Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 24
(1903)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||
De doleantie van een deel der burgerij van Amsterdam tegen den magistraat dier stad in 1564 en 1565.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||
naar het schijnt slechts een veete tusschen deze beide machtige persoonlijkheden, was het langzamerhand een strijd geworden tusschen de regeerende familiën en een deel der rijke burgerij. Al wat ontevreden was op de stedelijke regeering, hetzij wegens haar coterie-zucht, haar handelspolitiek of haar godsdienstige gezindheid, sloot zich aan bij den Schout. Na lange jaren van voortdurend gekibbel, behaalde Mr. Hendrick Dircksz. een belangrijk voordeel, doordat de magistraat op 18 Maart 1564 met de koninklijke regeering te Brussel een verdrag sloot, waarbij het schoutambt voor den tijd van zes jaren aan de stad in pand werd gegeven. Deze overeenkomst kon echter eerst in werking treden na het verstrijken van den termijn, voor welken schout Bardes het ambt in pacht had, dat wil zeggen op 30 September 1565. Nog vele maanden moesten alzoo verloopen eer de regeering haren triomf kon genieten en den gehaten tegenstander tot aftreden dwingen. Het ligt voor de hand dat de schout en zijne vrienden gedurende dezen tijd niet werkeloos bleven. Een ernstige poging werd gedaan om de landsregeering tot ingrijpen in het stedelijk huishouden te bewegen. In den herfst van 1564 werd eene uitvoerige klacht over het beleid der Amsterdamsche regeering, vervat in 44 artikelen, aan de Landvoogdes te Brussel overgegeven. Het stuk droeg geene handteekeningen, doch de supplianten verklaarden te zijn ‘welvarende burgers, mannen, ter goeder naeme ende faeme staende, van zoedaniger qualiteyt dat veele van dien (de Co.) Majesteyt ende dieselve voersate met willige leeninge bystant gedaen hebben gehadt, ende noch tallen tyde wilveerdich zijn nae vermoegen te doene’. Zij beklaagden zich over een tiental punten: 1o. de samenstelling van den magistraat; 2o. het niet raadplegen der vroedschap in belangrijke aangelegen- | |||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||
heden; 3o. den tragen gang der justitie; 4o. het belemmeren van de scheepvaart, door het leggen van dammen in de grachten; 5o. het brandgevaar op de buiten de wallen gelegen Lastage; 6o. het niet uitdiepen der grachten; 7o. het onteigenen van huizen en erven; 8o. het ontbreken van bepalingen omtrent het bouwen buiten de muren; 9o. het partijdig bejegenen van burgers en 10o. het niet eerlijk handelen bij de heffing van den tienden penning. In het bij dit stuk gevoegd request aan den Koning, werd verzocht dat den Prins van Oranje, als stadhouder van Holland, zou worden opgedragen de zaak te onderzoeken. Dit request werd den 2den October 1564 aldus geapostilleerd: ‘Soit escript à ceulx de la loy dAmstelredamme, adfin dadvertir que cest du contenu en ceste requeste, sans avoir regard ad ce que les remonstrans ne sont dénommez, à quoy leur rescription veue sera pourveu comme il appertiendra’. Op den 9den October daaraanvolgende droeg de Landvoogdes aan den Prins van Oranje op, een onderzoek naar de klachten in te stellen en de geschillen zoo mogelijk bij te leggenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||
Het duurde tot Mei van het volgende jaar eer de Stadhouder gelegenheid vond zich naar Amsterdam te begeven. Op den 8sten dier maand hield hij er zijn intocht, vergezeld van Mr. Christiaan de Waert, lid van den Grooten Raad te Mechelen, en Mr. Arnoud Sasbout, lid van den Provincialen Raad van Holland, beiden voor de Amsterdammers geene onbekenden, daar zij reeds in vroeger jaren bij vorige geschillen als regeerings-commissarissen waren opgetreden. Den dag na s'Prinsen aankomst werd den doleanten last gegeven enkele punten van hun bezwaarschrift nader toe te lichten, welke toelichting of ‘tweede geschrift’ zij den daarop volgenden dag inleverden. Beide stukken werden in handen gesteld van de stedelijke regeering, die den 16den Mei haar ‘advertissement’, en den 19den daaraanvolgende op het ‘tweede geschrift’ der klagers haar ‘tweede debat’ inleverde, terwijl zij er voortdurend op aandrong de namen van hare wederpartijders te mogen vernemen, een verzoek dat de Stadhouder niet toestond. Ondertusschen had de Prins van Oranje op 14 Mei reeds drie brieven ontvangen van de Landvoogdes, waarin hij dringend werd uitgenoodigd uiterlijk den 20sten te Brussel te zijn, ten einde het rapport van den graaf van Egmont, die uit Spanje was teruggekeerd, te behandelen. Hij verzocht uitstel, ‘comme’ - zoo schrijft hij aan Margareta - ‘Vostre Altèze sçait que plusieurs bourgois de ceste ville d'Amstelredam se sont rendus plaintifz du gouvernement d'icelle, et que Vostre Altèze m'a commis prendre information | |||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||
sur les dictes plainctes, lesquelles commenchant à entendre et enfoncer, je y treuve beaucoup plus de difficultez que n'avois pensé, pour estre commenceés passé dix-huit ans’. Hij achtte het bedenkelijk te vertrekken eer de zaak afgedaan was: ‘craindant qu'en ce faisant, comme les humeurs des dicts bourgois sont desjà suscitez et enflammez, attendans, passé neuf mois, avecq grant désir, pour veoir ce que y pourrois fair, ceulx de la dicte ville seroient apparans venir en plus grans troubles et discordance que jamais: dont pourroit advenir inconvénient, non seullement au pays de Hollande, mais à tous ceulx d'embaz’Ga naar voetnoot1) Den 17den Mei antwoordde de Landvoogdes, dat zij den Prins uiterlijk den 26sten te Brussel wilde zienGa naar voetnoot2). Thans bleef hem niet anders over dan te gehoorzamen; den 22sten had nog eene conferentie plaats met Burgemeesteren, doch de verdere behandeling der zaken moest aan de commissarissen worden overgelaten, die daarop tot diep in de maand Juni te Amsterdam zijn gebleven. In September kwam de beslissing der Landvoogdes op de voornaamste klachten. Bij eene ordonnantie van den 1sten dezer maand werd de verkiezing van den magistraat geregeld en eenigszins perk gesteld aan de familieregeering, door de graden der ongeoorloofde verwantschap duidelijk aan te wijzen. Bij de eerstvolgende verkiezing van Burgemeesteren zou de Landvoogdes zelve deze magistraatspersonen aanwijzen, eene beslissing, waartegen op 26 Januari 1566 door Burgemeesteren formeel werd geprotesteerd, doch die niettemin van kracht bleef. Verder werd, eveneens op den 1sten September, geordonneerd | |||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||
dat de stadsrekening, alvorens in het openbaar te worden gelezen, in de vergadering der Vroedschap zou worden onderzocht. Bij eene ordonnantie van den 3den September werd bevolen de grachten binnen de stad uit te diepen, de Oudezijds-waal te verbeteren en orde te stellen op het bouwen buiten de stad. Op verzoek van Burgemeesteren werd bij bevelschrift van 1 September aan de heeren Cornelis Suys, president van het Hof van Holland, en Sasbout opgedragen den toestand der Lastage in overeenstemming te brengen met de verordeningen. Op een request van een aantal bewoners der Lastage tot het openen der Boomensloot, dat tijdens het verblijf van den Prins in de stad bij dezen was ingekomen, was reeds den 6den Augustus gunstig beschikt. Zoo had de beweging althans eenig resultaat gehad. Doch de loop der gebeurtenissen werd weldra oorzaak dat de tegenpartij vaster in den zadel geraakte dan ooit. Toen Alva in het land kwam en de Bloedraad zijn werk begon, verlieten dan ook velen der doleanten de stad en het vaderland. Burgemeesteren kwamen toen ook de namen der klagende burgers te weten. Blijkens de Thesauriers-rekening van 1567Ga naar voetnoot1), reisde op 25 October van dat jaar burgemeester Henrick Cornelisz. van Marken met den pensionaris Sandelijn naar Brussel, onder meer om ‘te solliciteren omme te crygen die naemen van de doleanten’. Wij behoeven niet met ter Gouw te onderstellen dat de lijst daarvan onder de papieren van den kort te voren gevangen genomen schout Bardes zal zijn ontdekt; te Brussel zal in de archieven wel eene opgave te vinden zijn geweest. De schrijver van een op het Amsterdamsch Archief aanwezig | |||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||
kroniekje heeft ons de lijst bewaard. De volgende namen komen er op voor: 1. Mr. Marten Jansz. Coster, medicus (Burgemeester en Raad in 1578). 2. Mr. Nanning Florisz., medicus. 3. Pieter Pietersz. Ackerman. 4. Jan Jansz. in 't Hart. 5. Gerrit Heyndricksz. van Deventer. 6. Jan Claesz. in die Kat (Raad in 1578, Burgemeester in 1579). 7. Wybout de Wael (Raad en Schepen in 1582). 8. Claes Reyersz. (Raad in 1578, Schepen in 1580). 9. Cornelis Barchout. 10. Dirck Olofsz. 11. Pieter Boelenz. 12. Claes Boelenz. Loen (Schepen in 1581, Burgemeester in 1582, Raad in 1585). 13. Aernout Jansz Coesvelt. 14. Jacop Oem Jansz. 15. Jan Verburg (Raad en Burgemeester in 1584). 16. Heynrick Fransz. Oetgens. 17. Egbert Roelofsz. (Burgemeester in 1579). 18. Clemens Volkertsz. Coornhert. 19. Reynier Simonsz. van Neck (Raad in 1578, Burgemeester in 1581). 20. Andries Boelenz. Loen. 21. Jan Willemsz. Wijngaert. 22. Willem Korsz. 23. Pieter Jacobsz. Schaep. 24. Pieter Reyersz. 25. Hans Simonsz. 26. Jan Muerling (Weesmeester 1578, Raad 1582). 27. Jan Konisz. 28. Isbrant Jansz. Dommer (Raad 1578, Schepen 1579). 29. Willem Lubbertsz. 30. Lenaert Jansz. Graef. 31. Dirck Jansz. Quinting. 32. Volkert Zyvertsz. 33. Hans van Loven. 34. Jochem Bouwenz. 35. Jacob Claesz. Bas (Raad 1580, Burgemeester 1581). 36. Dirck Cornelisz. Vlaming. 37. Claes Burchmansz. 38. Lubbert Lubbertsz. Nut. 39. Abraham Heynenz. 40. Hans Carpentier. 41. Hans Sprenchuysen. 42. Govert Jansz. 43. Claes Jansz. in 't Hart. 44. Pieter Claesz. Overlander. 45. Marten Pietersz. Kod. 46. Albert de Graeff. 47. Pieter Meynertsz. Kant. 48. Dirck Jansz. de Graef (Burgemeester en Raad in 1578). 49. Jacob Jansz. de Graef. 50. Laurens Jacobsz. in de Reael (Schepen in 1582, Raad in 1583). 51. | |||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||
Jan Bethsz Roodenburg. 52. Gerbrant Ellertsz. 53. Frans Stoffelsz. 54. Laurens Simonsz. 55. Henrick van Marken (Raad in 1578). 56. Claes Overlander. 57. Mr. Willem Bardes (Raad en Burgemeester in 1578). 58. Egbert Pietersz. Vinck (Schepen in 1582). 59. Reynier Kant (Raad 1578, Burgemeester in 1580). 60. Henrick Boelenz. (Schepen in 1580). 61. Jan Riganekille. 62. Frank de Wael. 63. Wijndrik Hendriksz. v. Marken (Schepen in 1580). 64. Pieter Korffer. 65. Lambert IJsbrantsz 66. Pieter Jansz. Delft. 67. Herman Roodenburch (Raad in 1578). 68. Jan Jelisz. Valkenier. 69. Gerrit Claesz. Groof. 70. Gijsbert Boon. Dezelfde kroniekschrijver, die ons deze namen heeft bewaard, weet nog te vertellen dat de volgende acht der onderteekenaars ‘tot versoeck van die doleanten ghedeposeert hebben’: Pieter Ackerman, oud omtrent 70 jaar; Lambert IJsbrantsz., oud omtrent 61 jaar; Jan Bethsz. Roodenburg, oud omtrent 60 jaar; Andries Boelenz., oud omtrent 50 jaar; Laurens Simonsz., oud omtrent 50 jaar; Jan Jansz. in 't Hart, oud omtrent 46 jaar; IJsbrant Jansz., oud omtrent 45 jaar, en Pieter Meinertsz. Kant, oud omtrent 44 jaar.
Wat de wijze van uitgave der stukken betreft, zij is geschied naar afschriften, die zich op het Amsterdamsch Archief bevindenGa naar voetnoot1). Vooraf gaat het eigenlijke request aan den Koning. De gewisselde stukken zelve heb ik, tot gemak van den lezer, in de boven aangewezen tien rubrieken verdeeld, zoodat voor elke rubriek telkens het ‘eerste geschrift’ der doleanten, het ‘advertissement’ van Burgemeesteren, het ‘tweede geschrift’ der klagers en het ‘tweede | |||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||
debat’ van Burgemeesteren op elkaar volgen. Aan het slot vindt de lezer het rapport der commissie van onderzoek.
Enkele opmerkingen over de beteekenis der hier afgedrukte stukken zijn waarschijnlijk niet ongewenscht. De eerste geschiedschrijver, die de doleantie vermeldt, is Hooft. Op het jaar 1565 maakt hij gewag van ‘het inleeveren van zeeker smeekschrift te hoove, met klaghten oover de wethouders, en hoe zy, maegh by maegh, bloedt by bloedtverwant stuwende, de rechtmaatighe regeering, die 't gemeene nut tot wit heeft, met eenzydighe baatzoekelykheit verbastaardden’Ga naar voetnoot1). Commelin weet er niet meer van te vertellenGa naar voetnoot2); evenmin Wagenaar, die er alleen bijvoegt dat de klagers ‘omtrent zeventig in getal’ warenGa naar voetnoot3). Eerst in de 19e eeuw heeft Ter Gouw met de stukken zelve kennis gemaakt, er veel voor zijne Geschiedenis van Amsterdam aan ontleend, en de zaak vrij uitvoerig behandeldGa naar voetnoot4). Nu thans zoowel de klachten als de verdediging in extenso zijn afgedrukt, kan ieder zich een oordeel vormen. Hebben de Amsterdamsche Burgemeesters zich op menig punt kunnen verdedigen, - uit de ordonnantiën der Landvoogdes, die ik boven vermeldde, blijkt duidelijk genoeg dat er zeer zeker in het stedelijk bestuur ‘something rotten’ was. Natuurlijk zijn de stukken in de eerste plaats belangrijk voor de geschiedenis van Amsterdam. Behalve dat zij menig aardig kijkje geven in het stadsleven van die dagen, zijn zij voor vele bijzonder- | |||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||
heden uit de stedelijke historie de eenige bron. Ook voor de topografie der stad valt er uit te leeren. Toch is hiermede volstrekt niet alles gezegd. Immers, men mag veilig aannemen dat verschijnselen, die in een zoo aanzienlijke stad als Amsterdam zich voordeden, ook in andere plaatsen konden worden opgemerkt. Hierbij denk ik vooral aan de klachten over de samenstelling van den magistraat. Op dit punt hadden de doleanten volkomen gelijk: in 1564 bestond te Amsterdam feitelijk een volslagen familieregeering. Was dit in eene betrekkelijk volkrijke stad mogelijk, hoe zal het dan geweest zijn in de vijf andere ‘groote steden’ van Holland en in de kleinere stedekens! Voorwaar, niet eerst uit den tijd na het ontstaan der Republiek dagteekenen de stedelijke oligarchieën! Ook de groote macht, die Burgemeesteren toen reeds bezaten, verdient te worden opgemerkt. Al bleken niet alle klachten over het niet rekenen met de Vroedschap gegrond, dat Burgemeesteren bijvoorbeeld de verkiezingen voor dit college beheerschten, kon niet worden ontkend. Teekenend is ook de handelwijze der hoogste magistraten in zake den in 1553 opgebrachten tienden penning, toen zij eigenmachtig een deel van de opbrengst achterhielden, en eerst toen er moeielijkheden dreigden, de Vroedschap in de zaak betrokken. Niet enkel zeventiendeen achttiende-eeuwsche Burgemeesters waren machtige persoonlijkheden: ook hunne zestiende-eeuwsche collega's hadden neiging om zich als de ‘koningen van het land’ te beschouwen! Hooft heeft er op gewezen dat, behalve de vrienden van den Schout en de ontevreden bewoners der Lastage - wier klachten uitvoerig in de doleantie ter sprake komen -, ook een aantal korenkoopers tot de tegenstanders der regeering behoorden, die ver- | |||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||
bitterd waren over het feit dat, bij een algemeen verbod van korenuitvoer, enkele hunner vakgenooten, gewaarschuwd door vrienden in het stedelijk bestuur, in staat waren gesteld hun voorraad tijdig buiten de stad te voeren, en zich aldus te hoeden voor de schade, die uit de op het verbod onvermijdelijk gevolgde daling der prijzen voortvloeide. In de stukken der doleantie wordt echter van deze zaak geen melding gemaakt, en het is niet onwaarschijnlijk dat deze reden tot ontevredenheid eerst in den winter van 1565 en 1566 is ontstaanGa naar voetnoot1). Daarentegen heeft Hooft volkomen gelijk, wanneer hij er bijvoegt dat de ontevredenen, ‘om zich nog bet te styven, begosten allenskens eene lijn met d'Onroomschen te trekken’. Zeker, over de religieuse geschillen wordt in de stukken gezwegen: om daarover tot de Overheid te spreken was het in 1564 en 1565 nog niet de tijd. Doch dat Burgemeesteren begrepen dat vele Hervormingsgezinden aan de beweging deelnamen, blijkt wel uit den nadruk, dien zij leggen op den wensch der landsregeering, om te zorgen dat bij de verkiezingen ‘sincere ende catholycke personen’ zouden worden gekozen, ‘ten eynde die quade pestilentie van der ketterye gheen plaetse en grype in den regemente van der stede’. Een groot aantal der doleerende burgers vindt men later terug onder de door Alva ingedaagdenGa naar voetnoot2), en het behoeft dan ook geen verwondering te wekken dat velen hunner na de alteratie van 1578 in de regeering optraden, zooals ik boven bij de vermelding hunner namen reeds heb aangegeven. De val der Spaanschgezinde regeering was de triomf der doleanten. Joh. C.B. | |||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||
A. Request der doleanten.Aen den Coninck.Verthoenen in alder oetmoet Uwe Mats. veel onderdanige ondersaten ende borgeren der stede van Amstelredame, hoe dat zy dagelicxs meer ende meer gewaer worden ende bevinden, dat meest in alle vergaderingen van den borgers der voorscreven stede veele ende diversche communicatiën ende clachten worden gehouden ende gedaen van den soberen gouvernemente ende grote abuysen, die int regieren derselver stede geschieden, van welcke abuysen alhier beneffens eenige by articulen worden overgegeven ende noch meer anderen, die men, dinformatie daervan nemende, sal moegen bevinden; waeruuyt geschaepen zijn te commen veele inconvenienten, ten geheelen bederffenisse der voorscreven stede ende gemeene borgeren van dier, tenzy dat hierinne by Uwer Mat. worde versien, aleer tvoorscreven quaet hem vorder spreye. Ende, want tzelve nyet en can geschieden voer ende aleer dat opte voorscreven abuysen, sonder eenige dissimulatie, gunst ofte faveur, behoirlicke ende volle informatie zijn genoemen, ende dat alsulcken informatie by nyemant beter en soude moegen genoemen werden dan by den genadigen heere die Prince van Oraingnen, dien tzelve als gouverneur van Hollandt oeck anders schijnt toe te behoeren, soe bidden die supplianten seer oetmoedelick, dat Uwe Mat. believe mijn heere die Prince te ordonneren dat Zyne Genade, ten eersten hem gelegen sall zijn, selve in persoen, met hem nemende alsulcken als Syne Genade, sal believen, opte voorscreven abuysen ende articulen behoirlicke ende volle informatie neeme, omme, dieselve by Uwe Mat. gesien, geordonneert te worden dat Uwe Mat. bevinden sall te behoeren. Dwelck doende etc. | |||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||
B. Gewisselde stukken.a. Klachten over de samenstelling van den Magistraat.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 1-8.1. In den eersten es warachtich dat van outs binnen der stede van Amstelredamme zijn gestelt ende geordonneert geweest xxxvi notabele personen, die aldaer Raiden genoempt wordenGa naar voetnoot1). 2. Welcke zes-ende-dertich Raden geordonneert zijn omme te helpen voertstellen, raden ende doen tbeste in alle saecken den voorscreven stede aengaende, metten goeden luyden van die gerechte in dier tijt wesendeGa naar voetnoot2). 3. Ende es bovendyen denselven gegundt ende gegeven macht ende auctoriteyt (als zy alsnoch hebben) omme te moegen kiesen, eendrachtelick ofte by de meeste stemmen van hunluyden, ende dat by heuren eede, die zy daertoe openbaerlick doen in handen van den schoudt, ofte by gebreecke van hem van den outsten burgemeester derselver stede, anderen nyeuwen Raden in den plaetsen van dergheender, die daer afflivich geworden zijn ofte hem van haer poorterschappe ontvrijt hebbenGa naar voetnoot3). Insgelijcxs (als voer) te moegen oick kiesen xiiii persoenen, omme daeruuyt die seven schepenen van de Stedehouder | |||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||
ende Raide van Hollandt genomineert te worden, welcke veerthien personen voorscreven tot achthien toe, ende seven schepenen tot negen toe by (de) Co. Mat. geamplieert zijn int jaer achtendevijftichGa naar voetnoot1). 4. Alle welcke uuyt die rijcxte, eerbaerste, notabelste, redelixste ende vredelixte poorteren behoeren gecoeren te worden, sonder yemant daeruuyt te verstecken omme haet, nijdt noch om enigerhande andere saecken, naer inhout vant privilegie daeraff zijndeGa naar voetnoot2). 5. Ende hoewel alle tselve wel behoirde onderhouden ende achtervolcht te worden, ende daerenboven naer redene ende alle billicheyt men int kiesen van den xxxvi raiden. ende xviii persoenen, ende boeven alle int kiesen van de burgemeesteren, nyet en behoeren te noemen personen elckanderen bestaende van bloede ofte affiniteytGa naar voetnoot3); 6. Soe es nochtans warachtich dat sulcxs in deselve electie gepleecht wordt; twelck schijnt daertoe te tenderen, dat alle dinge binnen der voorscreven stede geregeert mach worden naer goetduncken van sommige, die principalen hoeffden in den regimente | |||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||
zijn, die oeck, met inne te brenghen onderlincxs hunluyden soonen, zwagers, neefven ende adherenten, schynen te studeren omme hen ende hen nacoemelingen inde regimente derselver stede erffelick te bevestigen. 7. Kiesende daerbeneffens veele onnervaeren burgeren, omme (zoe by veele vermoet wordt), doer hulpe ende stemmen van dien, alle dinge nae hunluyder voernemen te moegen regieren, sonder jegenseggen van yemant ofte (ten) minste van seer weynige in heurluyder collegie zijnde. 8. Twelcke veele oude schepenen, die totter electie van de drie burgemeesteren jaerlicxs gecommiteert zijn (naer privilegiën daeraff oeck zijnde)Ga naar voetnoot1), opte behoirlicke tijt tot die voorsrceven electie nyet doet compareren. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 1-22.1. In den eersten segghen de burghermeysters, dat syluyden, sonder jactantie te spreecken, nyet en weten hem anders ghedraeghen ofte ghequeten te hebben in hooren dienste, officie ende eedt int stuck van dien gedaen, dan goede, eerlicke regeerders ten proufyte ende welvaren van der stede betaempt, ende behooren te doen. 2. Maer dese nyetjeghenstaende, soo schijnt dat alhier een groote nyeuwicheyt ghepleecht werdt, als dat teghens een collegie overgegeven werden scriftelicken doleantiën, sonder dat yemandts naeme expresselicken daerinne ghespecificeert es; twelck de voorscreven regeerders sustineren te wesen teghens forme van rechten, dicterende dat die van een ander yet | |||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||
quaets proponeren wille synen naeme behoort te expresseren ende synen clachten subscriberen ofte, sooverre hy nyet scryven kan, dieselve te doen subscriberen uuyt synen naeme by een ander, ofte ten minsten synen naeme te proufyteren ende bekent te maicken dengheenen, daerteghens hy dolerende es; soo ten fynen (indien hy bevonden wordt met quade saecke, frivole ende onwarachtighe delatie tot belastinghe van yemandt ghedaen te hebben) gecorrigeert te werden, soo van calumpnie als oock in den scaeden ende intereste van partyen, mitsgaeders dat alsoodanighe onbekende delateurs benomen sy doccasie te wesen ende te fungeren vice accusatoris, ende bovendien, mede buyten weten van partyen, heur naeme te accommoderen als ghetuygen. 3. Twelck anders doende, seer periculoes dinck soude vallen onder den menschen, ende oorsaecke gheven om sonder expressie van naeme over een goedt man te claghen, ende synen goeden name ende fame te verminderen by forme van een stille waerheyt etc., ende daeromme nyet ghepermitteert behoort te werdden alsulcke maniere van doen, contrarie den bescreven rechten. 4. Sulcx dat met goede saecke die regeerders, eer ende allvooren eenighe defensie by forme van antwoorde in desen te willen doen, van Sijnre E. ende mijn heeren die adiuncten versocht hebben editie ende specificatie van den namen van den dolenten. 5. Ende inhererende heur voorscreven versouck, ende daerop recht begherende voor all, omme onvermindert ende sonder preiudicie van dien, by forme van advertissement alleen ende anders nyet, mynen heeren te ontdecken die ghelegentheyt van der saecke, ende oversulcx te verthoonen, dat met quaede onrechtvaerdighe saecke de voorscreven fameuse articulen by den voorscreven onbekenden ende onrustighe | |||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||
burghers, uuyt recht invidie ende quade emulatie, tot grooten uproer binnen der stede ende quetsinge ende lesie van den ghemeenen welvaert, over ende teghens die voorscreven regeerders Sijnre Mt. aenghedient ende ghepresenteert sijn gheweest. 6. Ghelijck men oock in den jaere xxxviii lestleden sien practiseren heeft by seeckere onrustighe burgers, als onder anderen den schout jeghenwoordich, gelijcken ende anderen swaerder articulen tot belastinghe ende diffamatie van den regenten overgegheven hebbende, sonder dat syluyden nochtans eenighen van dien hebben connen brenghen tot eenighe effect, ende oversulcx tot hooren grooten scande een van henluyden by sententie gecorrigeert es, soo in honorable als proufitable emende, als by der sententie, daervan sijnde, blijcken salGa naar voetnoot1). 7. Soo segghen die regeerders, beroerende die eerste viii articulen van de pretense ghescrifte, mijn E. heere den Prince ende sijnre E. adiuncten overgegeven sonder eenighe subscriptie, dat die electie van den burghermeysters, schepenen, ende ses-endedertich raiden der voorscreven stede altijts ghesciet es volghende den teneur van de privilegie, daervan sijnde. 8. Ende es onder anderen een privilegie by wylen hooger memorien hartoch Aelbrecht gegheven | |||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||
in den jaere duysent driehondert seven-ende-tneghentich, dicterende dat die schepenen ende raeden onderlinghe recht aftersusterskindt moeghen wesen binnen der stede van Aemstelredamme, ende in den rechte tesamen sitten. 9. Ende en werdt by gheene privilegie verboeden dat diegheene, die malcanderen van swaegerscap ofte affiniteyt bestaen, nyet tsamen moeghen in den raede sitten. 10. Ende es alsulcx oock boven memorie van menschen binnen Aemstelredamme gheuseert gheweest, dat aftersusterskinderen tesamen ghedient hebben gehadt, ende oock die van swaegerscap malcanderen gheraeckt hebben. 11. Ghelijck oock in allen steden van Hollant, als Delft, Leyden, Dordrecht ende andere, voer een goeden loflicke costuyme gheuseert werdt; 12. Mitsgaeders oock in eenighe steden van Brabant. 13. Ende heeft die Prince van den lande ende synen voorsaten by eede gheswoeren alle die costuymen ende ghewoenten te onderhouden. 14. Thes oock veel beter ende oerbaerlicker te nemen eenighe bequamen bekende personen van dengheenen, wiens ouders eertijts wel gheregeert hebben, ofte oock alsnoch regeren, dan nyeuwe kennisse te ondersoucken ende te beprouven. 15. Bysonder in desen periculosen tijdt, ende in soo groote diversiteyt van der religie, die (Godt betert) in dese werlt regneert. 16. Ende es den regeerders der voorscreven stede oock scarpelicken van weghen den Mt. bevoelen, dat in allen electiën goede sorchfuldicheyt ghedraeghen sal werden, datter sincere ende Catholijcke personen totten regimente der voorscreven stede werdden ghenomineert; 17. Ten eynde die quade pestilentie van der ket- | |||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||
terye gheen plaetse en grype in den regemente der voorscreven stede. 18. Ende al werden somptijts eenighen in rechte swagerscappe bevonden te wesen in de electie van den vierthien parsonen, genomineert om schepenen te wesen, soo es nochtans die voorscreven electie ghedaen gheweest oock van verscheyden anderen parsonen, gheen swaegerscap onder den anderen hebbende, die men tottet officie van schependom bequaem bevonden heeft, volghende den eedt van dengheenen, die daertoe gecommitteert sijn by den privilegie voorscreven. 19. Welcke electie van den ses-ende-dertich raeden die burghermeysters nyet en moeghen te buyten ghaen, noch oock altereren. 20. Ende wordt oock niet verboeden nae bescreven rechten, dat swaeghers ofte oock sustersende broederskinderen tesamen in rechte sitten moeghen, cum etiam in eadem causa possint esse testes, et quicumque potest esse testis, multo magis potest esse iudex. 21. Sal oock nyet bevonden worden metter waerheyt dat tot schependom, burghermeysterscap, ofte officie van xxxvi yemandt ghecoren wordt, die daertoe nyet nut ofte bequaem en es. 22. Ten waere die remonstranten henselven ofte yemandt anders nomineerden bequamer tottet voorscreven officie te wesen; waerop in tijdt ende wylen regard soude moeghen ghenoemen worden. | |||||||||||||||||||||
III. Tweede geschrift der Doleanten; art. 1-40.1. Eerst es warachtich, dat hartoghe Aelbrecht van Beyeren, als Grave van Hollant etc., der stede van Aemstelredamme gegunt ende gegheven heeft seeckere privilegie inhoudende dat alle diegheene, | |||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||
die oydt scepen oft raeden binnen derselver stede gheweest sijn, souden op Onser Vrouwenavondt te Lichtmisse kiesen by den meerre stemmen uuyt te gaen drie goeden knapen tot raeden derselver stede (die nu burghermeysteren genaempt werden), (dewelcke) nyet jongher souden wesen van jaeren dan xl jaeren. 2. Ende dat de drie nyeuwen-gecoren souden tot hem kiesen een van den ouden raeden van den voorleden jaere, die, ghecoren sijnde, oudt-burgermeyster genaempt sijn soude, breder blijckende by tselfde privilegie in date den xven January xiiicxcix. 3. Diewelcke voorscreven gecosen personen int anneemen van hoorluyder officie sweeren, dat sy goeden poortmeesters ende beraeders van de stede wesen sullen, der stede eere, goeden ende renten bewaeren, als hem selfs goeden, der stede poorteren weduwen ende wesen bescudden ende beschermen metter stede hantvesten ende rechten, naer hooren besten vermoegen, ende nyet te laten om gheenrehande saecken. 4. Waernaer sijn verleent, gegunt, geamplieert ende geconfirmeert gheweest seeckere andere privilegie, ghespecificeert by den 1, 2, 3 ende 4 art. van den eerste gescrifte van den doleanten. 5. Dat die voornoemde privilegiën by dengheenen, dien het kiesen toeghelaten es, nyet geobserveert en es gheweest, merckelick noopende den puncte van vredelickheyt; 6. Sal blijcken dat Mr. Adriaen SandelijnGa naar voetnoot1), pensionarys ende een van de xxxvi raeden van de voorscreven stede ghecosen, eertijts gheseyt heeft, dat hy in de questiën ende partyescap, gheresen tusschen Willem Dircxz., schout, ter eenre, ende meester Henrick Dircxsoon ende andere burghermeysters ter anderen | |||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||
syden, nyet en soude tot vreede spreecken soo lange sijn ooghen open stonden, ofte andere diergelijcke woorden; als oock nyet te achten en es voor een vreedtsamich parsoen Mr. Henrick Dircxz., die overall in de wet ghecosen es, soo hiernaer breeder verclaert sal werdden, als wesende een wreet, stuer, nydich ende bitter mensch etc. 7. Es oock warachtich dat eenen, die tot meermael schepen ende xxxvi raedt es geweest, als Claes Gerijtsz. peltierGa naar voetnoot1), gheseyt heeft onder anderen woorden, daer men sprack van den twist van den voorscreven schout ende Mr. Hendrick, dat all hadde de schout met alle burgheren tmeeste ghelijck ende tbeste recht vander werlt, sulcx dat soo claerlick bleecke als die sonne, ende Mr. Henrick ter contrarie tmeeste onghelijck, sal ick nochtans teghens den schout ende allen burgeren met Mr. Henrick houden, ende syne querelen helpen sustineren; welck gheene woorden en sijn van vredelicke parsonen. 8. Noopende tgundt van de electiën, ende dat deselve nyet gedaen noch geobserveert en es geweest noch en wordt soet behoort, soe es warachtich ende eenen yegelick kennelick, dat by den meesten deel van den electeurs binnen der voorscreven stede nyet alleene op eenen tijt gecoren werden parsonen, elckanderen bestaende van bloede ofte affiniteyt, maer oock dat onder die voorscreven electeurs bevonden sijn eenighe, die hem nyet ontsien en hebben heur voix ende suffragie op hen eyghen vrunden ende maeghen ende swaegers te gheven, als eenen Joost Buyck op synen swaeger Dirck Scaep, ghetrout hebbende twee sustersGa naar voetnoot2), ende Cornelis Jacobsz. op | |||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||
Sybrant Occo, welck Occo heeft de sustere van Cornelis Jacobsz.Ga naar voetnoot1). 9. Immers ende dat noch meer es, es oock ghebeurt in de voorscreven electie, in concurrentie van evenveel suffragiën op twee diverssche compediteuren, dat deene swaeger, als te weten meester Henrick Dircxz., den anderen swaegher, als Gherijt Claes Matheusz., met synen stemme burghermeester gemaeckt heeftGa naar voetnoot2). 10. Ende voortsmeer omme te betoogenen, dat de voorscreven electiën nyet en ghebeuren alst wel behooren soude naer alle reedenen ende billickheyt, soo es ghebeurt binnen der voorscreven stede ende ghesien, dat twee swaeghers, daeraff deen danders suster te wyve hadde, tsamen burghermeysters sijn gheweest, als anno xvclvi Joost Buyck ende Sybrant Occo, ende anno lxii Sybrant Occo ende Cornelis Jacobsz. 11. Item, dat anno lv twee swaegers, die elcx eene suster hebben, tsamen burghermeesters gheweest sijn, als Mr. Henrick Dircxz. ende Gherijt Claes Matheusz. 12. Item, dat twee neven tesamen burghermees- | |||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||
ters gheweest sijn, als annis xlix, lii, lvi ende lxiii, als Mr. Henrick Dircxz. ende Joost Buyck. 13. Item, dat deene broeder schout es, ende dander broeder burghermeyster, als annis xliii, xliiii, xlvii, xlix, li, te weten Willem Dircxz. schout ende Mr. Claes Heyn burgermeester. 14. Item, dat die schoonvader burghermeester es, ende die schoonsoene scepen, als annis xxxviii ende xl Gherrit Andriesz. van Hoorn burghermeyster ende Dirck Hillebrantsz. Otter voorsceepenGa naar voetnoot1), ende anno xvclvi Mr. Henrick Dircxz. burghermeester ende Claes Jacobsz. van Leyden schepen, schoonvaeder ende schoensoene; ende anno lxiiii Meester Hendrick Dircxz. burgermeester ende Henrick Jacobsz. van Leyden, des voorscreven Claes Jacobsz. broeder, schepen, ende des voorscreven meester Henrick Dircxz. schoonsoene. 15. Item, dat een swaeger burghermeyster es ende dander schepen, als annis xlii, xlviii ende lii Mr. Henrick Dircksz. burghermeyster ende Gherijt Claes Matheusz. schepen 16. Item, dat deene burghermeyster es, wiens susters man op deselve tijt schepen es, als anno xl Egbert Garbrantsz. van Wormer burghermeyster ende Willem Claesz. Coeck schepen. 17. Item, dat deene burghermeyster es, ende sijn huysvrouwen broeder es schepen, als anno lx Sybrant Occo burghermeyster ende Cornelis Jacobsz. schepen. 18. Item, dat swaegers, twe susters getrout hebbende, tesamen scepenen sijn, als meester Henrick Dircxz. ende Gerijt Claes MatheuszoonGa naar voetnoot2), ende anno lxi Dirck Jan, sone van Mr. Henrick Dircxz., ende | |||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||
Dirck Jacobszoon ScaepGa naar voetnoot1), ende anno lxiiii Pieter Pieterszoon ende Jonge Jan Duvesz.Ga naar voetnoot2). 19. Item, dat schoenvader ende schoensoone tsamen ende op één jair schepen zijn, als annis lii, liiii, lvi Jan Willemszoon van Hoorn ende Harman Allertsz. van DiemenGa naar voetnoot3). 20. Item, dat deen schepen is, dairover de schout van sijnder huysvrouwen wegen oom es, als annis li ende liiii Willem Dircxz. schout ende Mr. Willem Jacobsz. alias Kinnesz. scepen. 21. Item, dat deen scepen es, dairover de schout recht susterling staet, als anno liii Willem Dircxz. schout ende Lourens Symonsz. schepen. 22. Item, dat gelijcke schepen es, die dander suster te wyve heeft, als annis xlii ende xlv Joost Buyck ende Sybrant Occo, ende anno xxxvi Egbert Garbrantsz. van Wormer ende Willem Claesz. Coeck. 23. Dat veele, van bloede ofte affiniteyt elxanderen bestaende, tsamen op eenen tijt schepen zijn, als anno lxii Frans Jansz. Teyng, Anthonis van Houff ende Florijs Dircxz. Otter, ende anno lxiii Coen Pietersz. ende Dirck Jacops Schaep. 24. Alle twelck ende van gelijcken over meenighe tyden, als van den jare xvcxxxi, binnen der voorscreven stede, ende int feyt van den electie gepleecht es; wairdeure es gestudeert ende gepoocht geweest tregiment van der stadt te brengene tot erffelicheyt, soo oick by den 6en art. van de doleanten eersten geschrifte geposeert es. 25. Tes mede warachtich, dat tegens den tijt van | |||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||
der electie deen dander seeckere briefkens ende cedullekens in de handt gegeven hebben, in dewelcke die namen van dengheenen, die zy geëligeert ende gecooren begeerden te hebben, geschreven stonden. 26. In welcke cedullekens zy altement nyet gescaempt en hebben te stellen de namen van heurluyder eygen zoonen ende neven, als by namen Pieter Kantert, burgermeyster, den naem van synen zoone Mr. Albert Cantert, ende Mr. Henrick Dircxzoon de naem van zynen zoone oft schoensoone, om die alsoe int getal der persoonen, dairuuyt by de Stedehouder de scepenen gecoren worden, te mogen hebben. 27. Tes oick gebeurt dat den voornoemden Mr. Hendrick Dircxz. by eenige electeurs, als Ffrans Dircxz. Marcus, opgehaelt ende te lesen gegeven heeft eenige twistige saicken, die by tyden van den overleden ouders gebeurt waren, omme (alsoet vermoeyt wert) deur alsulcke middelen deselve electeurs te animeren om de partye van de principale hoofden te sustineren, ende alsoe hen voix ende suffragie in de electie te winnen. 28. Schynende al dat voorscreven es (dair)toe te tenderen, dat eenige hooffden ende principale in den regimente alle dinck te beter soude mogen, sonder omsien, nair heurluyder voornemen ende goetduncken regeren, sonder tegensseggen van yemant oft van seer weynige in hen collegie sijnde; twelck nair rechte ende redenen nyet getollereert behoort te worden, ten fyne dat justicie ende pollicie rechtvairdelick mach gedaen ende geadministreert worden. 29. Ende oversulx heeft de Co. Mat. in syne principale raiden van herwerts over, merckelick in zynen Grooten Raidt, geinterdiceert dat in denselven Grooten Raidt nyet en soude wesen tsamen vadere, zoone, broeders, broeders- oft susterskinderen noch anderen, wesende in gelijcke grade in consanguiniteyt oft affiniteyt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||
30. Hierenboven zal bevonden worden dat int getal ende collegie van de xxxvi raiden, die ad vitam blyven ende electeurs sijn van de weth ende raden in allen saicken, der stede concernerende, sijn swagers, die deen danders susters hebben, als Zybrant Occo ende Cornelis Jacobsz., Joost Buyck ende Sybrant Occo, Dirck Hillebrantsz. Otter ende Mr. Cornelis Gerbrantsz.Ga naar voetnoot1). 31. Item, noch swagers, die twee gesusters hebben, als Mr. Henrick Dircxz. ende Gerijt Claes Matheusz. eertijts, ende jegenwoordich Cornelis Jacobsz. ende Jacop Henricxz.Ga naar voetnoot2). 32. Item, schoonvader ende schoensoone als Mr. Hendrick Dircxz. ende Claes Jacobsz. van Leyden, Mr. Adriaen Sandeleyn ende Jacob de zoone van Gerijt Claes Matheusz. voornoemtGa naar voetnoot3), dairover Mr. Hendrick van zijnder huysvrouwen wegen oom is, Willem Jansz. Brouwer ende Andries Holesloot, welcke Andries een neve van veele raiden es. 33. Item, int collegie vande xxxvi raiden zijn twee susterssonen, als Anthonis van Houff ende Andries HolleslootGa naar voetnoot4). 34. Item, int selve collegie zijn geweest twee broederszoonen, als Cornelis Henricxz. Loen ende Claes Fransz Loen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||
35. Item, een broeder- ende susterzoon, als Andries Holesloot ende Cornelis Jacobsz. 36. Item, een susterzoon ende des ander sustersdochters man, als Cornelis Jacobsz., Mr. Henrick Dircxz., ende Gerijt Claes Matheusz., Sybrant Occo, die een recht susterlinck van Mr. Hendrick te wyve heeft, als oick heeft Lucas Meynertsz. 37. Uuyt denwelcken men bevinden sal dat Mr. Hendrick Dircxz., Pieter Cantert, Dirck Hillebrantsz., Sybrant Occo ende Joost Buyck (die onder hen vyven hoofden principalick dadministracie hebben ende over meenige jaren gehadt hebben) onder de xxxvi raiden soeveele consanguiniteyt ende affiniteyt gehadt ende noch hebben, ende soe in getale sijn dat dandere electeurs stemmen, die malcanderen vreempt zijn, luttel connen geopereren (sic); ende desgelijx onderGa naar voetnoot1) schepenen, die electeurs van burgermeesteren sijn; als van gelijcken zy zijn onder de oude burgermeesteren, die gemeenlick xii in getaele sijn, die wel autoriteyt nemen sonder advys van de xxxvi raiden eenige saicken uuyt te rechten, twelck te min behoort getollereert te worden, overmits dat de burgermeesteren alleene tonderwint ende beleyt van alle de stede affairen (hebben), soewel in administracie van politie ende geven van officie etc. 38. Ende die voornoemde burgermeesters ende regierders, wesende in credit als vooren ende onder dexel van heurluyder autoriteyt, nyet ontsien en hebben eenige borgeren met processen te dreygen uuyte stede kiste; overmits de voornoemde borgeren, by eenige nyeuwe gemaicte keuren hen beswairt vindende, an den Hove dairjegens provisie versocht hebbende, zeggende: ‘wye raedt u soe stoudt jegens ons topposeren? wy sullent gedachtich wesen, alst | |||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||
ons tijt es ende ghy ons van doene hebben sult. Hebt ghyluyden macht om tweeduysent gulden met u allen op te brengen, wy weten raidt om een tonne gouts dairtegens, ende sullen u soe arm ende beroyt maicken, dat ghyluyden nyet een sparre oft hout an u moelen en sult behouden’. 39. Ende noch andere diergelijcke borgeren rudelicken angesprocken, overmits dat zyluyden tegens burgermeesteren provisie van justicie in saicken, hen schadelick wesende, versocht hadden, seggende: ‘gyluyden hebt in Den Hage geweest, ende versoect an grooter meesters dan wy zijn, al waeren u huysen hondertduysent gulden wairdich, ende noch tweemael hondertduysent gulden, en(de) al bracht ghyluyden sacken vol redenen ende turffmanden voll bescheets, soe sullen u huysen nochtans aff ende moeten aff’, off diergelijcken woorden. 40. Ende omme noch te bethoogen datter geëligeert worden in de regimenten deser voorscreven stede vele onnervaeren persoonen, als by den 7en art. van den doleanten eersten geschrifte geseyt es, sal blijcken, onder protestacie van nyemant te willen injurieren in name ofte fame, datter gecosen zijn eenige persoonen jonger van jaren dan xxiiii oft xxv jaren oft dairomtrent, luttel verstants doen hebbende, te wetene ten tyde van heurluyder eerster electie, van administratie van justicie ende regimenten oft polliciën van steden, als Frans Teyng, Cornelis Jacobsz., Jacop Gerijtsz., jonck van jaren zijnde; ende in den jare xxxvj, xxxvij, xxxviij, xxxix, xl gecosen zijn voor scepenen oft raiden die nairmaels noyt meer in de wette gecomen zijn, als Lambrecht Frederixz., Gerijt Cornelisz., Gerijt Jan Lambrechtsz., Jacob Heyn Aelen, Cornelis Claes Meeusz., ende naemaels Willem Jansz. BrouwerGa naar voetnoot1) ende Claes | |||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||
MoyertGa naar voetnoot1), hoewel nochtans by tvoorscreven privilegie geseyt es dat men soude kiesen de notabelste, redelicxste etc. | |||||||||||||||||||||
IV. Tweede debat van Burgemeesteren; art. 1-51.Ende houdende eerst voor verhaelt het inhouden van heurluyder eerste debat oft advertissement, Zijnre G. ende mijn heeren den adjoincten voorscreven overgegeven opte eerste articulen, by de onbekende dolenten Zijnre G. geëxhibeert, zonder dezelve alhier te repeteren omme des cortheyts wille. 1. Hoewel by den inhouden van dien genouchsaem solutie bevonden wordt (op) die laetste voorgenoomde articulen, omme nochtans dezelve mede int particulier te debateren voor zoeveele des noot sy, ende daeromme eerst comende op het 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7e articulen der voorscreven nieuwe ende breder verclaringe der voorscreven onbekende dolenten, houdende in effect dat de privilegie der voorscreven stede nyet geobserveert geweest en soude zijn by dengeenen, die het kiesen competeert, taxerende in effect zoewel de zes-ende-dertich raiden, int kiesen van een nieuwe zes-ende-dertich raedt in de plaetse van den overleden, als oock de oude scepenen int kiesen van den burgermeesters; mits dat meester Adriaen Sandelijn pensionaris, een van de xxxvi raiden, eertijts geseyt zoude hebben, dat hy in de questie ende partyescap, geresen tusschen Willem Dircxz. tot eenre, ende meester Hendrick Dircxz. ter andere, niet en zoude tot vrede spreken, alzoe lange als zijn oogen open stonden, ende Mr. Henrick Dircxz. dat hy wesen soude een wreet, stuyr, nydich ende bitter mensch; 2. Seggen de voorscreven burgermeesters ende | |||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||
regierders dat diegeene, die delectie competeert, zoewel van de zes-ende-dertich als van den burgermeesters, elcx in heur respect, heuren eedt eerlijcken ende deuchdelijcken int stuck voorscreven gequeten hebben, ende oversulcx geëligeert hebben op heur voorgedaen eede ende conscientie diegeene, die zyluyden gekent hebben te wesen van de vreetsamicxste, nutste ende oerbaerlijcxte poorteren der voorscreven stede, daermede zy behooren te volstaen volgende tvoorscreven privilegie, als wesende een saecke consisterende in de conscientie van degheenen, die tselffde op hooren eedt bevolen es ende daervan voor God moeten verantwoorden. 3. Die voorscreven Sandelijn, hierop gehoort zijnde, heeft verclaert tselve onwarachtelijck over hem geseyt ende geposeert te wesen, ende niet te geloven dat tzelve hem mit deuchdelijcke ende wettelijcke getuygen, geen partye wesende, overghetuycht ende overgekent zal werden ende voorts tevreden te wesen persoonlick te compareren voor Zijnder G. ende tzelve, als zijns persoons concernerende, persoonlijck te verantwoorden tegens dengeenen, die hem tzelve willen anseggen. 4. Ende genomen off de voorscreven Sandelijn de voorscreven woerden oft diergelijcke al gesproken mochte hebben, wes die burgermeesters niet en geloven, zoe en zoude dezelve nochtans niet importeren eenich feyt van discordie oft onvreedtsamicheyt, dan alleenlijck een naect negatijff om hemzelver niet te willen onderwinden ofte moyen om eenige concordie tusschen den voorscreven schout ende Mr. Hendrick Dircxz. te maecken, maer dies aengaende stil, ongemoyt ende in vreede begeert te blyven, zonder hem int stuck voorscreven noch voor deene oft dander eenichsins te willen moyen. 5. De burgermeesters zijn wel indachtich van | |||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||
Joost Buyck gehoort te hebben dat hy geweest es by Willem Dircxz. in den jaere liiii in de goede weecke, (ende) zynen dienst hem gepresenteert heeft om tusschen den voorscreven schout ende meester Hendrick Dircxz. een accoordt te maecken, ende allen querelen doot ende te nyet doen, waerop die voorscreven schout den voorscreven Joost voor antwoort gaff: ‘Cosijn, ick bedancke u van de goede dienst ende presentatie; de zaecke es uuyt mynen handen; ick en can daer nyet meer inne doen’. 6. Ende dat insgelijcx Symon Cops, mede een van den burgermeesteren tegenwoirdich, deur versouck van meester Henrick Dircxzoon versocht heeft gehadt an den voorscreven schout, dat hy den voorsçreven twist tusschen hen beyden ter neder mochte leggen, maer en heeft den schout daertoe nyet willen verstaen, zeggende: ‘daer is te verde in de zaecke geprocedeert; de zaicke es uuyt mynen handen; theeft mijn over de drye duyssent guldens gecost’. 7. De voorscreven Mr. Henrick Dircxz., verhoort hebbende van de clachte ende diffamatie by den schout achter zijn rugge op wagens ende wegen gedaen, heeft hem personelijck gevonden int volle collegie van scepenen, ter presentie van den burgermeesters, zeggende tegens den schout, daer present wesende, dat hy hem dagelicx diffameerde, als boven verhaelt es, zonder schulde, ende dat hy daeromme aldaer gecomen was omme hemzelver te verantwoerden, hoopende deur middel van dien alsoe den schout te vermurwen ende zijn zaecken zoe te verclaren, dat hy geen redenen zoude hebben hem vorder achter strate te dragen, ende tot zynen genougen zulcx te contenteren, dat zy voerts met den anderen goeden vrunden zouden blyven. 8. Ende die voorscreven Mr. Henrick antwoort | |||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||
up zijn versouck eysschende, heeft de schout anders nyet geseyt dan: ‘Op zynen tijt’. 9. Die voorscreven Mr. Henrick seyt dat de voorscreven schout, noch nyet desisterende van zijn voorscreven blamatie, omme hem noch vorder te obvieren, heeft int collegie van de zes-ende-dertich raden oick vermaent gehadt dat hy hem begeerde te purgeren voort collegie voorscreven van alle tgene den schout hem was nagevende; versouckende tot dien eynde an meester Claes Heyn, broeder des voorscreven schout, aldaer present zijnde, dat hy zynen broeder daer zoude willen doen commen int collegie voorscreven. 10. Maer desen niettegenstaende, zoe moet de voorscreven meester Henrick noch wesen ende genomineert worden by de voorscreven onbekende dolenten te wesen een wreet, stuyr, nydich ende bitter mensch. 11. Hoewel nochtans alsoedanige passiones oft inwendige gebreecken in een mensche nyet gecomprehendeert ende beteyckent en mogen worden, nisi ex notis signis et factis exterioribus, diewelcke die voorscreven dolenten nyet en hebben verclaert. 12. Maer die voorscreven dolenten connen hier wel verzwijgen die oneer ende schandalisatie, meester Henrick by den schout gedaen, als dat hy hem ten aensien van allen menschen voor in de zael vant stadthuys op zijn rolle van de crimineele zaecken inter reos gestelt heeft, alder opperste ende in de eerste plaetse, alsoff hy onder de misdadigen behoorde gerekent te zijn; die nochtans zoe dickwils te voeren zoe schepen als burgermeester geweest was. 13. Ende comende voorts opt 8e, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 articulen, daerinne geseyt werdt dat delectie van burgermeesters ende schepenen ende raiden nyet gedaen en wordt naet behooren ende conform tpre- | |||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||
vilegie der voorscreven stede, refereren die voorscreven burgermeesters hen diesaengaende tot heurder gededuceerde int 18, 19, 20, 21, 22 articulen van heuren advertissement, daerinne zyluyden geposeert hebben dat, zoewel naevolgende heurder privilegie alsoick die costume, zoe particulier binnen der stede van Amsterdam als generael over Hollant, mitsgaders oick nae dispositie van bescreven rechten, achtersusterkinderen ende zwagers rechters mogen wesen ende justicie administreren in één banck ende vierschaer. 14. Daerby vougende tot meerder voldoeninge, eerst op het achtste artijckel, daer gezeyt wert dat eenyge heuren voys ende suffragie op heuren eygen vrunden, magen ende zwagers gegeven zouden hebben, als een Joost Buyck op zijn zwager Dirck Schaep, als getrouwt hebbende twee susters, ende Cornelis Jacobsz. op Sybrant Occo, getrouwt hebbende zijn suster, dat hetzelve nae rechte niet verboden maer gepermitteert es, zoe in de electie van officie, die collegialiter geschien, diegheene die stemme ende voys heeft, tzy vader off zoen, deene den anderen eligeren mach, cum in publicis non curetur patria potestas vel jus sanguinis; ff. quod cuiusqueGa naar voetnoot1) universitatis nomine. 15. Gelijck men oick, in conformiteyt van bescreven rechten, ziet useren in veel steden van Hollant. 16. Nisi, inquit text. in l. sequenti d. tituloGa naar voetnoot2), lex municipii vel perpetua consuetudo prohibeat. 17. Twelck nochtans alhier binnen der stede nyet es geschiet anders dan navolgende privilegie ende costume, als blijcken mach uuyt den langen verloop van den tijt, by die dolenten zelver geallegeert. | |||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||
18. Ende staet wel te letten dat den schout, noch burgermeesters, geen rechters en zijn, maer dat den schout alleenlijck bewaerder es van trecht van de Mat. voor den gerechte, ende dat burgermeesters oick geen rechters en zijn, maer dat heur officie es der stede eere ende goeden te bewaeren, ende oich te hebben op de pollicie derselver stede. 19. Upt 25 ende 26e articulen, beroerende de celen, seggen de burgermeesters, gelijck boven verhaelt es, dat nae rechte de vader zijn zoon ende de contrarie de zoon de vader eligeren mach, als vooren, quasi enim decurio suffragium (dedit), non quasi domestica persona, gelijck den text voorscreven sprekende es. 20. Ende mitsdien tzelve oick zoude moghen geschien met ceeltgens, cum litteris vel verbis quis suffragium voluntatis sue an fabis pictis (?) an calculis declaret nihil intersit, ende dat alsulcx in der stede van Delft ende Haerlem geprocedeert wort, ende tot Hooren mitte zwaerte boon. 21. Nyettemin omme mynen heeren te verthonen wat van de cedullekens of briefgens es, zoe gebeurt wel dat die burgermeesters in der tijt, sorch dragende tegens die toecommende electie, als sy behoorden te doen, wel concipieren eenige persoenen, die tsamen huns bedunckens in rechte soude mogen zitten, volgende de privilegie der voorscreven stede, ende dezelve cedullekens oick andere, die stemme in der electie hebben, by communicatie verthoenen, laetende nochtans denzelven heur vrye elexie naer heur goetduncken. 22. By denwelcken dickmael gebuert dat zy stellen een zoon, zwager oft neve in heure voorscreven ceelkens, buyten weeten oft consent, ende oick tegens believe, van den vader, mede burgermeester oft in regiment zijnde, alsulcx hem overstemmen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||
onvermindert zijns ende een yegelijck anders zijn vrye elexie. 23. Nu ist alsoe dat, Pieter Cantert burgermeester wesende, die andere drie burgermeesters, zijn medebroeders in burgermeesterschap, tegens zyne wille gestelt hebben, onder meer andere, in de voorscreven ceel zijn zoon meester Aelbrecht Cantert omme te wesen een vande xviii, daeruuyt die schepenen gecooren worden; 24. Sonder dat blijcken zal dat hy zijn zoon zelver geëligeert oft stemme gegeven heeft, maer wel contrarie dat hy daertegens gerepugneert heeft. 25. Insgelijcx es mede gebeurt van Mr. Henrick Dircxz., die de overstemminge heeft moeten lyden, gelijck van Pieter Cantert te vooren geschiet was. 26. Nopende het 27e ende 28e articulen zeggen de burgermeesters dat Mr. Henrick, hierop gevraecht zijnde, expresselijck ontkent eenige twistige zaecken, in de voorscreven 27e ende 28e articulen gementioneert, angegeven te hebben Frans Marcuszoon, tot zulcken fynen als by den dolenten geëxhibeert wort. 27. Maer zeyt wel waer te wesen dat hy den voorscreven Frans Marcus, wesende zijn buyrman, te kennen gegeven heeft in zeeckere communicatie van alsulcke uproer, als in den jaere xxxviii gemaict was binnen deser stede, ende hem doen lesen die articulen, die tegens die regierders, alsdoen wesende, overgegeven waeren by Willem Dircxz., nu ter tijt schout. 28. Ende es de voorscreven illacie oft presumptie wel absurdt ende oick nyet gemeens hebbende mittet inhouden der voorscreven twee articulen, by den voorscreven doleanten boven geposeert. 29. Het inhouden van den 29en articule van de voornoempde verclaringe, mentionerende van zeker ordonnantie van den Grooten Raide, es alhier impertinent. | |||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||
30. Immers es kenlijck een yegelijck dat contrarie van dien oick eenige heeren van den Raide in Hollant, die onderlinge swagers zijn, metten anderen geseten hebben ende alsnoch sitten, als onder anderen mijn heere Suys ende Droogendijck, daervan den eenen des andere suster gehadt ende kinderen by gewonnen heeft. 31. Item, mijn heere Sasbout ende Drogendijck gehadt hebben elcx twee susters- ende broederskinderen. 32. Item, meester Dominicus Boot ende de huysvrouwe van Mr. Witte zijn twee broederskinderen. 33. Item, Mr. Arent Sandelijn behoutoom es geweest van meester Cornelis Suys ende tsamen geseten hebben. 34. Bovendien mede datter van de sententiën van den Grooten Raide geen appellatie en valt; 35. Ende van de sententiën, gewesen by den Hove van Hollant, maer een appellatie an den voorscreven Grooten Raide en valt; daer men ter contrarie van den vonnissen, gewesen by scepenen ende gerechte van Amsterdam, tweemael appelleren mach. 36. Ende mitsdien minder zwaricheyt gelegen (es) in zwagerschap in der wet binnen Amsterdam, als zoowel nae rechte als die costume gepermitteert zijnde; welcke costume de Prince oick onder andere by eede bevesticht heeft. 37. Immers ex identitate rationis, by den privilegie der voorscreven stede admitterende achter-susterskinderen uuyt meer redenen oeck affiniteyt oft zwagerschap permitteert wordt. 38. Hierby gevoucht dat nyemant scepenen oft burgermeester wesen mach, hy en moet eerst zeven jaeren poorter geweest zijn; daer ter contraerie die Mat. zijn raeden furneren mach mit personen, uuyt alle provinciën comende, daert hem gelieft. | |||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||
39. Het inhouden vant 30e totte 37e articule toe excluys wordt bevonden solutie uuytet geposeerde in desen ende tinhouden in tandere advertissement geposeert es. 40. Daerby vougende alnoch dat de xxxvi raiden anders niet dan raiden en zijn de(n) voorscreven steden, om tot welvaert van dien te helpen consuleren. 41. Denwelcken by privilegie gegunt (es) eens jaers te moegen kiesen xiiii ende nu xviij persoenen, waeruuyt de Mat. negen scepen ordineert. 42. Ende zal nyet bevonden werden dat int zelve privilegie eenige luyden gesecludeert worden van tofficie van xxxvi, die malcanderen in consanguiniteyt off affiniteyt bestaen, quare etc.; ende daeromme de voorscreven stede volstaen mach, mits haer regulerende nae dispositie van bescreven rechten, expresse permitterende een vaeder met veel zoenen in een vroetschap oft raide van der stede te zitten, in rechten genaempt in curia decuriones, mits den vader prefercrende int gemeen deerste stemme; l.ja et ibi glosa, C. de muneribus et honoribus non continuandis inter patrem et filiumGa naar voetnoot1). 43. Bovendien mede dat men in delectie van den xxxvi raden altijt achtervolcht heeft de oude costume ende maniere van doen, die men nae bescreven rechten daerinne schuldich es te volgen. Lex non tantum in verbis, nonnumquam etiam longa consuetudo; ff. illo tituloGa naar voetnoot2). 44. Sonder dat dezelffde bescreven rechten oft costume by eenige privilegiën off ordonnantie der voorscreven stede bevonden zullen werden gederogeert, immers by de Prince geconfirmeert zijn. 45. Te meer dat tofficie van den xxxvi raedt | |||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||
geduert het leven lanck van dengeenen, die gecoren es; ende zoe verre daerinne regardt genomen zoude moeten werden op affiniteyt, zouden veel alianciën van huywelijcken achter blyven. 46. Ontkennende expresselijck tinhouden van den 37e art. als alhier geposeert wert; ende zal nyet bevonden worden dat Mr. Henrick Dircxz., Pieter Cantert ende Sybrant Occo yemant van heuren bloede onder de xxxvi raiden heeft. 47. Ende dat den burgermeesters ende regierders hier te last geleyt wort int 38e art., alsdat zy met dreygementen eenige moelenaers angegaen zouden hebben, tzelve heeft den Procureur-generael van Hollant Mr. Henrick Dircxz. int particulier te laste geleyt, hoewel nochtans Mr. Henrick geen burgermeester en was ten tyde als men zeyt dattet geschiet zoude zijn; ende zal oick nochtans nyet blycken dat Mr. Henrick die woorden gesproken heeft, noch geen van den burgermeesters. 48. Upt 39e articule seggen de voorscreven burgermeesters dat zyluyden nyet en weeten te spreecken van de rudesse, daervan de dolenten hen int zelve art. beclagende zijn, ten waere zy breeder specificatie daervan deden van de namen, wye die geseyt ende tegens wie de woerden gesproken zouden zijn, omme alsdan daerop naerder te mogen zeggen; versouckende mits dien fyne breder verclaringe ex officio. 49. Nopende het 40e art. es voer gesolveert int tweede articule van desen; ende schijnt wel dat dese remonstranten anders nyemant en kennen souffisant ende bequaem om te regeren dan hen zelven, diewelcke veel eerlijcke luyden, als in dese articulen staen, reprocheren ende bewarpen als nyet bequaem totten officie, daertoe zy gecoren zijn; 50. Die nochtans binnen Amsterdam gehouden | |||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||
werden voor rijcke, eerlijcke ende treffelijcke luyden boven alle exceptiën. 51. Daerby dese ambicieuse dolenten bekennen moeten dat zy nyet te gelijcken en zijn in naem, faem ende rijckdom, welvaren ende vreedtsamicheyt. | |||||||||||||||||||||
b. Klachten over het voorbijgaan der vroedschap.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 9, 10.9. Worden oick die voorscreven zes-ende-dertich raden nu ter tijt by denselffden soe weynich (alst schijnt) geacht, dat die voorscreven regierders wel dorven saecken van groter importantie, den voorscreven stede concernerende ende altemet tot grote costen streckende, uuytrechten sonder voergaende communicatie ende advyse van de voorscreven zesende-dertich geswoeren raden. 10. Waerdeur ende meer andere oersaecken binnen der voorscreven stede daffairen van der justitie ende politie nyet en worden uuytgericht alst behoert. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 23.23. Alsoot 9e ende 10e art. te seer generalicken gheposeert sijn, ende nyet uuytdrucken wat cleynachticheyt den ses-ende-dertich raeden ghesciet es in eenighe saecken, soo en moghen dieselve nyet naerder beantwoort worden voor alsnu, dan dattet voortstel van den remonstranten ontkent werdt; ende sall dies aengaende solutie ghegheven worden opten articulen van die specificatie dies aengaende, by den heymelicken accusateurs overgegheven. | |||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||
III. Tweede geschrift der Doleanten; art. 41-51.41. Ende tot meerder confortatie ende elucidatie van den 9 ende 10 articulen van den eersten geschrifte van den doleanten, es warachtich ende sal blijcken dat de burgermeysters der voorscreven stede sonder voorgaende advys vande xxxvj raiden hen vervordert hebben in den jare xvclxiii het officie vant schoutambocht te beleenen ende octroy verworven om te lichten tot dien fyne xxm guldenGa naar voetnoot1); hoewel dincommen van de stede zeer groot es, als wel. soe de fame gaet, van omtrent dertich duysent ponden Vlaems tsjaersGa naar voetnoot2), dairjegens de stadt luttel belast es. 42. Item, noch begonst sonder advys vande xxxvi raiden seecker werck van fortificatie, geseyt twerck van Sint Anthonispoorte, in sulcker vuegen alst nu gemaict wordt. 43. Twelck oick directelijck gedaen is tegens twee distincte ordonnanciën van de Mat. van de Coninginne, reserverende te disponeren van de fortificaciën ende voorts geen breeder sterckte of fortifficacie te doene dan nair advyse van den Stadthouder ofte andere | |||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||
dairtoe geordonneert, dairby mede verboden wert tverhogen van de LastaigeGa naar voetnoot1). 44. Ende dien oick nyettegenstaende, hebben burgermeysters hen vervoerder(t) toe te dammen, verhoogen ende vullen buyten deselve Sint Anthonispoorte eenen maras, by dewelcke maras de stede meer versterct was; welcke verhoogen tendeert tot prejudicie van de stede, die dairdeure te meer vercrenct wort; soe die burgermeysters selfs bekent hebben in seeckere accord van eenige geschil, geresen tusschen den voornoemden burgermeysteren ende eenen Olphert Henricxz. in den VuyckGa naar voetnoot2). 45. Dat oick de voorscreven burgermeesters gegeven hebben den tauxateurs ende secretaryssen van den thienden penninck, geaccordeert in den jare liii, brieven van indempniteyt, ende dairuuyt sy merckelicke sommen gehouden hebben; all sonder advys van de xxxvi raiden. 46. Dat voorts in den jare xvcxlvii by den xxxvi raiden geslooten was dat men van Sinte Pouwelscloostere maken soude een generale gasthuys; nyettegenstaende welck sluyten soe heeft Mr. Hendrick Dircxz. van buyten comende, burgermeester sijnde, nyet achtende heurluyder profitelijck ende loffelick voornemen ende resolutie, (ditselve) ommegestoten ende (is tselve) belet geweest. 47. Dat oick in den jare xvclxii in Januario by de xxxvi raden geordonneert was een groote quantiteyt van coorn te backen ende den armen te dee- | |||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||
len, es by den burgermeesters in derselver tijt nyet achtervolcht geweest. 48. Sal mede oick bevonden worden dat de voornoemde burgermeesters oft eenige van hemluyden uuyt heurluyder auctoriteyt ende sonder advys van de voorgaende xxxvi raiden int jair xvcxlv, doen de gecommitteerde van de Mat. opte quantité van de coorn binnen Amsterdam gesonden waren, bevolen hebben den maickelairs derselver stede, als onder andere Jan Bout ende Thonis Jansz., dat zyluyden gaen souden tot allen dengheenen, dair zyluyden vermoyden coorn te wesen, ende hemluyden seggen dat de commissarys dair soude commen visiteren de solders, ende vraegen hoeveele coorns zy hadden, ende dat zyluyden tegens denselven commissarys souden seggen, indien zy hadden vijff last, dat zy souden seggen te hebben acht, x oft xii last, mitsdien also abbuserende de commisen van de Mat. 49. Wesende sulcx te bemoyen datter noch vele andere diergelijcke treffelicke saicken by hen gepleecht sijn sonder advys als vooren. 50. Seggen voorts voor meerder verclaringe van de 10e arle. van der doleanten eerst geschrift, dat dicwils bevonden werdt veranderinge in acten ende sentenciën by die weth deser stede van Amsterdam eens geëmaneert; in teecken van dien, es gebeurt dat seeckere ordonnancie, geschreven int minuytboeck van Amsterdam in date den 2en Augusti lxiii verandert, gealtereert, tot sommige plaetse (anders) gestelt te wesen, dan geordonneert was, ende dat merckelick in de substantiele woorden ende uuytsprake. 51. Dat in den jare liii sekere sentencie gegeven zijnde tusschen sommighe schuldenairs van eenen Dionis l'Hermite, by dewelcke geseyt was deselve schuldenaers an seeckere penningen wel geraict te syen, ende by seeckere acte, dairvan spreeckende, men | |||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||
bevindt nyetGa naar voetnoot1) onder andere dese woorden ‘onvermindert ander crediteuren hair goet recht’, ende nochtans by der presentacie van de saicke desen angaende men bevindt de voorscreven woorden ‘onvermindert’ geroyeert, zoe de doleanten verstaen | |||||||||||||||||||||
IV. Tweede debat van Burgemeesteren; art. 52-83.52. Beroerende 41e art. zeggen de burgermeesters datter diversche resolutiën oick op diversche tyden ende advysen genomen zijn van (de) xxxvi raeden om tschout-ambocht by beleninge an der stadt te crygen. 53. Volgende denwelcken de burgermeesters haer naersticheyt gedaen hebben omme tzelffde te effectueren; ende hiervan de xxxvi raiden geadverteert zijnde, hebben zy die naersticheyt van den burgermeesters gelaudeert ende denzelven gedanct. 54. Insgelijcx zullen de burgermeesteren verifieren dat het werck buyten Sint Antonispoort gemaict, by advyse ende deliberatie van den xxxvi raeden ende nae voergaende advys van de voorscreven xxxvi raiden geschiet; twelck heur int 42e art. van den remonstranten te laste geleyt wert alsoft tzelffde zonder advyse gedaen waere. 55. Ende ontkennen yet gedaen te hebben tegens de sententie van de Mat., in den 43e art. van den remonstranten gemencioneert; gelijck zy oick ontkennen tvoorstel van den 44 articule van den remonstranten warachtich te wesen, ende seggen dat contrarie van dien bevonden zal werden by inspectie, als dat die verhoginge voorscreven oft anwerffinge nyet en es die stede prejudiciabel, als wesende zeer laech ende nieuwers naecommende up den peyl, die den anderen van der Lastaige volgende de sententie van de Mat. gestelt es, waernae zy hoogen mogen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||
56. Ende es onder anderen redenen oick opte voorscreven plaetse die aerde uuyter stede grachten comende gebracht, als daertoe naest gelegen ende propijs te wesen. 57. Beroerende het 45 articule, mentie makende van de quade handelinge, die den burgermeesteren gehadt zouden hebben van den tienden penninck de anno liij, seggen die burgermeesters, by forme van advertissement, dat Willem Dircxzoon van deser zaicke tot veel plaetsen veel mentie ende gescrifte gemaict heeft tegens der waerheyt. 58. Maer es waracchtich dat, den xen penninck getauxeert ende gecollecteert zijnde, die burgermeesters vernomen hebben dat by den tauxateurs nyet en was regardt genoemen, als dat behoort hadde, upte reparatie van den huysen binnen Amsterdam, diewelcke boven allen huysen van Hollant meerder reparatie behoufden, overmits den argen oft quaden gront, groote belastinge deur tleggen van tcooren ende andere waeren, die upte solders ende in de huysen gebracht werden, waerdoer den huysen zeer zygen, geknoest ende gebroken werden, ende zonder welcke belastinge de huysen geen groot proffijt en zoude mogen uuytbrengen oft weynich in huyre gelden; 59. Ende dat in alle de landen van Hollant leggende affgetrocken waeren alle oncosten van dijckaige ende andere ongelde, upten landen vallende; 60. Soe hebben die burgermeesters den voorscreven taxateurs voor oogen gehouden ende mit hen gecommuniceert wat men ter cause van der reparatie van den huysen voorscreven zouden behoiren van den xen penning of te trecken. 61. Ende naer voorgaende communicatie es, uuyt zaicke van der voorscreven reparatie van de voorscreven huysen, affgetrocken de somme van drye- | |||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||
duysent zevenhondert xxv Karolusguldenen van xl grooten tstuck. 62. Welcke somme also men nyet bequaemelijck en mocht deelen ende een yegelijck int particulier naer advenant zijn portie in den tienden penninck wedergeven, zonder zeer grooten moyten ende arbeyt, ende dat, overmits de oorloge alsdoen voor oogen zijnde, wel apparent was datter meer beeden ende subventiën de Mat. by den ondersaten gegeven ende upgebrocht zouden moeten werden; 63. Soe heeft den burgermeesters in der tijt goet gedocht de voorscreven penningen, by advyse van den tauxateurs ende naedien dat die penningen by den tauxateurs oick getelt waeren, te doen brengen upte tresorie der voorscreven stede, ten behoufve van der gemeente, omme in toecommende tyden tot ontlastinge van den burgeren geemployeert te werden, in tyden ende wylen als die zaicke eyschen zoude, ende eenige beede oft subventie gegeven zouden moeten werden. 64. Maer alsoe de burgermeesters verstaen hebben naderhant dattet tzelfde heur werck by eenige quaetwillige int quaet genomen ende voortgespreyt was, alsoff de burgermeesters tot heur selfs oft eenige particulier proffijt de voorscreven penningen, oft een deel van dien, geëmployeert zouden hebben; 65. Soe hebben zy den xxxvi raiden deser stede angedient die voorscreven onwarachtige delatie oft opsprake, ende de voorscreven penningen, voor de reparatie affgetrocken, in de vergaderinge van de xxxvi raiden doen brengen uuyter tresorye voorscreven, ende versocht advys van den xxxvi alwaer de voorscreven penningen best bewaert zoude mogen worden, omme de voorscreven quade opsprake wech te nemen ende den quaetwilligen den mont te stoppen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||
66. Ende es eyntelijck by den xxxvi raiden geadvyseert dat de voorscreven penninghen weder gebracht ende bewaert zouden werden op der stede tresorie, daer die vandaen gebrocht waeren; ende dat men die voorscreven penningen eerst zoude laten tellen by twee scepenen, ter presentie van Gerrijt Jan Lambrechtszoon, Henrick Cornelisz. ende Aelbrecht Marcusz., raeden der voorscreven stede, die in den voorscreven jaere liii tauxateurs hadden geweest; twelck oick alsoe volbracht es geweest. 67. Ende alsoe tgundt voorscreven es by den Staten van Hollant vernomen es geweest, zoe hebben dezelve, uuyt crachte van heure excutorialen, daerop vercregen, diezelve penningen mitterdaet doen executeren, appellatione etiam postposita, ende nyettegenstaende diversche motiven van rechten ende redenen, van wegen den regierders geallegeert ter contrarie. 68. Ende hebben de burgermeesteren tot heure ontlastinge quittancie van den ontfanger van tlant genomen, onder zeeckere protestatie, in desen by den burgermeesteren ter cause van desen gedaen. 69. Ende hebben naederhant proces geintenteert tegens de Staeten ende geconcludeert tot restitutie de(r) voorscreven penningen, als indebito genamptiseert ende te rechte affgetrocken zijnde uuyt zaicke van de reparatie voorscreven, dewelck oick nae bescreven rechten offgetrocken moet worden, gelijck by versceyden advysen van geleerden in den rechten bevonden wert te behoiren, hem refererende dies angaende tot dispositie van gemeen bescreven rechten, quod fructus non dicantur nisi deductis sumptibus. 70. Int welck doende den burgermeesters hem gequeten hebben als goede regierders ende voorstaenders van de gemeente toebehoort, tot proffyte van de gemeente ende nyet tot yemants particulier singuliers proffijt oft vordele; | |||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||
71. Doende tzelfde nyet heymelijck oft secretelijck, maer openbaerlijck, by advys van den tauxateurs ende oick approbatie van den xxxvi raeden. 72. Sulcx dat hier geen questie en es van misdaet, delict oft mishandelinge, dan alleenlijck off die burgermeesteren gefundeert waeren nae rechte de voorscreven deductie van de reparatie van den huysen te mogen doen; tzelve dependerende uuyt de interpretatie van den octroye van den tienden penninck, oft tzelve behoert te verstaen werden nae bescreven rechten dan nyet. 73. Ende zoe verde dese dolenten waeren lieffhebbers vant gemeen welvaren, behoorden zy den burgermeesteren te bedancken dat zy gestudeert hebben om den tienden penninck te doen gaderen ten minsten quetse van der gemeente. 74. Twelck oick bekennende Willem Dirckxz., schout deser stede, ende by eenige hem geseyt zijnde dat hy die handelinghe voorscreven van den tienden penninck sinisterlijck in Den Hage angedient oft eenige persoenen te kennen gegeven hadde anders dan die in der waerheyt geschiet was, daerop hy, mits tzelve ontkennende, ter antwoerde gegeven heeft: ‘zoude ick zulcke dingen doen oft sulcx gedaen hebben, zoe zegt dat ick een schelm, boeswicht ende bederver der stede van Amsterdam ben’. 75. Nyettegenstaende nochtans dat de waerheyt zulcx es; ende dat meer es, heeft uuyt zaicke van dien een eerlijck persoen, litmaet deser stede mitsgaders alsdoen als burgermeester wesende, genaempt Zybrant Occo, wel openbaerlijck op een Sondach, upter merck, ten aenhooren van veel luyden tot meermael hieten liegen, zeggende: ‘Ghy liechtet’, repeterende tzelve meermael, mits willende ontkennen dat hy tzelve, in Den Haege oft elders, anders angebrocht hadde dan tzelffde geschiet es. | |||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||
76. Den burgermeesters ontkennen gansselijck het inhouden van den 46 art., als dat luyt; maer es waerachtich dat in den jaere XLVII den burgermeesters gaern gecoft zouden hebben tconvent van den Pouwelsbroeders; maer es tzelve belet geweest by tcappittel van der oirde van de tertia regula Sancti Francisci; 77. Diewelcke, in groote getale vergadert zijnde binnen den cloester van den Pouwelsbroeders binnen Amsterdam, hebben verclaert tconvent hem toe te commen ende dat zy de alienacieGa naar voetnoot1) niet toestaen en wilden, waerdeur de zaicke achtergebleven esGa naar voetnoot2). 78. Beroerende het 47e art. zeggen de burgermeesters dat zy versoucken verclaringe op wat dach in Januario lxii by de resolutie van den xxxvi geordonneert was; omme, deselve resolutie gesien, naerder geantwoerdt te worden alst behoiren zall. 79. Aengaende t 48e art. zeggen de burgermeesters dat Willem Dircxz. dese onwarachtige doleantie tot meermael te kennen gegeven heeft, ende dat de Procureur-generael van Hollant oick dese questie ten laste van Mr. Henrick Dircxz. geleyt heeft ende tegens hem geen victorie gevochten. Ende beroerende de principaele materie, ontkennen die burgermeesters tgeobiceerde van den dolenten warachtich te zijn, ende dat tzelfde nimmermeer mitter waerheyt bevonden zal werden. 80. Ende dat hieruuyt ende uuyt alle voorgaende veele articulen wel bevonden mogen werden de groote onrustige harten van (den) remonstranten, die de burgermeesters in der tijt naegegaen hebben ende noch naegaen, dat zy de Mat. andienen ende verwecken alhier oude zaicken ende querelen, die over xx jaeren gedaen zoude zijn, al om de burgermeesters | |||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||
ende regierders te houden in stadige traveil ende molestatie ende denzelfden te brengen in ongenade van Zijn Mat. ende cleynachticheyt van alle degheene, die van de voorscreven materie zullen hoiren oft daermede geëmpesseert zijn. 81. Ende waer wel goet, ten eynde dese remonstranten heur moet mochten coelen ende heur fenynige hart eens mochten uuytspoegen, oick verclaringe deden wat vorder treffelijcke zaecken by den burgermeesters gedaen zoude zijn, daeroff zy generalijck mentie maken int 49e art., opdat die burgermeesters, eens gehoort, in ruste mochten leven. 82. Ende versoucken die burgermeesters die hiermede belast werden an mijn heere de Prince van Oraengnen etc, dat Zijnre Exie. believe henlieden te willen admitteren omme de voorscreven zaicke personelick, zoeveel hemlieden angaet, voor Zijnre Excellentie te verantwoirden, oft voer den Hove van Hollant, als rechters competent in desen zaicke. 83. Upt 50 ende 51e art., zeggen die burgermeesters dat alzoe zy hiervan noo(i)t gehoort en hebben, dat zy tzelve den scepenen angedient hebben ende den secretarissen; ende meenen wel dat tzelve by henlieden verantwoort zal werden. | |||||||||||||||||||||
c. Klachten over den tragen gang der justitie.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 11-17.11. Want tes notoir dat binnen die voorscreven stede een seer lanxsame rechtvorderinge ende trage expeditie in justitie geschiet, nyet alleen voor den burgeren maer oick voer den vreemden coopluyden. 12. Alsoe die experientie bewijst dagelicxs dat doer dontallicke querellen, veroersaect doer die menich- | |||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||
fuldige frequentatiën ende traffijcken aldaer, die rolle seer lancksame affgedaen worden. 13. Want voer Paeschen laestleden (nyetjegenstaende alsdoen deur die late toerustinge der schepen seer ledich was) een seer grote getalle saecken tusschen partyen ongeëxpedieert sijn overgebleven opte porter(r)olle. Behalven datter noch over tweehondert partyen ongewideert bleeven terselver tyde opte buytenrolle. 14. Welcke buytenrolle in de plaetse gecommen es vant zeevaerders rechtGa naar voetnoot1), naer wiens vermoegen den vreemder luyden binnen weynich uren in recht plocht audientie te geschieden, twelcke nu dickmaels tot veele weecken vertraicht wordt. 15. Hoewel nochtans schepenen op alle werckdaegen (die Maendaegen in de vacantiën, die cleyn sijn, uuytgenoemen) voer noen drie uren ende nae noen ten minsten twee uren omme recht te doen ende parthyen te scheyden, ter audientie sitten, ende noch evenwel seer veele saecken aen goede mannen wysenGa naar voetnoot2). 16. Over welcke lange vertreck ende naeloepen omme rechtvorderinge denselffden luyden ende bysonderlinge den vreemden coopluyden gecauseert wordt groot verdriet, schaden, costen ende versuymenissen; ende wort hunluyden consequentelick oorsaeck gegeven te vervreemden uuyt die voorscreven steede, tot een apparente ruyne derselver. | |||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||
17. Schijnt daeromme seer notelick te weesen dat Uwe Maiesteyt by eenige bequaeme middelen geliefve daerinne metten eersten te versien. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 24-30.24. Aenghaende 11, 12, 13, 14, 15, 16 ende 17en articulen, vermeldende dat binnen Amstelredamme een seer langsame rechtsvorderinghe ende traghe expeditie van justitie gesciet etc., segghen die burgermeesters, dat eertijts oock ghelijcke clachten by deu voorscreven Willem Dircxz., schout, overgegheven sijn, tenderende ten fyne, datter binnen Amstelredamme twee bancken ghestelt souden werden, ende twee officiers, als eenen om die criminelen saecken aff te doen, ende dandere om die civile saecken te decideren. 25. Welcke materie te rechte verstaen ende ondertast sijnde in der waerheyt, sijn die voorscreven querellen affgheslaegen gheweest, ende es by den Mt. gheordonneert (volghende het angheven van den burgermeysteren in der tijdt) hoe die saecken van der justicie meest ghevordert souden moeghen werden; twelck alsoo onderhouden werdtGa naar voetnoot1). 26. Ende sal in tyden ende wylen wel gheverifieert werden, dat de justicie binnen Aemstelredamme soo wel gheadministreert werdt, ende dat aldaer soo corte expeditie van justicie ghebeurt, als in eenighen steden van Hollant. 27. Immers soo cort, sonder jactantie spreeckende, als in den Raedt van Hollant, van Brabant ende oock in den Grooten Raede tot Mechelen ghedaen werdt, allwaer, nyetjeghenstaende goede vorderinghe | |||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||
van justicie, die aldaer ghedaen wordt, oock meenichfuldighen bladeren van presentatiën overblyven up elcke vacantie. 28. Ende aenghaende dat binnen der stede alhier, ten tyde int 13e art. ghementioneert, eenighe presentatie(n) overghescoeten souden sijn uuyt wat saecke dattet selve ghesciet es, ende wat expeditie van justicie daerop ghevolcht es, sullen die stommen de waerheyt wel ontdecken, als dattet deur den schout toeghecommen es, die tgherechte eenen langhen tijdt gheoccupeert ghehouden heeft in een treffelicke criminele saecke, van groote consequentie binnen deser stede, van eenen scipper ende synen complicen, die tscip, daer hy schipper aff was, selver in den grondt hadde doen boerenGa naar voetnoot1); ende dattet selve retardement in de eerste ses ofte seven werckendaeghen naer Paesschen verhaelt es, met expeditie van alle overghebleven saecken. 29. Ende soude de justitie noch beter ghevordert werden, indien den schout ofte synen substituytGa naar voetnoot2) (die met sijn bailliuscap van Aemsterlant seer gheoccupeert es) ter camere quamen continuelicken, soo sy behooren te doen. 30. Maer schynen die oude querelen van Willem Dircxz. alhier weder vernyeut te werden by den remonstranten, om onder tdexel van veele clagende menschen dieselve meer coleurs ende oochs te gheven, ende een ghedecideerde materie wederom controvers te maecken. | |||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||
d. Klachten over het afdammen der grachten.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 18-27.18. Vorder es mede warachtich dat die regierders van over drie jaeren herwaerts hebben doen leggen met seer grote costen verscheydene dammen in de stede grachten ende daerontrent; latende diezelve veele langer tijt leggen alst wel behouft soude hebben, ingevalle hun gelieft hadde met hun begonnen werck stracks voortgegaen te hebben. 19. Streckende sulcxs tot grote schade van veele burgeren, soe binnen als buyten der voorscreven stede, ende oeck tot grote ongeriefve van de vreempde coopluyden. Immers hebben die voorscreven regierders binnen weynich maenden noch eenen nyeuwen damme geslaegen, die den burgeren ende vreempde coopluyden op deser tijt noch al meer hinderlick es als dandere voorscreven dammen, ende tot geen werck derselver stede notelick noch prouffytelick. 20. Deur welcke laestgeslaegene damme veele meer burgeren nu ter tijt hebben verloeren tgebruyck ende prouffyte van haeren woeningen, pachuysen, spijckers, werfve ende houttuynen. 21. Commende sulcxs nyet alleen tot grote ongeriefve ende scade, maer oeck tot geheele bederffenisse van veele burgeren, ende oeck tot grote ongeriefve van den vreempden coopluyden, brengende grove waeren, als peck, teer, asch, vlas, masten, deelen, sparren, balcken, wagenschot etc., grote plaetse ende ruymte behoufvende; welcke waren men nergens ontrent die voorscreven stede geriefelicker ende oncostelicker en mach leggen. 22. Es oick int slaen van deselve damme doer beveele van de regierders soe incivilick gehaest, dat noch den burgeren noch oeck den vreempden coop- | |||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||
luyden geen behoirlicke tijt es gegunt geweest omme haeren voorscreven waeren, by consente te watere aldaer met cleyne costen gebrocht, weder te watere ten minsten costen te moegen doen vervouren ende wechbringen. 23. Waerdoer dieselve gedrongen worden met seer grote oncosten ende moyelicheyt dieselve waeren vandaer te doen brengen, hebbende daerover by den regierders hun beclaecht van scade ende interesten; opt welcke by den voorscreven regierders weynich geacht werdt, alst schijnt; 24. Hoewel nochtans aen den handel van de Oistersche natie tmeeste welvaren der voorscreven stede sonderlinge es gelegen. 25. Waerdoer die voorscreven natie lichtelick veroersaect werden mochte elders, daer dieselve nu ter tijt zeer aengeloct werdt, plaetse te soucken tot haeren handel ende traffijcken. 26. Duer vertrecken van denwelcken die meeste coopmanschappe uuyt die goede steede van Amstelredamme verjaecht soude werden, ende die zeevarende neringe voerts minderen ende vergaen soude, tot een eeuwige bederffenisse der voorscreven goede stede ende ommelanden van dien; 27. Ende tot grote scade van den Co. Mats. landen, zoewel van Spaingnen ende anderen als deesen van herwaerts over, gemerct dieselve stede eene overvloedige corenschuyre voer alle es, ende noch daerenbeneffens een schiprijcke havene es, daeruuyt die Co. Maiesteyt in tyde van node met een grote menichte van grote schepen ende conducteurs van dien gedient mach worden. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 31-41.31. Upt 18e ende 19e art. van der remonstrantie voorscreven, inhoudende in effect van seeckere dam- | |||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||
men, die in der stede graft ende up der stede grondt gheslaeghen sijn, segghen die burghermeysters, dat by advyse van de ses-ende-dertich raiden tselve ghedaen es, ende dat, die sluys onder Sint Anthonispoort ghebroecken sijnde, van noode es gheweest die voorscreven dammen up der stede grondt te legghen, om tot reparatie van de voorscreven sluys te commen. Ende alsoo int vermaicken van den voorscreven sluyse bevonden es dat die stede grafte behouffde ghediept te sijn, ende oock waeter ghebracht te werden voor die voorscreven poorte, tot defensie ende fortificatie van der steede, soo es van noode gheweest dieselve dammen soo langhe te houden legghen up der stede grondt, als het werck tselve was eysschende. 32. Ende soo verde gheen goede toesicht ghenomen waere totte poorte van Sint Anthonis, hadde ghescapen gheweest die voorscreven poort met een groot stuck van der muyre te verliesen; twelck alsnu by Godts hulpe verhoet es. 33. Item, overmits die groote vloet op Sint Olofsdach int jaer lxiiGa naar voetnoot1) gheschiet, es het voorscreven werck seer gheretardeert, ende mosten die dammen weder dicht gherepareert ende drooch ghemaeckt worden; als oock van ghelijcke by (der) groote inundatie up Sinte Michiels dachGa naar voetnoot2) anno lxiiii ghesciet es, waerdeur die dammen langher hebben moeten blyven legghen, die opghenoemen sullen werden, soodrae twerck dat sal moeghen lyden. 34. Ende werdt wel frivolicken voortghestelt by den remonstranten, dat die dammen legghen souden tot ongherieff van den voorscreven coopluyden, ghemerckt dat binnen der stede wel plaetse te vinden | |||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||
es om hoere waeren te brenghen; ende in allen ghevalle een cleyn ongherijff es het verbeyden van het opnemen van den dammen voor sulcken cleynen tijdt, dat die nootsaeckelickheyt vant werck van der stede voorscreven tselve vereysschende was, als boven verhaelt es. 35. Ende aenghaende den dam int tweeden deel - van 19, 20, 21 etc. totten 28e art. - ghementioneert, segghen die burgermeysters, dat van dese saecke questie ghehanghen heeft voor den Secreten Raedt van den Co. Mt., deur seeckere frivole clachten by eenighe gheërffden up die Lastaige buyten Sint Anthonispoorte aen de Mt. ghedaen; ende es die saecke gherenvoyeert voor den Hove van Hollant, alwaer oock by den gheerffden van de Lastaige provisie gheobtineert es teghens den burghermeysters voorscreven, ende hebben die requiranten heur voorscreven provisie ende instantie weder gherenunchieert. 36. Ende alsoo tselve een saecke es van ordinarijs justitie, daerom deselve by de Mt. voor den Hove van Hollant gherenvoyeert es, om aldaer ordinarie getermineert te werden, soo sullen die requiranten hem diesaenghaende reguleren. 37. Item, ghemerct die gheërffden up die Lastaige precario tot eenighen tijdt tghebruyck hebben ghehadt, daer sy nu over claeghende sijn, soo es overmits hoorluyder misbruyck, teghens seeckere sentencie ende ordonnantie van de Mt., tprecarium ende tghebruyck van dien hen upgescyt ende benoemen, ende dat by advys van de xxxvi raeden deser stede. 38. Ende es ridiculeus dat daerdeur eenige verloop of verminderinghe van coopmanscappe soude vallen, als die remonstranten segghen; gemerckt dat, die dammen in der stede grachten legghende opghenoemen sijnde, sy bequamelicken heure waren upte Lastaige sullen moeghen brenghen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||
39. Ende dat die plaetse, daer die laetste stoppinghe ghesciet es, altijts terra firma gheweest es, ende toeghesloten gheleghen heeft, uuytgheseyt den tijdt dat die hen precario ghegunt es. 40. Welcke voorscreven plaetse die stede oock van meeninghe es te employeren tot hoerluyder proufyte ende commodité, als by inspectie oculaer bevonden sal werden. 41. Ende heeft die voorscreven Willem Dircxz. oock eertijts eenighe articulen ende ghescrifte voortgestelt, aengaende den geërffden op de voorscreven Lastaige, ende tgheene hy seyde daerinne ghebeurt te sijn, twelck hier mede als redyte afgeslegen werdt. | |||||||||||||||||||||
e. Klachten over brandgevaar op de Lastage.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 28-31.28. Tes mede warachtich dat die burgeren buyten die voorscreven stede op die Lastaige wonende, ende evenwel alle lasten metten binnen woenende burgeren gelijck dragende, by wyens huysen dichtaen eene grote menichte groter schepen in de Waele genaempt havenen, ende bysonder winterdaechs voer den ijsgancxs leggen, voer brandt beduchtende, versocht hebben gehadt binnen twee jaeren herwaerts aen de voorscreven regierders gereetschappen, behouftich tot uuytinge van brant, soe sulcxs by nachte in de voorscreven schepen verongelucken mochte. 29. Presenterende tot preservatie van haerluyder huysen selffs provisiën te becostigen ende die te bewaeren, midts dat des stedes provisiën geleyt mochten worden op eenen toerne, Montelbaen genaempt, daerby staende, ende aldaer bewaert souden blyven ter tijt tot doer brant in de schepen dieselffde | |||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||
stedes provisiën nootelick weesen zoude aen te tasten ende te gebruycken; maer hebben tot deser tijt toe nyet verworfven. 30. Twelck nyet alleen pericule in heeft voer die gemeyne burgeryen der voorscreven stede ende alle domlanden van dien (als reedende aen de voorscreven schepen) uuyt een cleyne ongeluck in eene bederffelicke scade te vallen, als die wint van der voorscreven stede aff ter waterwaerts waeyt - ende dat insonderheyt gemerct die voirscreven Waele jaerlicxs meer ende meer ondiepe wert, alsoe dat in alsulcker node die schepen, aldaer leggende, nyet en souden moegen van malcanderen bequaemelick gebrocht ende gereddert werden, twelck oick well dient geremedieert te werden; - maer oock die Co. Mat. in tyden van node den dienste van een grote menichte grooter schepen by ongeluck van brant nemen souden moegen. 31. Ende als die wint ter stedewaerts waeyde lichtelick den brant binnen der voorscreven stede vouren ende brengen conde, gemerct die huysen tusschen beyden aldaer staende met houten wanden zijn ende met weeck dack, daeromme dieselffde geene resistentie doen souden mogen; in welcke huyssen noch daerenboven veeltijts peck ende teer leyt ende op de werffven stapelen houdts staen; waeruuyt te lichtelicker mochte by ongelucke een inestimabele schade derselver stede spruyten. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 42-47.42. Upt 28, 29, 30, 31 ar.len, mentie maickende van provisie te doen teghens den brande, die op de Lastaege vallen mach, segghen die voorscreven burgermeesters dat by der stede overlangh een ordonnantie ghemaeckt es, waerdeur verboeden es dat in de | |||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||
scepen, in de Waele legghende, gheen vier gebesicht moet werden. 43. Ende bovendien by der stede oock gheordonneert seeckere luyden in competente ghetale, die den schepen, up heure wijnterlaeghe legghende, bewaren, ende oock in tyde van den ijsganck ofte anderen periculen bewaeken; sulcx dat by de hulpe van Godt almachtich gheen sorghe es van brandt in den scepen voorscreven te coemen; 44. Ende mitsdien gheen vorder provisie daerop van noode es; alsoo die goede provisie van der stede teghens den brandt dienende, als van leeren emmers, brandthaecken, ladderen, ende anderen ghereetscap, in grooten ghetale binnen der stede sijnde ende by den stede onderhouden, daertoe ghebesicht werdt, soo dickwils als buyten der stede ende upter Lastaege, ghelijck oock onlancx upter Lastaege ende Jan Roepoort ghebeurt es, brandt compt. 45. Maer es warachtich, dat veel van de eyghenaers van der Lastaige sulcx hebben die haven benaut met heur aenwervinghe ende timmeraige, dat daerdeur veel scepen in Waterlant alsnu opgheleyt werden, tot grooter pericule ende sonder bewaeringhe, die tot Aemstelredamme wel ghebercht plaghen te sijn. 46. Sulcx dattet gheallegeerde pericule van den brandt deur den eygenaers van de Lastaege ende deur hoer edificiën toe soude coemen, die sy contrarie dordonnancie van de Coninghinne de anno xlvGa naar voetnoot1) ghemaeckt hebben, tot groote preiudicie van der stede; | |||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||
47. Die daerom ghenootsaeckt sal werden, die voorscreven havene ofte Waele sulcx te grooten ende wyder te maecken, als ten meesten welvaert van der stede best sal dienen. | |||||||||||||||||||||
f. Klachten over het niet uitdiepen der grachten.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 32-36.32. Es oick in den jaere xvcxlv by ordonnantie van hoochloflicker memoriën vrouwe Maria, douagiere van Hongariën, Regente van dese Nederlanden etc. in date den xven dach in Septembri geordonneert dat binnen die stede van Amstelredamme gemaect souden worden twee spueyen ofte verlaten, als oeck gedaen es, opdat die voorscreven verlaeten souden schutten den vloet uuyttet Ye (welcke tgrootste watere ende principale havene aldaer es) in de vier burchwallen ende canalen commende, ende by den ebbe twater van den Aemstel daerdoer gesuyvert soude werdenGa naar voetnoot1). 33. Soedat die schepen altijts aldaer souden moegen vaeren, alsoewel in de Nyeuwe syde als in die Oude syde ende middelwaerts, ten fyne dat die neringe over alle die stede haer bestrecken souden moegen. 34. Twelcke, alsoet sonder voergaende diepinge der voorscreven canalen ende sonder bepalinge ende juckinge der canten derselver canalen nyet geschieden can, overmidts dat omme der ondiepte dickmaels geladen schepen, jae schuyten, daerinne nyet vloeten moegen; | |||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||
35. Soe es by diversche burgeren hiertoe int perticulier versoucke gedaen geweest aen den voerscreven regierders; immers hebben veel burgers tsamen by requeste versocht binnen twee jaeren herwaerts raedt ende hulpe, opdat een van den burchwallen ofte canalen, overmidts haere ondiepte oeck zeer vuyl in de somer stinckende, soude moegen gediept werden, ten eynde men die met geladen schepen ende schuyten souden moegen gebruycken, ende zy alsoe alderleye coopmanschappe voer haere kaeyen, op heuren solderen ende in haere kelderen mette minste costen soude moegen doen brenghen, ende gelijckelick mede van de vuyle stanck verlost mochten werden. 36. Op welcke versoucke by den regierders, weynich (zoet wel schijnt) lettende op des voorscreven vrouwe Maria ordonnantie ende intentie, tot noch toe nyet gedaen es, tot merckelicke schade van veele burgeren ende tot grote ongeriefve van den coopluyden. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 48-5448. Upt 32, 33, 34, 35 ende 36e ar.len, vermeldende van seeckere verlaten ofte sluysen, die binnen der stede voorscreven ghemaeckt sijn, segghen die burghermeysters, dat die voorscreven verlaten ofte sluysen gheordonneert sijn te maicken deur aengheven van den burghermeesteren ende die remonstrancie, by henluyden den commissarissen van der Mt. verthoont, omme die neringhe over alle die stadt te brengen, deur tmiddel van den verlaten voorscreven. 49. Ende was ghesciet de voorscreven remonstrancie ten tyde als eenighe burgheren, upte Lastaege gheërft sijnde, seeckere vreempt, ongeregelt opheff de Mt. angegheven hadden omme die stadt | |||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||
van Aemstelredamme voor een groot eynde te vergrooten. 50. Welcke frivoel voortstel van den voorscreven gheërfden met kennisse van saecken affgeslaghen es gheweest, ende verclaert dat sy onghefundeert waeren in heur versouck. 51. Ende es warachtich dat, nae ghelegentheyt van den tijdt ende die goede coope vant hout, een groote partye van den waeteren ofte burchwallen binnen der stede bejuckt off beplaet sijn by den burgheren, ende tot hoeren costen, deur ordonnantiën van den burghermeesters. 52. Ende dat successivelicken, nae exigentie van den tijdt, dierte van den houte ende gesteltenisse van den burgheren, noch ghedaen sal worden; alsoo alle wercken nyet ghelijckelicken opghemaeckt moeghen worden. 53. Werden oock by den stadt die brugghen, over dieselve waeteren legghende, nae die voorscreven juckinghe bequaem ende propijs gemaeckt tot costen van der stede, ende oock onderhouden; tot verbeteringhe van der neringhe binnen derselver stede. 54. Ten werdt oock nyemant verboiden voor sijn erffven, huysen ofte spijckers die wateren te diepen, soo wanneer hy daerdeur eenich ghebreck es voelende, als men daeghelicx wel siet te ghescien in diverse plaetsen binnen der stede. Ende soo verre die keuren, op die waeteren ende het diepen ende onderhoudt van dien ghemaeckt, wel onderhouden ende geexecuteert worden by den officieren, en soude nyemandt met redenen over dondiepte moeghen claghen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||
g. Klachten over het onteigenen van huizen en erven.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 37-39.37. Insgelijcx es mede warachtich dat die voorscreven regierders altemet benaderen huyssen ende erfven, by den burgeren gecoft; latende dieselve staen ende ter huyre gaen. Immers hebben tot hun genoemen eenige huysen van den burgeren, die dieselve huyse nyet veyle noch te cope waeren, maer mosten die affstaen, ommedat die voorscreven regierders seyden die voorscreven huysen te willen approprieren tot commoditeyt van der stede, als daertoe bequamelick gelegen. 38. Twelck die voorscreven regierders nochtans altijt nyet gedaen hebben, maer worden sommige van dien huysen verhuyrt by der stede, tot grote gewinne van der stede kiste, maer tot merckelicke schade ende achterdeel van dien burgeren, missende daerdeur die prouffyten, die zy selve gehadt souden hebben, by aldien zyluyden deselve hun huysen hadden moegen blyven behouden, overmits die grote opslach ende verdieringe van den huysen ende erffven, binnen die voorscreven stede jaerlicxs meer ende meer risende. 39. Welcke verdieringe ende opslach aldaer gecauseert wordt doer die cleynheyt der plaetsen ende nauwe betimmeringe binnen der voorscreven stede, ende doer die grote menichte van alderleye sorte van volcke, uuyt vreemde landen aldaer commende te woenen, omme coopmanschap te hanteren ofte andersins hun te generen. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 55-58.55. Upt 37 en 38e ar.len, mentie maickende van de benaerderinghe ofte naecoope van huysen, die van | |||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||
der stede weghen gesciet etc, segghen die burgermeesters voorscreven, dat binnen der stede van Aemstelredamme een ordonnantie ghemaeckt es boven memorie van allen menschen, uuyt crachte van denwelcken nyet alleen die stede, maer oock die Goodtshuysen benaerderen ende oock naer hen nemen moeghen alsulcke huysen ende erffven, als tot proufyte ende oerbaer van denselven sijn dienendeGa naar voetnoot1). 56. Ende soo wanneer die voorscreven huysen ofte erfven gecoft ofte overghenoemen sijn van der stede weghen, soo werden dieselve gheappliceert ten behouve van der stede, sooals dat gheleghen es ten meesten oirbaer van denselve. 57. Alsoo notoir es dat een stede alle voorghenoemden wercken nyet ghelijckelicken opmaicken mach, maer dat die nootlicste ende proufytelickste wercken eerst gemaeckt behooren te werden; 58. Ende binnen middelertijdt behoort sorghe gedraghen te werden wat vorder wercken tot nutte der voorscreven stede dienende sijn, ende daertoe naersticheyt te doen, dat die mede up hoeren tijdt verspiet ende, nae exigentie van den tijdt, oock ghemaeckt moeghen worden. | |||||||||||||||||||||
III. Tweede geschrift der Doleanten; art. 52-58.52. Sal blijcken tot meerder specificatie van den inhouden van de 37 ende 38 ar.len (van den) eersten geschrifte van de doleantie, dat onder andere de burgermeesters ende regierders huysen vervairden ende an hem houden etc., als thuys dair de pensionaris van Amsterdam BlocklantGa naar voetnoot2) jegenwoordich inne woent. | |||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||
53. Noch thuys, staende in de Nyeuwebrugstege, gecoft vanGa naar voetnoot1) eenen Jan Lanx, boxmaickereGa naar voetnoot2). 54. Noch een huys, staende op den Middeldam, toecomende Baerent Claessz., schilderGa naar voetnoot3). 55. Noch een huys, dair aldernaist staende, toecomende Reynst Jacobsz.Ga naar voetnoot4). 56. Noch een erff, toecomende Berthelmeeus Bick, gelegen achter dOudesijts scholeGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||
57. Noch een huys, staende opten westerhoeck van der dwerstrateGa naar voetnoot1). 58. Noch terff van Quirijn Jacobsz. Hooft, gelegen buyten Sint Anthonispoorte an de Kaedijck, ende meer andere, die men wel soude mogen vinden, indient noot sy. | |||||||||||||||||||||
IV. Tweede debat van Burgemeesteren; art. 84 88.84. Beroerende 52e art. zeggen de burgermeesteren dat de naecoop van thuys, daer Mr. Marten Blocklant, pensionaris, nu inne woent, die burgermeesteren in den naeme van der stede geobtineert hebben by vonnisse van scepenen, twelck oick gegaen es in cracht van gewijsder ding ende al met goede zaecke, volgende de stede ordonnantie. 85. Upt 53e art. zeggen de burgermeesters dat die stede een huys hebbende van outs, dicht staende an de Nyeuwe brugge, ende tzelve te nae getimmert zijnde by den buyrman, zoe hebben die burgermeesteren, omme alle questiën ende querelen an deen zyde te leggen, tvoorscreven huys, by consent van partie, nae hem genoemen by naecoop. 86. Als zy oick gedaen hebben thuys van Barent Claeszoon, schilder, upten Middeldam, int 54 art. van der remonstranten verclaringe gementioneert; ende oick, nae loff ende bott tusschen den voorscreven burgermeesteren ende een Reynst Jacobsz., gementioneert int 55e art. van de voorscreven verclaringe, hebben | |||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||
die burgermeesteren zijn huys totter stede behouff genomen; als zy oock den nacoop genomen hebben van den erve, int 56 art. genomineert, niet tegens de wille van Bartolomeeus de Bicker, maer by zijn consent, omme aldaer een huys te timmeren voor een goet schoelmeester, an denwelcken een groote belanck es gelegen in een goede stadt. 87. Item, thuys, staende upten westerhouck van (de dwerstrate), int 57e art. gementioneert, hebben die burgermeesters tot hem genomen omme aldaer een nieuwe vleyshalle te maecken; ende terve van Quyrijn Jacobsz. Hooft, int 58e art. geroert, es by tusschenspreken van goede mannen ende consent van partyen mede an de stadt genoemen. 88. Alle welcke coopen ende naecoopen, boven gespecificeert, die burgermeesteren totter stede behouff overgenomen hebben, by advyse ende deliberacie van den xxxvj raeden, tot oerbaer ende nutschap der voorscreven stede, ende nyet en weten dat hen dies angaende yemant beclaecht, dan alleenlijck dese onbekende ende ongenomineerde remonstranten. | |||||||||||||||||||||
h. Klachten over het ontbreken van eene verordening op het bouwen buiten de muren.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 40 en 41.40. Waerdeur oeck darbeytsluyden, aldaer in groter getaele zijnde ende nyet vermuegende die costelicke huyre van den huyssen binnen der voorscreven stede vervallen, buyten dieselve stede, nochtans binnen die vryheit van dien, gedrongen werden wonincxkens te maecken, ende evenwel in alle lasten ende axysen der voorscreven stede contribuerende gelijcxs metten binnen woenende burgeren; welcke wonincxkens deese | |||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||
tijt tot veele honderen toe gemaect zijn, ende daegelixs meer ende meer gemaect werden. 41. Daertoe, in(dien)t uwe Co. Mat. geliefde, wel schijnt van noede te weesen dat een betoch ende ordonnantie gemaect worde metten eersten, hoe ende waer geschickelixte ende bequaemste aldaer getimmert behoert te werden, omme te verhoeden die grote scade dergeenre, die dagelicxs die voorscreven plecken innemende sonder eenige ordonnantie ende roynge betimmeren, ende daeromme in toecommende tyden afbreck zoude moegen ende moeten lyden; waerop by de voorscreven regierders tot nu toe nyet geacht noch gelet en es. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 59-76.59. Upt 40 ende 41 ar.len, mentie maeckende omme een ordonnantie te maecken, waernaer men buyten der stede soude moeghen timmeren, overmits die rysinghe van den huysen etc., segghen die burghermeesters dat eertijts seeckere ordonnantie by de clocke es ghepubliceert, verbiedende eenighe erffven rontom der stede te hooghen, anders dan van warmoesthuynen daeraff te maeckenGa naar voetnoot1). 60. Ende es terselver plaetse oock verboeden eenighe edificiën te maecken, anders dan van houten wanden ende met weecken dacken gedect, sonder eenighe steen daeran te besighen; 61. Ten eynde die stede deur tbuyten timmeren van den steenen huysen nyet en soude, in tyde van oorloghe ofte noot, eenighe scaede ofte overval lyden. 62. Ende updat die luyden, willende woonen buyten der steede, gheen grooten costen doen souden | |||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||
aen heure edificiën, ende daerdeur commen in groote scaede, soo verre by laste ofte noodt die voorscreven huysen affgebrant ofte affgebroecken mosten werdden, soo es een yeghelicken by voorghaende clockgeslach ende publicatie ghewaerschout, dat die huysen, buyten der stede staende, subject sijn den brandt ende demolitie in tyde van laste ende noodt. 63. Alsoot oock ghebeurt es (Godt betert) in den jaere xlii, als Marten van Rossem Amersfoort beleghen ende overvallen hadt, ende synen cours scheen op Aemstelredamme te willen stellen; 64. Ten welcken tyde dedificiën van stenen muyren, gemaect buyten der stede, affgebroecken sijn gheweest, ten eynde daerdeur die stadt gheen scaede soude lydenGa naar voetnoot1). 65. Ende in den jaere xvc achte, in tyde van oorloghe, sijn tot beschermenisse van der stede voorscreven die huysen, buyten Sint Anthonispoorte staende, affghebrant gheweestGa naar voetnoot2). 66. Hierby ghevoucht dat veel lichtvaerdich volcx buyten metter woone compt, die binnen der stede gheen neringhe en brenghen ofte die ghemeente van der stadt eenighe merckelicken proufyten doen, maer veelal hen voughen aldaer te woonen om van den aelmissen te leven; 67. In sulcker voughen, dat bevonden sal worden datter een seer groot deel van den aelmissen, die die huyssittenmeesters gheven, buyten der stede ghebracht wardt aen den uuytheemschen, waerdeur | |||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||
die portie van den burgheren binnen den muyren woenende seer vermindert werdt. 68. Behalven noch veelrehande quaet regiment van bordelen ende van diversche boosewichten, hen buyten der stede houdende. 69. Diewelcken, naedien dat die poorten ghesloeten sijn ende sy menen van den officier vry te wesen, veele dieveryen ende overlasten ende ghewelde bedryven. 70. Waervan oock eenighen ghedreycht hebben den goeden luyden an brant te steecken; soedat die goede luyden, buyten woenende, tot dien eynde een nachtwaeck opghestelt hebben teghens die quaetdoenders voorscreven. 71. Behalven noch diversche sectarissen, die de burghermeysters verstaen hebben dat aldaer frequenteren; bevindende oock dat, nyetjeghenstaende daffluentie van den volcke, by den remonstranten gheallegeert, die stede nyet vermeerdert wordt int ghetal van communicanten. 72. Nyetjeghenstaende dat int jaer van xvcxv maer xxv huysen buyten der stede getimmert waeren, daer alsnu meer dan neghenhondert lxiiii wooninghen sijn van huysen, behalven die huysen staende opter Lastaige. Ende dat insgelijcx het ghetall van den huysen binnen der stede omtrent de helft vermeerdert es dan int jaer van xv voorscrevenGa naar voetnoot1). 73. Ende, alsoot veel beter es dat binnen die muyren van der stede die goede huysen getimmert werden, alwaer noch veel plaetsen sijn, die wel betimmert of verbetert moghen worden, ende oock | |||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||
oude vervallen huysen sijn, die wel moeghen verbetert ende vernyeut werden tot commoditeyt van den inwoonders ende vercieringhe der voorscreven stede, soo es ganselick noodeloos die luyden, buyten willende woonen, eenighe ordonnantie te gheven, waernae sy timmeren souden moeghen; ghemerckt dieselve timmeraige nyet tot voordeel ofte bescerminghe der voorscreven stede ende burgheren, binnen der muyren woenende, souden wesen, maer oock tot groot achterdeel in tyde van laste ende noot. 74. Maer heeft die schout de voorscreven keure vant buyten timmeren seer slappelick ter executie gheleyt, soodat deur die conniventie veel luyden gheoorsaect sijn om buyten te timmeren, ende die erffven nyet tot warmoesthuynen maer totter timmeraege te verhooghen, nae hooren appetijt, in cleynachtinge ende prejuditie van de keure, ende oock van der stede voorscreven. 75. Immers heeft die schout selver eenighen synen erffven cortelinck mede uuytgegheven, alwaer huysen ghestelt sijn ende die erffven ghehoocht worden, in prejuditie van der stede voorscreven ende keure voorscreven. 76. Ende al waert alsulcx, dat die pretense redenen, by den remonstranten in hoere voerscreven articulen ghementioneert, al vereyschten eenighen huysen buyten der stede ghetimmert, ende eenige ordonnantie daerop ghemaeckt te werden (als neen), soo soude nochtans tselve den stadt nyet gheraden wesen voor desen periculosen tijdt. | |||||||||||||||||||||
i. Klachten over ongelijkmatige behandeling der burgers.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 42.42. Es mede warachtich dat die voirscreven regierders sommige burgeren weygeren alsulcke recom- | |||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||
pensen, vordelen ende gunsten als zy anderen, hun favoryten, wel doen toelaeten ende consenteren; twelck onder die gemeynte odieuxs es. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 77.77. Alsoo die remonstranten nyet en specificeren int 42e arle. wat voordeel yemandt ghedaen es, dat een ander es gheweygert, soo en weten die burghermeysters hierup nyet te antwoorden; maer sal diesangaende antwoordt ghegheven werden op de ampliatie, by den remonstranten naderhandt gheëxhibeert. | |||||||||||||||||||||
III. Tweede geschrift der Doleanten; art. 59-72.59. Item, tot speciaelder verclaringhe van de 42e arle. van den eersten ghescrifte van den doleanten, segghen dieselve doleanten, dat eenen Jan Jansz. int Hart, Pieter van Neck ende Wouter Burchman, ende meer andere, hebben moeten betalen boeten, van buyten die stede met hartsteen boven de keure ghemest te hebben. 60. Ende contrarie van dien sijn Adriaen Paeu ende Claes Pietersz. alias Claes Vaer, van gelijcken ghedaen hebbende, hem die voorscreven boeten quytgescouden. 61. Voorts es gegunt gheweest eenen Cornelis Jacobsz. Brouwer, diertijts schepen, een brugge te mogen maecken achter syne huysinghe, streckende over een van de vier canalen aen die Oude syde achter die burchwall, tot grooten ongerieve van der ghemeente; 62. Dat van gelijcken eenen Willem Michielsz., burger deser stede, versocht hebbende an burghermeesters ende regeerders te moghen over een water, der ghemeente nyet hinderlick, te doene, te weten | |||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||
over den duycker leggende opten Middeldam, es hem tselve by den voorscreven burghermeysters ende regeerders gheweygert gheweest. 63. Dat oock in de Paerdestraete ende steechGa naar voetnoot1), daert tweeschuys staet binnen deser stede, den eenen burgher gegunt es gheweest by den regeerders den veynsters te moeghen openen opt straete, ende ter contrariën tselve gheweygert eenen Cornelis Lambrechtsz., burgher deser stede, ende syne veynsteren toeghenagelt. 64. Hebben mede doen affbreecken seecker huys, ghestaen buyten de Regulierspoort, toebehoorende eenen schamelen schoenmaicker, ghenaempt Evert Seghertsz., onder tpretext dattet binnen de keure van xxv roeden stondt; daer sy seecker ander huys, naerder staende, toebehoorende Jan Claesz. bleycker, hebben laten blyven staen ende gheroeyt dattet buyten die keure stondt, hoewel het naerder dan des voorscreven Everts huys stondt. 65. Hebben daerenboven recompense gedaen eenen Floris Florisz. ende Henrick Croock, beyde schepenen ende raeden, van hoorluyder thuynen ofte erffven, gelegen voor an Sint Anthonispoorte, als sy oock onlancx ghedaen hebben eenen Claes Colijn. 66. Als sy andere terselver ende gelijcke plaetsen nyet ghedaen en hebben, te weetenen Claes Burchman, Clement Volckertsz., Joachim Gielisz., Pieter Boelenz., Cooman Ghijsbert, Gherijt Willekens ende meer andere, die men wel bevinden soude, in(dien)t noot sy. 67. Dat by seeckere keure by de voornoemde van Amsterdam, in date xxiie Juny lxii, gheinterdiceert wordt te modderen ofte aerde te halen uuyter | |||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||
stede vesten, uuyter Oudesijdts wael ende uuyter Ye ende Aemstel, twelck keert tot achterdeel van der stede; alsoot oerbaerlicxt es de Waele ghediept te werdden, omme redenen ende periculen, in den 30e ende 31en articulen van den 1e ghescrifte van den doleanten ghementioneert. 68. Dat by seeckere privilegie van hartoghe Aelbrecht, in date xiiic lxxxviGa naar voetnoot1), es gegunt gheweest den voornoemden van Amsterdam, dat sy seeckeren ruym betimmeren moghen ende bewaeren tot hooren besten oerbaer, elcx opt syne, die daer erffve binnen leggende hebben etc.: hebben nochtans die huysen rontsomme die stadt generalick doen affbreecken. 69. Voorts, by seeckere keure van die van Amsterdam es gheinterdiceert die erffven buyten der stede, van Sint Anthonispoort suydwaert totter Haerlemmerdijck toe, binnen die vryheyt deser stede gelegen, te moghen hooghen, uuytgheseyt alleen die warmoes- ende cruytthuynenGa naar voetnoot2); welcke keure tendeert teghens tselve privilegie ende timmeraige van den huysen van schamele luyden, die men hier tAmsterdam nyet ontberen en mach; want men sonder hooginghe aldaer nyet timmeren en mach. 70. Daerenboven es den voorscreven van Amsterdam gegunt ende verleent gheweest seeckere andere privilegie, by dwelck den Grave van Hollant heeft ghewilt, dat men nyemandt en souden moeghen vanghen, noch becommeren, noch hinder doen van gheenen saecken aen lyve noch aen goeden, soo verre als hy verborghen mach rechts te verbeyden etc.; dwelck sulcx gheobserveert es gheweestGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||
71. Dan sichtent den jaere xl soo hebben die voorscreven van Amsterdam seeckere keure gemaeckt, by denwelcken syluyden ghestatueert hebben, dat die contraveniënten jegens derselver moeten terstont pandt gheven tot seeckere somme, ofte by gebreecke van dien worden gheapprehendeert, sonder te moegen ghestaen met cautie, alsoo die doleanten verstaen. 72. Waeromme ende andere diergelijcke saecken en worden die burghers haer privilegiën nyet voorghestaen alst wel behooren soude, nemaer ghenouch gefrust(r)eert van den effecte van dien. | |||||||||||||||||||||
IV. Tweede debat van Burgemeesteren; art. 89-104.89. Aengaende 59e ende 60e ar.len van der remonstranten verthoningen, zeggen de burgemeesteren dat tgeen die genomineerde persoenen geseyt worden betaelt te hebben, overmits het buyten timmeren, zy wel geloven warachtich te zijn; ende hadde zeer goet geweest dat de schout die keure van buyten timmeren altijt wel onderhouden hadde. 90. Maer die burgermeesteren ontkennen quytgeschouwen te hebben de boeten, die Adriaen Pauw ende Claes Pietersz schuldich zijn geweest, ten waere die doleanten naerder specificatie wisten te doen van den jaere (ende) daege dattet zelffde geschiet zoude zijn, waernae zy hen alsdoen zouden mogen reguleren ende de saicke verantwoirden. 91. Maer willen wel geloven dat den schout met Adriaen Pauw gecomposeert heeft voer den boeten, die hy mochte schuldich wesen, zonder den burgermeesteren daeroff geadverteert of van heuren twegen gecomposeert te hebben. 92. Upt 61 art., mentie maickende van Cornelis Jacobsz., brouwer, zeggen de burgermeesteren dat de voorscreven Cornelis Jacobsz. gegunt es precario | |||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||
ende tot wederzeggen van den burgermeesteren te mogen over de stede Achterburchwal steken een brugeken, omme van zijn eene brouwerye bequaemelijck in dandere te moogen gaen. 93. Twelck die burgermeesteren hebben gedaen omme de neringe van de brouwerie binnen deser stede te mogen locken, die seer bequaem waere totte berustinge van den scepen, zonder dat die burgermeesteren geloven tzelve te wesen tot prejuditie van de gemeente. 94. Ende zoe verde de remonstranten, die twelvaeren ende tranquilité van der stadt hem vanteren te zoucken, verclaeren willen wat interest die gemeente lydende es deur(t) steecken vant voorscreven bruggelken, die burgermeesteren, des wel onderrecht zijnde, staen overbodich om tvoorscreven precario te wederroepen. 95. Ende dat die remonstranten zegghen int 62e articule gelijcke vrydom geweygert te wesen Willem Michielszoon, zeggen die burgermeesteren, oft tzelve alsoe geschiet waere, dat dit mitte andere saecken nyet gemeens en heeft; 96. Alsoe by den duycker dagelijcx schepen moeten leggen ende de vullens van de Plaetse, van de vischmarct ende van de sleepaerden, by den duycker staende, al met schuyten ofgevoert moeten worden; twelck belet zoude moeten worden deur timmeren by den voorscreven Willem Michielsz., ende daeromme nyet gemeens en heeft mitten anderen. 97. Aengaende Cornelis Lambrechtsz., int 63e art. gementioneert, seggen die burgermeesters dat zyluyden, om der stede wage bequamer te maecken, zy by advyse van de xxxvi Raiden zeeckere huysen opgecoft ende affgebroken hebben. 98. Na welcke offbreck die voorscreven Cornelis, uuyt zijn eygen temeriteyt ende eensdeels by nacht | |||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||
ende ontyden ende zonder advys ende consent van den burgermeesteren, gepoocht heeft veynsters te stellen, opgaende over tvoorscreven erve, by de stede gecocht; twelck de burgemeesteren alsoe nyet hebben willen lyden, dat yemant uuyt zijn auctoriteyt, sonder requisitie an den burgemeesteren, zoude doen; ende hebben oick naederhant die burgermeesteren datzelve huys tot der stede behouff tot Cornelis moeder gecocht. 99. Item, upt 64e ar.le van de voornoempde verclaringe zeggen die burgemeesters dat zy hen int geen alhier geseyt es gereguleert hebben naer de keure ende ordonnantie der voorscreven stede, ende na de royenge van den geswoeren roymeesters, daerop gemaict. 100. Upt 65e ar.le van de voorscreven verclaringe zeggen die burgermeesteren dat zy die erven van den persoenen alhier genomineert gecoft hebben ter stede behouff, omme goede ruympte voor de poorte te hebben; als zy oick gecoft hebben het water ofte rietlant, eertijts toebehoort hebbende Cornelis Boom. 101. Maer en weten die burgermeesteren nyet te zeggen dat zy eenige erven genoemen hebben sonder recompense van de persoenen, int 66e ar.le gementioneert, ten waere die remonstranten tzelve naerder verclaerden ende specificeerden. 102. Upt 67e articule van de voorscreven verclaringe zeggen die burgermeesteren dat zy hen refereren diesangaende totte keure, daeroff by der weth deser stede gemaict, tot welvaren derselver stede, dicterende in effect dat men nyet modderen en moet dan by consent van den burgermeesteren, om redenen, eensdeels in de voorscreven keure verhaelt, hier te lang te verhalenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||
103. Upt 68e ende 69e articulen zeggen die burgermeesters voor dese tijt anders nyet, dan dat zy expresselijck ontkennen yet gedaen te hebben tegens het gementioneerde previlegie; ende alsoe tzelve betreffen zoude quade bewaernisse van heuren eedt, staen zy overbodich te verwachten wat by tjusticie hierof getermineert zoude mogen worden. 104. Als zy van gelijcke ontkennen tegen het privilegie, int 70 articule gementioneert, gedaen te hebben; maer weet Willem Dircxz., schout, wel hoe die burgermeesters tzelve privilegie voortgestaen hebben in de contraventie, by Willem Dirxz. voorscreven tegens tprivilegie gedaen, ende tegens hem in diversche instantiën, zoe hier als voor den Hove van Hollant, sententie tot hooren voordeel geobtineert hebben. | |||||||||||||||||||||
k. Klachten over het verduisteren van gelden uit den opgebrachten 10en penning. besluit.I. Eerste geschrift der Doleanten; art. 43, 44.43. Die voorscreven supplianten verstaen mede - ende es sulcxs oick die fame binnen die stede van Amstelredamme - dat in den jaere xvc vijff-ende-vijftich yet gedefalceert ende achterhouden soude sijn uuyt die gecolligeerde somme van den thienden penninck; waeromme opspraecke ende murmuratie onder eenige van der gemeynte es, tegens dengeenen die daervan bewindt gehadt hebben, nemende daeruuyt suspitie dat by denselffden die saecken ende goeden der voorscreven stede nyet dienen noch behoeren geadministreert te worden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||
44. Ende alsoe hieruuyt soude moegen commen eenigen inconveniënten, die beter in alsulcke coopstede verhout waeren, soe sal Uwe Mat. believen daerinne mede te versien, opdat (die voerseyde gepurgeert zijnde) die gemeynte in peys ende vrede onderlinexs ende metten regierders derselver steede mach leeven. Alle welcke saecken met meer andere, die uwe Co. Mat. noch meer sullen mogen moveren, overwegen zijnde; ende aengemerct oeck wesende dat, nae die godlicke gratie, int toesichte van wyse, beminde ende vreetsame regierders, midtsgaders in eendrachticheyt van gehoorsame burgeren, die heuren regenten eeren ende beminden, overmidts derselver bevonden getrouwe sorchfuldicheyt, rechtvaerdige ende naerstige administratie ende expeditie in justitie ende vaderlicke voerstandt, het aenwassen ende het verbeteren van alle goede steden es gelegen; ende dat, sonder by Uwer Majesteyt int gene voorscreven es voersien te werden, nyet anders en es te verbeydene dan die decadentie ende bederffenisse van een soe grote menichte Uwer Mats. ontschuldige ondersaten, burgers der voorscreven stede, met wijff ende kinderen, midtsgaders die ruyne van Uwer Majesteyts goede stede van sulcker importantie. Twelcke die supplianten, Uwe Majesteyt onderdanige ondersaten, burgeren der voorscreven stede, pondererende ende ernstelick te herten nemende, uuyt natuyrlicke lieffde tot hun vaderlandt ende oeck tot hun wijff ende kinderen, sonder eenige perthyen ofte heymelicke viantschappe, als wesende (buyten jactantie te spreecken) welvarende burgers, mannen ter goeder naeme ende faeme staende, van zoedaniger qualiteyt, dat veele van dien Uwe Majesteyt ende dieselve voersate met willige leeninge bystant gedaen hebben gehadt ende noch tallen tyden wilveerdich zijn nae | |||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||
vermoegen te doene; bidden met alder oetmoetheyt dat Uwe Mat, geliefde dese heurluyder dolerenden remonstrantie int goet te willen ontfangen, ende voerts, indient Uwe Mat. notelick bevint, behoirlicke informatie te nemen opte feyten, acten ende positiën, hier voertgestellt, ende sulcken anderen meer als bevonden moegen worden uuyt dieselve te dependeren; omme, tselve gedaen ende, indien Uwe Mat. gelieft, advyse daerop gehadt metten gheene die Uwe Mat. believen sal, versien te moegen werden tegens die voorscreven inconveniënten ende abuysen tot welvaert van Uwe Mats. landen ende goede stede van dien, ende tot voertgange van de vruchtbaer ende prouffytelicke coopmanschappe, sulcxs als dieselve Uwe Majesteyt bevinden sal te behoeren; twelck doende Uwe Majesteyt wel sal doen ende die voorscreven Uwe Mats. ondersaten van nyews verbinden meer ende meer sonder ophouden te bidden voer de prosperiteyt derselver Uwer Majesteyts ende desselvens rijcken ende landen. | |||||||||||||||||||||
II. Advertissement van Burgemeesteren; art. 78-157.78. Upt 43e ende 44e ar.len segghen die burgermeesters dat nyet in den jaere vijff-ende-vijftich (als die remonstranten poseren) maer in den jaere liii den thienden penninck ommegheslaeghen es, ende dat int collecteren van denselve seer wel binnen Aemstelredamme ghehandelt es, als dat behoort, in regard van den lasten ende nootelicken onderhoudt, die de huysen tot Aemstelredamme boven alle anderen steden van Hollant van noode hebben, ende sonder denwelcken die huysen nyet soo veel gelden ofte vrucht inbrenghen souden. 79. Ende alsoo ter cause van den thienden penninck, - te weten off men daervan nae rechte vermochte | |||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||
te trecken ende corten die voorscreven nootlicken reparatiën van den huysen, meer binnen Aemstelredamme vallende dan in anderen steden, sonder denwelcken die huysen binnen der stede nyet staen, nochte onderhouden moeghen worden, overmits die quade grondt ende grooten lasten, daerup coemende, van greynen ende anders - die regeerders questie hanghende hebben voor den Hove van Hollant teghens den Staten up de repetitie van denselve affgetrocken reparatie, die de regeerders voorscreven sustineren te veel ende indebite by heur burghers ghegheven ende betaelt te sijn, ende mitsdien by advys van den ses-ende-dertich raeden derselver stede ten behouve van der ghemeente ende burghers bewaert sijnde, naderhandt deur constraincte ende bedwanck van rigoreuse executie, sonder in rechte ghehoort te worden, nyetteghenstaende eenighe oppositie ofte appellatie uuyt cracht van den octroye, die Staten by de Co. Mt. gegheven, dieselffde hebben moeten by provisie namptiseren ten behouve van den Staten, soo es noodeloos deselve saecke alhier vorder te verhalen, als daer in rechte staende op die repetitie van dien; ten waere die remonstranten hem vorder in desen partyen maicken wilden, ende voor den Hove van Hollant deselve saecke metten Staten helpen defenderen. 80. Ende soo verre die remonstranten eenige perticuliere verclaringhe willen doen, waerinne dat qualick ghehandelt es gheweest in den xen penninck van den jaere liii, dieselve ghesien sijnde, hoopen die regeerders daerup sulcke solutie te gheven, dat sy redenen sullen hebben om hen te contenteren. 81. Die alsnu den regeerders voorscreven pooghen grootelicx te blameren, ende heure goeden name ende fame te benemen, alsoff die regeerders nyet waerdich waeren omme der stede saecken ende goeden te regeren; ghemerckt all tgheene in den xen penninck | |||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||
van den jaere liii ghedaen es, tot voordeel ende ontlastinghe van der stede ende burgheren ghesciet es; twelck die remonstranten pooghen int quaet te trecken. 82. Ende heeft die Procureur-generael van Hollant die pretense quade handelinghe van den xen penninck over seeckere jaeren gheleden, deur quade delatie aen hem ghedaen, tot laste gheleyt van Mr. Henrick Dircxz., burghermeyster, maer en heeft jeghens denselven gheen victorie ghevochten. 83. Willem Dircxz., schout, heeft mede diversche doleancië(n) ende clachten tot meermael ghedaen ter cause van den xen penninck voorscreven, adstruerende tot dien eynde diversche posityven tot synen appetite, die alsnu sub terminis generalibus by desen remonstranten schynen verhaelt ende weder gheroert te werden, omme den regeerders der voorscreven stede in roere te houden, ende twiste ende discordie te semineren ende foveren; twelck alsoo nyet en behoort. 84. Hoewel nochtans die regeerders voorscreven nyet en twyfelen deselffde met alle die anderen remonstranciën, by den dolenten voorscreven overgegeven ende hier in questie sijnde, uuyt des voorscreven schouts coeckere gecommen ende deur sijn raede die Mt. anghedient te wesen. 85. Ende omme daeromme de Mt. noch breder te onderrichten van den grooten onruste ende onvreede, den burghermeesteren ende regeerderen der voorscreven stede by Willem Dircxz., schout voorscreven, sonder ophouwen anghedaen ende ghemoveert, met veele ende diversche ghescrifte an de Mt. aengedient, inhoudende veel onwarachtighe poincten ende articulen, soowel teghens den regeerderen int ghemeen, als oock teghens eenighen van den regeerders int particulier, ende voorts van de grooten mesusen, by hem int administreren van sijn officie gheperpetreert; | |||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||
86. Soo es eerst warachtich, dat overmits in den jaere xxxv binnen Aemstelredamme eenen oploop was gemaeckt van den Herdoopers, daerinne doot bleven omtrent xxxiii catholijcke burghers (Godt betert), die hem ter were hadden ghestelt, ende dat die regeerders, doen ter tijdt in den regimente van der stadt wesende, uuyten regimente voorscreven by den vroetscap derselver stede ghelaten, ende anderen burgheren daerinne gestelt ende ghecoren sijn gheweest tegens hooren wille; 87. Ommedat die voorscreven regeerderen nyet ghenouch voorghesien, ende hen ghequeten hadden teghens den Hardooperen, alleer den uploop gesciede, daervan sy nochtans eensdeels gheadverteert waren gheweest; 88. Soo es, by hulpe van Willem Dircxz. voorscreven, seeckere meenichte van articulen tot laste van den regeerders, doe in den regimente ende justicie ghecoren sijnde, aen de Mt. overghegheven, alst by deselffde blijcken mach; waerop oock informatie ghenoemen es gheweest. 89. Ende alsoo men by seeckere commissie bevindt, dat die voorscreven Willem Dircxz. met eenen Jan Ruysch van hem gegheven hadden, dat Claes Gerijt Matheusz.Ga naar voetnoot1) een dieff was ende uuyter stede goedt ghestoelen hadde, ende dat Claes LoenGa naar voetnoot2), oock burghermeester, een menedich boeff was; 90. In welcke saecke die voorscreven schout, ten versoucke van den voorscreven Jan Ruysch, eerst gedaen heeft seeckere depositie, in date den xiiiien Mey anno xvcxxxviii; | |||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||
91. Ende naderhandt selver mede overghelevert seeckere articulen accusatoir tegens die voorscreven Claes Gherijt Matheusz. ende andere regeerders van deser stede, in der tijdt sijnde, ende dieselffde onder sijn eede bevesticht ghehadt; 92. Sulcx dat by de Mt. van den Coninghinne gecommitteert sijn gheweest omme die waerheyt te ondersoucken meester Pieter de Bruyl, Advocaet-fiscael, meester Vincent Cornelisz., Tresorier, Mr. Willem van Alckmaer, Procureur-generael in Hollant, ende Gherijt van Rennoy, nu Reeckenmeester in den Haeghe. 93. Van welcke informatie by den voorscreven commissarissen an den Mt. rapport ghedaen sijnde, sijn die voorscreven ghedelateerde regeerders ende andere ghedelateerde van hooren regimente nyet misdanct; 94. Ende sijn die voorscreven Claes Gherit Matheusz. ende Claes Loen van de belastinghe, op hem ghedaen, by sentencie gheabsolveert; ende die voorscreven Jan Ruysch (die hem ad poenam talionis verbonden hadde) es grootelicx van sijn misdaet ghecorrigeert gheweest, als die sentencie dat verclaert ende wel uuytdruckt dat denselven Jan Ruysch noch gratie ghesciet es. 95. Thes mede warachtich dat die voorscreven Willem Dircxz., gheen officier noch wesende, uuyt synen temeriteyt eenen Cornelis BanninckGa naar voetnoot1) in een openbaer herberghe ghespreyt ende naegheseyt heeft, uuyt steets goedt ghestolen te hebben xxxii duysent Philippusguldens, daervan nochtans hy nyet en heeft connen doceren noch proveren. 96. Hiernae, als hy Willem voorscreven in den | |||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||
jaere xlii scout gheworden wasGa naar voetnoot1), ende terwylen de stadt Aemstelredamme tschoutambacht in beleeninghe hadde, ende gheduyrende dien tijdt hy dat vreedtsamelick bedient hadde; 97. Heeft terstont daernae, als die Mt. dat hadde ghelostGa naar voetnoot2), ende hy van der Mt. tselffde in pachte ghenoemen hadde, begost sijn ooren op te steecken, ende oversulcx ghepoocht ghehadt de gansse stadt ende justicie alleene nae synen appetyte te regeren; tot welcken fyne hy oock gheexcogiteert heeft ghehadt veele ende diversche bylletten, inhoudenden veele onwarachtighe, versierde articulen, van twee bancken van der justicie ende anders, hier boven eensdeels verhaeltGa naar voetnoot3), ende die teghens die regeerders, soowel int generael als int particulier, den Mt. overghegheven ghehadt; 98. Ende eerst den ghemeenen regeerders der voorscreven stede beclaeghende ende belastende met seeckere articulen, an de Mts. financie anno lv in Martio overgegevenGa naar voetnoot4), die voorts an den Caemer van den Reeckeninghe in Hollant overghesonden sijn gheweest ende den regeerders voorscreven ghelevertGa naar voetnoot5), om by henluyden beantwoort te worden; die daernae by die regenten sulcx gesolveert sijn gheweest, dat hy gheen van dien tot sijnre meeninghe ende intentie heeft connen brenghen. 99. Maer die voorscreven schout, sijn ongerustighe verstandt nyet connende bedwinghen, heeft noch daernae in den jaere lix anderen articulen ofte libell(en) | |||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||
teghens den regeerders overghegheven; dat oock sulcx beantwoort es gheweest, dattet gheen voortganck en heeft ghehadt. 100. Ende die voorscreven Willem Dircxz., teghens den regeerders int ghemeen nyet obtinerende noch tot synen wille coemende, heeft hy int particulier begost sijn fenijn te schieten teghens eenen meester Henrick Dircxz., burghermeyster der voorscreven stede, hem ondert dexel van sijn officie delaterende an de Mt. ende beyden Hoven, boven ende beneden, mitsgaeders oock de marcquys van der Veere hoogher memorie, in sijn leven Stadthouder van Hollant, van valsche subornatie ende anderen poincten scandeloos geperpetreert te hebben, overghevende veele ende diversche libellen, met groote onwarachticheyt gheformeert; in welcke articulen ende oock anderen, teghens den regenten int ghemeen overgegheven, hy den voorscreven meester Henrick nominerende es den grooten monarcha, teenken van der trouve ende thooft van allen, die alleen regeert die saecken van der stadt, ende princelicke rechten usurperende es, ende voorts leeft als keyser binnen der voorscreven stadt. 101. Ende omme totten waerheyt van der voorscreven saecke te commen, soo es tHoff van Hollant daermede geoccupeert gheweest, dat partyen saecken daerdeur seer langhe maenden gheretardeert ende seer veraftert sijn gheweest. 102. Welcke groote monarchie, by hem ghenoompt ende voortgestelt, die regeerders hem laten duncken dat hy gaerne selver binnen Aemstelredamme (soot schijnt, ende hiernae wel blijcken sal) usurperen soude, ende alleene nae synen sinnen regeren, met sulcke vriendekens als hy tot overghevinghe van den articulen in questie ghebruyckt heeft. 103. Ende heeft tot meerder belastinge van de voorscreven meester Henrick selver ghedeposeert veel | |||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||
onwarachticheden in grooten ghetale, nyettegenstaende hy selver delateur hadde gheweest ende partye hem gemaeckt; als de voorscreven meester Henrick verclaert ende sustinerende es voor den Grooten Raede van Mechelen. 104. Waerdeur den burghermeester voorscreven in vanckenisse up de Voorpoort in den Haeghe ghebrocht es geweest, alleer hy up de delatie ghehoort was; maer de voorscreven burghermeyster, ghehoort sijnde, es van der gevanckenisse gerelaxeert, ende nae, by sentencie diffinitive van den Hove van Hollant, van de delatiën, up hem ghedaen, gheabsolveert ende onsculdich ghekentGa naar voetnoot1). 105. Waeromme oock proces van injuriën voor den Grooten Raede, residerende tot Mechelen, by den voorscreven burghermeester teghens den voorscreven Willem Dircxz. gheintenteert es. 106. Idem, boven allen voorverhaelde vexatiën ende tribulatiën, den voorscreven regeerders aenghedaen, heeft die voorscreven Willem Dircxz., schout, noch thoonende dat hy gaerne allen dinghen alleene regeren soude, soo wel in saecken, concernerende de justicie als die politie van der stadt voorscreven; 107. Soo heeft hy die voorscreven regeerders noch groote molestatie aengedaen, mits pooghende te stellen Frans VolckertszGa naar voetnoot2), doen ter tijdt tavernier in | |||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||
Den Haeghe, tot synen substituyt, gheen seven jaeren poorter gheweest sijnde, contrarie den privilegie der stede voorscreven; twelck tot grooten costen van derselffder stede uuytgheweert es. 108. Noch heeft die voorscreven schout, sijn vorder travaille continuerende, tot een ander substituyt gheëligeert eenen Anthonis BellechierGa naar voetnoot1), diewelcke by den Hove van Hollant verstaen es gheweest van sulcker condicie te sijn, dat hy tot texercitie vant schoutambacht nyet toegelaten es. 109. Heeft oock de voorscreven Willem Dircxz. den burghermeysters ende schepenen gheturbeert int stellen van talluyden voor den gherechte der voorscreven stede, maeckende onder anderen een voorspraecke nae synen appetyte eenen Jacob Cornelisz. Droochsloot, den Raede van Hollant deur sijn mesusen wel bekent, ende alsulcx by henluyden van sijn talmanscap gesuspendeert; twelck die voorscreven burghermeesters oock ghenootsaeckt sijn met | |||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||
justitie te resisteren, ende hebben teghens den schout by sententie ghetriumpheertGa naar voetnoot1). 110. Van ghelijcken heeft die schout den voorscreven burghermeesters ghequelt ghehadt om tofficie van havenmeesterscap, der voorscreven stede toecoemende; nemende ghevangen den diender ende toesiender van den voorscreven haven by den burghermeysters ghestelt, ghenoomt Pieter Duyt, een eerlick burgher, waerinne, nae voorgaende informacie in cas van complaincte ghenoemen, die burghermeysters by den Hove van Hollant ghemainteneert sijn gheweestGa naar voetnoot2). 111. Ende heeft die voorscreven Pieter Duyt proces van injuriën teghens den voorscreven Willem Dircxz. gheintenteert, uuyt saecke dat hy tonrecht ghevanghen ghehouden es, nyetjegenstaende hy behoorde up cautie souffisante ontsleghen te sijn, volghende die privilegie der stede Aemstelredamme. 112. Ende noch nyet cesserende die voorscreven schout van syne molestatiën, so heeft hy voorts den burghermeesteren moeyelijck gheweest, ende hem partye ghemaeckt in seeckere duechdelicke ordonnantie, by henluyden geconcipieert up der stede waeghe, ende by den gherechte in keure geleyt; pooghende met diversche onduechdelicken manieren die publicatie van de voorscreven keure te beletten ter tijdt nde wylen dat, die keure by mynen heeren van den Raede in Hollant ghevisiteert ende duechdelicken bevonden sijnde, den schout by ordonnancie belast es gheweest deselve keure te laten publiceren; | |||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||
ende die selve schout nyet acquiescerende dordonnancie van den Hove van Hollant, heeft tot Mechelen geappelleert, ende aldaer meede ghesuccumbeert, ende es in den costen gecondempneertGa naar voetnoot1). 113. Ghelijck hem oock by ordonnanciën van mynen heeren van den Raede voorscreven belast es gheweest weder te brenghen tconfessiebouck van den delinquanten in der stede voorscreven secretarye; twelck hy boven recht ende redenen uuyt die secretarye tot synen huyse ghebrocht hadde, ende aldaer nyet wederbrenghen wildeGa naar voetnoot2). 114. Alle welcke onredelicke vexatiën van den schout voorscreven die burghermeysters ghenootsaeckt sijn uuyt saecke van hoor officie te resisteren ende ten eynde te dryven, tot hooren grooten moeyte ende verdriet ende tot excessive grooten costen van der stede; ende all van gheenen noode gheweest soude hebben, hadde die schout willen vreetsamelick sijn officie bewaeren, als hem by de Mt. bevolen es gheweest te doen. 115. Ende heeft die voorscreven Willem Dircxz. sijn onvreedelick hardt nyet alleen ghethoont gehadt in sijn eyghen parsoen, maer heeft hem oock van sulcken dienaers voorsien ghehadt, die oock hoor crijch nyet verborghen hebben tegens den burgermeesters ende schepenen der voorscreven stede; als naementlick die chippier, die, overmits grooten clachten van den ghevanghens van den quaden tractement clagende ende roepende, by den burghermeysters omtboeden sijnde, nyet en heeft willen commen, maer den boede voor antwoort ghegheven | |||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||
dat hem die schout belast hadde, dat hy den burghermeysters nyet meer ghehoors en soude gheven dan een goet ghemeen burgher. 116. Ende naderhandt by den schepenen uuyt deselve oorsaecke omtboeden sijnde, heeft dieselve chippier den boede voor antwoordt gegeven, dat hy by mynen heeren nyet en begheerde te coemen, alsoo hem by den schout belast was by den ghevanghens te blyven, maer indien die schepenen hem yet wilden, sy souden by hem moeghen commen, hy soude hen besceyt doen. 117. Van ghelijcken hebben die dienaers van den schout tot meermael den burghermeysteren ende oock den schepenen hooren dienst ende assistencie gheweygert ghehadt, des versocht sijnde tot meermael, ende alhier te langhe vallen soude te verhalen. 118. Soodat deur aengeven van den burghermeysters by den Raedt van Hollant den voorscreven Willem Dircxz. belast es gheweest synen substituyt, chippier ende dienaers daerinne te houden, dat sy den gherechte obediënt souden wesen. 119. Heeft oock die voorscreven schout, die ghehouden es, achtervolghende sijn commissie vant schoutambocht, te houden 12 dienaers, nyet meer dienaers ghehouden ende up dese uure noch en houdt, dan vijff ofte ses dienaers; alsoo hem nyemant dienen en wilt, overmits hy henluyden hoore cledinghe ende andere gaegen, die sy plaghen te hebben, ontrect ende nyet laet volgen, ende anders nyet en hebben, dan sy met pardeel houden ende concussie van hooren gasten gecryghen, ende ghenouch met ghewelt offdrucken. 120. Met welcke vijff ofte ses dienaers, alsoo die justicie nyet ghestarckt noch gheadministreert en mach werden in sulcken stadt als Aemstelredamme, soo es dat daerdeur oock veele delinquanten te stouter | |||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||
delinqueren, ende te lichtelicker ontcoemen; ende oock ghebeurtet wel datter nauwelick één dienaer binnen Aemstelredamme ende by huys es; ghelijck nu es ghesciet upten xxviiien Septembris anno lxiiii lestleden, alsser vier dienaers metten gecondempneerden up den galeyen voeren nae Selant, ende nyet meer als eenen dienaer by huys bleef, den voorscreven schout ende synen substituyt oock van huys ende buyten der stede in hoore affairen vacerende, latende noch andere ghevanghens van cleyne saecken in der gevangenisse legghen, die schepenen gaerne gheëxpedieert ende an een eynde ghehulpen souden hebben, maer nae den wedercompst van den dienaers uuyt Selant hebben moeten wachten, overmits daer gheen dienaers en waren, die de gevanghens voor de justicie hebben moeghen brenghen omme vonnisse te hooren. 121. Item, synen brootknecht ende dienaer heeft stoutelick onder den burghers ghesemineert ende gheseyt dat die burghermeesters dieven sijn, daervan oock litispendentie es van injuriën voor den Hove van Hollant; ende de voorscreven dienaer interim houdende, blijft achter hem ghaende, ende brenghende in alle vergaderinghe ter presentie ende voor dooghen van den burgermeysters, tot heurder meerder spijt ende contumelie. 122. Ende soo wanneer die burghermeesters den voorscreven schout eenighe secrete advertissemente, bysonder in materie van heresie, angedient hebben gehadt, soo hebben sy daerinne sulcke vlyticheyt ende diligentie van den officier bevonden, dat die delinquanten nyet gheapprehendeert sijn, maer verloopen ofte gheruympt ende ontcoemen sijn gheweest, ende heure advertissement tot gheenen effecte es ghecoemen. 123. Ende - want mynen heeren den commissaris- | |||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||
sen van den Hove van Hollant, als Sasbout ende Boot, tot Aemstelredamme gheweest hebbende om eenige apprehensie van diversche sectarissen, oock in diverse huyse coemende, te doen, den onrechten anslach, ten selven tyde by den schout ghedaen, wel bekent es, - soo es nyet van noode diesaengaende breder alhier mentie te maicken. 124. Als oock mynen heeren voorscreven insgelijcx wel kennelick is, hoe hem die voorscreven schout tegens den burghermeysters ghedraeghen heeft, ter presentie van mijn heere die raedtsheere meester Boudewijn Jacobsz, als hy versocht was tot pericule ende laste van den burghermeesters te apprehenderen een moelenaer, wesende een groot falsarys; twelck die schout gherefuseert heeft tot versoucke ende pericule van den burghermeesters te doen, tot groote cleynachticheyt van den collegie van den burghermeysters der voorscreven stede, nyetjegenstaende die indempniteyt den schout gepresenteert; ende es daerdeur die delinquant omtcoemen, sonder straffinge van den delicte voorscreven. 125. Maer die dochter ende huysvrouwe des voorscreven moelenaer, naederhandt ghevangen sijnde, hebben respectivelicken bekent by heur confessie, dat die voorscreven moelenaer deur advertissement ende waerscouwinghe van een Celie ende Alijdt van Sijl, deur ingheven van den schout, sochtens die clocke neghen, hem fugityf ghemaeckt ende sijn huys verlaten hadde, als die substituyt van de schout op die noen met sijn dienaers hem quam soucken omme te apprehenderen. 126. Ende die groote kennisse, alleancie ende vruntscap van der voorscreven Alijdt metten schout voorscreven es een yegelick wel bekent. 127. Maer indien hy hem ghemeent hadde, behoorde die voorscreven apprehensie ghedaen te hebben | |||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||
snachts daer te vooren, als hy des avondts by die voorscreven burghermeesters, ter presentie van den commissaris voorscreven, versocht was die voorscreven apprehensie te doen. 128. Die voorscreven schout heeft oock ongheacht gelaten diversche vermaninghen, by den burghermeysters hem ghedaen, van eene vrouwe, Duyff Hans Craghen ghenaempt, vroevrou sijnde, ende gecondempneert was deur haer misbruyck, int Christen gheloof ghecommitteert, nyet meer te moeghen exerceren tofficie vant vroevrouscap; die haer, teghens die sentencie (daerover hy als schout hadde gheweest), alnoch mettet officie behelpende gebleven es ende bovendien anderen vroevrouwen bescempende ende begeckende, van dat sy haeren eedt hadden ghedaen, omme den pastoren ofte cappellanen anne te brenghen ende by gescrifte te leveren allen kinderen, daer sy vroevrouwen hadden over gheweest, ten eynde toesicht ghedraghen soude werden, dat die kinderkens haeren doopsel ontfanghen souden, breder blijckende by den placate, daervan scarpelicken disponerende, onlancx gepubliceert, begherende daerover correctie ghedaen te werden; maer es alsnoch achtergebleven ende nyet toe ghedaen, nyetjeghenstaende diversche vermaninghen tot diversche stonden ende meermael ghedaenGa naar voetnoot1). 129. Die voorscreven schout leeft sulcx met eenighe van synen ghevanghens, dat hy die sommighen heeft langhe weecken, ende oock maenden, laten legghen in der ghevanghenisse, sonder denselven in | |||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||
rechte te brenghen ofte aenspraeck te doen, nyettegenstaende diversche vermaninghen van den schepenen, van den ghevanghens selver ende oock anderen parsonen aen den schout ghedaen; maeckende den gevangens hoere ghevangenisse tot grooter pyne ende tribulatie, die nochtans nyet en es ghemaeckt dan tot bewaernisse; dan off hy tselffde doet om deur middel van dien den ghevanghens tot eenighe compositie te brenghen, es de regeerders onbekent; dan weten wel, dat eenighen, soo langhe tijdt in ghevangenisse gheleghen hebbende, voor die justicie ghebrocht sijnde, naderhandt gheabsolveert sijn gheweest. 130. Ende es tot meermael ghebeurt dat de schout, vermaent sijnde, volghende den privilegie van der stede, omme den ghevanghens tomtslaen, onder behoorlicke cautie van rechts te verwachten, heeft des te doene in ghebreecke gheweest ter tijdt toe hy by diversche sentenciën, soo van schepenen van Aemstelredamme als oock van den Hove van Hollant, daertoe gheconstringeert es gheweest; twelck onghetwyfelt nyet anders en smaeckt dan groot travail ende molestatie, die den ghevanghens, ende oock den burghermeysters, voor interesse van der stadt boven redenen anghedaen es; ende dat de schout, eens gecondempneert sijnde by sentencie, bysondere in materie den privilegie van der stadt beroerende, hem daermede behoort te laten ghenoeghen ende tprivilegie by sentencie geconfirmeert te acquiesceren, ende hem vreedtsamich te draeghen. 131. Ende continuerende syne voorscreven ongherusticheyt, ende thoonende hem die meester alleene te willen wesen, heeft hem die schout oock vervordert uuyt sijn eyghen auctoriteyt eenighen ghevanghen tomtslaen uuyten ghevanghenisse, sonder wille ende consente van der justicie ende sonder oorloff van den rechters, wiens officie es, naedat | |||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||
partyen sijn ghehoort, opten arreste ofte omtslakinghe te disponeren; soo domtslaeckinge den schout nyet toe en compt. 132. Ende onder anderen een ghevanghen, die by den cappiteyn van der wacht van der stadt in synen handen was ghebrocht, om sijn onverlatenheyt, up der straten by nacht bedreven, ende den grooten scaeden, den goeden luyden ghedaen in heure goeden, diewelcken by schepens gehoort sijnde, ende nyet te vollenGa naar voetnoot1), weder ghehoort souden gheweest sijn, hadt hem die schout nyet uuytgelaten ghehadt. 133. Ende ghevraecht sijnde, waeromme hy hem uuytgelaten hadde, respondit: ‘wantet my alsoo ghelieft heeft’. 134. Item, dat meerder ende argher es, eenighe delinquauten, by der justicie ghehoort, ende om heuren enormen delicten by schepenen gheresolveert sijnde die op die galeyen by sentencie ghebannen te werden, houdt die voorscreven schout sulcken ghevanghens up, sonder ter justicie te willen brenghen; daerdeur die resolutie van schepenen ende die justicie illusoir blyven, ende die delinquanten middeler tijdt in submissie ontfanghen werden, deur advys van den schout alleen, mits betalende een cleyn penninck den voorscreven caemere; maer Godt weet, wat den schout voorscreven daervan gheniet. 135. Ende by schepenen ghevraecht sijnde, waeromme hy de justicie over sulcke delinquanten nyet en vordert, gheeft ter antwoorde dat sy pardoen solliciteren. 136. Ende een ofte twee daeghen daernae, noch eens by schepenen andermael vermaent sijnde, dat | |||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||
die justicie sijn voortganck behoort te hebben, verclarende dat syluyden bereyt sijn omme sentencie te wysen, ende daervan by expres protesterende, 137. Geeft ter antwoorde dat sy all uuyter gevanckenisse sijn; all twelck ghebeurt - ende dierghelijcken meer - buyten weten ende kennisse van der wet ende der justicie, die nochtans kennisse daervanne behoort te hebben. 138. Sulcx is noch onlancx gheleden eenen Joen ofte Jonas genoompt, uuyt Swedenrijck gheboeren, die by nacht opter straten groot onverlatenheyt bedreven hadde jeghens den wacht van der stadt, ende oock eenighen van den waeckers ghewont, uuyter ghevangenisse by den voorscreven schout ghelatenGa naar voetnoot1), buyten weten van der wett voorscreven, sonder dat partyen gheinteresseert gecontenteert sijn gheweest, hen excuserende dat die ghevanghen pardoen hadden gheimpetreert; twelck nochtans den gherechte behoort hadde te weten. 139. Heeft oock eeneGa naar voetnoot2) bancqueroetersche, ter instancie van hoerder crediteuren ghevanghen, uuyter gevangenisse ghelaten ende gerelaxeert, teghens wille ende consente van den crediteuren, ende boven sentencie van schepenen, daerby sy ter bancke ghewesen was, ende sonder ordonnancie ofte weete van der justicie, daervan die voorscreven crediteuren heuren actie gheinstitueert hebben teghens den voorscreven Willem Dircxz., schoutGa naar voetnoot3). 140. Desgelijcx heeft oock mede ten vilipendie van der justicie seeckere compositie ende accordt ghemaeckt met eenen Claes Daniëlsz, die hem vervordeert hadde eenen Griet in den Boot wel bitter- | |||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||
licken te slaen ende voorts, by den haere uuyt haer stoepen in sijn huys getrocken, wel deerlick te stooten, ende bovendien lelicken tot verscheyden plaetsen in haer aensicht te snyden ende te quetsen; 141. Sonder dat hy over hem eenighen wercken van justicie exerceert, ofte correctie ter cause van dien over hem ghedaen heeft ghehadt, ter grooten scandale ende upspraecke van den ghemeenen volcke, mitsgaeders oock quade exemple van een yeghelick, maer metten selffden up sijn voorscreven misdaet ghecomposeert heeft. 142. Thes oock warachtich dat by der stede wachte ghevanghen sijn twee delinquanten, als eenen Cornelis Cornelisz. van Swolle, kistemaecker, ende eenen ghenaempt Borrit Hughenz. van Haerlem, overmits seeckere heure ghewelden, fortse ende huys-(s)toeringhe, by nachte bedreefven; 143. Soo heeft hy alleenlicken te rechte ghestelt den voornoemden Cornelis, die uuyt saecke van dien buyten der stede ghebannen ende in seeckere honorable ende proufytable emende gecondempneert es, blijckende by de sentencie daeraff sijnde; ende dandere, genaempt Borrit, ontslaeghen heeft sonder eenighe vonnisse. 144. Tschijnt oock dat, tot belachteringe ende contumelie van der stede regeerders, ghesemineert ende ghedivulgeert sijn seeckere fameuse libellen, Godt weet by wien die ghemaeckt, gheopenbaert ende int licht ghebrocht sijn, ende off die by den schout an sijn tafel voor passetamps ghedaen lesen sijn, diewelcke hy nochtans nae rechte up groote pynen sculdich was tachterhouden, refererende hem totter waerheyt ende ghetuygenisse daervan sijnde. 145. Den voorscreven schout, hem nyet ghenoughende metten voorscreven travail ende molestatie den regeerders ghedaen, heeft bovendien mede heer | |||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||
Willem Snoeckaert aengedient seeckere onwarachticheyt, als dat die regeerders souden ghesconcken (hebben) meester Cornelis Suys, als doen Raedt, nu President van Hollant, seeckere silvere tonnen, croesen, soutvaten ende lepelen daerinne besloeten, ende sijn voorscreven aengheven oock met sijn depositie bevesticht; ende es den voorscreven president daeruuyt veele moeyten ende travail ghecoemen, soo tot Maechelen, als oock voor den....Ga naar voetnoot1) 146. Wordt mede die voorscreven schout seer negligent bevonden int executeren van den keuren, der politie van der stede beroerende, tot groote cleynachticheyt van denselven ende achterdeele van der stede; alle welcke poincten, boven verhaelt, de burghermeysters presenteren tot allen tyden te verifieren, des vermaent sijnde. 147. Thes oock alsoo, dat - die voorscreven schout bemerckende dat hy alleen egheen victorie en heeft connen vechten teghens die regeerders van allen sijn anslach, hoe hy die teghens hem aengeleyt heeft, - soo isser ten laesten ghesloeten ende ten raede ghevonden die voorscreven regeerders te bevechten met onbekende parsonen, die heur namen nyet en willen openbaren, ende up heur parsoons, hem baptiserende beminders van den ghemeenen welvaren, seeckere accusatie te formeren, omme alsoo eens te moeghen consequeren ende te gheraecken ten regimente ende ghedestineerde fyne, daertoe die voorscreven schout alleen soo langhen tijdt met soo veele practijcke ende listicheyt ghecontendeert ende ghelaboreert heeft ghehadt, hem nochtans houdende buyten schoots, ende tspel van vers ansiende, sonder sijns parsoens in eenigher manieren expresselicken bekent te maicken, in allen schijn off die saecke hem nyet an en ginck; | |||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||
des die voorscreven regeerders oock wel ghelooven souden, ten waere sy bevonden die wercken ende articulen der voorscreven remonstrantie soo wel te corresponderen ende te accorderen het verstandt ende onrustighe geest van den voorscreven schout, mitsgaeders alle synen voorgaenden upheven, voornemen, practijcke ende listicheyt, hier voortijts teghens die regeerders ghebruyckt ende voortghestelt, off die by hem alleen ghemaeckt ende uuyt sijn coecker ghenoemen ende getrocken waeren gheweest; als uuyter collatie van deene ende andere wel bevonden sal worden. 148. Ende hebben oock sulcx seekere cedulle ommeghedraegen aen eenighe burgers, omme henluyden te induceren omme tselffde te onderteyckenen ende gelt inne te legghen. 149. Daervan eenighe, wesende die jeghenwoordighe demonstranten, onderteyckent, ende eenighe in der manieren voorscreven angesocht sijnde, wel hebben willen contribueren maer nyet teyckenen, ende eenighe andere goede burgheren, gheen partyescap willende sustineren, tselffde gerefuseert ende, als hen mishaghende, den burghermeysters te kennen gegheven hebben. 150. Alle welcke saecken sijn van vorder insichte, die oorsaicke souden moeghen gheven een oproer ende diergelijcke te moeghen geschien, bysonder in desen periculosen tijdt, ghelijck de stadt anno xxxv gheweest es (twelck Godt verhoeden wil), als vooren gheseyt es. 151. Immers es onlancx ghebeurt dat eenighe, ende meest vreempden, van buyten der stede gheboeren, wesende vant snyders-ambachte, vergaderinghe in de Pouwelsbroederen-kercke gemaect hebben, tot int ghetall van omtrent hondert parsonen, omme te maicken seeckere ordonnancie in hoeren gilde, dienende | |||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||
tot proufijt van haere gildebroeders ende tot achterdeel van de ghemeente, alle sonder consent ende oorloff van den burghermeesters, daer sy nochtans alle hoore ordonnantiën voortijts off ghehaelt hebben, meenende soo tselffde by henluyden (te) effectueren; welcke vergaderinghe by den schout henluyden gheaccordeert es gheweest, soo syluyden geseyt hebben; wel wetende die voorscreven gildebroeders, dat henluyden by den burghermeesters tselffde nyet gheaccordeert soude sijn gheweest. 152. Met welcke maniere van doen die obedientie ganselicken te nyete compt; ende es te beduchten dat die burghermeesters nyet meer gheacht en sullen worden dan een privaet parsoen. 153. Sulcx dat oock noch onlancx gheleden eenen, genaempt Goossen Paeu, sittende in seeckere gheselscap, int openbaer ende overluyt gheseyt heeft wel scandaleuselick, dat den officiers, wesende onder den burghermeysters, mitsgaders oock die burghermeysters, waeren rabauwen, schelmen, dieffven, met andere ghelijcke oneerlicke woorden, omme der eere wille alhier overgesleghen. 154. Om welcke injuriën ter defensie ende conservatie van der auctoriteyt deser stede regeerders te vindiceren, de burgermeysters anders gheen raedt noch hulp en hebben, dan die ordinarys weghen van justicie, mits teghens een soodanighen vilen parsoen heure actie van injuriën te institueren, die men nochtans extraordinarie per officium behoorde te corrigeren. 155. Alsulcx hebben hem oock nyet gescaempt eenighe eyghenaers van den Lastaige, naerdat hem upgheseyt was tgundt sy precario ghebruyckten, by ghescrift te protesteren van cracht ende ghewelt. 156. Teghens alle twelck by den officier nyet ghedaen en werdt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||
157. All twelck die voorscreven regeerders sijnre G. nyet en hebben connen verswygen, soo ter ostensie van hooren onscult ende donduechdelicke belastinghe ende voorstellinghe, ter contrarie by die voorscreven onbekende demonstranten ghedaen, als oock tot verthooninghe ende notificatie der qualiteyt ende conditie der voorscreven Willem Dircxz., schout tegenwoordich deser stede; biddende ende begherende seer ootmoedelicken tselffde sulcx aen de Mt. te willen rapporteren, dat dusdanighe querelen eens ten eynde moeghen coemen, ende dat den culpablen naer recht ghestraft, ende den onsculdighen ghepatrocineert moeghen worden ende in vreede blyven. | |||||||||||||||||||||
III. Tweede geschrift der Doleanten; art. 73.73. Segghen ende verthoonen voorts die voorscreven doleanten, onder alle onderdanighe reverentie ende correctie, dat wel ghevouchlick ende oerbaerlick waere, merckelick omme te doen cesseren de fame ende naeme van den faulten, die men seyt te sijn ghebeurt in den xen penninck (daervan by den 43e ar.le van den eersten ghescrifte van den doleanten gheroert wordt), ofte omme andere saecken, dat goet toesicht ghenoemenGa naar voetnoot1) waere opt feyt van der reeckeninge deser stede van Amsterdam; te meer alsoo die reeckeninge soo haestelicken ende duysterlicken ghedaen worden (soo die doleanten verstaen) dat veele, daerover sittende ende daertoe ghecoeren, daervan luttel verstandts connen hebben. Implorerende in ende over all die goede gracie van der Majesteyt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||
IV. Tweede debat van Burgemeesteren; art. 105-109.105. Upt 73 ar.le van de voorscreven verclaringe zeggen die burgermeesters dat die reeckeningen deser stede wel getrouwelijck gedaen worden, nae ouden haercomen ende uuyt crachte van de privilegie ende der voorscreven stede hantvesten; ende dit alle jaers, nae voorgaende proclamatiën, openbaerlijck tot dien eynde gedaen, ende dit al openbaerlijck in de vierschaer, ten anhoiren van eenen yegelijck, die daerby wesen wil, ter presentie van den burgermeesteren, schout ende scepenen; zonder dat in de voorscreven reeckeninge eenige faulte bevonden es geweest. 106. Ende alzoe zijnre Princelijcke G. uuyt desen mach bevinden ende claerlijcken verstaen allen die voorscreven articulen der dolenten uuyt rechter invidie, emulatie ende ambitieuse affectatie der stede regiment ende offitie, tot groote oproer, diffamatie, cleynachticheyt ende vilipendie der stede regierders voortgestelt ende geexcogiteert te zijn, ende by hemluyden noch ongelijck breder gedivulgeert ende op waghen, schuyten ende achter straten gedragen te zijn, in alle schijn off zy hen in de stede zaecken ende heur offitie qualicken gequeten ende yet gecommitteert hadden, correctie waerdich; al deur ingeven ende inhortatie, als grootelijck te presumeren staet uuyter beleyde ende....Ga naar voetnoot1) van allen voorgaenden acten van den schout. 107. Dewelcke, als zijnre Princelijcke G. uuyter burgermeesters advertissement claerlijck bevonden heeft, al zeeder omtrent den jaer xxxvi tot desen dage toe die stede regenten ende burgermeesters, zoe met heymelijcke conspiratie als oock met verscheyden | |||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||
ongefundeerde processen, onder coleur ende umbre van zijn offitie, nyet gelaten heeft te prosequeren ende sonder ophouden te vexeeren; behalven noch verscheyden (faulten by denzelffden gecommitteert in texerceren van zijn officie ende bewaernisse der justicie, mede eensdeels in cort int voorscreven advertissement gededuceert, al tot spyte ende.....Ga naar voetnoot1) van der stede. 108. Ende dit, zonder eenige redenen ofte verdienst der voorscreven stede tegens de voorscreven schout; maer, als wel grootelijck te beduchten staet, in wederwraeck oft ranceur van zekere different, questie ende geschil, die hy ende Mr. Henrick Dircxz. tesamen uuytstaende hebben, der stede nochtans in geenre manieren concernerende off aengaende; gemerct nyet blijcken en zal dat die stede hem in eenige zaecken, by forme van accusatie, haer oyt tegens hem met meester Henrick Dircxzoon partye gevoucht off gemaect, off zijn bloet off goet oyt geprosequeert off vervolcht hebben gehadt; gelijck hy tot verscheyden plaetsen langens de straet, wagen en schuyten, tot groote diffame der voirscreven stede, nyet en laet te semineren. 109. Waeromme (volgende) haer eede, die zy int stuck van haer officie gedaen hebben, van der stede goeden te bewaeren als haer eygen, die regierders der stede zaick tegens de frivole delatiën ende bevechtingen der (sic) voorscreven schout sulcx gedefendeert ende mitter justicie geresisteert hebben, dat zy in alles, mitter hulpe Godts ende redenen van rechten, der stede eere ende welvaert bewaert, ende diversche sententiën, tot groote schande des voorscreven schout, tot heur voordeel geobtineert hebben, nyet zonder coste van der stadt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||
Contrarie denwelcken soo men nyet bevinden en zal dat zy hen oyt gedraegen, maer in alles in conformiteyt van dien hen gequeten ende gereguleert hebben in tadministreren van heur officie, ten eynde zy heur zaecken ende handelingen overal ende voor een yegelijck soude mogen openbaren ende beantwoerden tegens haer quaetwilligen; daermede zy int wederleggen der voorscreven pretense articulen hoepen te mogen volstaen; Soe versoucken ende bidden de regierders voorscreven in alre ootmoet Uwer Princelijcke G. met mijn heeren zijnre adjoincten, opter zaicken voorscreven zulck regard te willen nemen dat de stede duer alsodanigen frivole accusatie, by forme van stille waerheyt gedaen, geen prejudicie geinfereert, noch bezwaert en worde tegens ordonnantie van bescreven rechten, daerop de voorscreven regierders in desen tot defentie heurder innocentie funderende zijn; mitsgaders oick toesicht te willen dragen datter, onder dexel van desen, geen occasie gegeven oft veynster geopent en werde anderen, onder diergelijcke fameuse libbellen ende heymelijcke conspiratie tegens der stede welvaren ende cleynachticheyt der stede regierders, gelijcke vexatie ende diffamatiën endeGa naar voetnoot1) voort te stellen, maer daerinne te versien tot exemple ende spiegel van andere; bysonder in desen periculoese tijt ende diversiteyt van religiën, daerop die regierders versoucken wel regard genoemen te werden. Ende hoewel die naemen de(r) voorscreven doleanten de regierders onbekent zijn; ende nochtans Uwer E. verclaert heeft die in zijnre handen te berusten ende oversulcx deselve Uwer Exelencie bekent zijn; soe est dat die regierders, moeten(de) ende geconstringeert zijnde in desen te aenvaerden een nieuwe maniere | |||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||
van defentie ende verantwoordinge, in bescreven rechten nochte stijl bekent noch geuseert, voorts concluderen dat zyluyden by de Mat. verclaert zullen werden puer, suver, innocent van alle die voorscreven pretense onwarachtige diffamatie ende delatiën, zoe in desen als die tweede verclaringe der voorscreven dolenten, Zijnre Mat. gepresenteert, inponerende hen diesaengaende een eeuwich zwygen ende silentium; mitsgaders, op zekere peynen jegens Zyne Mat. te verbueren, interdicerende diergelijcke meer te doen; condempnerende hen voorts in allen schaden ende interesten, by de stede uuyt saicke van dien geleden. | |||||||||||||||||||||
C. Verbael, gehouden by Mr. Cristiaen de Waert, Raedt tot Mechelen, ende Mr. Arent Sasbout, Raedt-ordinaris in Hollant, tot Amstelredam in Meye xvclxv, upte articulen van zekere ongenomineerde remonstranten der voerscreven steede.Achtervolgende zeeckeren twee apostillen van de Hoochheyt van de Hartoginne van Parma, Plaisance etc., Regente ende Gouvernante van de Co. Mats. Nederlanden van herwaerts over, een gestelt up zeeckere requeste, hare Hoocheyt gepresenteert by veel onderdanige ondersaten ende borgeren der stede van Amstelredamme, supplianten, in date den iien Octobris anno xvclxiiii, ende dandere gestelt achter seeckere articulen, by den voornoemden supplianten hare voorscreven Hoocheyt overgegeven, van date den ixen Octobris daeraenvolgende; Sijn voer ons, Guillaume de Nassau, Prince van Orange etc., Stadthouder-generael over Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt, tot ons genomen hebbende | |||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||
voer assistenten, Meesters Christiaen de Waert, Rait der Co. Mat. in zynen groten Rade tot Mechelen, ende Arnoult Sasbout, Raidt-ordinaris van den Provincialen Rade van Hollandt, ende gecommen zijnde binnen der stede van Amstelredam den viiien May anno xvclxv, gecompareert geweest den ixen derselver maent, daertoe by ons ontboden zijnde, van wegen die voorscreven supplianten:.....Ga naar voetnoot1) geassisteert by meester Jan de Rantre ende Anthonis Genits, advocaet ende procureur in den voorscreven Groten Rade tot Mechelen. Denwelcken verhaelt zijnde hoe dat, nae by zijnder Exe. die voorscreven requeste ende articulen gevisiteert waeren, eenige derselver bevonden werden wat te seer generael te zijn, well behouvende breder specificatie omme bequamelicker daerup informatie te nemen; als te weten, eerst nopende 't 4e ende 5e articulen, daerop hem voergehouden es off zy eenige specificatie vorder wisten te doen van dat die regierders van Amstelredamme, int kiesen bysonder van den burgermeesters, genoempt souden hebben eenige personen, elcanderen bestaende van bloede ofte affiniteyt, ende dat oick veel onervaren burgeren gecoren souden werden etc., naer uuytwisende 't 7e ar.le Ende opt 9e ar.le, van dat die xxxvi Raden zoe weynich geacht werden dat men eenige grote saecken van importantie doen soude, sonder voergaende communicatie van hemluyden, in wat saecken tselve geschiet soude zijn. Noch opt 42e ar.le, van dat die regierders weygeren sommige burgeren alsulcke recompense te doen als zy andere doende zijn, die zy favoriseren, wie dieselve zijn ende waerinne dat sulcxs gebuert soude zijn. | |||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||
Ende off die voorscreven supplianten eenige vordere articulen overgeven souden wilen tot welvaert van de stede, zoe zy in eenige ar.len te kennen geven, dat men tselve breder uuyt informatiën souden moegen verstaen. Daerop zy, by monde heuren voorscreven advocaet, voer antwoorde hebben doen geven hoe dat zy wisten dieselve articulen generael te spreken, maer dat hoer verstant ende meeninge was dat zy, int nemen by zijnder Exe. dinformatie, tselve by heur billet en ofte antequetten breder geëxpresseert souden hebben, omme daerop alsdan die getuygen specifice gevraecht te moegen werden. Ende zoe by zijnder Exe. daerop geseyt werden dat die commissie hielt, parthyen gehoert, eerst die te accorderen, waert doenlick; indien nyet, alsdan tinformeren; ende dat tselve sulcxs int generael die regierders van Amstelredam nyet wel voer te houden en was, hebben den voorscreven supplianten ende remonstranten geordonneert die voorscreven articulen by meerder specificatie te verclaren, omme dan vorder gedaen te worden naer behoeren; daertoe die voorscreven comparanten (aengesien zy seyden tselve hem sulcxs geordonneert te werden) dach genoemen hebben tot up nae noen, ende naderhant by heuren procureur Genits doen seggen dat zy tselve voer des anderen daechs bequamelick nyet en souden moegen volcommen. Ende was die voornoemde Genits overleverende in handen van ons, de Waert ende Sasbout, zeeckere billet met eenige aengehechte copiën van previlegiën, die zy produceerden tot verificatie van 1e, 2e, 3e ende 4e articulen van heuren voorscreven puncten ende ar.len, by hem doleanten overgegeven, begerende ende versouckende die gecollationeert ende geauctentiseert te werden tegens zeeckere registre van | |||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||
previlegiën, berustende onder die burgemeesters der stede van Amstelredam, ende tot dien fyne hem te doen bevelen dieselve in handen van mijn heere de Stadthouder gebracht te werden; ende nae by ons sulcx de voornoemde Prince overgebracht was, es tselve alsnoch opgehouden omme in tyden ende wylen gedaen te werden nae behoeren; welcke billet, mette voorscreven copiën, by desen gevoucht werden, geteyckent met die letter A.Ga naar voetnoot1).
Den thienden der voorscreven maent die voorscreven remonstranten ende doleanten, weder compareert wesende, hebben, omme te voldoen tgundt hem op gisteren voergehouden werde, by gescrifte overgelevert breder specificatie opte voorscreven articulen, zulcxs tselve breder innehout, hierby gevoucht, geteyckent met die letter BGa naar voetnoot2).
Waernaer ten selven daege ontboden zijnde die regierders der voornoemde stede, zijn gecompareert geweest die burgemeesters derselver stede, by naemen Joost Buyck, Pieter Cantert, Symon Cops ende Aelbrecht Marcus, midtsgaders die schepenen aldaer, als...Ga naar voetnoot3), met beyden haerluyder pensionarissen, meester Adriaen Sandelijn ende...Ga naar voetnoot4), geassisteert by meester Jan van Treslongue ende Jan Hobijn, haerluyder advocaet ende procureur; denwelcken, naer mondeling vanwegen die voornoemde Prince verhaelt was tinhouden der requeste, by den voornoemden | |||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||
remonstranten ende doleanten die Hoocheyt van de Hartoginne van Parme overgegeven, es hemluyden dieselve requeste mette articulen, eerst by den voorscreven remonstranten daerby gevoucht, ende oock tandere tweede gescrift van de ar.len, breder specificatie innehoudende ende op huyden by den remonstranten overgelevert, voergelesen geweest, met vertooninge hoe dat zijnder Exe. in meninge was, volgende teerste poinct van de commissie, met hemluyden te treden in communicatiën, omme te verstaen die waerheyt der voorscreven doleantiën ende by minnelick accordt, zoe verre daer eenige abuysen geschiet mochten zijn, tot welvaeren van de gemeente, tranquilliteyt ende vrede der burgers, inne geremedieert te moegen werden, nae men by communicatie bevinden soude te behoeren. Waerop, naer vertreck by den voernoemden regierders genomen, es verhaelt geweest, by monde van meester Jan van Treslongue, henluyder advocaet, hoe dat in deselve ar.len tgouvernement van de stadt zeer getaxeert werde, ende dat oeck by tweede gescrifte, op huyden by den remonstranten overgelevert, veel by naemen gespecificeert werden, wiens naeme ende fame midtsdien te corte gedaen werde; dat zy daeromme versochten eerst te weten wie dat heure partye was ende die naemen van dengenen, die die requeste overgegeven ende onderteyckent hadden, omme, die hebbende, voerts geprocedeert te werden, volgende die voorscreven commissie. Denwelcken daertegens weder geremonstreert es dat dintencie van den Prince was, die twist, die in den stadt van Amstelredam ter cause van desen geresen was, mit alle gevouchlicke middelen van accort neder te leggen, ende dat sulcxs alsnoch nodeloos was copie van de naemen van de remonstranten over te leveren (hoewel zyne Exe. die- | |||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||
selve onder hem hadde), zoe tselve overleveren mogelick meerder occasie van twist ende tweedracht soude moegen causeren, met meer diergelijcke; dat zy daeromme treden wilden in communicatie omme dabuysen, soe verre daer eenige gebeurt mochten zijn, te remedieren. Ende alsoe die voornoemde regierders, andermael vertrocken zijnde, persisteerden by heur voergaende versouck van de namen, ende dat zy nyet en consten accorderen sonder heur partye te weten, ende men hemluyden nyet en behoirden te weygeren tgunt nae bescreven rechten hen geconsenteert werde; ende ter contrarie weder by zijn Exe. verhaelt werde dat hem, regierders, heur versouck alsnoch nyet ontseyt en werde, ende dat het ansien van tgemeen welvaert, rust ende vrede van de stadt genouch was in der plaetse van partye, omme by minlick accort die saecke (soe verre doenlick waer) te handelen, ende dat men tot dyen eynde (aenmerckende tselve gemeen welvaert ende nyet elck zijn perticulier querele) men in communicatie behoirde te treden om vrede te soucken ende tgundt anders gedaen mochte zijn dan naer behoeren te remedieren; hebben eyntelick die voornoemde regierders doen verclaeren by heuren voornoemden advocaet ende pensionaris Sandelin, dat, hoewel men hemluyden heur versouck nyet en behoerde te ontseggen, dat zy nochtans dien onvermindert nyet en wilden weygeren met zijnder Exe. in communicatie te treden, zulcxs als voeren; welverstaende dat hen copie derselver articulen van den doleanten overgelevert zoude werden, ende dat zy tselve heur seggen by gescrifte sommierlick souden moegen stellen; midts dat zijnder Exe. hem toeseggen soude voer tvertreck uuyt deser stadt hemluyden over te leveren copie van de namen der voorscreven doleanten. | |||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||
Daerop hen weder van zijnder Exe. geseyt es dat, in communicatie getreden zijnde, men zyen soude hoeverre men aengaende die voorscreven articulen int vruntlick handelen mochte, omme, soe verre tselffde nyet geschieden en conde ende van node soude zijn in vorder questie te treden, alsdan by zijnder Exe. opte exhibitie der voorscreven namen gedisponeert te werden; ende dat men henluyden alsnu copie der voorscreven articulen leveren soude, omme daerop met hemluyden in communicatie te treden, sonder grote scriften ter cause van dien te maecken, soe zijnder Exe. nyet en verstaet in desen by maniere van een proces te procederen; welcke copie van articulen hen zulcxs overgelevert zijn.
Den xiien May hebben zeeckere ingeërffden van de Lastaige zijnder Exe. geëxhibeert zeeckere requeste, by hen, ingeërffden, tot negen toe, onderteyckent, met zeeckere aengehechte munimenten; versouckende by deselve requeste gemaect te werden een ordonnantie opte openinge van de sloot, opte Lastaige gelegen, genoempt Boomensloot, den inganck ende uuytganck van dien, soewel aen de oestzyde als aen de westzyde etc.; ende dat by provisie die burgemeesters bevoelen ofte ten minsten geinduceert zye totte voorscreven provisionale oepeninge van de voorscreven sloot aen de oestzyde, tot coste van de supplianten te geschieden, ter tijt toe die stede grachten gediept, die dammen daerinne leggende geamoveert ende den inganck van de voorscreven sloot aen de westzyde gerestitueert zal zijn; breder blijckende by deselve requeste, geteyckent mette letter...Ga naar voetnoot1); diewelcke in handen van de burgemeesters voorscreven gestelt es den xvien May voorscreven, | |||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||
omme, hemluyden daerop gehoert, voerts gedaen te werden naer behoeren.
Den xvien May voorscreven, gecompareert zijnde die voorscreven vier burgermeesters met hoeren pensionaris Sandelin ende advocaet Treslongue, hebben doen verclaeren by monde van denselven advocaet, hoe dat zy overleverende waeren huere antwoert ofte advertissement opte eerste articulen, by den voorscreven doleanten overgegeven; daerby seggende, hoewel zy daerinne verhalende waeren eenige saecken, roerende die schoudt van Amstelredam, Willem Dircxz., dat zy nochtans protesteerden tselve nyet te doen animo injuriandi, maer tot elucidatie ende beter kennisse te hebben, waeruuyt oerspronckelick tovergeven derselver ar.len van de doleanten gecommen es; versouckende van zijnder Exe. tselve sulcxs te willen verstaen.
Den xviiien der voorscreven maent May zijn voer zijn Exe. gecompareert Heynrick Cornelisz., Heynrick Croock,......Ga naar voetnoot1), Floris Dircxz. ende......Ga naar voetnoot2), schepenen der voorscreven stede van Amstelredam van dit jegenwoerdich jaer lxv, geassisteert by meester Pieter Vloterius (sic)Ga naar voetnoot3), secretaris der voorscreven stede, seggende hoe dat zy, verstaen hebbende dat by den doleanten diversche articulen overgegeven waeren, ende onder andere eenige articulen, mede roerende tfaut van justitie, dat zyluyden, zoe veel dander ar.len aenginck, hem des nyet becroenen en wilden, maer lieten die burgemeesters daermede be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||
gaen; dan soe verre aenginck tvoerscreven faut van justitie, dat zy tselve apart begeert hebben te verantwoerden, ende tot dien eynde seecker advertissement overleverden, sonder hem nochtans midtsdien te willen separeren van deselve burgemeesters, als zy verstaen dat eenige quaetwillende voorstellende zijn; ende tgundt zy alhier overleverende waeren, tselve deden uuyte naeme van heurluyder geheele collegie, hoewel zy maer vijff en compareerden, soe dander schepenen mette justitie besich waeren; ende versochten tselve gevisiteert ende daerop gelet te werden naer behoeren.
Ten selven voorscreven achtiensten May, voer noene, zijn van gelijcke gecompareert van wegen die voornoemde doleanten .......Ga naar voetnoot1), geassisteert by den voornoemden de Rantre ende Genits, exhiberende zijnder Exe. zeecker inventaris, daerinne zy seyden gededuceert te hebben waertoe zy die munimenten, daerinne gespecificeert, overleggende waeren, ende daer beneffens in een sack alle deselve munimenten, in den inventaris gementioneert.
Den xixen der voorscreven maent zijn voer zijnder Exe. gecompareert die voorscreven vier burgemeesteren, geassisteert als voeren, seggende gereet te hebben omme over te leveren, ende zulcxs oeck overleverende waeren, heur debath, gemaect opt voorscreven twede gescrifte van de voornoemde doleanten; met seeckere protestatie ende versouck van, ingevalle dat tuygen gehoert souden werden op der doleanten gescriften, daerop by zijnder Ex.e gelet te werden; sulcxs zy tselve breder in seecker billet, dat zy meteen overleverden, expresseerden, ende hiernaer volgende es. | |||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||
‘Alsoe die burgemeesters alsnoch nyet weten en moegen die naemen van de doleanten, die teghens hen diversche articulen overgegeven hebben, ende dat zy verstaen dat onder denselven doleanten diversche conditiën van menschen zijn, waervan eenige van hen vervordert hebben uuyt groter temeriteyt die pretense articulen tegens die voorscreven burgemeesters over te geven; eenige voerts van sulcker conditie zijn, dat zy ter selver effecte onderteyck(en)inge gedaen hebben, sonder dat die burgemeesters kennen geloeven dat zy die voorscreven articulen, int geheel ofte int deel, ende oeck die navolgende verclaringe, gesien, gelesen ofte verstaen hebben; eenige oeck van sulcke conditie zijn, dat zy deur quade persuasie, als omme tgemeene welvaeren alleenlick te vorderen, oeck gecontribueert hebben, sonder die voorscreven ar.len, int geheel ofte int deel, gesien, gelesen, gehoert ofte onderteyckent te hebben; dat oeck andere consulenten zijn ofte belopers van der saecke; - soe bidden die burgemeesters in alre oetmoedicheyt, dat zyne Ex.e believe hierop regardt te nemen, dat, soe verde eenige luyden opt inhouden van de voorscreven articulen gehoert sullen werden, ofte by mijnheeren die assistenten van zijnre Ex.e, dat dieselve believe goet regard te nemen int examineren van deselve ende wat soerte dieselve ende een yegelick van hem zy, ende daernaer huerluyder aengeven te rechten, ende by gescrifte te stellen, wat ar.len dat elck van hem sustineren ende waer maecken wil; opdat die waerheyt volcomelick van als blijcken mach, ende dat die goede steede ende die regierders derselver in goede, vredelicke regimente bewaert, beschermt ende onderhouden werde, ende die inwoenders derselver in goede prosperiteyt voertvaren. Versoucken hiervan van als verbael gemaect te werden’. Seggende voerts daerby die voornoemde burge- | |||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||
meesters, hoe dat int leste van de voorscreven tweede gescrift mentie gemaect werde van de stede reeckeninge; maer alsoe tselve articule generalick spreeckende was, en consten tselve oeck anders nyet dan generalick beantwoerden. Ende indien die doleanten expresseerden, waerinne in de reeckeninge voorscreven mishandelt waere, souden hemluyden daertegens weder specifice solutie geven; dan om zijnder Exe. te contenteren, ende dat men van thoeren ende sluyten derselver reeckeninge geene quade opinie en soude moegen nemen, soe dselve (als zy seyden) openbaerlick opt stadthuys gedaen werde, waeren wel te vreden in handen van zijnder Exe. ende onse, assistenten, te doen visie van deselve reeckeninge, in presentie van een burgemeester ofte twee ende den tresorier; omme zijnder Exe. verthoent te werden dat deselve reeckeninge anders nyet gedaen en werdt dan naer behoeren ende ouder costuyme, ende daeruyt men oeck bevinden sall nyet sinisterlick inne gehanteert te werden. Waerop die voorscreven burgemeesters voer antwoerde gegeven es, dat, aengaende heur versouck, omme gelet te werden int hooren van den getuygen opte circumstantiën, by hem in heur gescrift geëxpresseert, dat zyne Exe. tselve redelick vont, ende, soe verre eenige getuygen gehoert werden, zijnder Exe. daerop int examineren regard nemen ofte doen nemen soude; ende aengaende dexhibitie der voorscreven reeckeninge, indien zijnder Exe. bevont van node te wesen visie daervan te hebben, dat tselve sulcxs by zijnder Exe. gedaen sall werden, sonder partye die te communiceren, dan alleen tot contentemente van zijnder Exe.
Den xxien der voorscreven maent May comparerende weder die voorscreven burgemeesters, geassisteert met | |||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||
heurluyder advocaet ende procureur als voeren, hebben overgelevert zeecker inventaris mette munimenten, dienende tot verifficatie van heurluyder advertissement, overgelevert tegens deerste articulen, by den doleanten overgegeven.
Ende den xxiien hebben die voorscreven burgemeesters, geassisteert als voeren, overgelevert hoere inventaris mette munimenten, dienende opt voorscreven 2e debath van de burgemeesteren, gemaect tegens twede gescrift by den doleanten overgegeven. Ten welcken tyde dieselve burgemeesters van wegen zijnder Exe. is verhaelt geweest, hoe dat zeeckere ingeërffden van de Lastaige, overgegeven hadden requeste, daerinne zy versochten openinge, ten minsten by provisie, van de sloot, opte Lastaige gelegen, genoempt Bomensloot; welcke requeste hem, burgemeesters, overgelevert was den xvien der voorscreven maent. Ende alsoe alsnoch daer nyet op geantwoert en was, ende zijnder Exc. nootlick naer Bruyssel vertrecken moste, es dieselve burgermeesters by zijnder Exe. voergehouden, dat zy, burgemeesters, omme die scamele luyden opte Lastaige te gerieven, soeveel doen wilden dat die voorscreven sloot aent oesteynde geopent mochte werden, opdat dieselffde ingeërffden aldaer prouffict van haere huysen genieten mochten, soe die stadt sonderling geen interest daerdeur en conste gehebben, met meer diergelijcke woerden. Waerop by den burgemeesters geseyt werde, hoe dat zy tselve nyet wel doen en mochten, alsoe die stadt daer te zeer deur geinteresseert zoude zijn, als blijcken soude by seeckere heur gescrifte, gemaect tegens tinhouden der voorscreven requeste, twelck zy mede overleverende waeren met zeecker inventaris ende munimenten, tot verifficatie derselver dienende; | |||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||
versouckende dat zijnder Exc. tselve wilde visiteren, soe men daeruuyt verstaen soude dat zy met goeder redenen die voorscreven openinge weygerende waeren. Twelck by zijnder Exe. gevisiteert zijnde, es hem weder verhaelt geweest, hoe dat die redenen, daerinne verhaelt, nyet en scheenen pregnant genouch te zijn omme te weygeren, ten minsten by provisie, de voorscreven openinge, om redenen breder hem by monde verhaelt; dat zy daeromme schicken wilden alsnoch in den heuren te spreecken, dat die voorscreven ingeërffden van de Lastaige openinge gedaen mochte werden, ende dattet selve wel geschieden mochte, oeck met conservatie van heurluyder auctoriteyt, alst by hemluyden selffs sulcxs verclaert werde toegelaeten te werden by heurluyder consent, ende dattet oeck precario geschieden soude, ofte diergelijcke; daerdeur zy heur recht ende auctoriteyt souden mogen conserveren. Daerop weder by den burgemeesters geseyt werde, dat op Vrydach toecommende, wesende den vijff-endetwintichsten deser maent, gedaen soude werden visitatie opte timmeringe ofte edificatiën van de Lastaige, sulcxs men jaerlicxs gewoenlick was te doen, ende zy wel lyden mochten dat wy, assistenten, ons daerby voegden, ende, alsoe by de xxxvi raden gesloten was die voorscreven toedemping van de sloot, dat sy sonder hemluyden advys daer nyet inne gedoen en consten, maer, die voorscreven visitatie gedaen zijnde, souden tselve in deliberatie van de xxxvi leggen, ende sien wat sy gedoen consten; hem voorts refererende tottet inhouden van heurluyder voorscreven gescrifte desen aengaende; offererende, soe van desen als alle heur andere voergaende gescrifte, preuve voer soe veele noot es. Waertegens by zijnder Exe. weder geseyt es, dat zy, burgemeesters, die hant daeraen houden wilden | |||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||
dat die voorscreven openinge gedaen werde, ten minsten by provisie, ende dat zy vorder voer den Hoeve van Hollandt ten principale die saecke vervolgen mochten; ende soe verre dieselve openinge nyet geconsenteert en werde, soude zijn Exe. die voorscreven stucken, roerende die Lastaige, mede overnemen, ende vant geallegeerde van parthye doen rapport an de Hoocheyt van de Hartoginne van Parma etc., Regente ende Gouvernante. Verhalende voerts zijnder Exe. hoe dat hy nootlicxs, omme andere Mats. affairen, hem te Brussel vinden moste den xxv ofte ten lanxsten den xxvien deser maent, ende midtsdien alhyer nyet langer vertouven en mochte; dat hy daeromme ons, assistenten voornoemt, last ende macht gegeven hadde dese zyne voornoemde commissie voerts te volcommen, omme, zijnder Exe. by ons van als rapport gedaen zijnde, voerts by zijnder Exe. aen de Hoocheyt van de Hartoginne, volgende die voorscreven commissie, rapport gedaen te werden. Ende, alsoe dieselve commissie mede innehielt parthyen te accorderen, indient doenlick waere, dat zijnder Exe. tot dien eynde by gescrifte hadde doen stellen zeeckere middelen van accorde aengaende dovergegeven articulen by den voorscreven doleanten, ende deur middel van welck men tot rust ende vrede in dese stadt van Amstelredam soude moegen gecomen; diewelcke naedat die burgemeesters voorscreven voorgelesen waeren ende by zijnder Exe. aen hem versocht daerop te willen letten, hebben die burgemeesters daervan copie versocht, omme in den heuren te spreecken; diewelcke hem overgelevert es, omme daerop antwoert innegebracht te werden naer behoeren; persisterende altoes die voorscreven burgemeesters by hoer voergaende versouck van alsnoch te moegen hebben die naemen van de voorscreven | |||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||
doleanten. Welcke middelen van accorde hiernae volgende ende geinsereert zijn. Voer te houden die burgemeesters etc. 1. Eerst, aengaende etcGa naar voetnoot1).
Den xxiiien der voorscreven maent May hebben wy, Christiaen de Waert ende Arnoult Sasbout voornoemt, volgende voergeseyde last ende commissie van de Prince van Oraingnen etc., naer tvertreck van denselven Prince, voer ons ontboeden gehadt die voornoemde de Rantre ende Genits, advocaet ende procureur van de voorscreven doleanten, dien wy voorgehouden hebben omme ons over te geven heur calendrier der articulen, daerop zy in meninge souden sijn eenige tuygen te beleyden, omme te sien, voer soeveele noot zijn soude tuygen te hoeren; twelck ons overgelevert zijnde, alsoe sy daerinne gestelt hadden t 5e, 6e, 7e ende 9e ar.len van heur eerste gescrifte, omme daer tuygen op te beleyden, hebben hemluyden geseyt dattet selve ons nodeloes dochte, als wesende dieselve generale articulen, daervan int 2e gescrift breder specificatie gedaen wert, ende dat van den inhouden derselver generale articulen genouch eertijts informacie gedaen es by den enqueste, die saliger gedachten Cornelis Monick, Raet der Co. Mat. in den Groten Raede tot Mechelen, opte poincten van offitiën genoemen hadde in den processe van enen Cornelis Maertsz. contra den Procureur-generaell van Hollant, ende noch eenige andere informatiën daernaer gevolcht, onder ons, Commissarissen, rustende. Dat voerts aengaende thienste articule van t 2e geschrift der doleanten tottet 24e articule toe incluys, twelck zy mede gestelt hadden omme by getuygen te proberen, ende noch t 30e tot 37e incluys, dat wy | |||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||
eerst voer ons ontbieden souden twee van de burgemeesters der stede van Amstelredam, omme dieselve te doen responderen per verbum creditum vel non, omme overtallige preuve te schouwen ende soe verre sy tselve confesseerden aengaende die consanguiniteyt ende affiniteyt, in denselven ar.len gespecificeert, dat nodeloes zijn sall vorder daerop enqueste te doen. Dat oeck aengaende t 25e articule derselver 2e gescrift, roerende dat int doende delectie van den schepenen, cedullekens overgegeven souden wesen etc., mede nodeloes scheen vorder informatie daerop te neemen, soe wat daervan es blijcken mochte by de informatie van de voornoemde Monick ende van saliger gedachten meester Cornelis van Weldam, in zijn leven Raidt ordinaris van den Hove van Hollant, ende noch in den enqueste, eertijts genoemen ten versoucke van den Procureur-generael van Hollant contra meester Heynrick Dircxz. Dat van gelijcke t 41e articule derselver twede gescrift mede nodeloos es, soe by munimenten blijcken mach hoe tselve geschiet es, ende oeck uuyt dinformacie, by meester Anthonis Moellenaer genoemen, in den processe van injuriën, tot Mechelen hangende tusschen den voornoemden meester Heynrick Dircxz., ter eenre, ende Willem Dircxz., schout alhier, ter andere zyde, daervan extract by den doleanten overgeleyt werdt. Ende van gelijcke t 45e articule vant selve twede gescrift, soe wat daervan es mede genouch blijct by diversche voergaende informatiën, in voortyden genomen.
Waernaer wy, commissarissen, voer ons ten selven daege ontboden hebben twee van de burgermeesters der stede van Amstelredam, als Symon Cops ende Aelbert Marcus, die wy voergehouden hebben die | |||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||
voorscreven articulen vant twede gescrift der doleanten, spreeckende van de consanguiniteyt ende affiniteyt; hem verhalende dat, omme teviteren die lange probatie, die opte selve articulen souden moegen vallen, sy dieselve responderen wilden per verbum creditum vel non, wat zy in der waerheyt daervan wisten; twelck zy gedaen hebben in der manieren hiernaer volgende. Eerst, opt 't 10e articule der voorscreven 2e gescrifte der doleanten, seyden die voornoemde twee burgemeesteren dat Joost Buyck heeft getrout die suster van Sybrant Occo, ende Sybrant Occo die suster van Cornelis Jacobsz. Opt 11e, dat meester Heynrick Dircxz. ende Gerrit Claes Matheeusz. hebben twee susters. Opt 12e, dat Joost Buyck es susterlinge van de huysvrouwe van meester Heynrick Dircxz., als die voornoemde Symon Cops kenlick es. Opt 13e, (dat) die schout es broeder van meester Claes Heyn. Opt 14e, dat Dirck Hillebrantsz. getrout heeft gehadt die dochter van Gerrit Andriesz. van Hoorn; ende Claes Jacobsz. die dochter van meester Heynrick; ende dat Heynrick Jacobsz. es broeder van Claes Jacobsz., ende heeft mede die dochter van meester Heynrick Dircxz. Opt 15e, als voeren geseyt. Opt 16e, dat Willem Claesz. Koeck getrout hadde die suster van Egge Garbrantsz. Opt 17e, ut supra articulo 10o. Opt 18e, ut supra; ende dat Dirck Jan es zoon van meester Heynrick Dircxz., die getrout heeft een suster van Sybrant Occo, als oeck doen Joest Buyck ende Dirck Jacobsz. Schaep; ende dat Pieter Pietersz. ende Jonge Jan Duvez. elcxs getrout hebben een dochter van Cornelis Benninck. Opt 19e, dat Harman Elbertsz. getrout hadde die | |||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||
dochter van Jan Willemsz. van Hoorn, maer zijn beyde overleden. Opt 20e, dat die huysvrouwe van de schout Willem Dircxz. was moeye van meester Willem Jacobsz. alias Kinnez., die mede overleden es. Opt 21e, dat Willem Dircxz., schoudt, ende Louris Symonsz. vader, suster- ende broederskinderen waeren. Opt 22e, ut supra. Opt 23e, dat Frans Jansz Teyng, Anthonis van Houve, Floris Dircxz den Otter achter-kinder zijn. Ende dat Coen Pietersz. es achterkint van Dirck Jacobsz. Schaep. Opt 30e, ut supra; ende dat meester Cornelis Garbrantsz. heeft getrout gehadt die suster van Dirck Hillebrantsz. den Otter, maer en was by tleven van haer noeyt van de xxxvi raden; dan nae toverlyden van haer, herhuwelict zijnde met een ander huysvrouwe, es geworden van de xxxvi. Opt 31e, ut supra; ende dat Cornelis Jacobsz. ende Jacob Heynricxz., beyde van de xxxvi, hebben getrout twee gesusters. Opt 32e, ut supra; ende dat Jacob Gerritsz. heeft getrout die dochter van meester Adriaen Sandelijn; dan was van de xxxvi, eer hy die dochter van meester Adriaen troude, ende was dieselve Sandelijn lang te voeren xxxvi eer Jacob Gerritsz. xxxvi werde; ende dat Andries Hoelesloet getrout heeft die dochter van Willem Jansz. Brouwer, ende dat over Andries Holesloet es susterling Dirck Hillebrantsz. ende Joest Buyck ende Anthonis Verhouve; ende Andries recht-susterling over Jacob Gerritsz. Opt 33e, dat Anthonis van Houve ende Andries Holesloet ii susterssoenen sijn. Opt 34e, dat Cornelis Heynricxz. Loen ende Claes Fransz. Loen waeren twee susterlingen, maer zijn lange overleden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||
Opt 35e, dat Andries Holesloet ende Cornelis Jacobsz. Brouwer zijn suster- ende broederkinder. Opt 36e, dat die huysvrouwe van meester Heynrick ende Cornelis Jacobsz. zijn twee susterkinder; als oeck es die huysvrouwe van Gerrit Claes Mateeusz.; ende die huysvrouwe van Sybrant Occo ende meester Heynricxs huysvrouwe zijn twee susterskinder, ende die huysvrouwe van Lucas Meynaertsz. ende die huysvrouwe van meester Heynrick zijn twee broederskinder. Waernaer wy, commissarissen, voerts geprocedeert hebben tot hooren van den getuygen, die die voorscreven doleanten hebben willen produceren, sulcxs als by den informatie van dien blijcken mach.
Den xxixen May voorscreven voer ons, commissarissen, gecompareert zijnde Joest Buyck, burgemeester der voorscreven stadt, met meester Jan van Treslongue, advocaet, voernoempt, hebben wy denselven geseyt hoe dat wy gevisiteert hadden het calendrier, ons overgegeven by Jan Hobijn, procureur der voornoemde stadt, daerinne gespecificeert stonden darticulen, die die voornoemde burgemeesters uuyt hoer overgegeven advertissement ende debath begeerden by getuygen te veriffieren, ende dat daerinne bevonden dat zy onder ander mede stellende waeren t 79 art. van heur advertissement, spreeckende van de handelinghe van de quoyeren van de 10e penninck de anno liii, daerinne wy deur last van de Exe. van de Prince van Orangnen verstonden nyet inne te treden omme tuygen up te hoeren, zoe diesaengaende appoinctement van den Hove van Hollandt was, wat daerinne behoerde gedaen te werden. Ende van gelijcke nopende t 120, 121, 122, 124, 125, 130, 133, 148, 149, dat wy gelijcke last hadden omme daerinne nyet te treeden, zoe dieselve | |||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||
overgegeven ar.len ofte dilutie van dien dese saecke nyet en roerden, als spreeckende van de handel ende offitie van de schout van Amstelredam, daer zijnder Exe. inne soude doen versien naer behoeren. Ende van gelijcke roerende t 5, 6, 7e, 8, 9e, 12e, ende 75e van tdebat, als mede nyet roerende die materie subjecte. Ende soe veele aenneginck 30, 31, 32 ende 33e articule van tselve debath, dat nodeloes was vorder daerop probatie te doen, soe ons, commissarissen, kenlick was tselve, als daer geposeert wert, zulcxs warachtich te wesen, uuytgeseyt dat mijn heere Suys ende saliger gedachten meester Dammas van Drogendijck als twee swaegers tsamen in den Rade geseten hadden, soe die voornoemde Suys die halve suster van Drogendijck getrout hadde gehadt, maer was dieselve lange overleden, aleer dat Droegendijck Raet werde, hoewel daeraff kinderen in levende lyve gebleven waeren; ende dat sulcxs oeck een clausule derogatoer van tarticule van de instructie van Hollandt in deselve commissie van Drogendijck gestelt was. Waerop vanwegen die burgemeesters geseyt werde, aengesien dat wy nyet in meeninge en waeren in probatie van dien by horen van tuygen te treeden, dat wy ten minsten all tselve zulcxs wilden verbaliseren, dat zy alsnoch offereerden die voorscreven articulen by getuygen te proberen, omme, indien naemaels, int doende rapport aen de Hoocheyt van de Hartoginne van Parma, bevonden werde tselve notelick te zijn, dat zy, burgemeesters, van tselve te moegen doen nyet gehouden en werden gesecludeert te zijn.
Den iien Juny sijn van gelijcke voer ons gecompareert die voernoemde Joest Buyck ende Aelbrecht Marcus, burgemeesters, geassisteert by beyde heur | |||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||
pensionarissen ende Jan Hobijn, heurluyder procureur, seggende hoe dat zy by hueren procureur aen ons hadden doen versoucken dat, zoe wanneer dinformatie opte positiven van hem, burgemeesters, alhier tot Amsterdam genoemen soude sijn, wy ons voerts vinden zouden willen tot Delft, Leyden, Dordrecht ende andre steden van Hollandt, omme aldaer te proberen t 10e ende 11e articulen van heur advertissement, alsdat in alle dieselve steeden voer een lofflicke costume geuseert soude werden, dat achter-susterskinder, ende oeck die van swagerschap malcandren geraect hebben, tesaemen gedient hebben gehadt etc.; ende dat wy, commissarissen, daerinne swaricheyt gemaect hadden, omme ons in alle dieselve steden te vinden; versouckende alsnoch dat wy tselffde zulcxs wilden doen. Hebben hemluyden voer antwoerde geseyt, dat wy alsnoch van geene meeninge en waeren alle die voorscreven steden doer te reysen, omme overall op tgundt voerseyt es enqueste te doen, zoe wy nyet en verstonden alhier in een ordonnaris proces te zijn, ende tselve ons voer desen tijt nyet gelegen en was; maer ommedat zy, omme die moeyte voor ons ende die costen van hemluyden te schouwen, by een van hoer pensionarissen in alle de voorscreven steden mochten recouvreren attestatie van de collegiën van de burgemeesters ende wetten, hoe men aldaer in gelijcke saecken van electiën gewoenlick was te handelen ende van outs gepleecht hadde; ende dat hemluyden tselve voer desen tijt starcke probatie genouch strecken zoude; ende indien naemaels bevonden werde nootelick te zijn vorder recolement daerop gedaen te werden, soude haere Hoocheyt voornoemt ofte zijnder Exe. vorder alsdan daerinne ordonneren. Twelck die voornoemde burgemeesters, aengesien (als zy seyden) zy ons vorder nyet brengen en con- | |||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||
den, versochten mede in ons verbael zulcxs geteyckent te werden, ten fyne als voeren, omme in deesen in heuren preuve nyet geprecipiteert ofte, indient nootlick bevonden worde, daervan nyet gesecludeert te wesen.
Den ven der voorscreven maent Juny, naerdat wy, commissarissen voorscreven, opt stadthuys der voorscreven stede gecollationneert hadden zeeckere copiën, by den voornoemden doleanten in heur inventaris overgeleyt, hebben ons die vier burgemeesters voorscreven overgelevert heur antwoert opte voorscreven articulen van accort, die hemluyden by der Exe. van de Prince overgelevert waeren den xxien der voorgaender maent May, ende by desen mede gevoucht es, buyten geteyckent aldus ΦGa naar voetnoot1); diewelcke by ons des anderen daechs gevisiteert zijnde, hebben wy die voornoemde Joest Buyck, burgemeester, comparerende met beyde die pensionarissen ende die procureur Hobijn, verhaelt gehadt, hoe dat wy uuyte selve antwoerde verstonden, dat zy genouch persisterende waeren by haer voergaende scriften, sonder dat wy daeruuyt bemercten dat zy, burgemeesters, gesint waeren tot eenich accort te verstaen; dat wy daeromme tselve sulcxs mede dExe. van de Prince overbrengen zouden, omme op als regard genoemen te werden naer behoeren. Dan alsoe zy int t(e)ynde derselver antwoerde doende waeren zeeckere presentatie dingeërffden van de Lastaige, op tgundt by den voornoemden Prince aen hemluyden versocht was by provisie gedaen te werden, hebben wy hemluyden geseyt, dat wy dieselve presentatie communiceren souden mette ingëerffden | |||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||
van de Lastaige, omme te besien oft zy die zulcxs accepteren wilden; indien nyet, dat wy van gelijcken tselve overbrengen souden zijnder Exe., omme mede gedaen te werden als voeren. Ende alsoe die voornoemde burgermeesters mede van ons versouckende waeren, gehoort te werden eenige getuygen van hoeren syde, seyden tselve te begeren te doen onder seeckere protestatie, die zy ons by gescrifte overleverende waeren, ende hierinne begeerden geinsereert te hebben, diewelcke hiernaer volgende es: ‘Up huyden den ven Juny compareerden voer ons, commissarissen, Joest Buyck, burgemeester der stadt Amstelredam, geassisteert met beyden den pensionarissen derselver stadt en Johan Hobijn, procureur postulerende voer den Hove van Hollant, ende versocht alsnoch te hebben die naemen van de remonstranten ofte doleanten; ende alsoe wy hem tselve alsnoch voer deesen tijt ontseyden, verclaerde die voornoemde burgemeester, geassisteert als boven, dat, alsoe hy alsdan zijn parthyen nyet en wiste, ende alsulcxs nyet volgen en conde int nemen van der enqueste nec formam juris nec stili; dat hy alsulcke enqueste, als hy by ons soude laten nemen, alleenlick soude moeten doen tot onsen informatie ende instructie, omme te removeren die sinistre suspitie, die uuyten onwarachtigen positiven van den voorscreven doleanten, hem ende dandere regierders van der stadt noch onbekent, anders soude moegen resulteren; gelijck oeck dvoorscreven burgemeester verclaerde omme dselffde redenen die schriftuyren, van stadts weegen ons geëxhibeert, met allen verifficatiën ende munimenten daertoe dienende, alleenlick in plaetse van advertissemente ende tot instructie geexhibeert te zijn; versouckende dese zyne verclaringe in onsen verbale geannoteert te worden, omme tselve | |||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||
in tyden ende wylen haere Hoocheyt ofte die Princelicke Exe. geremonstreert te moegen werden’ etc. Ende hebben wy, commissarissen, hiernaer voerts geprocedeert tot horinge van deselve getuygen, zulcxs als by den informatie van dien blijckende es. Waernaer - alsoe van wegen de voornoemde burgemeesters versocht werde, mede tuygen te moegen doen hoeren opte voorscreven antwoerde, by hemluyden gemaect opte middelen van accoort, hem by der Exe. van de Prince geopent, ende ons hier voeren overgelevert den ven Juny voorscreven - seyden wy, commissarissen, daertoe geen last te hebben; ende dat wy oeck nyet en verstonden eenige getuygen daerop te hoeren, zoe tselve, als voer een middel van accort, alleen by ons hemluyden geproponeert was, ende zijnder Exe. intentie, vanhier scheydende, was geen vorder scriften te admitteren; dan alsoe wy in deselffde middelen van accort mede geinsereert hadden drie articulen, by den doleanten naderhant zyne Exe. geëxhibeert, achter heuren inventaris, daerop die borgemeesters nyet gehoert en waeren, dat wy hemluyden admitteren souden opte solutie derselver eenige getuygen te moegen produceren; als eerst, roerende dat die burgemeesters uuyter stede gejaecht souden hebben die potbackers, boscruytmaeckers etc., daervan int 7e ar.le van den voorscreven middelen van accort mentie gemaect wert, ende daerop zy solutie geven int 39, 40 ende 41 ar.len van heurluyder antwoerde; ende voerts, daer geseyt wert int 8e ar.le van deselve middelen van accort, van dat meester Heynrick meer recompense gedaen soude zijn, op rocken etc, daerop zy solutie geven int 69 articule van heurluyder antwoerdt; ende noch, daer geseyt wort int 12e ar.le van taccort, dat die burgemeesters hem nyet gevoucht en souden hebben mette borgers, omme assistentie te doen tegens het travail, hem by | |||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||
den tollenaers aengedaen, daerop zy solutie geven int 81 ende 82 ar.len van heurluyder antwoerde voorscreven; op welcke voorscreven ar.len van heure antwoerde wy hemluyden admitteren souden tuygen te moegen doen horen, zoe verre zy tselve versouckende waeren.
Den xiien der voorscreven maent Juny zijn wy, commissarissen voornoemt, ten versoucke van de voorscreven burgemeesters gegaen met Joost Buyck, burgemeester, omme inspectie locael te nemen, roerende eenige articulen, zoe in heur advertissement als debath gestelt; als tot verifficatie van t 40, 51, 73, 74 ende 75 van den advertissement, 55, 56, 85, 86, 87, 95 ende 96 van heurluyder debath. Ende sulcxs heeft ons die voornoemde burgemeester eerst geleyt doer St. Oloffspoorte opt hooft, alwaer hy ons verthoent heeft die colck, aldaer gelegen, ende die sluys, daerop leggende; deur welcke colck ende sluys hy verthoende dat het Yewater in de stadt liep ende men tselve daerinne liet loopen totte hoochte van zeeckere peyl, aldaer gestelt; ende soe verre het water hoeger quam te vloeyen dan die voorscreven peyl, verthoende ons daertoe een schotdeur, in der sluys gemaect, omme die neder te laeten vallen; verthonende oeck die juckinghe in denselven colck, aen deen zyde opgemaect met een strate oft ganck, ende seggende dieselve colck veel gewijt was ende zy die huysen aen de zyde van deselve straet opgecocht hadden omme dieselve colck te wyden tot bequaeme wyte, dat twee schepen malcanderen mochten wijcken, ende dat dieselve strate, sulcxs die leyt, aldaer geleyt mochte werden, twelck wy sulcxs oeck saegen; ende dit al (soe hy seyde) volgende dordonnantie van hoger memorie vrou Marie, Coninginne, Regente etc. Heeft ons vandaer die voornoemde burgemeester | |||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||
voorts geleyt na de Oude zyde(s)-achterburchwal op een bruggeken, aldaer over dieselffde burchwal gelegen, genaempt die brugge, die men nae de Lastaige gaetGa naar voetnoot1); verthoenende ons aldaer beneffens tselve bruggeken een ander bruggeken, dat hy seyde te wesen die brugge van Cornelis Jacobsz., brouwer, hem precario gegunt tot wederseggen van den burgemeesters; seggende dat die gemeente sonderling geen letsel en hadde by deselve brugge van Cornelis Jacobsz., alsoe die veel hoger was dan die brugge, daer wy op stonden, daer beneffens dicht aen leggende, die daer nootlick omme doverganck moste blyven; twelck wy, commissarissen, oeck sulcxs sagen, dat deselve brugge van Cornelis Jacobsz. al veel hoger was; dan sagen dat zijn jouckinge, daer zijn brugge op steuende aen de westzyde van twater, stont ontrent acht oft negen voeten buyten zijn huyse int water, zulcxs dattet bet dan een derdendeel van de wyte vant canael occupeerde, ende dat dieselve twee bruggen nyet dan ontrent anderhalve roede van den anderen en laegen, ende dat die juckinge van de stadts brugge aen de oostzyde oeck een deel vant canael occupeerde. Gaende vandaer voorts na de Oudesijts-burchwal, heeft ons deselve burgemeester die canten van den watere aldaer verthoent aen beyden zyden bejuct te wesen, zulcxs wy die oeck bevonden zuytwaerts opgaende tot een steene brugge, genaempt, zoe hy seyde, die Verckenssluyse ofte marctGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||
Ende van de voorscreven steenen brugge ofte Verckenssluys voerts gaende, zuytwaerts op, na den houten brugge, gelegen by Grimmenissersluyse, hebben wy, commissarissen, luttel plaetse daer bevonden bejuct te wesen, uuyt dien (soe hy, burgemeester, seyde) dattet al genouch aen beyde syden scamele conventen waeren, die van heure renten nyet en mochten leeven ende met heur hantwerck die cost mosten raepenGa naar voetnoot1), ende andere cleyne huyskens, die de cost van de juckinge nyet wel en hebben moegen vervallen, overmidts die dierte van thout, die lang geduyrt hadde, zoe hy seyde. Te meer (zoe hy, burgemeester, seyde) dat die conventen genootsaect zijn geweest heur edifficiën eensdeels te rysen omme droech uuyten water te sitten, overmidts twater, binnen de burchwallen inne gelaeten, zedert den jaere xlv veel hoger, boven ouder gewoente ende aleer die duervaert gemaect was, geresen es. Ende dat dieselve conventen heur beecken moeten vermaecken ende hoger stellen, ommedat zyGa naar voetnoot2) doer thogen van twater daer nyet deur vaeren en mochten, als wy aldaer oec van eenige beecken saegen. Ende omdat die voorscreven rysinge noch meer sal moeten vallen in den huysen ende conventen voorscreven, als de juckinge gemaect ende die straten daernaer geresen zullen zijn, zeyde hy, burgemeester, dat, in respecte des voorscreven es, voor een wyle tijts patientie aldaer genoemen es geweest. Twelck voorscreven es men oeck bemercken mochte | |||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||
doer die peylen, die hy ons aen de bruggen verthoenende was, tot dien eynde aldaer gestelt, opdat een yegelick gewaerschout mach wesen om zijn huysen aldaer te stellen Ende gaende soe voerts nae die Oude NonnenGa naar voetnoot1) toe, die achter Oudezijts-burchwalle langes, hebben aldaer eenige plaetsen bejuct gevonden ende eenige noch heel onbejuct, daer ons die voornoemde burgemeester verthoende diversche cleyne huyskens ende eenige wat laege in der aerden staende, lager dan die straete, daer wy over ginghen, die hy seyde dat noch laeger soude moeten vallen als die nyeuwe juckinge gemaect ende die straete daernaer gehoecht soude zijn; seggende dat toe te commen doerdien dat twater van de Tye nu in deselve burchwal doer die sluyse innegelaeten wert, ende soe hoech compt dat die straeten daernaer nyet alleen gejuct maer mede verhoecht moeten werden, omme het Yewater uuyt eenige huysen te keeren, welcke huysen, voer tinlaeten van tselve Yewater, hy seyde hooch ende drooch genouch gestaen te hebben, ende dat sulcxs die huysen, die nu getimmert werden, veel hoger gestelt moeten werden dan doude te voeren aldaer stonden; sulcxs wy oeck bevonden, dat die nyeuwe huysen veel hoger gestelt waeren dan doude; seggende dat regart behoert genoemen te werden opte grote costen van tselve verhogen ende jucken, overmidts die gemeente nyet alleen die juckinge moet maecken, maer oeck heur straeten ende huysen hoogen; twelck hy seyde dat die scamele luyden hart viel om doen. Verthonende ons aldaer, opte onbejucte burchwallen, eenige nyeuwe huysen, die begonst waeren | |||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||
betimmert te werden ende die roynge versocht hadden, omme heur juck te maecken; nae welcke hoochte hy seyde dat dandere onbejucte huysen heur juckinge mede souden moeten doen maecken, ende metter tijt heur huysen daernaer stellen, om droech te sitten. Verthoenende ons noch voerts opte selve Achterburchwalle veel scamele conventen (zoe hy seyde), aldaer staende, als Cellesusters, de Minnebroeders, tconvent van Betaniën ende die Pouwelsbroeders etc. Ende dat oeck aen de westzyde van de Achterburchwalle veelal conventen opte Achterburchwallen staende mede souden moeten joucken opte selve Achterburchwallen, ende alsulcx double costen lyden van heur ediffitiën ende bejuckinge, als achter ende voer op beyde die burchwallen responderendeGa naar voetnoot1). Bysonder dat elcke voet vant jucken wel soude costen, als die burgemeester seyde, deen doer dander twe gulden, alleenlick van hout gemaect zijnde; behalven die coste, die aen thogen ende vermaecken van de strate geleyt soude moeten werden. Gaende voorts van de voornoemde Achterburchwalle, heeft ons die voornoemde burgermeester geleyt doer Sint Anthonispoerte opten dijck aldaer, alwaer hy ons verthoende tmaras ofte rietlant, daer buyten die poorte gelegen, tusschen die lijnbaenen ende denselven Sint AnthonisdijckGa naar voetnoot2), twelck hy seyde nootlick aldaer vervolt ende verhoecht te zijn, overmidts men daer de (modder), commende uuyte diepinge van de stadts grachten, nergens propycer brengen en mochte, als daer nyet verre vandaen gelegen, als wy, commissarissen, oeck saegen; ende dat tselve vervollen ofte verhoegen van tmaras nyet meer prejudiciabel der | |||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||
stede en conste gescien dan tverhogen van de Lastaige, daer beneffens gelegen, zoe hy seyde dattet noch verre was onder die peyl opte Lastaige geset; als hy seyde dat men bemercken mochte by den paelen, tot dien eynde aldaer opte selve plaetse gestelt, daert noch verre beneden was, als wy saegen; ende dat zy, burgemeesters, in meninge waeren metter tijt aldaer een opslach te maecken van de harinck ofte peck ende teer, daertoe zy seeckere slooten aldaer souden doen schieten omme uuyte nyeuwe grachten, oestwaerts daeraen gelegen, aldaer inne te moegen commen. Sijn voerts van daer varende over dAemstel gecommen aen de Regulierspoorte, ende gaende die Reguliersbrugge aldaer over, heeft ons die burgemeester verthoent daer aen de oostzyde van twater responderende zeeckere erffve, by der stede gecoft om die schafferye te vergroten, twelck es een timmerplaetse, aen de oostzyde van tselve waterGa naar voetnoot1), (dewelcke wy) onbejuct bevonden hebben; dan aen de westzyde saegen aldaer die bejuckinge gedaen te zijn; maer seyde die burgemeester dat dieselve plaetse by der stede corts bejuct soude werden. Ende soe voerts gaende naer die beeck van de Nyeuwe NonnenGa naar voetnoot2), heeft ons aldaer verthoent zeeckere begonst jouck van de Nyeuwe Nonnen ende seeckere ledige erffven, aldaer leggende aen de Nyeuwe Nonnen responderende; daer hy seyde dat eenen Hans Spenchuysen althans int werck was om eenige nyeuwe huysen te doen setten, als wy oeck saegenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||
Passerende voerts Grimmenes ende de houten brugge daeraen volgende, zijn besyden dieselve brugge twater langes gegaen, langes die nyeuwe straete op Rockin gemaect, naer der stede marct toe, alwaer wy oeck saegen die juckinge aldaer neffens die huysen ende spijckers responderende al gemaect te zijn. Ende commende opte Plaetse, daer die sleepaerden staen, ontrent die voorscreven marct, heeft ons die burgemeester aldaer verthoent die plaetse, die eenen Willem Michielsz. versocht hadde aldaer te betimmeren ofte een brugge aldaer van zijn huys over den houck vant water te moegen leggen; welcke plaetse, soe die burgemeester ons seyde, die stede nyet ontbeeren ende tselve sulcxs nyet gedoegen en mochte, overmidts die schuyten, van Utrecht ende daerontrent commende, daeraen moeten commen leggen omme te lossen ende te laden, midtsgaders dander schuyten, die alle die vuylnisse van de marct, vismarct ende de voorscreven stede, daer de paerden staen, aldaer mede laden ende vandaer wechvoeren moeten; allen denwelcken by tvoorscreven maecken van de brugge te groot hinder ende interest geschiet soude zijn. Kerende vandaer weder terugge, zijn gecommen opte Nyeuwezijts-voerburchwalle, alwaer int beginsel | |||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||
een stuck weechs van S.te Lucyen off tot Jonge Roeloffs-steege toe, daer wy stonden, wy doostzyde van deselffde burchwal bevonden hebben noch onbejuct te zijn; ende die reste, zoe noortwaerts op, verby die Nyeuwe kerck, heeft ons die voorscreven burgemeester verthoent genouch al bejuct te zijn, dan dat sommige plaetsen, gaende alsoe nae der Haerlemersluyse toe, wy aldaer noch onbejuct hier ende daer een stuck weechs bevonden hebben. Verthoenende ons oeck hier ende daer eenige spijckers, die aldaer gemaect waeren ende eenige noch gemaect werden; ende dat dieselve reste, noch onbejuct zijnde, metter tijt haest bejuct soude wesen. Gaende voerts over die Haerlemersluyse, die Achternyeuzijts-burchwal langes, hebben dieselve tot veel plaetsen onbejuct bevonden aen beyden zyden; uuytgeseyt dat hier ende daer deen ende dander wat bejuct mochte hebben; totdat wy gecommen zijn aen tbruggeken, daer men gaet naer Jans Roedenspoerte toe, daer wy dieselve Achterzijts-burchwalle, responderende tegens terff van den voorscreven Joost Buyck, ende soe vant selve bruggetgen zuytwaerts opgaende, een groot stucke weechs bejuct saegen, ende de reste weder genouch onbejuct; alle welcke juckinge alsnoch ongedaen zijnde, de burgemeester seyde aldaer opte Achterzyde-Nyenburchwalle nyet geschiet te zijn uuyt dieselve redenen, die hy hier voeren opte Oudezyde(s)-Achterburchwal verclaert heeft; overmidts dattet veel cleyne huyskens onder andere zijn, die die cost soe nyet en hebben moegen vervallen. Ende soe voerts gaende, zijn wy gecommen aen seeckere sluyse, aldaer aen de stadt vesten gelegen, genaempt der Boeren-verdrietGa naar voetnoot1), diewelcke wy passerende ende gaende soe naer der Calverstraet toe | |||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||
ende die sluys aldaer inne gelegen, heeft ons de burgemeester oeck aldaer verthoent zeeckere juckinge gedaen te zijn, responderende achter die huysen, aent ronde Bagijnhoff staende. Ende vandaer voerts passerende der stede Doelen, zijn wy mette voornoemden burgemeester die veste langes gegaen, die ons van verre hier ende daer opte voorscreven Nyeuwezijts-burchwallen zeeckere spijckers verthoent heeft, zedert eenige jaeren herwaerts nyeu gemaect; daerby seggende dat zy, burgemeesters, verhopen dat diergelijcke, ofte oeck beter, zouden gemaect werden, soe verre die burgers vermeenen dat een yegelick nyet en mach naer zijn appetijt buyten der stede timmeren. Verthoenende oeck die voorscreven burgemeester ons sulcxs, nae de Haerlemerpoerte toegaende, veel ende diversche oude ende schamele luyden huyskens, daer aen de stede muyren responderende, die (zoe hy seyde) mettertijt mede met timmeren verbetert moehte werden ende tot spijckers mede geappliceert.
Alsoe wy, commissarissen voorscreven, volgende den verbaele van den ven Juny, hiervoeren gestelt, voer ons ontboden hebben gehadt den viiien derselver maent Cornelis Boom, een van de Lastagiërs, hebben wy hem geopent de presentatie, by den burgemeesters int eynde van heur voorscreven antwoorde opt concept van taccort, ons hiervoren overgelevert, gestelt; dien wy dieselve presentatie, volgende zijn versouck, zulx by gescrifte overgelevert hebben, opdat hy daervan in den zynen mette andere Lastagiërs begeerden te communiceren ende, tselve gedaen zijnde, ons weder antwoert inne te moeghen brenghen, ofte dieselve Lastagiërs die presentatie sulcxs accepteren wilden dan nyet; welcke presentatie hiernae volgende geinsereert es. | |||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||
‘Dat die burgemeesters den xxviiienGa naar voetnoot1) May lxv die saecke vant openen van de Bomensloot in communicatie geleyt hebben mette xxxvi raden der stede, by dewelcke bevonden es geen oerbaer te zijn dat die voorscreven sloot geopent souden werden. Souden nochtans burgemeesters tevreden zijn haer naersticheyt te doen omme, by advys ende consente van de voorscreven xxxvi raden, (omme zyne Princelicke Exe. te gratifficeren ende vorderlick te wesen, soe veele als hen, behouden eere ende ede, in eniger manieren moegelick es) - midts by den voorscreven Lastagiërs (eerst ende alvoeren dopeninge) affdoende die contraventiën, by hen contrarie dordonnantie ende sententie, by de Mat. van de Co. opte timmeraige van de Lastage gemaect, gecommitteert, als by kennisse van schepenen van Amsterdam opten xxven Mey ao lxv, by oculaer inspectie genoemen, gebleecken es - die voorscreven openinge precario ende tot wederseggen van de burgemeesters weder te gunnen, ter tijt ende wyle toe dattet by den Hove van Hollandt diffinitivelick anders geordonneert sal wesen, daervoeren zy schuldich sullen wesen binnen seeckeren tijt heure actie te institueren; welverstaende, indien zyluyden, ofte eenige van hen, duyrende die voorscreven concessie weder eenige nyeuwe contraventiën deden tegens die voorscreven ordonnantie, dat in dien gevalle die voorscreven sloot metterdaet by den voorscreven burgemeesters weder toegeworpen zal werden, nietjegenstaende die voorscreven litispendencie. Sulcxs dat die burgemeesters (midts die Lastagiërs doende dat zy, navolgende die voorscreven ordonnantie, schuldich zijn te doen) bovendien noch te vreden | |||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||
sullen wesen, by provisie, tot haer wederseggen, die voorscreven openinge, by advys als voeren, te consenteren ende tselffde te doen, uuyt rechter gunst ende gratie, ter requisitie van zyne Princelicke Exe., omme dieselve daerinne te gelieven’.
Ende den xiiien derselver maent Juny zijn voer ons gecompareert Hans Wouters ende Jan Voegel, zoe voer henselven als uuyte naeme van alle dandere Lastagiërs, verclaerende hoe dat zy met malcanderen aengaende die voorscreven presentatie gecommuniceert hadden, ende ons voer antwoerde innebrachten by gescrifte sulcxs hiernaer volgende es. ‘Waertegens die gemeene geërffden van de Lastaige, requiranten, deden seggen dat die openinge ende tgebruyck van de slote in questie hemluyden nae rechte competeert, by de redenen ende middelen, by requeste ende anders voor mijn E. heeren de commissarissen geproponeert, sonder dat hemluyden daertoe nodich es enich consent van de burgemeesteren ofte van de xxxvi te versoucken, ende soe veel te min precario te accepteren tgundt hemluyden nae gemene dispositie van rechten toecompt; ende alsoe die presentatie, by den burgemeesteren gedaen, tenderende es omme den requiranten in eenige vordere servituyt te brengen dan zyluyden dese naeste twintich jaeren herwaerts (contrarie hoere previlegiën, by den gerequireerden gesubticeert) by indirecte wegen gebracht zijn, ende in effect gelijcke practijcken alsnu in desen gebesicht werden omme van den requiranten seecker pretens precario openinge ende gebruyck te extorqueren, als die gerequireerden weleer van Cornelis Boom gepractiseert hebben; ende die requiranten oock nyet en weten ende nae rechten verhoepen (volgende oeck advys van neutrale geleerden) by hare timmeraige die ordonnantie van den Co., by den gerequireerden | |||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||
subrepticelick vercregen, geensins gecontravenieert te hebben, ende in allen gevalle die geëxcogiteerde contraventie, sulcxs als die gerequireerden dieselffde jegens alle equiteyt pogen te extenderen, die gemene geerffden nyet en mach prejudiceren int gebruyck ende openinge van den sloot in questie, als daermede nyet gemeens hebbende, als breder voer mijn heeren gededuceert is; soe refuseren die requiranten der gerequireerden captieuse presentatie; ende, want die saecke alsnu gedisponeert es dat, volgende der gerequireerden verclaringe voor mijn heere den commissaris Mr. Jacob van der Mersche gedaen, nyemant van desen kennisse en behoert te nemen, omme menichfuldicheyt van instanciën te schuwen, dan zyne Pr. E., zoe persisteren die requiranten by heurluyder requeste, versouckende rapport.’ Seggende voorts die twe comparanten, dat zy versochten, uuyte naeme van alle deselve gemeen ingelanden van de Lastaige, aengaende die voorscreven provisie van de openinge van Bomensloot, aen ons commissarissen daerop appointement te willen geven, ofte die requeste, mette verifficatiën ende anders daerop dienende, te senden aen zynen Pr. Exe., opdat metten eersten opte versochte provisie gedisponeert mach werden sulcxs bevonden zal werden te behoeren; zoe zy alle daege verwachtende waeren die scepen, die overcommen souden met Oestersche waeren, daertoe zy hoer spijckers ende erffven opte Lastaige souden moegen employeren. Denwelcken wy voer antwoerde gegeven hebben dat wy vant selve refuys die burgemeesters adverteren souden, sonder vorder gescrift over te nemen; ende dat wy dese saecke nyet eer over en consten senden dan met dandere principale saecke, die meteen aen zynen Exe. gesonden sal werden.
Opten xixen Juny voorscreven zijn by ons, commis- | |||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||
sarissen, wesende in Den Haege, gecommen Pieter Cantert, burgemeester, met Mr. Marten Bloclant, pensionaris, ende Jan Hobijn, procureur, voornoemt, ende hebben ons overgelevert zeeckere inventaris met stucken ende munimenten, dienende opte antwoorde, die zy, burgemeesters, hier voeren ons overgelevert hebben opte middelen van accort, hemluyden by zynen Exe. voorgehouden, tsaemen aeneen gehecht; ende noch twee ampliatiën van inventarissen, met stukken daeraen geattacheert, als eene, wesende ampliatie van den inventaris, op heurluyder advertissement overgelevert, ende dander ampliatie van den inventaris, op heurluyden debat overgelevert; versouckende al tselve by dander stucken gevoucht te werden, als wy gedaen hebben.
Den xxen Juny hieraen volgende es voer ons, commissarissen, gecompareert Hans Wolters, uuyte naeme (soe hy seyde) van alle dingeërffden opte Lastaige, seggende hoe dat zy verstaen hadden dat die burgermeesters hadden doen beleyden seeckere certifficaciën, roerende tverbael van topenen ofte sluyten van Bomensloot ende vant buyten timmeren; daerinne hy seyde dat hem dochte die tuygen te wesen gecircumvenieert int deposeren; twelck bevonden soude werden uuyt seekere andere certifficacie, die hy ons exhibeerde ende mede versochte by den eersten requeste van de Lastagiërs gevoucht te werden, omme, int visiteren der voorscreven burgermeesters certifficaciën, daer mede op gelet te werden; twelck wy sulcxs daerby gevoucht hebben. |
|