gold vooral de buitenlandsche politiek. Bentinck was een warm voorstander van het oude systeem, op welks herstel te meer kans scheen te bestaan, nu Willem IV, de schoonzoon van George II, in de Republiek zoo groote macht verworven had. Newcastle, de leider der Engelsche staatkunde, begon zijnerzijds, terstond nadat de vrede van Aken zijn beslag gekregen had, te arbeiden aan de vorming van eene groote alliantie, natuurlijk tot handhaving van den vrede. Hij rekende hierbij op den steun en de medewerking van Bentinck, die het volle vertrouwen van den minister genoot, voortdurend in het bedrijf der Britsche diplomatie werd ingewijd, van zijn kant vol vurigen ijver voor deze denkbeelden was en zeer openhartig zijne inzichten, verwachtingen en bekommeringen aan Newcastle òf zelf meedeelde òf door vertrouwde Engelsche diplomaten liet mededeelen. Het plan was eene nauwe verbinding tusschen de Zeemogendheden en de keizerinnen van Oostenrijk en Rusland tot stand te brengen, wat voorshands het eenvoudigst kon geschieden, als Engeland en de Republiek toetraden tot het verbond, in 1746 tusschen Maria Theresia en Elisabeth gesloten. Het zou dan wellicht mogelijk zijn, ook Denemarken voor deze combinatie te winnen; misschien zou bovendien te Madrid iets goeds zijn uit te werken, en onderwijl konden eenige keurvorsten van het Duitsche rijk bewerkt worden om zich tot levering van subsidietroepen te verbinden en de verkiezing van den zoon van Maria Theresia tot Roomsch-koning te bevorderen. Met deze denkbeelden, door Bentinck warm ondersteund, hadden de prins en de prinses hunne instemming betuigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch hunne verwezenlijking, althans bij Denemarken, bij de Duitsche vorsten, misschien ook elders, zou geld kosten, en de kassen der Republiek waren leeg, en zij was over 't algemeen ten gevolge van den toestand van leger en vloot een bondgenoot, waarvan weinig te verwachten was. In Engeland lieten zich dan ook verschillende stemmen hooren, die zich tegen verbinding met de Republiek verzetten; desniettemin hielden koning George en Newcastle aanvankelijk aan hunne plannen vast en wilden bij de berekening van het aandeel der Republiek in de financiëele lasten eenigszins rekening houden met haar bedrukten toestand. De hoofdlijnen der Britsche ontwerpen waren dan door den prins, Bentinck, Fagel goedgekeurd, en de zending van Bentinck naar Weenen zou den weg helpen banen voor hunne uitvoering. Met groote vreugde vernamen koning George en Newcastle door Bentinck zijne geheime opdracht ten aanzien van Brunswijk; van diens optreden in de Republiek verwachtten zij krachtigen steun voor hunne plannen. Doch Bentinck had ook nog op andere wijze het herstel der nauwe verbinding van Oostenrijk met de Zeemogendheden voor te bereiden, en in dit gedeelte zijner zending slaagde hij niet. Voor eene innige verstandhouding der drie machten was het noodzakelijk, dat de aangelegenheden der Barrière geregeld en de aanleidingen tot klachten en verbittering, welke zij telkens en telkens gaven, weggenomen werden. Bentinck zelf had bij den Akenschen vredehandel aan Kaunitz eene concessie gedaan, die hem door velen in de Republiek ten kwade geduid en ook slechts noode bekrachtigd was. In het artikel, dat de teruggave der Oostenrijksche Nederlanden bepaalde, was aanvankelijk een alinea opgenomen, waarbij aan de Republiek nadrukkelijk alle rechten, welke zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vóór den oorlog bezeten had, waren voorbehouden. Bentinck had zich door Kaunitz laten overtuigen, dat de handhaving dezer woorden in het vredesverdrag aan Frankrijk het recht zou geven om, zoodra tusschen Oostenrijk en de Republiek verschil van meening ontstond over de wederzijdsche rechten en verplichtingen in de Oostenrijksche Nederlanden, zich hierin te mengen, en dat men zich daarvoor diende te hoeden. Dientengevolge waren de woorden geschrapt, en de regeling der Barrière-aangelegenheden was aan de betrokken mogendheden overgelaten. Toen nu Bentinck te Weenen deze zaak te berde bracht, bleek hem al spoedig, dat Maria Theresia van een herstel van het oude Barrière-tractaat niets wilde weten; de financiëele lasten, aan Oostenrijk bij dit tractaat opgelegd, waren veel te bezwarend, zoo heette het, maar bovenal, de bepalingen, die ten gunste van de Republiek en Engeland den handel en de scheepvaart van de inwoners der Oostenrijksche Nederlanden aan knellende banden legden, waren onduldbaar. De regeling der verhoudingen in de Oostenrijksche Nederlanden werd een steen des aanstoots voor de verwezenlijking der ontwerpen van Newcastle; en toen hij, tijdens Bentinck's verblijf te Weenen, in Juni 1750 op zijne doorreis naar Hannover in Den Haag opnieuw met den prins de algemeene politiek besprak, moest hij tot zijn spijt ontdekken, dat 's prinsen ijver voor de goede zaak aanmerkelijk bekoeld was onder den invloed van De Back en Gronsveld, wier afwijking van Bentinck's inzichten hij ook reeds in October 1749 had meenen op te merken. Willem gaf hem te kennen, dat, alvorens op zijne plannen in te gaan en tot een verbond met de keizerinnen toe te treden, de Republiek eenige voldoening in zake de Barrière verwachtte. En in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijne besprekingen met 's prinsen raadslieden maakten De Back en Gronsveld velerlei bezwaren en klaagden over onevenredig zware lasten, die bij de uitvoering der Britsche ontwerpen op de Republiek zouden drukken. Korten tijd later, na zijn vertrek, werd zelfs van 's prinsen zijde als voorwaarde voor de toetreding tot het verbond met de keizerinnen geëischt, dat de koning van Engeland 50.000 pond zou bijdragen tot het herstel der Barrière-vestingen, een eisch, wier vervulling Newcastle onmogelijk noemde en die hem met verontwaardiging vervulde. Bentinck, door zijn broer Charles nauwkeurig op de hoogte gehouden van hetgeen aan het stadhouderlijk hof voorviel, was op zijne voormalige vrienden De Back en Gronsveld hevig verbitterd; kort na zijn terugkeer in het najaar van 1750 volgde een breuk, die nimmer geheeld werd en de vroegere medestanders tot verklaarde vijanden maakte. Voortaan bestreden elkaar in de stadhouderlijke omgeving met vernieuwde hevigheid twee partijen: bij de oude tegenstanders van Bentinck - O.Z. van Haren, Grovestins, Van der Mieden - voegden zich thans De Back en Gronsveld, die nauwe relaties had met den invloedrijken Amsterdamschen burgemeester Hasselaar, in 1748 door Willem op het gestoelte gebracht maar spoedig de oude Amsterdamsche politiek weder opnemend; aan Bentinck's zijde stonden de griffier Fagel, de raadpensionaris Steyn, Brunswijk, De Larrey, eenige leden der Hollandsche ridderschap en zijn broer Charles. Tusschen deze invloeden werd het prinselijk paar heen en weer geslingerd, want het wist er zich niet boven te verheffen en zelf stuur aan de zaken te geven. Onderwijl bleef de binnenlandsche toestand zorgwekkend: de maatregelen om de financiën te verbeteren baarden weinig vrucht en wekten groote ontevredenheid; de mannen, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1748 hadden moeten wijken, voelden moed en kracht weer wassen en stookten het misnoegen zooveel zij konden aan, en de achtenveertigers, zij die voor den prins geijverd hadden, geraakten op verschillende plaatsen in den druk. Het was eene groote voldoening voor Bentinck, toen in Maart 1751 eindelijk althans een gedeelte verwezenlijkt werd van het plan, dat hij vroeger den prins had aangeraden: den 19en dier maand kwam voor het eerst eene commissie bijeen - gewoonlijk de conferentie genoemd - die voortaan de buitenlandsche zaken zou behandelen. Tot leden dier conferentie, die tweemaal 's weeks, op Maandag en Vrijdag, vergaderen zou, werden door den prins aangewezen: Bentinck, Wassenaer van Katwijk, Steyn, Fagel en Larrey, die als secretaris zou optreden; den 9en Juli 1751 kreeg ook Brunswijk er zitting in. Deze conferentie, waarbij later nog Hop, de thesaurier-generaal, werd toegelaten, vergaderde in 't vervolg geregeld, ook na den dood van Willem; hare notulen berusten in het Koninklijk Huisarchief. Schijnbaar moest hare instelling de zege verschaffen aan Bentinck's inzichten ten aanzien der buitenlandsche politiek; doch in werkelijkheid gingen de prins en later ook zijne weduwe als Gouvernante voort, naast en buiten de conferentie om de andere vrienden te raadplegen. Zoo weinig durfde Newcastle zich op de betrouwbaarheid van Willem verlaten, dat hij in Augustus 1751 belangrijke geheime stukken betreffende de toenadering van Spanje tot Engeland en Oostenrijk aan Bentinck toezond met de opmerking, dat hij ze mocht toonen aan Brunswijk, met wien hij dan kon overleggen, of den prins de inhoud ook geheel of gedeeltelijk zou worden meegedeeld. En het antwoord van Bentinck is nog meer teekenend: aan den prins is er geen mededeeling van gedaan, omdat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
men dan van geheimhouding geenszins verzekerd zou zijn! De dood van den prins maakte de verhouding nog moeilijker. De Gouvernante kon slecht met Bentinck samenwerken en onderging sterk den invloed van De Back en diens vrienden. Bijna was De Back in 1752 er in geslaagd door de hulp der Gouvernante eene plaats in de regeering van Rotterdam en dan stellig ook spoedig in de Staten van Holland te verkrijgen; de duidelijke waarschuwing van Steyn, dat hij in dit geval zijn ontslag zou nemen als raadpensionaris, was noodig om Anna tot andere gedachten te brengen. Anderzijds onttrokken de stedelijke regeeringen zich meer en meer aan den invloed van het stadhouderlijk hof, en dreven wederom hare eigen politiek. In 't bizonder geldt dit van Amsterdam. Het was een bedenkelijk feit, dat ook de aandacht trok der vreemde diplomaten, toen in Februari 1752 bij de verkiezing van burgemeesters van Amsterdam men zich niet stoorde aan de recommandatie der Gouvernante. Deze had gewenscht, dat Van Collen aanbleef en gekozen werden Six, Temminck en Huydecoper van Maarseveen; maar Hasselaar slaagde er in, de keuze te bewerken van Deutz, Hooft en Temminck, en van zichzelf als aanblijvend of oud-burgemeesterGa naar voetnoot1). Een maand later sloten de triumfeerende Amsterdamsche regenten eene nieuwe conventie! Zulk een loop van zaken was voor Bentinck's staatkunde van het oude systeem ook niet gunstig. De Amsterdamsche heeren waren wars van groote politiek, die het land op allerlei gevaren en lasten zou komen te staan zonder tastbare voordeelen aan te bieden. Waarom niet liever eene goede verstandhouding met Frankrijk gezocht, zich aldus voor vij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
andelijkheden gevrijwaard en getracht weer gunstige handelsvoorwaarden te verkrijgen? De betrekkingen met Frankrijk, ten gevolge van den oorlog in 1747 geheel afgebroken, moesten na den vrede hersteld worden. Te Aken was voor den handel der Republiek niets bedongen; het verdrag van 1739 bestond niet meer, en het was dientengevolge een dringend verlangen in de Republiek en in 't bizonder te Amsterdam, dat de Fransche regeering tot een nieuw handelsverdrag bewogen werd. Reeds 8 November 1748 was De Larrey door de Staten-Generaal aangewezen om als minister naar Frankrijk te gaan, ten einde voorloopig de Republiek te vertegenwoordigen, en op voorstel van den prins was hem tegelijkertijd opgedragen, om in vereeniging met Dirk van Marselis, raad van Amsterdam, te streven naar de vernieuwing van een handelstractaat; zoo mogelijk moesten zij het tarief van 1664 bedingen, en in ieder geval eischen de afschaffing van het vatgeld van 50 stuivers en de vermeerderde heffing van 4 stuivers per livre van de inkomende goederen, die in 1717 kwijtgescholden doch na 1745 opnieuw geëischt waren. Deze zending had niet de gehoopte uitkomst. De goede verstandhouding tusschen Larrey en Marselis liet spoedig veel te wenschen over, zoodat hunne samenwerking uiterst gebrekkig was. Doch al ware zij voortreffelijk geweest, dan nog zou zij weinig of niets hebben uitgewerkt, want er bestond bij de Fransche regeering niet de minste neiging om voor 't oogenblik aan de verlangens der Republiek tegemoet te komen. De langdurige onderhandelingen, later door Marselis alleen voortgezet, leidden tot niets; enkele verlichtingen, zooals de afschaffing van het vatgeld van 50 stuivers, werden louter als gunsten en als tijdelijke maatregelen, ten allen tijde herroep- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
baar, verleendGa naar voetnoot1). Er was geen dringende reden voor de Fransche regeering om de Republiek ter wille te zijn; de verlenging van het handelsverdrag in 1739 had niet aan de bedoeling beantwoord, de Republiek was er niet door teruggehouden om, hoe aarzelend ook, aan Engeland tegen Frankrijk den steun te verleenen, waartoe de tractaten haar verplichtten. Waarom haar dan wederom hare wenschen in te willigen? Veel raadzamer scheen het, haar thans te weigeren wat zij vroeg, om te gelegener tijd door de geheele of gedeeltelijke inwilliging, of ook maar door het voorspiegelen dier inwilliging, invloed te kunnen oefenen op hare besluiten. En er was geen reden om haar te ontzien; hare zwakte, veel grooter dan men die had verondersteld, was droevig aan den dag gekomen tijdens den laatsten oorlog. Larrey klaagde in zijne brieven, dat uit de behandeling, die hij ondervond, de geringschatting voor de Republiek duidelijk aan den dag kwam; er was, zooals hij terecht opmerkte, slechts één middel om hierin verandering te brengen: de Republiek moest er zich alles aan gelegen laten zijn hare krachten te herstellen, om naar buiten weer eerbied te kunnen afdwingen; de financiën moesten op beteren voet gebracht, handel en nijverheid weer opgebeurd worden. Met bizondere warmte beval hij een middel ter verlevendiging van den handel aan, dat later ook door Willem IV werd voorgesteld: de Republiek moest tot een vrijhaven gemaakt worden. Doch alle fraaie plannen konden voor het oogenblik aan het onvermogen der Republiek en aan de kleinachting van Frankrijk niets veranderen, en hoe schitterend de intrede te Parijs van den ambassadeur Lestevenon van Berkenrode, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
het voorjaar van 1750, ook mocht zijn, in de houding der Fransche regeering kon hij al even weinig wijziging brengen als Larrey. De benoeming van een gewonen ambassadeur bij het Fransche hof, ter vervanging van den tijdelijken minister Larrey, werd van Fransche zijde gevolgd door de zending van den graaf De St. Contest naar Den Haag, die echter reeds in 1752 vervangen werd door den markies De Bonnac; noch de een, noch de ander bezat, naar het schijnt, bizondere bekwaamheid, en van beteekenis was voorshands ook Bonnac's werkzaamheid niet. Gemakkelijk was trouwens de positie van den Franschen vertegenwoordiger niet, daar door de veranderingen van 1747 talrijke relaties, vóór dien tijd door de Fransche diplomatie onderhouden in stad en gewest, waren verstoord; er waren vele nieuwe menschen, en oude vrienden durfden zich voorloopig niet toonen. Buitendien gaven de tijdsomstandigheden in de eerste jaren na den vrede geen aanleiding tot buitengewone inspanning en krachtsontwikkeling: het was nog rustig. Om die rust duurzaam te verzekeren, zooals het heette, werkte de Engelsche regeering onverdroten aan de bevestiging en uitbreiding van het oude systeem. Als haar vertegenwoordiger in Den Haag was in 1751 kolonel Yorke opgetreden, een man van zeer invloedrijke relaties in Engeland; hij was een zoon van den veel vermogenden lord kanselier, lord Hardwicke, en een vertrouwd vriend van Newcastle, die bij zijne komst aan Bentinck schreef, dat hij geen geheimen voor hem had. Yorke kwam met de opdracht om zijn gedragslijn en zijne handelingen te bepalen in overleg met de leden der conferentie; hij moest er alles op zetten om het vertrouwen der Gouvernante te winnen, en daarom zorgvuldig den schijn vermijden van zich in de binnenlandsche aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegenheden te mengen. Hoofddoel zijner bemoeiingen moest zijn, de Republiek tot het doorzetten der beraamde gezamenlijke maatregelen te brengen. Bentinck, die hem kende, had hem vroeger aan Larrey, toen deze te Parijs met hem samen was, geteekend als ‘un homme mesuré mais ardent et haut’, eigenschappen die Bentinck zelf ook niet vreemd waren en in den loop der jaren tot meer dan één hevige botsing tusschen beide mannen aanleiding gaven. Voor de verwezenlijking van Newcastle's politiek bleven de vooruitzichten ongunstig. Weliswaar liet de Republiek zich vinden voor de subsidie-tractaten met de keurvorsten van Keulen, Beyeren en Saksen, die in 1750 en 1751 tot stand kwamen, maar de hoofdzaak, eene schikking tusschen de Republiek en Oostenrijk over de Oostenrijksche Nederlanden, werd niet bereikt; vruchteloos bleven alle onderhandelingen, te vergeefs trachtte Bentinck met Kaunitz te Brussel tot een vergelijk te komen, de moeielijkheden bleken onoverkomelijk. En nu ontstond spoedig periculum in mora voor koning George en Newcastle. In 1754 kregen de moeilijkheden in Amerika, over wier wegruiming sedert den vrede van Aken zonder gevolg was onderhandeld tusschen de hoven van St. James en Versailles, een dreigend aanzien; in 1755 werd de uitbarsting van den krijg onvermijdelijk. Dat in dezen kolonialen oorlog de krachten van Frankrijk niet tegen die van Engeland zouden opgewassen zijn, was te voorzien; des te meer grond bestond voor de vrees, dat Lodewijk XV op het vasteland van Europa zijn vijand zou trachten te treffen. Weliswaar had het Britsche rijk daar niets te vreezen; maar George was er des te kwetsbaarder in zijn teergeliefd keurvorstendom Hannover. Dit te beschermen èn tegen Frankrijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
èn tegen den Pruisischen koning, die als de bondgenoot van Lodewijk XV beschouwd werd, was de dure plicht van Newcastle, als hij zijns meesters gunst en zijn ministeriëel leven, waaraan hij boven alles gehecht was, behouden wilde. Het kwam er thans op aan te verhinderen, dat een Fransch leger zich van de Barrière-vestingen en de Oostenrijksche Nederlanden meester maakte, om die tot steunpunten te gebruiken bij het voortdringen naar Hannover; de vorming van een behoorlijke legermacht, vooral door Russische subsidie-troepen in het Duitsche Rijk, zou voldoende zijn om den koning van Pruisen in bedwang te houden. Met groote drift en aandrang beproefde de Britsche diplomatie Maria Theresia tot een verbond ter bescherming der Barrière-vestingen te brengen; doch te Weenen stelde men zoodanige eischen aangaande de medewerking van Engeland en de Republiek èn tot die bescherming èn tot de bewaking van Frederik van Pruisen, dat Newcastle geen mogelijkheid zag om de vereischte gelden van het Parlement te verkrijgen, er zelfs niet om durfde vragen. De wezenlijke oorzaak van het mislukken der onderhandelingen was, dat men te Weenen den Pruisischen koning, te Londen den koning van Frankrijk als den eigenlijken vijand beschouwde. In den zomer van 1755 liepen de onderhandelingen te niet, elk ging zijn eigen weg. Koning George zocht veiligheid voor Hannover in eene toenadering tot Frederik van Pruisen; Maria Theresia ging voort naar vriendschap met Frankrijk te streven, ten einde zich op den roover van Silezië te kunnen wreken; de groote ommekeer in het politiek systeem van Europa was voorbereid en werd spoedig voltrokken door de verdragen van Westminster en van Versailles. Onderwijl had de Engelsche regeering getracht zich van de medewerking der Republiek te verzekeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Mei 1755 was Holdernesse, secretaris van buitenlandsche zaken voor het Noorden, naar Den Haag gekomen, om aan de Gouvernante en de conferentie verslag te doen van den stand der onderhandelingen met Oostenrijk en te vernemen, wat de Republiek tot de gemeenschappelijke zaak zou willen bijdragen. Het bescheid was bitter weinig troostrijk geweest. Men wees hem op den weerloozen staat der Barrière, op de onmogelijkheid om een inval der Franschen in de Oostenrijksche Nederlanden te beletten, op den onvoldoenden toestand der grensverdediging van de Republiek, op het geldgebrek. Het zou noodig zijn de andere Barrière-vestingen te ontruimen en alle levende en doode krijgsmiddelen te concentreeren in Namen. Verder zou de Republiek tot de verdediging niet kunnen bijdragen, daar hare krijgsmacht nauwelijks voldoende was om haar grondgebied te beschermen. Engeland zou een beteren financiëelen toestand van den staat kunnen bevorderen, indien het de aandeelen der Republiek in de subsidies aan Beyeren en Saksen voor zijne rekening nam. Kortom, het bleek duidelijk dat de Republiek zeer beducht was voor eigen veiligheid en bitter weinig neiging had, zich ter wille van Engeland's twist met Frankrijk in onafzienbare moeilijkheden en gevaren te storten. De casus foederis van het verbond van 1678 bestond stellig niet, en vooral Steyn en Hop neigden zichtbaar tot het bewaren eener strikte neutraliteit. Dringende brieven van Newcastle aan Bentinck vermochten hierin geen verandering te brengen; en toen nu onderwijl de kans om zich met Oostenrijk te verstaan vervlogen en de hoop om met Pruisen tot een verdrag te komen sterker geworden was, liet men te Londen de Republiek voorloopig voor wat zij was. Doch tegen het eind van 1755, toen George zich bedreigd waande door een inval der Franschen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Engeland, waarbij dan de leuze van den Pretendent zou dienst doen, deed de Engelsche regeering een beroep op het tractaat van garantie en vroeg 6000 man hulptroepen. Ongeveer te zelfder tijd dat Yorke opdracht kreeg deze aanvrage te doen, in December 1755, kwam als buitengewoon gezant van Lodewijk XV de graaf D'Affry in Den Haag aan. De tijdsomstandigheden gaven thans weer gewicht aan de houding van de Republiek, en een ervaren diplomaat werd op den gezantschapspost in Den Haag noodig geacht. Het doel zijner zendingGa naar voetnoot1) was de Republiek van alle maatregelen ten gunste van Engeland terug te houden. Met beide partijen in de Republiek moest hij trachten op goeden voet te blijven, alles vermijden wat de Gouvernante en hare vrienden aanleiding zou kunnen geven tot de verdenking, alsof hij ten gunste van het vroegere regime wilde werken, en verzekeren dat op 's konings vriendschap gerekend kon worden, indien slechts de Gouvernante de gedragslijn jegens Frankrijk wilde aannemen, die de eerste vier stadhouders gevolgd hadden. Toch verwachtte de Fransche regeering blijkbaar meer van de tegenpartij, aan wie de gezant het vooruitzicht moest openen op krachtigen steun, om haar een overwegenden invloed te verschaffen en haar aan de stadhouderlijke ‘tyrannie’ te onttrekken, en tevens op maatregelen ten gunste van den handel op Frankrijk. Voor zulk optreden van den Franschen gezant waren de omstandigheden niet ongunstig. Zooals Amsterdam in 1752 zich reeds aan het recommandatie-recht der Gouvernante onttrokken had, beproefden ook andere stedelijke besturen hare zelfstandigheid en eigenmachtigheid terug te winnen. Van eene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
deelneming aan den krijg ten gunste van Engeland wilden de Hollandsche regenten niets weten; met Steyn, die in dit streven wel wat verder ging dan Bentinck en Brunswijk konden goedkeuren, wilden zij alles vermijden wat Frankrijk aanstoot zou kunnen geven, niet alleen om zich aldus buiten verwikkelingen te houden, maar ook om van Frankrijk het reeds zoo lang begeerde handelsverdrag, althans voordeelige bepalingen voor den handel, te verwerven. Daarenboven beloofde de handhaving van de neutraliteit der Republiek bij een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland den Hollandschen koopman rijke winsten uit het handelsverdrag van 1674 Van hoe groote waarde zou het voor Frankrijk zijn, indien de handelsvloot der Republiek haar voorzag van de behoeften voor den scheepsbouw en over 't algemeen met hare vlag den Franschen handel dekte! Doch daarom was het ook wel te voorzien, dat Engeland dit niet zou gedoogen. Tusschen de jaren 1748-1755, voordat van oorlog sprake was, had de Engelsche regeering, naar aanleiding van hetgeen tijdens den Oostenrijkschen successie-oorlog geschied was, met nadruk op het onhoudbare der bepalingen van 1674 gewezen en op hare herziening aangedrongen. Het was zonder gevolg gebleven. Maar zou zij dulden, dat de Hollandsche handelsvloot den Franschen handel dekte, dezen ontsloeg van alle gevaar, van alle verzekeringskosten, het Fransche zeevolk nagenoeg geheel en uitsluitend ter bemanning der Fransche oorlogsvloot beschikbaar maakte en de materialen voor het herstel en de versterking dier vloot aanvoerde? Het was geen oogenblik te verwachten. De moeilijkheden, die hieruit zouden rijzen, zouden allicht D'Affry's bemoeiingen ten goede komen. Hij kwam hier bovendien goed ingelicht over toestanden en personen; enkele regenten kende hij van een vroeger oponthoud | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de Republiek; en hij had, meer nog dan door de memories van BonnacGa naar voetnoot1), kostelijke aanwijzingen ontvangen uit de rijke ervaring van den abbé De la Ville, die sedert 1754 weer het ambt van eersten commies bij het departement van buitenlandsche zaken bekleedde. Zoo ging nu de Republiek, onmachtig om met kracht en waardigheid een weloverwogen neutraliteit te bewaren, de kampplaats worden van de Fransche en de Engelsche diplomatie. Yorke eischte 6000 man ter verdediging van George's troon; D'Affry vroeg eene duidelijke verklaring van de Staten-Generaal, welke houding zij dachten aan te nemen in den oorlog tusschen zijn meester en den Britschen koning. Van zijn arbeid in de Republiek - Bonnac werd spoedig teruggeroepen - geven de volgende uittreksels uit zijne depeches duidelijk getuigenis. Th.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. 11 Décembre 1755.J'ai vu M. van HoeyGa naar voetnoot2). L'éloignement ni l'absence n'ont rien diminué de sa profonde vénération pour le Roi et la plus respectueuse reconnaissance de ses bontés. Il vit tout à fait retiré et ne se mêle et n'est mêlé de rien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. 29 Décembre 1755.Il est certain que l'aversion des habitans de ce païs pour la France est diminué mais qu'elle existe pourtant. La religion, l'éducationGa naar voetnoot1) et la crainte la nourissent. Ainsi je crois qu'on ne peut rien attendre de leur affection, mais que nous pouvons tout espérer de leur faiblesse et de leur impuissance. Le premier de ces vices remplit l'intérieur de prétentions et de contradictions entre les différens pouvoirs. L'intérêt général succombe sous ces différens partis, et les factions en cherchant à se gagner, à s'affoiblir ou à se détruire, subdivisent leurs intérêts en intérêts particuliers pour chaque individu; d'où il arrive que les finances sont epuisées, les particuliers enrichis et l'Etat appauvri. C'est à ce désordre que la Hollande doit l'anéantissement de sa marine, la perte de sa considération et le peu de justice et de satisfaction qu'elle a obtenu, depuis la paix, des alliésGa naar voetnoot2) pour lesquels elle avoit tout risqué pendant la guerre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
3*. 6 Janvier 1756.J'ai vu quelques personnes que j'ai parlé de la conduite de la République en 1723 (l. 1733)Ga naar voetnoot1) à l'égard de l'Angleterre. Ils conviennent de la justice et même de l'intérêt qu'il y auroit à se conduire de même; mais le découragement, la foiblesse et la peur les jettent dans une perplexité qui, je crois, n'a point d'exemple. Ils ne comprennent pas que le même prestige qui les a empêché d'embrasser la neutralité en 1742 les empêchera de profiter de la seule voye de salut que le Roy voudroit bien leur offrir. J'employerai touts mes talents à le dissiper. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. 8 Janvier 1756.De gezant beschrijft hoe een vreemd ambassadeur bij de republiek het best handelen zou: La méthode de conférer avec les Députés des villes de Hollande et des différentes Provinces, qui etoit excellente, et qui a existé jusqu'au départ de l'Abbé de la VilleGa naar voetnoot2), n'a pas été reprise depuis la paix. M. de St. Con- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
testGa naar voetnoot1) ne paroît pas y avoir travaillé. M. de Bonnac y a fait de son mieux, mais il n'a pu surmonter l'éloignement produit par cette conduite de notre part, et par les ordres donnés par Madme la Gouvernante, de voir très peu l'Ambassadeur du Roi, moyennant quoi je me suis vu réduit à ne pouvoir conférer qu' avec Mr. le Consr Pensionaire, le Greffier et le Président de semaine. Le premier est un fort honnête homme, mais peu instruit; le second vous est connu; le troisième varie toutes les semaines, et est ordinairement assez peu de chose, et pour me tirer de cette gêne, j'ai cherché à renouveller quelques connaissances, mais presque tout ce que j'ai connu ici n'existe plus. Je n'y ai trouvé que Mr de KruiningeGa naar voetnoot2), homme qui a de l'esprit et des connois- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
sances, mais qui est très singulier. Il a une espèce d'assemblée politique chez lui, composée ordinairement de Mr Slingelandt, fils du Conseiller Pensionaire et républicain; de Mr Mauritius qui pense assez bien aussi, et de..... Ce sont je crois d'honnêtes gens mais trembleurs. J'ai cru devoir chercher ailleurs sans les abandonner; j'ai cherché à voir Mr le Comte de Nassau LaleckGa naar voetnoot1), avec qui l'Abbé de la Ville m'avoit fait faire connoissance à Versailles. Il m'a très bien reçu; j'ai lieu d'être très content de ma liaison avec lui. Hij is namelijk zeer bekend met de regeering, maar van weinig invloed. Hij teekent voor den gezant in een almanak van al de regeeringsleden aan, hoe zij gezind zijn. Il m'a déjà fait découvrir une chose très intéressante, c'est que Mr van Hoey, qui veut paroitre ne se mêler de rien, se mêle pourtant de beaucoup de choses. - Monsr le Comte de RechterenGa naar voetnoot2), homme très mécontent et très imprudent, m'a attaqué deux fois sur le malheur du stadhoudérat. De gezant laat zich niet tegen hem uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zending, maar hij heeft er zich afgemaakt. De Larrey bepleitte eene schikking met Engeland en trachtte hem te overtuigen, dat hij in zijne onderhandeling veel gemak zou ondervinden, indien hij er de Gouvernante voor wilde interesseeren. Il m'a dit ensuite que je devois avoir trouvé du changement dans le gouvernement de la République; qu'au fonds il n'y en avait pas; que c'étaient véritablement d'autres gens qui préparaient les matières avant de les porter aux Etats Généraux, mais que toute négociation avait toujours eu cette préparation. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. 9 Janvier 1756.Onderhoud met van Hoey. Deze verklaart dat de staat der republiek niet gedoogt Engeland te mishagen. Hij was aangedaan over 's konings goedheid, als de gezant hem verzekerde, dat deze H.H.M. in geene moeilijkheden zou wikkelen. En nous séparant il m'a dit qu'il se rendroit chez moi, dès que j'en aurois besoin, et qu'il ne me refuseroit ni lumières ni conseils. - Ils ne peuvent le souffrir ici, parceque sa seule présence leur est un reproche cruel de toutes les sottises, qu'il vouloit leur faire éviter, et dans lesquelles leur mauvais génie et leur faiblesse les ont entrainés.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ma lenteur, qui enfin a impatienté des gens que la nature paroit n'avoir formé que pour impatienter l'Univers.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. 18 Janvier 1756.M. le Cte de Nassau Laleck heeft zeer goed in Utrecht gewerkt. M. van BorselenGa naar voetnoot2), die aan het hoofd der provincie Zeeland staat, denkt ook wel. M. de BackGa naar voetnoot3), die in Friesland den grootsten invloed heeft en in wien de Gouvernante het meeste vertrouwen stelt, is ook zeer welgezind; hij is de groote vijand van Bentinck. Van Hoey heeft hem aan den gezant voorgesteld. Deze, Van Hoey, heeft in Gelderland en in Holland veel bekenden en onderhoudt eene zeer levendige correspondentie. In de handelssteden bewerkt men de kooplieden en het volk, en toont hun hoe wenschelijk onzijdigheid voor de republiek is. De gezant handelt bijna uitsluitend met den raadpensionaris; hij laat zich door van Hoey en Nassau Laleck leiden. - Ook Mr. ZiktermanGa naar voetnoot4) uit Groningen is den gezant komen zien. Hij is commandant der O.I. bezittingen geweest, schatrijk en begeerig naar invloed in zijne provincie. Hij denkt uitmuntend. Ook met den jongen Van der MineGa naar voetnoot5) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft de gezant kennis gemaakt. Belle Isle, die hem van den zomer te Metz gekend had, was zeer over hem tevreden. Hij zit in den Raad van State. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. 19 Janvier 1756.[Vroeger had Larrey den gezant reeds aangemaand de Gouvernante te winnen]Ga naar voetnoot1), thans komt M. de la Sarra, capitaine des cent SuissesGa naar voetnoot2) de Mr le Stadhouder, den gezant aanraden een visite bij de Gouvernante af te leggen, die hem wenscht te zien. De gezant begrijpt dat men o.a. daarmee beoogen kan, hem bij de republikeinen in verdenking te brengen. Hij belooft zeer voorzichtig te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
10*. 22 Janvier 1756.Eergisteren heeft hij bericht, welk antwoord vermoedelijk gegeven zal worden op de vraag naar de houding, die de Republiek bij een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland zal aannemen; thans nog een verslag van hetgeen men er bijvoegde, toen men hem dit meedeelde: On m'a dit: vous voyez, monsieur, que la peur et la foiblesse nous conduisent; notre état mérite que le Roi veuille bien entrer dans notre peine; vous commencez à la connaître; rendez en compte à S.M. et suppliez la de s'arrêter moins à des expressions que notre foiblesse, nos divisions et la forme présente de notre gouvernement nous arrachent qu'au sentiment de respect et de vénération dont les vrais patriottes sont pénétrés pour S.M.Ga naar voetnoot3) - Die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit zeide was weliswaar geen minister, maar een der geheime hoofden van de republikeinen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. 28 Janvier 1756.Indruk van het tractaat van Engeland met Pruisen:Ga naar voetnoot1) Le parti Anglois se croit rassuré par ce traité, et ses adhérans et les militaires voudroient voir la république y accéder. Maar de Staten van Holland denken er anders over. Die verlangen onzijdig te blijven en hun voordeel te doen. Het toestaan van een voordeelig handelsverdrag zou hen zeker geheel winnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. 30 Janvier 1756.De raadpensionaris, gewagende van het Engelsch-Pruisisch tractaat, zeide aan den gezant: voilà le premier depuis bien longtems où il n'est pas question de nousGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. 2 Février 1756.Het slot der ontworpen memorie tot antwoord aan den gezant betrekkelijk de Nederlanden en EngelandGa naar voetnoot3) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
mishaagt den republikeinen als te ongunstig voor Frankrijk. Zij wenschen dat de koning daarover zijn misnoegen toone, en dan achten zij zich in staat die uitdrukkingen te doen verbeteren. Zij zouden aantoonen van hoeveel belang het is den koning van Frankrijk te vriend te houden. De republikeinen meenen het wel, maar zij zijn bang voor de Gouvernante, die veel goed en veel kwaad doen kan. Slechts door vrees te verwekken kan men de provinciën leiden. De landprovinciën zijn alleen bang voor een oorlog binnen hare grenzen; de zeeprovinciën, die bijna alleen de kosten van een oorlog dragen, zijn voorzichtiger. Haar gezag zou overwegend zijn, als de regeering niet vol afhankelingen der Gouvernante was. Echter Amsterdam vermag veel. - Graaf WassenaerGa naar voetnoot1) bericht in groot vertrouwen, dat het uitblijven van antwoord aan de tegenstribbelingen van Zeeland te wijten is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
scrivez. - J'ose vous assurer, Monsieur, que je me confirme touts les jours dans la ferme persuasion où je suis que la crainte est le seul mobile de ce paisGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. 24 Février 1756.Onderhoud met de Back. Je suis convenu avec Mr. de Back que je ne chercherois point à le voir mais que le Cte de Wassenaer continueroit à entretenir notre correspondance, s'il en est besoin. - Het schijnt vreemd dat die provinciën, waar de Gouvernante het meest te zeggen heeft, tegen het zenden der 6000 man zijn,Ga naar voetnoot2) en Holland daarentegen er voor is. Dit laatste wordt alleen door vrees voor zijn koophandel bewogen: kortzichtig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. 2 Mars 1756.Monsieur de Hompesch, Lieutenant général, du nombre des Nobles de HollandeGa naar voetnoot3), heeft gisteren den gezant bericht gebracht van de aankomst van Engelsche schepen tot vervoer der gevraagde 6000 man. Hij heeft er bijgevoegd dat de raadpensionaris | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
den gezant wenschte te spreken. Toen deze zich bij den raadpensionaris vervoegd had, heeft hij van hem de verzekering ontvangen dat noch de Gouvernante noch iemand der regeering op zoo iets was voorbereid. Dat, zoo de koning slechts in het zenden dier troepen wilde berusten, de republiek zich tot geen andere hulp aan Engeland zou laten bewegen. - Je me confirme touts les jours dans l'opinion où je suis, qu'il est des moyens de balancer ici le parti Anglois et de soutenir celui des républicains. Ces derniers ont gagné beaucoup dans la bonne bourgeoisie. Ils ne craignent plus que le peuple, qu'on pourroit émouvoir par la haine qu'il porte au Prétendant. Mais dans ce cas ces émotions populaires ne pouroient engager la République à rien. Si nous pouvons alors lui montrer ce qu'elle auroit à craindre du Roi, et si nous pouvons en attendant ne lui point laisser faire d'augmentation considérable dans les troupes, parceque son état de foiblesse poura être un reproche aux gens qui se sont opposés aux augmentations, maisGa naar voetnoot1) il sera une arme sûre dans leurs mains pour s'opposer à d'autres engagements. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. 4 Mars 1756.Il est possible que les républicains trouvent qu'ils sont poussés trop vivement et que nous ne leur donnons pas le tems de rassurer leur parti. Mais l'incertitude de leur succès et la lenteur de leurs moyens peuvent ne pas convenir aux intérêts et aux projets de Sa Majesté. Je crois même que leur division, leur foiblesse et leur impuissance sont de sûres garanties de leur indétermination. Je fonde cette opinion sur les discours des gens qui passent pour | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
les plus fermes et qui ont encore pour texte de douter de qui on a le plus à craindre, ou de la France ou de l'Angleterre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. 10 Mars 1756.De republikeinsche partij ziet in, dat het gevaar 't welk van Frankrijk dreigt grooter is dan dat van Engeland; daarom wint zij in kracht. Meerman, pensionaris van Rotterdam, heeft den gezant bezocht en hem over de groote zaakGa naar voetnoot1) gesproken. C'est je crois un des ouvriers de la correspondanceGa naar voetnoot2): il acquiert beaucoup de crédit. J'espère dans quelques jours avoir communication de même avec quelcun d'Amsterdam, de Leide, de Harlem, de Delft et de Dort. Als Holland maar te bewegen was de hulp te weigeren, zouden de Gouvernante en de overige provinciën de zaak niet kunnen doorzetten. (Deze brief van 10 Maart wordt in den ochtend van den 11en vervolgd met de woorden:) Je sorts, Monsieur, de chez messieurs d'Amsterdam, avec lesquels j'ai eu une très longue conférence. Ils sentent combien il seroit heureux pour la République de pouvoir embrasser une neutralité totale, mais ils me paroissent aussi affectés que les autres du besoin d'acheter des Anglais la seureté pour leur pavillon par l'envoy des 6000 hommes. Ils paroissent fermement déterminés à donner à Sa Majesté les assurances les plus fortes que ce secours n'est donné en vertu d'aucun traité et qu'il sera le dernier que l'Angleterre pourra attendre de la Hollande. Je lui (leur) ai repondu que je ne croyois pas que Sa Majesté voulût y consentir. J'ai été engagé à cette démarche par les républicains; ainsi, monsieur, voilà | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
la correspondance publique du ministre du Roi avec les Députés des villes rétablie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. 12 Mars 1756.De gezant heeft de gedeputeerden van Haarlem over de aan Engeland te verleenen hulp aangesproken, en hij denkt hetzelfde met de gedeputeerden van andere steden te doen; et j'espère que cette nouvelle façon portera son fruit. Celle qui avoit été pratiquée depuis la guerre jusqu' à présent portoit toutes les matières de négociation au conseil de madme la GouvernanteGa naar voetnoot1), et elles n'arrivoient aux Etats qu'après avoir reçu dans ce conseil la forme et la teinture qu'il lui convenoit de leur donner; et les Etats avoient moins à règler les résolutions, qu'ils n'avoient à les suivre telles qu'on les leur dictoit. L'usage de se communiquer authentiquement aux villes par leurs Députés donnera à ceux-ci beaucoup plus de considération dans les Etats d'Hollande. Les Députés des Etats Généraux s'empresseront à obtenir des ministres du Roi les mêmes marques de considération, et si cet usage peut se soutenir, j'ose le regarder comme un moyen seur de soutenir et d'augmenter le nombre des républicains. Je le regarde de plus comme un moyen de déshabituer le peuple de regarder la maison de Nassau comme ses souverains, en voyant les ministres du Roi traiter avec ceux, qui véritablement les représentent, et enfin comme une des plus fortes digues qu'on puisse opposer à l'autorité du Stadhouder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
constant de leur ville pour l'ancien gouvernement, et ils m'ont assuré qu'ils avoient hérité des sentiments de de Wit. Leur Pensionaire, qui s'appelle BochartGa naar voetnoot1), est un zélé républicain et est homme d'esprit et de mérite. Bij de overige steden is hij niet ontvangen. - Goed gevolg vooralsnog van zijne nieuwe handelwijs. Les Députés aux Etats Généraux sont étonnés de ce que je n'ai vu pourtant que ceux de la Hollande. C'est où je les attendois, mais je commencerai à les voir demain. Mr de Slingerland est venu avant hier matin chez moi familièrement. Ook hij is welgezind, maar wenschte dat de koning het zenden der 6000 man toeliet. - Zoo even verlaat de gezant den raadpensionaris, met wien hij een langdurig onderhoud gehad heeft. O.a. sprak de raadpensionaris ook over het bezoeken der stadsafgevaardigden. Il m'a prié de le discontinuer. Il m'a assuré que comme premier ministre il exposeroit encore à l'Etat avec la candeur la plus simple les choses que je lui communiquerois, et que de cette façon de traiter avec les villes il ne pouvoit que naître de la méfiance, de la division et de la jalousie entre elles. Daaruit blijkt hoe bang men voor het consulteeren met de gedeputeerden is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. 19 Mars 1756.Gesprek met M. le Cte de LyndenGa naar voetnoot2), fils du feu Bourgrave de Nimègue, que j'ai bien connu ici autrefois, over het wenschelijke van den vrede tusschen Engeland en Frankrijk; onbelangrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. 25 Mars 1756.De republikeinen, door middel van graaf Wassenaer, betuigen hun hoop dat de koning tevreden zal zijn met het niet verleenen der 6000 manGa naar voetnoot1) en niet zal eischen een bepaald antwoord op de vraag, welk systeem de Republiek zal volgen. Zij hebben zich inderdaad goed gehouden. Ils ont résisté à l'influence de Madme la Gouvernante, fille du Roi d'Angleterre, et maîtresse de l'établissement et de la fortune d'une grande partie des membres de l'Etat. Ils n'ont point écouté les préjugés de religion; ils se sont soustrait à un engagement ruineux pour ce païs, mais qui auroit été presque naturel, et qui les entrainoit depuis longtems à faire cause commune avec l'Angleterre sans en examiner les raisons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. 26 Mars 1756.De republikeinen en vooral Amsterdam zouden verlangen dat de voordeelen, door den koning aan de Hollandsche schepen betrekkelijk tonnegeld en invoerrechten verleend, bleven voortdurenGa naar voetnoot2). Een verklaring in dien geest zou goed werken, het best indien men slechts voor een bepaalden tijd die voordeelen verlengde, en dus later nog eens dezelfde gunst bewijzen kon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. 30 Mars 1756.Gesprek met den raadpensionaris, die misnoegd is over hetgeen aan Berkenrode door het Fransche ministerie betrekkelijk de handelsvoordeelen gezegd isGa naar voetnoot1). De gezant doet den raadpensionaris opmerken, dat hij hem herhaaldelijk verzekerd heeft van 's konings geneigdheid om, zoo de republiek hem ter wille was, haar alle handelsvoordeelen te verleenen, niet in strijd met de belangen zijner onderdanen; maar dat het voorgevallene omtrent het hulpbetoon aan Engeland den koning niet voldaan kon hebben. - De gezant is echter voor het verleenen van eenige handelsvoorrechten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. 1 Avril 1756.De gouvernante heeft eene vergadering der Edelen van Holland gepresideerd. Zij heeft alleen M.M. les Ctes de Twickel, de StarrenbergGa naar voetnoot2) et de Hompesch ongeneigd gevonden om haar ter wille te zijnGa naar voetnoot3). In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Staten van Holland heeft het patriotisme het gewonnen. Er is nog geen besluit genomen; den 12en komen de Staten weer bijeen. Intusschen zullen beide partijen druk werken, het is onzeker met wat uitslag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. 5 Avril 1756.Graafland, pensionaris van AmsterdamGa naar voetnoot1), is een zélé patriote. - De gezant zal, als hem voorgeschreven is, der republikeinsche partij verzekeren dat de koning met haar te ondersteunen alleen het heil der republiek beoogt. De gezant gaat voort de afgevaardigden der steden te onderhouden; uitmuntend gevolg er van. - Er is een Hollandsche brief uitgegevenGa naar voetnoot2); de gezant weet, dat Meerman, pensionaris van Rotterdam, de schrijver is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. 10 Avril 1756.Sedert eenigen tijd is de Back hard ziek; hij wordt wel beter maar kan nog niet werken, dont je suis bien faché, car c'est l'ouvrier principal et le moins soupçonnéGa naar voetnoot3). Il exige le grand secret, et il lui est fidèlement gardé. Il est vrai que le parti républicain a acquis depuis deux mois une consistance à la quelle on ne pouvait guères s'attendre, mais il en estGa naar voetnoot4) pourtant l'ensemble. Het is moeilijk een leider | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de partij te vinden, want zoodra iemand daarvoor bekend stond, zou hij, als hoofd van een factie, niet meer als voornaamste der patriotten worden aangezien. De gezant is ongeveer het middenpunt door wien de republikeinen zich beraden en aaneensluiten. Back heeft Friesland, een oude pensionarisGa naar voetnoot1) Zeeland in beweging gebracht, in Holland il n'est pas possible de trouver un homme qui se charge d'en faire autant; mais pourvu que s'en trouve un dans Amsterdam et dans Rotterdam, ils sufiront pour une résistance, qui nous servira encore et qui balancera dans la province le pouvoir du Stadhoudérat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. 13 Avril 1756.Onderhoud ten huize van GrimaldiGa naar voetnoot2) met Twickel. Voorslag van dezen om door hem en Slingeland met Yorke over vrede te handelen. (Hiervan veel dat niet overgenomen wordt)Ga naar voetnoot3). Herhaling van het verzoek om handelsvoordeelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
29. 23 Avril 1756.Zege der republikeinen in de Staten van Holland: 15 stemmen tegen vier (Ridderschap, Edam, Medemblik en Purmerende)Ga naar voetnoot4). De raadpensionaris heeft dit praeadvies van Holland ter Generale Staten overgelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien echter nu wat zij bij behoorlijke samenwerking vermogen. En die samenwerking bestaat thans. La correspondance et la confiance est si bien établie entre les principales villes de Hollande, qu'elles peuvent se promettre doresnavant dans les résolutions une préponderance, dont elle n'osoit se flatter il y a deux mois. - De directe handel met de gedeputeerden is hoog noodig om de voorstellen van den koning onvervalscht ter kennis der Staten te brengen; het kanaal van den raad der Gouvernante misvormt ze anders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. 29 Avril 1756.Les républicains de la province de Hollande ne se contentent pas d'avoir travaillé chez eux; leurs correspondances s'étendent dans toutes les provinces. Zij verlangen zeer naar handelsvoorrechten, ook tot versterking hunner partijGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. 3 Mai 1756.Zeeland en Friesland hebben zich met het praeadvies van Holland vereenigdGa naar voetnoot2). Van Gelderland, Overijsel en Groningen houdt zich de Gouvernante zeker; Utrecht is onzeker. Men werkt over en weer met ijver. De republikeinen dringen den gezant de gouvernante te bezoeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zettelijk zijn. De gunsten, door den koning aan de republiek bewezen,Ga naar voetnoot1) zullen uitstekend dienst doen. De gezant heeft aan den raadpensionaris bericht, dat de koning voornemens was voordeelen aan den Hollandschen handel te verleenen en gemeend had die met 1 Juni te doen aanvangen, maar dat het te vreezen stond, dat het antwoord aan Z.M. dan nog niet zou vastgesteld zijn, en dat de gezant dus gedrongen zou zijn den koning te verzoeken zijne gunstbewijzen uit te stellen. 's Konings gunst moet eene belooning, geen lokaas zijn. - Zoo even komt bericht, dat Utrecht het praeadvies van Holland heeft goedgekeurd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
35. 14 Mai 1756.D'Ablaing heeft getracht het overhandigen der Utrechtsche resolutie te verschuiven. Hij is de gunst onwaardig die hij van Z.M. vraagt. Elle serviroit même de moyen à Mad. la Gouvernante pour le faire entrer dans le premier membre de la province. Elle lui en accorderoit à la première occasion la présidence, de façon que les bienfaits de S.M. placeroient à la tête de la province d'Utrecht un de nos adversairesGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. 18 Mai 1756.Men verwacht alle dagen de oorlogsverklaring van Engeland aan Frankrijk. Dit maakt dat het antwoord aan Z.M. vertraging ondervindt. Holdernesse moet aan HopGa naar voetnoot1) verklaard hebben, dat Engeland na de oorlogsverklaring opnieuw de bedongen hulp der bondgenooten vorderen zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
37. 27 Mai 1756.Uitmuntende uitwerking van 's konings verklaring aan Berkenrode aangaande de handelsvoordeelen, die hij aan de republiek met 1 Juni toestaat. Conferentie waarin de gezant daaromtrent nader verklaard heeftGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Permettez moi de vous dire qu'une chose, qui me flatte le plus, est que dans le courant de ma négociation je n'ai eu besoin de tenter aucune voye de corruption, et que les gens, qui m'ont éclairé et conduit, ne l'ont fait que par amour pour leur patrie et pour la confiance qu'ils ont voulu prendre en moiGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
38. 8 Juin 1756.De republikeinen achten zich in staat aan den overmoed van Engeland en aan de intrigues der Engelschgezinden het hoofd te bieden. De laatsten weren zich dapper, er komen oproerige brochuresGa naar voetnoot2) uit, maar zijn hebben geen uitwerking. Meerman is om zaken naar Engeland; hij zal Hop bekend maken met de onverschrokkenheid der Staten, vooral van Holland, en hem sterken in de tegenspraak tegen de Engelschen. Les deux hommes, qui m'ont le mieux servi et dont on se seroit le moins douté, sont M. le Cte d'Ogendorp,Ga naar voetnoot3) gendre de M.v. Hoey, et M. le Cte Henry de Nassau. Lorsqu'ils m'ont permis d'en parler à M. le Cte de Wassenaar, il a été très étonné de me voir cheminer sur ces deux points d'appuy, mais après lui avoir développé l'usage que j'en faisois, il l'a approuvé et m'a donné les moyens de l'augmenter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
39. 11 Juin 1756.De raadpensionaris heeft den gezant meegedeeld, dat Berkenrode belast was te verzoeken, dat de Hollanders vrijgesteld werden van de belastingen en voorwaarden op den invoer van haring. De gezant spoort den raadpensionaris aan voor de beveiliging van den Hollandschen handel tegen den overmoed van Engeland maatregelen te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
40. 17 Juin 1756.Je joins ici une brochure, qui paroit depuis deux joursGa naar voetnoot1). M. Yorke en est l'auteur, ou du moins l'éditeur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
41. 25 Juin 1756.J'ai été passer quelques jours à la campagne chez M. Boreel, fiscal de l'amirauté d'AmsterdamGa naar voetnoot2). J'ai été de là à Amsterdam où j'ai vu l'amirauté. Les magasins n'en sont pas trop garnis. Il y a cependant de quoi armer quelques vaisseaux. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je profiterai de son séjour à la Haye pour m'instruire de l'état réel de ce Païs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
44. 19 Octobre 1756.Toestand der partijen: Les républicains prétendent s'être soutenus. Cela est vrai quant aux résolutions qu'ils ont prises à l'égard de notre guerre avec l'Angleterre. Mais les autres se prévalent de la guerre d'Allemagne et des suites qu'elle peut avoir pour encourager leur parti, effrayer celui de leurs adversaires et animer le peuple. - Beraadslaging over vermeerdering der marineGa naar voetnoot1); er wordt door sommige provinciën ook op vermeerdering der landmacht aangedrongen. Les républicains sont assez forts pour empêcher une augmentation considérable dans les troupes de terre; mais je ne sais s'ils le seront assez pour résister à la complaisance qu'on exige d'eux, sous le prétexte très spécieux que les forces de la République telles qu'elles sont ne suffisent pas pour la simple garde de ses frontières, et qu'il est cependant essentiel d'avoir de quoi former un corps, qui puisse couvrir les provinces frontières et les garantir des partis, qui pourroient s'échapper des armées qui se trouveroient dans leur voisinage. De gezant vraagt tot hoever hij die vermeerdering moet tegenwerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
45. 28 Octobre 1756.La faction Angloise dit ici au peuple que l'on en veut à la religion, que le roi de Prusse risque tout pour la soutenirGa naar voetnoot2). De gezant heeft den raadpensionaris gezegd, hoe ongevallig het aan Z.M. zijn zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
als de republiek aan de gewelddaden van Engeland ter zee niets deed en mistrouwen toonde door zich te land te versterken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
46. 12 Novembre 1756.Le Conseiller Pensionnaire, que j'ai vu avanthier, me parla beaucoup du bénéfice pour le hareng; et M. de Back, que je vis hier, me dit au contraire que cette grace accordée actuellement auroit l'air de la corruption, et qu'elle révolteroit les Anglois. Je crois effectivement qu'elle auroit cet effet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
47*. 24 Novembre 1756.Gesprek met den raadpensionaris. D'Affry spreekt over alle moeite, die de vijanden zich geven om in de Republiek verkeerde indrukken te wekken, en over de noodzakelijkheid dat hij, D'Affry, de steden van 's konings gunst verzekere. Il (Steyn) m'a dit là dessus qu'il me prioit de m'en tenir encore à lui. Il m'a juré, que l'intention de Made la Gouvernante étoit de mettre tout en usage pour éviter la guerre et que lui se sentoit assez de crédit pour faire agréer à sa province et aux Etats Gén. les intentions du Roi et que, pourvu qu'il fût averti de nos démarches et qu'il eût le tems d'y préparer, il espéroit qu'elles ne trouveroient jamais de contradiction. C'est à Sa Majesté et à vous, Monsieur, à déterminer, si je dois continuer à traiter tête à tête avec Mr le Consr Pense; j'en sens les difficultés et la délicatesse, mais il est certain aussi que, tant que nous pourrons regarder le Consr Pense comme le chef du parti républicain et l'ami de la plus grande partie des villes de Hollande, cette façon me paroit la plus seure. Elle mérite cependant une observation, c'est que par la même raison que nous en serons plus maîtres de nostre secret, nous en pénétrerons moins celui de nos ad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
versaires, et qu'il y a des occasions dans les républiques où il est fort bon d'en publier un, parce que le procédé qui le produit en fait déceler plusieurs autres. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
48. 25 Novembre 1756.De gezant heeft den raadpensionaris verwittigd dat de koning een leger naar het land van Cleef en Gelder zou moeten zenden. Hij kreeg ten antwoord, dat de Staten dan zeker eenparig een vermeerdering der landmacht zouden besluiten, zonder echter den koning te mistrouwen of te beleedigen. De gezant weet niet, of dat wel zeker is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
49. 30 Novembre 1756.De raadpensionaris houdt vol dat, als de Fransche troepen van de grenzen der republiek verwijderd blijven, de republiek onzijdig en rustig blijven zal, maar dat, als de oorlog naar de grenzen verplaatst wordt, de republiek zich wapenen moet. Hij verklaart zoo te spreken uit naam van Amsterdam en de meerderheid van Holland. - De gezant meent dat het verwijderd blijven der Fransche troepen de republiek wel in rust zou houden, maar niet Franschgezind maken, integendeel in staat stellen om zich allengs toe te rusten, misschien ten slotte wel tegen Frankrijk. Z.M. weet, hoe het in den vorigen oorlog gegaan is. Il seroit à craindre que les mêmes choses n'eussent lieu, si l'on usoit des mêmes ménagemens. - Les régens, qui avertissent aujourdhui qu'ils ne seront plus les maîtres des résolutions et encore moins du peuple, si ce qu'ils appellent le danger approche, c'est à dire nos troupes, seroient bien moins maîtres encore, si pendant l'éloignement de nos armées un corps de troupes de nos ennemis s'approchoit d'ici et leur proposoit à main armée de se joindre à eux. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
50. 2 Décembre 1756.Je crois, Mr, devoir continuer à traiter avec Mr le Conseiller Pensionnaire. Les républicains les plus accrédités le désirent, et je sais par eux qu'il communique à sa province avec probité toutes les choses, que je lui confie pour en faire cet usage. M. le Conseiller Pensionnaire est un très honnête homme, reconnu pour tel. Toute la province a confiance en lui, et les républicains surtout. Ils trouvent même qu'il a de la fermeté, mais elle ne l'est qu'en comparaison de la foiblesse générale dont ce païs est affligé; et si le Conseiller Pensionnaire sauve la république, en lui faisant éviter la guerre, sa patrie devra plus à la sagesse de ce ministre qu'à sa force; et elle devra son salut au défaut de résolution, à celui de moiens et surtout à la volonté de S.M. de la faire jouir, malgré une partie de ses membres, du repos au milieu de l'orage qui l'environnera. - Bentinck tracht de gedeputeerden van Amsterdam in te nemen; dat zal niet gelukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
52. 16 Décembre 1756.Onderhoud met de Gouvernante. Zij toont zich zeer voor den vrede en voor de onzijdigheid der republiek. - Hop, gewezen ambassadeur bij Z.M.Ga naar voetnoot1), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelooft, dat de Gouvernante niet licht de vermeerdering der landmacht zal opgeven, hoewel zij onzijdigheid der republiek beoogt. Zij, en Hop eveneens, achten het raadzaam de republiek in staat te brengen om een aanval af te weren, van wien dan ook. De gezant oordeelt dat, zoo de troepen des konings op de grenzen der republiek komen, hij de verzekering van 's konings welwillendheid, of van zijn gramschap zoo men zich slecht hield, met vrucht in het midden kan brengen. Zoo de troepen weg blijven, zal de rust wel ongestoord blijven, maar is men van de republiek nooit zeker. De gezant is dus voor het aanrukken van een leger. Dit zou een crisis geven: de republiek zou zich òf goed moeten houden, òf onvoorbereid ondervinden wat het zegt Z.M. te mishagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
53. 22 Décembre 1756.De raadpensionaris herhaalt zijne bezwaren tegen het legeren op de grens der republiek. De gezant antwoordt hem, dat de koning de republiek verzekert haar gebied niet te zullen schenden en alles te zullen vermijden, wat de republiek terecht zou mishagen. Hij zal in Duitschland de drieërlei godsdienst onpartijdig beschermen. Er is dus geen vermeerdering van troepen noodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
54. 27 Décembre 1756.Le parti du Prussien diminue touts les jours, mais l'animosité contre l'Impératrice-Reine augmente. Les propos, qui se tiennent à cet égard chez Mme la Gouvernante, vont jusquà l'indécence. La plainte du public porte sur l'engagement de la Cour de Vienne envers nous, et sur les arriérages dus en conséquence du Traité de BarrièreGa naar voetnoot1). Cette Princesse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
n'a rien payé à la Hollande depuis 1744. Son engagement est de 1.500.000 Livres de notre monnoye par an, au moyen de quoi Elle doit aux Provinces Unies à peu près dixhuit millions. Les appointements des Etats Majors des places de la Barrière sont compris dans cette somme. Vous jugerez facilement, M., des clameurs de ceux, qui composent ces Etats Majors. Elles font bien plus d'impression que ce que l'Etat a à reclamer. C'est le mécontentement, que cela cause ici, qui les a déterminé à évacuer presque totalement l'ancienne barrière à l'exception de NamurGa naar voetnoot1). Je crois que c'est pour faire servir cette place d'hypothèque et se l'assurer, que les Hollandois s'obstinent à y entretenir onze bataillons et la valeur de deux régiments de cavalerie. Ils ont si à coeur l'approvisionnement de cette place, qu'ils ont voulu empêcher l'Impératrice d'en faire sortir et vendre des effets qui lui appartiennent. - Bentinck tracht zich bij den gezant en de heeren van Amsterdam in te dringen; maar men kent hem, et il ne connoîtra et il ne pourra interrompre notre correspondance. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
55. 30 Décembre 1756.De republiek zal wel onzijdig blijven, maar niet uit liefde tot Frankrijk, alleen uit onvermogen. Als men haar tijd liet zich toe te rusten, zou zij handelen als in den vorigen oorlog. Pruisen zoekt een protestantsch verbond te vormenGa naar voetnoot2), en daartoe zou de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Republiek toetreden, zoo het dit zonder gevaar doen kon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
56. 7 Janvier 1757.Petitie van oorlogGa naar voetnoot1). De groote zaak is vermeerdering der marine zonder vermeerdering der landmacht te krijgen. De gezant dringt aan op betere bescherming van den handel der Republiek. Vele republikeinen zouden eenige voorrechten op de haring verlangen, als zij de zeemacht wisten vermeerderd te krijgen zonder uitbreiding van het leger. Het zou zeker meewerken om de Republiek van Engeland te vervreemden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
57. 17 Janvier 1757.Si on veut émouvoir le peuple pour forcer l'augmentation de terre, comme cela est apparent, les républicains ont un plan tout près pour l'imposition nécessaire à cette opération, par lequel ce même peuple sera chargé, au moyen de quoi on espère, qu'en voyant qu'il en porteroit le premier le poids son ardeur à cet égard sera bien tôt ralentie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
58. 27 Janvier 1757.Het is zaak om de Republiek zoo veel mogelijk af te trekken van vermeerdering van het leger. Daarom moet het hof van Weenen, dat wegens het verdrag van Barrière, en vooral wegens Namen, velerlei van de Republiek vragen kan, de Republiek in het nauw brengen. Maar die taak moet met groote behoedzaamheid worden aangevat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fondsen voor de oorlogskosten zijn niet meer dan gewoonlijk en de middelen om die te innen zijn zoo drukkend, dat reeds daardoor alle vermeerdering onwaarschijnlijk wordt. Zij vorderen een zesden opslag op de belastingen der woningen, algemeene verzwaring der accijnsen, en vermindering der rente van de publieke fondsen op 2%Ga naar voetnoot1). - Het is zeker in het belang van Frankrijk de inheemsche haringvangst te beschermen tegen de mededinging der Hollanders, maar voor het oogenblik minder, nu er gebrek aan Fransche matrozen is. Daarom zou het niet nadeelig zijn de Hollanders daarin te bevoordeelen. Immers die gunst is slechts tijdelijk, zij kan ophouden, zoodra de Republiek haar niet meer verdient. Daarmee zou men de Hollanders het meest genoegen doen, en daar de haringvangst een twistappel tusschen de Republiek en Engeland is, zou men beide landen zoodoende het meest van elkander vervreemden. De gezant vraagt die gunst alleen, als Holland de vermeerdering van troepen tegenhoudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
61. 11 Février 1757.Van Haren heeft uit Brussel het marcheeren van 70.000 man Franschen aangekondigdGa naar voetnoot2). Onrust daarover. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
62. 15 Février 1757.De prinses blijft vermeerdering willen; die haar omgeven stellen het thans als een punt van eer voor. Men gelooft dat Van Haren zijn bericht op inblazing van die partij gezonden heeft om daardoor de goedgezinden te overrompelen. Zijn bericht althans is onwaar geweest. Toch was het volk er zoo door opgewonden, dat het Vrijdag en Zaterdag oproer dreigde en wraak riep over de omgekochten door Frankrijk. Als de raadpensionaris het niet had tegengehouden, had men terstond na het ontvangen van Van Haren's depeches de Staten van Holland buitengewoon bijeengeroepen. - De gezant blijft gelooven dat conferentiën de geschiktste weg van onderhandelen in de Republiek zijn. Er zijn twee partijen, aan wier hoofd de Gouvernante en de raadpensionaris staan. Handelt men met de eerste, dan krijgt alles, als het bij de Staten-Generaal komt, een kleur van het kanaal van den stadhouderlijken raad. De raadpensionaris heeft te weinig gezag. Maar al wat in een conferentie wordt medegedeeld komt onvervalscht aan de provinciale Staten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
63. 18 Février 1757.De tegenpartij zoekt steeds het volk te beroeren. Cependant la pluspart des ministres ont prêché avec beaucoup de sagesse avant hier, jour du jeune solemnel. - Men heeft aan de Pruisische regeering toegestaan kanonnen uit Wezel over de Republiek naar Amsterdam en verder naar Stettin te vervoerenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
65. 3 Mars 1757.Behandeling der zaak van het vermeerderen des legers bij de Staten van Holland. Gewenschte uitkomstGa naar voetnoot1). Het volk is voor de vermeerdering maar tegen meerdere belasting. - Men heeft den gezant verzocht de eischen van Reischach te matigen. Dit middel heeft dus goed gewerkt. De gezant heeft zich daartoe onmachtig verklaard. Il est certain que la Hollande n'est pas en état de fournir le secours demandé mais c'est un moyen encore prêt de la contenir. Ainsi je crois qu'il convient à la Cour de Vienne de ne pas renoncer à ses droits à cet égard, et qu'elle n'en exige pas non plus l'exécution. - Onrust der prinses over de Duitsche staten van Nassau: zij zou gaarne willen dat die staten als neutraal werden beschouwd en behandeld. Er bestaat echter geen reden tot die goedheid. Zoo men er toe besloot, zou het moeten voorgesteld worden als eene belooning voor het goed gedrag der Staten-Generaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
66. 8 Mars 1757.Vele Geldersche edelen vreezen voor hunne bezittingen in Gelderland gevaar van Pruisen. Zoo b.v. Van SpaanGa naar voetnoot2), die met RosendaalGa naar voetnoot3) aan het hoofd der Geldersche oppositieGa naar voetnoot4) staat en die de vermeerdering van het leger heeft tegengewerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
pensionaris gelooft, dat zijne vijanden hem van het bestuur trachten te verwijderen. De patriotten zijn niet moedig. Le Comte de Wassenaer n'a pas encore voulu revenir ici, et son fils cadet a actuellement un employ en Frise, dont la nomination dépend de Mme la GouvernanteGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
68. 12 Avril 1757.Er is nu geen nood van vermeerdering des legers vóór September, als men de petitie voor het volgend jaar gaat opmaken. Zoo er dan toe besloten mocht worden, zal Frankrijk waarschijnlijk troepen op de grenzen hebben en cathegorisch het doel dier vermeerdering kunnen vragen. Zonder vermeerdering kan de Republiek niets doen. Herhaling der verzekering dat de neutraliteit der Republiek alleen uit onvermogen, tegen het verlangen der Gouvernante en hare aanhangers, voortduurt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
69. 19 Mai 1757.De tijding van de nederlaag der Oostenrijkers in BohemenGa naar voetnoot2) heeft hier groote beweging veroorzaakt. De gezant heeft doen opmerken hoe nadeelig Pruisen's triumf ook voor de Republiek zou zijn, die, als de koning van Pruisen nog machtiger werd, een lastigen nabuur aan hem zou hebben, en de ondersteuning van Z.M. zou behoeven, dien de Republiek daarom wel te vriend mocht houden. Dat heeft gewerkt en er is van geene vermeerdering gesproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan belooft Wassenaer in Den Haag te blijven en al wat interesseeren kan over te brieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
72. 30 Juin 1757.Je ne puis m'empêcher de vous dire que la nouvelle de nos succès en BohêmeGa naar voetnoot1) jette ici, surtout dans le peuple, une consternation incroyable, hors parmi les catholiques, qui se croyent délivrés tous, comme les autres se croyent opprimés. J'ai bien peur que le même motif de religion n'ait grande part à l'occupation de Erfurt par les Prussiens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
73. 17 Juillet 1757Ga naar voetnoot2).Le peuple dans la pluspart des villes de la Hollande et surtout à la Haye est partisan si outré du roi de Prusse qu'on a été obligé de lui annoncer la défaite de ce prince par degrés, et en faisant imprimer des mensonges qui le consolent. Vous pourrez en juger par une feuilleGa naar voetnoot3) que je joins ici, et qui est la plus modérée. On a été obligé ce matin d'envoyer une garde à la porte du libraire qui les distribue, pour le garantir de la populace, qui vouloit forcer la maison et les enlever sous la presse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
core et vont jusqu'à l'indécence. J'ai même des raisons de croire que, si le roi de Prusse avoit continué à être heureux, ses partisans auroient tenté de faire prendre à la République des partis ruineux pour Elle à la vérité, mais qui nous auroient embarassés. Le bonheur des Autrichiens nous délivre de toute appréhension à cet égard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
75. 19 Juillet 1757.Men weet niet wat het doel is van de reis der Gouvernante naar Den Haag. Sommigen zeggen om de vermeerdering der landmacht uit te werken. Althans hare aanhangers zijn misnoegd dat de Republiek zoo weerloos blijft; de predikanten beginnen zelfs te gewagen van gevaar voor den protestantschen godsdienst. Anderen zeggen dat zij de marine wil vermeerderd zien. Zoo het eerste het geval was, il me paroit qu'il seroit essentiel aux intérêts du Roi de m'envoyer ordre de demander sur le champ une confirmation de tout ce que les Etats-Généraux ont promis à Sa Majesté, et en même tems une déclaration de leur part qu'ils ne feront camper aucun corps sur leurs frontières. Je sens la dureté de cette proposition, mais il me paroit qu'elle devient naturelle, en y ajoutant que S.M. par la juste confiance qu'Elle avoit à la parole de L.H.P. n'a point ordonné à M. le Cte d'Estrées de prendre des précautions pour la sureté de la communication du Royaume; mais que des précautions deviendroient nécessaires si, malgré la parole donnée, le Gouvernement étoit entrainé par les partisans de l'Angleterre et forcé par l'insulte du peuple à des dispositions et à des démarches, qui fissent craindre que L.H.P. ne s'écartassent, malgré Elles, de la sagesse de leurs règles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
en NieuwpoortGa naar voetnoot1), en toch zullen Amsterdam en Rotterdam daardoor den handel winnen, dien Engeland op de Nederlanden dreef. Il y a quelques villes, où quelques ministres hollandais ont prêché sur le danger de la religion, mais le peuple n'en paroit pas animé. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
77. 26 Juillet 1757.Noch de raadpensionaris noch iemand der republikeinen weten wat de prinses eigenlijk in Den Haag is komen doen, en dit maakt hen ongerust. Een der invloedrijkste is den gezant komen zeggen, dat, als de Gouvernante haar woord en dat der Republiek breken wilde, er niets voor zijne partij overschoot dan de bescherming des konings voor zich te vragen tegen hare vijanden en zelfs tegen den stadhouder, si des intérêts étrangers à la Hollande déterminoient S.A.R. à sacrifier la République. Il a fini par me dire que dans ce cas ce seroit aux troupes du Roi à rendre à la République sa liberté et à renvoyer la Maison de Nassau dans ses Etats en Allemagne. - D'Estrées heeft den gezant geschreven, dat Seckendorf, ministre autrichien, hem had voorgeslagen of men de Republiek niet zou kunnen winnen door haar b.v. Oostfriesland bij den vrede te beloven. Maar behalve dat Engeland, Pruisen, en zelfs uit delicatesse vele republikeinen daartegen zouden zijn, wat rechtsgrond heeft de Republiek op Oost-Friesland? Zij heeft alleen het recht van bemiddeling tusschen den vorst, Embden en de onderdanen, en van dit recht maakt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij soms wel misbruikGa naar voetnoot1). En Frankrijk kan er bovendien geen belang bij hebben de Republiek te bevoordeelen en te versterken, waar het zooveel vijanden heeft. - De bevolking blijft misnoegd over het niet vermeerderen der landmacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
79. 2 Septembre 1757.Het blijft onzeker waarheen de Engelsche expeditie bestemd isGa naar voetnoot2), maar zeker is het wel dat zij Holland niet ten doel heeft. Waren de Franschen geslagen, dan ware dit licht mogelijk geweest. Je crois que dans ce cas Mme la Gouvernante se seroit trouvée avoir des intelligences toutes faites et des intrigues toutes amenées. Elle n'a pas autant de crédit et d'influence qu'elle le voudroit, mais je puis vous assurer que les républicains doivent leur force principale à l'éloignement des armées ennemies et à la proximité des notres. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
80. 21 Octobre 1757.Over het geschil tusschen de Gouvernante en Haarlem: niets belangrijksGa naar voetnoot3). De meeste hoofden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
der republikeinsche partij zijn buiten tot groot nadeel der partij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
81. 15 Novembre 1757.De prinses heeft ongepast hare vreugde getoond over de zoogenaamde overwinning van den koning van PruisenGa naar voetnoot1). Het is denkelijk dat, als de voorspoed der Fransche wapenen ophield, de vijanden hier alles in het werk zouden stellen. Het beste middel om hen in toom te houden zal zijn het voortdurend verblijf van een Fransch leger tusschen de Republiek en den koning van Pruisen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
82. 30 Décembre 1757.In de petitie van oorlog wordt van geen vermeerdering van het leger gewaagd. Een bewijs dat de Gouvernante zelve het belang der onzijdigheid voor de Republiek inzietGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
83. 9 Janvier 1758.J'ai écrit au gazettier de Leide sur deux impertinences qu'il avait inséré dans deux de ses gazettes. Il m'a fort bien répondu et m'a promis d'être plus réservé à l'avenir, mais il me marque que ces espèces d'articles lui sont fournis par des gens considérables d'ici et qui le menacent de leur ressentiment, s'il ne les publie pas. Il dit que malgré cela il a soustrait depuis quelques jours plusieurs pièces et entre autres un mémoire des religionnaires de Clairac et des environs, dans lequel ils gémissent de leur persécution qu'ils souffrent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
te verwachten, zooals uit de beraadslaging over Yorke's memorieGa naar voetnoot1) moet gebleken zijn. De Heeren van Amsterdam houden zich van de gehoorzaamheid der bevolking verzekerd. Het eenige wat zij vreezen is eene landing van Engelsche troepen aan de beneden-Schelde, die wel zeer gewaagd maar bij de bekende doldriftigheid van sommige Engelschen en Engelschgezinde Hollanders niet onmogelijk zou zijn. De gezant, hiervan meer willende weten, heeft bij Van BorselenGa naar voetnoot2) gehoor gevraagd. Deze heeft hem gezegd, dat dit heele plan een verzinsel moet wezen, uitgestrooid door kwalijkgezinden, en dat de prinses daarmede niets te maken had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
85. 3 Février 1758.Reischach heeft den raadpensionaris en den griffier gesproken over de plannen, die men aan Engeland en Pruisen toeschrijft, om den oorlog naar de Oostenrijksche Nederlanden te verplaatsen. De laatste heeft dit als een ijdel gerucht voorgesteld en gezegd, dat hij hoopte dat Frankrijk op zoo lossen grond geen nieuw leger naar de Nederlanden zenden zou, wat hier zeer zou ontrusten. De gezant meent dat de Engelschgezinde griffier zoo wel spreken kan uit spijt over de Fransche waakzaamheid, die de Engelsche plannen verijdelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn slechts weinige regenten die dit zouden willen zien, maar eveneens weinig die, als het voorviel, er zich krachtig tegen verzetten zouden. Dus als het opgezette volk daarop aandrong, zou de Republiek misschien in haar ongeluk loopen. De eenige hoop in dit geval is op de prinses gevestigd. Zij is meesteres van het krijgsvolk. Als zij het wil, houdt dit het volk in toom. Maakt het krijgsvolk met het volk gemeene zaak, dan blijkt daaruit dat de prinses hetzelfde wil. En de prinses is goedgezind en heeft eergisteren, op den vastendag, het goede kunnen hooren. D'ailleurs j'ai été avant hier, jour de jeune, au sermon de M. ChaisGa naar voetnoot1), qui n'était qu'un discours politique, mais dicté par la sagesse et qui ne portoit que sur le bonheur de conserver la paix au milieu de la guerre; et je sais que les autres ministres de la Haye, françois et hollandois, ont prêche le même jour dans le même genre. - Het eenige kwade teeken is, dat L. van Brunswijk zich 's avonds afzondert met een Zwitsersch officier, M. de CornabéGa naar voetnoot2), die zijn geheel vertrouwen bezit, en met wien hij werkt, denkelijk aan voorbereidenden arbeid, voor het geval misschien de Republiek in den oorlog betrokken werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
87. 28 Février 1758.De declaratie van den gezant werkt uitmuntendGa naar voetnoot3). Zij is een wapen in de hand der welgezinden. Zij hebben het wel noodig om zich te verzetten tegen de vooroordeelen van godsdienst, de geneigdheid van een groot deel des volks en van de Gouvernante. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
manque à ses devoirs les plus essentiels, et lorsque je lui communique quelque chose, j'ai encore la précaution de l'avertir que j'en ai parlé à M. le Conseiller Pensionnaire, au moyen de quoi il n'ose pas soustraire ce que je lui dis; mais je sais qu'il y donne la tournure la plus désavantageuse. M. le Conseiller Pensionnaire a effectivement la liberté de ne pas porter à la connoissance de L.H.P. les choses qu'il croit devoir réserver pour un très petit nombre de membres du gouvernement, mais cette prérogative a bien diminué par le Stadhouder. Le Conseiller Pensionnaire en fait usage seulement pour éclairer et rassurer quelques républicains; mais la plupart des choses, qui se traitoient par lui et de cette façon ci-devant, sont à présent examinées, traitées et souvent résolues dans la conférence de S.A.RGa naar voetnoot1), d'où elles sont portées aux Etats-Généraux. C'est ce premier conseil très irrégulier et contraire à toutes les formes de la république, qui voudroit déterminer toutes les affaires, et dans l'impossibilité où les républicains sont de le détruire, ils s'attachent au moins à le contrarier dans les affaires essentielles, et ils y réussissent assez. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
59. 13 Mars 1758.Men had verwacht, dat op den laatsten verjaardag van prinses Caroline haar aanstaand huwelijk met Nassau-Weilburg zou bekend gemaakt zijn. De republikeinen zien dit huwelijk met genoegen, omdat zij vreesden voor een huwelijk met een Engelschen prins, en zij vreezen zelfs dat de Engelschgezinden het daarom zullen tegenwerken. Ils m'ont assuré que M. Bentinck de Rhone avoit parlé à cette occasion avec fort peu d'égards pour M. le prince de Weilburg. Ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet Yorke er ongunstig over spreken. De gezant heeft gezorgd, dat dit alles aan Weilburg ter oore komt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
90. 17 Mars 1758.Een republikein is den gezant weer komen verzoeken, dat de haringvisscherij der Hollanders bevoorrecht mocht worden. De gezant heeft hem geantwoord, dat hij over dit verlangen vroeger herhaaldelijk aan zijne regeering geschreven had, maar ten antwoord had gekregen qu'elle (la faveur) étoit incompatible avec les intérêts des sujets de S.M., zoodat hij er niet meer van spreken mocht. De gezant acht het thans het best in alle geval te wachten tot den herfst of winter, als men dan namelijk de Republiek nog ontzien moet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
91. 7 Avril 1758.SwartGa naar voetnoot1) zal, zegt men, uit Petersburg teruggeroepen worden. Hij wordt verdacht van aan Engeland overgegeven te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
92. 10 Avril 1758.S.A.R. s'est enfin déterminée à l'élection de M. de Twickel, second fils de M. le Cte de Wassenaer, à une Gritenie du païs de FriseGa naar voetnoot2). M. le Cte de Wassenaer avoit cette affaire très à coeur. Il a eu depuis une conversation avec S.A.R., dont les républicains sont un peu allarmés. J'espère être dans peu de tems en état de savoir s'ils ont raison, j'espère que non. Il est cependant vrai que depuis quelque tems la conduite menagée de Mr de Twickel n'a pas répondu à la fermeté qu'ils en attendoient. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twickel. Les alarmes, qu'on avoit pris sur son sujet, n'étoient pas fondées. Je n'en juge pas seulement sur ce qu'il m'en a dit, mais je sais positivement, qu'il a assuré S.A.R. que lui et ses enfants marqueroient toujours à la maison de Nassau un attachement sincère toutes les fois que les intérêts de cette maison ne compromettoient pas ceux de la république ou de sa liberté. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
94. 20 Avril 1758.Toenemend geweld der Engelschen op de Hollandsche schepen. De gezant heeft den raadpensionaris de noodzakelijkheid van voldoend convooi onder de aandacht gebracht, maar deze erkent dat, hoe noodig ook, het zeer moeilijk is, o.a. parce que S.A.R., comme amiral, donne les ordres aux capitaines de vaisseaux de guerre, et parce qu'il seroit bien difficile de la déterminer à en donner, qui la missent tout à fait mal avec le roi son père. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
95. 1 Mai 1758.De raadpensionaris dringt er op aan dat Frankrijk alles vermijden zal wat zou kunnen krenken, want de zaak der vermeerdering is weer opgehaald: Gelderland voegt zich hierin bij Overijsel. Alleen op Holland, Zeeland en Friesland is te rekenen. Er worden in Den Haag oproerige briefjes gestrooid, waarvan de gezant er een overzendt.Ga naar voetnoot1) Van morgen is er reeds | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
een soort van oploop geweest: kwâjongens schreeuwden Leve Frederik, zonder dat iemand hun dit verbood. Als de Gouvernante er niets aan doet, staan nog erger dingen te wachten. De raadpensionaris is van gevoelen, dat, hoewel in die briefjes van de Back gesproken wordt, hij eigenlijk de man is, op wien men het geladen heeft. De Back is in alles een uitmuntend man, en zijn patriotisme maakt hem vijanden; Rhoon in het bijzonder. Uit diens vroeger gedrag in 1747 kan men wel gissen, dat hij ook thans de hand in deze beweging heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
97. 11 Mai 1758.De zaak der vermeerdering is bij de Staten-Generaal ter tafel gekomen en ad referendum genomenGa naar voetnoot1); zij zal dus verschoven worden en moeilijk doorgaan. De oproerige briefjes zijn in de meeste straten gestrooid; in Rotterdam aangeplakt in één nacht in zes verschillende kwartieren. Brand in de kermistenten en kramen in Den HaagGa naar voetnoot2), misschien wel aangestoken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel niet doorgaan, tenzij men het volk beroere en opzette. Nog steeds vindt men oproerige briefjes maar in geringer getal. De Gouvernante zal wel zulke gevaarlijke middelen niet gebruiken. Maar ook zij schijnt minder goed gezind. Er zijn menschen, wier houding de maatstaf is van de gevoelens der prinses; dezen nu keeren zich van den gezant hoe langer hoe meer af. Rhoon daarentegen is zeer vriendelijk; tot tweemaal is hij bij den gezant aan geweest om hem met zijne bevordering tot luitenantgeneraal te feliciteeren, en hij betuigt zeer naar vrede te verlangen voor de Republiek. Op eene vraag van den gezant heeft hij geantwoord dat de neutraliteit voor de Republiek het best is, maar dat hij toch wenschte dat de Republiek zich beter had toegerust om beter figuur bij oorlog en vrede te maken. Hij geloofde niet, dat vermeerdering van het leger ten gevolge zou gehad hebben dat de Republiek aan den oorlog deel nam; daartoe waren de meest betalende provinciën te vredelievend. De gezant daartegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
99. 2 Juin 1758.Il est arrivé par la poste de Leiden, de Delft et de Schiedam à Rotterdam six cent billets séditieux, dans lesquels on donne une liste des principaux membres du gouvernement, à commencer par le Conseiller Pensionnaire. On y désigne sept régens comme partisans outrés de la France et comme indignes de conserver leurs emploisGa naar voetnoot1). Cela ne tend qu'à intimider les républicains pour la prochaine assemblée, mais j'espère qu'on n'y réussira pas. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
genomen. Amsterdam en Dort waren er tegen; en daar in zulk eene zaak wel eenstemmigheid gevorderd wordt, zal er van de vermeerdering wel niet veel komenGa naar voetnoot1). (Veel hierover dat als bekend niet wordt uitgeschreven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
101. 15 Juin 1758.De gezant zendt de vertaling over van een der twee stukken, die onder het volk verspreid zijn. Dat stuk wil eene geheele omverwerping der regeering; het vergenoegt zich niet met de regenten als slechte regeerders voor te stellen maar leert dat zij slechts een toevertrouwde macht bezitten en dat het volk souverein is. Uit het kwaad, dat daarin van Frankrijk gezegd wordt, blijkt de eigenlijke strekking. Het andere stuk heeft minder te zeggenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
102. 27 Juin 1758.De Staten van Holland zijn uiteengegaan zonder omtrent de vermeerdering besluit te nemen. De Gouvernante zal het niet daarbij laten. De begunstiging der Hollandsche haring, die de minister den gezant heeft aangekondigd, zal zeker veel afdoen. Een republikein, dien de gezant er van gesproken heeft, acht dit het doeltreffendste middel en niet gevaarlijk, omdat de voorwaarde is voortdurende onzijdigheid der Republiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de la régence de DelftGa naar voetnoot1) qui est totalement dévoué à M. de Bentinck, et M. de B. est actuellement le chef déclaré du parti Anglois; mais il est si connu, et ses manoeuvres aussi, que j'espère qu'il y perdra ses peines, et les principales villes paroissent disposées à soutenir le Conseiller Pensionnaire contre tous les gens qui voudroient s'en défaire. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
104. 10 Juillet 1758.Men spreekt veel over een memorie die Yorke zou moeten indienen, en men verhaalt reeds wat die bevatten zou. Nog steeds is de Gouvernante werkzaam voor de vermeerdering. Men is thans bezig Gouda en Haarlem in opschudding te brengen; te Amsterdam heeft men het te vergeefs beproefd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
105. 28 Juillet 1758.Tegen de vermeerdering hebben gestemd Dort, Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, den Briel en GoudaGa naar voetnoot2). Dus is de zaak, zoo al niet afgedaan, toch voor langen tijd uitgesteld. Als nu het bevoorrechten der Hollandsche haring publiek wordt, is alles in orde. - M. le prince de Brunsvic se plaint des ménagemens qu'on doit avoir pour le peuple, et je sais, qu'il a dit hier hautement que ce Pais étoit sans gouvernement, et n'étoit qu'une parfaite anarchie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
déterminer des sentimens d'Hollande en notre faveur; mais les préjugés contre nous sont si invéterés chez ce peuple, qu'on ne peut les suspendre ni les anéantir qu'en lui prouvant sans cesse, qu'il y a tout à gagner à être nos amis et tout à risquer à n'en point être. D'ailleurs ce gouvernement est travaillé par des maladies si compliquées, qu'il ne se croit pas même en état de supporter les choses, qui lui seroient les plus salutaires, si ces choses entrainoient après elles quelques efforts considérables. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
107. 11 Août 1758.Resolutie der Staten-Generaal dat Berkenrode vragen zal volkomen herstel van art. 9 van het tractaat van 1739 betrekkelijk de haringGa naar voetnoot1). Er wordt daarin niet gesproken van de moeite, die zich de raadpensionaris daaromtrent reeds gegeven heeft; men wil die niet in een goed daglicht stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
108. 17 Août 1758.Onderhoud met de Heeren van Amsterdam. Een der pensionarissen is niet geheel te vertrouwenGa naar voetnoot2). De gezant zet hen aan tot goede bescherming van hun handel en overreedt hen, dat de Engelschen het tot geen oorlog zullen laten komen maar voor de Republiek allengs den vrede bezwarender maken dan de oorlog zijn kan. Vooral is de declaratie van Yorke ondragelijkGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
109. 25 Août 1758.Advies der Edelen in antwoord op dat van AmsterdamGa naar voetnoot1). Daartegen waren Wassenaer Sterrenburg en een neef van denzelfden naamGa naar voetnoot2); afwezig waren Wassenaer-Twickel, Hompesch en GronsveldGa naar voetnoot3). Het is opgesteld door Bentinck van Rhoon. Il est secondé par le Conte de Wassenaar Catwijk, homme d'une très petite capacité, vendu au Stadhouder, dont il a accepté une place lucrative et dont le détail est au dessous d'un homme de naissanceGa naar voetnoot4). M. de Catwijk et M. de van der Duyn van MaesdamGa naar voetnoot5) n'ont aucune connoissance des affaires. Ils se livrent aveuglement à ce que M. de Bentinck de Rhoon leur dicte de sa part; et M. de Boetselaar est lié par le moyen de sa femmeGa naar voetnoot6) de la plus grande intimité avec M. Yorke et M. de Rhoon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
111. 1 Septembre 1758.De Staten beraadslagen over een antwoord op Yorke's declaratie. Het zal zacht gestemd zijn, want de voordeelen der Engelschen, die de republikeinen bevreesd maken voor hun overmoed, boezemen den Engelschgezinden en de Gouvernante kleinachting voor Frankrijk in. Men zegt zelfs dat er zijn, die ook den handel op de Fransche eilanden aan Engeland willen prijsgeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
112. 5 Septembre 1758.Les Etats de Hollande continuent leurs délibérations sur les procédés injustes et insoutenables des Anglois. M. le Conseiller Pensionnaire m'a parlé sur cela l'autre jour avec fermeté pour la première fois, et il est convenu enfin que, lorsqu'une paix violée à chaque instant devenoit plus onéreuse que la guerre, il valoit pour lors mieux en courir les risques. Daaraan is echter niet veel te hechten. De weldaden des konings nemen het volk niet in, dat door vooroordeelen van religie enz. meer met Engeland en Pruisen wegloopt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
113. 8 Septembre 1758.Er zal eindelijk een streng plakaat op de drukpersGa naar voetnoot1) verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
114. 15 Septembre 1758.Onderhoud met den raadpensionaris over den handel der Republiek op de Fransche eilanden. Deze meent, dat men wel geen tak van handel verbieden zal maar misschien weigeren voor de vaart op de Fransche eilanden convooi te geven. De gezant daartegen. - La parti de cette princesse se rassure par la foiblesse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
des républicains et leur dispersion; car il sont presque tous absents. - Cette princesse vient de porter à leur parti un coup bien sensible. M. de Back, qui était secrétaire de ses commandemens - vous vous rappellerez que c'est lui qui étoit attaqué dans une de ces libelles semées dans les villes et qu'il y étoit qualifié de chef de la faction de Louvestein -, Elle lui a fait signifier hier, qu'Elle le remercioit de ses services, et l'on m'a dit aujourd'hui qu'il perdoit touts ses emploisGa naar voetnoot1). Elle l'a remplacé sur le champ par M. de Larrey. M. de Back étoit le seul homme, qui, vu le détail qu'il avoit avec Elle, fut à portée de retarder, d'adoucir ou d'anéantir l'effet des mauvais conseils qu'on lui donne, au moyen de quoi je crains bien que les résolutions, qui partiront de ce conseil, seront véhémentes et peu mesurées, et comme le parti Anglois fait employer ici la force et l'insulte et que les gens, qui nous sont attachés, n'ont pas les moyens d'y résister, je crois que nous devons de même employer la force dans nos procédés et mettre en jeu la crainte, que nos ressentiments doivent inspirer. Bien des gens croyent que la disgrace de M. de Back est un prélude de celle du Conseiller Pensionnaire, mais je crois que celle ci couteroit beaucoup plus à S.A.R. et je ne présume pas qu'Elle y réussisse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
115. 22 Septembre 1758.De prinses en haar raad, vertoornd over den tegenstand van Amsterdam tegen de vermeerdering van het leger, doen niets tot bescherming van den handel. De prinses heeft zich sedert eenigen tijd geheel aan Rhoon overgegeven, en aan hem heeft zij de Back, zijn vijand, overgeleverd; het is te vreezen dat het zelfs daarbij niet blijven zal. Er loopen weer nieuwe briefjes rond vol lof van de Gouvernante en van Van der MiedenGa naar voetnoot1), een harer raadslieden, qui est un homme très décrié; er wordt de noodzakelijkheid in betoogd vele regenten af te zetten, wier namen later gemeld zullen worden, te beginnen al vast met den raadpensionaris en zijn schoonbroeder den fiscaalGa naar voetnoot2). De republikeinen ontrusten zich zeer over dit alles; velen zijn afwezig. - Il n'y a qu'un hommeGa naar voetnoot3) qui a cherché à faire liaison avec moi. Il m'a fait des avances, auxquelles je ne me suis point réfusé, sans me livrer en aucune façon à lui, parceque c'est un homme qui a été un de nos plus insultants antagonistes. Il est très mécontent du conseil actuel de Madame la Princesse et je crois que c'est parcequ'il n'y est point admis. Quelqu'en soit le motif, son mécontentement m'est utile, et il m'a dit déjà plus d'une chose dont j'ai profité. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
116. 28 Septembre 1758.De Republiek kan niet als bemiddelaarsterGa naar voetnoot4) optreden, minder nog om hare zwakheid dan om hare verdeeld- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid. De stadhouderlijke partij drijft de twisten dagelijks verder. Gisteren is er weer te Rotterdam een stuk aangeplakt. Iemand, die het wilde afscheuren, werd gedreigd in het water geworpen te worden als hij het deed. De raadpensionaris wist daar nog niets van. Hij zeide dat dit alles uitging van lieden, die anderen verstooten wilden om hunne plaatsen te bezetten, maar dat het hun wel eens kon tegenvallen. Dit gezegde van een zoo gereserveerd man doet gelooven, dat de republikeinen zich nog sterk gevoelen. Het lot der beide partijen hangt af van het geluk der beide strijdende mogendheden. Amsterdam en Rotterdam zoekt men tot de vermeerdering te winnen, door het te doen voorkomen dat dit het vrijgeven der in Engeland opgebrachte schepen ten gevolge zou hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
117. 28 Septembre 1758.Gesprek met SeckendorfGa naar voetnoot1) uit Weenen, zwager van Gronsveld. Hij geeft voor allerlei belangrijke zendingen van de keizerin te hebben; de gezant wil | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
over de meeste in geen gesprek treden, en zegt alleen gelast te zijn hem en den graaf van Gronsveld te hooren sur tout ce qui pourroit augmenter le crédit des bons patriotes en Hollande et démasquer les artifices de nos adversaires. Cela l'a ramené à me parler de la république. Il m'a dit qu'il avoit beaucoup contribué au stadhoudérat, qu'il y avoit dans S.A.R. beaucoup d'ingratitude envers lui et envers le Conte de Gronsfeld; que Mss. de Bentinck, de Larrey et.... avoient voulu culbuter son beau frère; qu'ils s'en repentiroient, et qu'ils avoient attendu le moment de son retour pour faire éclater la chute de M. de Back. - De gezant vindt hem driftig en lichtzinnig, en is op zijne hoede met hem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
118. 29 Septembre 1758.Deputatie der Staten van Holland bij H.K.H., met verzoek aan de prinses om de vier provinciën af te brengen van hun verlangen tot vermeerdering van het legerGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
119. 6 Octobre 1758.De oproerige billetten blijven voortduren, maar zij worden thans door de republikeinen beantwoord: te Rotterdam hebben dezen een hevig stuk tegen de stadhouderlijken, bepaaldelijk tegen Rhoon, aangeplaktGa naar voetnoot2). Misschien zal men thans deze onorde doen ophouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
fait de mauvaises plaisanteries à sa réception; qu'Elle refusoit de le voir à sa maison de campagne de Soestdijk, qu'il étoit même question actuellement de lui ôter une pension de trois mille florins, que le feu prince Stadhouder lui avoit assigné sur ses Etats en Allemagne; que son baillage de Muyden ne lui rapportoit qu'à peu près deux mille florins, que cette somme suffisait à peine pour payer les domestiques de sa maison, et que le Conte de Gronsfeld n'étant pas riche, on vouloit le forcer à recevoir de l'argent des Anglois; que lui Mr. de Seckendorf pouvoit me certifier qu'il n'en prendroit pas, après l'assurance qu'il lui avoit donnée de la protection du Roi et de l'Impératrice. Cela m'a paru tendre à de l'argent. Overigens spreekt Seckendorf zóó wild en onverstandig, dat de gezant niet weet wat van hem te denken. Gelukkig vertrekt hij weer spoedig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
121. 9 Octobre 1758.De Gouvernante blijft de vermeerdering der landmacht verlangen. Zij heeft aan de deputatieGa naar voetnoot1) geantwoord, qu'Elle ne pouvoit en conscience engager les provinces qui la vouloient à s'en désister; et elle a dit depuis, que le retour des régiments de Gotha et de WaldeckGa naar voetnoot2) ne remplissoit en rien cet objet, et que, dès que l'augmentation n'avoit pas lieu, Elle aimoit autant que ces régiments restassent où ils sont. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
122. 13 Octobre 1758.Thans heeft de Gouvernante ook aan den procureur generaal WyboGa naar voetnoot3) doen weten, dat hij zich vrijwillig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zijn ambt moest ontslaan, want dat hij anders gevaar liep dat het gemeen zijn huis plunderde. Schande voor Hare Hoogheid, die dus door het toegeven aan den eisch van oproerige billetten òf goedkeuring daarvan òf zwakheid om ze te weerstaan verraadt. Daar de procureur na verwant en zeer bevriend met den raadpensionaaris is, zal van zijn toegeven of weerstaan afhangen wat er met den raadpensionaris zelven zal gedaan worden. - Er bestaat reden om te vreezen, dat men in de buitenlandsche aangelegenheden even hevig zou willen handelen en dat H.K.H. de Republiek in den oorlog zou betrekken, zoodra dit zonder direct gevaar mogelijk ware. De republikeinen vreezen dat men in den aanstaanden winter misschien Ferdinand van Brunswijk met zijn leger over de grenzen zal laten komen, om daardoor voor het oogenblik voor Fransche gramschap beschut te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
123. 10 Novembre 1758.Deputatie van kooplieden bij H.K.H.Ga naar voetnoot1). Als de gezant wel onderricht is, zou er in 6 weken opschudding in Amsterdam, Rotterdam, Dort en elders kunnen ontstaan, als de beloften der prinses zonder gevolg bleven. Moeilijke toestand van Frankrijk. Bij den minsten maatregel, die naar bedreiging zweemt, zal het geroep om vermeerdering van het leger dringender worden; en zoo de koning verder moest gaan, zou hij daardoor terstond de Brunswijkers naar de Republiek lokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
republikeinen zijn op hun hoede. De raadpensionaris stelt de vergadering der Staten van Holland zoo lang mogelijk uit. Indien de republikeinen al niet veel doen kunnen, zij kunnen toch verhinderen dat de tegenpartij zoo veel kwaad doet als zij zou willen. De slechte gezondheid der prinses geeft hun buitendien moed. Men gelooft dat zij niet lang meer leven zal, en beide partijen bereiden zich voor tegen haar sterven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
125*. 29 Décembre 1758.Over den hertog van Brunswijk. Il est cependant certain, qu'il ne paye pas cette Princesse (Maria Theresia) de reconnaissance et qu'il est totalement livré au parti Anglois et qu'il entre dans toutes les mesures de nos ennemis. Je suis persuadé, que les Républicains travaillent dès à présent à restraindre le pouvoir qu'il prétend, si la Princesse Royale vient à mourir. J'en suis même assuré, mais il auroit été bien à désirer pour eux qu'ils n'eussent eu qu'à ordonner et point à combattre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
126. 12. Janvier 1759.J'ai travaillé doucement, parcequ'il faut en user ainsi avec les Hollandois, à faire germer chez eux l'idée de l'associationGa naar voetnoot1); et ils vérifient aujourd'hui | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ce qui est dit dans mes Instructions, qu'ils finissent par souhaiter ce qu'on leur a offert sans empressement. (Deze alinea gedrukt bij d'Yvoy, blz. 75.) Les commerçans généralement souhaittent l'association; et les principaux républicains la souhaitent aussi, mais ils n'osent s'expliquer ouvertement sur cela que S.A.R. n'ait les yeux fermés. Hare Hoogheid is zeer ziek. - Indien twee kleine steden klaar waren geweest, zou Holland gisteren de uitrusting van 25 schepen besloten hebbenGa naar voetnoot1). Denkelijk zal het er morgen doorgaan. Woede van Yorke en de zijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
127. 26 Janvier 1759.Il ne m'est pas possible de vous envoyer un exposé de l'état présent de la République relativement à la minorité du Stadhouder. Cet état n'est point encore constaté. Il est bien décidé, que M. le prince de Brunsw. est représentant le Cap. Gen., qu'il a la nomination des emplois jusqu'au grade de colonnel, et une espèce de direction et d'inspection sur les fortifications et sur les magasins militaires, et qu'il n'a pas droit de patentes, ni celui par conséquent d'assembler aucun corps d'armée, ni faire aucun changement de garnison, et qu'il ne doit même exercer ces droits qu'en communiquant au Conseil d'Etat ce qu'il voudra faire. La charge d'Amiral général dort jusqu'à la majorité du Stadhouder, et les amirautés rentrent jusqu'à ce tems dans les droits de cette charge. Les provinces et les villes rentrent de même jusqu'à ce tems dans le droit de la nomination des emplois de la magistrature, et c'est pour | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
éviter le changement autant qu'il leur est possible que les stadhoudériens ont forcé S.A.R. jusqu'à sa mort de signer des commissions par lesquelles Elle plaçoit de leurs créatures. Les dernières heures de la vie de S.A.R. y ont été employées, et dans la dernière commission, qu'Elle a voulu signer, elle n'a pu former l'a et l'u. Quelques provinces voudroient disputer la validité de ces commissions, mais il est à craindre que les républicains dans ces provinces ne soient pas assez puissans pour y réussir. Le parti des patriotes paroit non seulement supérieur en Hollande mais le parti Stadhoudérien paroit même anéanti. Il est pourtant à craindre qu'il n'y travaille avec plus de courage et d'intelligence que le parti républicain. Ce dernier n'est composé que des plus honnêtes gens. Ceux qui le forment ont plus d'honnêteté dans leurs procédés que leurs antagonistes. Ils poussent même sur cela la délicatesse et peutêtre la foiblesse un peu trop loin. Le Conseiller-Pensionnaire est un fort honnête homme, exact pour les affaires de l'intérieur mais incapable de prendre un parti decisif dans le gouvernement, surtout si cette démarche était relative aux affaires du dehors qu'il connoit peu; et la magistrature d'Amsterdam et des principales villes de la Hollande n'a point d'hommes capables pour se mettre à la tête d'un parti. - J'ai vu le Conseiller-Pensionnaire et les principaux républicains. Je leur ai parlé comme vous me le préscrivez sur l'idée de l'association maritime avec le Danemarck. Ils attendent, comme je vous l'ai marqué, pour s'expliquer sur cela les réponses qui doivent venir d'Angleterre, mais ils me paroissent très disposés à faire ou à écouter des propositions sur cette association. Ils ne pensent pas qu'il faille comprendre dans cette association des puissances en guerre avec l'Angleterre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
128. 30 Janvier 1759.Handelingen van de Staten-Generaal met YorkeGa naar voetnoot1). Weerzijdsche ontevredenheid. De gezant heeft hoop dat de Staten zich nu tot Denemarken zullen wenden. Maar het Hollandsch karakter is al te voorzichtig en vreesachtig. Aflegging van den eed door den hertog Les députés de quelques unes (provinces) ont été prendre ce serment chez lui, au lieu d'exiger de ce Prince de venir le prêter chez eux comme cela ce doit. Il y a même des députés, qui ont eu la foiblesse de le consulter sur ce qu'il désiroit qu'on determinoit dans les diètes particulières des provinces relativement aux intérêts du jeune prince Stadhouder, quoique cela soit diamétralement opposé au serment qu'ils sont exigé et qu'il a prêté, conformément à la résolution de 1752. Des gens, qui manquent aussi essentiellement à leur devoir, ne font heureusement pas le grand nombre, mais ils se rangent toujours contre ce que les vrais patriotes voudroient faire pour le bien et pour l'honneur de leur patrie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
129. 6 Février 1759.Je suivrai ce que vous me préscrivez relativement à ma conduite avec M. le Prince L. de Wolfenbuttel. Il est certain que ce prince n'a pas donné lieu jusqu'à présent aux républicains de prendre confiance en lui. Il tache de s'en disculper et a dit à quelqu'uns des principaux, qui me l'ont assuré, qu'il n'avoit pas été libre jusqu'à présent de suivre son gout, qu'il lui avoit même été défendu de voir des gens qui étoient opposés au parti de S.A.R. Il met en usage l'art de caresser, qu'il possède très bien, et j'ai peur qu'il | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ne séduise. [Uit deze en andere brieven blijkt dat de gezant dikwerf te eten gaf, en zijn tafel tot middenpunt der goede republikeinen maakte; hij sloeg deswege zijne uitgaven hooger aan]. Messr. du committé de raadGa naar voetnoot1) ont eu une complaisance pour M. de Brunswic, qu'ils auroient mieux fait ne point avoir, en faisant passer par lui les ordres qu'ils donneront à la garnison ou à ses officiers. C'est toujours lui donner les dehors de l'autorité. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
131. 25 Février 1759.Op een vraag van den minister naar den toestand der Republiek antwoordt de gezant, dat het moeilijk is over hare regeering iets bepaalds te zeggen, puisque ce gouvernement n'a rien de sain et que la principale occupation de ceux qui le composent est de tacher d'y gagner une préponderance, qui donne du crédit au moms jusqu'à la majorité du Stadhouder. Echter zegt hij er het volgende van. De Gouvernante had het begeven der meeste posten; nu zij dood is, vervalt dit weer aan de Staten der provinciën; en dit is de twistappel tusschen de partijen. Ceux qui ont souffert sous la domination de S.A.R. veulent s'en venger sur ceux qui en ont été bien traités, et ceux-ci font leurs efforts pour tacher de n'y pas succomber, et menacent les républicains de se venger d'eux dans sept ans d'ici. Il est à craindre que les stadhoudériens ne conservent leur supériorité en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gueldre et Overijssel et dans Groningue; mais il est certain qu'ils la perdront en Zélande et à Utrecht, et il me paroit décidé qu'elle l'est déjà en Hollande et en Frise. In de buitenlandsche zaken zal Holland weer overwicht hebben. Weinige dagen na den dood der Gouvernante heeft Gelderland, dat altijd het sterkst op vermeerdering van het leger aandrong, zijne onvoorwaardelijke goedkeuring gegeven aan Holland's plan tot de wapening ter zeeGa naar voetnoot1). Dus moet Frankrijk zich voornamelijk met Holland afgeven. Les Etats de cette province sont composés du corps des Nobles et des députés de dixhuit villes. Twee partijen onder de edelen; bij het leven der princes waren de republikeinen machteloos. Aujourd'hui M. le comte de Hompesch, qui suit immédiatement dans ce corps le comte de Bentinck de Roone, a travaillé à y gagner la supériorité, et y a réussi au moyen de M. de Maasdam qu'il pourra mener à son parti. Ce parti est composé de ces deux messieurs, de trois messrs de WassenaarGa naar voetnoot2) et de M. le comte de Gronsfeld, que le besoin réduira à accepter l'ambassade d'Espagne, dont je suis très faché. M. Hompesch et Wassenaar-Twickel, le même qui a eu l'honneur d'être envoyé auprès de S.M., ont beaucoup de crédit dans la magistrature d'Amsterdam. Le premier a plus de courage que le second, mais ils craignent touts deux de se compromettre. Ils travaillent cependant pour le bien et c'est eux dont je me sers pour faire dire aux députés d'Amsterdam et des principales villes, ce que je crois avantageux aux intérêts de Sa Majesté. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je suis en liaison intime avec M. de HogendorpGa naar voetnoot1), gendre de M. van Hoey; il est aussi zélé que son beau-père. C'est chez lui que je voyois les gens qui n'osoient venir chez moi et c'est par lui que je fais parler aux députés de quelques provinces que je ne vois pas, et c'est par eux que je fais passer plus surement les choses, que je ne veux pas qu'on sache qu'ils viennent de moi. Cette voie est d'autant plus sure qu'ils l'ignorent très souvent eux mêmes. Nos antagonistes nous nomment, M. de Hompesch, Wassenaar-Twickel et moi, le triumvirat. - Je suis cependant convenu avec les principaux républicains, qu'ils mettront en avant dans cette séance des Etats d'Hollande l'ouverture pour une association avec le Danemarc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
132*. 27 Février 1759.Gisterenavond onderhoud met den raadpensionaris. D'Affry maakte hem een compliment over de wapening ter zee en sprak de hoop uit, dat de handel zijn herstel zou te danken hebben aan Steyn's ministerie. Il m'a repondu, qu'il y feroit de son mieux mais qu'il soutiendroit le principe, qui l'avoit toujours conduit; que ce principe étoit de mettre tout en usage pour conserver le repos à la République et pour éviter un embarras avec l'Angleterre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
133. 27 Février 1759.Er was sprake van dat M. de la CalmetteGa naar voetnoot2), die op het punt staat naar Denemarken te reizen, belast zou worden met voorstellen omtrent de associatie. Maar thans zegt men dat daartoe iemand opzettelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezonden zal worden. La Calmette is te goed prinsgezind. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
135. 9 Mars 1759.Ontvangen den brief van den minister van den 4en. Il ne m'est pas possible d'y répondre aujour d'hui, mais je vous supplie d'être persuadé et d'assurer S.M. que je suis principalement occupé des moyens, qui peuvent conduire la République à contracter une association défensive avec le Roi de Dannemarc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
136*. 9 Mars 1759.Le jour de naissance du Prince Stadhouder a été célébré hier avec beaucoup d'éclat. On a remarqué qu'il y a eu beaucoup plus de peuple et d'enfans, qui couroient les rues avec des rubans couleur d'Orange, qu'il n'y en avoit ci-devant. Cela a paru singulier, et je crois en avoir ce matin la raison. J'ai appris de Rotterdam qu'on y avoit distribué vingt ducats à la plus vile populace pour l'animer à se réjouir et boire à la santé du Stadhouder. Ce n'est pas la seule conjoncture, qui me fasse conjecturer que Mr. le prince Louis de Brunswick ne voudra pas laisser diminuer l'autorité du Stadhouder entre ses mains. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
137. 20 Mars 1759.Boreel gaat naar Engeland om over het geweld der Engelschen te klagen. Zoo hebben althans de Staten van Holland besloten. De gezant heeft over de handelwijs der Engelschen met den raadpensionaris gesproken en hem gezegd, dat de Franschen gedwongen werden Engelsch goed op Hollandsche schepen prijs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
te maken, als de Hollanders openlijk verklaarden niet in staat te zijn met hun vlag de Fransche goederen vrij te waren. De raadpensionaris zegt dat de Franschen reden zullen hebben van tevreden te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
138. 26 Mars 1759.De Amsterdammers hebben gedaan gekregen, dat een afgevaardigde van Holland met de hunne naar Engeland gezonden zal worden, zoodat de geheele commissie nu bestaan zal uit de H.H. Boreel en Van de PollGa naar voetnoot1) voor Amsterdam en Meerman, pensionaris van Rotterdam. Ce choix est d'autant meilleur qu'aucun de ces Messrs n'est stadhoudérien ni partisan de l'Angleterre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
139. 3 Avril 1759.Vous voudrez bien vous rappeler ce que j'ai eu l'honneur de vous marquer plus d une fois au sujet de M. le prince Louis de Brunswick et de l'intérêt, que nous aurions eu à son éloignement d'ici, si la Cour de Vienne eut été déterminée, et si elle avoit pu y parvenir. Ce prince n'a que trop d'influence dans le militaire par les emplois dont il est revêtu, mais on paroit encore chercher à lui donner un pouvoir énorme dans le politique. On le regarde assez généralement comme le Stadhouder, sans avoir le titre, et l'on croit qu'il conservera sur le jeune Stadhouder un ascendant décidé, lors même que celui-ci paroitra gouverner par lui même. Het is echter ongelooflijk, dat de hertog de Republiek zou laten deelnemen aan den oorlog. Hij weet wat daarvan het gevolg zou wezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
140. 6 Avril 1759.Boreel en Meerman hebben bij den gezant gesoupeerd. Yorke is daarover gram, en moet den raadpensionaris gezegd hebben, qu'il étoit bien extra-ordinaire qu'on choisit pour aller négocier en Angleterre mes amis déclarés, qui venoient chez moi prendre leur instruction le matin, et à qui je donnois des fêtes la veille de leur départ pour l'Angleterre. On m'a dit que le Conseiller Pensionnaire lui avoit répondu fort brièvement et fort sagement. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
141. 8 Avril 1759.Il y a à Rotterdam un banquier, nommé Van der HoevenGa naar voetnoot1), très républicain zélé, d'une bonne famille, et apparenté à des régents de plusieurs villes de Hollande, qui demande l'emploi de commis de la marine à Rotterdam. Hij is protestant, maar dat was zijn voorganger ook. De gezant gelooft, dat de benoeming goed zou zijn; hij beveelt hem dus aan den Minister en aan M. Berier gerust aan. Je dois vous dire encore que, depuis que je suis en Hollande, M. van der Hoeven m'a toujours instruit avec le même zèle de ce qui se passoit à Rotterdam, et de ce qu'il pouvoit appendre d'Angleterre. [Hij is dan ook benoemd]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
142. 24 Avril 1759.J'ignore à quel point se trouve la négociation du Danemarc en Angleterre, mais je sais que celle des hollandois y va fort mal. D'Affry heeft gezegd dat, als Holland zich niet door Engeland doet respecteeren, er van geen vernieuwing van het handelstractaat kan in komen. Hij vraagt, of hij ook niet zou mogen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeggen, dat in zulk geval de voorrechten van de Hollandsche haring zouden vervallenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
144. 29 Mai 1759.Op een vraag van den gezant, of Yorke niet trachtte te overtuigen dat de Franschen den Pretendent in Engeland wilden zenden, antwoordde de raadpensionaris, dat men in eene maand niets van Yorke vernomen had; en toen de gezant insinueerde dat hij misschien anderen dan den raadpensionaris over die zaken sprak, antwoordde deze, rood wordende van drift: que dans le gouvernement présent il ne lui conseilloit pas de s'addresser à d'autres et que, quand il le feroit, il seroit le premier à être instruit de ses menées. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
145. 1 Juin 1759.Vergadering der Staten van Holland. L'objet principal de cette assemblée est de travailler à la réformation de ce qu'on appelle la maison militaire du Stadhouder, en diminuant de beaucoup le nombre de ses gardes du corps et de ses cent Suisses, de même que l'état de sa maison domestiqueGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij hem gesproken over het gerucht dat Engeland en Pruisen er steeds op uit zijn de Republiek in den oorlog te trekken; de raadpensionaris zegt daarvan niet te weten, en dat hij, aux termes où il en étoit avec le prince L. de Br., durft zeggen dat er niets van aan is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
147. 22 Juin 1759.M. de Grovestins est accusé à plusieurs égards d'avoir abusé du crédit qu'il avoit auprès de S.A.R.Ga naar voetnoot1). On l'a à peu près forcé à donner sa démission de la place de capitaine des Gardes du Corps; et le prince L. de Br. s'est fait adjuger l'exercice de cette place sans appointements à la vérité et sous le prétexte de laisser au jeune Stadhouder la liberté de nommer à ces emplois lors de sa majorité, mais en effet pour augmenter son crédit, qu'il cherche à fortifier de toute façon et qui peut devenir funeste aux républicains, qui n'ont pas voulu s'en appercevoir dans les commençemens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
148. 19 Juillet 1759.J'ai vu ce matin M. le Bourguemaître HasselaarGa naar voetnoot2). M. Wassenaar Twickel sortoit de chez lui. M. Hasselaar m'a dit en entrant: Vous me trouvez de fort mauvaise humeur, et j'ai bien raison. M. de Twickel exige des choses, qui ne sont pas raisonables; et il est bien changé. Je n'ai pas caché à M. Hasselaar que depuis quelque tems je m'en appercevois; et j'en ai eu hier une forte preuve. M. de Tw. est venu diner chez moi; il m'a parlé de la fonction qu'il voudroit obtenir pour son fils, et il m'a dit: vous me voyez dans la douleur et au moment de regretter le gouvernement | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
du Stadhouder; j'obtiendrois ce que je ne puis obtenir des républicainsGa naar voetnoot1). Je n'ai pu m'empêcher de lui demander, s'il se conduisoit avec eux de façon à les y engager; je lui ai marqué mon étonnement sur ce qu'il venoit de me dire; et j'ai fini en l'assurant que je ne comprenois pas, que M. Wassenaar put préférer le métier de postulant, et de solliciter auprès de gens nouveaux et parvenus à l'état que lui donnent sa naissance, son rang et ses emplois dans le gouvernement de la République. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
149. 3 Août 1759.[De gezant kreeg meermalen berichten uit Londen, door prins Galitzin aan M. Kauderbach, ambassadeur van Saksen te 's Gravenhage gezonden.] M. Kauderbach a reçu une lettre de M. le Prince de Galitzin, qui lui marque qu'il croit savoir positivement que les lettres, que j'ai l'honneur de vous écrire, sont ouvertes ici, et qu'on y a découvert tout ce que ce ministre marquoit à M. Kauderbach. Je ne le puis croire. Je tacherai cependant à le découvrir. M. de Galitzin en paroit si effrayé, qu'il prie instamment M. de Kauderbach de ne le pas compromettre s'il est possible. (Niets naders over dit onderwerp.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
procédés sont si énormes, que dans les actes d'assurance on évalue la rencontre des corsaires Anglois et leurs visites aux mêmes dommages, qu'on doit craindre de la rencontre des corsaires barbaresques; de façon que ces accidents, qui ne contenoient que deux chapitres sous le nom de rencontres chrétiennes ou de rencontres barbaresques, en contiennent trois aujourd'hui, c'est à dire, rencontres chrétiennes, rencontres barbaresques ou rencontres AngloisesGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
152. 11 Octobre 1759.Holland en Utrecht weigeren in het huwelijk van prinses Caroline met den prins van Weilburg toe te stemmen, tenzij hij gereformeerd wordt. Het is zelfs zeker dat men er niet in slagen zal de toestemming van Holland te verkrijgen. Les régens des villes principales de cette province ont toujours soubçonné que ce mariage se concluroit sans leur consentement; mais ils prétendent s'en prévaloir dans le cas, où le prince Stadhouder mourroit sans enfans pour frustrer sa soeur du droit d'hérédité au Stadhoudérat. Cette princesse auroit violé les conditions, qui constituent son droit, en se mariant sans le consentement de la province et avec un prince, qui ne professe pas la religion dominante et reçue par l'Etat. Prinsgezinden verzekeren dat, als het zoo na kwam, de zaak zich wel schikken zou, maar de gezant twijfelt daaraan en houdt het eer voor zeker, que la Hollande lui refuseroit le Stadhoudérat ou que cette province tacheroit d'en rendre les conditions moins onéreuses pour elle. Men zegt, dat het huwelijk eenvoudig voltrokken zal worden en de jonge echtgenooten eenvoudig zullen leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
153. 19 Novembre 1759.De republikeinsche partij is sedert den dood van H.K.H. niet krachtiger geworden: ce parti au lieu de s'augmenter et de s'affermir, paroit avoir perdu le courage, qui le soutenoit lorsqu'il avoit une opposition à combattre; et les républicains, qui se réunissoient touts contre les résolutions de S.A.R., sont divisés par une quantité de petits intérêts, dont la minorité du Stadhouder leur a remis l'administration, et je n'oserois à présent répondre à S.M. de la fermeté de ce parti, ni de la sagesse de ses résolutions. - De gezant bespreekt hier verder in het breede, hoe Frankrijk thans tot de Republiek staat. Het schijnt best dat de vrede tusschen beide bewaard blijft, hoewel de Republiek genoeg gedaan heeft om haar den oorlog aan te doen. In dat geval zou de onderlinge verdeeldheid tusschen de provinciën spoedig uit zijn, tenzij men kon laten uitkomen dat één gewest de schuld van den oorlog had: b.v. Holland, zoo bewezen kon worden dat het al te toegevend voor Engeland geweest was, of Gelderland, zoo het bleek dat het den Hannoveranen hulp had verleend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
154. 20 Novembre 1759.De gezant heeft gelegenheid gevonden om gedeeltelijk 's konings plannen te gaan uitvoeren, sur ce qui pourroit former une scission entre la province de Hollande et quelques unes des autres provinces. De provincie, die hij op 't oog heeft, is Friesland, dat zeer slecht met den Hertog staat. Elle est gouvernée par Mme la princesse Douairière de NassauGa naar voetnoot1), avec laquelle M. le Duc est brouillé. Nu heeft Friesland zich verzet tegen het verbieden voor het vervolg van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
doorvoer van contrabande, en heeft gemaakt dat dit verbod althans maar voorloopig zou wezenGa naar voetnoot1), en zoodoende heeft het Frankrijk verplicht. Een afgevaardigde van FrieslandGa naar voetnoot2) heeft zelfs den gezant aangeboden te bewerken, dat dit verbod werd ingetrokken, als men hem in staat stelde aan zijne committenten te verzekeren, que S.M., reconnaissante aux bonnes intensions des Frisons et à la sage conduite de Mme la princesse de Nassau, leur en donne des marques, en ordonnant sans delai quelque soulagement dans le traitement, que la comté de Hanau essuye, et cela sur l'intérêt que Mme la princesse Douairière, soeur du Landgrave, prend à cette comté. De gezant heeft zich niet bepaald uitgelaten maar alleen verklaard, dat de koning den Friezen hunne cordaatheid in dezen te goede hield. Ce député est un homme, qui a été très attaché au StadhouderGa naar voetnoot3), et que sa passion et son animosité contre le prince Louis de Brunsvic conduisent plus que l'intérêt de sa patrie. Il est même certain que son intention est moins de nous servir que se donner du crédit dans sa province; mais sa conduite me paroit répondre à ce que vous désiriez. De gezant wacht nader bevelGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
155. 23 Novembre 1759.De staatslieden der Republiek zijn steeds bezorgd over de wijs, waarop de laatste resolutieGa naar voetnoot5) te Versailles en vooral te Londen zal worden opgevat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bentinck van Rhoon vraagt spottend aan de republikeinen of men haast het leger vermeerderen zal, of daarmee wachten tot Frankrijk van dreigen tot dadelijkheden overgaat. De republikeinen beroepen zich bij den gezant op hunne goede gezindheid en verzoeken matiging De gezant antwoordt hun, dat hij zijne regeering aanhoudend doet opmerken, dat de partijdigheid voor Engeland eigenlijk alleen bij eenige landprovinciën zit en dat met weinige uitzonderingen de Hollandsche regenten goed gezind zijn, et qu'il étoit malheureux que le magistrat de la première ville de la Hollande eut montré sa partialité ou de la foiblesse dans une occasion, où il n'avoit qu'à suivre la simple justice pour marquer son respect au Roi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
156. 21 Décembre 1759.Over de familie Hope. Leur cousin germain de même nom qu'eux est Lord en Ecosse, sous le titre je crois de Cte d'OptonGa naar voetnoot1). Ils sont des millionnaires à Amsterdam, mais malgré tout cela le caractère et l'esprit de marchands porte sa teinture dans toutes leurs affaires. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
les six mille hommes de secours. Il m'a assuré, que non seulement le parti Anglois dans la République n'y avoit eu aucune part, mais Mme la princesse R. et M. Yorke avoient même totalement ignoré cet envoi, et que c'étoit une équipée, dont on ne pouvoit accuser que le lord de Holderness. Il m'a dit, que le parti Anglois avoit à la vérité voulu une augmentation dans les troupes de terre, mais sans avoir jamais eu le dessein d'engager la République dans la guerre. Je lui ai répondu, que je savois que S.A.R. en avoit toujours été éloignée jusqu'en l'année 1758, dans le temps où le pr. Ferdinand avoit passé le Rhin, mais que pour lors je crus la trouver changée et que j'étois persuadé que, si la Hollande n'avoit pas eu la force de s'opposer à l'augmentation dans ce temps, la République auroit été entrainée à la guerreGa naar voetnoot1). - Il m'a répondu avec beaucoup de vivacité: que si Pitt avoit porté ses vues dans ce temps là au continent, comme il l'a fait depuis, et que l'Angleterre eut envoyé un nombre de vaisseaux et de troupes de débarquement aux Païs-bas, la République auroit été entrainée sans pouvoir s'en dédire. Je vous avoue, M. le Duc, que cet aveu, qui justifie tout ce que j'ai pris la liberté de représenter dans ce tems là à S.M., m'a fait grand plaisir. Le prince Louis m'a parlé ensuite de l'extrème foiblesse de l'état des troupes de terre de la République, et m'a prouvé qu'elles suffisoient à peine pour les garnisons de Namur, de Maestricht et de Nimègue, en donnant à ses garnisons une force convenable dans les conjunctures présentes. De gezant gelooft, dat de Hertog tot versterking van zijn invloed het leger gaarne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermeerderen zag, maar dat hij er de Staten niet licht toe bewegen zalGa naar voetnoot1). - Op het verzoek der Staten-Generaal om verzachte behandeling van de landen van Nassau acht de gezant het raadzaam te antwoorden, dat die landen zoo zacht behandeld zullen worden als in oorlog mogelijk is, en dat men hem tegelijk gelaste de déclarer à M. de Haren, ou à quelque autre député de Frise, que S.M. ordonnera que l'on ait des égards particuliers pour les Etats de Nassau, en considération de la conduite de cette province, de l'influence que Mme la princesse Douairière a dans les résolutions, des sentiments d'impartialité dont cette princesse fait profession et dont elle a instruit l'ambassadeur du Roi, il y a quelque temps, en le priant de recommander à la bonté de S.M. les Etats de son petit-fils en Allemagne. Dit zou in Friesland veel goed doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
158. 17 Janvier 1760.J'ai parlé à M. de Haren, député de Frise, qui auroit voulu exiger de moi plus que je n'attendois, sur la façon dont S.M. avoit été reconnaissante à la fermeté de la province de Frise. Van Haren namelijk wilde gemachtigd worden niet aan de Staten van Friesland maar aan de Douairière te verzekeren, dat Nassau hem ten gevalle gespaard zou worden. Zijn doel was dus de prinses voor zich in te nemen, et l'engager à attacher à M. van Haren un des quatre quartiers dont elle dispose plus particulièrement. Maar het is ongeraden den invloed van een man te vergrooten, die misschien later weer vijandig wordt. Daarom zal de gezant aan meerdere gedeputeerden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verzekeren, dat hun ten gevalle, om de goede besluiten der provincie, de gunst bewezen wordt. Dit zal beter werken. - De raadpensionaris verklaart, dat hij voor het oogenblik geen vermeerdering verlangt dan van de zeemacht maar bij den vrede zal voorstellen het leger met 10.000 man te versterkenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
159. 31 Janvier 1760.De gezant heeft aan Bergsma, eersten gedeputeerde van Friesland, de betuiging van 's konings bijzondere goedgunstigheid jegens de provincie overgebracht. Hoewel van partijdigheid voor het stadhouderschap verdacht, zal deze niet durven nalaten van deze verklaring aan zijne provincie kennis te geven. - Deze opening bevalt niet aan Van Haren, tweeden gedeputeerde, die de prinses-Douairière alleen de eer van 's konings gunstbewijs geven wilde. La princesse Douairière s'est rendu à la Haye aussitôt après la mort de S.A.R. Les ennemis du prince Louis de Br. ont voulu se servir d'Elle pour diminuer son autorité; ils n'y sont pas parvenus, et Elle a été obligée de retourner à Leeuwarde. Ils ont voulu du moins se servir d'Elle en Frise pour y déterminer les résolutions en leur faveur, et contre les projets du prince Louis; mais cette province est divisée en deux partis, et si j'avois augmenté le crédit de la princesse Douairière, en publiant que S.M. a égard à ce qu'Elle désire, je me serois déclaré son partisan et l'adversaire du prince Louis. - La princesse Douairière ne pouvant par Elle-même former un parti dans les autres provinces et surtout en Hollande, les ennemis du prince Louis lui ont associé sa petite fille, la princesse Caroline et le prince de Nassau-Weilbourg, qui doit l'épouser. Daar Utrecht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Holland weigeren tot dit huwelijk hun toestemming te geven, dringen de vrienden der prinses er op aan dat zij meerderjarig worde verklaard, schijnbaar opdat zij ook zonder toestemming zou kunnen huwen, inderdaad om haar gouvernante te maken tot haars broeders meerderjarigheid. Le prince Louis sent le danger pour lui d'une pareille démarche, et il fera tout ce qui dépendra de lui pour en empêcher le succès. Il a même dit à quelcun, qu'il sentoit qu'on vouloit élever autel contre autel, qu'on cherchoit à éloigner la princesse Caroline du Stadhouder son frère, qu'on y réussiroit, qu'on s'en repentiroit, et que cette princesse étoit bien mal conseillée; que, quant à lui, il sauroit défendre le droit de son pupile et les siens, au moyen de quoi il ne seroit point étonnant que le mariage fut retardé de quelque temps. De hertog spreekt den gezant over dit onderwerp niet regelrecht, maar hij spreekt altijd met veel lof van den prins en geheel anders van de prinses. De republikeinen klagen den gezant over de partijschap, die uit dit familiegeschil zal voortkomen. Ils accusent Mrs le comte de Gronsfeld, de Haren, et van der Mieden, président de la Cour de Hollande, d'être les chefs d'un clique, qui ne tend qu'à déchirer leur patrie sans avoir aucune utilité pour objet. Le comte de Gronsfeld a certainement bien servi sa patrie pendant son ministère à Berlin, et le roi de Prusse n'a exigé son rappelGa naar voetnoot1) de feue S.A.R. que parce qu'il pénétroit trop les projets de ce prince. Il avertit entre autres que son voyage de Wezel à Amsterdam n'étoit pas fait sans dessein, que S.M. Prussienne avoit balancé à s'assurer de la République etc. Mais | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
le comte de Gronsfeld a des défauts, qui empêchent qu'on ne puisse prendre en lui aucune confiance; et vous vous rappellerez qu'il a voulu se vendre absolument à nous pour le prix de 10.000 livres. D'ailleurs son ami intime, M. de Back, que Mme la princesse Royale avoit privé de ses emplois et qui depuis six mois a tourné le dos au parti républicain pour se jetter dans les bras du prince Louis, a cherché à l'éloigner; et l'envie de se venger de lui, de se rendre nécessaire et d'acquérir du crédit dans sa province sont, je crois, les seuls motifs, qui l'engagent à travailler pour la princesse Caroline. - M. van der Mieden est un homme très savant dans les intérêts de l'intérieur de la République et qui a beaucoup d'adresse et de finesse dans l'esprit; mais il est publiquement et généralement accusé de faire un fort mauvais usage de ses connaissances et de ses talents; et je ne connois pas ici un homme d'une réputation sans reproche qui soit lié avec lui. Ce sont ces quatreGa naar voetnoot1) hommes, qu'on dit être les chefs du parti contraire au prince Louis. Ils ont voulu sous ce prétexte engager les républicains à s'unir à eux; mais ceux-ci ont eu la sagesse de s'en garantir. Il seroit bien à désirer qu'ils eussent la fermeté de profiter de cette division, et cela réussiroit facilement, si le Conseiller Pensionnaire étoit un homme de résolution, et si la ville d'Amsterdam connoissoit ses propres forces, mais il règne parmi les républicains une indolence, qui feroit désespérer de tout succès, s'il failloit exiger d'eux des résolutions fermes et actives. De gezant houdt zich onzijdig en beklaagt alleen de Republiek, die van de verdeeldheid niet dan schade kan lijdenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
160. 22 Février 1760.Ongeval Van HarenGa naar voetnoot1). Eergisteren is hij heimelijk naar Brussel vertrokken. Le parti qui s'élevoit en faveur de la princesse Caroline y peut perdre beaucoup, mais il y peut gagner, si M. de Haren est remplacé par quelcun, qui ait autant de talents et plus de prudence que lui. - Fraaie vrede-preek op vastendag van le premier ministre FrançoisGa naar voetnoot2), qui parle ordinairement comme les républicains le désirent. De gezant is onder zijn gehoor geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
161*. 25 Février 1760.Over den hertog van Brunswijk. Comme ce prince a beaucoup de confiance en moi, il m'a parlé des dissentions, qui se sont élevées dans la famille de Mr de Haren. Il m'a fait le détail de la cabale dont Mr de Haren étoit le chef, et j'ai vu qu'il étoit fort bien instruit. Il croit cette cabale anéantie, et je n'ai point contredit cette idée; mais je ne serois point étonné de la voir se ranimer dans quelque tems, si elle peut prendre consistance sous des chefs plus prudents. Si elle doit se développer, ce ne sera que dans quelque tems, et lorsque la princesse Caroline, étant mariée et séparée du Stadhouder son frère, voudra peutêtre avoir une espèce de cour à Elle et former un parti dans la République. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
162*. 14 Mars 1760.... Mr de St. GermainGa naar voetnoot3) m'a dit, que Mr le comte de Bentinck de Rhone s'étoit plaint à lui de la reserve dont j'usois à son égard, et de ce que ne lui avois | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
jamais parlé d'affaires. Il a ajouté, que le comte de Bentinck l'avoit assuré que personne n'étoit moins Anglois que lui, qu'il étoit vraiment patriotte et plus François que je ne le croyois. J'ai répondu à Mr de St. Germain les généralités les plus communes, de façon cependant à lui faire sentir que je trouvois singulier, que le comte de Bentinck lui eut donné cette commission et encore plus singulier qu'il s'en fut chargé. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
163*. 25 Avril 1760.On croit que le prétendu comte de St. Germain a passé en Angleterre etc..... La conduite, que le comte de Bentinck de Rhone a tenu avec cet aventurier, est présentement publique ici et diminue encore son crédit dans touts les ordres de l'Etat. Un grand républicain m'a donné une traduction, que je joins ici, d'un passage du dernier volume de l'histoire de la PatrieGa naar voetnoot1) qui vient de paroître. Vous verrez par là, Mr le Duc, qu'on cherche à démasquer le comte de Bentinck, non seulement aux yeux des gens qui composent le gouvernement, mais encore dans l'ordre de la bourgeoisie et chez le peuple par le moyen d'un livre hollandois, qui est généralement lu dans les sept provinces. L'indécence, avec laquelle il a voulu se rendre agréable au peuple lors de la révolution, est une époque que nous ne sçaurions jamais oublier. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
cours komt op St. Germain, naar wiens avonturen Allemand zich nieuwsgierig toont. Je lui répondis que je ne lui en cacherois rien, et je lui fis alors toute l'histoire de cet avanturier depuis son arrivée en Hollande, en l'assurant toujours que j'étois persuadé que Mr le comte de Bentink désavoueroit toujours ce qu'un imposteur de cette sorte avoit avancé en son nom. Il me dit qu'il n'en doutoit pas; mais que Mr le comte de Bentink regardoit Mr de St. Germain comme un homme de naissance qui voyageoit, et qui avoit des raisons de cacher son nom. Je lui détaillai sur cela les impostures, dont cet avanturier a fait usage ici. Il en parut surpris; et je ne lui cachai pas, combien j'étois surpris moi même de la conduite de Mr le comte de Bentink jusqu'au moment de l'évasion de cet avanturier. Mr Alleman le défendit assez mal sur cela; et laissant là Mr de St. Germain, il me parla de Mr le comte de Bentink précisement comme St. Germain m'en avoit parlé, en m'assurant entr'autres que Mr le comte de Bentinck n'avoit jamais eu pour objet dans toute sa conduite que les intérêts et le bien de sa patrie; que mon éloignement à son égard n'existoit que parce que je ne le connaissois que sur les relations de ses ennemis, et que si je voulois me mettre à portée de le connoitre par moi même, je reviendrois bientôt de mes préjugés à son égard. Je lui répondis que, dans les commencements de mon séjour ici, j'avois cherché à prévenir Mr le comte de Bentinck, et c'est la pure vérité, mais qu'il s'étoit toujours refusé aux avances que j'avois faites, et que je convenois n'avoir pas été longues, parce que j'avois été peu de tems à m'appercevoir qu'il n'y répondoit pas. J'ai dit de plus que la façon, dont Mr le comte de Bentink s'étoit conduit relativement au départ de Mr de St. Germain de la Haye, ne me paroissoit pas une preuve de l'intention | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
qu'il marquoit de nous obliger. Mr Allaman m'a répondu, qu'il ignoroit ce qui s'étoit passé à cet égard mais qu'il pouvoit m'assurer que Mr le comte de Bentink avoit une véritable envie de se lier avec moi. Je lui ai répondu froidement qu'il pouvoit l'assurer, que je serois toujours fort aise de lui marquer ce qui est du à un homme de son rang, et qui occupe les premières places de la RépubliqueGa naar voetnoot1). - D'Affry is vast overtuigd, dat die pogingen tot toenadering van Bentinck alleen zijn toe te schrijven aan diens sterke begeerte om zijn aanzien en invloed in de Republiek te versterken; hij ziet hiertoe het beste middel in intieme verbindingen met de voornaamste vreemde ministers, die met den vredehandel belast zouden kunnen worden. - D'Affry acht het van belang, dat men goed wete dat Bentinck nooit eenig vertrouwen van de Fransche regeering genieten zal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
165*. 14 Septembre 1760.Le Conseiller Pensionnaire et touts les gens raisonnables qui sont ici sont bien persuadés que ce sont les Anglois, qui se sont refusés jusqu'à présent à une réconciliation particulière entre la France et l'AngleterreGa naar voetnoot2). - Il est bien à craindre que les difficultés, qui se sont élevées dans les grandes Indes entre les compagnies Angloise et HollandoiseGa naar voetnoot3), ne se terminent comme vous le prévoyez: c'est à dire, aux dépends | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de l'honneur et de l'intérêt des hollandois. Il n'y auroit cependant jamais eu d'occasion plus favorable pour ceux ci de se soustraire à la tyrannie, que les Anglois veulent exercer dans toutes les mers; car s'ils pouvoient prendre le parti de protéger leur Compagnie et de lui fournir quelques troupes réglées, elle pourroit en se réunissant à nous, ou même par ses propres forces, prendre dans les Grandes Indes un ascendant sur les Anglois, dont il leur seroit bien difficile de se relever; mais l'anarchie qui règne ici et la préponderance du parti Anglois empêcheront la République de prendre un parti, qui lui seroit aussi honorable qu'utile. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
166*. 24 Octobre 1760...... Bien des gens ici poussent le fanatisme si loin contre nous et en faveur de nos ennemis, que je crois qu'il est essentiel de prendre les précautions les plus seures dans le cas, où l'on pourroit soubçonner les ennemis de vouloir tenter quelque chose de nouveau sur le Bas-Rhin, etc. Hij stelt voor bij Kleef op den linker Rijnoever een fortje te bouwen om de voorbijgaande schepen te dwingen een scherpe visitatie toe te laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
167*. 4 Novembre 1760.De St. Gen. zullen gezanten naar Engeland zenden om den nieuwen koningGa naar voetnoot1) te complimenteeren en de oude verdragen te vernieuwen. ‘Il est certain que les Anglois ne voudront pas renouveller le Traité sur le pied de celui de mille six cent septante quatre. Il seroit cependant fort intéressant pour nous que | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
les Hollandois puissent le renouveller, de façon à avoir une navigation libre et assurée toutes les fois qu'ils seront assez sages pour conserver la neutralité dans les différents, qui pourront s'élever entre nous et l'Angleterre, car dans ce cas les Provinces Unies peuvent être regardées comme le magasin le plus assuré de nos approvisionnements et la marine marchande de la République comme le moyen le plus assuré de nous les fournir. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
168*. 7 Avril 1761.Le prince Stadhouder est totalement rétabli de l'attaque violente, qu'il a essuyé vendredi dernier et qui paroit n'avoir été qu'une forte indigestionGa naar voetnoot1). Les convulsions qu'il a eu ont été si considérables, qu'on a dit dans le public et même dans sa maison, qu'il étoit apparent qu'il avoit du poison. Le prince Louis de Wolfenbuttel a confié à quelcun de qui je le tiens, qu'il croyoit être assuré que ce n'avoit été qu'une indigestion, mais qu'il convenoit qu'il n'avoit lui même trop sceu qu'en croire, lorsqu'il l'avoit vu si mal. Il est hors de toute apparence qu'on aye voulu entreprendre sur les jours de ce jeune prince, mais comme la princesse de Weilbourg, sa soeur, fait beaucoup d'accueil à touts les gens mécontents du Stadhouder ou du prince Louis, et qu'ils cherchent d'ailleurs les uns et les autres à s'attacher ce qui reste dans le peuple des séditieux de 1747, qu'on appelle Doelistes, cette vile espèce de gens leur prête tour à tour les sentiments dignes de sa bassesse. Ils en sentent le danger et les inconvénients, mais leur désunion les empêche de se soustraire. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vient de faire une banqueroute estimée au moins de six millions de nos livres. Les engagements trop considérables, qu'il a pris pour la nouvelle souscription, sont la cause de sa chute. Cette banqueroute a fait un très grand effet dans la bourse d'Amsterdam. Les maisons de Messrs Hope, Pels et Fils et Cliffort y sont fort interessées et si on n'étoit pas venu au secours du comptoir des Frères de Neufville, il eut été à craindre qu'ils n'eussent été obligés de faire failliteGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
170*. 22 Mai 1761.Brunswijk is ontevreden over de Engelschen, die, in plaats van zijn broer, hertog Ferdinand, versterkingen te zenden, een aanval op het eiland Belle-Isle gedaan hebben. Naar zijne uitingen te oordeelen zijn de koningen van Engeland en Pruisen en hunne bondgenooten niet ingenomen met de keuze van Augsburg als plaats voor het congres. Nous (d'Affry en Brunswijk) avons causé sur plusieurs sujets relatifs à la République, et je vois que le prince Louis, qui devroit n'être mêlé dans les affaires que pour le militaire de terre, acquiert un très grand crédit dans les affaires même politiques, sur lesquelles il est pour le moins consulté dès qu'elles sont de quelque conséquence. J'ai lieu de juger qu'il seroit très flatté d'être consulté par moi dans les affaires, que je puis avoir à disputer ici, et qu'il feroit de son mieux pour nous en assurer le succès. Je vous prie de dire, si l'intention de Sa Majesté est que je fasse usage de cette voye, lorsque je la croirai utile | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
à ses intérêts, et que je pourrai l'employer sans effaroucher le parti républicain. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
171*. 26 Mai 1761...... Mr. le baron de Wassenaar Starrenberg, membre du corps des nobles de Hollande, est mort hier. C'étoit un très honnête et très galant homme, qui, sans avoir beaucoup de lumières, avoit été cependant souvent fort utile au parti républicain par la fermeté et le désintéressement, avec lesquels il avoit résisté dans les commencements de cette guerre aux volontés de feue S.A.R., et à la fougue du parti Anglois, qui vouloit prédominer dans le corps des nobles. Il disposoit d'ailleurs de la voix de la ville de la BrielleGa naar voetnoot1) et a arrêté plus d'une fois par ce moyen les entreprises du parti Anglois dans les affaires, qui demandoient unanimité de voix aux Etats de Hollande. Sa perte sera difficile à réparer. Hij had zitting in de admiraliteit van Amsterdam. Als oudste lid der Ridderschap heeft thans Gronsveld recht op die plaats, waarvoor hij stellig zijne plaats als minister in Spanje, waartoe hij juist benoemd is, zal opgeven, indien ten minste zijne talrijke vijanden niet beletten dat hij die plaats in de admiraliteit krijgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
172*. 12 Juin 1761.De St. Gen. zijn dezer dagen bezig geweest met de benoeming van den gouverneur van Breda. Hompesch, die er recht op zou hebben, heeft er niet om gevraagd omdat hij spoedig gouverneur van Sluis hoopt te worden. Dan waren er twee generaals, die er vóór Van der Duyn van Maasdam recht op hadden, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brunswijk heeft diens benoeming uitgewerkt. Een bewijs van Brunswijk's invloed. Ce seroit assez juste, si ce crédit ne portoit que sur les affaires militaires, mais il est à peu près aussi puissant dans les affaires politiques et les régents de la République ne savent pas tirer de la minorité du Stadhouder tout le parti, qu'une aussi belle occasion leur offroit pour réparer en partie les pertes, que l'administration de la République a fait dans l'année 1747. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
173*. 23 Juin 1761.De Republiek is lang niet meer wat zij vroeger was. Van de zwakte, waarin zij door het gedrag der Staten Generaal tijdens den Oostenrijkschen successie-oorlog geraakt is, heeft zij zich niet hersteld. De leden der regeering houden zich slechts bezig met provinciale en nog meer met particuliere belangen. Le Conseiller Pensionnaire connoît très peu les affaires de l'étranger, le Greffier en est fort instruit mais il est trop ouvertement attaché au parti Stadhoudérien et à la faction Angloise, au moyen de quoi on ne peut guères prendre de confiance dans les choses, qu'il veut bien communiquer. Dans le reste des gens, qui composent l'assemblée des Etats Généraux, il n'y a presque personne qui connoisse l'état présent de l'Europe, et encore moins les différents intérêts, qui dirigeront les Puissances, qui la gouvernent, après la fin de cette guerre. Ook het corps der gezanten, die in Den Haag resideeren, is van minder beteekenis dan vroeger. (Er volgt een oordeel over die verschillende personen, dat ik hier niet opneem.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
les AngloisGa naar voetnoot1). Les gens les plus sensés de la République comprennent très bien, combien cet événement peut devenir funeste à toutes les nations qui commercent dans les Indes, et combien il seroit nécessaire de mettre enfin un frein à l'ambition des Anglois, qui tôt ou tard voudront s'emparer de la totalité de ce commerce Mais le gouvernement de la République est si foible et si divisé, qu'on ne peut espérer d'elle aucune résolution de fermeté, dans un tems cependant où la fermeté seule pourroit soustraire les nations neutres au joug, que les Anglois voudroient leur imposer sur mer........ Gronsveld heeft de plaats van Wassenaer Sterrenburg in de admiraliteit van Amsterdam gekregenGa naar voetnoot2): et sa nouvelle commission le met à portée de former des liaisons intimes à Amsterdam. J'ai déjà eu occasion de vous faire connoitre les talents et le caractère de Mr le comte de Gronsfeld. Il a beaucoup d'esprit et peut dans l'occasion nous être fort utile. Il paroit avoir envie de se lier avec moi, et sans me livrer jusqu'à un certain point, je me conduirai de façon à pouvoir nous servir de lui, lorsque l'occasion s'en présentera et lorsque vous le jugerez nécessaire. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
175*. 14 Août 1761.Je me conduirai comme vous le préscrivez à l'égard de Mr le comte de Gronsfeld. Il est certain qu'il a beaucoup d'esprit, et qu'il peut avec le tems se procurer la pluralité des suffrages, s'il a la prudence de dissimuler sa passion contre le prince Louis de Wolfenbuttel et sa haine contre la maison Stadhoudérienne. Le mauvais état de ses affaires pourroit le ramener aux intérêts de cette maison, si en se | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
rapprochant il prévoyoit des récompenses capables d'augmenter sa fortune; et par la même raison nous pourrions nous servir de lui avec utilité et par le même moyen dans les occasions assez essentielles pour l'employer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
177*. 30 Octobre 1761.Over Brunswijk....; la façon ouverte avec laquelle il me parle sur bien des choses peut nous être utile dans plusieurs occasions. Ce prince a l'esprit fin, mais comme il ne se défend pas assez des sentiments qui l'animent, surtout contre le ministère de la Cour de Vienne, il laisse quelque fois échapper des traits, dont nous pouvons faire usage et dont je ne manquerai pas de vous rendre compte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
178*. 17 Novembre 1761...... Il est certain que les Etats Généraux ne sauroient trop se garantir de la tyrannie, que les Anglois exercent sur le commerce de toutes les nations, et il faut croire que l'armement maritime, qu'ils continuent, garantira un peu celui de leurs sujets; mais le danger le plus réel et peut-être le plus prochain, qu'ils ayent à redouter et sur lequel on ne peut espérer que L.H.P. prennent quelque résolution ferme, c'est l'espèce de despotisme que les Anglois exercent dans les Indes Orientales et dont la Compagnie Hollandoise peut ressentir dans peu les effets les plus funestes. Il se trouve dans la province d'Hollande bien des gens, qui en sentent la conséquence; mais les autres provinces, qui croyent y être peu intéressées, ont la foiblesse de fléchir sous | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
les prétentions les plus injustes de l'Angleterre et ne concourroient point ou du moins très foiblement aux mesures, que la Hollande et peut-être la Zélande pourroient prendre pour s'y opposer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
179*. 22 Décembre 1761...... La Compagnie des Indes hollandoises a caché tant qu'elle a pu les désordres et les troubles, qui se sont élevés dans l'isle de CeilonGa naar voetnoot1). Ils sont tels, qu'elle ne croit plus ses forces suffisantes pour les réprimer. Je crois qu'elle présentera bientôt aux Etats Généraux une pétition, par laquelle elle leur demandera des secours en vaisseaux de guerre et en détachements de troupes réglées de la République. Bien des gens attribuent aux procédés des Anglois la révolte des esclaves et des naturels de cette isle contre la Compagnie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
180*. 25 Décembre 1761.Gesprek met den raadpensionaris en den griffier over Ceylon. De raadpensionaris geeft toe, dat de zaken daar in zorgelijken toestand zijn; dat gelukkig de twee belangrijkste plaatsen van het eiland in de macht zijn van de Compagnie, maar dat zonder verzuim krachtige maatregelen noodig zijn. Comme il a paru que le Greffier n'approuvoit pas trop la confidence de Mr le Conseiller Pensionnaire, ce ministre a ajouté tout de suite, qu'il espéroit que cette affaire seroit facilement terminée et que la Compagnie n'avoit point encore demandé à l'Etat les secours, qui pourroient lui être nécessaires pour cela. J'ai dit à Mr le Conseiller Pensionnaire et à Mr le Greffier, que je désirois que la Compagnie hollandoise ne se | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
trouvât pas dans le cas de sentir vivement la perte de Pondichéry et les suites des succès de nos ennemis dans les Indes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
181*. 5 Janvier 1762.Gesprek met den griffier over Ceylon; deze zegt dat de Compagnie op zich neemt om met eigen middelen die zaak te beeindigen; maar dat de Compagnie twee uitvoerige memories heeft ingeleverd over de kwellingen, die zij in hare etablissementen ondervindt van de Engelschen, ook op de kust van Bengalen; dat het te vreezen is dat zij gedwongen wordt, aan de Staten-Generaal hulp te vragen in manschap en schepen om zich tegen de handelwijze der Engelschen te verzetten, indien Engeland geen gunstig antwoord geeft op de vertoogen, die Boreel in last heeft te doenGa naar voetnoot1). D'Affry verwacht, dat Pitt, om het aantal der vijanden van Engeland niet nog grooter te maken, aan de Hollanders recht zal doen. Velen in de Republiek zijn onaangenaam aangedaan door het Bourbonsch familieverdrag. Engeland verspreidt er de meeste dwaze geruchten over. La Haye n'est pas qu'elle a été autrefois. La composition des Etats Généraux est très petite. Celle du corps des ministres étrangers ne l'est pas moins, et l'on ne peut tirer que très peu de lumières et des uns et des autres.... La pluspart des partisans de l'Angleterre dans la République sont très interessés dans ses fonds, dans lesquels ils ont placé autant par enthousiasme que par confiance la plus grande partie de leur fortune. Je ne puis vous exprimer leur inquiétude depuis quelques jours. Zij veroordeelen nu zeer Pitt's houding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
182*. 8 Janvier 1762.J'ai vu hier Mr le Conseiller Pensionnaire. Il m'a dit que Mr Yorke avoit assuré les principaux ministres de la République, que Sa Majesté Britannique avoit appris avec peine les difficultés, qui s'étoient élevées entre les Compagnies Angloises et Hollandoises dans les Indes; que son intention étoit qu'il ne fut apporté aucun préjudice à la Hollandoise, et qu'Elle envoyeroit incessamment ses ordres à cet égard. Mais Mr le Conseiller Pensionnaire m'a avoué ensuite que, lorsque l'on avoit poussé Mr Yorke pour savoir à quel titre les Anglois avoient commis des hostilités sur les établissements hollandois dans le BengalGa naar voetnoot1), il a répondu, que les Anglois avoient été obligés d'y soutenir les intérêts d'un prince leur allié. Je ne puis croire qu'il ait été autorisé par la Cour à donner une réponse aussi singulière. Mr le Conseiller Pensionnaire m'a avoué aussi, que le commandant des escadres angloises dans l'Inde avoit menacé le gouverneur de Batavia d'une visite, s'il ne se conduisoit comme il le désiroit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
183*. 12 Janvier 1762.Gisteren heeft hij een lang gesprek gevoerd over de verhouding tusschen de Republiek en Engeland met burgemeester Hasselaar. Ce magistrat jouït de beaucoup de réputation et d'un grand crédit dans la ville d'Amsterdam, et comme il a toujours été fermement et ouvertement opposé aux opinions de feue Son Altesse RoyaleGa naar voetnoot2), et qu'il m'a parlé toujours | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
avec franchise, j'ai cru devoir m'adresser à lui pour avoir des lumières nettes et simples sur l'état présent de la République relativement à l'Angleterre, aux disputes des deux Compagnies dans les Indes et à ce qu'on peut espérer des résolutions des Etats Généraux pour augmenter leur marine et protéger efficacement le commerce de leurs sujets. Ma confiance n'a pas été trompée. J'ai trouvé Mr Hasselaar aussi bon patriotte que je l'ai toujours connu. Il m'a dit d'abord, que je pouvois compter que les Anglois ni leurs partisans ne pourroient venir à bout d'entrainer la République. Il a ajouté que, hors quelques têtes chaudes, entre lesquelles il a nommé messrs de Bentinck, il ne connoissoit personne dans la République, qui fût capable de sacrifier ses intérêts et ses trésors à la fantaisie des Anglois et au désir de leur plaire. - Aangaande de verklaringen van Engelsche zijde over de geschillen tusschen de Compagnieën zegt hij ongeveer hetzelfde als de raadpensionaris; et il m'a dit, que son avis étoit qu'on demandat non seulement à l'Angleterre une réparation autentique de tout ce qui s'est passé à Bengale, mais encore d'obliger la Compagnie Angloise à renonçer au traité, qui a occasionné ces hostilités et à s'engager à n'en contracter avec aucun prince de l'Inde, qui puisse lui servir de prétexte pour troubler la Compagnie hollandoise dans son commerce ou dans ses possessions. Il a ajouté, qu'il espéroit que cet avis seroit suivi. - Hasselaar zegt verder, dat hij de onlangs bewilligde versterking der vloot met 12 schepen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
onvoldoende acht, en dat men zijn best doet meerdere versterking te verkrijgen, doch dat de landprovincies hiertoe wel niet te bewegen zullen zijn, tenzij de zeeprovincies in eene vermeerdering der militie toestemmen. Hij tracht d'Affry te overtuigen, dat in deze tijden daarvan geen gevaren te vreezen zijn en dat zij slechts het middel zal zijn om de versterking der vloot te verkrijgen. - D'Affry stemt met dit betoog feitelijk in, ook volgens zijn brief van 15 Januari. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
184*. 9 Février 1762.Over mogelijke vermeerdering van troepen. Cette augmentation, si elle avoit lieu, seroit motivée sur trois objets publics. Le premier seroit la foiblesse reëlle de l'état des forces de terre de la République et le remplacement des troupes, qu'elle sera peut-être obligée de prêter à sa Compagnie des Indes pour le soutien de ses établissements en Asie contre les entreprises des Anglois. Le second seroit la nécessité de pourvoir mieux de troupes les frontières pour les mettre à l'abri des courses, que les partis des différentes armées pourroient y faire. Le troisième ne seroit que la complaisance des provinces maritimes pour les provinces de terre, qui, fournissant de l'argent pour la protection d'un commerce auquel elles prétendent n'avoir guères de part, demandent en même tems une augmentation dans les troupes de terre, qui leur fournisse l'occasion de placer beaucoup de leurs sujets et qui leur procure de plus fortes garnisons et par conséquent une plus grande consommation de leurs denrées et de leurs manufactures. Le premier de ces trois objets n'existera pas si, comme il est à craindre, les Anglois ont l'adresse de satisfaire en apparence la Compagnie hollandoise, et si les particuliers n'ont pas la force de profiter de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
cette occasion et de l'embarras dans lequel se trouve l'Angleterre, pour se soustraire enfin à l'espèce de domination, que cette Puissance exerce sur les résolutions de la République depuis l'avénement de Guillaume 3e au trône de l'Angleterre. Le second objet seroit très désobligeant pour nous, puisque les Etats Généraux croiroient une augmentation nécessaire, lorsqu'il est plus apparent que jamais que dans le cours de la campagne prochaine nos armées seront les seules, qui se trouveront à portée de ses frontières. Le troisième objet est d'un intérêt si petit et si domestique, qu'il y auroit du ridicule à vouloir le faire servir d'un objet unique à une augmentation. Ces trois objets ne pouvant y servir, il faut croire qu'il y en a de plus réëls et de plus cachés qui animent le corps du gouvernement et qui les engagent à désirer une augmentation dans les troupes de terre. Je crois qu'ils sont bien plus relatifs à des intérêts particuliers et personnels qu'au bien de l'Etat; mais pour vous expliquer sur quoi cette opinion est fondée, permettez moi de vous faire un tableau abrégé de l'état présent du gouvernement des Provinces Unies. Lorsque Sa Majesté daignoit jetter les yeux sur moi au commencement de cette guerre pour venir de sa part ici assurer les Etats-Généraux de la continuation de sa bienveillance, du désir qu'Elle avoit que la guerre, que les Anglois nous avoient suscitée, ne s'étendit point au continent et pour leur proposer d'embrasser le parti de la neutralité, je trouvai Son Alte Roye, Made la Princesse, maîtresse en apparence des sept provinces, mais lorsque j'eus assuré quelques républicains cachés de la protection, que Sa Majesté accorderoit à la République si en haine de sa neutralité quelques autres Puissances vouloient l'attaquer, Son Alte Roye trouva dans toutes les résolutions des Etats-Généraux et surtout de la pro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
vince de Hollande une opposition à laquelle Elle ne s'attendoit pas, et qui devint si forte que, malgré son envie d'être utile au Roi son père, Elle n'osa s'opposer au parti de la neutralité. Lorsque le prince Ferdinand eut passé le Rhin et après la bataille de Crefeld, Elle crut le moment venu de n'avoir plus à nous craindre et Elle voulut forcer une augmentation, mais les Etats de Hollande, qu'Elle fit tenir assemblés pendant onze ou douze semaines, eurent la fermeté de n'y point consentir. Cette princesse mourut l'hyver suivant. Les républicains ne seurent pas saisir ce moment. Ils n'eurent pas la force de profiter de la longue minorité du Stadhouder, ils n'eurent que la foiblesse de prévoir et de craindre les événements qui la suivroient. Le prince Louis de Brunswic et les partisans du Stadhouder eurent l'adresse, en les flattant sur l'autorité qu'ils venoient d'acquérir, de la leur faire employer à la dispute de priviléges de villes et de nominations d'employs subalternes, et ceux-ci eurent la maladresse de s'en occuper et de se diviser par les raisons mêmes qui devoient les réunir. Le prince Louis, qui devoit n'avoir aucune part aux affaires politiques, a commencé par leur offrir, au moyen de ses espions, sa médiation dans les disputes qui s'élevoient sur des nominations d'employs, dont les villes ont récuperé le droit jusqu'a la majorité du Prince. On en est venu après cela à le consulter sur ces nominations, et plus le tems de cette majorité approche, plus les régents s'empressent à plaire au jeune Stadhouder, sans songer que ce seroit le tems, où il seroit le plus nécessaire d'opposer des régents sages et fermes à la fougue qu'on peut craindre de son age, et à l'autorité excessive que des flatteurs chercheront à lui attribuer. Les républicains soubçonnent, que ce jeune Prince ne sera que leur Stadhouder et n'aura d'intérêts que ceux de la République; mais | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
il est plus qu' apparent qu'on ne les lui fait envisager que comme relatifs et inséparables de ceux de l'Angleterre et des différentes branches de la maison de Brunswick, et l'on peut être assuré que le prince Louis le nourrit de l'amertume, qu'il a dans le coeur sur l'état présent de sa maison et du corps évangélique dans l'empire. Il est certain que c'est dans ces sentiments que le jeune Prince entrera dans les fonctions du Stadhoudérat. Il assistera aux assemblées des Etats au mois de mars 1763, et il y aura voix délibérative et active dans le même mois 1766. On doit croire, qu'il n'attendra pas ce tems pour y avoir beaucoup d'influence et pour y prendre beaucoup d'autorité, et je suis persuadé que la pluspart des républicains ne penche à une augmentation des troupes de terre dans le moment présent que dans la crainte que le Stadhouder ne les rende responsables d'avoir laissé l'Etat dans l'impuissance de seconder ses vues et de servir son ambition. L'exemple des frères de Wit les effraye encore, mais ils n'ont ni la force ni la mauvaise intention de désirer une augmentation considérable dans les troupes de terre pour s'en servir contre nous ou pour nous obliger, comme ils ont tâché de le faire en 1668, de terminer la guerre; d'ailleurs la guerre présente s'étend si considérablement et peut préparer des événements si inattendus de part ou d'autre, que les républicains comme les autres membres du Gouvernement ne doivent voir qu' avec peine l'état de foiblesse, dans lequel la République se trouve et dans lequel on pourroit les accuser de l'avoir laissé languir. J'espère cependant, comme je vous l'ai marqué vendredi dernier, que cette augmentation n'aura pas lieu, et je vais vous détailler les raisons que j'ai de le croire, pour répondre en même tems à l'article de votre dépêche, dans lequel vous me faites l'honneur de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
me dire que je dois me rendre fort communicatif avec les membres du Gouvernement de la République. Je me suis toujours attaché à entretenir ou à conserver une communication seure avec les gens, qui ont le plus d'autorité ou dans les provinces ou aux Etats Généraux. J'avois un moyen de faire dire ce que je voulois en Gueldre à Mr de Rozendahl et à Mr de TeurkGa naar voetnoot1), son frère. Ils sont morts. L'homme, qui gouverne la Gueldre depuis ce tems, s'appelle Schimmelpenning van der OyenGa naar voetnoot2). Nous sommes en relation sans nous connoitre, et c'est Mr van Hoey, ancien ambassadeur en France, qui est le tiers de notre correspondance. Il m'a dit, qu'il étoit assuré de lui quant à la négative sur l'augmentation. Mr le Conseiller Pensionnaire et Mr de Wassenaer Twickel m'ont fait entendre, qu'elle ne seroit point agréée par la province de Hollande, et j'ai d'ailleurs le moyen de savoir le sentiment de la plupart des villes, qui la composent et dont la négative d'une suffit pour s'opposer à l'unanimité, qui seroit nécessaire dans une telle affaire. Mr de Borselle, premier Noble de Zélande et qui a dans cette province une autorité à peu près absolue, m'a assuré que cette province ne vouloit point d'augmentation dans les troupes de terre. J'ai lieu de croire que la province d'Utrecht n'insistera pas sur cela. Je suis lié avec plusieurs des principaux membres de cette province et entr'autres avec le comte Henri de Nassau, qui y acquiert beaucoup de crédit. Je vois peu messieurs de BergsmaGa naar voetnoot3) et de KempenaarGa naar voetnoot4), députés de Frise aux Etats Généraux; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
mais j'ai des gens qui se chargent d'un moment à l'autre de leur dire ce que j'aurois à leur communiquer; d'ailleurs le second fils de Mr de Wassenaer Twickel est dans les Etats de FriseGa naar voetnoot1), et je puis par ce moyen faire passer dans cette province tout ce que je veux y envoyer. Quant à la province d'Overijssel, le comte Charles de Bentink et le comte de Heyden d'OotmarsenGa naar voetnoot2) la gouvernent à peu près. Ces messieurs sont si publiquement vendus à l'Angleterre et au Stadhouder, qu'il n'y a rien à en espérer, mais cette province et celle de Groningue ont si peu d'influence sur les résolutions des Etats-Généraux, qu'elles ne vaudroient la peine de les cultiver que dans le cas où leur conversion les en rendroit dignes. Hij heeft zich nooit met allerlei leden der regeering zonder onderscheid ingelaten, maar alleen met die regenten, qui ont le plus d'influence dans chaque province et qui ont la réputation la plus assurée d'impartialité et d'intégrité. J'ai tâché de suivre ces principes depuis que je réside ici. Je les dois aux instructions que je receus de Mr Rouillé et aux conversations qu'il me préscrivit d'avoir avec mr l'Abbé de la Ville. J'en profitai avec tant de bonheur que la négociation de la neutralité, qui a duré plus de six mois, n'a rien couté à Sa Majesté en argent extraordinaire que la somme de deux mille et quelques cent livres pour les courses de quelques courriers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
n'a pas la force de travailler à s'en soustraire, et l'intérêt, que les sujets des Etats-Généraux prennent à la conservation et à la prospérité de l'Angleterre, augmente à proportion qu'ils font leur fortune à la seureté des fonds publics de cette Puissance. Il y passe encore touts les jours des sommes considérables de ce païs. Comme la plus grande partie des biens des régents des villes consistent en papiers, il est bien difficile qu'ils ne s'intéressent vivement à tout ce qui peut contribuer à la seureté de ces papiers, et comme les villes d'Amsterdam et Rotterdam sont les seules, qui souffrent le plus évidemment des vexations des Anglois dans le commerce, leurs régences sont presque toujours les seules, qui s'opposent avec fermeté aux projets, que quelques villes de leur province ou quelques provinces de l'Union voudroient former pour plaire aux Anglois ou pour adhérer à leur intention. Il est bien à craindre que le parti Anglois ne prédomine tout à fait, malgré les efforts de ces deux villes et de quelques autres, lorsque le prince Stadhouder sera à la tête des affaires, et surtout si ce prince épouse une princesse Angloise. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
186*. 16 Avril 1762.Gesprek met een der voornaamste directeurs van de O.I.C. over den kritieken toestand op Ceylon en de geheel mislukte onderneming in Bengalen. Het eenige middel, zegt d'Affry, om zich te vrijwaren tegen een bedekten vijand is hem openlijk den oorlog te verklaren. Maar zuchtend antwoordt de directeur, dat de Republiek veel te zwak is om zich tegen Engeland te wagen. Je lui dis que cette foiblesse s'augmenteroit encore par l'aveu qu'on en faisoit, par la façon dont les Anglois en abusoient et par la division qu'on leur permettoit d'entretenir dans le Gouvernement des Provinces Unies, dont la pluspart | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ne connoissoient d'autre politique que celle d'être entièrement et aveuglement soumis au système et aux volontés de l'Angleterre. J'ajoutai que cette mauvaise politique finiroit par ruïner la République, mais qu'elle s'en appercevroit trop tard. Inderdaad is de zwakte van het Gouvernement tot het uiterste gekomen; en d'Affry moet herhalen wat hij reeds meerdere malen heeft gezegd, ‘c'est qu'un ministre du Roi dans ce païs ne pourra presque jamais se flatter d'engager le Gouvernement à mettre dans sa conduite de l'activité et de la fermeté. Il ne pourra guères espérer de succès dans ses négotiations que lorsqu'elles auront pour objet de ne prendre des engagements que passifs et défensifs’, etc. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
187*. 30 Avril 1762.Over Steyn. Il m'a accordé sa confiance dès le commencement de mon ministère et par conséquent dans des tems difficiles. Cette confiance m'a attaché à lui, et j'ose dire que l'usage, que j'en ai fait, l'a attaché à moi. C'est un homme d'une probité à toute épreuve. Il n'a pas autant de talents que de vertus. Il n'avoit jamais connu les affaires étrangères, quand il est arrivé au ministère. Il n'y a pas acquis encore de grandes lumières; mais il entend parfaitement les affaires du dedans et cette connoissance le conduit à discerner avec justesse les vrais intérêts de la République dans ce qui la touche immédiatement. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
188*. 14 Mai 1762.Had de Republiek in 1740 bewaard de neutraliteit als in 1734Ga naar voetnoot1), - neutraliteit ‘qu'elle a du dans ce tems-là au crédit que le Conseiller Pensionnaire de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slingerland avoit acquis et à la sagesse de ses principes’ - dan zou zij haar aanzien niet verloren hebben. ‘Les dettes de la Hollande sont encore très considérables; mais plusieurs provinces ont mis beaucoup d'ordre dans leurs finances, et la Hollande entr'autres amortit touts les ans de très grosses sommes par la sage oeconomie de mr. le Conseiller Pensionnaire. - Je crois devoir vous dire que ce mr. Slingerland est un parfaitement honnête homme et patriotique, qui a été le premier qui à mon arrivée ici m'ait parlé avec confiance sur les moyens de rétablir le parti républicain et d'empêcher Son Altesse Royle, Madame la princesse Gouvernante, d'entrainer la République dans les vues et dans les intérêts de l'Angleterre. Lorsque les Anglois parurent il y a quelques années vouloir se réconcilier avec nous, mr. Yorke fut chargé de s'adresser à lui pour nous faire passer ce qu'ils avoient à proposer, et il se conduisit dans cette affaire avec la plus exacte droiture.’ Hij geniet veel vertrouwen bij de regenten der voornaamste steden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
189*. 25 Mai 1762.Ce que vous pensez, Monsieur, sur la foiblesse du Gouvernement de la République et sur le crédit des factions Angloise et Stadhoudérienne, qui ont empêché les résolutions salutaires que l'Etat devoit prendre ou qui en ont traversé du moins l'exécution, n'est que trop reël. L'esprit de patriotisme n'existe pour ainsi dire plus, et celui de l'intérêt personnel y est substitué. Cette malheureuse façon de penser ne sera que trop développée dans sept ou huit ans, si le jeune Stadhouder se livre à l'ambition, et s'il épouse une princesse d'Angleterre. Engeland zal dan denzelfden invloed in de Republiek krijgen als zij op 't eind der 17e en in 't begin der 18e eeuw gehad heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
190*. 28 Mai 1762.Van der HoopGa naar voetnoot1), advocaat-generaal der O.I.C., zal eerstdaags voor die Compagnie naar Engeland gaan. Il ne s'est chargé d'une commission aussi désagréable pour lui que par un pur effet de son zèle et de son patriotisme. C'est un des hommes de ce païs, qui pense le mieux et qui a le plus de lumières et de capacité. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Register van persoonsnamen.
|
Ablaing (J.D. d'A. van Giessenburg), 35. |
Allamand (I.N.S.), 164. |
Back (J. De), 8, 15, 27, 46, 95, 114, 115, 117, 159. |
Barrington (Lord), 21 noot. |
Belle-Isle (Maréchal de), 8. |
Bentinck (Ch.... tot Nijenhuis), 184. |
Bentinck (W.... van Rhoon), 5 noot, 8, 50, 54, 89, 95, 98, 103, 109, 114 noot, 115, 117, 119, 131, 155, 162, 163, 164, 183. |
Bergsma (A.), 159, 184. |
Berier, 141. |
Berkenrode (M. Lestevenon van), 1 noot, 24, 34 noot, 37, 39, 107. |
Bleiswijk (D. van), 1 noot. |
Bleiswijk (P. van), 103 noot. |
Boetselaer (J.Ph. van den..., heer van Nieuwveen), 109. |
Bonnac (de), 4, 13 noot, 35 noot, 41 noot, 126 noot. |
Boreel (J.), 41, 137, 138, 140, 167, 181. |
Borssele (J. van), 8, 84, 184. |
Bosschaert (K.), 20. |
Brunswijk (Ferdinand, hertog van), 122, 157, 170, 184. |
Brunswijk (Lodewijk Ernst, hertog van), 86, 103 noot, 105, 114 noot, 117 noot, 125, 127, 128, 129, 136, 139, 146, 147, 154, 157, 159, 161, 168, 170, 172, 175, 177, 184. |
Burman (C.), 35 noot. |
Burmania (G.O. van), 35 noot. |
Calmette (Bosc de la), 133, 134. |
Carolina (prinses, zuster van Willem V), 89, 152, 159, 160, 161, 168. |
Chais (Ch.), 86, 160 noot. |
Clifford (firma), 169. |
Clive, 182 noot. |
Contest (Barberie de St.), 4. |
Cornabé (Fr.), 86. |
Denemarken (Koning Frederik V van), 134, 135. |
Duyn (A.J.v.d.D. van Maasdam), 109, 131, 172. |
Engeland (Koning George II van), 3 noot, 13 noot, 22, 25, 36 noot, 94, 184. |
Engeland (Koning George III van), 167, 170. |
Estrées (Maréchal d'), 75, 77. |
Fagel (H.), 4, 85, 88, 173, 180, 181. |
Fénelon (G.A. de Salignac, mark. de La Mothe-), 3 noot. |
Frankrijk (Koning Lodewijk XV van), 1, 3, 6, 10, 13, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25 noot, 26, 30, 34, |
35, 36, 37, 42, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 69, 75, 77, 90, 106, 110, 112, 135, 153, 154, 155, 157, 158, 184, 186. |
Galitzin (prins), 149. |
Germain (graaf de St.), 162, 163, 164. |
Giessenburg. Zie Ablaing. |
Gouvernante (prinses Anna), 5, 9, 13, 16, 19, 22, 25, 30, 33, 35 noot, 47, 52, 54, 60, 62, 65, 66 noot, 67, 68, 70, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 86, 87, 88, 92, 93, 94, 95, 98, 102, 104, 111, 114, 115, 117, 118, 120, 121, 122, 123, 125, 126, 127, 129, 130, 131, 147, 153, 157, 159, 171, 183 noot, 184, 188. |
Graafland (E.), 26, 108 noot. |
Griffier, zie Fagel. |
Grimaldi (H.), 28. |
Gronsveld (B.P.S.A. Van Diepenbroek graaf van), 109, 117, 120, 131, 159, 171, 174, 175, 183 noot. |
Grovestins (D. Syrtema van), 114 noot, 147. |
Haren (O.Z. van), 115 noot 3, 154, 157, 158, 159, 160, 161. |
Haren (W. van), 61, 62, 64. |
Hasselaar (G.A.), 148, 183. |
Hessen-Cassel (de landgraaf van), 154. |
Heyden (F.J.S. van H. van Ootmarsum), 184. |
Hoeven (van der), 141. |
Hoey (Abr. van), 1, 6, 8, 38, 131, 184. |
Hogendorp (G.C. van), 38, 131. |
Holderness (graaf van), 36, 157. |
Hompesch (V.W. graaf van), 16, 25, 109, 116 noot, 131, 172. |
Hoop (C. van der), 190. |
Hop (Corn.), 52. |
Hop (H.), 36. |
Hope (familie), 156. |
Hope (firma), 169. |
Hopetoun (John Hope of), 156 noot. |
Huybert (P.A. de, heer van Kruininge), 4. |
Kauderbach (gezant), 149. |
Kempenaer (D.L. de), 184. |
Kruininge, zie Huybert. |
La Lecq, zie Nassau. |
Lally-Tollendal, 174 noot. |
Larrey (Th.J. de), 1 noot, 5, 23 noot, 114, 117. |
Lestevenon, zie Berkenrode. |
Lynden (F.G. van L. van Hemmen), 10 noot, 21. |
Maria Louise (weduwe van Jan Willem Friso), 154, 157, 158, 159. |
Marselis (D. van), 1 noot, 23 noot. |
Mauritius (J.J.), 4. |
Meerman (G.), 18, 20, 26, 138, 140. |
Mieden (A. van der), 115, 159. |
Mieden (A. van der), de zoon, 8. |
Nassau (H.K. graaf van N. La Lecq), 4, 8, 184. |
Nassau (prins van N.-Weilburg), 89, 152, 159, 168. |
Neck (van), 169. |
Neufville (firma), 169. |
Ogier, 150. |
Oostenrijk (Keizerin Maria Theresia van), 54, 125. |
Oost-Friesland (Vorst van), 77. |
Opton (graaf van), 156. |
Pelham (H.), 36 noot. |
Pels (firma), 169. |
Pitt (W.), 157, 181. |
Poll (J. van de), 138. |
Pretendent (Jacob Eduard Stuart), 13 noot, 16. |
Pruisen (Koning Frederik II van), 45, 54, 69, 73, 74, 77 noot, 81, 95, 159, 170. |
Raadpensionaris. Zie Steyn. |
Rechteren (R.B.R. van R. van Gramsbergen), 4. |
Reischach (baron van), 60, 65, 76, 85. |
Rhiel (van), 114 noot. |
Rouillé, 184. |
Rozendaal (L.A. van Torck van), 66, 184. |
Sarraz (P. de la), 9. |
Schimmelpenninck (A. Schimmelpenninck van der Oye), 184. |
Seckendorf (C.L. baron van), 77, 117, 120. |
Sichterman (J.A.), 8. |
Slingeland (G. van), 4, 20, 28, 116 noot, 188. |
Slingeland (S. van), 188. |
Spaen (A.D.v. Sp. van Biljoen), 66. |
Stadhouder (Willem V), 19, 109, 127, 128, 131, 136, 139, 145, 148, 152, 153, 159, 161, 168, 176, 184, 185, 189. |
Stael (J.), 108 noot. |
Steyn (P.), 4, 8, 12, 16, 20, 24, 29, 34, 39, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 53, 62, 67, 71, 77, 85, 88, 94, 95, 99, 103, 107, 112, 114, 115, 116, 124, 127, 132, 134, 137, 140, 144, 146, 158, 159, 165, 173, 180, 182, 183, 184, 187, 188. |
Swart (de), 91. |
Torck (L.A.). Zie Rozendaal. |
Torck (F.W.), 184. |
Verelst (D.H.), 159 noot. |
Ville (abbé de la), 4, 184. |
Wassenaer (A. van W. van Hazerwoude), 109, 131. |
Wassenaer (F.H. van W. van Katwijk), 109, 131 noot. |
Wassenaer (P. van W. van Sterrenburg), 25, 109, 131, 171, 174. |
Wassenaer (C.G. van W. Twickel), 67, 92, 184. |
Wassenaer (U.W. van W. van Obdam en Twickel), 13, 22, 25, 28, 31, 38 43, 67, 70, 92, 93, 109, 131, 148, 184. |
Weilburg, zie Nassau. |
Welderen (J.W. van), 190 noot. |
Willem IV (stadhouder), 5 noot, 88, 120, 154, 183 noot. |
Willem V, zie Stadhouder. |
De Witt (gebroeders), 184. |
Wybo (J.), 115 noot, 122. |
Yorke (J.), 14, 15 noot, 22 noot, 25 noot, 28, 40, 84, 89, 104, 108, 109, 111, 128, 140, 144, 157, 182, 188. |
- voetnoot1)
- Zie no. 149.
- voetnoot1)
- Vaderlandsche Historie 4 dln. (Amsterdam, 1821-1826).
- voetnoot1)
- Men zie Deel VI van Blok's Gesch. v.h. Ned. Volk. Jorissen, Lord Chesterfield en de Rep. der Ver. Nederlanden. Nijhoff, De hertog van Brunswijk. Colenbrander, De Patriottentijd, I. D'Ailly, Willem Bentinck van Rhoon. Verschillende mededeelingen berusten op gegevens, ontleend aan het Bentinck-archief, in het Koninklijk Huisarchief, en aan de Archives des Affaires Etrangères te Parijs.
- voetnoot1)
- Zie mijne studies in De Gids van Juli 1899 en in Nijhoff's Bijdragen, 4e reeks, I en II.
- voetnoot2)
- Corr. Polit. Hollande. Mémoire instructif pour M. de la Baune, 25 Maart 1728 (Arch. Aff. Etr. te Parijs).
- voetnoot1)
- Arch. Aff. Etr. Mémoires et Documents, fonds France, 446. Négociations faites en Hollande pendant les années 1733 et 1734 au sujet de la Médiation de l'Angleterre et de la Hollande etc. Nagenoeg hetzelfde onder no. 27 van het fonds Hollande; hier vindt men bovendien: ‘Négociations secrettes faites en Hollande pendant les années 1734 et 1735 etc.’ Ook in het archief van Slingeland ten rijksarchieve een verslag van deze onderhandelingen.
- voetnoot1)
- In 1724 werd in een Mémoire ou idée généralle du Commerce que la France fait avec les Etrangers etc. (Arch. Aff. Etr. Mémoires et Documents, fonds France, 1257) de waarde van den uitvoer naar de Republiek op 15.000.000, die van den invoer uit de Republiek op 3.000.000 livres geschat.
- voetnoot1)
- Nijhoff, De hertog van Brunswijk, heeft eene memorie van Bentinck van 30 Maart 1752 afgedrukt (p. 223 sqq.), waarin aan dit advies herinnerd wordt; maar zoowel hem als anderen, die na hem van dit advies hebben melding gemaakt, is het ontgaan, dat het staat afgedrukt bij Vreede, Frieder. Soph. Wilhelmine en Laurens P. van de Spiegel (1868), p. 71. - Hetgeen in den tekst volgt over de verhouding van Bentinck tot verschillende personen is alles ontleend aan het Bentinck-archief, ook hetgeen van de Engelsche diplomatie wordt meegedeeld.
- voetnoot1)
- Vgl. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, I, inleiding cliii.
- voetnoot1)
- Zie over die onderhandelingen het vervolg op Wagenaar, XXII, en Stuart, I.
- voetnoot1)
- Uittreksels uit zijne instructie bij Colenbrander, I, 371.
- voetnoot1)
- Bij Colenbrander, I, p. 367 sqq.
- voetnoot2)
- Abraham van Hoey (1684-1766), in 1708 pensionaris van Gorinchem, en sedert met verschillende ambten bekleed (zie Th. Jorissen, Memoriën van Mr. Diderik van Bleyswijk. Werken v.h. Hist. Gen. N.S. no 45). Van 1727-47 was hij gezant te Parijs. Hij was een groot voorstander van het handhaven van vrede en vriendschappelijke betrekkingen met Frankrijk, en met de Fransche staatslieden zeer bevriend (zie o.a. de Lettres et Négociations de M. van Hoey etc. Londres 1743. Er zijn twee uitgaven van dat jaar van denzelfden uitgever: een eerste, die niet, en een tweede, die wel chronologisch geordend is. Zie ook Blok's Verslag aangaande een voorloopig onderzoek te Parijs enz. 1897, p. 24). Bij het herstel van den vrede in 1748 werd van Hoey natuurlijk niet weer naar Parijs gezonden; na eene voorloopige zending van de Larrey en Marselis, vooral met het doel om een nieuw handelsverdrag te sluiten, werd de veel begeerde ambassade opgedragen aan M. Lestevenon van Berkenrode, den man die bij de verandering der Amsterdamsche regeering in 1748 zulk een groote rol gespeeld had.
- voetnoot1)
- Het meest gebruikte leesboek op de scholen, getiteld de ‘Nieuwe Spiegel der Jeugt of Fransche Tyrannye’, zal stellig tot het voortduren van dien afkeer van Frankrijk in breeden kring hebben bijgedragen. Zie Hartog, De Patriotten en Oranje van 1747-1787, p. 47.
- voetnoot2)
- De voornaamste aangelegenheid, waarin de Republiek sedert 1748 vergeefs bij de hoven van Weenen en Londen voldoening vroeg, was het tractaat van Barrière. Oostenrijk weigerde de aanzuivering der groote achterstallen, welke de Republiek te vorderen had, en wilde door een handelstractaat den Oostenrijkschen Nederlanden de gelegenheid tot vrije oeconomische ontwikkeling verzekeren, die de Nederlandsche handelspolitiek hun poogde te onthouden. Bij Engeland hield de Republiek vruchteloos aan op financiëele ondersteuning om de Barrièresteden weer in verdedigbaren toestand te brengen en de bezettingen dier steden te betalen, terwijl zij bovendien te Londen niet dien steun tegenover Oostenrijk vond, waarop zij aanspraak meende te hebben. Zie inleiding.
- voetnoot1)
- Er staat 1723 doch gelezen zal moeten worden 1733, toen de Republiek den 24en Nov. met den Franschen gezant de Fénelon eene conventie van Neutraliteit geteekend had, waarbij de Fransche koning zich verplichtte om in den krijg tegen Oostenrijk wegens de Poolsche successie de Oostenrijksche Nederlanden ongemoeid te laten, en de Republiek zich verbond zich niet te mengen in de Poolsche aangelegenheden en in de daaruit voortvloeiende twisten. Deze conventie werd gesloten tegen den zin van den Britschen koning. Zie Secr. Resol. Holl. 1733, p. 613 sqq. Rousset, Recueil etc. IX p. 455 sqq. Ook mijne inleiding.
- voetnoot2)
- De abt De la Ville, secretaris van den gezant de Fénelon, bleef na diens afscheid, in 1744, met de waarneming der zaken belast; hij zelf vertrok in 1746.
- voetnoot1)
- Barberie de St. Contest was Fransch gezant in den Haag van najaar 1750-1752, toen hij door de Bonnac vervangen werd. Deze was juist in den laatsten tijd er in geslaagd connecties met Amsterdam aan te knoopen. Zie Colenbrander, De Patriottentijd, I, p. 367-371.
- voetnoot2)
- P.A. de Huybert, heer van Kruininge. Zie over dezen letterheld o.a. Dr. A.J. Kronenberg, Het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum, p. 112. Ter Provinciale Bibliotheek van Friesland berusten een aantal brieven van hem aan Willem van Haren, uit de jaren 1743-1759; zij hebben mij niet den indruk gegeven, dat hij een ‘homme d'esprit’ was; met Mauritius, dien hij als dichter hoog bewonderde en in wiens Dichtlievende Uitspanningen ettelijke zijner verzen staan afgedrukt, was hij zeer bevriend. De naam van Slingeland komt in zijne brieven veel minder voor. Van een soort politieke vergadering te zijnen huize is mij niet gebleken, en afgaande op de onbeteekenende berichten die hij aan Van Haren zond, moet die al van heel weinig gewicht geweest zijn. Onze man deed meer aan verskunst dan aan politiek, hoewel hij zich ter afwisseling ook in staatsrechtelijke kwesties verdiepte blijkens zijn geschriftje: La Puissance d'un Roi d'Angleterre mise en paralelle avec le Pouvoir d'un Stadhouder des Provinces Unies. 1754 (Londen); vgl. Knuttel IV, no. 18473. Chesterfield, met wien hij ook bevriend was en briefwisseling onderhield en aan wien hij het opgedragen had, schreef hem: ‘Ce sera un monument bien glorieux pour moi et je ne demanderois pas une Epitaphe plus flatteuse que celle d'avoir été Ami de l'Auteur’; hij was hiermede hoogelijk gevleid en nam het voor goede munt aan Hij was eerst secretaris van Amsterdam, dan drost van Muiden geweest; sedert leefde hij ambteloos. Vgl. ook: Vriesche Volksalmanak, 1840.
- voetnoot1)
- Hendrik Karel graaf van Nassau La Lecq, heer van Beverweerd, sedert 1752 zitting hebbend in de Generaliteits Rekenkamer voor de Ridderschap van Utrecht.
- voetnoot2)
- Waarschijnlijk R.B.R. van Rechteren, heer van Gramsbergen, zie Krämer I, in voce. Met Krämer verwijs ik naar de registers op diens uitgave der Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek in de Werken van het Hist. Genootschap.
- voetnoot3)
- Thomas Isaac de Larrey. In 1748 voor korten tijd door de Staten-Generaal naar Frankrijk gezonden als minister; aanvankelijk protégé van W. Bentinck (later werd de verstandhouding minder goed); raad van den prins, later van de Gouvernante; in 1751 secretaris van de Conferentie voor de buitenlandsche zaken, door den prins ingesteld; in 1758 secretaris van de Gouvernante. Met de voorbereiding der zaken doelt hij op de Conferentie. Zie de inleiding.
- voetnoot1)
- Ook bij d'Yvoy, p. 67; uitvoeriger, maar met weglating van sommige stukken, o.a. van hetgeen Fruin overgenomen heeft.
- voetnoot1)
- Ook bij d'Yvoy, p. 69.
- voetnoot2)
- I. van Borssele, representant van den prins als eersten edele van Zeeland. Krämer I, in voce.
- voetnoot3)
- I. de Back, in 1747 secretaris van den Prins, later van de Prinses. Zie Krämer I, in voce. In 1748 en 1749 was hij zeer bevriend met Bentinck, doch zijne houding en gedrag gedurende Bentinck's verblijf te Weenen in 1749 en 1750, toen hij Bentinck's buitenlandsch politiek-systeem bestreed, had een breuk ten gevolge, die tot groote vijandschap leidde. Zie de inleiding.
- voetnoot4)
- Dit zal zijn Joan Albert Sichterman, te Groningen bekend als de Bengaalsche Sichterman.
- voetnoot5)
- Bedoeld is waarschijnlijk A. van der Mieden, de zoon van den raadsheer; hij was in 1754 lid van den Raad van State geworden.
- voetnoot1)
- Dit staat niet in dien brief, maar is eene vermelding van Fruin; zie no 5*.
- voetnoot2)
- d.i.P. De la Sarraz, bevelhebber der Zwitsersche garde. Krämer I, in voce.
- voetnoot3)
- Vgl. hiermee het bericht van D'Affry over de uitingen van Van Lynden, president van de Staten-Generaal in de week, waarin de nieuwjaarsdag viel, bij D'Yvoy. p. 68.
- voetnoot1)
- Het zoogenaamde Westminster-tractaat was 16 Jan. 1756 geteekend.
- voetnoot2)
- De raadpensionaris bedoelt: het eerste verdrag dat Engeland aangaat.
- voetnoot3)
- Dit antwoord was door Holland ontworpen; Utrecht, Stad en Lande, Gelderland, Overijsel conformeerden er zich achtereenvolgens mee. (Secr. Resol. St. Gen. 16, 22, 27, 29 Jan. 1756). Friesland stond eene afwijkende meening voor, die reeds 16 Jan. werd ingebracht en strekte om te verklaren dat de Republiek zich met het Amerikaansche grensgeschil volstrekt niet wilde bemoeien, dat zij gaarne het geschil zou helpen bijleggen en inmiddels de striktste onzijdigheid wilde bewaren; doch dat de Republiek vertrouwde dat de Fransche koning den Pretendent niet naar de Britsche rijken zou overvoeren, daar zij in dat geval verplicht zou zijn den Britschen koning bij te staan.
Zeeland talmde met het inbrengen van zijn advies tot 9 Febr.; dit advies keurde, met het oog op de machteloosheid van den Staat, de dubbelzinnigheid en duisterheid van sommige uitdrukkingen in het Hollandsche ontwerp af en meende dat alle verwijdering tusschen den Franschen koning en de Republiek met zorg moest vermeden worden. (Secr. Res. St. Gen. 9 Febr. 1756).
Dienzelfden dag viel het besluit om aan de Bonnac en D'Affry te antwoorden volgens het advies van Holland. De Friesche en Zeeuwsche heeren deden aanteekening tegen die resolutie.
- voetnoot1)
- Dit zal wel zijn Unico Willem, graaf van Wassenaer Obdam Twikkel, de buitengewone gezant aan den koning van Frankrijk in 1744 en 1746, die den naam had van Franschgezind te zijn en blijkens andere berichten van D'Affry met hem in relatie stond. Zie ook Krämer I, in voce Twikkel.
- voetnoot1)
- Uitvoeriger bij D'Yvoy, p. 69. De bedoelde memorie van Yorke behelsde de aanvrage om 6000 man hulptroepen. Stuart I, 225.
- voetnoot2)
- De memorie van 13 Febr., waarin Yorke het secours van 6000 man had gevraagd, had hij aan de gedeputeerden tot de buitenlandsche zaken overhandigd. Deze deden hiervan dienzelfden dag rapport, en de heeren van Zeeland en Friesland opperden terstond vele bezwaren. Doch ook Holland maakte bezwaar tegen het gevallen besluit, dat Yorke's aanvrage zou gezonden worden aan de gewestelijke staten en dat de gedeputeerden tot de buitenlandsche zaken onderwijl met eenige leden van den Raad van State maatregelen zouden beramen om eventueel snel met de inscheping der 6000 man gereed te zijn. (Secr. Res. St. Gen. 13 Febr. 1756).
- voetnoot3)
- Wagenaar XVIII, 489. Hier wordt medegedeeld, dat Vincent Willem, baron van Hompesch, een Guliksch edelman, in de Hollandsche ridderschap beschreven werd doch wegens het verzet van sommige leden der Staten van Holland geen zitting kon nemen alvorens hij genaturaliseerd was. Zie ook over hem Krämer I, in voce.
- voetnoot1)
- Van hier af is de zin niet in orde; er zijn blijkbaar één of meer zinsneden uit D'Affry's brief overgeslagen.
- voetnoot1)
- De zaak van het secours aan Engeland.
- voetnoot2)
- Versta: het overleg en de samenwerking der ‘republikeinen’.
- voetnoot1)
- Hij bedoelt de Conferentie; zie de inleiding.
- voetnoot1)
- K. Bosschaert, pensionaris van Dordrecht.
- voetnoot2)
- Ik vermoed dat bedoeld is F.G. van Lynden van Hemmen, burggraaf van Nijmegen. Over de Lynden's, Krämer I, in voce. De voorslagen bedoelden eene onderhandeling tusschen den Engelschen secretaris van oorlog, Barrington, en een Fransch minister. Vgl. Stuart I, 233.
- voetnoot1)
- Yorke had 22 Maart aan de Gouvernante verklaard, dat hij last ontvangen had geen andere demarches te doen om het gevraagde secours te verkrijgen, daar het toch te laat zou komen om den koning van dienst te zijn. Secr. Res. St. Gen. 22 Maart 1756.
- voetnoot2)
- De onderhandelingen, na den vrede van Aken te Parijs gevoerd, eerst door de Larrey en Marselis te zamen, dan door Marselis alleen, om een nieuw handelsverdrag met Frankrijk te sluiten waren vruchteloos gebleven. Slechts was een tijdelijke opheffing verkregen van het vatgeld van 50 stuivers en eene verlaging van het invoerrecht op zoutevisch met ⅔ van het bedrag, eveneens tijdelijk; en die gunsten, nu eens ingetrokken, dan weer verleend, bleven voortdurend hoogst onzeker. (Zie over deze aangelegenheden Secr. Res. Holl. 1749 en volgende jaren passim; vgl. ook de inleiding).
- voetnoot1)
- In een missive van 18 Maart 1756 had Berkenrode bericht, dat hij had aangedrongen op het voortduren der vrijstelling van het vatgeld en der verlaging van het invoerrecht op zoutevisch, doch ten bescheid gekregen had, dat de Fransche regeering dienaangaande niets wilde beslissen, aleer duidelijk bleek, welke houding de Republiek in deze tijdsomstandigheden aannam (Secr. Res. St. Gen. 24 Maart 1756).
Een week later bewilligde de Fransche regeering de begeerde punten voor den tijd van slechts twee maanden om dan onderwijl de gezindheid der Republiek te leeren kennen (t.a.p. 31 Maart 1756).
- voetnoot2)
- P. baron van Wassenaer van Sterrenburg. Zie Krämer I in voce Sterrenburg.
- voetnoot3)
- De aangelegenheid, hier door d'Affry bedoeld, gold de vraag, of, nadat koning George voor het oogenblik van het gevraagde secours had afgezien, toch nog op de door Yorke ingediende memorie zou worden geantwoord, en zoo ja, hoe dat antwoord luiden zou. Daarenboven had de koning van Frankrijk zich niet voldaan getoond met het antwoord van 9 Febr. (zie no. 13), en uit zijn naam had d'Affry den 4en Maart een duidelijker verklaring gevraagd (Secr. Res. St. Gen. 4 Maart 1756); ook hierop moest een besluit genomen worden. Zie het rapport over beide aangelegenheden in de Staten van Holland uitgebracht in de Secr. Res. van Holl. 2 April 1756.
- voetnoot1)
- Mr. E. Graafland, sedert 1747 pensionaris van Amsterdam.
- voetnoot2)
- Men is geneigd te denken aan den ‘Brief van een koopman te R. aan een zijner vrinden te A.’, die van J. Wagenaar afkomstig is. (Zie diens Verzamel van hist. en pol. tractaaten, I 69, en Knuttel, IV, no. 18508). Een pamflet van Meerman is mij niet bekend. Natuurlijk kan d'Affry zich in den auteur vergist hebben.
- voetnoot3)
- Men herinnere zich steeds, dat d'Affry's brieven onder de oogen der regeering kwamen!
- voetnoot4)
- Zoo heeft Fruin. Er staat: mais il lui mais pourtant l'ensemble. (Misschien: Mais il lui manque etc.).
- voetnoot1)
- Wien d'Affry hier op het oog heeft, weet ik niet.
- voetnoot2)
- H. Grimaldi, Spaansch gezant in Den Haag.
- voetnoot3)
- Daar Fruin die pogingen om vrede te stichten overslaat, maak ik er verder ook geen melding van; vooral Slingeland beijverde er zich gedurig voor. Zie Coquelle op. cit.
- voetnoot4)
- Zie Secr. Res. van Holl. 22 April 1756. Het besluit betrof het antwoord aan Yorke, dat neerkwam op het voornemen om de neutraliteit te handhaven.
- voetnoot1)
- Ook bij d'Yvoy, p. 69.
- voetnoot2)
- Van Zeeland was dit bericht juist; 29 April hadden de Staten van dit gewest de resolutie genomen (Secr. Res. St. Gen. 14 Mei 1756), doch ten aanzien van Friesland was d'Affry verkeerd ingelicht.
- voetnoot1)
- De bedoelde gunsten waren: 1o ontheffing van het vatgeld zonder tijdsbepaling en tot nader order; 2o. verlaging van het recht op zoutevisch van 12 op 10 livres per 300 pond. Berkenrode bericht dit in een brief van 13 Mei (Secr. Res. St. Gen. 18 Mei 1756).
- voetnoot2)
- De Staten van Utrecht hadden in zake het antwoord aan Engeland en aan Frankrijk 12 Mei een besluit genomen conform het advies van Holland en den 14en Mei werd dit ter Staten Generaal ingediend (Secr. Res. St. Gen.). Volgens een bericht van Bonnac van 30 April 1756 had de Gouvernante tevergeefs de hulp ingeroepen van Burman (Mr. C.) om de regeering van de stad Utrecht tot een ander besluit te brengen.
J.D. D'Ablaing van Giessenburg (zie Krämer I in voce Giessenburg) begeerde van den Franschen koning de verheffing in den adelstand, en reeds in 1753 sprak men er van dat hij in het lid der geëligeerden begeerde te komen als edelman (Ibid. p. 112). Hij trachtte zich in 1756 ook aangenaam te maken aan de Fransche gezanten maar werd door dezen, te recht, niet vertrouwd, die daarom, wat aangaat Bonnac (zie zijne brieven van 20 April en 7 Mei), tot voorzichtigheid en afwachten, wat d'Affry betreft tot weigering der gevraagde gunst adviseerden.
- voetnoot1)
- Hendrik Hop, gezant bij den Britschen koning. Holdernesse was van 1749-51 gezant in Den Haag geweest en sedert lid geworden van het ministerie-Pelham. Hoewel de vijandelijkheden tusschen Engeland en Frankrijk reeds geruimen tijd gaande waren, verscheen de verwachte oorlogsverklaring van Engeland eerst den 17en Mei 1756.
- voetnoot2)
- Den 25en Mei was in de Staten-Generaal besloten aan Engeland en aan Frankrijk te antwoorden overeenkomstig het advies van Holland; Friesland echter weigerde toe te stemmen; Overijsel bleef vasthouden aan het besluit, dat uitdrukkelijk verklaard moest worden dat de Republiek zich verplicht achtte de Hannoversche successie te handhaven. Gelderland en Stad en Lande, die aanvankelijk dezelfde reserve hadden gemaakt (Secr. Res. St. Gen. 18, 21 Mei 1756), stemden toe ‘uit consideratie voor de instantie van haare Koninglijke Hoogheid, en tot conservatie van de harmonie onder de Bondgenoten’ (Secr. Resol. St. Gen. 25 Mei 1756). In de conferentie met d'Affry, waarin de gedeput. tot de buitenl. zaken hem dit besluit mededeelden, verklaarde hij, dat zijn koning het antwoord ongetwijfeld met genoegen zou ontvangen; daarenboven kondigde hij aan, dat de handelsvoordeelen, waarvan Berkenrode reeds bericht gezonden had (zie no. 33), zouden ingaan met 1 Juni en dat deze te beschouwen waren als de voorbereidselen tot een handelstractaat, waaraan de koning ten spoedigste zou laten arbeiden en waarbij hij den Nederl. handel zoovele voordeelen zou toestaan als maar mogelijk was (Secr. Res. St. Gen. 26 Mei 1756).
- voetnoot1)
- Men lette op deze verklaring. Voor de jaren na den vrede van Utrecht heb ik er elders (Fruin's Bijdragen, 4e reeks, II 167, noot 4) op gewezen, dat men zich van de omkooping der regenten licht een overdreven voorstelling maakt.
- voetnoot2)
- De bij no. 25 vermelde brochure van Wagenaar had veel geschrijf ten gevolge, ook in sterk anti-Franschen geest, zie Knuttel, IV, p. 313-315.
- voetnoot3)
- G.C. van Hogendorp, lid der regeering van Wageningen en afgev. ter Generaliteit; gehuwd met C.J. van Hoey.
- voetnoot1)
- De brochure ontbreekt.
- voetnoot2)
- Reeds Bonnac had relaties met Boreel weten aan te knoopen. Zie Colenbrander, De Patriottentijd, I, 368.
- voetnoot1)
- Stuart I, 274.
- voetnoot2)
- De koning van Pruisen beijverde zich om zich als een kampioen van het protestantisme voor te stellen ten einde de Rep. voor zich te winnen. Pol. Corresp. Fr. des Grossen, XII, no. 7604.
- voetnoot1)
- Cornelis Hop, gezant bij den Franschen koning van 1719-27, vervolgens gevolmachtigde op het congres van Soissons tot 1730, en sedert een rol spelend in de Amst. regeering. Zie Ned. Jaarb. 1762, p. 842.
- voetnoot1)
- Zie noot bij no. 2. De jaarlijksche bijdrage van Oostenrijk was in 1715 bepaald op 1.250.000 gulden en bij de wijzigingen, in 1718 in het Barrière-tractaat aangebracht, was dit bedrag gehandhaafd. En buitendien moest Oostenrijk het logement der troepen betalen volgens het reglement van 1698. Alle onderhandeling sedert 1748 was vruchteloos gebleven.
- voetnoot1)
- Zie inleiding.
- voetnoot2)
- Pol. Corr. Fr. des Gr. XII nos 7596, 7600, 7621, p. 474. XIII, passim.
- voetnoot1)
- Resol. St. v. Holl. 12 Jan. 1757, waarin versterking èn der landmacht èn der zeemacht werd aangevraagd.
- voetnoot1)
- De petitie van 1757 in Resol. van Holland van 12 Jan. 1757; het besluit omtrent de middelen, die in Holland geheven zullen worden, ibid. 22 Jan. 1757, waar men de vereischte toelichting op de deels onduidelijke, deels onjuiste mededeeling van D'Affry vindt.
- voetnoot2)
- Het bericht was van 9 Febr. (Secr. Res. St. Gen. 10 Febr. 1757). Willem van Haren was te Brussel geaccrediteerd.
- voetnoot1)
- Zie Stuart I, 308, 316.
- voetnoot1)
- Stuart I, 353-363.
- voetnoot2)
- A.D. van Spaen van Biljoen, lid der ridderschap van de Veluwe.
- voetnoot3)
- L.A. van Torck van Roozendaal, landdrost van de Veluwe; hij overleed in 1758. Vgl. no. 184.
- voetnoot4)
- d.i. de oppositie tegen de Gouvernante.
- voetnoot5)
- Zie Stuart I, 318.
- voetnoot1)
- Zie hierachter, no. 92.
- voetnoot2)
- Bij Praag, 6 Mei.
- voetnoot1)
- Slag bij Kollin, 18 Juni.
- voetnoot2)
- D'Affry aan B(ernis), wien de Buitenl. zaken waren opgedragen ter vervanging van Rouillé.
- voetnoot3)
- Ontbreekt.
- voetnoot1)
- D.w.z. door Fransche troepen, krachtens eene overeenkomst tusschen de hoven van Weenen en Versailles, waarvan de Oostenrijksche gezant Reischach en D'Affry den 18en Juli kennis gaven aan Steyn (Secr. Res. St. Gen. 18 Juli).
- voetnoot1)
- Tot inmenging in de Oost-Friesche zaken bestond voor de Republiek weinig aanleiding en nog minder gelegenheid sedert in 1744 Frederik van Pruisen vorst van Oost-Friesland was geworden en met de Republiek tot afdoening harer vorderingen eene schikking getroffen had. Zie Wagenaar XIX, 478 sqq.
- voetnoot2)
- Zij was bestemd tegen Rochefort, maar bereikte het doel niet.
- voetnoot3)
- Het bekende geschil over de in Sept. 1757 opgemaakte voordracht voor de benoeming van burgemeesters. Nederl Jaarb. 1757, p. 910 sqq.
- voetnoot1)
- Bij Rossbach, 5 Nov.
- voetnoot2)
- Zie de petitie in de Resol. St. v. Holl. 1753, 11 Jan.
- voetnoot1)
- Stuart 1, 328.
- voetnoot2)
- Dit zal wel J. van Borssele, de vertegenwoordiger van den eersten edele in Zeeland zijn.
- voetnoot1)
- De Waalsche predikant in Den Haag, Ch. Chais.
- voetnoot2)
- Zie over Cornabé Krämer I, in voce.
- voetnoot3)
- Stuart I, 337. Over de bezetting van Oostende en Nieuwpoort door Fransche troepen.
- voetnoot1)
- Zie de inleiding.
- voetnoot1)
- De vertegenwoordiger der Republiek bij den Czar.
- voetnoot2)
- Vgl. no. 67. De grietenij was Franekeradeel.
- voetnoot1)
- Het ontbreekt, doch ik ken van elders zulk een briefje; het luidt aldus:
Waarschouwing.
Alle de Fransgezinde Louvesteyners, waar van Jan de Back het hooft is, moeten voor altoos uyt de Regeering en van hunne Ampten ontzet worden, omdat zy de Vryheid en Godsdienst, ten gevalle van de Franschen, in de waagschaal stellen: het land zonder Soldaaten bloot laaten, onschuldige Burgers onderdrukken, voor veele Ampten geld genieten, en zich alomme, ten koste van de goede Burgerye, verryken, en hun schatten buyten 's Lands na Vrankrijk zenden.
Vivat Oranje, Brittanje en Pruyzen.
Zeg het voort.
- voetnoot1)
- Stuart I, 404.
- voetnoot2)
- Onmiddellijk vervolg op Wagenaar I, 405.
- voetnoot1)
- Mij niet bekend.
- voetnoot1)
- Stuaart I, 405 sqq.
- voetnoot2)
- Welke stukken bedoeld worden, durf ik niet uitmaken; de gemelde vertaling ontbreekt.
- voetnoot1)
- Naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoeld P. van Bleiswijk, die in dezen tijd in geregelde betrekking stond met Brunswijk en met Bentinck.
- voetnoot2)
- Stuart I, 415 sqq.
- voetnoot1)
- Stuart I, 414.
- voetnoot2)
- De beide pensionarissen waren J. Stael en E. Graafland; de laatste wordt warm geprezen in no. 26; wellicht werd de ander door D'Affry niet vertrouwd.
- voetnoot3)
- Stuart, I, 436. Verklaring, dat de klachten van Hollandsche zijde geen ingang zouden vinden, zoolang de Nederlanders ongeoorloofden handel, waartoe ook de handel op Fransch-Amerika gerekend werd, bleven drijven.
- voetnoot1)
- Stuart I, 422 sqq. Betreffende de vermeerdering van het leger.
- voetnoot2)
- Hij zal bedoelen: A. van Wassenaer van Hazerswoude.
- voetnoot3)
- Van Diepenbroek, graaf van Gronsveld. Zie Krämer I in voce Gronsveld. Gronsveld was in 1748 en 1749 nauw verbonden met Bentinck, doch speelde een dubbelzinnige rol tijdens Bentinck's verblijf te Weenen. Na diens terugkeer werd de vroegere vriendschap afgebroken. Op verlangen van den Pruisischen koning werd hij in 1758 van de ambassade te Berlijn teruggeroepen. Pol. Corresp. Fr. des Gr. Deel XII en volgende, de plaatsen in het register van personen aangegeven in voce Gronsfeld.
- voetnoot4)
- F.H. van Wassenaer-Katwijk, den beoogden persoon, vind ik vermeld als president van Z.H.'s domeinraad; dit was waarschijnlijk beneden een man van geboorte. Zie Krämer I in voce Katwijk en Colenbrander, De Patriottentijd I, 370.
- voetnoot5)
- Zie Krämer I in voce Duin.
- voetnoot6)
- Zie Colenbrander, De Patriottentijd, I, 370, Krämer I, p. 286.
- voetnoot1)
- Over de talrijke pamfletten, in 1758 verschenen, zie Knuttel IV, p. 332 sqq., en speciaal no. 18679.
- voetnoot1)
- Over De Back's ontslag verschillende pamfletten bij Knuttel IV, no. 18706-18709. Zie ook Krämer I, p. 293, en p. 137, noot 3. Zelfs voor iemand als Brunswijk kwam dit ontslag onverwacht: den 14en Sept. 1758 schreef hij aan Bentinck: ‘Ce matin à 9½ van Rhiel est venu ches moi pour me dire de la part de S.A.R. qu' Elle avoit envoyé ce matin Burmannia et Grovestins ches de Back pour lui annoncer qu' Elle le faisoit remercier de ses services; aussi ces deux Messieurs ont été ches de Back à peu près un quart d'heure, pendant que van Rhiel a été ches moi. Je ne sai absollumant pas davantage de toute cette histoire’ etc.
- voetnoot1)
- Raadsheer en in 1758 president in 't Hof van Holland. Zie Krämer I, in voce.
- voetnoot2)
- J. Wybo.
- voetnoot3)
- O.Z. van Haren. Zie zijne deductie, bl. 76, 77.
- voetnoot4)
- In 1757 en 1758 hadden Hompesch en Slingeland zich herhaaldelijk beijverd voor eene vredesonderhandeling tusschen Engeland en Frankrijk, waarbij eene bemiddeling der Rep. overwogen werd. Ik ga hierop echter niet in. Zie no 28.
- voetnoot1)
- Seckendorf of Seckendorff (ook reeds in no 77 genoemd) noemde zich in 1750: Chevalier de l'ordre de St. Jean, conseiller Impérial Aulique de S.M. Impale, Ministre d'Etat privé de S.A.S. Monseigneur le Marggrave de Brandenbourg-Anspach. In die laatste kwaliteit was hij in 1750 eu 1751 in de Republiek geweest om te onderhandelen over eene associatie der kreitzen, over de opvolging in Culmbach en over maatregelen om den markgraaf van Anspach bij de ‘goede’ partij, d.w.z. Oostenrijk en de Zeemogendheden, te houden. Wat hij beweerde in 1758 over diensten, aan het stadhouderschap bewezen, doelde misschien op een geschrift, dat hij in Nov. 1750 aan Bentinck ter hand stelde, getiteld: ‘Réflexions sur les moyens de conserver le stadhoudérat héréditaire dans la maison d'Orange’; van andere diensten van hem is mij niets bekend. Thans, in 1758, gaf hij voor gezonden te zijn om in 't belang van den vrede te werken, doch volgens Brunswijk had hij daartoe geen schriftelijke instructie en was het doel zijner zending slechts te intrigeeren tegen de Gouvernante en het bestaande regime.
- voetnoot1)
- Vgl. Stuart I, 433.
- voetnoot2)
- Mij niet bekend.
- voetnoot1)
- Zie no 118.
- voetnoot2)
- Stuart I, 403, 433; troepen in Duitschland in halve soldij of waartgeld.
- voetnoot3)
- Zie no 115.
- voetnoot1)
- Vgl. Stuart I, 443, 462. Aandrang op bescherming van den handel.
- voetnoot1)
- Bedoeld is een verbond met Denemarken en zoo mogelijk met andere machten ter handhaving der rechten ter zee van de neutralen, het verbond van neutraliteit van 1780 in den dop. Ook vroeger al had de Fransche regeering hieraan gedacht; reeds 2 April 1756 berichtte Bonnac: ‘Ce ne sera, Monsieur, qu'après que je saurai ce qu'on pense à Amsterdam, et particulièrement les gros négocians, auxquels je puis me confier, que je ferai usage des insinuations, que vous me chargez de faire comme de moi même sur une convention pour la sûreté du pavillon hollandais entre la République et les couronnes de Suède et de Danemarc; jusqu'ici il me paroit que les Etats Généraux prendront de préférence pour protéger leur commerce les moyens qui dépendront d'eux seuls’.
- voetnoot1)
- Het besluit ging dienzelfden dag door. Res. St. v. Holl., 12 Jan. 1759.
- voetnoot1)
- Zie Stuart II, 29, sqq. Over Yorke's memorie, waarbij gevraagd was, dat de Ned. handel zou afzien van de vaart op de Fransch-Amerik. bezittingen en van het overschepen.
- voetnoot1)
- De Gecommitteerde Raden.
- voetnoot1)
- Stuart II, 58.
- voetnoot2)
- Wassenaer v. Hazerswoude, Wassenaer van Sterrenburg en Wassenaer van Obdam en Twickel. De vierde Wassenaer, die lid der ridderschap was, Wassenaer van Katwijk, behoorde tot de andere partij.
- voetnoot1)
- Zie no 38.
- voetnoot2)
- Bosc de la Calmette, vroeger te Lissabon geaccrediteerd. Zijne concept-instructie in de Secr. Res. St. Holl. 12 Jan. 1759.
- voetnoot1)
- J. van de Poll. Zie over deze zending Stuart, II, 51. Secr. Res. St. Holl. 22 Maart, 7-12 Juni, 19 Juni, 11 Juli-6 Sept., 8 Sept., 15 Sept. 1759.
- voetnoot1)
- Welke Van der Hoeven bedoeld is, durf ik niet beslissen; in 1759 werd J.A. van der Hoeven lid der vroedschap van Rotterdam.
- voetnoot1)
- Ook bij D'Yvoy, p. 74.
- voetnoot2)
- Over die vermindering werd heel wat beraadslaagd.
- voetnoot1)
- Zie Krämer I, in voce Grovestins.
- voetnoot2)
- Zie no. 183 en de inleiding.
- voetnoot1)
- Vgl. wat dezelfde Wassenaer in Febr. 1764 aan den Hertog betuigde, bij Groen, handb. § 682.
- voetnoot1)
- Ook bij D'Yvoy, p. 74.
- voetnoot1)
- Maria Louisa van Hessen-Cassel, wed. van J.W. Friso. Over haar brouille met Brunswijk, zie no. 159.
- voetnoot1)
- Zie Stuart II, 73 sqq.
- voetnoot2)
- O.Z. van Haren, zie no. 158.
- voetnoot3)
- Over Van Haren's verhouding tot den prins, zie zijn eerste Deductie, p. 10, 69-70, en de derde Deductie, p. 7.
- voetnoot4)
- Afgedrukt bij Nijhoff, De Hertog van Brunswijk, p. 240.
- voetnoot5)
- Zie Stuart II, blz. 73. De resolutie betrof de klacht van Yorke over toevoer van ammunitie uit Amsterdam aan Frankrijk, en de klacht van D'Affry dat er een oogenblik zwarigheid werd gemaakt om die ammunitie te laten vervoeren.
- voetnoot1)
- Naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoeld John Hope of Hopetown (zie Dict. of National Biography in voce); of deze werkelijk aan de Nederl. familie Hope verwant was, durf ik niet uitmaken, maar schijnt mij weinig aannemelijk op grond der mededeelingen van Elias, De Vroedschap van Amsterdam, betreffende de Ned. Hope's.
- voetnoot1)
- Vgl. Pol. Corr. Friedrichs d. Gr. XVI, 164, 165, 215, 241, 274, XVIII, 32. En Ranke, Briefwechsel Friedrichs des Gr. mit dem Prinzen Wilhelm IV und mit dessen Gemahlin, p. 80 sqq.
- voetnoot1)
- Het volgende afgedrukt bij Nijhoff, op cit., p. 241. De Nassausche landen hadden van de Fransche troepen veel te lijden, evenals het andere Duitsche gebied.
- voetnoot1)
- Afgedrukt bij Nijhoff, op cit., p. 241.
- voetnoot1)
- Pol. Corr. Friedrichs d. Gr. XVI, 176, 177, 226, 241, 321 noot 2. In 1758 was Gronsveld vervangen door Verelst, wiens instructie is van 1 Nov. 1758. Secr. Res. St. Holl.
- voetnoot1)
- Lees: trois, althans er zijn er slechts drie genoemd, want De Back kan niet meer tot hen gerekend worden.
- voetnoot2)
- Afgedrukt bij Nijhoff, op. cit., p. 241.
- voetnoot1)
- De zaak van Onno Zwier van Haren.
- voetnoot2)
- Chais.
- voetnoot3)
- Zie over St. Germain: Van Sypesteyn, Voltaire, St. Germain, Cagliostro, Mirabeau in Nederland (1869). Over zijne relaties met Bentinck bevatten de Bentinck-papieren niets.
- voetnoot1)
- Tom. 20, pag. 97 etc. (Wagenaar). De aanspraak van Bentinck bij de introductie van Willem IV in den Raad van State.
- voetnoot1)
- Over den hoogleeraar Allemand, zie o.a. Schotel, De Academie te Leiden, p. 60, 202.
- voetnoot2)
- Over de pogingen in 1759 en 1760 aangewend om tot vrede te geraken (zie o.a. Stuart II 133 sqq.) bevatten d'Affry's depeches verschillende berichten, die ik ter zijde laat.
- voetnoot3)
- Zie o.a. Stuart II, 199, en Vervolg op Wagenaar, XXIII, 283 sqq.
- voetnoot1)
- George II was 25 Oct. overleden. Als buitengewoon gezant werd gezonden J. Boreel, die last kreeg tevens de grieven over het optreden der Engelschen in Indië te bespreken. Zijne instructie Secr. Res Holl. 5 Mei 1761.
- voetnoot1)
- Ned. Jaarb. 1761, p. 34.
- voetnoot1)
- Zooals bekend is, kon het huis zich toch niet staande houden en failleerde in 1763; tien jaar later volgde het huis Clifford. Wie met ‘un des gendres de Mr. Van Neck de Londres’ bedoeld is, weet ik niet.
- voetnoot1)
- P. van Wassenaer Sterrenburg was baljuw en dijkgraaf van Den Briel en het land van Voorne.
- voetnoot1)
- Lally-Tollendal capituleerde 18 Jan. 1761.
- voetnoot2)
- Zie ook Krämer I, 187.
- voetnoot1)
- Twist en strijd met den vorst van Candia, eerst in 1766, 13 Febr., gelukkig ten einde gebracht. N. Nederl. Jaarboeken, 1766, 412-420, 1241.
- voetnoot1)
- Stuart II, 203. Vgl. no. 167 noot.
- voetnoot1)
- Door Clive was in 1759 Chinsura genomen, en sedert duurden de vijandelijkheden voort.
- voetnoot2)
- Dit is juist: tegen de Gouvernante is Hasselaar terstond in oppositie gekomen; in 1752 werd reeds weer een conventie aangegaan, waarbij de aan Willem IV toegekende recommandaties werden te niet gedaan (De Witte van Citters, Contracten van Correspondentie p. 184. De op p. 186 genoemde burgemeester H. moet Hasselaar zijn). In 1748 en 1749 echter betoonde Hasselaar veel ijver voor den Prins en werd hij in Amsterdamsche zaken door den Prins gekend en gebruikt; hij konkelde evenwel toen reeds met Gronsveld. Zie ook de inleiding.
- voetnoot1)
- F.W. Torck, burgemeester van Hattem en rekenmeester.
- voetnoot2)
- A. Schimmelpenninck van der Oye, landdrost van de Veluwe.
- voetnoot3)
- A. Bergsma, burgemeester van Sneek.
- voetnoot4)
- D.L. de Kempenaer. Hij was afgev. ter Generaliteit geweest tot 1761. In 1762 werd hij afgevaardigd in den Raad van State.
- voetnoot1)
- Vgl. no. 92. C.G. van Wassenaer-Twickel was grietman van Franekeradeel geworden.
- voetnoot2)
- Waarschijnlijk F.G.S. van Heyden tot Ootmarsum, landdrost van Twenthe.
- voetnoot1)
- Zie de inleiding.
- voetnoot1)
- C. van der Hoop. - J.W. van Welderen ging in het najaar van 1762 als extra-ordinaris envoyé der Staten-Generaal naar Engeland en behandelde daar ook de Indische zaken. Zijne instructie Secr. Res. Holl., 16 Sept. 1762.