Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26
(1905)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inventaris van het Archief van Filips van Marnix benevens eenige brieven uit dat archief,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn ‘Discours sur les affaires de France’ te zorgen, doch zóó, dat het publiek omtrent de plaats van uitgave en diensvolgens omtrent den persoon van den schrijver op een dwaalspoor werd geleid. Naar aanleiding van dit schrijven wordt verder door Fruin erop gewezen, dat de betrekkingen, die tusschen Marnix en Vulcanius bleken te bestaan, reeds van eenige jaren vroeger dateerden, en wordt het voorts door den geleerden schrijver in hooge mate waarschijnlijk gemaakt, dat Vulcanius, al is door diens biograaf van deze omstandigheid geen melding gemaakt, ten minste gedurende de jaren 1578 en 1579 door Marnix, op aanbeveling van den prins, als zijn secretaris is gebruiktGa naar voetnoot1). Waar voor dit secretarisschap reeds andere redenen pleiten, kan nog als bewijsstuk daarvoor worden aangevoerd een lijst van stukken, zonder opschrift, door Fruin onder de in de Leidsche Universiteits-bibliotheek bewaarde papieren van genoemden Vulcanius aangetroffen en die klaarblijkelijk de inventaris (van de hand van diens secretaris) van het archief van Marnix is, zooals dat gedurende eenige jaren onder het beheer van Vulcanius heeft gestaan. Waar bij inzage dier lijst opvallend groot is de plaats, ingenomen door brieven van en aan prins Willem, zou er eenige reden kunnen bestaan te twijfelen, of de bewuste lijst wel als een inventaris van Marnix' archief kan beschouwd worden, indien niet de overige aldaar opgesomde stukken duidelijk hun herkomst uit diens papieren aantoonden, terwijl Fruins gissing volstrekt niet onaannemelijk is, dat de prins juist in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren 1576-1579, waaruit de meeste brieven op de lijst van en aan hem afkomstig zijn, jaren van 's prinsen belangrijkste werkzaamheid, zijn correspondentie aan Marnix ter kennisname toezond en die voorloopig onder diens berusting liet. In ieder geval meen ik, dat er uit den inhoud van het handschrift geen andere gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden, die het door Fruin daaraan toegekend karakter zouden kunnen wijzigenGa naar voetnoot1). Door den schrijver der ‘Anecdota’ wordt op het groote belang gewezen, dat deze inventaris, al zijn ook de stukken van het geïnventariseerde archief zelf vooralsnog niet teruggevonden, voor de geschiedenis van het zooeven genoemde tijdvak en de daaraan voorafgaande jaren heeft en voor de kennis der rustelooze werkzaamheid van Marnix en zijn prinselijken vriend en meester. ‘Zij verdient uitgegeven te worden’, zegt Fruin van de inventaris, ‘en ik hoop daartoe elders gelegenheid te vinden.’ Die gelegenheid heeft zich klaarblijkelijk niet voorgedaan en waar het Historisch Genootschap zich belast heeft met de uitgave van Fruins onuitgegeven schriftelijke nalatenschap, voorzoover die bronnenpublicaties betreft, vond ik het niet ongepast door het mededeelen op deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats van het genoemde stuk, waarvan Fruin reeds een afschrift vervaardigd had, een klein bewijs van piëteit voor de nagedachtenis van onzen grooten geschiedschrijver te leveren. EldersGa naar voetnoot1) in de ‘Anecdota’ wijst Fruin op een viertal brieven, eveneens onder de papieren van Vulcanius aangetroffen, die klaarblijkelijk uit het archief van Marnix afkomstig zijn en die Vulcanius om ons onbekende redenen daaruit heeft uitgeschoten en er later niet meer in heeft teruggeplaatst, zoodat zij onder diens schrifturen zijn blijven berusten en zich dus thans eveneens in de handschriftenschat der Leidsche Universiteits-bibliotheek bevindenGa naar voetnoot2). Het zijn: 1) Een kopie van een brief van Jan van Marnix, heer van Toulouse (broeder van Sint-Aldegonde), aan Metel, uit Antwerpen, 3 September 1566. 2) Eigenhandige brief van den baron van Montigny aan den prins van Oranje, uit het leger bij Mechelen, 14 Februari 1577. 3) Eigenhandige brief van Jean Théron aan den prins van Oranje, uit Brussel, 21 Maart 1577. 4) Minute van een (ongeteekenden) brief van Marnix van Sint-Aldegonde aan den prins van Oranje, uit Brussel, 9 November 1577. Aan de opsomming dezer brieven voegt Fruin toe: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van den brief van Toulouse heeft Van VlotenGa naar voetnoot1) een gedeeltelijke, van die van AldegondeGa naar voetnoot2) een onjuiste vertaling gegeven. De beide anderen zijn nog geheel onbekend. Alle verdienen in hun geheel te worden uitgegeven. In de Archives van Groen van Prinsterer waren zij juist op hun plaats geweest.’ Met betrekking tot de twee laatstgenoemde brieven is Fruins wensch reeds spoedig in vervulling gekomen. Ze zijn in 1860 door Van Vloten uitgegeven in zijn ‘Nederlands opstand tegen Spanje 1575-1577’ bl. CXVI bijlage XXXVI en bl. CXXXVI bijlage XL. Bij vergelijking met het hs. bleek mij echter, dat in ieder geval de brief van Marnix door Van Vloten nogal onnauwkeurig was afgedrukt, zoodat dezelfde redenen, die mij leidden tot het mededeelen van den Inventaris van Marnix' archief, mij er ook toe brachten de twee eerstgenoemde brieven hier in den oorspronkelijken text en in extenso, de twee laatste opnieuw, uit te geven. Een groot deelGa naar voetnoot3) van het meermalen genoemde opstel van Fruin wordt door hem gewijd aan de bespreking der opschriften van een aantal liassen uit Marnix' archief, waarbij het hem bij zijn buitengewone kennis van het tijdvak, waaruit de brieven, die ze vormden, stamden, niet moeilijk viel uit namen en data bijna wiskunstig zeker vast te stellen, over welke aangelegenheden die brieven gehandeld moesten hebben, wat hem telkens aanleiding gaf tot de verzuchting, hoe groot wel het verlies was der correspondenties zelf voor onze kennis van die periode. Ik heb bij mijne uitgave van den Inventaris in extenso | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat voorbeeld van Fruin niet gevolgd. In de eerste plaats omdat het mij allerminst zou passen mij in deze met dien grootmeester te meten in het beoordeelen van de geschiedkundige beteekenis van Marnix' archief, maar vervolgens ook, omdat ik meende, dat dit, als ik het al gekund had, niet zou strooken met de gewoonte, die bij publicatie van bescheiden in deze Bijdragen en Mededeelingen gevolgd wordt. Waar Fruin naar aanleiding van een aantal door hem nader in oogenschouw genomen liassen in bijzonderheden treedt, heb ik in een noot naar de ‘Anecdota’ verwezen. Werden daarbij ophelderingen gegeven omtrent de in het opschrift der liassen genoemde personen, dan nam ik die in het kort in de noot over met vermelding, dat zij van Fruin afkomstig waren. Hier en daar had ik zelf de gelegenheid de door hem bijeengebrachte gegevens ter verklaring van het stuk aan te vullen. De brief van ToulouseGa naar voetnoot1) aan Metel is, voorzoover mij bekend, de eenige, die ons van de hand van Aldegondes ouderen broeder is overgebleven. Zooals Fruin zegt, de vertaling, die Van Vloten er in de Aanteekeningen en Bijlagen op het werk van Borgnet van geeft, is verre van volledig en soms zeer vrij. Hoewel de inhoud van dit uitvoerig schrijven aan MetelGa naar voetnoot2) ons weinig nieuws omtrent den loop van zaken gedurende een deel van het aan gebeurtenissen zoo rijke jaar 1566 leert, treft toch de levendige beschrijving van iemand, die midden in de gebeurtenissen stond en zelf een niet onbelangrijke rol | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
speelde. Toulouse, te Brussel woonachtig, vertoefde sedert 22 Augustus en in September van dat jaar te Antwerpen, waar zich ook de prins bevondGa naar voetnoot1), met wien hij klaarblijkelijk in vrij drukke relatie stond. Als een der oprichters van het Compromis, van huis uit een overtuigd calvinist, staat hij van den beginne af vooraan onder de mannen van de daad, toen het verzet tegen den koning van Spanje een scherpere vorm aannam. In het voorjaar van 1566 behoort hij onder die leden van het Compromis, die belast zijn met het maken van propaganda en het oproepen der edelen voor de bijeenkomst te Brussel op den 3den April, waarbij hem met den heer van Welle in het bizonder de gewesten Gelderland en Overijsel als arbeidsveld zijn aangewezenGa naar voetnoot2). Als na het aanbieden van het smeekschrift de edelen aan de Landvoogdes de belofte hebben afgelegd, dat zij zorg zullen dragen voor het handhaven van de openbare orde, behoort Toulouse weer tot hen, die die taak voor Henegouwen op zich hebben genomenGa naar voetnoot3). Op de bijeenkomst te St. Truyen vinden wij hem weerGa naar voetnoot4), zooals trouwens ook uit zijn brief aan Metel blijkt. En als hij daarna in de omgeving van den prins te Antwerpen werkzaam is om de Calvinisten te bewegen de daar in bezit genomen kerken terug te geven en de wapenen neer te leggen, is hij klaarblijkelijk de tusschenpersoon tusschen de edelen en het Compromis der kooplieden, die te St. Truyen aan de eersten geld hadden aangeboden; tenminste als een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schenking dier kooplui zou ik willen beschouwen de ‘mille escus’, waarover de prins op 2 September 1566 aan zijn broeder Lodewijk te Breda schrijft, die volgens het zeggen van Toulouse ter beschikking zijn, waarom de prins zijn broeder vraagt aan wien ze moeten worden ter hand gesteldGa naar voetnoot1). Indien dit juist is, dan zou hier weêr te meer uit blijken, hoezeer de prins onder de hand van het drijven der edelen op de hoogte was, wat in dit geval ook voor Hoorne moet gelden, want aan hem werden blijkens een schrijven van Bernard van Merode aan Lodewijk van Nassau d.d. 8 September d.a.v. te Doornik die gelden ter hand gesteldGa naar voetnoot2). Toulouses verder bedrijf tot zijn ontijdig sneuvelen bij Austruweel op 13 Maart van het volgend jaar is verder genoegzaam bekend en evenzeer een bewijs van het verschil van zijn aanleg en karakter met dat van zijn meer comtemplatieven broeder. Van zijn aandeel in de gebeurtenissen van 1566 is evenwel in den brief aan Metel zoo goed als geen sprake; behalve dat hij spreekt over enkele zaken, wier beteekenis niet duidelijk is, geeft hij zijn correspondent een overzicht van het gebeurde sedert de bijeenkomst te St. Truyen: de toenemende gisting onder de calvinistische menigte, de weifeling der Landvoogdes, den beeldenstorm, het antwoord van Margaretha aan de edelen, het ontbinden van het Compromis enz. Dat hij evenwel niet den vooruitzienden blik van een staatsman had, blijkt uit de overtuiging, door hem herhaalde malen uitgesproken, dat de gemoederen wel spoedig zullen bedaren en alles binnen kort weer terecht zal komen. De staaltjes echter van wederzijdsche verbittering van de belijders der twee religies, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die hij in verband met het gebeurde in de abdijen van Dunes en Marchiennes aanhaalt, hadden hem echter anders kunnen leeren. Indien deze brief, zooals Fruin veronderstelt, in het archief van Marnix aanwezig is geweest, dan kan zij echter niet op het eerste gezicht in een der liassen van Vulcanius' inventaris worden ondergebracht. De tweede brief, deze aan den prins gericht, is van de hand van Emmanuel van Lalaing, baron van Montigny, den jongeren broeder van Filips graaf van Lalaing, die stadhouder van Henegouwen was, en verplaatst ons in de moeilijke dagen van de onderhandelingen met don Jan, die tot diens teekenen van het Eeuwig Edict op 12 Februari 1577Ga naar voetnoot1) leidden. Den 9den Januari tevoren had wel de Eerste Unie van Brussel de Pacificatie bevestigd, maar de vrees bleef toch altijd bestaan, dat don Jan met zijn voorstellen en beloften in het zuiden succes zou hebben. Duidelijk wordt de toestand omschreven in een instructie, op den 17den Januari te Middelburg vastgesteld voor Alexander van Zoete, heer van Haultain en Willem van Maulde, heer van Mansart, die door den prins naar Brussel gecommitteerd werden om daar met een aantal met name genoemde Zuid-Nederlandsche, den prins toegedane edelen, te raadplegen en hun instructies te geven in zake hun houding tegenover don JanGa naar voetnoot2). Klachten bij monde van Gentsche en Brusselsche burgers tot den prins gekomen over den staat van zaken in het Zuiden moeten onderzocht, hun, die bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de onzekerheid der tijden niet weten of zij de wapenen moeten opnemen dan wel zich aan de zijde van don Jan scharen, moet een hart onder den riem gestoken worden; de genoemde edelen worden aangemaand middelen voor te stellen ‘par lesquels il y ait apparence de pouvoir remectre les affaires en estat’; hun wordt door den prins, die intusschen daartoe het initiatief niet wil nemen, de vrije hand gelaten om zich meester te maken van ‘les personnes principalles qui sont aujourd'huy au gouvernement et du conseil d'Estat, comme de ceulx desquels l'on a opinion en commun qu'ilz empeschent et recullent l'advancement des affaires susdicts, et monstrent, ou avoir intelligence secrète avec don Jean, ou estre mal affectionnez à la liberté de la patrie, ou bien n'estre idoines à conduire un affaire de telle importance’; indien de heeren hiervan niet willen weten en ook geen andere middelen kunnen vinden om de zaken in het reine te brengen, dan zal het eenige redmiddel zijn alle andere onderhandeling met don Jan af te breken en hen, die zich nog met hem in verbinding blijven stellen, als vijanden des lands te beschouwen, tot de Spanjaards het land zijn uitgedreven en de Pacificatie in alle opzichten is erkend en bekrachtigd, het gezag der Staten hersteld en de privilegies weder van kracht zijn geworden. Van de edelen, tot wie de prins zich richtte, antwoordden de heeren van Havré, Filips van Lalaing, van Frésin, van Bersele en van Hèze op den 23 Januari d.a.v. in een instructie voor de BloeyereGa naar voetnoot1), die deze uit hun naam aan den prins zou mededeelen, den volgenden dag in een collectief schrijven aan den prins zelvenGa naar voetnoot2). Zij erkennen, dat de onderhan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delingen met don Jan veel nadeel aan de goede zaak hebben gedaan, maar deelen mede, dat nu deze weêr onderhandelingen te Hoey heeft voorgeslagen, waarvan zij zich niet veel voorstellen, aan hem een ultimatum is gesteld om binnen vier dagen de Pacificatie te teekenen. Indien de prins slechts wil overkomen en waarborgen geven, dat niets tegen den katholieken godsdienst zal ondernomen worden, willen zij hem de stad en het kasteel van Gent, Dendermonde, Brussel en Sas van Gent laten bezetten. De correspondentie met genoemde heeren werd daarna van de zijde van den prins nog in denzelfden geest voortgezetGa naar voetnoot1), toen plotseling de toestand veranderde, doordat don Jan capituleerde en 12 Februari de Pacificatie erkende. Onder de heeren, tot wie zich Haultain en Mansard hadden te richten, bevond zich ook Emmanuel van Lalaing, die zich in het kamp bij Mechelen ophield. De gedeputeerden van den prins hebben zich blijkbaar niet mondeling met hem in verbinding gesteld, maar hem een brief van den prins doen toekomen. En eerst den 14den Februari, twee dagen nadat don Jan officieel had toegegeven, zendt hij zijn antwoord in een schrijvenGa naar voetnoot2), waarin hij in zeer algemeene, bijna overdreven bewoordingen van zijn trouw en aanhankelijkheid aan den prins en de zaak des vaderlands getuigt. Waarom zoo laat? De afstand tusschen Mechelen en Brussel kan hier niet in aanmerking komen. Heeft hij misschien de kat eens uit de boom willen kijken en niet dadelijk openlijk tegen don Jan partij willen kiezen? Men zou het willen gelooven, daar Montigny in het volgende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar een van de voornaamste hoofden der Malcontenten werd en in Januari 1579 een der bewerkers van de Unie van Atrecht. Genoemde brief kan uit lias Kkkk afkomstig zijn, en ditzelfde is waarschijnlijk ook het geval met den derden hierachter volgendenGa naar voetnoot1), dien van Jean Théron aan den prins uit Brussel d.d. 21 Maart 1577, dus uit iets later tijd dan de voorgaande. Hoewel in geenen deele met het Eeuwig Edict instemmende, integendeel er weinig goeds van verwachtende, berustte de prinsGa naar voetnoot2) voorloopig in het onvermijdelijke en liet zich intusschen terdege van den stand van zaken in het Zuiden op de hoogte houden, o.a. door zijn wakkeren en trouwen agent Jean Théron, een FranschmanGa naar voetnoot3), van wiens rusteloozen en hooggewaardeerdenGa naar voetnoot4) arbeid gedurende de jaren 1577 en 1578 de Archives zulk een gunstig getuigenis afleggen, zonder dat in die verzameling ook maar één brief van de hand van Théron voorkomt, hoe vaak ook brieven van hem vermeld worden. De hier uitgegeven brief, misschien de eenig bekende van zijn hand, is niet in hooge mate belangrijk, maar er viel ook niet veel te melden. De Spanjaarden hadden Antwerpen ontruimd, wat den prins groote vreugde veroorzaakte; don Jan intrigeerde, maar te vergeefs, tegen de hugenoten in Frankrijk; sommige edelen in het Zuiden doen hetzelfde tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den prins; er is behoefte aan geld om vrienden te koopen, dat is al het voornaamste wat Théron heeft te melden, maar het zou onbillijk zijn zijn verdiensten naar dezen éénen brief af te meten. De laatste brief, dien Fruin signaleert, die van Marnix aan den prins uit Brussel van 9 November 1577, is zeer belangrijk, daar immers, zooals reeds door Van VlotenGa naar voetnoot1) werd opgemerkt, daaruit blijkt, dat het denkbeeld van de tweede Unie van Brussel van Marnix is uitgegaan. In Juli tevoren had don Jan door de bezetting van de citadel van Namen het masker afgeworpen, maar zich tevens voorgoed onmogelijk gemaakt. Dadelijk hadden zich door bemiddeling van Marnix de Staten-Generaal met den prins, die in Noord-Holland was, in verbinding gesteld, die dadelijk uit het verraad van den landvoogd munt sloeg tegenover het weifelachtige Gelderland en in Utrecht. Brussel kwam in beweging en ontbood den prins daarheen, waar hij den 23sten September zijn schitterenden intocht deed. Inmiddels hadden de machinatiën van Aerschot, Havré, Lalaing e. a, bedoelende den prins tegen te werken door aartshertog Matthias als landvoogd in het land te roepen, voortgang gehad en in het laatst van October was deze in de Nederlanden verschenen. Inmiddels had de prins zich den titel van ruwaard van Brabant laten opdragen en was naar Antwerpen vertrokken ter zake van de in Gent uitgebroken beweging onder Hembyze en Rijhove, waar 28 October de stadhouder van Vlaanderen, Aerschot, werd gevangen genomen en met hem een aantal anderen, die men voor de bewerkers van Matthias' inroeping hield. Marnix werd daarop door de verontwaardigde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staten-Generaal uit Antwerpen naar Brussel geroepenGa naar voetnoot1). Men achtte den prins schuldig aan het gebeurde: calvinisme en democratie waren bij de Staten even gevreesd als Spanje. De eindelijk na zooveel moeite bereikte resultaten schenen weêr verloren te zullen gaan. In die omstandigheden besloot de prins tot de erkenning van Matthias mede te werken (zij het ook onder de bekende beperking) en 8 December boden de Staten-Generaal dezen de landvoogdij aan op grondslag der Unie van Brussel, die 10 December nader werd hernieuwd, zóó dat katholieken en hervormden wederzijds elkander bescherming beloofden. In hoeverre op de uitvoering van dit plan Marnix' meening van invloed is geweest, blijkt uit den hierachter volgenden brief, die waarschijnlijk uit lias H afkomstig is. W.A.F.B. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De inventaris van het Archief van Filips van Marnix, zooals dat gedurende de jaren 1578-1580 door Bonaventura Vulcanius als diens secretaris is beheerd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Naar Codex Vulc. no 108: Index epistularum aliarumque chartarum tabularii Marnixiani, 16 fol. Leidsche Universiteits-Bibliotheek.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van Marnix, heer van Toulouse, aan Metel, uit Antwerpen d.d. 3 September 1566Ga naar voetnoot2).Monsieur Metel,
J'ay receu deux lettres de vous, la première à Bruxelles et l'aultre en ceste ville, toutes deux assez longtemps après la date et ce par ce qu'on ne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sçavoit où m'adresser les lettres depuis Bruxelles, d'autant qu'on estimoit de jour à aultre que je retourneroy d'icy audict Bruxelles, dont j'en faisoy aussi mon conte. Mais la diversité des occurancesGa naar voetnoota) ne me l'a permis jusques ores; bien est vrai, que j'ay une fois esté à Bruxelles depuis icy où je trouvai vostre premièreGa naar voetnootb) lettre, mais après y avoir séjournéGa naar voetnootc) quatre ou cinq jours, je fus renvoyé en ceste ville par Monsieur le prince d'Oraingne. Maintenant je fais mon compte de partir dedans ung jour ou deux pour m'en retourner en la maison; nous attendons icy aujourdhuy de Breda Monsieur le conte Lodowic de NassauGa naar voetnoot1). Après avoir parlé à luy je pense m'en aller d'icyGa naar voetnoot2). Quant à ce que m'escripves en vostre premièreGa naar voetnootb) lettre, dont aussi faictes mention en vostre dernièreGa naar voetnootd), d'un certain docteur poursuivant quelque privilège, je ne l'ay pont veu et n'en ay rien entendu sinon ce qui est contenu en vostre lettre, tellement que ne sçauroy que respondre sur cecy. Touchant le commenchement de l'histoire dont escripves, depuis que suis parti de Coulomge je n'ay point eu loisir de vacquer aucunement, de sorte que depuis n'y ay rien faict. Si je puis avoir la commodité de retourner | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
au logis, je regarderay ce que y pourra faire. Quant aux nouvelles d'icy, il n'est pas besoing que j'en discourre particulièrement, car je tiens qu'en estes asses averty d'aileurs. Aussi seroit il trop loing. Depuis nostre retour de Sainct TronGa naar voetnoot1) les choses sont merveilleusement changées par deça. Comme ceux qu'on avoit là deputés pour faire le rapport à Madame de Parme de ce qui si estoit traité, jusques au nombre de douse, dont estoit le principal Monsieur le Conte Lodowic avecq onse ou douze gentilshommesGa naar voetnoot2) - estants tous aultres tant seigneurs que gentilshommes retournés chacun en leur maison - après avoir passé par icy, où pour lors estoit Monsieur le Prince pour remédier aux troubles apparens, et avoir communiqué avecq ledict Seigneur Prince, comme distGa naar voetnoota) ils estoient venus à Bruxelles, chacun estimoit qu'incontinent on leur donneroit response et que la résolution se prendroit pour obvier aux changemens et émotions apparentes, avant que les choses passassent plus avant. Car chacun jugeoit comme à veue d'oeil, qu'unGa naar voetnootb) jour importoit lors comme en un autre temps un an, veu que ceux de la religion évangélique se renforçoyent et multiplioient journelement bien fort et que les presches publiques se faisoient de lieu à autre, tellement que le peuple se resembloit par trouppes incroiables, ce que plusieurs craignoient, qu'il n'ame- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nast avec soy de grans inconveniens, d'autant que le peuple s'assambloit ainsi sans chef et que soubz prétexte des presches l'on craignoit qu'il ne se fit d'autres assemblées pour piller et saccager le pays. Or comme un chacun jugeoit bien qu'il y falloit pourveoir et que le plus tost estoit le meilleur et le plus seur, ainsi est ce, que au nostre retour de Saint Tron, Madame ni le Conseil ne prindrent aulcune résolution. Ains après avoir délaié la response de jour à aultre une semaine entière, le tout fut délayé jusques après quinse jours ou trois sepmaines, à sçavoir le vintième ou vintelunième d'Aoust, auquel jour l'on devoit mander tous les chevalliers de l'Ordre pour consulter par ensemble sur cecy, comme il fut faictGa naar voetnoot1). Cependant ceux de la religion ne laissoient de se multiplier journelement et faire de fort grandes assemblées aux champs, nominement aux pais de Flandres, de sorte qu'en plusieurs villages et bourgades d'iceluy pais tous estoint prèsques d'une opinion. Qui fut cause qu'en ces lieux ils commencèrent à s'emparer de temples papastiques et à abbatre tous les images et autelsGa naar voetnoot2), mesmement qu'on avoit divulgé par là un mandement en forme de lettre patente au nom de Monsieur d'Egmont, gouverneur du pais, par lequelGa naar voetnoota) estoit faict commandement exprès d'abbatre tous images et autels. Et à ce mandement avoit on attaché le seau dudict seigneur, tiré hors de quelque aultre lettre, sans que luy en seust, à parler en façon quelquonque. L'on ne sait | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
qui peult avoir commis ceste faussité; aucuns tiennent que quelques uns de la religion en Flandres l'auroint faict secrètement pour parvenir tant plus aisément à leur entente; aultres estiment que cecy avoit esté faict par aucuns franchois; plusieurs estiment que les prestres mesmes auroint commis ceste fausseté pour mettre Monsieur d'Egmont, duquel ils commencoient à se douter, en la male grâce du Roy ou plustost rendre odieux ceulx de la religion, n'estimans point, que la chose passeroit jamais si avant comme elle a faict. Et dict on, qu'autresfois ils ons usé semblables practiques. Quoyqu'il en soit, ce mandement fust incontinent exécuté à toute diligence; mesmes se rassambloient en plusieurs endroicts dudict pais de Flandres des troupes de deux à trois cent personnes, lesquelles alloient d'un costé à aultre pour oster le tout hors des temples et briser les images et autels. L'or et l'argent ils le rendoient la plus grandeGa naar voetnoota) part aux magistrats des lieux. Or durant ces entrefaites les Seigneurs commencèrent à s'assembler à Bruxelles pour le jour préfix pour y mectre ordre et donner response à la noblesse, de laquelleGa naar voetnootb) sembloit que le tout dépendoit. A ceste occasion Monsieur le Prince laissant ceste ville vint à BruxellesGa naar voetnoot1). Un jour ou deux après son partement le susdict jeu commença en ceste ville, premièrement par les enfans, depuis fut poursuivy bien vifvement par les hommes et femmes; plusieurs estiment que ce auroit esté un complot en ceste ville, mais selon que je puis comprendre ça est une chose ad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
venue par cas fortuit ou pour parler plus pertinemment par une providence émerveillable du Seigneur Dieu. Incontinent après que les nouvelles estoient venues de ce qui c'estait passé icy, l'on commença en plusieurs endroicts et de Brabant et d'Hollande et de Flandres et presques partout tenir le mesme train. Et tout se faisoit par le commun peuple. Les particularités seroientGa naar voetnoota) trop longues à descripre. Cecy a donné occasion à meilleure responseGa naar voetnoot1), de sorte que l'exercice de la religion a esté accordé ès lieux, où il s'estoit faict auparavant. A Bruxelles l'on l'a accordé à une lieu et demieGa naar voetnootb) de la ville auprès de la nouvelle rivière. La response donnée à la noblesse est imprimée, laquelle, si je puis recouvrer, vous envoieray. Combien qu'en l'accord des gentilshommes plusieurs choses ne me contentent point et nominement d'avoir cassé le compromis sans en avoir aucune commissionGa naar voetnootc). Mais ils s'excusent sur plusieurs promesses verbales, qui leur furent faicts par les Seigneurs mesmes, sur la protestation qu'ils ont faite, si on ne leur tient de poinct en poinct les asseurances et tout ce qu'on leur a promis, qu'ils sont en leur entier. Je n'y estoy point, lorsque ce traité fust résolu, aiant esté envoyé le jour devantGa naar voetnoot2) en ceste ville pour quelques affaires d'importance, nominement pour faire quitter les temples, que ceux de la religion avoient desià occupé comme vuides, et autres occasions semblables, comme de quitter les armes, de laisser aux papistes l'excercice de leur religion, ce que tout fust incontinent accordé. Monsieur le | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prince un jour ou deux après vint en ceste villeGa naar voetnoot1); comme le traicté avoit esté résolu à Bruxelles, ledict Prince a traicté particulièrement avecq ceux de la religion en ceste ville et semble qu'il sent (?) desià prèsques tout accordé: les moines porront rentrer en leurs clostres, les prestres retiendront leur temples, ceux de la confession Augustaine et les aultres, qui ne se veuillent attacher à autre confession qu'à la doctrine de l'évangile, qu'ils appellent icy calvinistes, porront choisir des places en la ville, où ils porront avoir l'excercice de leur religion, moyennant que ce ne soyent point temples papistiques, et le tout sous la protexion de Monsieur le Prince et du magistrat; cependant est commandé aux parties d'abstenir de s'outrager ou injurier les uns les aultres. Il y a plusieurs autres articles, lesquelles incontinent qu'ils seront résolus se publieront, comme je pense L'on a hier publié que l'inquisition estoit de tout abolie, les placats suspendus jusques aux Estats Généraulx, avecq l'avis desquels se feroient aultres ordonnances sur le faict de la religionGa naar voetnoot2). Monsieur le Prince a levé (?) à ceste ville des habitants et bourgeois mesmes seize cent hommes pour la garde d'icelle. Plusieurs marchans s'en mescontèrent fort, estimans qu'ils n'ont point d'ennemis. Tant y a, que je pense que ce mescontentement se passera bien, quand ils seront un peu accoustumés des soldats, veu qu'ils font serment exprès de garder la ville et ne molester personne pour le faict de la religion et n'empescher les excercices, ni des papistes ni des aultres. Au surplus il y a | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
assez bonne apparence, que les affaires se passeront paisiblement sans effusion de sang. Monsieur d'Egmont est allé en Flandres pour donner ordre en ce quartier là, qui est le plus troublé; monsieur de Horne à Tournay, au lieu de son frère, qui est pour ce présent encoires en EspaigneGa naar voetnoot1); monsieur de Hoochstrate est gouverneur de Malines; le compte de Mansfeld a la charge de Bruxelles. Madame de Parme et le Conseil ont eu par plusieurs fois grand peur et ont esté d'intention de se retirer à Mons en Haynau, ville forte où il a deux compaignies d'hommes d'armes, celle du duc d'Archot et de monsieur de Bossu. Mais ma dicte dame a esté empesché jusques ores, tant par les seigneurs que par eulx de la ville de Bruxelles. Mais ne sçavions ce qui s'ensuivra; tant y a, que nous espérons, que les choses rappaiseront encoires sans effusion de sang. Vray est, qu'en aucuns endroits il y a eu du sang respandu, car premièrement en Flandres quelquesGa naar voetnoota) soldats, qui estoient en l'abbaye de DunesGa naar voetnoot2) près de Gravelinge, qu'on y avoit mis pour la garde d'icelle, voyains que les autres, qui avoient abbatu les images, passoient par là, auprès sortirent de là, et aians donné (?) dedans les passans en tuèrent quelque dix ou douse, dont les aultres estans irrités se ruèrent incontinent sur l'abbaye et y mirent le feu, tellement que les soldats furent tous tuéz, comme l'on dit; cela est advenu passé un quinse jours ou trois semaines. Depuis en huit jours en ça, comme les susdicts abbateurs des images estoient venus en l'abbaye de Marchiennes en Haynau entre Valenchenes et Douay, l'on dict, que les moisnes leur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laissèrent tout faire, et après qu'ils eurent abbatu les images, lesdicts moynes leur donnarent à disner, aians mis quelques soldats en embouche, lesquels soldats depuis les ont assailly à l'impourvenue, et estime on, qu'ils en ont tué environ cincquante ou soixante. Or plusieurs de Tournay et des lieus voisins ont voulu allerGa naar voetnoota) pour venger le mort de leurs compaignons, mais ils ont esté empeschés de sortir de la ville par aultres mieulx aviséz. Tellement qu'on voitGa naar voetnootb) point qu'autre chose soit ensuivie depuis. Ainsi qu'il semble que et là et ailleursGa naar voetnootc) les choses se rappaiseront bien. En Hollande en plusieurs villes ils ont chassé tous les prestres et moynes, et dit on, qu'ils n'en veuillent plus avoir. Tant y a que j'espère, comme j'ay dict, que le tout se rappaisera avant longtemps; les apparences sont fort bonnes, car estans les choses en bon ordre icy, je ne doubte point que toute la reste n'ensuive incontinent. Aultre chose ne vous sauroy mandcr pour le présent. Si non que me recommendant à vostre bonne grâce, suppliray le Seigneur Dieu vous tenir en la secure (?) sainte. D'Anvers ce troisième de Septembre 1566.
(Soubz estoit escript:)
L'entièrement vostre
Jean de Marnix.
(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius 104 no 74, brief van Jan van Marnix, heer van Tholouse, aan Metel uit Antwerpen 3 Sept. 1566, fransch, copie.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Emmanuel van Lalaing, heer van Montigny, aan den Prins van Oranje, uit het kamp bij Mechelen d.d. 14 Februari 1577.Monseigneur,
Les Srs. de Haultain et de MansartGa naar voetnoot1) m'ont délivré la lettre, qu'il at pleu à V. Exc. m'escripre, et déclaré particulièrement la crédence, qu'ilz avoyent de la part d'icelle, résentant le zèle et sincère affection, qu'elle porte à l'asseurance, tranquillité et certain repos de ces pais. En quoi me tiendrois très heureux de pouvoir servir en quelque chose, comme espère faire cognoistre par effect plus amplement avecques le temps, s'offrant les occasions. Mr. de WillervalGa naar voetnoot2) donnerat à entendre à V. Exc. les termes où nous sommes, espérant que Dieu guidera si bien nos affaires et seigneurs, que le tout redondera au bien et prospérité de nostre patrie, pour laquelle tous sommes obligéz d'exposer corps et biens et tout ce qu'avons de cher en ce monde. Cependant je ne puis laisser de remercier bien humblement V. Exc. de l'honneur et faveur, qu'il luy plaict me monstrer par ses lettres et communication d'affaires de si grande importance, auquelz si pour estre jeune et peu expérimenté ne suis pas bien versé, le ceur et bonne volonté y est abondamment en récompense, pour effectuer ce que par vostre bon advis et des aultres seigneurs du pais bien affectionnés à la patrie sera trouvé | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
convenir pour le plus grand advancement du bien public, avecques un extrême désir de rendre bien humble service à V. Exc. et avoir part en ses bonnes grâces, auquelles présentant mes très humbles recommandations, prieray Dieu, Monsieur, la tenir en sa saincte garde. Du camp prèz de Malines ce 14 de Fébvrier 1577. De V. Exc. bien humble et affectionné serviteur Emanuel de Lalaing.
(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteitsbibliotheek. get.: Vulcanius 104 no 33, brief van Emanuel de Lalaing, heer van Montigny, aan prins Willem, eigenh. geteekend origineel.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jéhan Théron aan den Prins van Oranje, uit Brussel d.d. 21 Maart 1577.Monseigneur,
Ces jours passés ay escrit à V. Exc. par Baudouin le messaiger et donnois advis de tout ce qui estoit passé jusques alors et envoyé quelques copies de lettres et aucunsGa naar voetnoota) papiers La lettre, que V. Exc. m'avoit donné pour Mr. le conte de MansfeltGa naar voetnoot1), luy ay envoyée à Luxembourg, où il est allé, y ayant esté envoyé par don Jehan, qui luy a donné troys mille escuz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Depuis ne s'est passé guère chose d'importance, sinon que àjourd'huy les Estats ont eu advertissement asseurée, que l'Espaignol sortit hier à quatre heures après disner de la ville d'Anvers, et ont emmené quant et euxGa naar voetnoota) le conte d'EgmontGa naar voetnoot1) et Mrs. d'Ounys et CapresGa naar voetnoot2). Le secrétaire de Mr. de MondoucetGa naar voetnoot3) est revenu de France et a aporté lettres à don Jéhan, que le Roy luy escrit en responce de ce que don Jéhan avoit offert au Roy tous les Espaignols, qui sont pardeça, pour faire la guerre à ceux de la religion de France. Le Roy le remercie et dict, qu'il n'en a poinct besoing et qu'il est prest à faire vivre en paix son peuple. Ledict Sr. de Mondoucet soubdain est allé à LouvainGa naar voetnoot4) pour donner les lettres à don Jéhan et m'a dict avoir sceu de bon lieu que don Jéhan et ceux, qui luy sont adhérents, ont résolu de faire que les Estats Généraux concluront, que la religion sera chassée d'Holande et Zélande. Il y a quelques gentilzhommes, qui font entendre aux Estats et don Jéhan, que V. Exc. a en ceste ville ses hommes, qui poursuyvent le rasement des citadelles pour paraprès introduire la religion au pays. Il y a beaucoup de personnes, qui me viennent rompre la teste de telz ou semblables propos, ausquels je fais responce du | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
contraire. Dernièrement estant pardelà je tins propos à V. Exc., qu'il seroit besoin avoir de l'argent pour ses présentz à ungs et aucunsGa naar voetnoota) pour gaigner tousjours quelquesungs à nous. C'est à présent qu'on doibt faire le plus d'amys que l'on peult. J'en ay communiqué aux députéz d'Holande et Zélande, qui ont dict qu'ilz en escriront aux EstatzGa naar voetnoot1). Mr. le conte de Bossu arriva hier au soir en ceste ville; ce matin les députéz et moy luy somes allés donner le bonjour et avons longtemps communiqué avec luy. Il m'a dict que, ayant veu comes les afaires se passent ycy, ne faudra en donner advis à V. Exc., et m'a faict prometre de l'aller voir journellement, ce que je feray. Mr. de Bellengreville m'a faict quelque discours des propos, que N. luy a tenus. Il ne me semble que rien de ce faict doibve estre proposé, car est besoing d'éviter que on ne prenne occasion de acuser V. Exc. de rupture de paix; à présent est plus requis de temporiser qu'autre chose et faire des amys. J'ay entendu par le secrétaire de Mr. l'ambassadeur, que Mr. de ReversGa naar voetnoot2), qui est pour vos afaires à la court, ne faict pas bon office et donne advis au Roy de tout ce qui se passe. V. Exc. peult adviser, si sa charge est telle. L'ambassadeur d'AngleterreGa naar voetnoot3) faict son compte, que le vin, qu'il m'avoit donné charge | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luy achapter, sera envoyé à sa maison. Il en veult bailler jà l'argent. J'ay entendu, qu'on veult récompenser Mr. de ChampaingnyGa naar voetnoot1) de l'estat de margrave d'Anvers ou d'Amont. Quelques bourgeois d'Anvers me sont venus trouvé et m'ont dict que si le château n'est rasé, qu'ils ne veullent retourner en ladicte ville. Je m'en yray jusques là pour parler à quelquesungs. Je suis contrainct finir la présente sans autres discours pour le haste du porteur. Monseigneur, je supplie le Créateur vous donner en très parfaicte santé et prospérité très bonne, très longue et très heureuse vye. De Bruxelles ce XXI Mars 1577. De Vostre Excellance tres humble, très obéissant et très afectionné serviteur à jamais. Jehan Théron.
(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius no 104. Origineel, geteekend, eigenhandig. Brief van Jehan Théron aan prins Willem uit Brussel 21 Maart 1577.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de devant touchant les trois poinctsGa naar voetnoota) y touchez pour promptement remédier aux inconveniens, qui nous menassentGa naar voetnoot1). Or comme la chose se trouvoit fortGa naar voetnootb) à propos, j'en fis ouverture à mes dicts seigneurs les Estats, leur lisant et l'une et l'autre lettre, sur quoy incontinent me prièrent d'en dresser quelque minute, ainsy que V. Exc. en touche en sa lettre et comme ce matin j'ay desjà fait; mais toutesfois considérant de bien près la chose je semble, que pensants éviter prolixite nous y toucherons. Car pour faireGa naar voetnootc) une telle assemblée généralle, comme les lettres de V. Exc. pourjettent, il faudra nécessairement en faire des particulières des provinces, veu que c'est chose asseurée, que les villes ne voudront députer avec telle procuration et pouvoir leur gens, sans estre authorizés aux Estats Provinciaux. Et quand l'une le voudroit l'autre ne le voudra pas, de façon que voilà un grand tenps qui s'escouleGa naar voetnootd). Puis il est fort à craindre, que ni les provinces ni les villes voudroint accorder tel pouvoir à leurs députéz, principallement au poinct qui concerneGa naar voetnoote) les moyens d'argent, sans en avoir le rapport et interposer leur jugement; et si par aventure aucunes y consentent, les autres y feront contradiction, et voilà un empeschement général. Mais qu'il plaise à V. Exc. de considérer, si le poinct qui concerne les deffancesGa naar voetnootf) ne pourroit estre remédié promptement et sans attendre lad.Ga naar voetnootg) assemblée généralle ni particulière, en dressant icy aux Estats un bon formulaireGa naar voetnooth) d'union prèsque enGa naar voetnooti) la façonGa naar voetnootj), comme par cy-devant on a fait mutatis mutandis, et qu'on l'en- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voye de tous costés, car il semble que plusieurs y consentiront trè-volontiers, en considération de la nécessité qu'un chacun voit qu'il y a pour le faire, si on veut remédier aux maulx, qui nous pressentGa naar voetnoota) tre-forte, que ce poinct estant vuidé les conseils de gens advizés seront moins suspects et par conséquent reçeues avec plus de faveur et exécutés avec plus de chaleur. Au moyen de quoy en pourvoyant au poinct quiGa naar voetnootb) concerne les deniers, lequel ne se peut faire sinon par convocation des Estats des provinces (laquelle emporte tamps), l'autre de la discipline militaire se pourra plus aisément remédier. Nonobstant tout icy joincte le porte (car je n'ay poinct de secrétaire pour en grosser copie) attendant là-dessus le bon plaisir et advis de V. Exc. J'ay hier au soir communiqué avec ceux de Phryse et veue leur instruction et en icelle changé aucuns poincts. Ils consisteront sur le démantèlement des deux citadelles, sur l'authorisation de Msr. de VilleGa naar voetnoot1) à pouvoir changer le magistrat selon que des occurancesGa naar voetnootc) et le bien du pais le requiera (?), au lieu que simplement ils vouloyent obtenir pouvoir de changer et oster celuy qui y est. Je leur ayGa naar voetnootd) conseillé de ne toucher le dernier poinct, qui estoit d'authorizer les Estats de Phryse pour ordonner et arrester générallement tout ce qui pour le bien de la province leur sembleroit convenir. Car cela eut esté trop suspect aux Estats Généraulx et comme du tout esbranler leur authorité, et se peut faire - ès poincts où il est raisonnable qu'il se face - sans leur authorisation. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Monseigneur, je prie Dieu qu'il maintienne V. Exc. en sa sure garde et protection, me recommandant très humblement ès bonnes grâces d'icelle. De Bruxelles ce IX de 9bre 1577.
(Naar een handschrift in de Leidsche Universiteits-bibliotheek get.: Vulcanius no. 104. Phil. de Marnix ad Guillielmum I principem. Ongeteekend.) |
|