Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 23
(1902)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Memoriën van ridder Theodorus Rodenburg betreffende het verplaatsen van verschillende industrieën uit Nederland naar Denemarken, met daarop genomen resolutiën van koning christiaan IV (1621),
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
schets van Dirk RodenburgGa naar voetnoot1), niet alleen alles samengevat wat tot dusverre over hem bekend was, maar tal van nieuwe berichten daaraan toegevoegd, vooral over zijne diplomatieke loopbaan. Volledig kan deze alleen beschreven worden door wie zelf een onderzoek heeft kunnen instellen in allerlei buitenlandsche archieven. De heer Worp, die daartoe niet in de gelegenheid was, heeft zich veel moeite gegeven om zooveel mogelijk inlichtingen te verkrijgen over den inhoud van op zijn onderwerp betrekking hebbende archivalia, en verschillende buitenlandsche geleerden zijn hem daarbij van dienst geweest. Zoo heeft bv. Dr. J.A. Fridericia - destijds onder-bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek, tegenwoordig hoogleeraar aan de Universiteit te Kopenhagen - hem allerlei mededeelingen verschaft uit het Rijksarchief te dier stede. Uit den aard der zaak hebben die mededeelingen echter, hoeveel nieuws zij ook brachten over de eigenaardige rol, door Rodenburg in Denemarken gespeeld, het onderwerp op verre na niet uitgeput. Tijdens mijn verblijf, in den zomer van 1900, te Stockholm en te Kopenhagen, heb ik allerlei stukken onder de oogen gekregen, die van belang zijn voor de kennis van Rodenburg's handel en wandel. Het doel, waarvoor ik de archieven bezocht, liet natuurlijk niet toe alles te noteeren, dat mij daarin merkwaardig scheen. Op mijne aanwijzing heeft het bestuur van het Historisch Genootschap enkele stukken betreffende Rodenburg's werkzaamheid in Denemarken laten overschrijven, en nu ik deze voor de uitgave gereed maak, voeg ik daaraan uit mijne te Stockholm en te Kopenhagen gemaakte aanteekeningen een en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ander toe, waardoor de mededeelingen van Prof. Fridericia worden aangevuld en dat tevens iets nieuws brengt over de verhouding, waarin Rodenburg heeft gestaan tot de regeering van Zweden De lezer gelieve daarbij in het oog te houden, dat, wat ik hier kan geven, niet het resultaat is van een opzettelijk aan dit onderwerp gewijde studie; van allerlei ondernemingen kon ik slechts het begin ter sprake brengen, die ik gaarne ook in haar afloop zou hebben gevolgd, - niet omdat Ridder Theodorus mij zoo zeer interesseert, maar omdat zij mij van belang schijnen voor de nog grootendeels ongeschreven geschiedenis van den invloed, door Nederlanders uitgeoefend op den handel en de industrie van de overige Europeesche volkeren in de zeventiende eeuw.
De voorspoed van onze Republiek in hare wittebroodsweken deed bij buitenlandsche vorsten den verklaarbaren wensch opkomen, Nederlandsche handelaars en industrieelen naar hun eigen land te lokken. Karel IX stelde zich in betrekking met Amsterdamsche kooplieden om een Nederlandsche kolonie te stichten in Gothenburg; de landgraaf van Hessen bood gunstige voorwaarden aan wie zich in zijn land wilden komen vestigenGa naar voetnoot1); de koning van Denemarken, Christiaan IV, deed hetzelfde. In het begin van 1607 zond hij Dr Jonas Charisius - denzelfde, die in December 1607 met Jacob Ulfeld namens Christiaan IV werd afgevaardigd als bemiddelaar bij de vredesonderhandelingen met de Aartshertogen - naar ons land ‘for at formaae fremmede Kiöbmaend og Haandwerksmestere at nedsette sig | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
her i Danmark’Ga naar voetnoot1) (om vreemde kooplieden en handwerksmeesters over te halen zich hier in Denemarken te vestigen). Verschillende Nederlanders lieten zich daartoe bewegen en verhuisden naar Kopenhagen. Ook voor hun eigen belang knoopten de koningen van Denemarken en Zweden betrekkingen aan met Nederlandsche kooplieden en ondernamen, in compagnieschap met hen, allerlei handelszaken. De Amsterdamsche koopman Paul de Wilhem was bv. op dergelijke wijze als ‘factor’ van Christiaan IV werkzaam en dreef met Zijne Mat. voor gezamenlijke rekening negotie. Met allerlei voorslagen tot ‘voiages’ komt hij aan: er zullen schepen worden uitgerust naar Candia en Zante, naar Moscovië, naar Spanje, naar Guinea en Angola, naar Cyprus en Egypte; winst en verlies zal hij voor de helft deelen of dragen en 5% van het kapitaal genieten als provisie voor de uitrusting; ‘op ider schip sal een sopracargo sijn wegens sijn Kon. Mat. om de handeling te leerenGa naar voetnoot2)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In het najaar van 1619 verschijnt Ridder Theodorus Rodenburg te Kopenhagen, om zijne diensten aan den koning van Denemarken aan te biedenGa naar voetnoot1). In een- uitvoerige memorie zet hij uiteen, in welke aangelegenheid hij Z. Mt. van nut meent te kunnen zijn. Uit Denemarken, zoo betoogt hij, worden elk jaar veel huiden uitgevoerd naar andere landen, om daar bereid te worden; uit het buitenland komt dan weer leer naar Denemarken. Uwe Mat. heeft wel getracht den uitvoer van onbereide huiden en den invoer van bereid leer tegen te gaan, maar die plakkaten worden voortdurend ontdoken. Dat kan ook niet anders, zoolang ervaren bereiders van de huiden in Denemarken ontbreken. Maar hierin is te voorzien. Verscheiden Nederlandsche looiers zijn bereid zich in Denemarken te komen vestigen. Uwe Mat. moet dan bevelen, dat alle onbereide huiden tegen een bepaalden prijs moeten worden geleverd aan de door Uwe Mat. aan te wijzen personen. De bereiding kan geschieden voor rekening hetzij van de kroon, hetzij van Deensche onderdanen, die zich daartoe bij contract zullen verbinden. Mochten de laatsten hunne penningen niet willen wagen aan deze zaak, dan zullen ‘dezelfde personen, die op dit stuck met my hebben gecommuniceert, in contract treden alle | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de onbereyde huyden t'ontfangen en hier te lande (nl. in Denemarken) te bereyden, om naderhand daervan te disponeren naer hun welgevallen.’ Wanneer echter sommige Uwer Mats. onderdanen een dergelijk contract willen sluiten, dan zullen de Nederlandsche looiers zich tevreden stellen met het arbeidsloon voor de bereiding. Een volgendeGa naar voetnoot1) brief vestigt de aandacht van den Koning op de wenschelijkheid om den invoer van geverfde lakenen in Denemarken te verbieden, opdat de lakenbereiding en lakenweverij ook daar een inheemsche industrie worde. Rodenburg staat in verbinding met menschen, die de noodige werkkrachten voor dit alles uit Nederland zullen aanvoerenGa naar voetnoot2). Christiaan IV begon met te informeeren, of de Nederlander, die hem met deze voorstellen aan boord kwam, wellicht een Arminiaan was en gelegenheid zocht een lading vol Arminianen in Denemarken binnen te smokkelenGa naar voetnoot3). Toen hij op dit punt gerust gesteld was, schijnt hij op de plannen van Rodenburg te zijn ingegaan. Het verdere verloop van de onderhandeling kunnen wij ook daarom niet nauwkeurig mededeelen, omdat niet alle brieven of memories van Rodenburg | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bewaard zijn gebleven, wat o.a. blijkt uit de omstandigheid, dat Christiaan IV, in zijne dadelijk te noemen besluiten, verschillende dingen aan Rodenburg toestaat, waarom wij dezen nog niet hadden hooren verzoeken. Den 22en Februari 1620 verleende de Koning hem een privilegie om te Kopenhagen oliemolens te mogen oprichten en gedurende acht jaren te drijven, en stond aan hem en zijne consorten toe om, voor éénmaal, wit zout uit Holland naar Denemarken te mogen invoerenGa naar voetnoot1). Een week later beval Christiaan IV aan de regeering van Kopenhagen een in de nabijheid van het slot Rosenburg gelegen tuin voor Rodenburg beschikbaar te stellen, opdat deze daar oliemolens zou kunnen bouwenGa naar voetnoot2). Met het octrooi voor het zout schijnt er nog iets gehaperd te hebben, althans, in een brief aan den Koning, die uit het voorjaar van 1620 moet dagteekenenGa naar voetnoot3), hooren wij Rodenburg verzoeken dat Zijne Mat. vóór zijn vertrek - naar Engeland, waar Christiaan IV zich in het najaar van 1620 ophield - het octrooi van het zout zal teekenen en dat een zekere Volckert commissie van Zijne Mat. moge krijgen om den schilder Govert Jansz. Poelenburch uit Holland mede te nemen naar Denemarken, desgelijks een meesterkuiper, een looier en een brouwer; verder verzoekt hij dat de Koning hem ‘een bequame plaets voor de plantinge van zijn bomen ende bloemen benevens andere curieusiteyten’ zal geven en dat Z. Mt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een besluit moge nemen op het stuk van den lakenhandel en de lakenverwerij. Kort hierna moet Rodenburg naar Engeland zijn vertrokken, waar hij betrekkingen trachtte aan te knoopen met lakenbereiders, die ongeverfde Engelsche lakenen naar Kopenhagen zouden willen voeren, zoodat men deze daar voortaan rechtstreeks zou kunnen bekomen en niet over Hamburg, zooals tot dusverre geschieddeGa naar voetnoot1). Klaarblijkelijk was de Koning dus ingegaan op het vroeger ontwikkelde plan om de lakenverwerij tot een inheemsche industrie in Denemarken te maken. Uit Engeland reisde Rodenburg naar ons land, vandaar weer naar Engeland, en vervolgens, hetzij direct, hetzij over de Nederlanden, naar DenemarkenGa naar voetnoot2). Te Kopenhagen teruggekeerd, diende hij in het begin van 1621 een uitvoerige memorie bij den Koning in - de eerste van de twee, die hierna | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zijn afgedrukt - die allerlei voorstellen bevat, waarvan zoowel het aantal als de verscheidenheid ons verbaast. Het blijkt dat hij zich zijn verblijf in Nederland te nutte gemaakt en daar waarschijnlijk zoo hoog had opgegeven van zijn invloed bij den Deenschen Koning, dat tal van handelaars en industrieelen, die hunne zaken wel naar Denemarken wilden overbrengen, zich met hem in betrekking hebben gesteld. Zoo kan hij tot Christiaan IV spreken over geschut- en ijzergieterijen en staalmakerijen, over bierbrouwerijen en witwasbleekerijen, over tras- en oliemolens, scheepstimmerwerven en lijnbanen en nog vele andere industrieele ondernemingen, die door Nederlanders in Denemarken gevestigd zullen worden, zoo de Koning slechts de voorwaarden, die zij stellen, wil aannemen; zoo biedt hij den Koning een collectie schilderijen van allerlei bekende meesters te koop aan, of wil dezen proefstukken laten zien van kunstenaars, die bereid zijn te verhuizen naar Kopenhagen - en dit alles, zoo men hem gelooft, niet om er zelf wat aan te verdienen, maar uit waarachtige belangstelling in den bloei van Z. Mts. rijken. Ik wil wel bekennen, dat ik, bij het eerste doorloopen van dit stuk, een ongeloovig gezicht zette en mij herinnerde dat Ridder Theodorus zich wel eens aan grootspraak heeft schuldig gemaakt; misschien, dacht ik, was de Ridder in de orde van het Huis van Bourgondië ook wel opgenomen in de chevalerie d'industrie. Maar ik deed hem onrecht. De tooneeldichter blijkt tevens een man van zaken te zijn. De ‘resolutionen’, door Christiaan IV op Rodenburg's voorstellen genomen, zijn kort en bondig - een enkele maal snauwt hij den Ridder zelfs af, als deze het netelige punt van den Sonttol ter sprake brengt - maar bovendien heel verstandig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Op de meeste aanbiedingen gaat de koning in; niet op alle, en niet altijd staat hij de conditiën, die gesteld worden, toe, maar in het algemeen konden de Nederlandsche industrieelen, als wier zaakwaarnemer Rodenburg optrad, tevreden zijn. Bovendien verkreeg deze, op denzelfden dag, toen Christiaan IV zijne ‘resolutiones’ nam (13 Februari st. vet. 1621), een algemeene volmacht van den Koning om namens dezen te contracteeren met alle Nederlandsche kunstenaars, kooplieden en industrieelen, die naar Denemarken wilden komenGa naar voetnoot1). In een tweede memorie, die tusschen 13 Februari st. vet. en 23 Maart st. vet. 1621 moet zijn ingediend, komt Rodenburg nog terug op enkele punten uit de eerste; van de nieuwe onderwerpen, daarin ter sprake gebracht, trok vooral één mijn aandacht, nl. dat Isaac le Maire en consorten deel willen nemen in de Deensche Oost-Indische Compagnie. Verder blijkt er uit, dat Rodenburg reeds druk aan het bouwen is in Kopenhagen; dat hij zelf daar enkele industrieele ondernemingen op het touw heeft gezet en vooral geïnteresseerd is bij de zeepziederij en de oliemolens; dat hij naar Holland gaat vertrekken, om daar te trouwenGa naar voetnoot2), maar met zijne vrouw dadelijk weer terug wil keeren naar Denemarken en het liefst dan zijn intrek zou nemen in eenige vertrekken van het - na den dood der Koningin - leegstaande slot te Ipstrup, waar hij dan tevens gelegenheid zou vinden de honderden schilderijen en andere kunstvoorwerpen onder dak te brengen, waarin hij handel drijft. In Maart 1621 was Rodenburg weer in Holland; | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
of hij, gelijk zijn voornemen was, daarna weer naar Denemarken is gegaan? Ik heb er geen enkel spoor van gevonden. In Augustus en October van dat jaar vertoefde hij in elk geval te Delft, vanwaar hij eenige brieven aan den Koning van Denemarken schreefGa naar voetnoot1), waaruit o.a. blijkt dat hij ‘kaffawerkers en anderen’ uit ons land naar Denemarken heeft gezonden; ‘aengaende de hoppeplanting, daermede ben ik besich om met besondere boeren te veraccorderen, die hun zullen transporteren na Denemarcken om de hoppen te bearbeydenGa naar voetnoot2)’; ook behartigt hij hier te lande de aangelegenheden van de Deensche Oost-Indische Compagnie. Maar overigens kan ik niets mededeelen over het verdere verloop van al de ondernemingen, die Rodenburg aan den gang had gebracht. Geen enkele brief of memorie van zijne hand, dagteekenende uit de jaren tusschen 1621 en 1625, is bewaard gebleven, althans niet in de portefeuilles, waarin de overige bijeen liggen; daarmede is echter niet gezegd, dat in andere afdeelingen van het Kopenhager archief - b.v. bij de in de Kanselarij ingekomen stukken - niet iets betreffende Rodenburg's werkzaamheid in de genoemde jaren te vinden is. Voorloopig moet ik er het zwijgen toe doen. Er is echter één aanwijzing, dat de reputatie van den Ridder niet heeft gewonnen door zijne bemoeiingen met handelszaken. In 1628 schreef Willem van den Hove, de stadhouder van de in Holstein door Nederlandsche Remonstranten gestichte kolonie Frederikstad, aangaande Rodenburg: ‘sijn credit is niet so | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
groot by de Heeren Staten, ende noch veel min by vermogende coopluyden, als het wel sijn mochte, smakende sijn actiën veel nae sinistre practyken om gelt te becoomen, daer de luyden qualyck van connen weer crygen, belovende veel dingen, daer dickwijls niet nae volchtGa naar voetnoot1).’ Met het begin van 1625 kunnen wij den draad weer opvatten. Sinds 1 Januari van dat jaar schreef Rodenburg aan de Deensche regeering, op verzoek van Nicolaus EggebrechtGa naar voetnoot2), ‘alle acht ofte veerthien daeghen aengaende d'occurrentiën hier te landeGa naar voetnoot3).’ Uit de jaren 1625 en 1626 zijn verscheiden brieven van Rodenburg bewaard, waarin hij politieke nouvelles mededeelt; tevens blijkt daaruit dat hij de belangen van de Deensche regeering behartigt o.a. in het jaren lang hangende geschil tusschen de Noordsche Compagnie en de Deensche Compagnie voor de walvischvangst, aan het hoofd waarvan Johann Braem stond, een voornaam Duitsch koopman te KopenhagenGa naar voetnoot4). Herhaaldelijk verzocht Rodenburg te worden begiftigd met den titel van agent of resident, maar steeds te vergeefs; de Deensche regeering had vermoedelijk hare redenen om hem niet als officieelen vertegenwoordiger te wenschenGa naar voetnoot5). Na 1626 zijn er nog | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
slechts enkele, onbelangrijke brieven van Rodenburg voorhanden, uit 1630, 1632 en 1636; dat hij in 1628 nog in connectie stond met de Deensche regeering, blijkt uit een schrijven, op 3 Augustus 1628 tot hem gericht door den bekenden cartograaf Hessel Gerritsz.Ga naar voetnoot1), die hem mededeelt dat hij bezig is een kaart te snijden van Denemarken, Noorwegen en Zweden, met aangrenzende landen, tot aan Moscou en Archangel, en zijne hulp inroept om daarvoor Deensche ‘geographische afteykeningen’ of ‘beschryvingen met woorden’ tot zijne beschikking te krijgen. In 1625 of 1626 had Rodenburg den zoo lang begeerden titel van resident gekregen - echter niet van Christiaan IV, maar van den hertog van Sleeswijk-Holstein. Sinds 1630 vertegenwoordigde hij dezen aan het hof te Brussel. Dr. Worp heeft ons medegedeeld, dat Michel le Blon, de bekende plaatsnijder, die tegelijk een diplomatieke rol heeft vervuld en, evenals Rodenburg, voor geld allerlei politiek nieuws aan den man bracht, daar in 1638 bij Rodenburg logeerde, toen hij namens de Staten-Generaal onderhandelingen kwam aanknoopen met de regeering te Brussel. Wat Rodenburg over die onderhandelingen van zijn gast vernam, briefde hij natuurlijk aan zijn Hertog overGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe en wanneer Rodenburg met Le Blon in kennis was gekomen, kan ik nog nader toelichten uit enkele aanteekeningen, die ik te Stockholm maakte. Sinds 1632 had Le Blon zich bij contract met de Zweedsche regeering verbonden om ‘eenige persoonen van verscheyde conditiën in onderscheydelijcke diensten ende plaetsen, so buyten als binnenslands, tot curieuse advisen ende inteligentiën te bewegen, zunderlingen eenen agent tot Brussel’Ga naar voetnoot1). Van deze fraaie taak kweet hij zich naar behooren; niet alleen uit ons land, maar uit Brussel, Antwerpen, Londen en Spanje (waar hij zijne handlangers had) voorzag hij de Zweedsche regeering van het nieuws, dat voor haar van belang was. Uit de bewoordingen van het contract blijkt reeds, dat men in Zweden vooral prijs stelde op een spion te Brussel. In Januari 1636 schrijft Le Blon aan den kanselier Oxenstjerna: ‘van Brusselen valt mij een goede occasie voor, daer ick lange om gevrijd hebbe’Ga naar voetnoot2), nl. om daar een geschikten agent te krijgen. En twee maanden later kan hij den kanselier reeds berichten dat deze agent bij contract heeft beloofd hem, gedurende een vierendeel jaars, elke week kopieën te zenden van de adviezen, die hij aan zijne principalen schrijft: ‘Ditto heer agent is Ridder ende met seer heerlijcke kwaliteyten begaeft, treffelijck gestudeert ende in alle taelen seer expert, oock te hove aldaer heel wel gesien, so om de voorschreven qualiteyten als om de Spaensche spraecke, die hem heel eygen schijnt te wesen’Ga naar voetnoot3). Hij is met deze nieuwe aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
winst zoo ingenomen, dat hij zijn leverancier te Antwerpen, over wien hij toch in den laatsten tijd niet heel tevreden was, maar zal afdanken. Le Blon noemt den naam niet, maar in den met zeer heerlijke qualiteiten begaafden Ridder, die zoo goed Spaansch kent, hebben wij Ridder Theodorus reeds herkend. Werkelijk vindt men dan ook in de afdeeling ‘Extranea, Holland’ van het Stockholmer Rijksarchief een lijvigen bundel, getiteld: ‘Rodenborgs Avisor’, uit de jaren 1636-1644. Het is dus niet bij een verreljaar gebleven. Ik heb den bundel alleen vlug kunnen doorloopen; hij bevat brieven van Rodenburg, gewoonlijk uit Brussel, een enkele maal ook uit Antwerpen en Den Haag, aan Michel le Blon, soms aan den Zweedschen resident in Den Haag, Spiering, waarin hij al het politiek nieuws, dat hem ter oore komt, overbrengt; ook vindt men er afschriften van zijne brieven aan Frederik, hertog van Sleeswijk-Holstein, en uit het jaar 1639 een aantal berichten van een ongenoemde uit Londen, die o.a. aan boord van Tromp's vloot is geweest en veel verhaalt over de gebeurtenissen, die aan den slag bij Duins voorafgingen, en over dien slag zelf. Vermoedelijk zijn deze berichten eerst aan Rodenburg, en door hem weer aan Le Blon of Spiering toegezonden.
Hiermede ben ik aan het einde gekomen van wat ik uit mijne aanteekeningen over Rodenburg kon samenlezen. Over den inhoud van de stukken, die ik thans laat afdrukken, heb ik opzettelijk slechts weinig medegedeeld, omdat ik mijne lezers gaarne tot de lectuur ervan wil uitnoodigen. Gaat het hun zooals mij, dan zullen zij door die lectuur weer versterkt worden in het besef, hoe ver de Nederlanders van het begin der zeventiende eeuw hun tijdgenooten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vooruit waren. Wat een overvloed van kapitaal en vakkennis en werkkrachten moet hier gestroomd hebben, dat men er zooveel van kon afstaan aan het buitenland! Welk een ondernemingsgeest, welk een volslagen gemis aan wat eerst in later jaren een nationale karaktertrek zou worden: huisvastheid! Hoe steekt bij dat alles de economische achterlijkheid van Denemarken af, dat nog zoo weinig voordeel weet te trekken van zijne gunstige ligging voor handel en scheepvaart, dat zijne huiden in het buitenland tot leer laat bereiden, dat van de Nederlanders het lakenverven en saaiweven, het hopplanten en bierbrouwen, het steenbakken en zeepzieden moet leeren. Nog in andere opzichten blijkt die achterlijkheid: de notabele burgers van Kopenhagen moeten hunne zonen naar den vreemde sturen, naar Hamburg, Bremen of naar Nederland, om hun onderricht te laten geven in de arithmetica en het Italiaansch boekhouden en andere ‘noodsakelijcke scientiën’. Ook voor de kunst moet Denemarken zich tot ons wenden: Rodenburg brengt een scheepslading van niet minder dan 350 schilderijen mede! In zijne memoriën zullen ook onze kunsthistorici een en ander van hunne gading vinden. Ten slotte nog iets over de wijze van uitgave. De volgorde van de stukken is, in den bundel, waarin zij zijn saamgebracht, aldus:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het gemak van den lezer heb ik, achter elk punt van de eerste memorie van Rodenburg, dadelijk uit No. 2 de genomen resolutie van den Koning tusschen [] laten afdrukken; bij No. 3, de tweede memorie, heb ik eveneens gehandeld met de resolutiën uit No. 5; No. 4 kon vervallen, omdat het in hoofdzaak slechts een herhaling van No. 3 is; ik heb echter in de aanteekeningen aangegeven, op welke punten de meening van den Kanselier van de beslissing van den Koning verschilde; zoo heb ik eveneens het weinige wetenswaardige, dat No. 6 bevat, in de noten ondergebracht. G.W.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Theodori Rodenburgs vorschläge undt empfangene resolutionen wegen Englischen lacken im reiche Dennemarck zu machen etc.I.Groot moghenden, machtigen koning en ghenadigen heer.
Alhoewel dat ick (als een ootmoedich onderdaen) alleenlijck van hier na Engelandt ben vertrocken op het stuck van de Engelsche lakenen, waerop ick oock een zekere partie heb besloten om die lakenen wit hier te bekomen, zonder dat men die van Hamburch zal behoeven te laten komen (waervan ick de verbintenis en ondertekening met my brenge), zo zijn my besondere propositiën tot vermeerdering van de trafique in u ko. mats. koningrijcken te vooren ghekomen, die ick onderdaniclijc by gheschrift heb ghestelt. Versoeckende dat u ko. mat. die ghenadelijck gelieve in consideratie te nemen.
U ko. mat. ootmoedigen onderdaen Theodorus Rodenburg. | |||||||||||||||||||||||||||||||
1.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de Engelse lakenen, en, wederom komende in Hollandt, by accident my voorvallende, door treffelijcke koopluyden, die my aenpresenteerden om jaerlijckx te leveren, op hun perikel en kosten, twee, drie duysent ofte meer Engelse witte lakenen, en de voorseyde lakenen hier in uw ko. mats. koningrijck te laten bereyden, verwen en verhandelen, en tot dien eynde hunluyder personen hierwaerts te transporteren, heb ick by provisie hunluyder propositie by gheschrift doen stellen, en ooc laten ondertekenen, doch alles op het welgevallen van uw ko. mat., ghelijck blijckt by de schrifture, aen den heer Canselier ghelevert. Naderhandt heb ick verstaen, door brieven van de heer Canselar, hoe dat uw ko. mat. heeft ghelieven te vergunnen aen de koopluyden deser stede Koppenhaguen zeker octroy van de lakenhandel, bereyderye, verwerye en aenkleven van dien. Diesniettegenstaende zal uw ko. mat. ghenadelijck ghelieven te considereren de groote consequentie van dese hollandse koopluydens propositie, om met grooter fondement dese handeling in uw ko. mats. koningrijck te planten, waeruyt spruyten zal de navigatie op Westen. Want die koopluyden, die hun contante penningen in de lakenhandel inployeren, zullen practiseren besondere andre commertiën. Waerover zeer geraden waer te wege te brengen, dat dese compangiën van Hollandt hun vereenden met de koopluyden van Koppenhaguen, ten eynde dat zy te machtiger zijn om zo treffelijcken handeling uyt te voeren. En aengesien dat ick, als een ootmoedich onderdaen en dienaer, dit stuck zo hebbe gediligenteert, dat de voornoemde koopluyden in Hollandt tot dese resolutie zijn ghekomen, en datter in de elf propositiën niets werdt versocht als 't gun(t) meest accordeert met het octroy, dat uw ko. mat. alrede ghenadelijck heeft ghelieven te vergunnen aen de koopluyden van Kop- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
penhaven, zo ben ick van oppinie dat dese compangiën wel vereenicht kunnen werden, 't welck ick onderdanichlijck remittere aen uw ko. mats. wyse deliberatie. [Diesen vorschlag haben höchstgeëhrte kon. maytt. gnedigst bewilliget, also das die angegebene niederlendische kauffleute in die compagnie des lackenhandels, darauff die burger zu Copenhagen gnedigst privilegyret, mugen mit eingenommen werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
2.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Bacherot, om aen my voor te houden dat, zo ick by uw ko. mat. mocht verwerven pardon voor zijn persoon, also hy de valsche marcken niet ghemaeckt hadde, maer wel ghebruyct had gheweest om yemant te vinden, die zich zoude willen onderwinden de stempel te maeken en de voornoemde marcken te slaen; belovende voorts te ondecken alle het secreet en wien de valsche marcken gheslagen hadde. Den voornoemden Bacherot by my komende, heb ick industrie ghebruyckt dat ick van hem hebbe bekomen den brief, die Carel Nauwens aen hem had gheschreven, die ick ooc noch in mijn possessie hebbe. En heb hem hoop ghegheven, dat ick zoude diligenteren om van uw ko. mat. pardon voor Carel Nauwens te bekomen, en zo allenskens alle het secreet ontdeckt, als te weten: dat Zacharias Jansen, wonende te MiddelburchGa naar voetnoot1), de voornoemde valsche marcken ghemaeckt en versonden hadde. Verder heb ick niet gheraedzaem ghevonden hierin te procederen, maer uw ko. mat. zulckx onderdanichlijck aen te dienen en uw ko. mats. ghenadighe ghebieden hierop te verwachten, niet twijffelende oft zal daerop ghelieven te letten; want zonder faulte zullen de voornoemde valsche marcken mettertijt in uw ko. mats. koningrijcken ghesonden werden en goede rijckxdaelders daervoor uytghevoert, 't welck alles is te voorkomen. Tot welcken eynde ick onderdanichlijck zal proponeren, hoe men hierin ten besten zoude mogen procederen. Vooreerst: dat uw ko. mat. gheliefden ghenadelijck te pardonneren Carel Nauwens zijn delict, zich hebbende laten ghebruycken om een persoon te vinden, die de stempel heeft ghemaeckt, als Carel zelven bekent, om de voornoemde valsche | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
marcken te slaen; maer also den voornoemden Carel daer gheen voordel ofte profijt van heeft ghenoten, dat uw ko. mat. hem zulckx ghenadelijck pardonneertten, aen(ge)sien dat hy het secreet ondeckt, te weeten de personen aenghewesen, die hem eerst hebben ghebruyct om de stempel te laten maken, en desghelijcx de persoon, die de stempel heeft ghemaeckt. Dit pardon door uw ko. mat. ghenadelijck vergunt zijnde, zal 't aen Carel Nauwens niet overghelevert werden, voordat hy verklaert en aenwysinge doet van de personen, die hem beweeght hebben om de stempel te doen maken. Dit alles wetende, is 't nodich dat de Heeren Staten General zulckx voorghehouden werdt door de persoon, die u ko. mat., door brieven van credentie, daerin zult ghelieven te ghebruycken, opdat zodanigen schandeleusen bedrijf gestraft mach zijn na de justitie vereyscht, ten eynde datter gheen grooter quaet uyt spruyt. Hierin diendt ooc zeer gediligenteert te zijn, want ick ben vastelijck van ghevoelen datter dagelijckx veel quanteteyt valsche marken ghemaeckt en versonden werden. [Dieses puncts halber wollen ihre kon. maytt. ahn dero agenten in dem Hage gnedigsten befehll ergehen laszen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van dien van groote consideratie is, waerover ick vertrouwe, dat uw ko. mat. zulckx wel zal ghevallen. Hebbe daerover, opdat men versekert mocht wesen, van den voornoemden Guiliam Leemput afghenomen zijn schriftelijcke ondertekening, ten eynde dat men mocht weeten in wat manier en op wat conditie dat hy 't voornoemde stuck zoude willen aenvaerden. Maer bemerckende dat hy calculatie maeckte het veel duysenden zoude kosten, en meerder was zoeckende zijn perticulier voordel en proffijt als de welvaert van uw mats. rijcken, hebbe daerover uyt hem ghetrocken het secreet hoe hy 't voornam in 't werck te stellen, waeruyt ick verstae dat zulckx wel gh'effectueert kan werden met veel minder kosten als den voorseyden Guiliam Leemput is voordragende, en ick zelven, zo uw ko. mat. zulckx ghenadelijc ghebiedt, de zaye-wevery hier te lande wel zoude weten te brenghen, en princepalijck in dese ghelegentheyt des tijts, bestaende alleenlijck in 't goedt beleydt en industrie, zonder dat uw mat. zo groote en excessive ongelden en kosten zal behoeven te doen, ghelijck voor desen is geschiet om ander neringhen hier te brengen. Want, ghesproken als een ootmoedich onderdaen uws ko. mats., het stuck van de ambachten en manefacturen bestaet meest daerin, om de ghemaekte goedren vorderlijcx en profitabelste te venten, en daervan te desponeren. Hetwelck bequamlijckste gheschiet door de koopluyden die zulckx aanvaerden, streckende tot groote vermeerdering van de navigatie en augmentatie van uw ko. mats. tollen en inpositiën. Hierbeneven ghelieve uw ko. mat. ghenadelijck te considereren, dat de zayehandeling veroorsaecken zal treffelijcke commersie op de quartieren van Spangiën, Portugal en de Eylanden, alwaer de meeste zaeyen, die voor desen ghemaeckt zijn gheweest, ghesonden en verkoft | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zijn; en aengesien dat uw ko. mats. ingesetenen vry en vranck op Spangiën altijt zullen moghen trafiqueren, waer ander landen en provintiën onseker van zijn, in oorloghe vervallende, zullen de treffelijckste koopluyden hun in uw mats. rijcke willich transporteren, aengesien de tranquileteyt en gherustheyt deses rijckx, beneven de bequaemheyt van havens, seer wel gheleghen tot de navigatie, waerin uw ko. mats. rijcken andre landen overtreffen. Remitterende voorts ootmoedelijck de voornoemde propositie aen uw ko. mats. genadige en wyse deliberatie. [Guiliaum Leemput mit seiner compagnie soll zugelaszen sein zu Helszingnoer sich nieder zu laszen und die sayeweberey ahn zu richtenGa naar voetnoot1).] | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een jacht van omtrent vijftich lasten, daerop dertich mannen en acht gotelinghen, dese drie schepen met het jacht gheprovideert van victualie voor twee jaeren, in koopmanschappen en gelt omtrent acht duysent rijckxdaelders, calculatie makende dat de voornoemde drie schepen met het jacht kosten zullen, met de uytreding en alle toebehoring, omtrent vijftich duysent rijckxdaelders in spetie, en met die schepen te zeylen na Capo de bona esperansa, alwaer in de bocht een schone revier is, en buyten 't landt een eylandt, zeer rijck van mineralen. En van daer te zeylen met een schip oft twee na 't eylandt van Mauritius, hetwelck zeer goudtrijck is, door 't uytwerpen van 't water, en ten andren zeer abondant van andere ghewassen, daer zy hun voordel en profijt mede meenen te doen; de voornoemde reys ghedaen hebbende, wederom te keeren, zeylende van de Capo nederwaerts, en alle de revieren en uytwateringhen te besoecken, want aenghesien datter van Gunea tot aen de Capo niet als gheberght is, komt alle het goudt van daer 't gun(t) in Gunea verhandelt werdt. Den voornoemden Jan Jansen van Vlielandt met zijn compagnie presenteren hierbeneven dat, zo yemant van uw ko. mats. onderdaenen eenich ghedeelte ofte parte in de voornoemde drie schepen en het jacht willen herideren ofte avonturen, dat zy zo weynich ofte zo veel zullen moghen houden als zy gheraedsaem vinden. En so zy gheen parte begeren, dat de voornoemde compagnie alles voor hun eyghen rekening zullen uytvoeren, en, de voyage gedaen zijnde, tot Koppenhaven hun lading brenghen. [Es soll Jan Jansen von Vlielandt und seiner compagnie zugelaszen sein zu Copenhagen die ahngegebene schiffe ausz zu reden und zu loszen. Worauff ihnen konigliche paszbrieffe sollen mitgetheilet werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
5.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
6.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
wegende 2200 tot 2300 ponden, hebbende gestaen tot hun behoorlijke proef; noch stucken van tien en een halve voeten lang, schietende vier en twintich ponden ysers, wegende 3200 tot 3300 ponden, ghestaen hebbende tot hun behoorlijcke proef. Heeft ghenomen een van de voornoemde stucken, ordenarie ghegoten, van achtien ponden ysers schietende, en dezelfde gheboort op vier en twintich ponden ysers, en nochtans de behoorlijcke proef uytghestaen. Noch ghegoten kleene stuckxkens, van drie voeten lang, schietende een pondt yser, en wegende drie en zestich ponden, uytghestaen hebbende behoorlijcke proef. By hem is ghemaeckt een zeker model in 't kleen, om met een stuck vier ofte vijf mael schieten, eer men met een groot stuck eens kan schieten; doch in 't groot noch niet gheproeft. Desen voornoemden meester Jan Cornelison presenteert ootmoedelijck zijn dienst aen u ko. mat., waervan ick zijn ondertekening hebbe. [Jan Corneliszen Ourog werdt eingewilliget, daferne er in Norwegen im bergwergk daselbst nach der Englischen ardt stucke zu gieszen auff sich nehmben wolle, dasz alszdan deswegen mit ihm ferner solle gehandlet werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
7.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
't maken van musquetten, roers, pistolen, schuppen, spaden en alle sorte van yserwerck ten oorloch. [Johan Dieterszen von Delfft wirdt vergönnet auff sein eigen unkosten und eventur solch angegeben wergk ahn zu richten und vort zu setzen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
8.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
9.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vallen; en also hy zeer werdt ghepresen door veel treffelijcke meesters, heb ick hem een stuckxken laeten maeken door een ander persoon, zonder dat hy wist dat het voor my was, en heeft hem oock zeer redelijck daervoor laeten betaelen, waerin men kan zien de zuyverheyt van zijn penseel. Het voornoemde stuckxken, wesende een vrouwenbeeldt, heb ick met my ghebracht, opdat u ko. mat. de handeling van zijn kunst mach zien. En overmits dat den voornoemden Salmon Simonsen noch vry jongman is en zeer deugdsaem van leven, heb ick de presentatie zijns dienste niet kunnen laten u ko. mat. onderdanichlijck voor te draghen. [Ihrer kon. maytt. sein gnedigst in wollens nach dero glucklichen wiederkunfft das kunststucke zu sehen und sich alszdan darauff gnedigst zu resolviren.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
10.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
porteren hier tot Koppenhaven met een meester, zes kneghts en twee patroonschilders; doch bevindende dat het ambacht meerder meesters en kneghts vereyscht, zal dezelfde naderhandt verschryven, ten eynde dat het voornoemde ambacht hier in trayn mocht komen. Waerop ick aen de heer Cancelier van HollandtGa naar voetnoot1) hebbe gheschreven, die my heeft geantwoordt datter voor dese tijt geen bequaemheyt van huysen was, waerover daerop niet geresolveert koste werden. Diesniettegenstaende heb ick de schriftelijcke verbintenis en ondertekening van den voornoemden Huybrecht Jacobsen met my ghebracht, versekert zijnde dat hy, als ick hem twee maenden te vooren sekerheyt geve, zich hierwaerts zal transporteren met zijn compagnie, daerbenevens zich verbinden, dat hy de tapeten zo goedt en van zo goede stoffen aen u ko. mat. zal leveren, 12 ofte 16 ten hondert beterkoop als die nu kosten, ja moghelijck 20 ten hondert beterkoop; doch versoeckt zekere previlegiën, die in mijn oordel, reverentelijck ghesproken, zeer redelijc zijn en u ko. mat. in 't minste niet schadlijc. Refererende 't zelfde onderdanichlijck aen u ko. mats. resolutie. [Diesen punct belangende haben ihre kon. maytt. denselben gnedigst abgeschlagen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
11.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Augustijn Joosten van der Steyn, een van de ervarentste personen in 't bierbrouwen, en princepalijck in 't maken van goed moudt, vertrouwende dat hy goede dienst zal kunnen doen tot nut van 't rijck, om zo goedt bier te brouwen als nu van ander plaetsen komt, also den voornoemden Augustijn proeve van de watren genomen hebbende, dezelfde zeer goed bevindt. [Augustin Josten von der Stein wirdt zugelaszen vor seiner person zu Copenhagen sich nieder zu setzen und zu leisten was andere brawer thun und leisten. Sonsten haben ihro kon. maytt. seines eignen dienstes jetzo nicht von nöten.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
12.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
marcken gheen zaec nodiger is als diverse koopmanschappen en manefacturen hier te lande te hebben, waerin de koopluyden hun penninghen (die sy van de goedren maken, die hier verkoft werden) moghen besteden, en ander waeren van hier verschepen na besondere quartieren, ten aensien dat het gelt, als rijckxdaelders, zo uytnemende hoogh gaet in uw ko. mats. koningrijcken, datter gheen voordel noch profijt aen te doen is; en zonderling geen ander goedren hier vindende als princepalijck kooren en huyden, veroorsaeckt dat de handeling met minder couragie werdt ghedreven. Waerover dat het zeer lofbaer en pryselijck is, d'affectie die u ko. mat. betoont om alle soorte van ambachten, waerdoor de manefacturen in trayn zullen komen, in dese koningrijcken te planten, ghelijck de kaffa- en boortwerckers, waer de zaeyewevery by vereyscht te wesen, en consequentelijc andere diverse ambachten zullen volghen, tot welvaeren en prospereteyt van u ko. mats. koningrijcken. [Dieser punct soll bewilliget werden, jedoch uff vorhergehende ihren kon. maytts. besichtigung des begehrten platzesGa naar voetnoot1).] | |||||||||||||||||||||||||||||||
13.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
planten en te winnen als andere landen, ghebreeckt het alleenlijck de voornoemde hoppeplanting in 't werck te stellen, ghelijck u ko. mat., na ick ben onderrecht, zedert mijn vertreck na Engelandt aen de boeren zulckx hebt ghelieven te ghebieden, te weten: dat yder sekere hoppe moet planten, om zo metter tijt u ko. mats. koningrijck te provideren van hoppen, zonder de uytlandsche te behoeven. En ten aensien dat my onbewust was de resolutie, die u ko. mat. heeft ghenomen aengaende de planting van de hoppen, hebbe ick mijn goede meeninghe om de hoppeplanting in trayn te brengen in 't werck ghestelt, en met besondere personen in Hollandt, die lange jaeren de hoppeplanting ghebruyckt hebben en dat stuck grondich wel verstaen, ghesproken om hun personelijck hierwaerts te transporteren om de hoppeplanting by der handt te nemen, en eyndelijck met hun veraccordeert om tegen 't voorjaer over te komen, met die conditie dat ick midlerwijl aen u ko. mat. ootmoedelijck zoude versoeken om bequame landen tot de hopplanting van u ko. mat. ghenadelijck te verkrygen, om dezelfde landen te cultiveren en te bereyden op hun eygen kosten en voor eenighe jaeren vry te moghen ghebruycken, en naderhand jaerlijckx daervoor te betaelen zoveel als u ko. mat. ghenadelijck zult ghelieven te ghebieden. En also die propositie niet onredelijck is, remitteer ick hetzelfde aen u ko. mats. wyse resolutie. [Hiertzu wollen ihre kon. maytt. einen platz auszweisen laszen, welcher cultiviret und bebawet werden soll.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
14.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gebruyct werdt, van Holland, Vriesland en ander quartieren komen moet, heb ick ghepractiseert of men gheen meesters steenbackers en kneghts van Hollandt zoude kunnen bekomen om hier in Denemarcken te komen wonen, en alderhande soorten van steenen, pannen, estrickenGa naar voetnoot1) en figuursteenenGa naar voetnoot2) te backen. En ten aenzien dat ick tot die propositie zeer bequaeme meesters en knegts heb gevonden, die personelijck en met hun familiën en capitaelen geresolveert zijn hier tot Koppenhaven te komen, heb ick vooreerst noodsaeckelijck gevonden (om met meerder fondement dit werck t'aenvaerden) twee personen hierwaerts te zenden om de landen en gronden te ondersoeken, of de klay en de aerde bequaem is tot alderhande soorten van steen, daerbeneven of de veengronden om turf te maken bequaem waeren; en bevonden hebbende de klay- en leemgronden zo goed als in eenighe plaetsen in Hollandt kunnen zijn, heb ick een compagnie versaemt, die hun zullen verbinden vijftich personen uyt Hollandt hier te brengen om soveel ovens hier in 't koningrijck op te stellen en huysen daertoe te bouwen, die nodich daertoe zullen bevonden werden; met die conditie, dat u ko. mat. ghenadelijck zoudt ghelieven te vergunnen de landen vry zonder yets voor te betaelen, daer de klay, leem en turf uyt te haelen, en ten aensien van die ghenade, dat alle de steen, pannen, estricken en figuursteen, die u ko. mat. zal behoeftich zijn, voor minder prijs zal ghelevert werden als die van buyten is gheldende; en ten laesten, ten aensien van de groote ongelden, die gheschieden moeten tot de bouwing van de huysen, ovens en het aenkleven van dien, dat u ko. mat. ghenadelijck mocht ghelieven | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te vergunnen, dat niemant voor de tijt van eenighe jaeren zodanighe steenbackeryen in 't koningrijck van Denemarcken opstellen zullen moghen, aengesien dat de compagnie vijftich personen op hun eyghen kosten zullen van Hollandt hier laten komen, en met de eerste schepen die van Hollant zullen komen alle preperativen hierwaerts zenden om dit jaer de steenbackeryen in 't werck te stellen. [Esz laszen ihre kon. maytt. dieses puncts halber es hey dem hiebevor gnedigst ertheiltenn privilegiënGa naar voetnoot1) bewenden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
14aGa naar voetnoot2).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
15.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
16.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van ick de heer Canselar den origenalen heb laeten lesen, inhoudende 't gun(t) volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||
Copie.‘Also ick bericht ben dat U.E. wederom na ko. mat. reyst, bidde U.E. wil in memorie houden 't gun(t) daer wy lest t' mynen huyse propoosten van hadden, aengaende de groote somme van penninghen, diewelcke die van Lubec overlanghe schuldich geweest hebben aen ko. mat. van Denemarcken. Voorts ghelieve U.E. aen zijn ko. mat. voor te dragen, dat die yvore instrumenten, zijnde zeven accoorden, welcke ko. mat. voor lange gesien, bespeelt, en vier duysent daelders daervoor doen bieden door zijn capelmeester Gregorio Trehu, noch by my voorhanden zijn, en in de kostelijcke kerck tot Fredrickborgh wel zoude voeghen. Alsoock zal gelieven te ghedencken van mynen grooten en schonen diamant. Voirder, mijn heere, en kan niet laten U.E. te seggen dat voor langen tijt, by 't leven van heer Hendrick RamelGa naar voetnoot1), denzelfden heer Ramel, zaliger, my gaerne in Denemarken ghehadt hadde, en daerna noch eenen Willem Adriansen Kock, die oock commissie hadde my dat voor te draghen, maer heb 't altijt uytgestelt. En aenghesien de zaecken hier te lande zo zelsaem staen, en noch zelsamer mochten vallen, zo zijn mat. my nu woude eenich vordeel gunnen, zoude wel van zinne zijn my in Denemarcken te transporteren, en my in ko. mat. dienst te begeven etc.
Jaques Kocquel.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Grootmachtigen koning en ghenadigen heer, ten aenzien dat my den voornoemden Jaques Kocquel lange jaeren zeer wel bekent is gheweest, wesende een persoon van groote ervarentheyt, hebbende veel princen hoven ghefrequenteert en in juwelen treffelijcke partyen ghedaen, zo met zijn keyserlijcke mat. (als) ander koningen en princen, en ghestimeert zijnde voor zeer treffelijck van middel, hebbende noch onder hem berustende zeer kostelijcke rareteyten en princelijcke curieuseteyten van groote waerde, die ick, tot Delft zijnde, oock alles hebbe ghesien, en, onder andere seer uytmuntende schone juwelen, den grooten diamant, daer den voornoemden Jaques Kocquel in zynen brief van vermaent, 't welck een zeer real stuck is, also ick zelven in 't jaer 1602 in de name van de koninginne ElisabetGa naar voetnoot1), hoogloflijcker memorie, drie duysent ponden sterling voor hebbe geboden. Hebbe het model van den voornoemden diamant oock met my ghebracht, om u ko. mat. te vertonen. Heb niet willen nalaeten u ko. mat. zulckx ootmoedelijck voor te draghen, op avontuur of u ko. mat. 't zelfde gheliefden in consideratie te nemen; want een persoon van die qualeteyt, middelen en ervarentheyt zich transporterende hierwaerts, tot gheen onnutbaerheyt kan strecken. [Diesen punct betreffend haben ihre kon. mtt. gnedigst abgeschlagen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
17.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ko. mat. heeft tot de schilderkunstGa naar voetnoot1), heb ick met my ghebracht omtrent de waerde van twintich duysent rijckxdaelders courant in schilderyen, en in ghetal omtrent drie hondert en vijftich stucken, waeronder zijn veelen van de treffelijckste, vermaerste meesters, als van:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Zo u ko. mat. gheliefden den voornoemden schilderyen ghenadelijck te besichtighen, ick twijffel niet of u ko. mat. zal een welghevallen daervan hebben, en zommige stucken tot zo redelijcken en civilen prijs bekomen, dat u mat. volkomen contentement zult hebben, also de partie groot is en alle ghelijck zo uytmuntende schoon, dat gheen prins in zijn hof meerder kunst kan hebben, waervan ick anderen zal laten oordelen, die de kunst grondich en onpersial verstaen. [Ihre kon. maytt. sein gnedigst erbietig dieselbige kunfftig zu sehen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
18.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uff seine eigen handt und von sich selbst nach Copenhagen sich begeben wolle, stehe ihm solchs frey; was er alszdan vor ihre kon. maytt. verfertigen werde, solle ihm beszahlet werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
19.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
20.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
21.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe inventie om een molen te stellen, die in vier en twintich uyren uyt zal wercken zes duysent tonnen water. Zo u ko. mat. zodanighen molen dienstich mocht zijn, om eenige gheïnondeerde landen droog te willen maken, den voornoemden Hendrick Schoormans zal het model van de voornoemde molen my leveren om u ko. mat. te laten besichtighen. [Bey diesem puncte muste man zuvor weiszen, wie viel fusz hoch das waszer durch sothane muhle konne auffgetrieben werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
22.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
23.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
penhaven met my ghecommuniceert, hoe nodich het waer hier te hebben een goet schoolmeester, tot educatie en onderwysinghe van hun kinderen, zo zonen als dochteren, ten aensien dat zy hier daertoe gheen ghelegentheyt hebben, om hun kinderen d'arithmetica, italians boeckhouden en andere noodsakelijcke scientiën voor de jeugden te laten onderwysen, waerover zy ghenodruckt zijn hun kinderen na Hamburch, Bremen ofte Nederlanden te senden, 't welck veel accidentale ghevaeren onderworpen is, wenschende daerover datter een bequaem persoon ghevonden mocht werden, ervaeren in de fransoische tale, italians boeckhouden en arithmetica, daerbeneven dat zijn huysvrou bequaem mocht zijn om de dochteren te onderwysen alle soorten van handwercken. Tot welcken eynde ick in Hollandt hebbe ghediligenteert om zo een persoon te bekomen, en ghevonden eenen Bernart Zundens, wonende tot Amsterdam, professie makende van de Augsburghse confessie, wel ervaeren in de franchoise tale, arithmetica en italians boeckhouden, daerbeneven een zeer kunstich schryver, en zijn huysvrou zeer bequaem om de dochteren alle soorten van handwercken en goede opvoeding te leeren, jegenwoordich oock ophoudende een van de principale scholen binnen Amsterdam. En also ick hem heb ghecommuniceert om zich te transporteren van Amsterdam hier tot Koppenhaguen, is geresolveert zulckx te doen, daer ick oock zijn ondertekening van hebbe met my ghebracht, doch hem vertrouwende op my om een vordelijcke partie voor hem hier te maken, also diergelijcke personen meest ooghen op hun perticulier profijt. Zoo u ko. mat. deze propositie nu gheliefden ghenadelijck te begunstighen om dit stuck in 't werck te stellen, 't waer zeer lofbaer, aengesien dat u ko. mat. so grooten zorghedrager is voor | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
't ghemeen besten en welvaeren des ondersaten, waerin u ko. mat. overtreft alle predesesseurs van hoogloflijcker memorie. En overmits ick verstaen hebbe van Jan Post, u ko. mats. muntemeester, datter zekere penningen onder zommige personen van de duydse natie zijn berustende, gedestineert om zo een schole op te rechten, en dat het alleenlijck ghebreeckt aen 't beleydt en ghenadighe bevordering uws ko. mats., heb ick gheraedsaem bevonden 't zelfde voor te draghen met behoorlijcke onderdanicheyt. [Diesz wergk wirdt den burgern anheimb gestellet.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
24.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uyt zal getrocken werden het voornoemde hospital zal geboudt en onderhouden werden, zonder u ko. mat. noch de stede van Koppenhaguen in yets moeijelijc te vallen, ten waer dat u ko. mat. uyt ghewoonlijcke goedertieren ghenade tot zo godsaligen werck gheliefden eenighe assistentie te betonen. En beneven dat de natie de penningen, die sy van 't doopen, trouwen en begraven zullen trecken, tot bouwing en onderhoud van 't hospital zullen (gebruiken, zullen zij) tot ornement der kercke en cieraet deser stede, een schonen orgel in de voornoemde kercke oprechten en op hunluyder kosten een meester organist onderhouden en jaerlijx betaelen. En aengesien datter vertrout werdt dat u ko. mat. hier ghenadelijck van zult gelieven te oordelen hoe deze propositie spruyt uyt een zeer goede meening, waerin niemant perticulier profijt is zoekende, werter verhoopt dat u ko. mat. het voornoemde zult gelieven te nemen in ghenadighe consideratie. [Dieser punct wirdt von ihre kon. maytt. zu dero gnedigsten nachdencken auszgesetzet.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
25.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
olymeulensGa naar voetnoot1). Tot welcken eynde ick drie molens in Hollant heb laeten kopen, waervan d'eene hier tot Koppenhaven is ghekomen, en de ander twee met de eerste schepen, die van Hollandt komen, ghesonden werden, en kosten zullen boven twee duysent rijckxdaelders in spetie. Hierbeneven heb ick met my ghebrocht een meester olyslager, om in de molen te ghebruycken, alles streckende tot excessive groote ongelden; doch fondement makende op de vergunde octroyen van u ko. mat., verdriet my niet het verschot van penninghen. Alhoewel ick bevinde dat den voornoemden Hans Roper zeer ghecontramineert werdt van personen, die om hun eyghen voordeel het octroy, aen Hans Roper verleent, pretenderen te anulleren, en aen de heer Cancelier vertoont (hebben), hoe dat de zeep, die Roper maeckten, niet so goedt was als de Hollandse seep. Waerop den heer Canselier my heeft laten schryven, dat ick in Hollandt een goedt zeepsiedermeester zoude zien te bekomen, daer ick oock dadelijck op hebbe gediligenteert. En my informerende onder de zeepsieders, bevond ick dat Hans Ulderich, 't welck Hans Ropers meester zeepsieder is, vier jaeren by Jan Cornelisen Bogart, een van de princepale zeepsieders van Amsterdam, ghewrocht heeft, en alle zijn zeep gesoden heeft op de keur van Amsterdam, en aldaer ter stede Amsterdam oock zijn behoorlijcke meestersproef gedaen, zo dat een yder my versekerden dat ick in Hollandt gheen beter meester zoude kunnen bekomen als den voornoemden Hans Ulderich; en tot meerder versekering van zulckx heb ick een vierendeel van Hans Ropers zeep doen zenden van Koppenhaven na Amsterdam, en door de keurmeesters, die daertoe | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
beëedicht zijn, laeten besichtigen en proeven, die verklaerden dat die zeep niet zuyverder noch schoonder ghemaeckt kost werden. En ick naderhandt hier komende, bevinde, diesniettegenstaende, datter noch al uytghegheven werden dat de zeep van Roper niet goedt is, en dat principalijck door een Geraert Zacharias, die zeep van Hollandt laet komen, en verkoopt die tot zes schellingen het pondt, waer dat Hans Roper die verkoopt tot vier schellingen; verscheelt een derde part in de prijs. En alhoewel u ko. mat. strictelijck hebt gelieven te ghebieden, datter geen zeep van buyten zoude ingebrocht werden, so heeft diesniettegenstaende den voornoemden Gerart Zacharias laten komen in May verleden zes lasten, den 17den Augusti drie lasten, den 6den November drie lasten door schipper Johan Albertson en by nacht an land gebrocht, daerbeneven meer lasten, daer men gheen particuliere proeve van kan doen; en diesniettegenstaende werter by de heeren magistraten der steden, die u ko. mats. ghebodt nochtans selven van 't raedhuys hebben ghepubliceert, gheen justitie over gedaen. Ja, dat meer is, de contramineurs van den voornoemden Hans Roper hebben groote quanteteyt van zeep doen brengen tot MalmuyenGa naar voetnoot1), Landskroon en Helsenburg, en van daer versonden na KueckGa naar voetnoot2) en ander havens, waerdoor Roper te minder consumtie heeft gehadt dit jaer. Zodat jeghenwoordich by hem leydt onverkoft de waerde van drie duysent rijckxdaelders in zeep, en heeft oock na Rostock zekere quanteteyt van zeep gesonden, die van daer na Lubec is versonden, en werdt zo goedt bevonden dat van daer werdt gheschreven, meer | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van die seep te willen hebben, ghelijc blijckt by de brieven, van daer gheschreven, die de heer Cancelier vertoont zijn. En aengesien dat Hans Roper volkomen voldoet, nopende goede zeep te zieden, en zoveel provideert en provideren kan als de plaetsen nodich hebben, die in 't contract ofte octroy begrepen zijn, en daerbeneven drie hondert personen burgers binnen Koppenhaguen, desghelijckx alle de vrouwen op AmackGa naar voetnoot1) verklaring zullen doen, dat Ropers zeep so goedt is als oyt van Hollandt is ghekomen, werdt ootmoedelijck versocht dat u ko. mat. ghenadelijck gelieve te ghebieden aen de magistraten der steden, zo van Malmuyen, Landskroon en Helsenburg als andere plaetsen, datter geen zeep getollereert werdt van buyten in te komen, en dat het edict op nieus mach werden gepubliceert. Want als er zeep van ander quartieren zoude inkomen, en Roper daerdoor gheen consumtie zoude hebben, waer 't verlooren kosten de olymolens op te stellen. Dus om die schade te voorkomen, en daerbeneven dat de zeepery in trayn mach blyven, desghelijckx opdat u ko. mats. gepubliceerden mandaten in autoreteyt blyven, ghelieve u ko. mat. hier genadelijck van te considereren. [Es solle dem stadtvoigt ernstlich ahnbefohlen werden, Gert Zachariaszen und andere, so wieder das privilegium, welchs Hans Ropern gegeben, gehandlet, ahngeklaget und wan sie uberzeuget, der gebuhr gestraffet werden. Alsz auch das Hans Roper, wan er wieder sein erlangtes privilegium handelt, gleicher gestalt muge mit straffe ahngegehen werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
26.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
27.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
koopluyden die op Oosten trafiqueren, ten aensien van de groote tollen, die zy in de Zond moeten betaelen, daerbeneven dat het een seer groote desordre maeckten in de koophandel en princepalijck overmits zy geen rekening kosten (maken) wat hun goedren in de Zond ordenaris voor tol betaelden, maer moeten gheloof gheven aen de schipperen, die hun zulcke excessive groote ongelden in rekening brengen, dat de koopluyden weynich voordel doen. En also ick de saeck grondiger heb ondersocht, examinerende de rekeningen van besondere schipperen, die het verleden jaer besondere malen de Zond ghepasseert hebben, en stellen van één soorte van goedren besondereGa naar voetnoot1) tollen, ja verschelende de helft, meerder betaelt hebbende d'eene mael als d'ander, de schippers zeggende en verklarende soveel betaelt te hebben. Eyndelyck (ben) ick ghewis dat alle het misnoeghen van de generale koopluyden spruyt, niet uyt de verhoging van tollen van u ko. mat., maer uyt de eyghenprofijt-zoecking der schipperen, door redenen navolghende. Ten tyde datter zo strickten opzicht en visitatie van schepen in de Zond niet was, alser gheschiet is zedert de komste van Balthasar BitterGa naar voetnoot2), hebben de schipperen gheen ghelegentheyt ghehadt u ko. mat. te frustreren van de gherechticheyt des tollenGa naar voetnoot3), want al was 't schoon dat de schipperen de goedren versweghen en gheen tollen betaelden, so namen zy die vordelen voor hun zelven, ten aensien dat zy de peryckelen van confiscatie op hun namen, en brochten de volkomen tollen de eygenars van de goedren in rekening, ten waer dat de koopluyden | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zelven aen de schipperen belasten de koopmanschappen te verswyghen in de Zond, stelende de behoorlijcke tollen van u ko. mat., en lopende zelven het perijckel van confiscatie. En aengesien dat de schipperen dese voordelen van de tollen nu niet kunnen hebben, door het groote opsicht datter teghenwoordich in de Zond is, practiseren zy, om hun profyten te hebben, hetzelfde te wege te brengen met de koopluyden in rekening te brengen swaerder tollen als u ko. mat. heeft geordonneert. Hetwelck alles is te voorkomen, ghelijck de princepaelste coopluyden in Hollandt aen my oock hebben versocht u ko. mat. ootmoedelijck voor te draghen, datter een lijste en ordonantie ghedruckt mocht werden, waerin ghespecificeert, hoeveel yder soorte van koopmanschap in de Zond moet betaelen van tolle, opdat de schipperen de koopluyden niet bedrieghen kunnen, ghelijck voor desen gheschiet is, en dat de voornoemde lijsten en ordonantiën een yeder bekent ghemaeckt moghen werden, waerdoor de koopluyden geen reden van mescontentement meer kunnen hebben om onbehoorlijck te spreken van de rechtvaerdige proceduren in de Zond. En zo 't u ko. mat. geraden mochte vinden, tot meerder satisfactie van die van Hollandt, zal men wel te wege brengen dat de voornoemde lijsten en ordonnantiën in de capitale koopsteden van Hollandt op de beursen en ander plaetsen aengeplact werden, tot vermeerdering van de trafique. Remitterende 't zelfde aen u ko. mat. wyse deliberatie. [Diesen punct wollen ihre kon. maytt. selbst wiszen in acht zu nehmbenGa naar voetnoot1).] | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
28.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
29.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lieven te verobligeren, om een lijnbaen van behoorlycke langhte op te bouwen, opdat de straet, van de brugge af tot de Noordsee, oft teynde van u ko. mats. diergarden, mach bebout zijn, opdat de plantage van geboomteGa naar voetnoot1) en blekerye van wit wasGa naar voetnoot2) mach bevrijt zijn voor ontuchtighe menschen. [Diesen punct haben ihre kon. maytt. bisz sie den platz besichtiget auszgesetzet.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ausz Norwegen ausz zu staten, haben ihre kon. mtt. gnedigst abgeschlagen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
2.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
ren ihre kon. maytt. sich gnedigst dahin, das der ordt zuvor muste besichtiget werden, worauff alzsdan folgendts resolution zu erwartenGa naar voetnoot1).] | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
6.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zyn compagnieGa naar voetnoot1), daerbenevens besondere andren, hebben my gecommuniceert hun ghenegentheyden om in de compagnie van Oost-Indiën te participeren en personelijck hun te transporteren hier tot Koppenhaguen onder de obedientie van u ko. mat., waerop zy my oock hebben geschreven zedert mijn komste alhier, hetwelck ick hebbe gecommuniceert met de president en bewinthebbers van de Oostindise compagnie alhier. En also zulckx hun zeer wel gevalt, vinden gheraedzaem dat men de voornoemde personen in devotie houdt, op avontuur of men een vorderlijcke partie met hun zoude kunnen treffen, waertoe zeer nodich is een besondere bestelling te hebben, opdat zy moghen zien dat ick volmacht hebbe om met hun te moghen contracteren. 't Is waer dat u ko. mat. my heeft gelieven genadelijck te vergunnen een bestelling, in dato den 13 Februari, om te mogen contracteren mct alle kunstenaers, handelaers en handwerckers, maer het stuc van Oost-Indiën, wesende een saeck van grooter importantie, vereyscht wyder verklaringe, ghelijck ick gelove dat u ko. mat. zal gelieven genadelijck te verstaen, en oock by de heer president en bewinthebbers verstaen werdt, en by ons geresolveert is dat ick zulckx u ko. mat. onderdanichlijck zoude voordraghen. [Höchstgedachte kon. maytt. haben diesen punct in gnedigste deliberation genommen.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
7.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
8.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dienaer uws ko. mats., vry zal mogen passeren, is mijn ootmoedich versoeck, dat u ko. mat. my ghenadelijck gelieve te vergunnen een general paspoort aen alle prinsen en republycken, als een onderdaen en dienaer van u ko. mat. [Passus securitatis in consueta forma gnedigst eingewilligetGa naar voetnoot1).] | |||||||||||||||||||||||||||||||
9.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
opbouwing van 't voornoemde school, hetwelck met goede ordre geschiedende, van één duysent rijckxdaelders capital dry, ja vier duysent zal inbrengen, volgende de ordenantie van Antwerpen, Amsterdam en ander plaetsen, die ick hun zal beschryven. [Ihre kon. maytt. haben das mittell, nemblich die lottery, zu dero gnedigsten bedencken auszgesetzet.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
10.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aensien dat de zyden daermede gewossen werden, en also hy nu door belasting des heers Canseliers de zeep van Hans Roper geproeft heeft, en die bevindt uytnemende goedt, zal u ko. mat. gelieven te ghebieden, tot nutbaerheyt der onderdanen, dat Hans Roper geen zeep zal mogen verkopen als waer het wapen van Koppenhaguen op gebrandt is, nadat Carel Tysen de proeve gedaen heeft, waerdoor de zeep in ander landen oock in roem zal komen. [Der 10de punct ist von höchstgeëhrter Kon maytt. gnedigst eingewilliget worden, alse das Carl Thieszen der keurmeister sein und mit der stadt Copenhagen wapen, wan die seiffe gut befunden, dieselbe mercken soll.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
11.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
het pondt, hetwelck hem niet mogelijck is te doen sonder schade, aengesien de oly zo zeer is geresen, daer ick zeer goede reden van zal kunnen geven, nodich zijnde, en aengesien dat de kramers die verkopen tot zes schellingen het pondt, is vijftich ten hondert winst, gelieve u ko. mat. genadelijck te vergunnen dat Hans Roper zijn zeep mach verkopen tot vijf schellingen het pont, so mach hy behouden blyven, en de kramers noch twintich ten hondert winnen, gelijc zy op de hollandse zeep gewonnen hebben, ten eynde dat de zeepery mach in trayn blyven. [Der elffte punct ist auch gnedigst eingewilliget, alse das Hans Roper gnedigst vergonnet vor ein pfundt seiffe 5 schelling zu nehmben.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
12.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Koke, Arhausen und Ahlborg ernstlich ahnbefohlen werden nicht zu gestaten das hollendische seiffe muge eingefuhret und verkaufft werden. Soviell die städte Helszingburg, Landtscron und Malmö betrifft, das die in Hans Ropers privilegium mugen mit eingezogen werden, haben ihre kon. maytt gnedigst so lang auszgesetzet, bisz man wirdt erfahren konnen ob Hans Roper solche städte auch der gebuhr nach versorgen könne.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
13.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
14.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
lieven te vergunnen de propositie van de landen voor de hoppeplantingGa naar voetnoot1), is mijn ootmoedich versoeck, hetzelfde nu mach gheschieden om de preperativen te maken tot de plantage, wetende waer de landen gelegen zijn. [Wegen des ordts zur hopffenpflantzung ist dieser bescheidt, das der platz soll auszgewiesen werden.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
15.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
huys tot Ipsdorp residentie te nemen met mijn toekomende huysvrouGa naar voetnoot1) en familie, om het huys, ten dienste van u ko. mat. sorgfaldich en curieuselijck te onderhouden, als u ko. mat. onderdanige dienaerGa naar voetnoot2). En ghelijc ick wel considerere dat in zo princelijcken gebou veel ghemacken zijn die u ko. mat. niet geoccupeert begeert te hebben, zal daer zeer puntuel in gevolgt werden u ko. mats. genadelijc ghebieden, en in de geringste ghemacken zal ick my contenteren, en met sodanige conditie als u ko. mat. ghenadelijck zal gelieven te gebieden; en oft u ko. mat. mocht raedzaem vinden omtrent het voornoemde huys de hoppeplanting te ordonneren, zo waer 't bequamer voor my om daer te resideren; hetwelck ick onderdanichlijck remitteer aen u ko. mats. genadige deliberatie. [Wegen der hopffenpflantzung und residendz bey und uff Ipstrup haben ihre kon. maytt. eine abschlegliche andwort gnedigst gegeben.] | |||||||||||||||||||||||||||||||
16.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gheliefden vijf ofte zes lasten kalck te laten hebben, en zal die wederom leveren, mijn kalck ghekomen zijnde. [Den kalck belangend, wehre ahn jetzo deszen kein vorraht.Ga naar voetnoot1)] | |||||||||||||||||||||||||||||||
17.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
18.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
transporteren, zonder hun yets meer contentements te ghevenGa naar voetnoot1). Bidde daerover zeer ootmoedelijck dat zulckx mach geschieden, opdat ick niet in gebreke blyve om de steenbackerye na de hollandse maniere in 't werck te stellen, waertoe de preparativen in Hollandt gemaeckt werden.
U ko. mats. onderdanigste dienaer, Theodorus Rodenburg. [Den platz zur steinbackerey betreffendt, soll derselbe eingereumet werden, jedoch einem andern ohne schaden, die grunde frey, die behausungen erblich, der torff aber oder das mohr nicht frey.] (De bundel, waarin de hiervóór afgedrukte stukken zijn verzameld, berustte vroeger in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen, met het signum: Thottske Saml. fol. 837, tegenwoordig in het Rijks-archief te Kopenhagen, onder het opschrift: Indkomne Breve til danske Kancelli 13/2 1621.) |
|