Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 26
(1905)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Correspondentiën te Middelburg en te Goes.
| |
[pagina 162]
| |
vlg.) staat afgedrukt, verdeelde de regenten der stad in twee correspondentiën, die elk twaalf leden zouden tellen. Het stadsbestuur bestond uit twee burgemeesters, elf schepenen en twaalf raden, dus in het geheel uit vijf en twintig personen. Een der regenten werd dus buiten de Harmonie gesloten; dit was, gelijk uit het sub A. I medegedeelde stuk blijktGa naar voetnoot1), de heer Philip van den Brande. Toen deze in 1717 gestorven was, werd conform art. 8 bij loting zijn opvolger aan de eerste correspondentie toegekend. Deze bestond echter sedert niet, gelijk men verwachten zou, uit dertien, maar uit twaalf leden. Een der leden nl., die volgens het Contract van Harmonie tot de eerste correspondentie gerekend werd, de latere burgemeester Pieter Boddaert, was degene, die, gelijk de secreete resolutie van 20 April 1715 (zie De Witte van Citters blz. 30) zegt, ‘daarjegens verscheyde consideratiën hebbende, zulcx (te weten het onderteekenen van het Contract van Harmonie) vooralsnog heeft gelieven te difficulteren’. Wel werd hem ‘vriendelijk verzogt sig in 'tselve contract in te laten, waartoe aan Zijn Ed. de deure vooralsnogh werd opengehouden’; maar hij was onafhankelijk genoeg om niet te willen medewerken tot datgene, wat hij afkeurde, en hij bleef buiten de Harmonie en dus ook buiten de correspondentiën. De gronden, waarop zijn zelfstandig oordeel steunde, zijn hierachter onder B. III afgedruktGa naar voetnoot2). Men leert deze en andere bijzonderheden kennen uit het sub A. I medegedeelde stuk. Het is ontleend | |
[pagina 163]
| |
aan een band, bevattende een zestiental stukken, geschreven met dezelfde hand en later bijeengebonden. Het eerste dier stukken is getiteld: ‘Algemeene aanmerking over de ongeoorloofdheid der zoogenaamde particuliere regeeringscontracten’, het laatste behelst de hierachter onder A. I afgedrukte ‘Nuttige aanmerkingen op den voornaamsten inhoud des Contracts van Harmonye’. In beiden is een beslist tegenstander van alle contracten van correspondentie aan het woord, wien zelfs mr. Pieter Boddaert, die toch het Contract van Harmonie niet had willen teekenen, niet ver genoeg gaat. Het bevreemdt dus wel eenigszins uit de veertien tusschenliggende stukken te bemerken, dat de schrijver zelf lid der eerste correspondentie is geweest, als zoodanig het Contract van Harmonie geteekend heeft en ook braaf geholpen heeft het in toepassing te brengen. Hij is dan ook ten gevolge van de bepalingen van het contract in 1725 rekenmeester van Zeeland geworden. Hij nam, gelijk hij zegt, dat ambt aan, ‘hoewel de recognitie zwaar en het inkomen gering was, wel voornamelijk om deeze redenen: 1. om de aanzienlijkheid en gerustheid daarvan, 2. omdat de regeering - als regeering niet, maar in zooverre, dat God is te klaagen, veele grove feilen daarin door de begeerlijkheid der regenten zijn ingeslopen - my al van d'eerste instantie zeer tegen de borst was, zoodat, had ik mijn genegenheid ge- | |
[pagina 164]
| |
volgd en zig gelegenheid aangeboden, ik die nog al vroeger zou verlaaten hebben’. De vos, die op deze wijze de passie preekt, is geen ander dan de welbekende mr. Pieter de la Rue, de schrijver van het Geletterd, het Staatkundig en eenige andere Zeelanden. Behalve zijne Nuttige aanmerkingen is uit zijn handschrift nog één stuk (B. 1) opgenomen. De overige, een afschrift van het Contract van Harmonie en andere van elders bekende stukken, notulen van vergaderingen der vriendschap, waarin de gewone besluiten omtrent het vergeven van ambten worden genomen, een bericht omtrent zijne verkiezing tot rekenmeester enz., verdienen niet te worden gepubliceerd. De andere stukken, in de eerste afdeeling vervat, behooren tot de arcana politica. In een der hier niet opgenomen stukken geeft De la Rue eene lijst van geheime resolutiën van Wet en RaadGa naar voetnoot1), waarvan de origineelen berustten in het secreet comptoir der stad en bovendien ingevolge resolutie van 27 Juli 1720 waren afgeschreven in een boek, waaruit zij jaarlijks in Wet en Raad werden voorgelezen. Dit boek is nog altijd in het gemeentearchief aanwezig, en daaruit worden hier verscheidene dier geheime resolutiën gepubliceerd. Die, welke slechts voor een bepaald geval waren genomen, zijn niet in deze verzameling opgenomen, en evenmin het Contract van Harmonie zelf en de resolutiën van 20 | |
[pagina 165]
| |
en 27 April 1715, die allen reeds gedrukt zijn. Voor den inhoud dezer arcana meen ik naar de stukken zelf te mogen verwijzen.
De onder B bijeengebrachte stukken hebben in hoofdzaak ten doel de voorstelling te rectificeeren, die De Witte van Citters van het in 1725 voorgevallene geeft (zie blz. 39-41). Men zou uit wat hij mededeelt, den indruk krijgen, dat in dat jaar op initiatief van burgemeester W(ilhem) v(an) C(itters) de artikelen 10 en 11 der Harmonie, waarbij bepaald was, dat zoons van regenten in de eerste plaats voor de vervulling eener vacature in aanmerking zouden komen, waren afgeschaft. Niets is echter minder juist. Wel heeft Van Citters een diergelijk voorstel gedaan, maar hij is er niet mede doorgedrongen; de minderheid, wier leider burgemeester Schorer was, heeft, van haar standpunt volkomen terecht, volgehouden, dat het contract niet bij meerderheid van stemmen gewijzigd kon worden, en dat al verklaarden de heeren, die de meerderheid vormden, voor hun persoon afstand te doen van het recht, dat hunne zoons hunne opvolgers in de regeering zouden worden, zij desalniettemin door het contract verplicht waren de zoons van vroegere regenten en van de heeren der minderheid in de regeering te helpen kiezen. Tegenover de verklaring der meerderheid, die De Witte van Citters (blz. 39) heeft opgenomen, wordt in het sub II afgedrukte stuk de opvatting van burgemeester Schorer c.s. weergegeven, waaraan zich dan het waardig protest van burgemeester Boddaert (III) aansluit. Het eerste stuk van deze afdeeling geeft een relaas van wat aanleiding heeft gegeven tot deze wisseling van stukken, nl. de verkiezing van den heer Van Reigersberg van Krabbendijke, zoon van den over- | |
[pagina 166]
| |
leden burgemeester Van Reigersberg van Couwerve, tot raad. Dit relaas is ontleend aan den reeds boven vermelden band van door Pieter de la Rue bijeengebrachte stukken, en is dan ook door deze zelf, die toen nog lid der stedelijke regeering was, opgesteld. De beide volgende stukken (II en III) zijn ontleend aan het reeds boven geciteerde register van ‘Secrete resolutiën tot vaststelling van de regeering en goede harmonie tusschen de respectieve leden van dien’, waaraan ook de arcana politica (A. II-V) zijn ontleend. Intussschen was het geschil over de artikelen 10 en 11 der Harmonie met de vertoogen der burgemeesters Van Citters, Schorer en Boddaert niet ten einde. Wel bleef de zaak voorloopig rusten, maar 24 Februari 1731 kwam burgemeester Van Citters opnieuw met een uitvoerig betoog ten gunste van de afschaffing voor den dag. Het scheen nutteloos dit geheele stuk, dat geene nieuwe gezichtspunten opent, hier af te drukken; alleen de conclusie, waartoe Van Citters - en met hem verscheidene andere leden van den magistraat - kwam, is onder nr. IV van deze afdeeling medegedeeld. Den 14den April daaraanvolgende kwam hiertegen een protest in van burgemeester Mathias en eenige andere leden, waarvan ook het slot sub B. V is meegedeeld. Burgemeester Schorer, die vroeger het sterkst het gevoelen van Van Citters bestreden had, en twee zijner medestanders konden zich echter met dit protest niet geheel vereenigen en dienden 27 Juli 1733 hunnerzijds eene memorie in, waaruit een conciliante geest spreekt. Zij wordt als nr. VI afgedrukt. Deze drie stukken zijn ontleend aan het bovengenoemde register van Secrete resolutiën. Dan volgen nog onder nrs. VII en VIII twee verklaringen over hetzelfde onderwerp uit de jaren 1741 en 1742, waaruit | |
[pagina 167]
| |
blijkt, dat de minderheid, die de artikelen wilde handhaven, toen nog niet voor de meerderheid was gezwicht. Ook deze stukken komen in het register van Secrete resolutiën voor. Zij zijn hier echter afgedrukt naar de origineelen, die eveneens in het gemeentearchief berusten. De quaestie, of zoons van regenten van rechtswege in de regeering moesten worden opgenomen of niet, was dus in 1742 nog niet opgelost; zij werd het in 1751 onder den invloed van den stadhouder Willem IV. Reeds in 1747 verklaarde de heer Van Borsele als representant van den eersten edele zich tegen het voortbestaan van het Instrumentum pacis van 1708; maar de andere staatsleden behalve Vere en Vlissingen, die geheel onder den invloed van den prins stonden, verzetten er zich zoo lang mogelijk tegen. Eindelijk, toen de prins zelf overgekomen was en zich de zaak had aangetrokken, kwam den 15den Juni 1751 eene Staatsresolutie in zijn geest tot stand, nadat alvorens de magistraat van Middelburg ten gevalle van Z.H. had besloten (14 Juni 1751) te ‘vernietigen en te niet (te) doen, zooals vernietigen en te niet doen by dezen, alle contracten en verbintenissen van vriendschap en tourbeurten, tusschen de leden van dit collegie gemaakt en opgerigt over de begeeving van alle provinciale ampten, die tot de regering of administratie der justitie betrekking hebben en ter dispositie van de Heeren Staten dezer provincie staan, gelijk Haar Ed: Achtbare ook te niet doen alle zoodanige contracten of verbintenissen over de vervulling van schepens- en raadsplaatsen, en ook in het vervolg beloven daarover geene verbintenissen of contracten te zullen aangaan, directelijk of indirectelijk; met verder declaratoir, dat Haar Ed: Achtb: gewillig en bereid zijn om, zoowel als alle andere leden van Staat, over de begeeving | |
[pagina 168]
| |
van alle provinciale ampten en commissiën, die ter dispositie van Haar Edele Mog: staan, te komen in communicatie en overleg met Zyne Doorluchtige Hoogheid of den Heere Erfstadhouder in der tijd, by minderjarigheid met de Vrouwe Gouvernante of met den heer premier noble’Ga naar voetnoot1). Dientengevolge was een groot deel van het Contract van Harmonie buiten werking gesteld. Intusschen hetgeen er van behouden kon blijven, besloot men te handhaven, en zoo kwam de secreete resolutie van 9 December 1751 tot stand, die hierachter sub B. IX is afgedrukt. Zij is niet aan het bovenbedoelde register van Secrete resolutiën, aangelegd krachtens besluit van 27 Juli 1720, ontleend - daarin komen na 1742 geene stukken meer voor - maar aan het gewone secreet register van Wet en Raad. Na den dood der gouvernante werden door eene der beide vriendschappen pogingen aangewend om wijziging in de Staatsresolutie van 15 Juni 1751 te brengen, maar de andere, waarvan burgemeester Van Campen toen 't hoofd was, besliste 20 Februari 1762 ‘zig in geene schikkingen in te laaten om communicatif met den heer Van Borssele als premier noble schikkingen nog conventiën aan te gaan, als geconsidereert wordende, dat gemelde heer by minderjaarigheyd van den stadhouder (geene) schikkingen of conventiën kan aangaan, en dus niet van de zoo seer bekende Staatsresolutie van 15 Juny 1751 kan nog mag werden afgegaan, dan by meerderjarigheyd van den stadhouder of van diegeen, die door denzelven alsdan daartoe behoorlijk gequalificeerd zal werden’Ga naar voetnoot2). Of het nog tot eene wijziging van het | |
[pagina 169]
| |
Contract gekomen is, valt uit de weinige stukken, die uit de periode na 1762 voorhanden zijn, niet op te maken.
Daarentegen ben ik in staat de door De Witte van Citters gegeven voorstelling nog op een ander punt aan te vullen. Behalve het uit vijf en twintig personen bestaande college van Wet en Raad was er ook te Middelburg een college van twaalf kiezers of kiesheeren, dat zich zelf bij voorkomende vacaturen - de heeren hadden voor hun leven zitting - aanvulde. Hunne functiën, die in den Tegenwoordigen Staat van Zeeland (I blz. 226-230 en 234) uitvoerig beschreven staan, betroffen uitsluitend het kiezen van de nieuwe schepenen en het aanvullen van hun eigen college. De Wet werd jaarlijks 31 Juli vermaakt. De raden en de kiezers samen kozen dan dertien personen, waaruit schepenen (na het herstel van het stadhouderschap: de stadhouder) het eene jaar zes, het andere zeven schepenen aanstelden. Gelijk men uit het hierachter sub A. II afgedrukte stuk zien kan, was bij de gewone jaarlijksche verkiezing van eene vrije keuze geen sprake. De nominatie bestond regelmatig uit de twaalf raden en één persoon uit de burgerij, en daaruit werden natuurlijk altijd zes of zeven raden gekozen, wier plaatsen dan door de aftredende schepenen werden vervuld. Daaromtrent bestond tusschen het college van Wet en Raad eener- en dat der kiezers anderzijds eenstemmigheidGa naar voetnoot1). Daarentegen was er geschil over de vraag, hoe geschieden zou, als eene schepenplaats tusschentijds kwam te vaceeren; Wet en Raad wilden, dat daartoe alleen raden in aanmerking zouden | |
[pagina 170]
| |
komen, de kiezers stonden op hun recht om bij het uitbrengen van hunne stem ook buiten de raden te gaan. Over deze zaak werd 26 Augustus 1710 een voorloopig accoord aangegaan, waarbij werd bepaald ‘dat, onvermindert het gepasseerde, de heeren kiezers voortaan wel zullen blyven maken de nominatiën in de schepensplaatsen, die buytentijds zullen komen te vaceeren, ende dat vervolgens de Weth, conform het reglement, op de magistraatsbestelling dezer steede gemaakt, mede daaruyt de electie zal moeten blyven doen, dog dat de heeren kiezers de eene tijd die nominatiën conform de sustenue van de magistraat zullen moeten maken uyt de eligible raden, en de andre tijd, zoo zy kiezers het goedvinden, dezelve conform haar sustenue zullen mogen maken uyt het generaal corpus van de borgery, behoorlijk gequalificeert, zonder in eenigen deele aan de heeren raden te weezen gelimiteert; dat dienvolgende de nominatie tot vervulling van de eerste vacerende schepensplaats by de kiezers zal moeten werden gemaakt uyt de eligibile raden; dat de nominatie in de tweede vaceerende schepensplaats by de kiezers, zoo zy het goedvinden, zal mogen werden gemaakt uyt het generaal corpus der gequalificeerde borgery zonder in eenigen deele aan de heeren raden te weezen gelemiteert; de derde weder uyt de eligible raden en de vierde wederom uyt het generaal corpus der borgery zonder eenigsints aan de heeren raden te wezen gelimiteerdt; en zoo voorts hand op handt by beurten voortgaande en daarin continueerende den tijdt van vijff en twintig naastvolgende jaaren, ten waare het geschil ten principalen eerder by minne of decisie mogte weezen getermineert’. Deze overeenkomst, die geenszins geheim werd gehouden, - de Hooge Raad verleende er 2 September 1710 akte van willige condemnatie op - werd, nadat de tijd, | |
[pagina 171]
| |
waarvoor zij was aangegaan, was verstreken, weder voor vijf en twintig jaren verlengd. Dit alles was bekend, maar wat niet bekend was, is, dat ook de kiezers onderling een contract hadden gesloten van gelijken aard als het Contract van Harmonie. Ook de kiezers waren vereenigd in twee correspondentiën, en elk dier correspondentiën beurtelings wees aan, wien de kiezers hunne stem hadden te geven bij de vervulling der beide betrekkingen, waarover zij hadden te disponeeren: eene vacante schepensplaats en eene plaats in het College van de kiezers zelf. Men leert dezen toestand kennen uit het sub C. I afgedrukte stuk, zijnde eene overeenkomst tusschen de leden van eene der beider kiezerscorrespondentiën, waarbij de wijze, waarop de voordrachten van de correspondentie weder onder de leden zelf zullen worden verdeeld, nader wordt geregeld. Met dit besluit was de vrije electie tot het allergeringste minimum gereduceerd. Een der kiezers wees op zijne beurt aan, wie bij vacature kiezer of schepen zou worden; daaraan was zijne correspondentie gehouden. Het besluit der correspondentie was weder bindend voor het college van kiezers, en dat weer voor de raden, die met de kiezers den nieuwen schepen hadden te benoemen. Dit besluit der correspondentie werd in 1747 genomen. Weinige jaren later, in 1751, viel het besluit van Wet en Raad, dat hiervoor (blz. 167) is vermeld, waarbij alle contracten en verbintenissen over de vervulling van schepensplaatsen werden afgeschaft. Daarmede kwam eene algeheele verandering ook in het contract tusschen de kiezers. De beide vriendschappen werden afgeschaft en de vrije electie der leden, voor zoover deze niet streed met het recht van aanbeveling, Z.H. toegekend, hersteld. Dit is vastgesteld bij het sub C. II medegedeelde besluit. | |
[pagina 172]
| |
Het eerste der beide sub C vereenigde stukken wordt hier afgedrukt naar het origineele onderteekende contract, het tweede naar de minuut.
Ten slotte heb ik gemeend hier sub D te moeten mededeelen een contract, in 1670 tusschen den baljuw en vier andere regenten der stad Goes gesloten. Het is ontleend aan een handschrift, geschreven met eene hand der 18de eeuw en getiteld: ‘Stukken van verscheide natuure, rakende de stadt Goes’. Dat register is thans het eigendom van het gasthuis te Goes, dat het in 1852 uit den boedel van den heer mr. J.G. de Witt Hamer heeft aangekocht Het is vooral daarom merkwaardig, omdat De Witte van Citters, die anders omtrent alle Zeeuwsche steden tal van aanteekeningen heeft, van Goes geheel zwijgt. Werd die lacune in het 23ste deel dezer Bijdragen en mededeelingen (blz. 266 vlg.) aangevuld door den heer Broersma, die het contract van 1720 publiceerde, het thans medegedeelde stuk is vijftig jaren ouder en levert dus het afdoend bewijs, dat de toestanden in Goes niet anders waren dan in de overige Zeeuwsche steden. R.F. | |
A. Arcana politica van Middelburg.I. Nuttige aanmerkingen op den voornaamsten inhoud des Contracts van HarmonyeGa naar voetnoot1).Voorreden. - Waarlijk een fraaye gevel voor een slegt kot. Men wil hier - risum teneatis amici - | |
[pagina 173]
| |
de noodwendigheid van dusdaanige contracten aandringen als ten uiterste heilzaam tot behoudenis van vrede onder de - baatzoekende - regenten. Braave regenten zeker, die slegts in de regeering koomen om zig als zwynen te mesten veeleer dan tot voorstand van regt en geregtigheid. Men sluit met deeze woorden ‘tot welweezen van kerke, land, stad en staat’; o alleruiterste schijnheiligheid! wat overeenkomst toch heeft Christus met Belial; wat vrugt trekt de waare kerk uit baatzoekende en - naar juiste orde - ongeoorlofde amptsverdeelingen; wat nut heeft stad en land daarby, dat eene regeering, voor 't meerder deel behoeftig, en daardoor noodwendig baatzugtig, alle ampten, tot de geringste toe, daar maar een oogje vet op drijft, onder zig en de hunnen, bequaam of onbequaam, zelfs of door anderen waargenomen, verdeelt, en dat zoo schaamteloos, dat geen eerlijk inboorling of borger van ordentlijk bestaan en conditie daar eenigzins door betaamlyke middelen toe geraaken kan? Wat mensch, hoe eenvoudig, was ooit zoo blind, dat hy de valschheid van zulk eene frivoole schijnrede niet aanstonds by den eersten opslag ontdekt? Waarheid had men gesproken, indien men gezegd had, dat dusdaanig een contract gemaakt was alleen om te hebben en te houden en zig met de zynen alleen in praejudicie van het algemeen oorbaar, tegen grondwetten en privilegiën aan, te verryken, te vergrooten en dus in zijn staat te konnen blyven maintineeren. Art. 1. - ‘De groote en bekende resolutie’ enz.; deeze is genomen by Wet en Raad den 29 July 1710Ga naar voetnoot1), zonder by de Staaten bekragtigd te zijn, en dient ‘tot vaststelling der regeeringe’, zooals men haar noemt, maar wel degelijk reëel geheel contrarie | |
[pagina 174]
| |
en tot destructie van alle goede forme van regeeringe, behelsende niets anders in zig dan eene bezwoorne verpligting van alle de regenten - wordende niemand, dan die dezelve bezwooren heeft, tot den Raad toegelaten - om elkander tegen de kiezers te maintineeren, der kiezeren regt vant vermaaken der regeeringe dus kragtloos te stellen, en den raaden, die volgens hun eed en pligt op de groote nominatie met vrye stemmen evenals de kiezers moeten boven koomen, hunne vrye keur te benemen door die bovengemelde bezwoorne resolutie. Art. 3. - ‘In twee correspondentiën gelegd’; al wederom regt tegen de betaamlyke form der regeeringe van een gemeenebest aan, daar geene andere correspondentie moet zijn dan onderling tusschen alle regenten te saamen, geenszins strekkende om d'ampten onder hen en de hunnen enkel te ve deelen, maar om die den bequaamsten en best verdienenden op te draagen, en voorts saamen volkomen vry op hunnen regentseed het beste voor land en stad t'overleggen. Dog zulke correspondentiën, als hier vereischt worden, zijn doorgaans d' eerste gronden tot eene geweldige usurpeerende magt, 'twelk, om hier kleine met groote zaaken te vergelyken, bleek eerst aan het tweemanschap van Caesar en Pompejus, naderhand in het triumviraat van Augustus, Marcus Antonius en Lepidus, waardoor de Roomsche vryheid, die nu en dan wel eenige quetsuuren gekreegen, dog zig altoos weder hersteld had, ten eenemaale de nek gebroken en de grond tot de daarop gevolgde geweldige alleenheersching gelegd is. Art. 5. - Dit artykel wil eene opene plaats in de regeeringe vergeeven hebben by die correspondentie, onder welke de overleden behoorde, en dat wel absoluit zonder bepaalinge; eene wettelooze wanorde, pecceerende in twee opzigten zeer grootelijx, eerst | |
[pagina 175]
| |
tegen de door de wetten geboodene vrye keur, die alle regenten in het aanstellen van een nieuwen regent toekoomt naar hunnen eed; ten tweeden tegen 't gemeen oorbaar, dat geenszins geholpen is door 't aanstellen van deezen of geenen gunsteling der correspondentie, maar daarmede dat men naar zijn eed en pligt als regent zonder aanzien des persoons kieze, dien men waarlijk den bequaamsten oordeelt. Art. 7. - Door dit wierd de heer Philip van den Brande uitgeslooten uit beide de zoogenaamde correspondentiën, en waarom toch? Was 't, omdat hy eenig misdrijf, naar regten strafbaar en tegen de waare gronden van regeeringe, gedaan had? Geenszins; maar omdat hy niet tegen zijn eed met eene gebondene stemme op de groote nominatie, zooals alle zyne mederegenten, gestemd had en vrywillig zich by de kiezers gevoegd had, waardoor zeker heer uit de regeeringe viel. Hierom wierd hy van zyne ambtgenooten, enkel door onregtvaardige weerwraak, uit de regeeringe geworpen, dog kort naderhand by sententie van den Hoogen raad daarin weder hersteld, en is daar ook tot zijn dood toe in gebleeven. Egter hielden de andere regenten hem buiten alle zaaken, dermaate dat zy tegen alle goede orde Wet en Raad hielden in den Rooden Leeuw, eer zy dat deeden op de gewoone plaats in de vierschaare, gelijk blijkt uit de resolutie van 27 April 1715Ga naar voetnoot1) nopens de resumtie van dit Harmonycontract, aldaar genomen. Art. 10, 11. - ‘Een heer uit de regeeringe, nalaatende een zoon, die bequaam is om te succedeeren, zal in zyne plaats aangenomen moeten worden.’ Zooveele woorden, zooveele capitaale misslagen | |
[pagina 176]
| |
in eene regtgeaarde republijksche regeeringe. Vooreerst word hierdoor een erfregt ingevoerd, dat in geen ééneenige republijk, zoolang die in geene monarchy veranderd is, ooit gehoord veel min gebruikt is geworden, als gansch incompatibel met den aardt van eene republykaansche regeeringe, gelijk zeer wel aangemerkt wordt door den schryver der Polityke discoursen 2 B. 3 discours. Noch Roomen, nog Athenen, noch Lacedaemon deeden ooit dien schadelyken pas in den voorigen bloeitijd van hun gemeenebest; en ook heden vind men dat in geene republyken dan alleen in sommige steden van ons Nederland; en dat geenszins volgens regt, niets minder, maar enkel door een arbitrair contract, daar de contractanten niet de geringste magt nog juste tytel toe hebben, van sommige baatzoekende regenten eerst ingevoerd tegen de eigentlijk ordentlyke gronden, wetten en eeden der regeeringe aan; want volgens die moet de keur der regenten volkomen vry zijn, en hier word ze in dit geval ten eenemaal onwettig en gansch usurpatijf bepaald aan éénen persoon, te weeten den zoon van een overleeden regent, hy zy dan wijs, zot, behoeftig of behoorlijk gegoed zonder onderscheid, en - dat aanmerkelijk is - onbepaald, hoe oud hy zy; want in het 10 art. word alleen in gemeene termen gezegd: ‘een zoon, die bequaam is te succedeeren’ - en wie toch zal in dezen tijd de bequaamheid definieeren - en in 't 11 art.: ‘zoo ras hy daartoe in staat zal weezen’. Dit egter zoude nog eenigzins te bepaalen zijn, indien in Middelburg, gelijk in nabuurige steden, volgens stadsgrondwet een zeker jaartal gestipuleerd wierd, maar nu niet, 't welk dan ook de reden geweest is van volgens dit contract, als indefinitive gemaakt, jongelingen, nog zelfs geene candidaaten zijnde, van d'akademie te haalen en tot raad aan te | |
[pagina 177]
| |
stellen, waardoor stad en land kinders tot haare heerschers kreegen, volgens de vloekspraak van God, weleer aan het verdorven Jerusalem gedreigd: Jesaja 3 vs. 4. Art. 12. - Dit stemt saamen overeen met het 5e art., waarover zie breeder boven aldaar. Art. 15. - Door de verdeeling der ampten, hierby bepaald, ziet men zonneklaar, wat edelmoedige grondbeginsels zulke regeerders hebben, die alles, tot de geringste amptjes incluis, inslokken, zonder de goede borgerye iets te gonnen, uitgenomen eenige zeer weinige en dat wel van de geringste, welke by Wet en Raad nog wel vergeeven worden, dog egter aan zulke zwaare recognitiën - ook ampere vrugten van voorleedene slegte directie omtrent de leenbank, wier bankroet door dure recognitiën hersteld moest worden - onderhevig zijn, dat een eerlijk man op sommige niet of naauwlijx bestaan kan, terwijl ondertusschen de regeerders 't een ampt voor 't ander na, 't zy comptabel of niet comptabel - eene zaak, daar men het voorheen in de zoogenaamde reformatie van 't jaar 1704 zoo op geladen had - voor zig weeten te verkrygen. Wat is dit eene schoone vrugt der zoogenaamde reformatie van de oude regeeringe! Men schold d' oude regenten voor landdieven zonder daarvan veel te bewyzen, en nu zuipt men dusdoende zelfs oogenschijnlijk de goede borgery uit. Nog moete ik op dit artykel als eenen allergrofsten en altoos onverandwoordelyken misslag aanmerken, dat men in eene verdeelinge der ampten niet alleen subalterne en zulke hooge polityke bedieningen - daar men, eerst in 't collegie koomende, nog wat aan stoelen en banken, gelijk men zegt, leeren kan zonder het allergrootste nadeel des gemeens, dewijl oudere en bequaamere de zaaken toch doorgaans alleen dirigeeren - gesteld heeft ter begeeving volgens de | |
[pagina 178]
| |
gronden van dit Harmonycontract, maar ook het hooge geregtsampt van raadsheer in 't Hof provinciaal, een ampt, daar dood of leven, welzijn of geheele ruïne kan afhangen van ééne stemme. En egter moet, volgens contractseed, solemneel gedaan, een heer, wiens tourbeurt het is, al ware het de jongste en onbequaamste, die niets van het regt weet, als dat hy, na alvoorens dikwijls nog zijn dispuit door een beunhaas te hebben laaten maaken zonder 't zelf te verstaan, ter naauwernood gepromoveerd is tot J.U. doctor, daartoe unanimis votis worden aangesteld. Kan iets buitenspoorigers bedagt worden? Is zoodaanige handel van iemand, die niet doldriftig wil, enkel dat hy wil, met eenigen schijn van redelijkheid voor te spreeken? En moet yder regent, die slegts de geringste principes van deugd en godvrugt heeft, denzelven niet als het allersnoodste misbruik in het handhaaven der geheiligde justitie verfoeyen? Art. 26Ga naar voetnoot1). - ‘De resolutie, dat geene comptable in de regeeringe moogen zijn of worden geadmitteerd, word by deezen zooverre veranderd, dat’ enz. Toen de zoogenaamde reformateurs d'oude regenten uit hunne plaatsen in 't jaar 1704 wegstormden, maakte men eene wet, die ook waarlijk goed was, ‘dat geene, die comptable waren, regenten mogten zijn’. Zeker eene prijsselyke en gansch noodige zaak, want meester en knegt, opneemer en rendant van rekeninge te zijn, is zoo incompatibel, dat het yder in | |
[pagina 179]
| |
het oog moet loopen. Voeg daarby, dat hierdoor den heeren van de Rekenkamer, voornaamlijk als er zulke in dat collegie zitten, welke den leden hunner stedelijke regeeringe schroomen ongenoegen, schoon wel gegrond, te geeven, veelzins de handen gebonden worden om naar behoorlyke orde des lands de rendanten, welke doorgaans leden van Staat zijn en in dien opzigte hunne meesters, naar hunne respective instructiën in hun devoir te houden, dewijl zoodaanige rendanten, als rendanten aan 's lands Rekenkamer, door dezelve dikwijls wegens wandevoir of nalaatigheid geappostilleerd, geëxtendeerd of anders gecorrigeerd wordende, zelfs als leden van Staat zig daarvan door hun credijt op Staatsvergaderinge met accrochement zelfs van zaaken, die van gansch andere natuure zijn, zoo 't anders niet vlooten wil, tot merkelyke schade van 't gemeen weeten te ontlasten, en vervolgens door hunne stemmen als leden van Staat, oordeelende in re sua, de juste en pligtschuldige remarques van de Rekenkamer of geheel illusoir maaken of ten minsten ten hunnen respecte, elkanderen den bal toekaatsende, weeten buiten effect te houden. Men drong derhalven in 't begin met veel redenen zoo sterk daarop, dat de oude heeren of de regeering moesten ruimen of hunne comptable ampten afleggen; en vermits de heeren burgermeester Pieter Duvelaar en Hermanus van de Putte het eerste koozen, vielen zy uit de regeeringe; ook was dit de eenige rede van hunne remotie. Zoo strict procedeerde men toen, welke loffelyke orde ook geduurd heeft tot het maaken van dit baatzugtig Harmonycontract; want de heer David van Visvliet m.d., een der voorheen aangekomene nieuwe regenten, moest in 't jaar 17(13) zyne raadsplaats quitteeren, toen hy rentmeester-generaal der rentieren wierd. Dog na 't maaken deezes contracts heeft men weder | |
[pagina 180]
| |
enkel uit loutere eigenbaatzugt ingevoerd - sommige regenten zig te behoeftig bevindende om op hun eigen smeer te teeren - iets, waarom men weinige jaaren te vooren anderen als onwettige regenten uit hunne plaatsen gedrongen had, dus dat nu de luculentste comptable officiën door aanblyvende regenten sedert bekleed konden worden, naamelijk de ontfangersplaatsen der Vijf ambagten, van de Zuidwateringe, van het collateraal, van de rentieren, van de geestelyke goederen en der convooyen en licenten. O, verfoeilyke schraapzugt van zulken, - want toen dit artykel gemaakt wierd, leefden daar nog veelen, zoo niet de meesten van - welke den voorigen regenten ook onder andere om die rede, dat ze comptabel waren - gelijk men toen voorgaf met veel geschreeuw over zulk eene onordentlijkheid - den voet ligtten! (Art.) 27. - ‘Houden yder de volkomene vryheid’ enz. 't Is waar, dat in 't Collegie van Wette en in Wet en Raad van yder regent, die wil en niet vrywillig zig aan den een of den anderen grooten baas verslaafd heeft om op alles amen te zeggen, volkomen vry en ongebonden over voorkoomende zaaken, alleen zulke, welke by contracte bepaald zijn, uitgezonderd, kan geadviseerd worden; en in zooverre is het in dit opzigt hier nog beter als wel elders, daar de regenten ook in zulke zaaken geene vrye stem behouden; dog is desniettemin verfoeilijk, dat alle regenten van Middelburg door eene zekere bezwoorne zoogenaamde ‘Vaststelling van regeeringe’, direct strydig tegen hunne origineelen eed als raadsman, verpligt zijn alle jaaren op de nieuwe nominatie van scheepenen te nomineeren alle de twaalf raaden zonder daarbuiten te moogen gaan, volkomen contrarie de wettige regeeringsgronden en het privilegie der kiezeren, waarby raaden zoowel als kiezers verpligt zijn altijd met eene vrye stemme op de groote nominatie boven | |
[pagina 181]
| |
te koomen en daar te saamen tot schepenen te nomineeren diegeenen, welke zy in goeden gemoede de gequalificeerste agten te zijn. En opdat er toch niets aan die impieteit mogte ontbreeken, houd men, schoon men weet, dat er niet één raad boven koomt dan met eene door eenen ongeoorlofden eed verbondene stem, egter nog de gewoonte, van ouds gebruikelijk, dat men door stadspredikanten, yder by beurte, eene plegtige aanspraak en gebed laat doen ter vermaaninge aan raaden en kiezers, dat ze toch naar hun pligt en amptseed met een vrye gemoedelyke keure mannen naar Gods hart, agtbaar om hunne deugden, bequaamheid en deftigheid, tot regters des volx mogten verkiezen; waarlijk eene godvrugtige handelwyze, toen die heiliglijk tot het regte oogmerk gebruikt is geworden, dog nu eene allerverfoeilijxte heiligschennis en bespotting van den hooggedugten naam des almagtigen Gods en eene stilzwygende verloochening van dat alomtegen woordige Weezen, 'twelk alles hoort en ziet en, zooals alle opregte patriotten, liefhebbers van godsdienst en op 's stads grondwetten gevestigde regeeringe, bidden en verwagten, zoo schandelijk eene onteering van Zyne heilige majesteit aan de schuldigen deezes misdrijfs, indien ze zig niet bekeeren, zekerlijk, is 't hier niet al in den tijd, ten minsten in de eeuwigheid, met de hoogste straffe, zulken gedreigd, welke Zynen naam ydelijk gebruiken, wreeken zal. Hoe onredelijk egter, hoe baatzugtig, hoe gewelddaadig en hoe onheilig nu dit contract in deeze bovengemelde en beredeneerde hoofdartykelen - want de min weezendlyke hebbe ik, om niet de minste haarklovery te maaken, niet eens aangeraakt - yder mensch ja ook elken regent, die niet geheel onchristelijk en zonder geweten is, in gemoede ten allen tyde moet voorkoomen, egter is sedert het | |
[pagina 182]
| |
concludeeren en effectueeren deszelfs nooit raadsman aangesteld, welke niet even solemneel - wie schrikt niet voor dit gruwelijk misbruik des eeds? - als hy ter zyner regtelyke beëedigingeGa naar voetnoot1) doen moet, dit gansche stuk in alle zyne artykelen ook heeft moeten bezweeren, hoezeer het met zynen stedelyken verpligten eed, als raad gedaan, e diametro, gelijk uit al het voorzegde overvloedig blyken kan, strydig zy. En hoewel sommige heeren uit prang hunnes gewetens zig daarvan geheel of ten minsten van eenige artykelen wel eens gepoogd hebben te excuseeren, vonden zij geen gehoor by zulken hunner amptgenooten, die, niet te vrede met zelfs quaad te doen, de anderen ook daartoe noodzaaken wilden; maar men dreigde hen - kan er openbaarder geweld in eene tyrannye gepleegd worden? - dat zy staat konden maaken, dat men hen alsdan geene sessie zoude geeven, of zoo zy wegens de kiezers schepenen geworden waren, hen, hun schependom uitgediend hebbende, niet zou assumeeren tot raaden maar laaten vallen in de borgeryGa naar voetnoot2), welke vehemente middelen de ambitie der dus gedreigden, hun bewustheid deezer onwettige conditiën overwinnende, eindelijk deed pliëeren, en, om hunnen rang en daaruit voortspruitende douceurs en emolumenten te behouden, besluiten deed, hoewel genoegzaam als vi coacti, ook met dien solemneelen dog gansch ongeoorlofden eed zig neffens alle hunne mederegenten daaraan te verbinden. Wel is waar egter, dat de heer mr. Pieter Boddaert juist dat niet gedaan heeft omtrent het Contract van Harmonye, | |
[pagina 183]
| |
maar even als alle de andere regenten omtrent een niet min vuil stuk, te weeten de zoogenaamde Vaststelling van regeeringeGa naar voetnoot1), in veelen opzigte palpabel opposyt aan de genuine grondwetten, waarnaar regtschapene regenten verpligt zijn zig te gedraagen, als ook omtrent de op eigen authoriteit gemaakte schikking van 't aanstellen der burgemeesterenGa naar voetnoot2, waaromtrent naar onvervalschte orde van regeeringe de electie alle jaaren alzoowel als omtrent die der schepenen volkomen vry moet zijn, maar welke thans door dit instrument alleen in faveur der oudste regenten bepaald word. En dus meene ik zonneklaar getoond en beweezen te hebben, dat alle zulke op particuliere authoriteit gesmeedde conventiën tusschen regenten, wel verre van voor contracten eener ordentlyke harmonye, te agten zijn niet anders dan voor mysteria iniquitatis en usurpatiën tot weezendlijk nadeel der gemeene zaake. Einden. | |
II.
| |
[pagina 184]
| |
Velters, Philippus van den Brande, dr. David van Visvlied, Johan van Sonsbeek, mr. Wilhem van Citters, schepenen; mr. Jacob de Kuyser, mr. David de Huybert, mr. Adriaan de la Biestrate, Johan Boudaan Courten, mr. Appollonius Veth, mr. David Grenier, Wilhem Parker, Coenraat Coenraets, mr. Abraham Rombauts, mr. Jacobus Boudaan Courten, Pieter Macaré filius Jacobi, raden; mr. Caspar van Citters, raadpensionaris; mr. Carel Zegers, mr. David Baute, secretarissen; en absent mr. Johan Hieronimus Huyssen, raad.Het Collegie van Weth en Raad, een en andermaal by den anderen vergadert zijnde geweest ende gedelibereert hebbende over het weder vaststellen der regeringe en daarom distinctelijk gelesen alle de resolutiën, ter dier materie applicabel, ook den inhoud derzelver rypelijk overwogen ende geconsidereert zijnde, alsmede de oorsaak en de redenen, waarom zoo salutaire ende heylsame resolutiën, als grootelijx gestrekt hebbende tot conservatie, luyster ende respect van de regering deser stad, ten jare 1703 zijn verbroken ende vernietigt, hebben alle de leden van dit collegie in opregtigheyt ende met alle sinceriteyt verklaart ende geprotesteert, by haar zelven volkomen te wesen overtuygt ende gepersuadeert, dat niet alleen van de uytterste nootsakelijkheyt zoude zijn, dat die resolutiën, voor zooveel op desen tijt haar applicatie konnen vinden, wederom voor het toekomende wierden vernieuwt en in observantie gebragt, maar ook wel in 't bysonder, dat tot malkanderens volkomen versekeringe ende geruststelling uytdruckelijk ende explicite daarenboven behoorde te werden vastgesteld, dat in cas door eenig geweld ofte toedoen van buyten, hoedanig het | |
[pagina 185]
| |
ook zoude konnen ofte mogen wesen, eenig regent ofte regenten uyt de regering wierden geremoveert, men gehouden ende geobligeert zoude zijn soodanigen regent of regenten, in dese obligatie en verbintenis zijnde, zoodra eenigsints in de magt van de regering ofte eenige van de regenten zoude zijn, wederom in de regering te moeten brengen, vooral wan neer by den uytgesetten regent ofte regenten daarop wierd gestaan, al was 't schoon, dat verklaart mogten hebben voor een tijt tot voorkoming van meerder gevolgen van hare bediening afstand te hebben gedaan, ende nu wederom na overnagtse wete op den eed en hoogste boete in completen getale vergadert ende by den anderen zijnde, is na aanroepinge van Godes heyligen naam met een volslagen eenparigheyt na solemnele omvrage overeengekomen, verdragen, goedgevomden ende geresolveert, gelijk overeengekomen, verdragen, goedgevonden ende geresolveert werd by desen, dat tot maintien van de jegenwoordige regenten, conservatie ende luyster van de regeringe van nu af aan ende voor het toekomende, ende tot weeringe en bevorderinge van de gevallen als andere, vervat in de resolutiën van den 26 Augustus 1630Ga naar voetnoot1), 5 January 1636Ga naar voetnoot2 en 1 Augustus 1661Ga naar voetnoot3), by de heeren burgemeesteren, schepenen ende raden noit met hare stemmen ofte door haar toedoen, 'tzy directelijk of indirectelijk, hier namaals eenige van de rege nten ofte afgaande schepenen zoo in de nominatie als in de electie zullen werden voorbygegaan, maar na haar uytterste vermogen gecontribueert, dat alle dezelve regenten zonder eenig onderscheyt, geen | |
[pagina 186]
| |
redenen van notoire en geconvinceerde infamie zulcx belettende, by alle voorvallende occasiën, hoedanig die ook zoude mogen wesen, in hare magistraatsbedieningen, eer ende luyster zullen blyven geconserveert ende gemaintineert, ook zonder, zooveel in haar is, te gedoogen, dat imand van dezelve zal werden gepraeteriëert ende verongelijkt; ende dat dienvolgende de heeren raden, particulier occasie hebbende omme de nominatie tot wethouders te doen, alle de gemelte heeren raden met hare stemmen privativelijk ende effectivelijk zullen vereeren zonimand voorby te gaan, en aan de andere zyde de heeren wethouders, moetende eenige raad ofte raden verkiesen, geene van dezelve zullen verlaten, maar alle, die uyt de Weth afgaan in den Raad zullen reassumeren ende verkiesen, zonder dat daarover mondelinge ofte met erweten en boonen zal werden gestemt, maar in een omvrage, zooals by resolutie van den 1en Augustus 1662 is vastgesteld, alle de afgegane wethouderen zullen werden begrepen ende ingekosen; gelijk ook gemelte heeren wethouders, aan welcke alsnu volgens octroy de verkiesinge competeert, altijt een der raden, wanneer op de nominatie werden gebragt, ter suppletie van een tusschentijts vacerende schepensplaats zullen moeten eligeren, zonder om eenige redenen een ofte twee uyt de gemeente, daarneffens staande, voor een raatsman te prefereren. En indien het mogt komen te gebeuren, dat door de kiesers, die nevens de raden de jaarlijxse nominatie moeten helpen maken, getragt wierd meer als een persoon uyt de gemeente op gemelte nominatie in plaats van raden te brengen, zullen de heeren raden, zulcx merkende, af moeten gaan van de gewoonte van, onder protestatie, op haar zelven niet te stemmen, maar gehouden zijn in zoodanigen geval op haar zelven te moeten stemmen, volgens | |
[pagina 187]
| |
de resolutie van 31 July 1661Ga naar voetnoot1). En opdat geen confusie ofte nadeel door het stemmen op de derthiende persoon, die op de groote nominatie benevens de raden jaarlijx moet werden gebragt, werd veroorsaakt, zoo zullen de afgaande heeren wethouders, ten alderlangsten daags voor de vermakinge van de groote nominatie, de heeren raden moeten adverteren, op wat voor een persoon zy willen en begeeren, dat by haar voor de 13e werd gestemt, tgeen ook zullen nakomen ende agtervolgen, werdende teenemaal ende privative de keure daarvan aan de afgaande heeren schepenen onder malcanderen gelaten, zonder dat imand van de andere regenten zig eenigsints daarmede zal mogen verder of anders bemoeyen. Dog zoo, buyten vermoeden, door toedoen van de heeren kiesers t'eenigen tijt zoodanigen getal van persoonen uyt de gemeente op de groote nominatie wierden gebragt, waardoor vervolgens een ofte meer van de afgaande heeren wethouders niet in den raad aanstonts zoude konnen werden gereassumeert en derhalven uyt de regeringe zoude moeten vallen, zal in zoodanigen geval onder alle de afgaande heeren wethouders moeten werden geloot, wie ofte welcke onder haar voor die reys zal werden geëxcuseert en tot geen raatsman verkoren; dog zal zoodanigen uytgevallen regent of regenten in de eerste raatsplaats of -plaatsen, welcke daar zal of zullen komen te vaceren of open te vallen, nadat, indien meer als een is, onder den anderen zal wesen geloot, wie eerst in zal komen, ipso jure en sonder eenige deliberatie succederen sessie te nemen op haar rang, die zy te voren gehad hebben, ook inmiddels in de regeringe sessie blyven behouden onder den titel van pensio- | |
[pagina 188]
| |
naris honorair op een tractement ider van vijftig ponden Vlaams jaarlijx en van onwederroepelijk uyt haar eygen hoofde op alle vergaderingen van Haar Ed: Mogende de Heeren Staten van Zeeland nevens de andere heeren gedeputeerde van dese stad, t'allen tyden als 't haar believen zal, te mogen compareren ende komen, zonder dat daartoe nader zullen behoeven te werden gecommitteert, totdat weder zullen zijn hersteld. En zal men den persoon of persoonen, in deser voegen tot schepen ofte schepenen verkoren, na expiratie van haar dienst wederom uyt de regeringe laten vallen ende niet tot raatsluyden aannemen, al was 't schoon, dat de voornoemde pensionaris of pensionarissen honorair inmiddels zoude mogen zijn hersteld, als alleen met eenparigheyt van stemmen int laatste geval van alle de leden van Weth en Raad; hetgeen ook zal moeten geschieden ende nagekomen werden omtrent de persoon of persoonen, die door eenig geweld ofte toedoen van buyten tot regenten zoude mogen werden aangesteld, in hoedanigen maniere het ook zoude mogen wesen. En alhoewel vermeynt werd, dat uyt het voren ternedergestelde klaar genoeg is af te nemen, dat geen gevallen zijn geëxcipieert, waaruyt de regenten aan den anderen niet zouden zijn geobligeert malkanderen wederom te moeten herstellen, zoo is nogtans ten overvloede tot nader elucidatie en verklaringe vant vorige gezegde van door wat gevallen het ook zoude konnen of mogen geschieden, te verklaren, daaronder wel speciaal te wesen gecomprehendeert, dat indien hetzelve door eenig geweld ofte toedoen van buyten, op wat manier ofte door wie ook komt te geschieden, dat eenige van de regenten, in dese obligatie en verbintenis zijnde, van hare regentsplaatsen wierden geremoveert, al was 't schoon, dat daarin voor een tijt tot voorkoming van meerder | |
[pagina 189]
| |
gevolg quamen te bewilligen, de andere regenten uyt hoofde deses gehouden en verbonden blyven, zoodra eenigsints in haar vermogen zal zijn, zoodanige regenten voor al zonder eenige hesitatie, by dezelve daartoe gerequireert werdende, te moeten herstellen, alzoo de ware meyning en intentie is, dat om geen andere redenen als om notoire en geconvinceerde infamie dese solemnele verbintenis geen plaats zoude hebben. En ten eynde dit heylsaam oogmerk te bestendigen ende van te meerder duer mag zijn, zoo zullen alle degene, die hiernamaals voor de eerste maal van haar leven tot raatsluyden by de Weth op de ordinaire manier zullen werden verkoren ende aangesteld, mede onder dese obligatie werden gebragt alvorens te werden beëedigt; zullende mede, zoo buyten vermoeden in tijt en wylen bevonden mogt werden, dat by imand uyt het Collegie van Weth en Raad tegens den inhoud van dese solemnele conventie en resolutie of eenig poinct derzelve zoude wesen aangegaan, al was 't schoon daarop niets en volgde, en daarvan door twee beëedigde getuygen, den regten genoeg zijnde, zulllen konnen werden overtuygt, zoodanige voor inhabyl zullen werden gehouden, als den eed gevioleert hebbende, en van hare actuele magistraats- en stadsbedieninge gepriveert en verlaten, ende die regent of regenten, die daarby zoude wesen verongelijkt, by de aldereerste occasie in de vacante plaats of plaatsen wederom werden ingenomen en in haar vorige rang hersteld, gelijk ook diegene, dewelke als voren zullen werden geconvinceert den inhoud deser ofte eenig poinct van dien te hebben gerevelleert, 't zy by monde, geschrifte of op eenigerhande maniere, hoedanig ook zoude mogen zijn, directelijk ofte indirectelijk, zoowel geduerende den tijt, dat leden zijn van Wet en Raad, of nadat door promotie | |
[pagina 190]
| |
als anders daarvan zullen zijn ontledigt, gelijk ook dese solemnele conventionele resolutie alle jaren uytterlijk daags voor de groote nominatie, het Collegie van Weth en Raad solemneel gedagvaart zijnde, of wel op een ander plaets, indien zulcx mogt werden vereyscht, zal voorgelesen werden tot pertinente kennisse en punctuele observantie. Ende hebben vervolgens de respective leden met de uytterste sinceriteyt en opregtigheyt andermaal verklaart aan al hetgene hiervoren is ternedergesteld, haar vrywillig te onderwerpen, ende tot meerder gerustheyt ende versekertheyt van dien, hooft voor hooft, tot God almagtig gesworen den inhoude van dese conventionele resolutie in alle zyne poincten en articulen van nu af aan en voor het toekomende punctuelijk en exactelijk te zullen nakomen en agtervolgen ende daartegens uyt geene insigten ofte oorsaken iets te zullen doen ofte attenteren, dien contrariërende, directelijk nog indirectelijk, zoo waarlijk moet ons God almagtig helpen, ende tot meerder blijk van dien dese by ider met zijn gewoonlijk handteiken onderteikent. Dog alzoo, wanneer dese conventionele resolutie is voorgebragt, het ongeluk heeft gewild, dat eenige heeren, dese niet onderteikent hebbende, zwarigheyt hebben gemaakt om eenige redenen haar daarmede int geheel te confirmeren, zoo verklaren nogtans alle de heeren, dese hier onderteikent hebbende, malcanderen hierby te zullen maintineren en bystaan, ende die heeren, welcke swarigheyt hebben gemaakt daarin, te verzoecken om in dese zoo salutaire obligatie te willen komen, dog, persisterende, aan haar ook niet te wesen verobligeert, dewijl met eenparigheyt is geoordeelt, dat ider regent de faculteyt hadde om zig in deser voegen te konnen en mogen verbinden, daarover wettelijk ende zoo solemneel gedelibereert zijnde, | |
[pagina 191]
| |
zonder degene, die niet geteikent hebben, daardoor te verobligeren. (Volgen de handteekeningen) | |
III.
| |
[pagina 192]
| |
zal stand grypen en revivisceren, en de leden den anderen daaromtrent geruststellen, en alle hetzelve door alle de heeren by onderteykeninge zal werden aangenomen, zoo aangaande de burgemeestersampten als subalterne bedieningen. En op dit declaratoir en dese gronden heeft gemelten heer Boddaert dese bovenstaande resolutie mede geteikent en onder gestaafden eede tot God almagtig geswooren die in alle zyne deelen te zullen nakomen. Was onderteikent: Pr. Boddaert. | |
IV.
| |
[pagina 193]
| |
meester kan verkoren werden, zoo zal het aan den eersten van die twee vrystaan voor dit jaar te mogen desisteren en zijn tour aan den volgenden heer oud-burgemeester over te laten, waardoor hy in geenen deele verstaan word van zijn regt voor het naastvolgende jaar te wesen afgegaan, maar zal alsdan volgens dese ordre op het volgende jaar volgens zijn rang tot burgemeester werden verkoren, waartoe alle de leden by desen haar verklaren te verbinden en beloven hetzelve getrouwelijk en opregtelijk te zullen nakomen. En is vervolgens gedeclareert en belooft, dat by de aanstaande te doene electie uyt de groote nominatie de heeren mr. David de Huybert en Abraham Duvelaar tot regerende burgemeesters zullen worden aangesteld, hebbende den heer mr. Adriaan de la Biestrate op het fondament van de hiervoren gegeve versekeringe verklaart voor dese reyse van het burgemeesterschap te desisteren. En zijn de heeren van de Weth versogt dit alzoo te willen nakomen, dat by haar eenparig aangenomen is. Ende hebben de leden tot meerder bevestinge dese onderteikent en op den eed, aan de stad gedaan, belooft dit heyliglijk te zullen nakomen. En is voorts geresolveert, dat dese by alle aankomende regenten zal moeten worden onderteikent. (Volgen de handteekeningen.) | |
V.
| |
[pagina 194]
| |
de regenten niet en word voldaan, maar veelmaal daarin misnoegen gegeven of opgenomen, en dat somwylen daaruyt dan moeyelijkheden, twist en oneenigheden onder de regenten komen te ontstaan, ook zomtijts resulteren groote verdeeltheden en formentatiën tot merkelijk nadeel en disrespect van de regering, zoo is tot voorkoming van zoodanige onheylen en bevordering van vrede en ruste en eenigheyt onder de regenten eenpariglijk goedgevonden en verstaan, dat men in het toekomende daarin zal houden desen gelyken en vasten voet, te weten: DatGa naar voetnoot1) na desen in het verkiesen der heeren burgemeesters men sal gehouden wesen den oudsten heer in de regering daartoe te eligeren, zonder dat hierdoor verstaan word aan de heeren, die nu regerende of oud-burgemeesters zijn, praejudicie te leggen, welke op hare beurten zullen aankomen, gelijk dat breeder in de secrete resolutie de dato den 27 July deses jaars, over het subject van het aanstellen van burgemeesteren genomenGa naar voetnoot2, is gereguleert, en dit maar (sal) standgrypen, als geen ses regerende en oud-burgemeesters meer in het collegie zijn. Ook zal niemand in Wetthe, zoo lange hy in de Weth is en zit, eenige subalterne ampten meer mogen bedienen, en zal ook vervolgens ymand uyt den Raad, een subaltern ampt bedienende en in Wette overgaande, gehouden zijn hetzelve ampt te moeten afleggen en in desselfs plaats een ander heer uyt den Raad worden gesurrogeertGa naar voetnoot3). Dat de bedieningen van weesmeesters alleen en | |
[pagina 195]
| |
privative zullen zijn en altoos blyven aan de heeren oud-burgemeesters in der tijt, in den Raad sittende; en alzoo het zoude konnen gebeuren, dat meer als twee oud-burgemeesters in den Raad zouden zitten, zoo zullen in dat gevalGa naar voetnoot1) dezelve onder den anderen loten, wie tot weesmeesters zullen werden verkoren, dog zal zoodanigen heer, die een jaar weesmeester geweest is, voor het volgende jaar geëxcuseert blyven. Dat alle de andere subalterne ampten tellekens zullen werden gedefereert op de andere heeren raden; en om alle sollicitatiën en kuyperyen ook daaromtrent af te snyden, is mede geresolveert, vastgesteld en besloten, dat alle subalterne ampten, te weten van thesauriers en commissarissen van de leenbanq jaarlijx zullen worden geconfereert en bedientGa naar voetnoot2 by de oudste heeren, in den Raad sittende. En ten eynde de bovenstaande resolutie in het toekomende onverbrekelijk mogt werden agtervolgt, is verder goedgevonden, dat dezelve by ider der regenten, hooft voor hooft, zal worden onderteikent met belofte van dezelve op den eed, op het aanvangen harer bedieningen gedaan, in alle hare deelen na te komen. (Volgen de handteekeningen.) | |
[pagina 196]
| |
B. Wijziging van het Contract van Harmonie.I. Verhaal van 't gepasseerde omtrent de differenten, voorgevallen in de correspondentie, daar thans thoofd van is de heer burgermeester C. Coenraads, sedert 12 Februari tot den 15 dito 1725, raakende d'electie van den heere van Krabbendyke.De zoogenaamde vriendschap of correspondentie ten huize des heeren burgermeesters Coenraads, thans na 't overlyden van den heere borgermeester mr. Apollonius Veth voor d'eerste reize als chef presideerende, zijnde des avonds geconvoceerd en gecompareerd, trad men tot de volgende actie: De heer borgermeester deed eerst volgens stijl zyne propositie, waarover thans moest worden gedelibereerd, bestaande in 't volgende: dat, dewijl door 't overlyden van den heere burgermeester Veth thans was koomen te vaceeren een raadsplaats, en dat volgens het 10 en 11 articulen des Contracts van Harmonye het vastgesteld was, dat men vooreerst en vooral een zoon van een regent, die bequaam is of in staat om te succedeeren, voor de gemeene rekeninge in die vriendschap, daar zijn vader in overleden was, moest aannemen, hy Hun Ed: Agtb: derhalven voordroeg om tot raad geëligeerd te worden den heer van Krabbendyke, oudsten zoon van wylen den heere Johan van Reigersberge, heere van Couwerve, oud 20 jaaren en onlangs geëmancipeerd by den souverain deezer provincie, welke propositie Zijn Ed. vervolgens met haar advijs bekragtigde. Dog by verdere omvraage verdeelden zig de leden der correspondentie in twee contrarie gevoelende par- | |
[pagina 197]
| |
tyen, waarvan de meerderheid, bestaande uit zes, oordeelde, dat ja wel de heer van Krabbendyke uit hoofde van 't contract bovengenoemd t'eeniger tyde indisputabel in de regeeringe komen moest, dog vooralsnog niet, dewijl 't hen toescheen, dat hy eerst ouder en gepromoveerd van d'academie te huis moest gekomen zijn. De minderheidGa naar voetnoot1) daarentegen, bestaande uit vijf, dagt het volkomen conform te zijn met het contract, dat de heer van Krabbendyke van nu af aan aangenomen wierd tot raadsman deezer stad volgens 't art. 10 en 11 bovengemeld; en dat wel, dewijl het contract geene jaaren limiteert, nog vereischt, dat iemand zy gepromoveerd advokaat; dat wat het overige betreft, niet kan aangetoond worden in den persoon van den heere van Krabbendyke eenige wezendlyke onbequaamheid, die naar regten hem buiten staat zou konnen stellen van vooralsnog in de regeeringe sessie te neemen, waarby nog ter justificatie van dit gevoelen aangehaald wierden sommige exempelen, om de haatelijkheid der stoffe hier by naame niet gemeld, van heeren, die zoo voor als na 't contract ruim zoo jong, sommige ongeëmancipeerd, sommige ongegradeerd, egter zonder eenig tegenzeggen der regeeringsleden, niet alleen tot raaden maar zelfs tot schepenen zijn aangesteld geworden, weshalven 't hen billijk dagt, dat ook op denzelfden voet de heer van Krabbendyke moest worden geëligeerd tot raadsman deezer stad. Dog aangezien de meerderheid deezer vriendschap | |
[pagina 198]
| |
of correspondentie, gelijk boven gemeld is, vooralsnog tegen 't gevoelen der minderheid was, en de heer burgermeester Coenraads scrupel maakte om in deeze zaak, die - dat te noteeren staat - de gemeenschap van alle de respective contractanten concerneerde, alleen met de meerderheid van één correspondentie finaal te concludeeren, zoo is het, dat, na lang aanhouden daartoe van de meerderheid en gestadig weigeren van den heere burgermeester Coenraads, eindelijk de heer Henrik Zomer Tulken uit naam der zes leden tegen het doen van den heere burgermeester in deezen heeft geprotesteerd, als gehandeld hebbende gansch strydig met het 13 art. deszelven contracts, welk protest des morgens daaraan door gemelden heere benevens den heere Ambrosius Tulken aan den heere burgermeester is vernieuwd, met byvoeginge dat, tenware de heer burgermeester Coenraads als chef deezer correspondentie met de meerderheid niet concludeerde, zy uit naame der vier overige, saamen zes, van nu af aan hem denuncieerden, dat ze voortaan nooit meer in de vriendschap zouden koomen, zullende daarmede het contract hen aangaande agten als gebroken door de non-conclusie met de meerderheid, als huns bedunkens direct strydig met het 13 art. des meergemelde contracts. Tegen 's avonds hieraan al de leden der correspondentie zijnde door den heere burgemeester Coenraads ten tweeden maale aan zijn huis gedagvaard om over deeze verwyderinge te handelen en verdere middelen te beraamen tot herstel, zoo hebben zig daar alleen laaten vinden de minderheid, bestaande uit vijf leden, en voor een korten tijd de heer eerste pensionaris Steengracht, die straks weer vertrok zonder weder te koomen. Omtrent 7 uren quamen er drie gedeputeerden uit de correspondentie, waarvan thans chef is de heer burgermeester mr. Willem van Citters, te weten de | |
[pagina 199]
| |
heeren regeerend burgermeester mr. Johan van der Poorte, oud-burgermeester Apollonius Lampsins en mr. Johan Willem Schorer, die eensdeels quamen om onze correspondentie te melden, dat na 't kennisgeeven door ordre van den heere burgermeester Coenraads van 't resultaat zyner correspondentie van gisteren, zy ook in hunne correspondentie over dezelfde zaak van deezen avond hadden geadviseerd en by de meerderheid van zeven tegen vijf stemmen hadden geoordeeld, dat volgens de letter en inhoud des contracts de heer van Krabbendyke moest worden aangesteld als een zoon in zijns vaders plaatse tot raadsman deezer stad; andersdeels strekte de commissie dier drie heeren om hunnen dienst aan te bieden ter amiable uitdenwegruiminge der dissentie, die op gisteren door gedaane protesten scheen plaats te grypen onder de leden der correspondentie, daar de heer burgermeester Coenraads thans chef van is. Op welk laatste lid aan welgemelde heeren gedeputeerden wegens onze vriendschap, om eenigzins te voldoen aan 't beklag der zes misnoegde leden, is geantwoord, dat we het verblyven aan hunne correspondentie om te oordeelen, of de heer burgermeester Coenraads zal moeten concludeeren met de meerderheid, blyvende inmiddels de zaak ten principaale nog ter inquisitie van de vriendschap des heeren Van Citters, of dat hy niet moet concludeeren. 't Welk door die heeren aangenomen zijnde daarvan rapport te zullen doen aan hun vriendschap, zoo is 't, dat ze kort daarna uit naam derzelve aan den heere burgermeester Coenraads als chef onzer vriendschap hebben uitgebragt voor rapport: dat de heer Coenraads als chef onzer vriendschap behoort met de meerderheid te concludeeren, blyvende ondertusschen gereserveerd aan de vriendschap des heeren burgermeester Van Citters 't regt om over de zaake ten | |
[pagina 200]
| |
principaale verder te delibereeren, welke conclusie des anderen 's avonds den 14den in presentie van alle heeren onzer vriendschap, nemine contradicente, door 't chef derzelve is geformeerd; wordende kort daarop de heer pensionaris Steengracht uit naame onzer correpondentie afgezonden om daarvan aan de vriendschap des heeren burgermeesters Van Citters kennis te geeven. 't Welk taliter qualiter door Zyne Weled. - dat is niet juist conform de conclusie maar eenigzins duister - gedaan zijnde, en daarvan weder aan onze vriendschap, daar sommige leden van reeds waren vertrokken, rapport hebbende gedaan, wilden eenige heeren, dat gemelde heer pensionaris nog eens klaarder en duidelyker de conclusie, hier genomen, aan d'andere vriendschap ging notificeeren; dog dewijl onze plegtige byeenkomste reeds gescheiden was, vond men goed, om door geene de minste informaliteit nieuw ongenoegen te geeven, by het verrigtte te berusten en af te wagten 't resultaat der andere vriendschap, die dan ook, meer ingevolge van de waaragtige genomene conclusie van onze zyde dan volgens 't gerapporteerde van onzen eersten minister, de zaake heeft behandeld; waarop 's anderen daags, Vrydags morgens den 15den February 1725, door zeven wethouderen - alle d'andere, discrepeerende zijnde gebleven, absent - de heer van Krabbendyke is geëligeerd tot raad deezer stad, als een zoon van een vroegst overleden regent, stiptelijk volgens 't 10 en 11 artykel des Contracts van Harmonye. Ondertusschen lieten de heeren, die tegen deeze promotie waren, niet duisterlijk vervolgens hun ongenoegen blyken onder anderen ook in het niet verschynen op de plegtige felicitatiedagen, daar niemand dan de heer Boudaan van St. Laurens van die partye verscheen, en de heer burgermeester W. van Citters des Woensdags daaraan even na de | |
[pagina 201]
| |
felicitatiedagen, ten blyke waarlijk van eene beter kennisse van zekere hoflijkheid, die lieden van rang in sommige gevallen genoodzaakt zijn te doen, al gaat juist daar het gulhartigste genoegen niet mede verzeld. Ik kan ook hier niet ongemeld laaten 't geen my door verscheidene leden der regeeringe gezegd is, dat zelf de heeren raadpensionaris Van Citters en raad-fiskaal Parduin, broeder en zwager des heeren burgermeester Van Citters, die zeer tegen de tegenwoordige vroege promotie was, van gansch ander advijs waren en meinden, dat welgemelde heer burgermeester hun broeder in dit geval ongelijk had volgens den text des contracts, 't geen egter die heer in zyne vriendschap, zooals leden derzelve my gezegd hebben, protesteerde te willen ongeschonden houden. | |
II.
| |
[pagina 202]
| |
en gesloten, voor het toekomende te ligten en buyten effect te houden het 10 en 11e articul, in gemelten contracte geïnsereert, tot welker inhoude in desen gerefereert werd, met versoek dat alle de respective leden zig daarmede geliefden te conformeren, waarvan by sommige heeren zijnde copie versogt om daarover hare serieuse deliberatiën te laten gaan ende te sien, of zig daarby konden voegen, ofte wel zoodanige aanteykening daartegens te doen, als zouden te rade werden; zoo is 't, dat zy heeren voornoemt moeten seggen praeallablement, ende alvorens ter sake selfs te komen, dat wel hadden gewenscht, dat zoodanigen voorstel niet en was geschied, omdat haar zeer bekommerlijk voorkomt eenige verandering te maken in een contract, zoo solemneel besworen en geteykent, om de dangereuse consequentiën, welke daaruyt zouden profluëren, welke zig ten eersten aan het oog van idereen moeten opdoen, voornamentlijk als men maar eens insiet het hooft van 't bewuste Contract van Harmonie, waarin wel speciaal in ipsissimisGa naar voetnoot1) terminis gezegt word en verklaart, ‘dat wy dit considereren als het eenigste middel om tot zoo een gewenschte harmonie te geraken, en daarom geresolveert zijn dit navolgende accoord opregtiglijk en heyliglijk te onderhouden met belofte van daar in geenen deele te zullen tegengaan of te dulden, dat het door andere verbroken zal werden, maar hetzelve te zullen beletten ider van ons, zooveel in zijn vermogen zal wesen’ etc., al te zamen woorden en uytdruckingen, welke schynen uytgedagt te wesen om hetselve contract, zoo het mogelijk ware, eeuwigduerend en onverbrekelijk te maken; gelijk op het 28 articul van meergemelte contract verder gestatueert is: ‘dat wy dit houden van deselve kragt en verbintenis als | |
[pagina 203]
| |
de resolutie, tot vaststelling van de regering genomen, houdende die alhier voor geïnsereert’ etc., waaruyt consequentelijk volgt, dat gelijk als die noit in deliberatie mag werden gebragt, gelijk tot nog toe noit geschied is, zoo ook niet dit contract. Omme welke redenen en andere, die men zoude konnen allegeren, hy heer burgemeester Schorer gantsch vriendelijk was versoeckende ende van oordeel was, dat voorschreven propositie buyten de notulen mogt en behoorde te werden gehouden, ende by onverhoopt refuys ende ontstentenis van dien ende onder protestatie nogtans van 'tgene zoo even is gezegt, alsdan overgaande tot de redenen en motiven, in gemelte propositie vervat, hy heer Schorer, zoo voor sig selfs ende in naam van de heeren, hieronder genoemt, aan de vergadering moest voordragen: dat hy niet minder als de andere heeren regenten by alle wegen en middelen tragte te bereyken het salutair oogmerk, waartoe het gemelte en andere subsisterende contracten zijn gemaakt, namentlijk het onderhouden van een goede harmonie en correspondentie in de regering en de respective leden van dien, dog dat tot bereyking van hetselve hem tot hiertoe niet heylsamer was voorgekomen, dan deselve contracten in alle hunne deelen punctuëlijk te observeren ende na te komen, dewijl deselve niet eensslags maar na het houden van menigvuldige en langwilige deliberatiën, welke doe ter tijt door schrandere en vernuftige verstanden zijn gewikt en overwogen, zijn geresolveert en vastgesteld. Dat gemelte contract en verbintenisse in alle zyne deelen niet verder en gaat, als noodig is tot voorkoming van verwydering en discrepances, die in tyden en wylen tusschen de respective regenten zoude konnen en mogen ontstaan, aangesien idereen de volkomen vryheyt heeft om in alle saken, de gods- | |
[pagina 204]
| |
dienst, policie van stad en land, en justitie betreffende, zoodanig onbedwongen te advyseren, als in goeden gemoede tot betragting van zijn eed en pligt, welwesen van stad en staat en ruste van de goede ingesetene zal vinden te behooren, waarom derhalven niet vertrouwt werd, dat hierin het minste zoude resideren, 't welk zoude stryden tegens 's lands grondwetten, stedelyke privilegiën ende costumen van dien, nog ook zoodanige schadelyke gevolgen na zig slepen, als in meergemelte propositie vermeynd werd, en wel insonderheyt niet 'tgeen aanleyding zoude geven tot injustitie, onbehoorlyke eygenbaat en schraapsugt, veel min tot overheering van weynige, geconsidereert dat onder de redenen, waarom onder andere dit contract is gemaakt, wel uytdruckelijk werd gezegt, dat door het openvallen van ampten veeltijts scheuringen werden veroorsaakt, en dat daarom dit contract werd aangegaan, volgens welke de ampten, die komen te vaceren, zullen verdeelt werden; welke verdeeling volgens een goede distributive justitie, ingevolge dit en andere contracten geschiedende, is onmogelijk, dat een overheersing van weynige zoude plaats hebben; maar wel integendeel wanneer zoodanigen verdeeling niet en was gemaakt, zouden zig eenige weynigen konnen praevalleren door haar credit en gezag boven hare mederegenten. Wat nu aangaat, dat voorschreven articulen, zoo ras bekent waren geworden, een genoegsame algemeene disapprobatie onder het gemeen hebben gehad, dient daarop tot solutie, dat by diegene van de regenten, die zig aan het revelerenGa naar voetnoot1) van dese ofte eenige andere articulen mogten hebben schuldig gemaakt, daarin onbedagtelijk ende met geen genoegsame circumspectie is gehandelt, zijnde daarenboven | |
[pagina 205]
| |
kennelijk, dat zommige van het gemeen of uyt misverstand, jalousie of andere oorsaken veelligt misnoegen jegens de regering opvatten, twelk alles egter door cordaatheyt ende een goede harmonie tusschen de regenten kan werden te boven gekomen. Dog om nader ter sake te komen, zal men ligtelijk verder konnen aantoonen, dat de onderhouding van de voorgeschreven articulen die schadelyke gevolgens niet na sig slepen, aangesien het 10e articul van het contract, waarover ten desen gehandelt werd, niet in genere zegt, dat alle soonen van regenten tot de regering moeten werden gepromoveert, maar in specie daar wel uytdruckelijk is bygevoegt: ‘een soon, die bequaam is’, waarom dan al verder by voornoemde articul geen bepaling werd gemaakt tusschen een oudste of andere soon, zoo er meer waren, blyvende de faculteyt om in sulcken geval zoodanig een zoon te eligeren, als daartoe bequaamst mogt geoordeelt worden. En is ook wel speciaal aan te merken, dat in geen een ander articul van het meergemelte contract van eenige bequaamheyt particulier gewag gemaakt werd als in voorschreven 10e articul, een onwedersprekelijk bewijs, dat men dit niet met een ligte hand heeft getracteert, maar dat men in alles het welwesen van 't gemeen, 't welk voor een ider regent de hoogste wet wesen moet, in agt heeft genomen. En daarenboven als men eens wilt examineren, hoeveel regenten er tzedert het aangaan van dit contract tot heden toe tot de regering zijn gepromoveert uyt hoofde van voorschreven articul, zal men bevinden, dat nog geen vierde van het geheel uytmaken, zijnde de overige dry vierde uyt het corps van de borgery verkoren; en bygevolg kan menGa naar voetnoot1) met geen | |
[pagina 206]
| |
fondament staande houden, dat hierdoor geen personele bequaamheden in overweging zouden konnen werden genomen, te meer daar in ettelyke jaren na den anderen zoodanigen geval niet en kan komen te exteren, gelijk een ider kennelijk is; en zoo men tot exempelen van gelyke soort wilde overgaan, zoude het niet moeyelijk wesen aan te toonen, dat niet alleen in sommige steden, maar ook in andere van de Geünieerde provinciën, zoo al niet by contract, ten minsten evenwel in de practijq, zulkx geobserveert werd; zijnde al verder niet ongerijmt, dat een soon van een regent, die bequaam is, in plaats van zijn vader tot de regering werde gepromoveert; moetende altoos gepraesumeert, dat zoo een door zijn opvoeding, zelfs in zijn jonge jaren, reets van de hoedanigheden, die een regent passen, eenigsints zal geïmbueert wesen. Dat zy heeren wel van oordeel zijn, dat in geval zoodanigen contract opnieuws mogt gemaakt werden, om de bedenkelijkheden, welke daaromtrent werden gemoveert, het alsdan van het overleg zoude wesen, of niet beter en ware, dat zoodanige articulen daar wierden uytgelaten, maar nu gemaakt zijnde en zoo solemneel besworen, veel swarigheyt vinden om daarvan af te gaan, in goeden gemoede niet overtuygt zijnde van zulcx te konnen of mogen doen. En ofschoon men al in dit geval zoude willen beweeren, datter permoverende redenen waren om hiertoe te komen, zal zulex aanleyding geven aan ider der contractanten, telckens als het hem goeddunckt, zoodanige swarigheden te maken tegens dees of geen articul van het contract, waardoor hetselve, zoo niet geheel, ten minsten ten deele, zoude werden verbroken en ontzenuwt, 't geen egter niet vermag te geschieden, zooals hiervoren in 't breede is aangewesen. Dat zy heeren almede niet en konnen begrypen, | |
[pagina 207]
| |
dat over het regt verstand van gezegde articul eenige essentiële discrepances konnen ontstaan, tenzy men de genuïne sin daarvan wilde te kort doen zijnde de letter al te klaer en duydelijk terneder gesteld. Dat de bedenkelijkheyt, die van dese zyde gemaakt werd, geensints voorkomt uyt eenig particulier belang, hetwelk zy heeren met gelyke edelmoedigheyt als andere geern ten welwesen van 't gemeen zouden willen afstaan en versaken, maar alleen uyt aanmerking van zoo dueren eed, waarmede onderling aan den anderen zijn verbonden, welke niet als met een volslagen eenparigheyt ende om redenen van het uytterste gewigt kan worden gebroken en vernietigt. Dat aan hun heeren eenigsints met bevremding voorkomt, dat sommige leden, met welkers overleg en communicatie meergemelt contract is opgesteld, jegenwoordig zig zouden beswaart vinden om den in houd van hetselve te agtervolgen en na te komen, en hetgene, dat doen geoordeelt hebben heylsaam ende nuttig te wesen niet alleen, maar, zooals in 't hooft van meergemelt contract wel expresselijk is uytgedrukt en hiervoren bereyts is aangehaalt, ‘dat wy dit considereren - N.B. - als het eenigste middel om tot zoo een gewenschte harmonie te geraken’, even datselve jegenwoordig hun voorkomt van pernitieuse gevolgen en uytsigten voor het gemeen, zoozeer aanloopende tegens alle goede gronden en maximes van wel gepolicieerde staten en steden; konnende almede niet geoordeelt werden omme redenen, hiervoren gemeld, dat voorschreven articul al te onbedagtelijk by het aangaen van gedagte conventie zoude wesen geamplecteert en aangenomen. Dat ofschoon men van oordeel is, dat door dese verandering in het minste niet zoude verkort werden het regt, 't welk eenige kinderen van overlede regenten uyt kragt van deselve articulen hebben geacquireert, | |
[pagina 208]
| |
zulcz gantsch niet procedeert, geconsidereert dat alle regenten, voortaan in de regering komende en gemelte articul niet moetende onderteykenen ende daaraan niet gehouden zijnde, zoo ras deselve de meerderheyt in het collegie hebben, de overige aanstonts buiten staat zijn gesteld om aan een soon van een regent, wiens vader nu reets mogt wesen overleden, te doen genieten het effect van zoodanigen articul, schoon daartoe nog zoo genegen mogten wesen. En is insonderheyt aan te merken, dat leden, welke uyt hoofde van gezegde articul in de regering zijn gebragt, difficulteyt zouden maken om aan andere in tyden en wylen te praesteren datgene, waartoe ten haren opsigt hebben geoordeelt verobligeert te wesen. Om alle welke redenen en middelen, hiervoren terneder gesteld, hy heer burgemeester Schorer in die billicke verwagting was, dat alle de leden, zig te binnen brengende niet alleen haar eygenhandige onderteykening maar zoo plegtig gedanen eed, geen de minste swarigheyt zullen maken om gedagte conventie en speciaal meergemelte 10 en 11 articulen te houden in haar volle kragt en vigeur, zooals tot nogtoe is geschied, zonder op middelen bedagt te wesen omme hiervan ontslagen en gelibereert te wesen. Waarop zijnde gedelibereert, hebben zig met dese propositie van d'heer regerende burgemeester Schorer geconfirmeert d'heeren Mathias, Trezel, Parker, Couquelle, Van de Putte, Reygersberg, Coenraats en Paspoort. | |
III. Declaratoir van den heer burgemeester Boddaert, in Weth en Raad overgelevert op den 10 Augustus 1726.Alsoo de heer burgemeester Boddaert eenige maan- | |
[pagina 209]
| |
den door een swaar toeval genootsaakt is geweest het huys te houden, en daardoor verhindert is geworden op den 29 July laast in het College van Weth en Raad, op den eed en hoogste boete gedagvaart, tegenwoordig te zijn, heeft verstaan, dat de heer burgemeester Van Citters nevens eenige heeren, haar met Zijn Edel confirmerende, aan de eene zyde, en de heer burgemeester Schorer met andere heeren gevoegt ter andere zyde, hebben goedgevonden wederzijts een geschrift in de secrete notulen te laten insereren over een verschil, voorlede jaar voorgekomen, of men sekere twee articulen, voornamentlijk het 10 en 11e, van seker zoogenaemt Contract van Harmonie behoorde te veranderen of niet, hetwelk in die tijt daarby was gebleven, dog nu, op den voorschreven 29 July laastleden weder voortgebragt zijnde, na deliberatie was goedgevonden de vorige wederzijtse geschriften in de secrete notulen te laten insereren, zoo versoekt den gemelten heer Boddaert, vermits hy, door syne indispositie absent geweest zijnde, zyne gedagten over het voorgestelde niet had konnen voordragen, dat dit volgende geschrift tot zyne ontlasting mede in de secrete notulen mag werden geïnsereert. De burgemeester Boddaert, adviserende op de propositie, den 28 July 1725 door de heer burgemeester Van Citters in dese vergadering gedaan, heeft gezegt, dat hy ten tyde van het maken van het zoogenaamde Contract van Harmonie tusschen de regenten van dese stad, waarin de twee articulen, die het onderwerp van dese propositie zijn, nevens andere vervat staan, van oordeel is geweest, dat men sulcke en diergelyke contracten niet behoorde aan te gaan, als in vele opsigten nadeelig voor de rust van de regeringe en eenigheyt onder de respective regenten, gelijk de ondervinding reets geleert heeft en | |
[pagina 210]
| |
dese jegenwoordige behandeling daarvan is een overtuigend bewijs, en wel bysonder ook strydende tegens de natuerlyke vryheyt van stemmen, die ider regent volgens de privilegiën van de stad moet hebben en hem toekomt, niet alleen in het nomineren en aanstellen van regenten, maar ook in het confereren van eenig ampt ofte bedieninge, van dese stad dependerende, of daar deselve eene stem in heeft, gelijk dat in vele gevallen des noots zoude konnen aangetoont werden; redenen waarom hy heer Boddaert het voorgemelte Contract van Harmonie van den beginne af aan heeft tegengesproken en vermeend heeft niet te konnen of mogen teykenen, veel min met eede bevestigen, gelijk dat by alle de andere heeren regenten is geschied. En opdat hy door zijn stilswygen op den voorstel van sulcke wesentlyke veranderingen in het voorgemelt Contract van Harmonie niet zoude schynen hetselve in dier voegen te approberen en zulex van zyne vorige gedagten af te gaan, zoo heeft hy heer Boddaert noodig geoordeelt dit vorenstaande aan de vergadering voor te dragen met versoek, dat hetselve mede in de secrete notulen mag werden geïnsereert, protesterende onschuldig te willen wesen van de onheylen, quade gevolgen en oneenigheden, die daarover reets geresen zijn en in het toekomende zouden konnen voorkomen. Was onderteykent:
| |
IV.
| |
[pagina 211]
| |
aan de doenmaels praesente leden gedaen en op den 4en Augusti daeraanvolgende aan de vergadering schriftelijk overgegeven, hiervoren geïnsereert, nader geurgeert tot opligting ofte stelling buyten effect het 10e en 11e articul van het bekende Contract van Harmonie en vervolgens gedaen lectuere van de verdere redenen, dewelken Zijn Ed: daertoe (waren) moverende, ende voorts vermeynde te mogen dienen tot solutie van de redenen, ter contrarie opgegeven en gededuceert by sekere propositie ofte aanteykening, door d'heer borgemeester Schorer zo voor sigh selfs als in de naem van eenige leden op den 26 July 1726 in geschrifte aan Haer Ed: Agtbare voorgedragen ende hiervoren mede geïnsereert; versoekende hy heer borgemeester Van Citters, dat de bovengemelde zyne nadere redenen en solutiën tot syner decharge mede mogten werden geïnsereert. Waerop na gedane omvrage is geordonneert, dat het hiervoren gemelde en overgeleghte geschrift hierna zal werden geïnsereert: D'ondergeschreve enz.
Den ondergeschreve vermeint met het hiervooren geposeerde, zooveel noodig was, te hebben wederlegt alle gemoveerde swarigheden, die tegens zyne gedane propositie van tijd tot tijd door de discreperende heeren zijn ingebragt geworden, en ten vollen te hebben gejustificeert zyne sustenue en gedrag in desen, zijnde in dat vertrouwen, dat een ider, die buyten preocupatie of intrest daerover zal willen jugeren, ingesien en geëxamineerd hebbende de redenen en motiven, hier en by meergemelte propositie terneder gesteld, met hem daerinne zullen concurreren, ten minsten billiquen, dat den ondergeschreve, overtuygt en geconvinceert zijnde van de schadelijkheyt van het in treyn houden van meergemelte twee articulen, | |
[pagina 212]
| |
alle gepermitteerde pogingen en efforten aanwend om het ligten of buyten practijcq stellen derselve smakelijk te maken en te effectuëren; en wanneer, gelijk als nu tot zijn leetwesen blijckt, alle hoop en verwagting van te ruïseren komt te verdwinen na menigvuldige vrugteloose aangewende persuatiën en versoeken, eyndeling van davantagies, by gemelte articulen bedongen, voor zijnne kind of kinderen komt te renuntiëren, gelijk den ondergeschreve by desen uytdruckelijk is doende, niet begerende, dat eenige van zyne zoonen oyt of oyt uyt kragte van het 10e en 11e articulen der meergemelte conventie, onder de naem van Contract van Harmonie bekend, eenige pretensie ofte regt hebbe, weynig ofte veel, tot de magistratuere deser stad; alle de respective leden, in gemelte conventie gecomprehendeert, van alle beloften en engajementen, daerontrent gedaen en gegeven, ten vollen onslaen(de) en ontheffende, zijnde voor het overige ten vollen genegen en voornemens aan de subsisterende engajementen in alle zyne deelen en articulen te voldoen en na te komen. En dewijl dese denuntiatie daertoe alleen is gerigt, versoekt den ondergeschreve gunstelijk van U Ed: Agtb, dat deselve in het een of ander register geïnsereert, om in der tijd te dienen daer en zoo het behoort, en hem ter zyner decharge acte daervan mag werden verleent. Actum Middelburg, den 24 February 1731. Was onderteekent:
(Volgen de handteekeningen.) | |
[pagina 213]
| |
V.
| |
[pagina 214]
| |
voor een generale regel werd gesteld, dat een ygelijk vrystaet van een voor hem verkrege regt en voordeel te mogen renunciëren en afgaen, lijdt dit ook na regten veel exceptiën; en de regtsdoctoren, over dese regel commentariërende, seggen wel uytdruckelijk, en tgeen int geval voorhanden in terminis accordeert, dat aan zulke privilegiën, die aan een corps of collegie gegeven zijn, de renunciatie van hetselve privilegie, door eenige der leden van hetselve collegie gedaen, niet en comt te prejudiciëren, selfs niet aan diegene, die selve daervan hebben gerenuncieert. Maer om ten desen wat nader ter sake te comen, is het zeker, dat noyt een regtsgeleerde in de weereld heeft staende gehouden, dat gepermitteert zoude wesen te renunciëren van zoodanige saeken, als waertoe men onder eede verbonden is. En vervolgens zal noyt met grond van rede konnen werden aangetoont, dat int geval voorhanden, daer men belooft en gesworen heeft dit accoort opregtelijk en heyliglijk te onderhouden met belofte van daer in geenen deele te zullen tege(n) gaen of te dulden, dat het door andere verbroken zal worden, eenige renunciatie kan plaets hebben met die kragt, dat tegen den inhoud van het een of ander articul van de contracten zoude connen werden tegengegaen. En ofschoon men dese articulen in questie al wilde stellen tot een voordeel of avantagie voor een ygelijk regent - des int vervolg contrarie zal werden aangetoont - zoo is nogtans het engagement en den gedanen eed een onttwyfelbaer belet en kan geensints door renunciatie of andersints eenige verandering daerontrent werden gemaekt; want alsdan zoude gelykelijk gepermitteerd wesen na het doen van den eed van purge, waerby men sweert voor eenig employ geen gelt te hebben gegeven of niet te zullen geven, te renunciëren, als in | |
[pagina 215]
| |
eyge avantagie zijnde, dat niet anders als absurt kan voorkomen. Maer eyndeling en waermede den ondergeschreve hiervan meent af te scheyden, gelieven Haer Ed: Agtbare te considereren, dat, ofschoon dese articulen aan de leden, welkers kinderen in tijd en wylen daeruyt avantagie souden konnen trecken, sekerlijk niet onaangenaem konnen zijn, deselve kinderen ten dese zijn de meest gintresseerde party in een regt, by haer door haeren wettigen overheyt wettigh verkregen, en waervan door de renuntiatie harer vaderen niet konnen werden versteken, en vervolgens zoo, non obstante de renunciatie van een vader, een zoon Haer Ed: Agtbare quam te sommeren en te insteren op de prestatie van 'tgeen by het meergemelte 10e en 11e articul was vastgesteld, zoo men geen violentie aan zijn gemoet en eed wilde doen, in de prestatie zekerlijk zijn gehouden, streckende de vaderlyke magt over de goederen en regten zyner kinderen niet verder uyt, als voor zooverre deselve van hem vader zijn gedevolveert, tgeen sonder moeyte, zoo men dit juridice wilde verhandelen, zoude konnen worden vastgemaekt, en vervolgens geen renunciatie ten dese van eenig effect kan werden geoordeelt. Omme alle welke redenen en motiven den ondergeschreve gansch vrundelijk is versoekende, dat hy heer burgemeester Van Citters benevens d'andere discreperende leden van haer gesustineerde in desen gelieven af te gaen en zoo notoire infractie, als door dese alternatiën, hincinde gedaen aan de zoo solemnele conventiën, in de rivier van vergetentheyt gelieven te smoren, de respective geschriften daerover gemaekt te ligten en buyten de notulen te houden, opdat de rust en tranquiliteyt onder de respective leden magh blyven geconserveert en bestendig gemaekt; by welkers onverhoopt refuys | |
[pagina 216]
| |
den ondergeschreve insgelijcx versoekt, dat dese welgegronde protestatie in de notulen mede mag werden geïnsereert, opdat ten allen tyden magh blyken, dat van dese zyde alles is int werk gesteld, wat tot conservatie van de subsisterende conventiën en quiting van den gedaenen eed en aangegaene engagementen eenigsints heeft konnen strecken, protesterende onschuldig te willen wesen aan zoodanige onheylen en gevolgen, als uyt zoodanige ongepermitteerde deliberatiën in tyden en wylen zoude mogen resulteren. Was onderteekent:
(Volgen de handteekeningen.) | |
VI.Den ondergeschreven, in nader en serieus overleg hebbende genomen de propositie door d'heer burgemeester Van Citters op den 28 July des jaers 1725 eerst by monde ende daerna in geschrifte in het Collegie van Weth en Raed deser stad gedaen, concernerende het buyten effect stellen van het tiende en elfde articulen van het zoogenaemde Contract van Harmonie, ende deselve met de verijschte attentie, zooals de importantie van de zaek comt te requireren, nauwkeurig hebbende overwogen, vind geen swarigheyt hiermede te declareren, dat, ofschoon tot hiertoe in contrarie sentiment is geweest - omme redenen, door denselven in zyne schriftelyke propositie van den 29 July 1726 terneder gesteld - egter na rijp overleg en alles, wat daertoe dient, wel gewikt en gewogen te hebben, daerby geconsidereert de omstandigheyt van tyden en zaken, welke meer als oyt een volkomen harmonie tusschen welmeenende en cordate regenten schijnt te vereysschen, en dienvolgende zooveel te meer reden gevonden werden | |
[pagina 217]
| |
om zooveel mogelijk alle steenen des aanstoots uyt den wegh te ruymen, te meer uyt aanmerking van de zoo menigmael gereïtereerde instantiën van verre de meerderheyt der leden van dit collegie, alsnu van oordeel te wesen, dat ter bereyking van dit zoo salutair oogmerk tusschen de regering en de respective leden van dien buyten eenige de minste krenking van het bovengemelde contract, twelk den ondergeschreven belooft heyliglijk in alle zyne deelen te willen observeren en nacomen, yder der contractanten de vrye en volkome faculteyt heeft om met een goet gewisse te mogen renunciëren van zoodanige voordeelen, als hem particulier ofte ymand van de zyne bedongen, dewijl buyten eenige contestatie is, dat gemelde articulen niet zoozeer connen strecken ten algemeene nutte en oorboir van dese stad en de ingesetenen van dien, als wel om yder regent in zijn privé zoodanigen douceur te helpen toebrengen - weshalven verklaerd den ondergeschreven van nu af aan by desen te renunciëren van zoodanigen regt als hy voor sig selfs uyt cragte van de voorschreven articulen heeft gerequireert, niet willende of begerende, dat zijn zoon, in leven zijnde, of eenig andere, die hy mogt comen te verkrygen, uyt hoofde deser in tijd en wylen eenig regt tot de regering zal pretenderen, d'heeren, die daertoe waeren verbonden en geobligeert, by desen wel expresselijk libererende, houdende sig egter geobligeert aan zoodanige zoons, welkers vaders, int selfde engagement geweest zijnde, overleden zijn ofte die nog leven en daervan niet gerenuncieert hebbende, het effect van dien, zooveel hem aangaet, te moeten presteren en doen genieten, zoolang totdat met een volslage eenparigheyt en concurrentie van alle de respective leden van dit collegie hierin eenige verandering mogte worden gemaekt. Versoekende | |
[pagina 218]
| |
den ondergeschreven, dat dese acte in de secrete notulen mag werden geïnsereert omme verder te dienen, daer en zoo het behoord. Actum Middelburg desen 27 July 1733. Was onderteekent:
| |
VII.Den ondergeschreven, op voorlede Donderdag, ter gelegenheyt dat, vermids den heer en mr. Pieter Scheyderuyt by het overlyden van den heere en mr. Davidt Radaeus uyt den Raet tot wethouder deser stad was geëligeert, de vacante raetsplaets zoude werden gesuppleert, alvorens den geëligeerden heer door heeren commissarissen versogt wiert de contracten, tusschen de respective heeren deser regering subsisterende, te willen teikenen en aannemen, aan Haer Ed: Achtbare gedenunceert hebbende, dat het aan alle de leden van de regering deser stad niet onbekent konde wesen, dat by den ondergeschreven al t'zedert den jaere 1725 om zeer gewigtige redenen en middelen, meermalen zoo by monde als geschrifte int breede voorgedragen en gededuceert, niet alleen swarigheyt was gemaekt in het blyven onderhouden en nakomen van den inhoud der 10 en 11e articulen van de conventie, tusschen de respective heeren regenten deser stad gemaekt en aangegaen op den 20 April 1715, en bekent onder de benaming van het Contract van Harmonie, gewagende van de aanstelling van regentesoonen tot regenten deser stad in plaets van derselver vaders, maer dat op den 24 February van den jaere 1731 by eene solemnele schriftelyke acte, door den ondergeschreven na alle- | |
[pagina 219]
| |
gatie van verscheyde zeer pregnante redenen en middelen wel uytdrukkelijk was gerenuncieert en afgegaen van de avantages, by meergemelde 10 en 11 articulen bedongen en gestipuleert, en niet gewilt, dat eenige syner sonen oit ofte oit uit kragte van die articulen eenige pretentie ofte regt soude hebben, weinig ofte veel, tot de magistratuere deser stad, en alle de respective leden, in gemelde conventie gecomprehendeert, van alle beloften en engagementen daarontrent gedaen en gegeven ten volle hadde ontslagen en ontheven; dat wyders ook by verscheyde andere regenten deser stad op gelyke wyse van de voordeelen, by de gemelde articulen voor hare na te laten sonen gestipuleert, was gerenuncieert en afgegaen, en door alle de heeren, die t'zedert tot regenten waren aangestelt, het gemelde Contract van Harmonie niet verder ofte anders was onderteekent dan met gelyke en speciale renunciatie, en dus een groot en verre het meerdere getal van de leden deser magistratuere aan den inhoud of nakoming van gemelde twee articulen geensints is verbonden; en gemerkt het dan ook vervolgens aan de willekeure en het welbehagen van den heer geëligeerde stond omme by onderteekening van het gemelde Contract van Harmonie na het voerbeelt van verscheyde andere regenten insgelijks van den inhoud der gemelde 10 en 11e articulen te renunciëren en af te gaen en zig met relatie tot die articulen buyten engagement en verpligting te houden, zoo hadde den ondergeschreven dan ook gedeclareert, dat hy vermeinde, dat er niets redelyker nog billyker was, als dat ook aan hem en aan alle andere regenten deser stad, die bevorens van de meergemelde twee articulen waren afgegaen ofte by hare eerste aanstelling tot regenten by derselver onderteekening uytdrukkelijk van het onderhouden en nakomen derselve hadden gerenuncieert, ten | |
[pagina 220]
| |
vollen vry moesten staen om aan zoodanigen heer, als in de meergemelde plaets van den heer Scheyderuyt tot raet deser stad was geligeert, en aan alle andere, die in tyden en wylen daertoe souden mogen werden aangesteld, te denuntiëren, dat zy, voor zooveel het gestipuleerde in de gemelde 10 en 11 articulen aangaet, zig ontrent dezelve hielden buyten alle verpligting en engagement, alsoo den aert en eigenschap van alle contracten ten wederzyden obligatoir medebrengt, dat zoo lange de respective partyen contractanten zijn in haer geheel, zooals ten desen onwedersprekelijk moeten geconsidereert werden, de respective heeren regenten deser stad met relatie tot zoodanige heeren, als tot heden is en in t' vervolg tot die waerdigheyt zullen werden verheven, een ygelijk de faculteyt en vryheyt heeft van sig buyten engagement te kunnen en mogen houden. En vermids den ondergeschreven, nadat den heer Johan Cornelis Lampsins op eergisteren tot raetsman deser stad in meergemelde plaets van den heer en mr. Pieter Scheyderuyt was aangestelt, heeft ondeckt, dat gemelde heer Lampsins het voornoemde Contract van Harmonie had onderteekent sonder eenige reserve of bepaling en dus de meergemelde 10 en 11e articulen van hetselve mede schijnt te willen amplecteren en aannemen, en den ondergeschreven met den gemelden heer Johan Cornelis Lampsins, voor zooveel den inhoud der voornoemde twee articulen aangaet, is buyten alle engagement en verbintenis, als hebbende bereyds over meer dan tien jaren geleden van den inhoude en nakommen derselver voor 't vervolg schriftelijk gerenuncieert en daervan de gerequireerde aanteekening sijnde gehouden en te vinden, zoo vind den ondergeschreven zig genootsaekt te declareren en by desen te moeten betuygen en verklaren, dat hy, voor zooveel het ge- | |
[pagina 221]
| |
stipuleerde in de gemelde 10 en 11e articulen van het voornoemde Contract van Harmonie aangaet, hemselven ontrent en met relatie tot den heer Johan Cornelis Lampsins ofte Zijn WelEd: in der tijd te verwecken zoon of zoonen considereert buyten alle engagement en verbintenis en sig daerbuyten is houdende en verblyvende, zooals den ondergeschreven nu voor alsdan insgelijks declareert zig te houden buyten alle engagement en verpligting met relatie tot de beyde meergemelde articulen ontrent zoodanige heeren en derselver soonen, als in 't vervolg tot regenten deser stad soude mogen werden aangesteld, en die 't voernoemde Contract van Harmonie dan mede zullen onderteekenen, zijnde voor het overige genegen en voornemens alle de verdere subsisterende engagementen met gemelden heere Johan Cornelis Lampsins en alle andere regenten deser stede in allen deelen en articulen te onderhouden en sig daeraan te gedragen, en voorts alles te doen, wat tot conservatie van de goede harmonie en eenigheyt in de regering zal kunnen contribueren; met versoek dat U Ed: Agtb: dese aanteekening gelieven te laten insereren in het register, daer het gemelde Contract van Harmonie en andere zaken van die natuer geregistreert staan, om in der tijd te dienen, daer en zoo het behoort, en aan den ondergeschreven daervan te verleenen acte in forma. Actum Middelburg den 29 July 1741. (w.g.) Wilhem van Citters en tien anderen. | |
VIII.Alsoo by het overlyden van den heer en mr. David Radaeus uyt hoofden van 't Contract van Harmonie den ondergeschreevene is geëligeerdt tot raadt | |
[pagina 222]
| |
dezer stadt, soo is 't, dat heer en mr. Wilhem van Citters, oudt-borgermeester deser stadt, het heeft goedtgedagt een seeker protest by goedtvinden van Haar Ed: Agb: in deser stadts secreet register te insereeren, en daarin heeft gelieven den ondergeschreevene nominative te noemen, als geevende toen ter teydt occasie tot hetselve volgens Sijn Ed: voorgeeven, soo heeft den ondergeschreevene niet kunnen naarlaaten syne meeningen hierontrendt meede by geschrifte U Ed: Agb: bekent te maaken met versoek, dat U Ed: Agb: den ondergeschreevene gelieve insgelijks te vergunne dese syne handtteykeninge in 't voorseyde register te insereeren en alsoo tegen het geschrift van den voornoemden heer cum suis te protesteeren. Om dan tot de saak te koomen, sal den ondergeschreevene maar als met een vinger aanroeren, dat het Haar Ed: Agb: niet onbekendt en is, dat er geen contract, solemneel aangegaan, hoe hetselve sijn mag, bekendt is, hetwelke kan gebrooken worden als met toestemmige van alle de contractanten. Dat dit nu een solemneel contract is, is niet noodig breeder te melden, alsoo Haar Ed: Agb: dat soowel als den ondergeschreevene bekendt is; te gelijk dat het contract nog in zijn geheel is, selver met alle articulen geen uytgesondert, alsoo diverse heeren van de respective contractanten, daar den voornoemden heer Van Citters sig segt aan verbonden te houwden, hetselve nog ten vollen en in sijn geheel sijn houwdende. Dat nu het 10 en 11 articul volgens seggen van dien heer een avantagie is, dat is sonder tegenspreeken; en derhalven staadt het aan ider van de contractanten vrey omme van die avantagie af te gaan, maar niet in praejudicie en disavantagie, sonder concurrentie van den ondergeschreevene, als meede- | |
[pagina 223]
| |
contractant sijnde, te constringeren by een protest by Sijn Ed:, alsoo den ondergeschreevene niet met woorden daartoe is kunnen gebragt worden. Maar alsoo den ondergeschreevene moet presumeeren, dat men hem voor geen medecontractant is houwdende, zoo sijn den ondergeschreevene niet veel reedenen nodig te alligeeren om dit te beweeren en aan te toonen, alsoo den heer Van Citters zoowel als alle de heeren, die het Contract van Harmonie hebben onderteykent, aan den ondergeschreevene vader saliger niet alleen, maar naar desselfs doodt habilis sijnde, met denGa naar voetnoot1) ondergeschreevene hebben gecontracteerdt, en speciaal sijn verbonden den ondergeschreevene aan niemant te pos(t)poneeren en derhalven representeerde den ondergeschreevene of den persoon van sijn vader saliger, of hierdoor wierdt den ondergeschreevene in persoon contractant selfs selver, voor en aleer den ondergeschreeve het contract had onderteykent. En ten 2den al was het al, dat den ondergeschreevene een nieuw contractant was, staadt het Sijn Ed. evenwel niet vrey, alsoo Sijn Ed. gehouwden is aan het contract in sijn geheel, sooals den ondergeschreevenen het heeft moeten beëedigen; en daar sijn die twee articulen nog in en sijn niet vernietigt of uytgewist, nog kunnen uytgewist werden, alsoo der nog veele van de contractanten sijn, die niet in t' vernietigen hebben bewilligt, maar sig stiptelijk daaraan hebben gehouwden, en alsoo het contract in sijn geheel bleyft, niet kunnende gebrooken worden als met bewilging van alle de contractanten; hetgeene den ondergeschreevene repeteerdt om aan te toonen, dat de heer Van Citters cum suis den ondergeschree- | |
[pagina 224]
| |
vene niet als ten onregte kan priveeren van het regt voor sijn discendenten applicabel sijnde, alsoo den ondergeschreevene nogmaal getermineerdt blyve nimmer van eenig articul van dat heylsaam contract, door sijn vader saliger gemaakt, af te gaan en hierdoor syne discendenten van dat voorregt te beroven, waarvoor den ondergeschrevenes vader saliger in sijn teydt in den ondergeschrevenes persoon heeft zorg gedragen. Daarenboven dat het contract in sijn geheel successivelijk is en niet ten respecte van de contractanten of haare kinderen is, bleykt uyt de woorden van hetselve contract, daar gesegt wordt: ‘om tot soo seer gewenste harmonie te raaken daarom geresolveerdt sijn dit naarvolgende accoordt opregtelijk en heyliglijk te onderhouwden, met belofte van daar in geenen deele te sullen tegengaan of dulden, dat het door andere verbroken sal worden, maar hetselve te sullen beletten en verhinderen ider van ons sooveel in sijn vermoogen sal weesen, houwdende ons verseekert dat dit sal strekken tot herstelling van vriendtschap’ etc. Waaruyt den ondergeschreevene argumenteerdt: ben ik verbonden om dit in sijn geheel te houwden en tegen te gaan, soo moet ik hetselve heylig bewaaren, sooals het my wordt voorgeleesen, en alle en een eygelijk regent is verpligt om den heer Van Citters cum suis hierin tegen te gaan, als willende het contract of ten minsten eenige van die articulen daar voormeldt te niete doen, hetgeene seeker tegen de intentie van die woorden is streydende, als wordende die clausulen daarby gevoegt, ‘opdat het ten eeuwigen dage souw blyven en standtgreypen’. Hetgeene den ondergeschreevene beteuygt nu en ten allen teyden te sullen presteeren en nooydt het waare oogmerk van dit soo heylsaam contract, te weeten de goede harmonie, uyt het oog te verliesen, | |
[pagina 225]
| |
maar ter contrarie sal tragten, sooveel in hem is, deselve te cultiveeren en aan te kweeken, als een goedt regent en meede-contractant betaamt; met versoek dat U Ed: Agb: gelieve dese aantekening te laaten insereeren in het register, daar het gemelde Contract van Harmonie en andere saaken diesaangaande geregistreerdt staan, om in der teydt te dienen, daar het behoordt, en aan den ondergeschreevene te verleenen acte in forma. Actum Middelburg den 10 Jannuary 1742. (w.g.) Johan Cornelis Lampsins van Baarland en Oudelande. | |
IX.
| |
[pagina 226]
| |
den 14e JunyGa naar voetnoot1) en 24e JulyGa naar voetnoot2) laastleden, waardoor, het Contract van Harmonie maar gedeeltelijk kunnende blyven subsisteren, vermeend wierd innevitabel te zijn alsnu vervolgens te distingueeren, welke ampten voor stedelyke zijn te considereren, en welke provinciaale en andere ampten eeniglijk in Weth en Raad met meerderheid naar voorgaande communicatie en overleg zouden mogen werden gesuppleert, hebben gerapporteert: dat het ampt van rentmeester-generaal der rentieren, althans vacerende, per se als provinciaal is te considereren; dat het vacerende licentmeestersampt, alhoewel niet provinciaal kan werden genoemt, zulks nog minder als stedelijk zoude kunnen werden gerengeert en dus met de meeste voorzigtigheid buiten alle verdeeling gelaten, alzoo deze suppletie geschiet door Hunne Hoog Mogende electie uit eene dubbelde nominatie door den Raad ter admiraliteit alhier op eene wegens ons overgegeve presentatie door den heer gecommitteerde wegens deze stad in de admiraliteit; maar dat als eeniglijk stedelyke ampten en bedieningen zouden konnen en behooren te werden geconsidereert en op den ouden voet gesuppleert: de plaatsen der heeren pensionarissen en secretarissen, door yder vrindschap een; de commissarisplaatsen van de wisselbank, door yder vrienschap twee, blyvende de verdere stads-subalterne collegiën almede op den ouden voet; voorts de griffiersplaats van de registrature en ontfanger der exue en kerken; griffier van de weeskamer; griffier van finantie en consignatie; Staaten van Walcheren; betaalder der militie, staende op de thesaurie; grif- | |
[pagina 227]
| |
fier van desolate boedels; griffier van kleine zaken; griffier van 't landregt; griffier van stadsambagten; stadsontfanger van de huisschatting, bedient door Daniël de Smit; twee griffiers van de thesaurie; proefmeester van de salpeter; ontfanger van 't gasthuis; contrerolleur van den bierexcijs; ontfanger van 't last- en veilgelt; voorts alle de ampten, die by meerderheidt ingevolge 't Contract van Harmonie moeten werden vergeven, 'tgeen zoowel als de verkoopbare ampten zonder eenige verandering zoude blyven; dog dat ter vervullinge dezer volgende ampten en bedieningen eeniglijk by Weth en Raad door de meerderheid kan worden gevoteert, als tot het bailliusampt dezer stad ter formering van de nominatie; idem van het ampt van hoogbailliu en rentmeester-generaal van Zeeland Bewesten Schelde; idem raatsheeren in beyde hoven van justitie; voorts ter benoeming van een Gecommitteerde raad; rekenmeester in de provinciale Rekenkamer; State-generaal; Raad van Staten; Raad ter admiraliteit van Amsterdam; ontfanger van de Vijff ambagten; waterbailliu; ontfanger van de geestelyke goederen; ontfanger van de Zuydwatering; ontfanger van 't collateraal; ontfanger der Oost-Indische actiën; rentmeester der verpondingen in Noordbeveland; secretaris in 't Hoff provinciaal; commissaris van de monstering; commis ter griffie van Hunne Hoog Mog:; ontfanger van 't hoofd- of familiegeld. Waarop zijnde gedelibereert, zijn de heeren regerende en oud-burgermeesteren voor hunne genomene moeite en den pensionares voor 't gedaan rapport bedankt, en is goedgevonden in alle zyne deelen te approberen en te amplecteren, werdende mits dezen in eene finale resolutie verandert. | |
[pagina 228]
| |
C. College van kiesheeren te Middelburg.I.Dewyle tusschen de heeren burgermeesteren, scheepenen en raaden deeser stad Middelburgh ter eenre, en de heeren kiesers derselver steede ter andre syde - naa menigvuldige gereese dispuyten over het regt ter vervulling van de in tusschentijd vaceerende scheepensplaatsen - onderling is geconvenieerd, dat soodaanige scheepensplaatsen vice versa souden worden vervult, de eene reys door borgermeesteren en scheepenen op de nominatie, die de heeren kiesers verpligt souden sijn te moeten maaken uyt de heeren eligible raaden, waernaa de volgende reys aan het Collegie van kiesers de vrye nominatie soude competeeren uyt het geheele corpus van de gequalificeerde borgerye, en soo over en weeder over, soo was op fundament van de voorschreven conventie tusschen de leeden van de beyde correspondentiën van het Collegie van kiesers vervolgens ook geconvenieerd, dat de openvallende scheepensplaatsen - ter dispositie sijnde aan het Collegie van heeren kiesers - onder haer meede alternis vicibus souden worden vervult en begeeven, te weeten de eene reys by de correspondentie van d'heer Daniël Tulleken, waervan d'heer Jan Reynier Maartens thans het voorsittende lid is, en weeder een scheepensplaats ter dispositie van de heeren kiesers koomende te vaceeren, dat deselve alsdan soude gesuppleert worden by de correspondentie van d'heer Hermanus Christiaansen, nu die van d'heer Hendrik Johan Gerlagh; zijnde vorders by die conventie gestipuleerd, dat de vacant wordende kiesersplaatsen souden worden gesuppleerd alleen by de leeden van die correspondentie, | |
[pagina 229]
| |
waarin die kiesersplaats off -plaatsen souden koomen te vaceeren, sonder dat de leeden van de andere correspondentie hun daerteegens eenigsints souden vermoogen te opposeeren, dan alleen om wettige reedenen. Ende geconsidereerd tot heeden tusschen de leeden van deese correspondentie geene gereguleerde bepaaling heeft plaats gehad soo weegens de vervulling van soodaanige scheepensplaatsen, over dewelke - volgens toerbeurt - by deese correspondentie moet worden gedisponeert, gelijk meede niet over het supleeren van de indertijd vaceerende kiesersplaatsen van deese vrindschap, waaruyt niet dan allerhande wanorders, dispuyten en oneenigheeden te wagten zijn, soo is tot voorkooming van soodaanige gevolgen en ter onderhouding en meerdere bevestiging van de goede intelligentie, harmonie en vrindschap, die tusschen de ondergeschreevens is subsisteerende, vastgesteld en onverbreekelijk bepaald: 1. Eerstelijk dat van nu voortaan by de twee oudste off eerste leden deeser vrindschap, ieder op haar toer, beurtelings sal worden gedisponeert over de vacant koomende kiesersplaatsen in deese onse correspondentie, sooals hun sulks sal goeddunken, sonder dat eenig ander lid sig daerteegens sal vermoogen te opposeeren, tensy de opponent wettiglijk konde aantoonen, dat de voorgestelde persoon was strydende teegens den eedt en het privilegie van kiesers. En soude alsoo de eerste vacant wordende kiesersplaats in deese onse correspondentie ter dispositie staan van d'heer Jan Reynier Maartens; dog vermids deselve sal koomen te vaceeren door de promotie van dheer mr. Dirk Macaré, soo is verstaan en geresolveert, dat die kiesersplaats voor gemeene reekening sal worden vervult, sonder aan iemand daarvoor een toerbeurt sal worden gereekent. Dus eerst de tweede vacant koom(en)de kiesersplaats deeser | |
[pagina 230]
| |
correspondentie sal koomen ter dispositie van d'heer Jan Reynier Maertens off die alsdan de plaats van oudste en eerste lid deeser vrindschap sal bekleeden; de derde kiesersplaats, als vooren coomende te vaceeren, sal sijn alleen ter dispositie van d'heer mr. Aarnout van Citters off die alsdan de tweede in deese correspondentie sal weesen; de vierde weeder aan het oudste lid, en soo vervolgens over en weeder over. Soo nogthans in gevalle het mogte koomen te gebeuren, dat - het eerste lid hebbende gedisponeerd - de plaats van het eerste lid quaame te vaceeren, sonder dat het tweede geweest sijnde en dan aankoomende eerste lid van sijn toer gejouisseert hadde, in soo een geval het alsdan aankoomende eerste lid over de vacature sal moogen disponeeren, waarnaa de toerbeurt sal overgaen aan het alsdan aangekoomen zijnde tweede lid. 2. Ten tweeden, soo beyde de voorsittende leeden van een kiesersplaats hebben gedisponeert en dus de toer dan weeder soude staan aan het alsdan sijnde eerste lid - wiens plaats intusschen door de dood off anders sijnde koomen te vaceeren - soo sal in dat geval de dispositie koomen aan diegeene, die daardoor het oudste lid sal geworden sijn, nietteegenstaende in qualiteyt als tweede lid de laaste dispositie mogte hebben gehad. 3. Ten derden, wanneer een kiesersplaats ter vervulling sal staan aan de dispositie van het eerste off oudste lid deeser correspondentie, en hetselve lid niet geneegen sijnde voor sijn toer te disponeeren, sal alsdan het tweede lid vermoogen de vacatuere te vervullen naa sijn goedvinden, waarvoor de volgende openvallende kiesersplaats sal sijn ter dispositie van het eerste lid, die dus sijn toer sal hebben laaten voorbygaan; dog het eerste lid intusschen sijnde overleeden off van sijn kiesersplaats | |
[pagina 231]
| |
gedesisteert hebbende, sal die toer dan koomen aan diegeene, die daardoor het tweede lid sal geworden sijn. 4. Ten vierden, niemand van de twee voorsittende leeden van een vacant geworden kiesersplaats willende disponeeren, sal die plaats door de twee oudste leeden voor gemeene reekening worden vervult, sonder dat aan een van deselve sulks voor een toerbeurt sal verstrekken. 5. Ten vuyffde, alle scheepensplaatsen, dewelke in der tijd ter vervulling sullen staan aan deese correspondentie, sullen voortaen meede beurtelings by de twee oudste off voorsittende leeden deeser vrindschap, ieder op haer toer, worden gesupleert sonder tegenseggen van wie het soude moogen weesen, tensy onder de bepaaling als articulo primo van de kiesersplaatsen is gesegt. En sal dus de eerste oopenvallende scheepensplaets deeser correspondentie vervult worden door d'heer Jan Reynier Maertens off die alsdan het oudste lid sal sijn, de tweede openvallende scheepensplaats, aan deese correspondentie competeerende, door d'heer mr. Aarnout van Citters off die alsdan het tweede lid sal weesen, de derde scheepensplaats weeder door het oudste lid, en zoo vervolgens over en weeder over; willende en begeerende de ondergeschreevens, dat all hetgeene vorder over de dispositie van vacante kiezersplaatsen in deesen contracte by het eerste articul, beginnende met de woorden ‘Soo nogthans’, en by articulo twee en dry is bepaald, ook sal plaats hebben omtrend de vervulling van de scheepensplaatsen, by deese correspondentie te begeeven staande, eeven off al hetselve woordelijk in deesen articul waare geïnsereert, wordende kortheytshalve daaraan ten eenemaale sonder eenige verandering gerefereert. 6. Ten sesden, een scheepensplaats ter dispositie | |
[pagina 232]
| |
van deese vrindschap sijnde, en niemand van de twee voorsittende leeden begeerende voor sijn toer te disponeeren, soo sal die scheepensplaats, sonder voor een toer aan een van de twee oudste leeden te worden gereekent, worden aangepresenteerd aan de vordere leeden deeser correspondentie, die habiles sijn tot de regeering deeser stad, om deselve scheepensplaets by haer te worden bekleed, wel verstaande, dat het oudere lid voor het jongere de voorrang sal hebben; en geene van die volgende leeden geneegen sijnde die scheepensplaats voor hun selfs te aanvaarden, sal deselve voor gemeene reekening van de geheele vrindschap moeten worden gesupleert. 7. Ten seevende, ieder der teegenswoordige en toekoomende leeden deeser correspondentie sullen gehouden sijn als luyden van eere deesen contracte onverbreekelijk te observeeren en te doen observeeren, sonder van den inhoude derselve in eenigen deele te resilieeren ofte te gedoogen, dat in deselve eenige alteratie gemaakt worde; sullende soodanigen lid off leeden, die sig teegens den inhoude deeses en syne gedaane beloften quamen te opposeeren en niet door persuasive middelen van de geheele vrindschap tot reeden konnende gebragt worden, alsdan - wanneer alle aangewende devoires vrugteloos sullen weesen - ilico gesecludeert worden en voor altoos gesecludeert sijn uyt deese onse correspondentie, sonder oit van de voordeelen, by deesen contracte bepaald, te konnen jouisseeren off als leeden van deese vrindschap weeder te moogen worden aangenoomen, tensy by eenpaarige bewilliging van alle de leeden deeser correspondentie. 8. Ten agtsten, niemand sal in het vervolg tot lid van deese correspondentie moogen worden geadmitteerd, tensy deselve alvoorens deesen contracte sal hebben onderteykend en sig alsoo aan den inhoude | |
[pagina 233]
| |
derselver verbonden, jaa al waare soodaanigen persoon reeds als kieser beëedigt. 9. Ten neegende, sullen hiervan worden gemaakt twee eensluydende instrumenten, by alle de teegenswoordige en toekoomende leeden deeser correspondentie te teykenen, omme te blyven berusten het eene onder het oudste lid en het andere onder het tweede lid deeser vrindschap. Gelijk meede van nu voortaan sullen gehouden worden twee eensluydende notitiën, onder ieder der twee oudste leeden deeser correspondentie een te berusten, waarop sal moeten worden aangeteykend, in wat order soo over de kiesersplaatsen als scheepensplaatsen in 't vervolg van tijd sal worden gedisponeert, omme daaruyt de toerbeurten des te gemakkelyker en sonder confusie te konnen reguleeren. Al hetwelke wy ondergeschreevens als luyden van eere op den eed, in den aanvang van ons kiessersampt gedaen, belooven heyliglijk te sullen naakoomen en onderhouden sonder te gedoogen, dat door wie het sy, aan hetgeene voorschreeven is eenige verandering ofte verstoornis worde toegebragt, willende dat al hetselve onverbreekelijk altoos sal plaats hebben. Tot meerdere verseekering van al hetwelke wy deesen contracte met ons gewoon handteyken hebben bekragtigd en met onse aangeboorne zeegelen gemerkt. Aldus gedaan binnen Middelburgh in Zeeland deesen 18e February 1747. (Volgens de handteekeningen.) | |
II.
| |
[pagina 234]
| |
elkander spreeken ter vervulling der vacante kiessersplaats door 't overlyden van den heere mr. Hendrik Tulleken, dat om alle ongenoegen in 't vervolg van tijd tussen de leden van dit college voor te komen, zoo ter vervulling van kiesers- als wethoudersplaatsen, en het billijk is - mits de vernietiging der contracten en de vereeniging der beyde vrindschappen in eene generale vrindschap - dat yder voor zig zelven ter vervulling van een kiesers- of wethoudersplaats een vrye stem behoude en daar effect van hebbe, zoo is goedgevonden en ook goedgekeurt om in de notulen geïnsereert te worden, de volgende doe ter tijd met eenparigheyd van alle de present zijnde leden genome resolutie, namentlijk dat by vacature van een van beyde plaatsen den heer president of volgenden heer kiezer, indien Zijn Weledele door verhindering belet ware, nog denzelfden dag van het overlyden, indien mogelijk, ofte anders den volgenden dag 's morgens ten zynen huyze ofte elders zal nodigen en laten convoceeren alle de leden van dit college; dat alvorens ergens eenige schikkingen over te maken altijd den oudsten heer, alsdan present, en nog een heer, by tourbeurte daarby gevoegt, zullen gedeputeert worden om Zijn Excellentie te gaan opwagten en aan Zijn Hoog Edele te communiceeren de vacature en Zijn Hoog Edele te sondeeren, wie aan Zijn Hoog Edele aangenaam zoude wezen ter vervulling van de voorschreeve vacature; maar indien het mogte gebeuren, dat Zijn Hoog Edele voor jegenswoordig niemand van Zynentwege daarmede wilde begunstigen, maar was overlatende aan het College van kiesers, men alsdan ten eersten moest voortgaan ter vervulling der vacante plaats by meerderheyd van stemmen, mits aan Zijn Hoog Edele daarvan communicatie te geven en approbatie te erlangen; wel expresselijk bepalende, dat de deputatie | |
[pagina 235]
| |
aan Zijn Excellentie door twee heeren teffens zal gedaan worden, waarvan den eenen heer altijd zal zijn den heer president of oudsten heer, op Zijn Edele volgende en alsdan present zijnde, zullende de andere heeren yder by tourbeurten den voorschreven heer president in die commissie assisteeren en geleiden, konnende dus doende een yder eenigsins zijn regt gemaintineert, effect van zijn stem en het aggrement van zijn kiesersplaats genieten, tot een satisfactie voor zig zelfs en een honneur voor alle de leden van dit college. | |
D. Goes.Het zoogenoemde Eeuwigh Edict, aengegaen by de ondergetekende 3den November 1670.Alzoo zedert eenige jaeren herwaerts den ganschen toestel der regeeringe deezer stede met den gevolge en aenkleve van dien onder zeer veele en droevige misverstanden, onlusten en verdeeltheden jammerlijk heeft gelaboreert, gezucht en bynae verdrukt is geworden, ende dat tot suppressie ende evitatie van zoodaenige ongemakken in het toekoomende niet nodiger en krachtiger is, als dat diegeene, welke het maniëment ende den voortgang van eene welbestelde regeeringe is toevertrouwt ende aenbevolen, in het bestieren van dien met den anderen zijn en staen in eene goede eenigheit, harmonie, vertrouwde correspondentie en confidentie, dezelve oprechtelijk observeeren en meer en meer cultiveeren, so is 't, dat tot volkomen vaststellinge, welstant en voortgang der regeeringe als boven, maintien van stadtsvoorechten, privilegiën ende oude herkoomen, mitsgaders tot observantie van het naeder reglement, by Haer Ed: Mog: de Heeren Staeten van Zeelant | |
[pagina 236]
| |
jongst deeser stede geoctroyeert, by de ondergeschreven goetgevonden en verstaen is met den anderen te verdraegen ende te sluiten in maniere hiernae volgende, willende ende op eere en trouwe den anderen beloovende, dat hetzelve onverbreekelijk stant grypen ende effect sorteeren sal. In den eersten zoo belooven zy contrahenten den een den anderen te zullen helpen hanthouden de regeeringe, zoodaenigh dezelve jegenwoordigh by haer oude luister, candeur ende integriteit is geconstitueert ofte wel hiernaemaels onder onderling concert ende eenpaerigh goetvinden geconstitueert zoude mogen werden, zonder dat buiten kennisse, adveu ende toestemminge van d'een en d'ander daerin iets zal mogen werden verandert, geïnnoveert ofte eeniger tijt in het allerminste gediverteert. Gelijk mede de ondergeschreven op eere ende trouwe alsvoren den een den anderen belooven en vastelijk verzekeren te zullen helpen, maintineeren, voorstaen, guarandeeren en wyders trachten te promoveeren in zoodaenigen rang van eere, beneficiën, staeten ende officiën, als dezelve jegenwoordigh albereits zijn bedienende of wel hiernaemaels zouden mogen koomen te bedienen, alsmede het beste van haere familiën respectivelijk te procureeren, derzelver luister, aanzien en welwezen allerwegen op het krachtigste by alle bedenkelyke middelen voor te staen en te avanceeren, en wyders generaelijk te doen al hetgeene van eerlyke en cordaete regenten, staende met den anderen in een goet verstant en onderlinge eenigheit, ten goede van Staet, stadt en familiën verwacht en gedesireert zoude konnen werden, diermaten dat het interest van den eenen onverbreekelijk zal moeten zijn ende wezen het interest van den anderen. Tot confirmatie van 'tgeene voorschreven is, is deeze by de ondergetekende op eere en trouwe geslo- | |
[pagina 237]
| |
ten ende gesubscribeert op den 3den November 1670. Ende was het principael, waeruit deeze naegeschreven is, geschreven met de eigen hant van den heere bailliu mr. Pieter van Campen, gelijk ook de ondertekening was met de eige handen van de heeren, deezen ondertekent hebbende: Pr. van Campen. 1670. Corn. Boone. Emmery van Watervliet. David van der Nisse. Dignus Nollens. |
|