Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 22
(1901)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het oude register van graaf Florens,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het op den rug is betiteld. De uitdrukking van den heer van Riemsdijk was echter alleszins verklaarbaar, want het grootste deel van het register is kennelijk in of kort na 1346 geschreven, en dat deel kan op het eerste gezicht niet van de rest worden gescheiden. Eerst een nauwkeurig detailonderzoek heeft mij dan ook de overtuiging geschonken, dat de rugtitel desniettemin inderdaad juist is. De geschiedenis van het register is vrij ingewikkeld. Het bestaat bijna geheel uit registers van verlijen, met daartusschen een paar dozijn afschriften van brieven zoowel van den graaf als van anderen, door het geheele register verspreid. Bijna alle behooren ze, zoowel regesten als brieven, tot twee door een halve eeuw gescheiden tijdperken, dat van graaf Floris V en dat van den verbeider graaf Willem. En toch zijn de regesten van beide tijdperken, naar het schijnt, origineelen, althans nog bij het leven dier vorsten in het register geschreven, blijkens den tegenwoordigen tijd, waarin ze gesteld zijn (b.v. fol. 45 ‘Hughe van Hilnare hout vanden grave,’ fol. 57 ‘Jtem stont inden ouden register ij morghen lands in den Waelcamp ende ij ρ viertel ligghende op die Doys die en heeft si niet, daerom en ontfaet sise niet,’ enz.), terwijl de doorhalingen, wijzigingen en bijvoegingen van de schrijvers zelve het denkbeeld schijnen uit te sluiten, dat wij met afschriften te doen zouden hebben. Het register is dus opgesteld ten deele onder Florens V en ten deele onder den verbeider graaf Willem. Op het eerste gezicht is het echter niet waarschijnlijk, dat het uit twee later tot één vereenigde registers zou hebben bestaan, want de van graaf Florens dagteekenende regesten en brieven zijn zeer moeielijk van de andere te scheiden en bevinden zich zoowel aan het begin en aan het einde als in het midden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het register. En ook de aard van het papier bevestigt dat, daar het van de soort is, die tot voor eenige jaren algemeen werd aangezien voor uit katoen vervaardigd te zijn, en die overal in het begin der 14e eeuw buiten gebruik is geraaktGa naar voetnoot1). We komen echter later op deze kwestie terug. In elk geval is er na de eerste helft der 14e eeuw geen enkel vel aan het register toegevoegd. Maar wel zijn er een groot aantal bladen, 22 van de 112, verloren gegaan, zooals de paginatuur bewijst. Deze is, naar de cijfers te oordeelen, eerst tijdens hertog Aelbrecht aangebracht, in elk geval eenigen tijd voordat het register voor de tweede maal (in het 4e kwart der 14e eeuw)Ga naar voetnoot2) buiten gebruik is gesteld, en tevens geruimen tijd voordat het voor het laatst gebonden is geworden, want tusschen die pagineering en dat binden ligt het verlies der verdwenen bladen. Daar het van veel gewicht is voor het onderzoek van het register, en ik er in den loop van dit stuk herhaaldelijk gebruik van zal moeten maken, deel ik hier in détails de tegenwoordige plaatsing der overgebleven bladen mede. Elk paar bladen, dat samen één vel vormt, is daarbij boven de cijfers verbonden, de tegen elkander geplakte bladen onderstreept, de bladen zonder pagineering door een vraagteeken en de verloren bladen door een kruisje aangeduid. In zoover loop ik erbij op het onderzoek vooruit, dat ik gemakshalve bij voorbaat de katerns aanduid, waaruit het register bij het aanbrengen der paginatuur bestond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de paginatuur blijkt duidelijk, dat het register bij het aanbrengen ervan nog geheel of nagenoeg compleet was. Van alle katerns zijn de middelste vellen bewaard gebleven, en hun nommering bewijst, dat het register toen bestond uit 8 sexternionen, d.i. katerns van 6 vellen, voorafgegaan en gevolgd door een katern van 4 vellen. Thans zijn nog alleen de middelste katerns e en f en het eerste a compleet, terwijl van alle andere de helft der buitenste vellen, van h zelfs de twee buitenste vellen geheel en van g daarenboven vier vellen zijn verloren gegaan. Het wekt daarom eenige verwondering, dat van katern i wel het tweede vel en de helft van het derde (94/103 en 95) verloren zijn, maar daarentegen juist het buitenste (93/104) behouden schijnt te zijn. Dat is echter in werkelijkheid niet het geval. In de 2e helft der 14e eeuw werd op fol. 104vo. geschreven: ‘Dit Register hout van Grave Florijs tijden ende van Grave Willems tijden,’ en daarboven: ‘Dit Regijster beduydt niet vele’; hetgeen alleen dan verklaarbaar is, indien het op de toenmaals laatste pagina van het register stond. Het vel 93/104, dat tijdens de pagineering nog aaneen zat, moet, toen die woorden werden geschreven, het buitenste vel van het slotkatern k geweest zijn, dat dus oorspronkelijk evenals het beginkatern a uit 4 vellen bestond, en moet vóór het aanbrengen der paginatuur van zijn plaats zijn geraakt en de plaats hebben ingenomen van het, toen dus reeds ontbrekende, buitenste vel van katern i. In het register hebben 26 verschillende handen geschreven, die bijna alle door zekere karakteristieke eigenschappen - en sommige ook door zekere eigenaardigheden van spelling - onmiddellijk en met zekerheid zijn te herkennen. Dit is van groot gewicht, daar het het eenige middel is om het van graaf Florens dagteekenende deel van het register | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het overige te onderscheiden. De regesten zijn bijna alle ongedateerd, en van de meeste is uit hun inhoud alleen de tijdsbepaling onmogelijk af te leiden. Zoo komt b.v. èn op fol. 49vo (tweemaal) èn op fol. 69ro een Dirc Bokel voor, maar daar er zoowel tijdens Florens V als tijdens Willem V een persoon van dien naam leefde, is uit de regesten alleen niet op te maken, welken der twee zij bedoelen, en geeft ons slechts de hand, waarmee ze geschreven zijn, de zekerheid, dat de eerste twee regesten van Florens V en het laatste van Willem V dagteekenen. Want de handen zijn bijna alle met zekerheid te dateeren. Het is zaak het onderzoek daarnaar in extenso mede te deelen, omdat de waarde van den geheelen inhoud van het register daarvan afhangtGa naar voetnoot1). Ik zal de folio's opgeven, waar elke hand voorkomt, met de data voor haar tijdsbepaling, en daarbij de folio's cursiveeren, die zij reeds ten deele door een andere hand beschreven vond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De handen A-E, G en H dagteekenen met zekerheid van graaf Florens De oudste, A, is tevens de eenige, wiens aanteekeningen ten deele met zekerheid anterieur zijn aan het uitsterven van de oudste lijn der Teilingens, want in het regest van Symon van Bentem fol. 46vo wordt ‘die here van Telinghe’ als nog levend vermeld. Doch diezelfde hand A heeft fol. 55vo geschreven nadat D en E fol. 54 en 55ro hadden gevuld en na dat uitsterven, want bij haer Oytgier van Vorscoten wordt vermeldt, dat zijn vader (‘ende hi,’ vervolgde het regest eerst, maar dat is doorgeschrapt) van den here van Thelinghe zeker leen had gehouden. En E is posterieur aan D, D aan C, en C aan A en G (fol. 45-53). Wat B betreft, zoo is op zichzelf uit niets op te maken, wanneer die het stuk van 28 juli 1282, het oudste en het eerste van het geheele register, waarnaar het kennelijk zijn rugtitel heeft gekregen, heeft geschreven, maar ze gelijkt zóó sterk op C, dat men nog het meest geneigd zou zijn ze voor van denzelfden persoon, maar met eenige jaren verschil, afkomstig te houden. Ook F en I meen ik tot den tijd van graaf Florens te mogen rekenen, zoowel omdat die geheel van alle andere en ook van elkander afwijkende handen een veel ouder karakter hebben dan die van het Henegouwsche tijdvak, als, wat F betreft, omdat de door haar fol. 15 vermelde ruiling van leenen van Ths. de Hoelede kennelijk slaat op de 28 morgen van Didderic van Hoghelede haren Niclais sone van fol. 54ro, en omdat de Robbertus f. Florie van fol. 15 blijkbaar dezelfde persoon is als Robbrecht veren Floren s., door A fol. 53vo vermeld. Merkwaardig is het, dat het register zoo bijzonder weinig bevat uit den tijd tusschen Florens V en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem IV: alleen een door G geschreven aanteekening over een vordering van heer Wolfert van Borselen op graaf Jan na diens aankomst te Veere in januari 1297 en daaraan aansluitend over eenige vorderingen van den graaf op Zeeuwsche burgers (fol. 108vo), en vermoedelijk ook de regesten over de Amstelsche leenen en die van 1316 over de Woerdensche van J. Neemt men aan, wat mij waarschijnlijk voorkomt, dat die inderdaad in 1316 zijn neergeschreven, dan bevat het geheele register niets tusschen 1316 en 1336, dat is uit het tijdvak, waarin mr. Gerard Alewijnsz. van Leyden zijn verzameling registers aanlegde. Dit sluit zoo goed in elkander, dat ik het ervoor meen te mogen houden, dat inderdaad de handen A-J anterieur zijn aan die collectie, terwijl alle andere met zekerheid posterieur daaraan zijn. Nemen wij thans eerst die tweede, jongste helft van het register ter hand. De voornaamste hand daarvan is Q, die meer dan de helft van het geheele register heeft geschreven. Het naar het mij toeschijnt oudste gedeelte zijner regesten omvat de verlijen in juni 1346 namens keizerin Margaretha. Daarmede is hij op fol. 36 begonnen: ‘Anno xlvj prima junij. Dit sijn die ghene die haer goet ontfanghen hebben voer mi tot miere vrouwen der keyserinnen behoef.’ Voer mi: het was dus het hoofd der kanselarij zelf, die ze inschreef. Hij had het voornemen om, op het voorbeeld van Gerard Alewijnsz., de verlijen van den aanvang af naar de baljuwschappen te verdeelen, en voor elk twee bladen te reserveeren. Hij begon daarom fol. 36 ‘Jnden eersten. Jnt Bissdoem;’ fol. 38 ‘Jtem inden lande van Haemstale vanden mannen;’ fol. 40 ‘Jn Delfland inder baliuscap van Delf anno xlvj prima junij;’ en fol. 42 ‘Jtem inden lande van Woerden.’ Maar om de eene of andere reden, die ik niet kan gissen, hield hij daar toen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mede op en vervolgde eerst in het jaar 1347, maar hield ook toen vast aan zijn verdeeling naar de baljuwschappen. Hij begon weer fol. 56 ‘Jnder baliuscap van Rijnland vanden mannen die haer leen ontfanghen hebben int iaer ons heren m.ccc.xlvj;’ fol. 59 ‘Jtem inder baliuscap van Delfland;’ fol 61 ‘Jnde baliuscap van Schyeland;’ fol. 64 ‘Jn die baliuscap van Vriesland;’ fol. 66 ‘Jtem in die baliuscap van Keenmerland;’ (fol. 70-73 ontbreken); fol. 75 ‘Jtem inden lande van Ghelre.’ Een derde groep, die ik meen weder iets later te moeten stellen, begint fol. 96 ‘Jnden baliuscap van Aemsterland. Dit sijn die ghene die haer leen ontfanghen hebben van miere.’ De zin is niet voltooid, hetgeen erop wijst, dat de schrijver begon met het hoofd van fol. 36 te copiëeren, maar bedacht, dat het daar voorkomende ‘tot miere vrouwen der keyserinnen behoef’ niet meer van toepassing was, waaruit volgt, dat deze groep dus van na de aankomst van den verbeider, d.i. van het begin van 1347, moet dagteekenen. Opmerking verdient, dat het woord baliuscap, fol. 36-75 steeds vrouwelijk gebruikt, hier door denzelfden schrijver onzijdig wordt genomen, waarom ik fol. 99 ‘Jnden baliuscap van Medemliec,’ fol. 102 ‘Jtem in Rijnland,’ fol. 22 ‘Jnden Bisdoem’ en fol. 28 ‘Inden baliuscap van Zuythollant’ tot dezelfde groep reken, maar niet fol. 18 ‘Jtem in die baliuscap van Rijnland,’ dat mij een vervolg toeschijnt van fol. 58vo, de eenige bladzijde der voor een baljuwschap gereserveerde ruimte, die door Q tot onderaan toe is volgeschreven. De laatste door Q vermelde datum is 8 april 1347 fol. 19ro, welk regest blijkbaar niet lang daarna is ingeschreven. Dit klopt ook met de volgende handen. R heeft in het begin van 1347/8 (zie fol. 62vo) eenige regesten en aanteekeningen aan Q toegevoegd, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is een paar malen (fol. 57ro, 62vo) weder door Q aangevuld, zoodat ze vrijwel gelijktijdig zijn. Uit hetzelfde of het volgende jaar dagteekenen S en T (zie fol. 60). Van U en V blijkt alleen, dat ze posterieur zijn aan Q, doch ik meen ze alle vier voor ongeveer gelijktijdig te mogen houden, omdat het moeielijk te verklaren zou zijn, dat slechts zoo weinig regesten door die handen aan het register zijn toegevoegd, indien ze zich over een grooter tijdvak hadden uitgestrekt. Het laatste gedateerde regest dezer groep is van 28 november 1348 van T (fol. 60vo), en kort daarna moet men m.i. ook hebben opgehouden nieuwe zelfstandige regesten in het register in te schrijven. De twee latere handen W en X hebben geen enkel nieuw regest eraan toegevoegd, doch slechts aanteekeningen gemaakt bij reeds voorhanden regesten, voor een goed deel de opvolging in de daarbij vermelde leenen betreffende. De laatste datum van het geheele register is 20 april 1376 van X (fol. 102ro), waaruit blijkt, dat het nog een dertig jaren lang in gebruik is gebleven, al werd het niet meer gebezigd voor de registratuur van nieuwe verlijen. Uit het bovenstaande is, meen ik, duidelijk geworden, dat het register voor de tweede maal voor de registratuur in gebruik is geweest van juni 1346 tot ongeveer het eind van 1348, d.i. in den tijd van den verbeider graaf Willem. Zou dit niet in verband kunnen staan met het bekende verhaal van Philips van Leiden over het zoek raken der Henegouwsche registers bij de komst van den nieuwen graafGa naar voetnoot1)? Men herinnert zich de discussie daarover | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen Prof. Fruin en den heer van Riemsdijk in de Koninklijke Academie (l.l. p. 102/3, 185/7). Fruin was van meening, dat Gerard Alewijnsz. den nieuwen graaf was te hulp gekomen door het aanbieden van een stel nieuwe ad hoc samengestelde en uit den aard der zaak onvolledige en gebrekkige registers, die na het terugvinden der origineelen als voortaan overbodig en nutteloos zullen zijn opgeruimd; terwijl de heer van Riemsdijk vermoedde, dat Gerard Alewijnsz. een der twee door hem vervaardigde stellen registers onder zich had gehouden en nu aan den verbeider had aangeboden. Het laatste komt mij niet waarschijnlijk voor, want er zou eigenlijk geen aanleiding voor de geheele mededeeling van Philips van Leiden zijn geweest, als slechts één der beide stellen weg was geweest, daar elk op zichzelf compleet was, en het klopt d.m. ook niet met de termen van het verhaal noch met de resumtie ervan in de Tabula Tractatus in de woorden ‘Qualiter surreptis registris subventum fuit novo comiti.’ Tot de copia registrorum, den verbeider door Gerard Alewijnsz. aangeboden, moet echter mijns inziens in elk geval ons register behoord hebben, want het is juist in den tijd, waarin de verdwijning der in gebruik zijnde registers moet geschied zijn, op nieuw in gebruik genomen voor de registratuur van verlijen. En ik vermoed, dat wij het ook aan dit laatste feit te danken hebben, dat het voor ons behouden is ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bleven en niet met de andere toen aangeboden registers is te gronde gegaan. Het had weder actueele waarde gekregen, en stond kennelijk als zoodanig alleen, want de toenmalige verlijen zijn er vermoedelijk alle in geregistreerd, juister: het was blijkens de rubriceeringen althans de bedoeling ze er alle in te registreeren. En de bijvoegingen en kantteekeningen van later tijd toonen ook, dat het als register der verlijen uit den tijd van den verbeider nog geruimen tijd geraadpleegd is blijven worden. Maar keeren wij tot den inhoud van het register terug. In 1347 voegde Q aan een regest van R toe (fol. 57ro): ‘Jtem stont inden ouden register, enz.’ Hetgeen daar wordt aangehaald, is precies te vinden op fol. 53ro van de oudste hand A van graaf Florens. Hoe rijmt dat? Want het zou toch zeer verwonderlijk zijn, dat, indien werkelijk het register, waartoe fol. 53 behoorde, in 1347 het ‘oude’ genoemd werd - hetgeen vrij aannemelijk is, omdat het dat van graaf Florens was, - dat dan Q in hetzelfde register naar een ander blad ervan zou verwezen hebben, niet op de wijze waarop D op fol. 48vo naar fol. 55ro verwees met de woorden ‘require ultra sex folia,’ maar met ‘stont inden ouden register.’ Men zou op het vermoeden komen, dat fol. 57 in 1347 niet tot het register behoorde, waarvan fol. 53 deel uitmaakte. Er is meer, wat daarop schijnt te wijzen. Vergelijkt men de plaatsen van het register, die van graaf Florens dagteekenen, dan is hun verdeeling over het register vrij opvallend. Het zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit overzicht blijkt d.m. duidelijk, dat zoowel enkele vellen als geheele katerns thans een andere plaats innemen in het register dan ten tijde van graaf Florens. Het was destijds gewoonte bij het aanleggen van registers om aaneengesloten reeksen van aanteekeningen te beginnen vooraan op katerns, terwijl men losse aanteekeningen veelal daar plaatste, waar ze het gemakkelijkst terug te vinden waren, nl. midden in een katern, waar dit bij het ter hand nemen van het register als van zelf openviel. Juist daar, midden in katern h, vindt men dan ook op fol. 87ro een der drie losse aanteekeningen van de oudste hand A. Nu treft het echter, dat de beide andere dierzelfde hand en de eene van G wel eveneens op de middelste vellen der katerns a, b en k staan, maar aan de buitenzijden daarvan (fol. 4ro, 15vo, 108vo). Het komt mij voor, dat dit niet de oorspronkelijke toestand kan geweest zijn, en dat die drie vellen vóór de pagineering omgelegd moeten zijn geworden. Herstelt men die omlegging, dan komen de aanteekeningen ook dáár midden in de katerns, en bij het thans los in het register liggende vel 14/15 is de moet van die oorspronkelijke vouw nu nog te zien. Dit bevestigt het vermoeden, reeds gewekt door het boven geconstateerde verhuizen van het oorspronkelijke buitenste vel van katern k naar katern i en door het verloren gaan van acht geheele vellen, dat het register in de 14e eeuw vrij los moet hebben gezeten. Het is trouwens de vraag, of het in de eerste helft daarvan wel gebonden was, en of het niet - evenals de tweede (oudste) helft der kleine registers van Gerard Alewijnsz. (v.R.l.l. 155) - uit katerns bestond, die los bewaard werden. Want dat ook deze later van plaats verwisseld zijn, acht ik zeker, hetgeen te lichter kon geschieden, indien ze los bewaard werden, omdat ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet gemerkt zijn. De oorspronkelijke volgorde is echter zonder moeite te reconstrueeren. Het alleroudste gedeelte van het geheele register is stellig het door A op katern e fol. 45-53 geschrevene, dat van 1281 of 1282 dagteekent, zooals beneden zal worden aangetoond. Nu is het wederom onaannemelijk, dat de schrijver het register in het midden, met het vijfde katern, zou zijn begonnen; katern e moet oorspronkelijk de plaats hebben ingenomen, waar tijdens de pagineering katern b zat. En daarop moet gevolgd hebben katern h, waar eerst in het midden A een der twee losse verlijregesten van zijn hand schreef, en daarna op de volgende bladzijden G de lijstjes der Teilingsche achterleenen en der leenen in Altena En daarop katern d, waar de weder iets latere hand C de Amstelsche leenen na den zoen van 27 october 1285 registreerde, en waartoe ik gis dat oorspronkelijk ook vel 14/15 met het andere losse verlijregest van G behoorde. Van het slotkatern k werd onder graaf Jan I nog fol. 108vo beschreven, maar de overige 5 sexternionen, b, c, f, g en i waren (op dat fol. 15vo na) bij diens dood nog geheel onbeschreven. En beziet men nu het papier van het register, met dit laatste feit voor oogen, nauwkeuriger, dan schijnt er inderdaad eenig verschil in de soort op te merken te zijn, en acht ik het niet onmogelijk, dat die vijf sexternionen later aan het register zijn toegevoegd. Hetgeen zou verklaren, hoe Q op fol. 57ro van katern f kon spreken van het ‘oude register,’ daarmede doelende op fol. 53vo van katern e, want dan zou f toen nog niet tot dat ‘oude register’ hebben behoord. Er is nog een andere omstandigheid, die daarop wijst. Alle handen tusschen Jan I en den verbeider, nl. J en L tot P, zijn tot precies dezelfde katerns beperkt, als die van de graven Florens en Jan. Had | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu werkelijk het register toen reeds die vijf nog volkomen onbeschreven katerns bevat, dan zou het toch wel zeer vreemd zijn geweest, dat die zes handen alle hun dikwijls vrij lange stukken - want een kleine helft der in het register opgenomen brieven dagteekent uit dien tijd, den eersten na de afsluiting der registers van Gerard Alewijnsz. - op het overgeschoten wit der reeds ten deele beschreven katerns hebben samengeperst in plaats van de overvloedige ruimte op de ledige katerns te benuttigenGa naar voetnoot1). Ook de tijd is te gissen, wanneer het register met die vijf sexternionen zou zijn aangevuld. De oudste groep regesten van Q (de oudste hand van het tweede tijdvak) begint op fol. 36ro van katern d, na het laatste toen reeds beschreven vel - uitgaande van de boven onderstelde groepeering der oude katerns a, e, h, d, k, welke hierdoor indirect wordt bevestigd - en loopt door tot fol. 43 van katern d, 4 groepjes van 2 bladen omvattende, elk voor een afzonderlijk district, het Bisdom, het land van ‘Haemstale’, Delfland en het land van Woerden. Maar het vervolg dier blijkbaar niet volledige lijst schijnt te ontbreken, want het laatste blad van katern d, fol. 44, is verloren gegaan. Daarentegen begint de tweede groep niet met een nieuw katern, maar op het tegen katern f aangeplakte fol. 56, dat dus oorspronkelijk het laatste blad van een ander katern was. Behoorde dit nu oorspronkelijk tot katern d (in plaats van tot katern e, waartoe het tijdens de pagineering scheen te behooren), dan zou die tweede groep onmiddellijk aan de eerste aansluiten, en deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet incompleet maar om de eene of andere reden afgebroken zijn en de tweede als het ware een nieuwe opzetting der afgebroken eerste groep vormen. De oorspronkelijke volgorde der sexternionen zou dan, in verband met het boven op pag. 98 en 99 opgemerkte, kunnen geweest zijn: e, h, d, f, g, b, i, c; en de toevoeging der laatste vijf, in die onderstelling, in 1346 moeten geschied zijn. Een bezwaar tegen de onderstelling eener latere vergrooting van het register blijft echter gelegen in den aard der papiersoort. Daar komt bij, dat nog een ander register in 1346/7 het ‘oude’ kan hebben geheeten, nl. het door den heer van Riemsdijk (l.l. 161) bedoelde, dat van 1316 tot 1324 liep en later in de groote registers van Gerard Alewijnsz werd overgeschreven, en waarvan naar zijn oordeel een fragment, zes vellen, aan het slot der eerste helft van het kleine register Zeeland (E.L. 13) is toegevoegd, maar dat overigens verloren is gegaan. Het komt mij echter niet waarschijnlijk voor, dat dit register door Q op fol. 57vo bedoeld kan zijn, want dan zou de brief of het regest, waarnaar hij verwijst, ook in de registers E.L. 1 en 2 (Noordholland) moeten zijn overgenomen, en daarin is er geen spoor van te vinden, terwijl de aanhaling precies slaat op fol. 53vo van het register van graaf Florens. Dan, hoe het zij, wij kunnen zoowel die kwestie als alle andere, die zich vastknoopen aan de handen van het register uit het Henegouwsche en Beijersche tijdvak, onbeslist en ter zijde laten, daar het mij alleen te doen is om de overblijfselen van het register van graaf Florens, terwijl trouwens de latere gedeelten van het register toch alleen tegelijk en in verband met de andere Henegouwsche en Beijersche registers kunnen worden behandeld en uitgegeven. Ik keer daarom thans tot de handen van het eerste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdvak terug, ten einde te trachten hun tijd te bepalen. Het voornaamste criterium daarvoor is het uitsterven van de oudste lijn der Teilingens, dat ik daarom hier iets breeder moet bespreken. Fruin heeft in zijn laatste stuk, De Jongere Tak der Teilingens (Bijdr. 78 sqq.), voor goed uitgemaakt, dat die tak is uitgestorven tusschen october 1297 en november 1304 met Jan heren Dircs soon (ib. 83), maar dat de Teilingsche leenen reeds te voren aan de grafelijkheid waren vervallen door den dood van diens oudsten broeder Willem (ib. 80). Over de dateering van het overlijden des laatsten bestaat echter verschil. Terwijl het Necrologium Egmundense dat op 1 januari 1283 stelt (van Wijn, Huisz. Lev. II 90), geeft Johannes a Leidis daarvoor 8 november 1284 opGa naar voetnoot1). De heer J. Craandijk in zijn opstel over de Teilingens der 13e eeuw, aan dat van Fruin voorafgaande, schenkt de voorkeur aan Johan van Leiden, doch m.i. ten onrechte. Hij heeft, als ik mij niet bedrieg, evenals de kroniekschrijvers, twee Willems van Teilingen verward. Reeds de naam, die den zoon van heer Dirc meer dan eens gegeven wordt, ‘Willem des heren sone van Theylingen,’ doet vermoeden, dat hij nog een naamgenoot bezat. Nu vermeldt het stuk van 3 mei 1283 (Oork. II 477) onder de tegenwoordige getuigen ‘dominus Wilhelmus de Teylingen.’ Dit kan onmogelijk dezelfde persoon zijn als de zoon van heer Dirc, want deze wordt ook na zijn dood nergens ‘heer’ genoemd, hetgeen toen zonder den minsten twijfel het geval zou zijn geweest, als hij nog voor zijn dood ridder was geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En evenmin kan de ridder Willem van 1283 dezelfde persoon zijn als de volgens Stoke en den Clerc vanden Laghen Landen (170, 176) bij den moord van graaf Florens betrokken Willem van Teilingen, wiens goederen daarna werden verbeurd verklaard (Fruin l.l. 97), en wiens verwarring door de kroniekschrijvers met den zoon van heer Dirc de legende omtrent het verval der Teilingens heeft doen ontstaan, thans eerst door Fruin opgeruimd; want ook deze wordt nergens ‘heer’ genoemd. Het moet dus een derde overigens onbekende Willem geweest zijn, en zijn plaats is wel te gissen. Ik meen opgemerkt te hebben, dat in den tijd van graaf Florens bij het overlijden van een ridder, die het hoofd was van zijn geslacht, het niet zijn oudste zoon was, die hem in de ridderlijke waardigheid opvolgde, maar het oudste in leven zijnde lid van het geslacht, gewoonlijk de oudste broeder van den overledene. Een sprekend voorbeeld daarvan leveren de Wassenaers. Het hoofd van dat geslacht, Philips, was in 1252 ridder (O.I. 564), en overleed in of voor 1258 (II 43). Daarop wordt niet zijn zoon Dirc, die hem als heer van Wassenaer opvolgde, ridder, want nog in 1264 geeft deze zichzelf dien titel niet, wel in 1268 (II 119, 168)Ga naar voetnoot1), maar zijn broeder Arnolt, in 1261 als ridder vermeld (II 82), en evenzoo na diens dood in 1262 (II 91) de volgende broeder Jacop, in 1264 ridder genoemd (II 119), en, nadat deze in 1272 ‘ten Vriezen’ gesneuveld was (Necrol. Egmund.), ten slotte de vierde broeder Didderic van Santhorst, die in 1264 nog cnape was, maar van 1280 (II 386) af tot 1297 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herhaaldelijk als ridder voorkomtGa naar voetnoot1). Evenzoo blijkt uit het regest betreffende Florens van Duvenvorde op fol. 46vo van het register, dat na den dood zijns vaders heer Arnolt van Duvenvorde (Oork. II 168) diens broeder Jan van Duvenvorde (II 478), de stamvader der Polanens, ridder werd, terwijl Florens zelf, hoewel het hoofd van het geslacht na zijns vaders dood, het nooit tot de ridderlijke waardigheid gebracht heeft en nog knaap was, toen hij in 1301 te Veere werd vermoord (v.M. II 511). Wel kwam het vaak voor, dat behalve het oudste lid van een geslacht tegelijk ook nog een jonger lid ridder was, zooals Simon van Teilingen naast zijn ouderen broeder Dirc, zooals Dirc van Brederode naast zijn ouderen broeder Willem, zooals Dirc heren Philips sone van Wassenaer naast zijn oudere ooms, enz.; maar de regel was naar ik vermoed deze, dat van de voornaamste geslachten in elk geval het oudste lid telkens ridder werd gemaakt. Is dit juist, dan meen ik in den ridder Willem van Theylingen van mei 1283 een jongeren broeder van heer Dirc en heer SimonGa naar voetnoot2) te mogen zien, die na het overlijden van zijn oudere broeders de ridderlijke waardigheid verkreeg. En dan zou ik meenen, dat de sterfdag van 8 november 1284 volgens Jan van Leiden alleen op dien ridder kan slaan, en die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 1 januari 1283 volgens het Necrologium op Willem heren Dircs soon. Dit werpt een errassend licht op de in ons register voorkomende lijst van de leenen, die door het uitsterven van den oudsten tak van het geslacht van Teilingsche achterleenen tot directe grafelijke leenen waren geworden. Immers Jan van Leiden geeft als sterfdag van heer Dirc van Teilingen den 7 november 1282 op, en de heer Craandijk heeft op grond van het stuk van april 1282 (O II 449), waarin heer Dirc nog als zegelend vermeld wordt, aangetoond, dat dat jaartal de voorkeur verdient boven het in het Necrologium aangegevene van 19 november 1281. Heer Dirc is dus slechts enkele weken door zijn zoon Willem overleefd. Nu is het opmerkelijk, dat de lijst bijna overal zegt, dat de leenen van ‘den here van Thelinghe’ in leen waren gehouden, waaronder zonder eenigen twijfel alleen heer Dirc is te verstaanGa naar voetnoot1), maar van twee leenen midden tusschen de andere in (no. 271 en 294) in plaats van ‘den here van Thelinghe’ ‘Willem van Thelinghe’ als vorigen leenheffer noemt. Dit bewijst vooreerst, dat heer Dirc in elk geval door zijn zoon overleefd is, daar anders die twee leenen van Symon en Dirc van Scoten en van Willem de Coc eerst op den vader hadden moeten terugkomen en dan door den graaf evenals de andere Teilingsche leenen van dezen en niet van den zoon zouden zijn geërfd. Maar de tegenstelling tusschen die twee en de andere leenen bewijst tevens, dat deze laatste bij het overlijden van den zoon nog niet door de achterleenmannen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezen waren verheven geworden, want alleen op die wijze wordt het verklaarbaar, dat ze gezegd worden van ‘den here van Telinghe’ in tegenstelling met ‘Willem van Telinghe’ in leen gehouden te zijn geweest. Dat gemis nu van een nieuw verlij der achterleenen door Willem wordt begrijpelijk, indien deze inderdaad, zooals ik meen waarschijnlijk te hebben gemaakt, slechts eenige weken na zijn vader is overleden. Men zou op het vermoeden komen, dat er toen een besmettelijke ziekte op Teilingen heeft geheerscht, want het Egmondsche Necrologium vermeldt op 27 januari 1283 den dood van nog een derde lid van het geslacht, Gertrudis Teilinc laica, misschien een zuster of dochter van heer Dirc. Het uitsterven van de rechte lijn der Teilingens in Willem heren Dircs sone meen ik dus op 1 januari 1283 te mogen stellen, den dood van zijn vader op 7 of 19 november 1282 en dien van zijn oom heer Symon vóór 1283. Nu releveerde ik reeds boven (p. 97), dat het oudste deel der regesten van A van voor den dood van heer Dirc moet dagteekenen, daar deze fol. 46ro als nog levend wordt vermeld, en wij kunnen diezelfde opmerking thans tot fol. 52ro uitstrekken, omdat daar heer Symon voorkomt. Dit is van veel gewicht bij de beoordeeling van dat deel. Oppervlakkig zou men geneigd zijn om dit in twee stukken te splitsen, het eene loopende van fol. 45 tot fol. 48ro, dat geheel door A is geschreven, het andere van daar tot fol. 55vo, dat door vier verschillende handen (C, A, D, E, D, A) successivelijk schijnt bijgehouden te zijn. En dat te meer, omdat die twee stukken ook nog in andere opzichten verschillen. In het tweede komen telkens correcties voor, die alleen door den schrijver zelf kunnen zijn gemaakt, terwijl die in het eerste geheel of nagenoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheel ontbrekenGa naar voetnoot1). Daarentegen telt het eerste een aantal fouten, die alleen te verklaren zijn uit verkeerd lezen door een afschrijver van een niet duidelijk geschreven voorbeeld, zooals fol. 46ro ‘tvalf pondewars landes’ i.p.v. ‘xij ponde wartlandes,’ de lacune aldaar, die op een onleesbaar woord in het voorbeeld wijst, fol. 48vo ‘ses wr lanc’ i.p.v. ‘vij vore lanc,’ enz. Een en ander wijst er duidelijk op, dat dat eerste stuk niet, zooals ik boven (p. 91) zeide, een origineel is, maar een afschrift moet zijn van een ouder registertje, hetgeen ook hierdoor wordt bevestigd, dat er een aantal leenen in voorkomen, waarvan het vaststaat, dat ze lang voor 1282 door de daar vermelde leenmannen waren bezeten. En de verschillen tusschen de twee stukken fol. 45-48 en fol. 48-55, zouden dan tot het vermoeden leiden, dat alleen het eerste dat afschrift zou uitmaken en dat het tweede te beschouwen zou zijn als een latere, met de verlijen ongeveer gelijktijdige bijhouding daarvan. Nu is het juist dit vermoeden, dat onmogelijk wordt gemaakt door het regest over har Symon van Telinghen op fol. 52ro, en eveneens door dat over haer Didderic van Zanthorst op fol. 53vo, want beide betreffen leenen, waarvan wij weten, dat zij lang te voren aan die personen waren gegeven, het eene bij het stuk van 3 november 1269 (Oork. II 191), het andere bij dat van 1 september 1276 (Oork. Nal. 58). Moet men dan aannemen, dat het geheele stuk van fol. 45 tot fol. 55 een afschrift is van een ouder register? Ook die onderstelling is niet vol te houden, daar er twee regesten in voorkomen, die m.i. de onmiskenbare blijken dragen van nagenoeg gelijktijdig met de verlijen, welke ze vermelden, te zijn inge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreven, nl. die over har Ghisebrecht Bokel op fol. 50vo en haer Oytgier van Vorscoten op fol. 55vo. Dat meen ik althans te mogen opmaken, vooreerst bij beide uit de exceptioneel uitvoerige omschrijving der leenen, dan bij het eerste uit de zeer interessante maar in het kader weinig passende bijvoeging over den uitslag van die van Rotte en de zonderlinge wijze, waarop midden in het regest van zeker goed, waarvan ‘har Bokel ambacht ende land’ in leen had, gezegd wordt, dat anderen het bezaten, en vervolgens bij het andere regest over haer Oytgier uit de omstandigheid, dat de tienden in Riede erin gezegd worden door ‘zijn vader’ - de schrijver voegde er eerst bij ‘ende hi’ maar schrapte dit direct zelf door, blijkens het enkelvoud ‘hielt’ - van den heer van Telinghen in leen te zijn gehouden, waaruit volgt, dat noch hij zelf er door dezen, noch zijn vader door den graaf mede verlijd waren geworden. Toch meen ik nog een verschil te kunnen bespeuren, nl. in de uitdrukking ‘heuet ontfaen’ bij het laatste regest, het allerlaatste van het geheele stuk, in tegenstelling tot het ‘hout vanden graue,’ dat vooral in het begin, maar ook een paar malen in den loop van het stuk voorkomt. En daar komt bij, dat, terwijl gelijk wij zagen alles wat aan fol. 52ro har Symon van Telinghen voorafgaat, van voor 1283 moet dagteekenen, het regest van haer Oytgier posterieur daaraan moet zijn, daar de heer van Telinghen erin als overleden vermeld wordt. Vat men alles samen, dan schijnt mij daarom ten slotte alleen deze conclusie aannemelijk. Niet slechts fol. 45-fol. 48ro van A, maar het geheele stuk tot en met fol. 55ro is, hoewel door verschillende personen geschreven, als een afschrift van een vroeger register te beschouwen, doch onder het afschrijven zijn er hier en daar enkele gelijktijdige verlijen in opgenomen, zooals dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van har Ghisebrecht Bokel, eenige van leenmannen, wier leenen reeds te voren in het register waren vermeld, Didderic Boudiins s. Dode, Willem Tydemans s., Gerart van Boschusen, (fol. 51vo, 55ro) en wellicht nog andere, waarvan wij het niet meer kunnen nagaan Het oorspronkelijke register moet voor 1283 geschreven zijn geweest wegens har Symon van Telinghe op fol. 52ro en Symon van Bentem op fol. 46vo. En het afschrift kan niet lang voor 1283 zijn vervaardigd, daar de vader van har Ghisebrecht Bokel, dominus Theodericus dictus BokelGa naar voetnoot1), den 13 december 1280 nog leefde (Oork. II 410), zoodat althans fol. 50-55 daarna moeten zijn geschreven. Fol. 55vo daarentegen houd ik voor een toevoeging door A in 1283 nà het voltooien van het afschrift, en evenzoo de bijvoegingen op fol. 55ro van D, nl. die tusschen de regels bij Dirc heren Dircs s. vten Broeke en die aan het slot der bladzijde, twee personen vermeldende, wier leenen reeds in het register waren opgenomen: haer Gerard vander Wateringhe en Troueis van MoerdrechtGa naar voetnoot2). Ik meen zelfs te kunnen vermoeden, wie de schrijver was hetzij van het origineel of van het afschrift. Op fol. 47vo komt nl. een Gerart Dode te Wateringhe als leenman van den graaf voor o.a van ‘ene coren tiende ter Wateringhen die Arnest de Mues van mi houdet iegens de kerke.’ ‘Van mi’: dit kan m.i. niets anders beteekenen dan dat Gerart Dode die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
coren tiende van den graaf in leen hield en aan Arnest de Mues in achterleen had uitgegeven (zooals meermalen in het register voorkomt, b.v. har Kerstans van Raephorst fol. 46ro, har Ghisebrecht Bokel fol. 50vo, enz.). Gerart Dode moet dus de schrijver zelf zijn geweest, en wel naar ik gis van het origineele registertje, omdat de tiende in Hatscamp, waarvan hij de helft bezat, voor de andere helft reeds op fol. 45ro was opgegeven, in welk geval men in hem den rentmeester van Noordholland zou kunnen zien. Maar het is ook mogelijk, dat hij de afschrijver A was, en dat het regest tot de tusschengevoegde behoort. Na het tot dusver besprokene valt er weinig meer te zeggen over hetgeen er behalve het samenhangende stuk van fol. 45-55 in het register nog van den tijd van graaf Florens dagteekent. De oudste hand A, de schrijver van fol. 45-48, 49-53 en 55vo, heeft verder nog geschreven de twee losse regesten op fol. 15vo en fol. 87ro en de aanteekening van 24 februari 1286/7 over de zilveren schotels (Oork. II 599). De twee regesten zijn ongedateerd, maar daar het tweede gevolgd wordt door de lijst der Teilingsche achterleenen van de hand G, die ik wegens de plaats van het regest van A in het midden van het katern voor posterieur daaraan meen te mogen hou den, geloof ik ook het andere van fol. 15vo in denzelfden tijd te mogen plaatsen. De Teilingsche lijst zelf is stellig kort na den dood van Willem heren Dires sone opgesteld. Immers de meeste regesten dier lijst gebruiken den term ‘heuet ontfaen’ in plaats van ‘hout vanden graue’ evenals fol. 55vo bij haer Oytgier van Vorscoten. En bij Willem van Oestgheest en Didderic haren Symons sone (van Telinghen) doet zich ook weder hetzelfde feit voor als bij haer Oytgier, dat zij zelf nog niet door heer Dirc van Telinghen met hun achterleenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren verlijd geworden, en daarom hun vaders nog als de laatste bezitters ervan worden vermeld. Met het oog hierop aarzel ik dan niet ook deze groep in 1283 te stellen. In elk geval is de lijst van voor februari 1285/6, daar de fol. 88ro vermelde haer Aper van Suindrecht toen reeds overleden was (Oork. II 584). Van G zijn behalve de Teilingsche lijst: 1o. vier stukken van 14 juli 1285 op fol. 3ro, betreffende de overeenkomsten tusschen graaf Florens en den elect Jan van Utrecht, waarvan drie gedrukt zijn (Oork. II 554, 6, 7); 2o. fol. 90ro een lijstje van Altenasche en enkele andere leenen, dat tusschen 13 april 1282 (Oork. II 449) en 20 mei 1288 (Oork. II 637) te stellen is, wegens Walwin haren Didderics sone (van Sassenem); en 3o. fol. 108vo de reeds boven besproken aanteekeningen van januari 1297 over diverse schuldvorderingen op en van graaf Jan na zijn aankomst te Veere. C heeft behalve zijn aandeel (fol. 48) in het afschrift van het oorspronkelijke registertje nog geschreven: 1o twee toevoegingen op fol. 55ro en 88vo; 2o. fol. 2ro een brief van 31 mei 1284 (Oork. II 502); en 3o. fol. 33 een door H op fol. 34 vervolgde lijst der nieuwe leenmannen van den graaf na den zoen van Amstel van 27 october 1285, met nog twee vermoedelijk nagekomen verlijen van vroegere Teilingsche achterleenen, één van H op fol. 34, en één (later doorgehaald) van C op fol. 35ro. Het eerste stuk van het register fol. 1ro, van 28 juli 1282, is zooals ik reeds zeide, van een hand die zóó sterk op die van C gelijkt, dat men geneigd zou zijn ze voor dezelfde te houden, maar met eenig tijdsverschil. Waar wij nu gezien hebben, dat èn A èn C èn G op verschillende tijdstippen tusschen 1281 en 1287 in het register hebben geschreven, zoo komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het mij thans inderdaad waarschijnlijk voor, dat ook fol. 1ro van C is. Resten de handen F en I op fol. 15vo en 35ro. Behalve om de reeds boven (p. 97) aangegeven argumenten meen ik die ook om deze reden tot den tijd van graaf Florens te mogen rekenen, omdat ze beide voorkomen op bladzijden, die reeds in dien tijd beschreven waren, terwijl, op zeer enkele uitzonderingen na (één regest van Q op fol. 55vo en drie van J op fol. 4ro) de in graaf Florens tijd beschreven bladzijden door de latere handen intact zijn gelaten, ook door die van graaf Willem IV, hoewel die zich gelijk wij zagen tot dezelfde katerns beperken. Wanneer echter de aanteekeningen van F en I zijn geschreven, laat zich overigens onmogelijk bepalen. Op grond van het bovenstaande meen ik het tijdens graaf Florens in het register geschrevene op de volgende wijze naar tijdsorde te mogen rangschikken, doch releveer ten overvloede, dat alleen de data vaststaan, terwijl de rangschikking overigens slechts op gissingen berust, waarvan ik de waardebepaling gaarne aan meer bevoegden overlaat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thans nog een enkel woord over den inhoud van het register van graaf Florens. Het is niet veel, wat daarvan tot ons is gekomen, en toch is het zeer de vraag, of het ooit meer heeft bevat. Zeker, wij weten niet, wat op de 22 verloren bladen heeft gestaan, en evenmin schijnt de mogelijkheid uitgesloten, dat er geheele katerns van het register zijn verloren gegaan. Maar waarschijnlijk acht ik noch het een noch het ander. Wat vooreerst de verloren vellen en losse bladen betreft, zoo zie men niet voorbij, dat de middelvellen van alle katerns, en met uitzondering van fol. 9 en het oorspronkelijke fol. 93Ga naar voetnoot1) ook alle beginbladen zijn bewaard gebleven, en dat die behalve het genoemde niets van de 13e eeuw bevatten. En ook het verlies van geheele katerns komt mij niet waarschijnlijk voor. Het oudste stuk van het register, katern e, heeft klaarblijkelijk noch ten doel gehad om een registratuur aan te leggen van alle leenen der grafelijkheid, zooals mr. Gerard Alewijnsz. van Leyden onder Willem III heeft gedaan, noch zelfs om de eene of andere rubriek daarvan over het geheele graafschap te omvatten, maar zich kennelijk met bewustheid beperkt tot het toenmalige Noordholland, d.i. Rijn-, Delf-, en Schie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land, en alleen de latere stukken overschrijden een enkele maal die grens (afgezien natuurlijk van het, wat den inhoud betreft, met het register van graaf Florens niets te maken hebbende deel uit den tijd van den verbeider graaf Willem). Nu is het ongetwijfeld denkbaar, dat gelijktijdig met het origineel van katern e voor Noordholland ook voor de andere rentmeesterschappen soortgelijke registertjes zijn aangelegd geworden, maar van het bestaan daarvan is geen enkel spoor te vinden, en A, die het origineel van e begon af te schrijven, kende er in elk geval waarschijnlijk geen, daar hij er anders wel een titel ‘Northollant’ of iets dergelijks boven zou hebben gezetGa naar voetnoot1). Voorzoover wij kunnen nagaan, stond het registertje op zich zelf en was het geen fragment van een grooter geheel. Moeielijker is de vraag, welke de leidende gedachte bij de oorspronkelijke samenstelling ervan is geweest. Van de leenmannen, wier leenen erin staan opgeteekend en die ook van elders bekend zijn, wordt het meerendeel eerst na 1282 vermeld. Te hunnen aanzien zou men dus kunnen vermoeden, dat het registertje de bedoeling had de leenen te registreeren naar gelang zij werden uitgegeven of vererfden en door den erfgenaam werden verheven. Maar als dat juist was, dan zou het registertje reeds vóór 1258 moeten zijn aangelegd, want Dirc here van Wassenare (fol. 45ro) was toen reeds zijn vader Philips opgevolgd en meerderjarig (Oork. II 43), en dus vermoedelijk reeds met zijn leenen door Floris den voogd of Aleid de voogdes van Holland verlijd geworden. En hetzelfde geldt o.a. van har Gerard | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vander Wateringhe, har Alewijn van Roderise, har Jacop vander Woude enz En dan zou er ook eenige chronologische volgorde in moeten zijn te constateeren, waarvan niet de minste kwestie kan zijn. Daarenboven kennen wij uit het Oorkondenboek verschillende verlijen uit den tijd van graaf Florens met leenen in Noordholland, die in het registertje niet worden vermeld; het bevat geen lijst van alle in dien tijd uitgegeven of verheven Noordhollandsche leenen. Kortom, vooralsnog zie ik geen kans om ten aanzien van het doel van het registertje tot een andere conclusie te komen dan een non liquet, hopende, dat anderen gelukkiger mogen zijn en de leidende gedachte der samenstelling mogen ontdekken. Maar wel is uit al het bovenstaande d.m. gebleken, dat de rugtitel, die het register in de 16e eeuw bij het binden ontving, ‘E.L. 5, 1282 Cas B comitis Florentij’ vrij juist is, al was dat vermoedelijk slechts toevallig, daar het jaartal waarschijnlijk alleen ontleend werd aan het op de eerste bladzijde staande stuk, dat geenszins het oudste ervan was, en dat de titel slechts in zooverre rectificatie behoeft, dat het oudste deel ook in 1280 of 1281 kan zijn geschreven, en oorspronkelijk alleen op Noordholland betrekking had.
Over de tekstuitgave heb ik slechts weinig te zeggen. Zooals ik reeds boven zeide, heeft die alleen ten doel de van graaf Florens dagteekenende gedeelten, welker uitgave meer dan eens door Fruin noodig is verklaard. Deze had indertijd, wellicht met het doel ze te zijner tijd zelf te publiceeren, van het oudste stuk (fol. 45-55) en de Teilingsche lijst (fol. 87-90) afschriften gemaakt, waarvan echter alleen het tweede in zijn nalatenschap is teruggevonden en door zijn letterkundige executeurs welwillend te mijner be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schikking gesteld. Fruins noten bij dat afschrift heb ik met hun toestemming aan den voet van den tekst medegedeeld. Het andere en voornaamste afschrift, vermoedelijk eveneens door Fruin met noten verrijkt, is echter niet teruggevonden. Hij had het aan den heer James de Fremery geleend ten behoeve eener door dezen ondernomen en na diens dood door den heer Th. Morren bewerkstelligde uitgave van een Supplement op het Oorkondenboek, waarin een afdruk van fol. 45-55 is opgenomen, en misschien zijn een deel der door den heer de Fremery daaraan toegevoegde noten van Fruins afschrift afkomstig, maar dit zelf is evenmin onder de papieren van den heer de Fremery teruggevonden. Toch maakt die druk van den heer de Fremery m.i. een uitgave van het geheele register van graaf Florens geenszins overbodig. Daarbij komt het mij ongeraden voor de andere deelen van het register achterwege te laten, al kunnen die slechts tegelijk en in verband met de andere Henegouwsche en Beiersche registers worden behandeld, omdat het onderzoek van het geheele register grootendeels op het verband der deelen berust en de geheele inhoud noodig is om hetgeen ik over de samenstelling van het register schreef, te controleeren. Te dien behoeve heb ik ook overal de verschillende handen aangegeven, die in het register hebben geschreven, zoodat men met behulp van het boven (p. 95-97) gegeven lijstje alles volledig kan overzien, wat van elke hand afkomstig is. En met hetzelfde doel heb ik de verschillende tijdperken door verschillende lettersoorten aangeduid, nl. de gedeelten van graaf Florens en (fol. 108vo) graaf Jan door een grootere letter, de gedeelten uit den Henegouwschen tijd door de cursief dier grootere letter, de hand Q van 1346/7 door de gewone letter en de latere handen door de cursief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van deze. De tekst is met volstrekte diplomatische nauwkeurigheid en volledigheid weergegeven, zóó dat alle doorhalingen (tusschen haakjes geplaatst) zijn opgenomen, en de onleesbare woorden door punten zijn aangeduid. Bij wijze van excursies voeg ik een paar bijlagen aan de uitgave toe, die m.i. tot toelichting van eenige plaatsen in het register kunnen dienen. Vooreerst (Bijlage A) ter toelichting van de lijst der Teilingsche achterleenen van fol. 87-89 een soortgelijk lijstje van ‘die ghene die manne sien te Theylinghe,’ opgemaakt kort na het overlijden in 1328 van de vrouwe van Voirne ende van Theylinghe (zie Fruin Bijdr. 3e R. X 87), waaruit blijkt, dat die achterleenen ‘roerden’ van het huis Teilingen onder Voorhout en een van de overige grafelijke leenen afgescheiden complex bleven vormen als ‘toebehoerte’ van het huis, ook nadat dit aan de grafelijkheid was vervallen. Dat dat complex in de halve eeuw, welke de twee lijsten scheidt, belangrijke wijzigingen had ondergaan, is niet te verwonderen, want zoowel graaf Florens als de vrouwe van Voirne hebben in dien tijd Teilingsche goederen uitgegeven, terwijl omgekeerd uit den aard der zaak inmiddels ook een aantal leenen aan het huis moeten zijn teruggekomen. Als Bijlagen B, C en D voeg ik er verder de genealogiën aan toe van de Hollandsche Benthems, de Teilingens en de Wassenaers. Mijn aanvankelijke voornemen om ook de Voerscotens en de Bokels te bespreken heb ik moeten laten varen, daar dat verhandelingen zou hebben vereischt, die de uitgave meer dan gewenscht zouden hebben vertraagd. Aan het slot voeg ik een register toe van alle namen, die in de van de graven Florens en Jan dagteekenende gedeelten voorkomen. Ter vergemak- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kelijking van het citeeren heb ik de regesten genummerd in de pag. 117/8 aangegeven volgorde. Bij het bewerken van Bijlage D (de Wassenaers) vond ik nog een datum voor de bepaling van den ouderdom van fol. 45-55. De aldaar (fol. 51ro en 53vo) vermelde Didderic van Gronenvelde zou volgens Bockenberg in 1280 overleden zijn. Aan zijn hoofdbron voor de oudere Wassenaers, het door hem medegedeelde van omstreeks 1350 dagteekenende manuscript, ontleende hij dat jaartal niet, en de vele bewijsbaar onjuiste feiten, welke hij erbij phantaseerde, maken het op zich zelf niet zeer geloofwaardig. Maar geheel onmogelijk is het niet, want de terminus a quo, welken wij boven (p. 114) voor het regest van har Ghisebrecht Bokel vonden, is 13 december 1280, en dat regest behoorde vermoedelijk niet tot het oorspronkelijke registertje (p. 113). Dit laatste, waarop die datum dus niet van toepassing is, zou dan wegens Didderic van Gronenvelde van voor 1281 kunnen dagteekenen. Maar de bron dier tijdsbepaling blijft verdacht.
S.M. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekst.fol. 1ro.Y. Her Jan Persin roerende den goede vander Lier ende vanden Zoutvene.
B. Wi Florens Graue van Hollant bekennen dat met desen ieghenwordeghen lettren, dat wi enen edelen man enen onsen ghetrouwen man haren Jan Persin ghegheven hebben de Liere ende den Soutenvene met allen Renten ende met allen ghevalle dat wi ende onse ouder ghehat hebben het se te water het se te lande te gherechten lene hem ende sine arfnamen van ons ende van onsen arfnamen te houden eweleke, ende dat niet te versterven binnen aftersuster kint, behouden den lieden dier binnen wonen meenlec al svilker erfhure ende al svilkes pachtes ende al sulkes rechtes als si van ons ende van onsen oudren ghehouden hebben. Daer toe est ghesproken tusken ons ende den vernomeden Jan dat hi sal hebben tgherechte met al den verbornessen diere vallen sonder van manslacht, van diefte, van rove, van vercrachten, ende dies ghelikes, dat selen wi berechten ende onse baliv. Ende dese vorseghede har Jan sal hebben half die boeten, ende wi die anderhelft. Ende wi sullen behouden al die manne die van desen goede van der Lere ende van den Soutenvene van ons verlenet is. Hir bi hevet har Jan ons op ghegheven, al dat recht ende al dat goet half | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den lande van Waterlant ende van den Sevenvanch met al den rechte ende op comen diere af opcomen moghen het si te water het sie te lande. Ende die ander helft die Liclais sijn sone van hem hilt die sal die selue Liclais ende sine arfnamen van ons ende van onsen arfnamen houden. Ende daer toe hevet hi ons op ghegheven al der manne manscap die hi hadde in Waterlant. Van desen vorsprokenen goede mach har Jan maken elc van sinen kindren dat hi wil also verre als het es met onsen rade ende met onser hant. Vort est ghesproken dat die vornomede liede die wonaftich sien in die Liere, ende in den Soutenvene ons selen gheven herevart ghelike onsen andren lieden, ende als ons tgemene lant dienet het si met bede te onser kinder huwelec, het si in so wat manieren ons dienet onse ghemene lant so selen si ons dienen, mare die lentin bede, ende die hervestbede die sijn har Ian Persijns. Ende wi Beatris gravinne van Hollant vertien vrileke des goedes van der Lere ende van den Zoutenvene also verre als het onse lijftocht es, dat dit vast ende stade bliue zo hebwi Florens grave ende wi Beatrijs grauinne desen brief mit onsen zeghelen doen zeghelen. Ghescreven wort dit doe ons Heren jaren twaelfhondert ende lxxxij waren des dincsdaghes Marie Maddalenen dach. Jnden jare van m.cc.lxxxij. Gedrukt Oorkondenboek II no. 461). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 1vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sideant in antea vti hactenus possederunt. Datum feria quarta post pentecosten, Anno Domini, Mo.cco.lxxxmo. quarto. (Gedrukt Oorkondenboek II no. 502). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 2vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eidem episcopo de aggere apud Ghenum. Jtem Florentius comes Hollandie vniuersis presentia visuris salutem. Noueritis quod nos promisimus reuerendo patri domino Johanni electo Traiectensi dilecto consanguineo nostro quatuor milia librarum et quingentas libras Holl. denar. pro habendo consensu suo quod ponatur agger apud Ghenum in terra sua, quam quidem pecuniam hoc modo soluemus. Cum pecunia per tres annos nobis solui debeat quam de aggere sumus recepturi, de primo pagamento quod nos continget recipere soluemus eidem quingentas libras predictas in koforum suum et pro eodem anno et duobus annis sequentibus quartam partem de omnibus que nos receperimus pro dicto aggere similiter persoluemus eidem. Quam pecuniam de debito in quo nobis tenetur ad bonam et iustam computationem deducemus. Datum Anno Domini Mo.cco.lxxxvo. in crastino Margarete Virginis. (Gedrukt Oorkondenboek II no. 554). Eidem episcopo de officiarijs comitis Hollandie in terra Traiectensi. Jtem Florentius comes Hollandie vniuersis presentia visuris salutem. Noueritis quod nos venerabili viro domino Johanni electo Traiectensi dilecto consanguineo nostro promisimus bona fide, quod nos illos quos posuimus in castris et in officijs terre Traiectensis, depo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nemus tam de castris quam de officijs, et de consilio predicti domini electi alios instituemus, et eis depositis inquisitionem fieri procurabimus per loca vbi sua consueuerunt officia exercere, vtrum legitime computauerint de receptis, et ista ante festum omnium sanctorum perducemus ad effectum. Datum Anno Domini .Mo.cco.lxxxo. quinto in crastino Margarete Virginis. (Gedrukt Oorkondenboek II no. 557). Episcopus Traiectensis manet obligatus comiti Hollandie vij. m. xciiij. ℔ ix sol. et octo den. Holl. etc. Jtem Florentius comes Hollandie vniuersis presentia visuris salutem et cognoscere veritatem. Noueritis quod cum reuerendo patre domino Johanne electo Traiectensi, dilecto consanguineo nostro in concordiam et amicitiam omnimodam conuenimus, et facta computatione cum ipso Anno Domino .Mo.cco.lxxxo. quinto sabbato in ebdomada pentecostes, apud Hagam de omnibus expositis et receptis per nos ad vsus ipsius domini et ecclesie sue siue in litteris siue extra litteras vsque ad datam presentem, remansit nobis debitor jdem electus in septem milibus, ducentis, nonaginta quatuor libris nouem solidis et octo denarijs Holl. Et in hac summa non sunt computati denarij quos nos persoluimus domino de Kuke pro redemptione castri in Horst, pro quibus denarijs dictum castrum nobis remanet obligatum secundum conuentiones | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
que in litteris eiusdem domini electi desuper confectis, quas nobis saluas esse tenore presentis protestamur, plenius continentur. Datum Anno Domini .Mo.cco.lxxxo. quinto die predicti. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 3vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Claes Heyen zoon. Clais Heyen sone heeft ontfaen .i. virtel lands die leghet te Warder. Dat heeft beleghen met eruen tgoedshuus van Warden an de nortside, dat strect vter ouder wateringhe ande weyde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 4vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat gheheten es ende wair dat gheleghen es binnen onsen lande toiter tijt toe datter Philps voirseyt vytghewonnen wort mitten recht van onsen lande dair dit voirseyde goid gheleghen es Ende om dat wi willen dat alle dese voirscreuen voirwarden witteliken ende trouweliken ghehouden worden voir ons ende voir onse nacomelinghen soe heb wi desen brief open bezeghelt med onsen zeghel toite Berghen in Heynnegouwen des sonnendaghes opten anderen dach van aprille, jnt jair xxxixo. (Gedrukt van Mieris II 618). Jdem. Willem graue etc. maken allen luden dat wi orlof ghegheuen hebben Philps van Wassenair te vercopen voir eyghen, die elf morghen lands die gheleghen zien after den hof te Wassenair die hi van ons helt te liene Ende soe wie dese voirscreuen elf morghen lands coepe jeghens Philps voirseyt, dien gheuen wi enen vryen eyghendom med desen jeghenwoirdighen brieue. Jn kennesse etc. ghegheuen jnt jaer xxxixo opten eersten dach van aprelle. Jdem. Jc Philps van Wassenair make Cont allen luden want mi miin lieue here die graue van Hollant verlyet heuet ende verleent die borchgrauescip van Leyden, alzoe als die brieue dair of houden die ic van him dair of hebbe soe gheloue ic in goeden trouwen, dat jc veren Justinen heren Hughen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des Gauwers, dochter, van Coudekerke zal laten ghebruken alse langhe alsi leuet al sulke lijftochte als hoir hair Dieric burchgraue van Leyden die lest was mijn oem ghemaect heft ende daer zi brieue of heft bezeghelt metter heren seghel daer hi dat goed of helt daer hi hoer die lijftochte op ghemaect heft. Voirt van allen eygheliken goede dat ver Justine voerseyt op ghegheuen heeft ende noch houd van des borchgrauen goede die lest was soe sal zi twie mannen toe nemen ende ic twie mannen als ons daer ofte sceyden Ende waer dat zake dats die viere niet ouer een en droeghen so sal ons mijn here van Holland voerseyt setten enen ouer man haren Aernt van Gauere of haren Tielman den Moelnaer of Raissen van Liedekerc of Ian den Moilnaer wilken dat hi wil van desen vieren voirseyt ende met wilken twien dat dese ouer man vallet dat zal ic houden, ende dese sullen haer zegghen daer of zeghen tusken dit ende sente Bauen daghe naest comende ende seyden zijs niet binnen deser tijd voirscreuen soe soud ic bliuen op miin recht ende daer heeft mi mijn heer van Holland voerseyt gheloift een jonstich rechter in te wesen ende des ghelijc van sinen weghen die ghene die in sinen steden wesen sullen. Vort soe gheloue jc dat ic der joncvrouwen vten Waerde die Florens wijf van Cralinghen was rustelike besitten sal laten ende ghebruken aldat goed van Oesgheest also groet ende also cleyne alst hoir mijn here van Holland beseghelt heft tusken dit ende zente Bauen daghe naest comende jn dus- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
danigher manieren dat mijn here van Holland binnen der tijd voirseyt med zinen rade sal besien die brieue die hi der joncfrouwen voirseyt van den goede van Oesgheest ghegheuen heeft of hise sculdich is te houden of niet ende es dat zake dat hise sculdich is te houden jn dien goede van Oesgheest na dien brieuen die zire van minen heren of heeft so sal mi mijn here voirseyt vorsien met al sulken goede als dat goet van Oesgheest es bi haren Aernoude haren Tielman Raissen of Janne den Moelnaer voirseyt of bi den drien van hem vieren ende deden zijs niet binnen desen termine voirscreuen soe sal mi mijn here tgoet van Oestgheest laten ghebruken ter tijd toe dat icker metten recht vyt ghewonnen worde ende alle stucken sonder archlist Jn oerkonde desen brieue bezeghelt med minen zeghel Ghegheuen te Berghen in Heynnegouwen des zonnendaghes op den anderen dach van aprelle jnt jaer ons Heren .Mo.ccco.ix. ende dertich. (Gedrukt van Mieris II 618). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 7ro.J. Dit siin de manne die goed hilden vanden here van Aemstelle Ende nv houden van miin here den Graue. Claes Diedelt Sniders z. leen. Clais Diedilt Sniders sone hout van miin here Den graue, Drie acker lants Die licghen inder Profstie, (die l) streckende vter Midrecht vp ter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafscep wart anden ouden wech, Ende Belye Ghisebrechts wiif van Dobben beleghen heuet ande zuut zide Ende ande nort zide Barnt Ende dit hout hi te rechten lene. Heer Symon van Benthen vanden huyze van Theylingen. N. Willem Graue etc. maken Cond allen luden dat wi ghegheuen hebben ende gheuen heren Syman van Benthen onsen trouwen Ridder, ende veren Agniezen heren Dirc Bokels dochter van Rotterdam sinen wiue om menighen trouwen dienst die hoir voirders onsen voirderen ghedaen hebben, ende hair Syman voirseyt ons noch doen mach. Onse huys te Teylinghe mid vj morghen lands luttel min jof meer legghende bi den voirseyden huyze. Ende die ambochten van Voirhoute ende van Lisse mid alsulken dienst als die lude van den voirseyden ambochten sculdich sien den huyze te Teylinghe. Ende die gherechten van den twien ambochten voirseyt alse anders ambochts heren hebben jn Noirthollant. Ende L. ℔ Holl. siaers vyt onsen Renten jn Lisse ende in Voirhoute. Ende wat onse Renten aldair beter sien dan die L. ℔ Holl. elcs siaers die willen wi dat Onse Rentmeester van Noirthollant ontfa ende vp heffe tonser behoef. Wilc huys, land, ambochten, dienst, gherechte, ende Renten voirseyt Hair Syman van Benthen, ende ver Agnieze siin wiif voirseyt houden sullen van Ons ende van onsen nacomelinghen te lene, also langhe als si beyde leuen jof die ene van him twien sonder archlist. Ghegheuen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Valenchiin des vridaghes na Kersdach, jnt jair ons Heren Mo.ccco.xxxixo. (Gedrukt van Mieris II 627). Symon van Benten. Willem Graue etc. Maken Cond allen luden dat wi ghegheuen hebben ende gheuen heren Syman van Benthen Ridder onsen trouwen man alsulc recht van vischen als die vrouwe van Voirn hadde te Teylinghe ende ons ane ghecomen is tot onsen weder zegghen, Ende waert dat wiit anders yemand hier te voren ghegheuen hadden tot onsen weder zegghen dat wederropen wi ende weder zegghent mid desen brieue bezeghelt mid onsen zeghele. Ghegheuen te Keynot vp st. Andries auond, jnt jair Ons Heren Mo.ccco.xxxovij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 7vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allen luden dat wi verliet hebben ende verlien tenen gherechten erfleen tote onsen wel gheboren luden recht, Hildegonden Willems dochter van Edichusen med Hughe Hannards zone hueren mombair vichtien marghen lands liggende indie Welsche hoeue die Willem vorseyt cofte teghen heren Hughemans wijf van Ghiessen te verhangegheden met enen groten gulden Jn orconde desen brieue bezeghelt med onsen zeghele Ghegheuen tot Middelburch op sente Denijs dach jnt jaer ons Heren dusent ccco.xxxoiiij. Eueraet van Ammersoyen. Willem Graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat voer ons comen is Hildegond Willem dochter van Edechusen ende heeft ons op gedreghen bi haren vryen wille vijftien marghen lands ligghende indie Welsche hoeue die Willem voirseyt cofte teghen heren Hugheman wijf van Ghiesen die Hildegond voirseyt van onsen lieuen here ende vader dar God die ziel of hebben moet ende van ons ghehouden heeft tote enen erfleen jn allen maniren als ons liefs vader vorseit brief hout, dar dese brief doer ghesteken is, tote Euerards behoef van Ammersoyen welken vijftien marghen lands wi verliet hebben ende verlien voer ons ende voer onse nacomelinghe Euerard voerseyt ende sinen nacomelinghen van ons ende van onsen nacomelinghen te houden tot enen erfleen jn zulker maniren alst Hildegont voernoemt van ons ende van onsen vader ghehouden heeft sonder arghelist Jn orconde desen brieue bezeghelt med onsen zeghele Ghegheuen te Keynot swoensdaghs na sente Bauen dach int jaer ons Heren M.ccc.xlij. W. Euerart droeghet up Euerart droeghet vp tot Aernds behoef ende js jn nouo regestro jn Ghelre. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 8vo.Y. Leen. Q. Willem graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat wi verlyet hebben ende verlyen Gillijs van Cattenbroec ende sinen nacomelinghen te houden van ons ende van onsen nacomelinghen grauen van Hollant ten eweliken erfleen med v. marken suarten te verheerghewaden die tiende die gheleghen is buten dijcs op Emenesse tusschen dien tienden des abds van sente Pouwels tUtrecht andie een side ende die tiende die Splinter van Nuwenrode houdende is van der abdissen van Elten an die ander zide jn welken tiende wi Gillijs vorseyt ende sinen nacomelinghen ghelouen te houden als onsen trouwen man ende wi sculdich sijn te doen jn orconde desen brieue bezeghelt med onsen zeghele Ghegheuen te Loeven op onser Vrouwen dach inden marte jnt jaer ons Heren M.ccc. Leen. Willem graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat Answart die viscoper ende Jan die clerc sijn broeder ons op ghedraghen hebben den eyghendoem vanden huyze dat si hebben staende op sgrauen sluyse, tusschen Hughe Allerts zone an die een side ende Marten ver Kizen zoens huyse an die ander zide welc wi hem verliet hebben ende verlien van ons ende van onsen nacomelinghen te houden ten rechten liene jn der maniren so wi tersten van hem steruet sonder wittachtiche gheborte sijn deel sal comen op den anderen ende laet hi wittachtighe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheborte so sal sijn deel comen dar (na) an na den rechte van onsen lande, jn orconde desen brief bezeghelt med onsen zeghele Ghegheuen te Valenchiin op Palmen auond jnt jaer ons Heren M.ccc.xxxv. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 9 deest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 10vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 13ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 15ro.W. Rijnland. N. Willem Graue etc. Maken Cond etc. dat Jan des persoenres neue Ons vp ghedraghen heft ten vryen eyghen vier morghen lands mitter huzinghe die dair vp staet ende mitter lane legghende jnt ambocht van Voirscoten binnen desen marken, dat een ende streckende an den Vliet, ende tander ende an hossteden die hair Jan van Duuenuoirde besprac tot onser Vrouwen Outair te Voirscoten jn die kerke die gheeste van desen voirseyden lande heuet beleghen en beyden siden die persoenre van Voirscoten mid sinen lande die ene side van den broec heft beleghen Poelmeynse Dirx Stoeps dochter van Delf, mid horen lande, ende dander side heft Jan voirseyt selue beleghen mid sinen lande, die lane zal gaen van der werue vten broec vp an die heerstrate also breet als hiit cofte jeghens Aelbrechts kindre dat is twie gheerden breet een vierendel min ende heuet beleghen die persoenre voirnoemt mid sinen eruen an dene side ende Jan voirseyt mid sinen erue an die ander side, wilc land ende huysinghe voirscreuen wi verlyet hebben ende verlien Janne voirnoemt ende sinen nachomelinghen van ons ende van onsen nachomelinghen te houden jn Erflien jst man jst wijf niet te versteruen, ende vpten Outsten ende vpten naesten te comen, mar vpten jongheren manhoeft voir touder wijfhooft dairse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beyde euen na sien Jn oirkonde desen brieue bezeghelt mid onsen zeghele. Ghegheuen jn die Haghe des saterdaghes na sente Pauwels dach jnt jair ons Heren Mo.ccco. ende xlo. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 15vo.Dirc Wouter Scluters z. A. 321. Didderic Wouter Scluters sone die hout tue acker lants van .xxx. s.
F. 322. Th. de NortgerGa naar voetnoot1) tenebat a JohanneGa naar voetnoot2) fratre suo in feodo vnam virtel terre que quondam fuit Roberti filie FlorieGa naar voetnoot3), ℔ annuatim in tinse .x. s. in quadam terra de LangenveldeGa naar voetnoot4) .x. s. jterum, vbi manere consueuit domina Brehta.
323. Ths. de HoeledeGa naar voetnoot5), in recompensationem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terre domini mei, iacentis in Haetscampe, que fuerunt .xxviij. morghen que vendidit, reddidit domino meo, xviij. morgen, iuxta domum et munitionem de Berge, xx. iugera non longe a loco illo, tria iugera, in officio de Rotte, in den Timpe, apud Vlardinge in Klocwer, iiij. morgen ende tue hont, in Rietcamp, ij. morgen ende tuehont, jn vore Vendenkine landeGa naar voetnoot6), iij ρ. morgen, et istam terram totam tenet in feodo a domino meo.
324. Jn dominica proxima ante natiuitatem beate Virginis remansimus debentes per patentes literas, Cerrysoni de Dordrecht et Wilhelmo scolariis, duo. milia ℔. centum ℔. quinquaginta ℔ et octo ℔. et sex solidos Hollandie et ducentas ℔ sterl. in Flandria persoluenda ad festum natiuitatis beati Johannis proximi cum dampnis suis..... ix..... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 16ro. Nihil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Y. Ghijsbrecht Stoep leen. Jtem Ghisebrecht Stoep ix morghen int ambocht van Alfen, die beleghen heeft op die oestside Jan die Euer, ende op die westside Philips Jan Maes s. Claes Melis z. Jtem Clays Melys s.j. garde lands hout ij ρ morghen int ambocht van Hazertswoude gheleghen in sRoden weere. Dirc vander Burch leen. Jtem Dieric vander Borch v ρ morghen lands te Dijxhorne int ambocht van Rijswijc, daer leecht an die nortside G. Ynen s. ende andie zuytside die Waelbrugghe sonder een weer ende dat strecket an die brugghe. Claes van Oudenburch leen. Jtem Clays van Oudenborch xj morghen lands gheleghen inden Poeldijc, dar leghet an die zuytside die abdisse van Loysdunen, ende an die nortside mijn here van Erkele. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 18vo.Roelof Goede l. Q. Jtem Rolof Goede in Nuwenlucx ambocht. j. acker lands vander Mye op gaende anden nuwen wech, Hughe Jans s. an die oestside, ende an die westside Zibrech Hughen dochter med haren kinderen. Jacob veren Hillen z.l. Jtem Jacob veren Hillen s. ρ acker inden Oudencoep an die oestside Hugheken Hughen s. an die westside Bet Aelbrecht neue. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huge Jans z.l. Jtem in Bodegrauen Hughe Jans s. vj garden lands die opgaen vander Mye an die Lantscedinghe, dar leghet an die westside Flore Machtelden s. ende an die oestside mijn vrouwe die keyserinne, dar Dieric Lam een leenvolgher af is. Ysbrant die oude l. Jtem Ysbrand die oude j ρ morghen lands gheleghen in Teghenbroec, dar leghet an die oestside Bouden (G.s.) Gertruden s., ende an die westside Clays Gheret s. Adriaen van Wike l. Jtem Andries van Wike vj morghen ligghende bi oesten den Denneweghe. Willem Robbrechts z.l. Jtem Willem Robbrechts s. vij morghen lands gheleghen in enen sticke vander dunen ter oesterside van Peter Gheuen zoens land ende aen Wouter Hielard land ter westerside. Jdem. Jtem v. hont ligghende inden vene bewester Haghe die hem van Robbrecht sinen vader aen comen sijn. Habet literam. Ghijsbrecht ende Willem Nagel gebroeder l. Jtem Ghisebrecht Naghel ende Willem sijn broeder .ij. morghen, anden Hofdike, op die nortside, ende (Heinric) Ysbrand Heinrix s. op die zuytside. Jdem. Jn Monster ambocht Bouden Dierix s. vten Dike v. morghen lands, ende j. huys, dar beleghen heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
an die zuytside die here van sente Jans, ende op die nortside Dieric Bouden. (Jtem die caluer tiende ende) Aelwijn Jans z.l. Jtem Alwijn Willems s.j. smaltiende, ligghende j. stic in Monster ambocht, j. stic in Wateringher ambocht, ende in Naeldewiker ambocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 19ro.W. Noerthollant. W. (In margine) Northollant. Q. Jtem Haze vander Horst heren Alfraets vrouwe vander Nederhorst xxv merghen lands ligghende jn die Liere metter woninghe alsi gheleghen is. Jtem vj morghen lands ligghende opten Zouten vene, int gherichte alst her G. van Raporst haer vader daer hadde. Alphert vander Horst l. Jtem Alfraet vander Horst die hout sijn huys ter Horst, ende xx ℔. siaers, wt te reken ende tebetalen vter visscherien te Spernedam. Willem Florijs sKints z.l. Jtem Willem Florijs sKints s. ij acker lands, ρ vierendeel min, ligghende inden ambochte van Nuwenvene, dar leghet op die westside Dieric Weyndelmoets s. op die oest side Aleyt Coppen. G. Claes l. Jtem G. Clays v garden lands int ambocht van Alsmale opt oest eynde. S. Dit land heeft Clays Moyen s.G. sinen zoen op ghedragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Maseric l. Jtem Jan Maseric ij morghen lands indie Proefstye van sente Jan (an die cleyne wateringhe), in Dieric Bonen were, op dat vterste eynde an die clene wateringhe. W. Northollant. Y. Ghijsbrecht Scouten z.l. Jtem Ghisebrecht Scouten s. iij ρ morghen lands, int ambocht vanden Nuwenvene, dar leghet op die oestside Arnt Truden s. op die westside Clemens Clabboyen met haren kinderen. W. Northollant. Y. Claes die Bloet leen. Jtem Clays die Bloet j. tiende gheleghen tot Rijswijc aengaende dar tambocht aen gaet bi den Vronen slote, streckende west wart tot Harpar Swrighers woninghe toe. W. Northollant. Y. Willem van Voirburch leen. Jtem Willem van Voerburch heef versocht sijn leen dat hem bestoruen was van Arnde van Voerburch sinen vadere, ende dit geschiede voer Arnd vanden Dorp ende voer Mouwerijn vander Doys, jn die Haghe int jaer ons Heren .M.ccc.xlvij. opten achten dach van aprille. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 19vo.Y. Jan Ghijsbrechts z. leen. W. Northollant. Q. Jtem Jan Ghisebrechts s. ix morghen lands dat gheheten is die Gheere ligghende tote Alfen inde Steect, dar is gheleghen op die zeeside Willem Symons s. ende op die landside G. Engbrechts zone. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 20ro. Nihil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 21ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Mombair, l. Jtem indie Proefstie van sente Jans Willem Monbaer j. acker lands, dar leeght op die zuytside Willem Croken s. op die nortside Jan Monbaer. Claes vander Stege, l. Jtem Clays vander Steghe j. acker lands dar leghet op die zuytside G. die Wit op die nortside jonghe Peter. Clement Heinrix z., l. Jtem Clement Henrix s. ij garden lands, op die zuytside Meynart Willem s. op die nortside die here van Abcoude. Veer Weyndelmoets z., l. Jtem veer Weyndelmoets s. i ρ acker op die nortside her Ghisebrecht van Loendersloet, op die zuytside Ghisebrecht Moenen s. Ghijsbrecht Dircx z., l. Jtem Ghisebrecht Dierix s. ij acker in der heren van sente Marien recht, dar leyt op die nortside Gheerlof Byen s. op die zuytside Willem Heynmans s. Jan die Jonge l. Jtem Jan die Jonghe j ρ acker inder heren recht van sente Marien, dar leghet op die nortside ouder Clays, op die zuytside Willem Godekens s. Claes die Hollander. Jtem Clays die Hollander iiij garden dar leeght op die nortside die monike van Oudwijc op die zuytside Rolof Tibbe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 22vo.Ghijsbrecht van Hardenbroeck, leen. Q. Jtem her Ghisebrecht van Hardenbroec j. tiende die te roeren plach vander heerscap van Cuke, ligghende te Scalcwijc tusschen der kerke enter hole int sheren gherechte van Culenborch. W. Mortuus est ende Ghisebrecht zijn zoen ontfengt jnden Haghe sdingsdaghes na Jacobs anno lxv presente den here van Put ende heren Ghered van Hemstede. Y. Her Jan Hasen z. leen. Jtem her Jan Hazen s. die helft vander Scerper hoeue gheleghen tUytfays bider Doerslaghe. G. van Merloe l. Jtem G. van Merloe ρ hoeue lands ligghende bi Yselsteyne, dar leghet an die nortside die here van Yselsteyne, an die zuytside die Zidewinde dit js verlyet te versokes. H. vanden Groten huyse l. Jtem H. vanden Groten huyze ρ. hoeue in heren Ghisebrecht gherichte van Loenreslote in Mersenbroec, dat heeft beleghen op die nortside W Hughen s. op die zuytside an die Zidewinde dit js verlyet te versokes. W. Dese droecht vp tot Herberens behoef van Vpburen ende dien ontfengt te sente Gherden berghen sonnendaghes na Petri anno .lxiiij. Y. Her Herbaren van Vpburen l. Dirc van Grauensloete, l. Jtem Dieric van Grauensloete vj morghen ligghende in Grauensloete in heren Ghisebrechts gherichte van Loenresloete, te versokes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jdem, l. Jtem die selue x. morghen ligghende in sheren gherichte van Abcoude anden Hofdike, die beleghen heeft die here van Abcoude op die zuytside, op die nortside W. Molnaers zoen, te versokes. Dirc van Muden. Dieric van Muden xij. morghen lands ligghende te Coten in sdoemproest gherichte, dar leghet op die oestside die here van Abcoude, an de westside die heren vanden Duytschenhuse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 23ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 24ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 25ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phillips Ouerwael, l. Jtem Philips Ouerwael ij. gherden lands in Jacob Boekels ambocht, dar leghet an die oestside Arnd van Cralinghe, an die westside Coppijn Aelbarens zone. Willem Cuser, l. Jtem Willem die Cuser xlviij morghen lands met eere woninghe ende molen gheleghen tot Yselmonde. Jan van Gelichem, l. Jtem Florijs van Ghelikem als mombaer Jans van Ghelikem is verlyet xvj morghen lands inden lande van Arkel tot Oesterwijc, dat heeft beleghen an beyden ziden G. van Oesterwijc. W. (In margine) Jan van Ghelichem. Y. Schilman Witte z., l. Jtem Schilman Witten s. xlvj morghen ligghende in Swindrecht also alst Heinric Yden s. bedijct hadde, ende Jan hat sijn broeder. Jtem xlvj morghen in dat selue ambocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 28vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 31ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 32 deest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sinden sine man worden dore der zoene wille van den here van Amestelle jeghens den grave van Hollant. Her Hubrecht van Eueringen leen. 325. Har Hubrecht van EverdinghenGa naar voetnoot1) hevet den grave op ghegheven hondertponde swart goets die lechghen in Sidewinder veltGa naar voetnoot2). Her Ghijsbrecht vten Goye l. 326. Har Ghisebrecht vten GoyeGa naar voetnoot3) .xx. morghen lants die lechghen after HelfsdinghenGa naar voetnoot4). Ghijsbrecht vanden Goye l. 327. Ghysebrecht van den GoyeGa naar voetnoot5) .xxv. morghen lants op Wielrevelt. Wouter van Langerake l. 328. Wouter van LangherakeGa naar voetnoot6) .x. pont ghelts in Langherake an Cordewaens lant. Hubrecht van Wluinne l. 329. Hubrecht van WlvinneGa naar voetnoot7) ene hoeve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lants in WlvinrebroechGa naar voetnoot8) in tgherechte van den Goye. Her Elyaes van Rinninge l. 330. Har Elias van RinninghenGa naar voetnoot9) al sijn goet te Seist. Warnare heren Willems z. vander Hare l. 331. Jn Vloten, Warnare haren Willems sone vander HareGa naar voetnoot10) .xxviii. morghen lants jn Broedics veltGa naar voetnoot11). Willem sijn broeder l. 332. Willem sijn broeder, in Hermaelre wartGa naar voetnoot12) .x. morghen lants. Vrederic heren Loefs z., l. 333. Vrederic har Loefs sone .xii. morghin lants, daer of lechghen die ses morghin op BilenveltGa naar voetnoot13), ende dandre ses morghen in Vlotenrecht. Ghijsbrecht heren Loefs z.l. 334. Ghisebrecht har Loefs sone driepont ghelts vte sire woninghen t OechusenGa naar voetnoot14). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Baernt vten Enge l. 335. Barnart vten EngheGa naar voetnoot15) .xxviii. morghen op Bilenvelt in Henrics gherechte van Hermale. Vrederic vten Hamme l. 336. Vrederic vten HammeGa naar voetnoot16) .xii. morghen lants op Gherverscoep. Bartelmeus van Randebroecke l. 337. Barthelmeus van RandebroekeGa naar voetnoot17) .xvii. morghen lants, op RapijnGa naar voetnoot18). Heinric vanden Houe l. 338. Henric van den Hove, ene halve hoeve lants, op Bilenvelt. Willem Durcant l. 339. Willem Durcant .ix. morghen op Gherverscoep. Claes van Roemts l. 340. Clais van Roemts ene halve hoeve in sire woninghen in den BroedijcGa naar voetnoot19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirc van Zeist l. 341. Diederic van Zeist .xii. morghen lants in die Bredeweide. Aelbaern Slipport l. 342. Alebaren Slipport driepont ghelts lichghende van sire woninghen oestwart. Heinric van Hermele l. 343. Henric van Hermale, ende Ghisebrecht sijn broeder .xlviij. morghen lants met sire woninghen te Hermale.
344. (Har Diederic van Sulen tve hoeven lants in Teykincoep.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 33vo.Her Euert van Stoutenburch, leen. C. 345. Har Everard van StoutenberchGa naar voetnoot1) .xxviii. morghen in HanewijcGa naar voetnoot2) gherechte. Her Dirc van Zulen, l. 346. Har Diederic van SulenGa naar voetnoot3) tve hoeven lants, jn TeykencoepGa naar voetnoot4).
Jn Marsen ende bider Vecht neder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghijsbrecht vanden Buske l. 347. Ghisebrecht van den BuskeGa naar voetnoot5) ene hoeve lants op Dursker veneGa naar voetnoot6). Heinric vanden Grotenhuyse l. 348. Henric van den Groeten hues tveviertel lants in Marserbroec. Geret vander A l. 349. Gherard van der .A.Ga naar voetnoot7) anderhalve hoeve jn DenemarkenGa naar voetnoot8). Jacob vander A.l. 350. Jacob van der .A. ene hoeve in OudencoepGa naar voetnoot9). Pieter Croeneken l. 351. Pieter Croenekin ene halve hoeve in BartangenGa naar voetnoot10). Melijs van Minden l. 352. Amelis van MindenGa naar voetnoot11) sine woninghe ende sijn goet in de NesseGa naar voetnoot12) ende sijn hues an die Vecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huge van Dursken l. 353. Hughe van DurskenGa naar voetnoot13) ene halve hoeve lants vore Vredelant in Durskerwart. R. Canonici de Oudmonster habent scripta dominus Floris de Boechorst videat. Claes van Dursken l. 354. Clais van Dursken tvepont ghelts in Amelis gherechte van Minden, ende een pont ghelts te Nichtevecht in des Biscops gherechte. Claes van Scriuere l. 355. Clais die Scrivere sine woninghe te Wesepe. Otte van Aemstel l. 356. Otte van Amestelle .xxx. morghen lants op Amestelredamme. Ghijsbrecht vanden Damme l. 357. Ghisebrecht van den Damme .xii. morghen lant ljchghende bider wateringhen te Loene. Her Arnt van Heemskerke l. 358. Har Arnoud van HeymskerkeGa naar voetnoot14) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Rijswijc) RijtwijcGa naar voetnoot15), ende NiewekerkeGa naar voetnoot16), die tinse, die vroenescoude, ende die herfsbedeGa naar voetnoot17). Her Willem van Egmonde, l. 359. Har Willem van Egmonde, die ZypeGa naar voetnoot18), ende .x. pont ghelts te Harlem, te Wermerhusen, ende Tutinghehorne, xxv. pont ghelts, ende tambocht van WermerhusenGa naar voetnoot19), ende van TutinghehorneGa naar voetnoot20). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 34ro.Her Jacob vanden Woude, leen. H. 360. Haer Jacop van den WoudeGa naar voetnoot1) ontveinch van den graue al solc goit alse hi van den here van Teylinghe helt, dat es de teinde van Eslikerwoude, ende de ghift van der kerke, ende de theinde van HondescopGa naar voetnoot2), ene de houer dAre leghet ende dander de op dander side van der Are leghet.
De manschip deden den grave dor seren wille van Amestel sein dese. Willem van Linschoten l. 361. Willaem van LintscotenGa naar voetnoot3) .ii. houen lants jn der Modre broic, ende sine woningghe tOudewatre. Jan van Merlaer l. 362. Jan van Merlar ene halue houe de leghet in den Afterslote in haren Gisebrechs rechthe van RueleGa naar voetnoot4). Willem Vlaminck. 363. Willaem Vlamench .x. pont ghelts in den Afterslote. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hanneken Spiker. 364. Hennekin Spiker .vi. morghen lants de leghen in den Afterslote. Sanders van Vpburen. 365. Sanders van Vpburen .vi. morghen lants ende ene halue in Benscop. Willem van Marsen. 366. Willaem van Marsen .v. pont ghelts de leghen vp Burewelt an sire wonigghe. Willem Haues. 367. Willaem Haues ene houe te Judefais bi der Durslaghe. Willem van Junghen. 368. Willaem de Junghe .x. pont ghelts an sinen ghoede ten Nienslote in BenscopGa naar voetnoot5). Dirc vander Are. 369. Diddric van der AreGa naar voetnoot6) .viij. pont ghelts van ener haluer houe in den Besen. Willem her Euerts z. 370. Willaem haren Euerarts sone .x. pont ghelts an ere houe lants vp Burvelt. Peter van Junge. 371. Peter de Junghe xi morghen an sire wonigghe dBenscopGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijbrecht heren Gherets z. 372. Ribrecht haren Gerarts sone .v. pont ghelts an sire wonigghe d Lopeke. Jan van Antwerpen. 373. Jan van Antwerpe .x. pont ghelts an ere houe lants t AchthehouenGa naar voetnoot7) alre naist Hughen Pekestockes an dosterside. Frederic vander Zeuender. 374. Frederic van der SeuendeirGa naar voetnoot8) .x. pont ghelts up Seuendervelt. Ghijsbrecht Samson. 375. Ghisebrecht Samson ene halue houe in sinen gode ten vtersten Ecghe westwart. Alle dese bouen gescreuen is leen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 34vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende Tanthoeft, ende dit helt hi te voren van den here van Theylinghe.)
H. 377. (Huge hare Sceullenc sone de ontfeing, enen hoet gherste de leghet d Arlenderwene in des grauen teinde.) Gelre. I. 378. Gheerard van Wardenberch hout van den Graue van Hollant .xx. morghen lants gheleghen in Boemelrwaert, te Loet camp in een dorp heet GamberGa naar voetnoot2) ende leghet beneden Boeme. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 35vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende een tiende gheleghen anden Ouden Rijn, onderdeelt teghen goet dat Willem vander Marne hout van heren Willem van Duuenuorde rorende vanden heerscap van Vyanen. Jdem. Jtem die selue een viertel lands gheleghen anden Lyntscote bi Oudewater. Dirc vander Weyde. Jtem Dieric vander Weyde xij morghen lands gheleghen anden Ouden Rijn int gherechte dat Ghisebrecht vors. hout van miere vrouwen. Her Ruyssche van Linscoten. Jtem her Ruyssche van Lyntscoten een tiende heyt Rapijn in die prochie van Lyntscote. Jdem. Jtem alsulke tienden als Philips vander Spaengyen van heren Ruysschen vors. hilt. Jdem. Jtem een tiendeken te Streuekerke dat Pouwels oude Pouwels zoen van hem hout. Jdem. Jdem een tiendeken dat Jan Florijs tot Ouderkerc van hem hout. Al leen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 36vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 38vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 40vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlies Dieric sinen zone inder seluer manire dat hijse hilt. Ghijsbrecht Kerstants z., of Herman Ghijsbrechts z. Jtem Ghisebrecht Kerstant zoen van Oudwater hilt een viertel lands gheleghen int tin Oudwater ten rechten leen die hi miere vrouwen der keyserinnen op droech, ende si verlies Herman Ghisekens zoen in zulker maniren alse hise hilt. Dirc van Vutfaes. Jtem Dieric van Wtfays ij hoeuen gheleghen in Woerderlant tusschen Oudwater ende Linscoten. G. van Vutfaes. Jtem G. van Wtfays ρ hoeue gheleghen tWtfays binnen Wtfays dat hi selue beleghen heeft met sijns selues erue alre naest, dar sijn wijf Jutte die minder helft hout tote haere lijftocht. Dese zijde is al leen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 42vo.V. Jtem Claes Truden s. heift ontfangh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 43ro.Y. Claes Truden z.t Oudewater. V. Jtem heift ontfanghen Claes Truden zoen een huus ende j heel hofstede, gheleghen binnen Oude water, ende heift beleghen ane die zuutside Dieric Buschcoep, ende ane die nortside die jonfrouwe van Montfoerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 43vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VorscotenGa naar voetnoot8). et de WassenareGa naar voetnoot9). Officium inden KetelGa naar voetnoot10). Theloneum nundinarum in Vorscoten. Theloneum de VlerdinghenGa naar voetnoot11). Jn nundinis hyemalibus et estiuis cum theloneo fori ebdomodalis. Theloneum etiam quod hulc tolneGa naar voetnoot12) dicitur. Zeedrifte, de aggere marino siue de stipite apud Catwiic vsque Woudrikem vt dicit, domino comiteGa naar voetnoot13) negante. Decimam in HatscampeGa naar voetnoot14). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Decimam in Zutermere. Mansionem suam apud HorstGa naar voetnoot15) cum terris et appenditijs. Curiam de WassenareGa naar voetnoot16), cum terra in qua fundata est. Jnsuper terram de Sceveninghe et in Venhuizen. Totam terram que VeenGa naar voetnoot17) appellatur de terra Ludolfi vsque ad terram Symonis Preng. Jn WillemsveneGa naar voetnoot18) triginta virgas veni. Dimidietatem munitionis de RosenbergGa naar voetnoot19). Quinque ℔ annuatim de theloneo de Ghervliete. Quatuor ℔ annuatim de precaria in Pinacker. Bona etiam que sita sunt super HernesseGa naar voetnoot20). Triginta duo iugera terre que | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sita sunt iuxta domum Bartholomei de MadeGa naar voetnoot21). Octo ℔ de HilnergheestGa naar voetnoot22). Decimam de Sloet busc et de ScurenGa naar voetnoot23). Decimam in EkendunisGa naar voetnoot24) cum minuta decima. Decimam apud WeterringheGa naar voetnoot25). Adhuc ibidem aliam decimam. Jnsuper adhuc tertiam decimam in eodem loco cum minuta decima. Minutam decimam in Rysewiic. Vehiculum siue verscip in Leyden, et DodinsvereGa naar voetnoot26). Jdem. O. Philps van Wassenare houd van den graue den corentiende ende den smaltiende lecghende jn heren Dircs ambocht van Zuutwijk, ant oostende leid sheren tiende van Breederode jn Valkenborger amboch, ant westende die tiende van Kijtsdorp. Her Florijs van Toll l. 4. Dit es haren Florens leen vander TolleGa naar voetnoot27). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al die scouwinghe van Tedingher broeke tote thien scillinghe ende in har Ghisebrecst lant seventhien pont wart landes. Gerijt vander Goude. 5. Jn Alfen Gerardus de Goude tenet a domino comite circa .xxx. iugaGa naar voetnoot28) terre iacentia inter Alfen et Goude, et ista pater suus et auus prius habuerunt a comite. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 45vo.Her Gerijt vander Wateringhen al sijn leen. A. 6. Jn Weteringhen Dominus Gerardus de WateringhenGa naar voetnoot1) tenet a domino comite domum suam apud Wateringhen, cum omnibus pertinentiis infra vltimum siue exteriorem fossatum dicte domus. Jtem totum officium de Wateringhen. Jtem decimam in quodam loco | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
qui dicitur HoecGa naar voetnoot2). Jtem omnia bona que quondam fuerunt domini FredericiGa naar voetnoot3) awnculi sui sita in officio de Wateringhe. Jtem viginti quinque iugera terre iacentia in officio de PoeleGa naar voetnoot4). Jtem viginti septem iugera iacentia in HatscampeGa naar voetnoot5). Jtem tenuit a comite viginti duas ℔ annuatim quas vendidit domino de Telynghe et promisit dictas xxii libras assignare in aliis bonis suis quandocumque fuerit requisitus a comite. Et ad hoc septem ℔annuatim. Jtem officium suum apud VlerdinghenGa naar voetnoot6) et piscariam ibidem de slusisGa naar voetnoot7), et vnam partem de veteri aggereGa naar voetnoot8), apud Vlerdinghen. Jtem bona suaGa naar voetnoot9) que habet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
apud HeimondeGa naar voetnoot10), tenet sub quadam pensione videlicet viginti libris annuatimGa naar voetnoot11). Claes Lysen z.l. 7. Jn Oestgheest Clais filius Lysen quondam dedit domino comiti duo iugera terre iacentia in meridionali parte terre sue et ista reddidit comes eidem tenenda in feodum. Reyner Ghijsbrechts z. 8. Te Keten in TroveisGa naar voetnoot12) ambachte ReynierGa naar voetnoot13) Ghisebrechts sone ene viertel lants. Airnt Airnt Voits z.l. 9. Jnt ambochte van Maselant ten Hofdike Arnout Arnouts Voits sone iiiiρ morghen. Gerijt Euer l. 10. Te LysseGa naar voetnoot14) Gerart EverGa naar voetnoot15) derendele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vanden thiende in Alender veneGa naar voetnoot16). Vter bottinghe in KermerlandGa naar voetnoot17) te HelichloGa naar voetnoot18) iiρ. ℔. om terde iaer. Willem Gerijts z.l. 11. Te Hadwerstwoude Willem Ghertruden sone .vi. morghen lants in dien Ghere. Willem Tyelmans z.l. 12. Jn Rensetterwoude, Wilhelmus filius Tydemanni viiρ. morghen inden broke in DiddericsGa naar voetnoot19) ambochte inde Northem. Gerijt vander Dobbe l. 13. Jn Nvenvene Gerart vander DobbeGa naar voetnoot20) .vii. morghen (add. supra lineam ii. ℔.) ende hine geuet gine smaltiende. Wouter van Elske l. 14. Wouter de Elske .vii. morghen. Dirc die Scoutate l. 15. Didderic de Scoute .iiiρ. morghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 46ro.Th. de Meyer l. A. 16. In Eslikerwoude Th. de Meyer .v. morghen landes van viiftien scillinghen renten. Wilmair Alijts z.l. 17. In Renseterwoude Wilmarus filius Aleydis viif garden landes (add. s.l. xl. s.) Gerijt vander Mye l. 18. Gerardus de MieGa naar voetnoot1) in Niencoep Gerardus et frater suus Bartholomeus quandamGa naar voetnoot2) terram, que Madelant dicitur valentem annuatim. viii. vel .x. ℔. bi diere SydewendeGa naar voetnoot3) op an der wateringhen. Peter Ermgerts z.l. 19. Petrus filius Ermegardis ene halue hoeve middes in dese vorghesegheden lande. Huge Gode l. 20. Hugo GodeGa naar voetnoot4) twalfpondewars landesGa naar voetnoot5) in Nuencoep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mense vanden Bosche l. 21. Mense van den BoscheGa naar voetnoot6) ende sien broder Mathias v morghen landes bi BauekineGa naar voetnoot7) bosche madelans. Mathijs Arnts z.l. 22. Mathias filius Arnoldi enen acker lants, in Zeven houer ambochte. Aelbrecht Bertelmeeus z.l. 23. Albertus Bartholomei ambocht van Achtienhoeven voren BauekineGa naar voetnoot7) boske, te Arlender vene op toest ende lxx. acker so dat hi inder hant hevet, so dat voert verleent hevet. Claes van Kaluello l. 24. Clais van KaluesloGa naar voetnoot8) ix morghen te HoutshorneGa naar voetnoot9). Engebrecht Moerseil l. 25. Leyderdorpe Enghelbertus Moerseil sone .iiij. morghen in Garbrantsvene. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Her Kerstants z.l. 26. In Wassenare ambocht haer KerstansGa naar voetnoot10) .v. ℔ ghelts bi den Ouden AchtendeilGa naar voetnoot11) ende .xx. morghen in HillarremadeGa naar voetnoot12), ein leg in BerkenriisGa naar voetnoot13), iiij tiende op die HernesseGa naar voetnoot14), ende xvii morghen daer bi, ende iiρ. morghen op die GanteleGa naar voetnoot15), viρ. morghen te Sceveninghen, ende hefter .viρ. morghen te Sceveninghen, ende xxxvi morghen tusscen den Vein ende den Veinsloet, die hout hi vanden here van WassenareGa naar voetnoot16), op dat die grave wil doghen, ende wil hiis niet, so moit hise vanden grave houden. Her Florijs van Brederode l.Ga naar voetnoot17). 27. In Monster ambacht haer Florens van BrederodeGa naar voetnoot18) xxxiii. morghen op die Dor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
togheGa naar voetnoot19) ende sine woninghe ende den tiende vanden Dortoghe, ende vanden NordeGa naar voetnoot20) meirre ende minre ende ene tiende de die here van Vorne die helft hevet minre ende meirre, ende xi morghen ouerden Svarten diicGa naar voetnoot21) ende tambacht vanden Segwarde, ende dien tiende daer af, ende achtien scillinghe ghelts vt Soter meir vter........Ga naar voetnoot22). Dat gherecht van ZevenhusenGa naar voetnoot23), xii ℔ vt der bede tote Zevenhusen. Her Aelwijn van Rodenrijse. 28. Dominus Alewinus de Roderise tambacht van RoderiseGa naar voetnoot24), tusken die Lant- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scedeGa naar voetnoot25), ende de Striclede ghedeilt mit haren Arst vanden BrokeGa naar voetnoot26). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 46vo.Danel van Rodenrijse. A. 29. Daniel van Roderise an erue in Hatscamp xxv. s. gheldes, ene veen hoeve heit haren Corstans hoeve, vier morghen in Scye ambochte bi sinen huusGa naar voetnoot1). Engebrecht Hugen z. vanden Scye. 30. Enghelbertus de Scye filius Hugonis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de HemeskerkeGa naar voetnoot2) .ii. ℔ ex precaria autumpnali. Dirc Hugen z. van Heemskerke. 31. Theod. filius Hugonis de HemeskerkeGa naar voetnoot2) .ix iugera terre inden Broke. Willem Willem z. 32. Wilhelmus filius WillenGa naar voetnoot3) .ix. morghen in haren Enghebrechts ambachtGa naar voetnoot4). Symon heren Willems z. van Benten. 33. Symon haren Willems sone van BentemGa naar voetnoot5) ene tiende in Stompartsdike den hot van Valkenborch half ieghen den here van Telinghe die hevet die ander helft, xvi morghen inden PoeldiicGa naar voetnoot6) tusscen der capellen vanden Poeldiic ende WendekinsloetGa naar voetnoot7). Florijs van Duuenvoirden. 34. Florens van DuuenvordeGa naar voetnoot8) xiiii. ℔ ghelts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vt der beede van Vorscoten, vi ℔ vter bede inden Ketel, Haren Ians woninghe van DvuenvordeGa naar voetnoot9), ende dat lant dar si op staet, viii morghen in Haetscamp. Jonas van den Rijke. 35. Jonas van den ZileGa naar voetnoot10), v morghen te Vlardinghe. Florijs Heinen z. 36. Florens Heinen sone den tiende te Leyden tote Rodenborch laneGa naar voetnoot11), meirre ende minre. Gerijt Luitgarden z. 37. Gerart Luitgharden sone in Leyderdorp ambacht .v. morghen. Dirc vanden Gere. 38. Didderic vanden Ghere in des borgraven gherechteGa naar voetnoot12) .vi. morghen lants. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Florijs vander Woert. 39. Florens vander WortGa naar voetnoot13) den tiende van HontsolerdikeGa naar voetnoot14). xx. morghen landes inden Achtien morghenGa naar voetnoot15). Den tiende vander gheest te Naldewiic ende tambachtGa naar voetnoot16). Die leg vanden werde te PoeldunenGa naar voetnoot17). xvi s. gheldes op Quintes wateringheGa naar voetnoot18). Dat weder dele xvi. s. gels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Th. clericus de Herlem. 40. Th. clericus de Harlem mansionem suam in Harlem cum suis attinentiis, domestadia, etiam que habet ibidem, et pratum vaccarum, apud Poeldvne terram decimas iurisdictionem de medietate de BlomendaleGa naar voetnoot19). Apud Valkenborg .v. ℔ ex precaria autumpnali, sub pensione tenet hoevam (Didewars) (add. s.l. que dicitur Syversthove), et domustadiaGa naar voetnoot20) apud ZandeGa naar voetnoot21), que fuerunt Th. filij BaldewinjGa naar voetnoot22). Al leen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 47ro.Huge vanden Woude. A. 41. Hughe vanden WoudeGa naar voetnoot1) .x. morghen te OckenbergheGa naar voetnoot2). Huge die Hollander. 42. Hughe die Hollander in Monster enen smaltiende, van viifentventich scillinghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Winardus. 43. Te NortdikeGa naar voetnoot3) Winardus een pont ghelts aen lande op der gheestGa naar voetnoot4). Bertelmeus vander Made. 44. Bartholomeus de MadeGa naar voetnoot5), den tiende van Delf metter gigte vander kerkenGa naar voetnoot6), xxiiii. ℔ghelts vter beede van Pinacker, Sine woningheGa naar voetnoot7) ende dat lant tusscen die Delf ende den (Maessloet,) MaesscloetGa naar voetnoot8), xv. morghen lants opt WoutGa naar voetnoot9). Efter vi ℔ ghelts opt Wout an lande voert verleent. Te Monster enen koren tiende bider kerken. Ene hoeve lants in Maselant van viftien ponden. (Tve pont) Tve pont gheldes in die beede te Scye, ende een pont ghelts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in BiselantGa naar voetnoot10). Thien morghen die hi verleent hevet Hughen den RodenGa naar voetnoot11). QuandamGa naar voetnoot12) terram vendidit, et alienauit que nobis deberet attinere, vel ipse deberet nobis refundere eam in aliis bonis equivalentibus, quod non fecit. Claes heren Robbrechts z. van Sceueninghen. 45. Jn Monster Nicholaus filius domini Roberti de Sceveninghe, vii ℔ ghelts an erue. Splinter filius domini Johannis. 46. Splinter filius domini Johannis ex Dike xi morghen in mansione sua. Bouden van Vittellenuoirde. 47. Boudinus de VetellenvordeGa naar voetnoot13) xxv. morghen. Her Jacob vanden Woude. 48. Haer Jacop vanden WoudeGa naar voetnoot14) tambacht van WermondeGa naar voetnoot15), ende half dien tiende .v. ℔vter lenten beede, ij ℔. vter bottinghe. Die viskerie vanden Wedde, ende vander Holre MaerneGa naar voetnoot16). Dat lant dat Franken was, van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wermonde, bider kerke, daer sine woninghe op staet, therecht van EllikerwoudeGa naar voetnoot17), enten tiens ende die viskerie vander A, .vii. ℔ vter lenten bede. Tve ℔ vter herstbedeGa naar voetnoot18), tve ℔vter bottinghe, ent die Hoghe madeGa naar voetnoot19). Jnt ambacht van Leyderdorpe Poelegheester tiende, ent lant dat so hetetGa naar voetnoot20). Willem die Grote. 49. Willem die Groete .v. morghen in Vlardinghen. Vrederic vter Sidde. 50. Jn Naeltwiic Vrederic vter Sidde tusken vier morghen, ende iiiiρ marghen lants in Florens ambacht vander WortGa naar voetnoot21). Nyclaes van Hillegom. 51. Nicholaus de Hilleghem enen camp lants int Rilant int Langhe wer tve (pont) acker dits een pont gheldes. Jan vander Scuren. 52. Jan van ScurenGa naar voetnoot22) enen vlas tiende te Monster. Al bouen, leen goett. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 47vo.Claes van Oudenborch l. A. 53. Jn Monster Clais van OudenborgGa naar voetnoot1) xi morghen landes inden Poeldiic die siin weert xi. ℔, xii morghen landes inde Lire die morghen te ponde, iij pont gheldes vter herstbede, die eisket hi. Jan vanden Dorpe l. 54. Jan vanden DorpeGa naar voetnoot2) int ambacht van Sciplede de tindeel vanden roo tiende, te Pinacker tien morghen landes, die hi vercofte omme viif ende .l. pont die sal hi noch verlegghen seder dat di hof bornede. Jacob Zyburgen l. 55. Jacop Syborghen sone .iiii. morghen landes op de GanterGa naar voetnoot3) bider cappelle vanden PoeldiicGa naar voetnoot4). Phillips Dircx z. van Warmonde l. 56. Philippus filius Th. de WermondeGa naar voetnoot5) den groten tiende te Monster smal ende breet, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den polre tiende, ent den tiend in Maselant smal ende breet, die Hernesse in DelflantGa naar voetnoot6). Ene hoeve op Ruvene. Phillips Jacobs z. van Podelwijck l. 57. Philips Jacops sone van PudelwiicGa naar voetnoot7), an erue te Sceveninghen xxxii s. ghelts. Reyner Jans z. vyten Dijck l. 58. Reynier Ians sone vten DikeGa naar voetnoot8), j. ℔gheldes in Ghere sidde, an lande. Thyman voren Clemeynsen s.l. 59. Thyeman voren Clemensen sone .iiii. ℔in de Lire. Henric van Coudenhouen. 60. Henric van CoudenhoveGa naar voetnoot9) int ambacht vanden BrokeGa naar voetnoot10), leghet iiρ. pont an enen (sticke) sticke ambochts, in dien seluen Broke .iii. pont gheldes van lande. Gerart Dode. 61. Jn Waterringhe Gerart DodeGa naar voetnoot11) den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tiende in Hatscamp die helft ieghens den here van WassenareGa naar voetnoot12), te Monster tve sticken lamtienden, ter Wateringhen ene coren tiende, die Arnest de MuesGa naar voetnoot13) van miGa naar voetnoot14) houdet ieghens de kerke. Jn Naeldewiicker broecGa naar voetnoot15) enen smal tiende van loke van vlasse, van honinghe ende van sulken sticke. Tuintich morghen landes te VlardingheGa naar voetnoot16) heitet de TempelGa naar voetnoot17). Arneken van Damme. 62. Arnekin vanden Damme neghen morghen landes in Ketelambocht. Vrederic die Scout. 63. Vrederic de Scoute achte morghen aldaer. Dirc voren Diewaren zone. 64. Didderic voren Didewar sone neghen morghen aldaer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 48ro.Soffie Costiins dochter l. A. 65. Soffia filia Costini in officio de Leyderdorpe .iii. iugera. Jn Wermonder broecGa naar voetnoot1) .ix. iugera in duobus campis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerijt van Bosshuyzen l. 66. Jn officio de Zoterwoude Gerardus de BoschusenGa naar voetnoot2) .iii. virtel landes. Jan Panne l. C. 67. Jn Monster Jan Panne .vi. morgen die lechghen op die Scelt tusken die Smale hoeve ende die Oude wateringhe. Jacob Jacobs z. 68. Jacob Jacobs sone ver Margrieten sone, ende Jan vter Nesse .ii. ℔ ghelts vter herstbede te VetghestGa naar voetnoot3). Willem Hermans z.l. 69. Willem Hermans sone .xiiiρ. s. van tiense int ambocht van Oesghest. Nannekin van Warmonde l. 70. Jn officio de Warmonde, Nannekin van WarmondeGa naar voetnoot4) .iiiiρ. morghen made in Warmonder broekeGa naar voetnoot5), an smalrat. (Theodericus filius Ode .iiiiρ. morghen made op Eylewars marke.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Beatrix filia Gheyonis .iiiρ. morghen, eadem apud Oesghest enen morghen weidelans, ende vier hont ghestlants). Dirc Oden z.l. 71. Theodericus filius Ode .iiiiρ. morghen made op Eylewars markeGa naar voetnoot6). Beatrijs Gheyen dochter l. 72. Beatrix filia Gheionis .iiiρ. morghen, eadem apud Oestghest enen morgen weidelans, ende vir hont ghestlands. Lammekin Tymans z.l. 73. Lammekin Tiedemans sone derdehalf morghen made te OggeledeGa naar voetnoot7). Goeskin ende Jannes siin broeder l. 74. Goeskin ende Johannes sijn broeder bider kerken drie stucken ghestlandes. Willekin Heldecop l. 75. Willekin Heldecop tve morghen op die DrogledeGa naar voetnoot8), ene halve morghen op die Ghest. Jacob vander Woirde l. 76. Jn Oesghest Jacob vander Wort .vii. morghen in KercwerverGa naar voetnoot9) broec. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ancelinus Petri l. 77. Jn Monster Ancelinus Petri .vi. morghen biden Poeldike vanden weghe inwart. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 48vo.Gerart Giselen zoen l. C. 78. Gerart filius Gisele .v. morghen in die Smale houeGa naar voetnoot9). Airnt Alijden z.l. 79. Arnout filius Aleydis .ii. morghen an die winmolne bi Dessiederkerke. Gijsbrecht Cocken z.l. 80. Ghisebrecht te SandeGa naar voetnoot10) CoekenGa naar voetnoot11) sone vier morghen die waren Jans Bittermonds. Coeke l. 81. Coeke .ii. morghen jeghens Brunars. Dirc Jacob Clercx z. 82. Theod. Jacobs Clercs sone .iii. morghen ten Beseten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aelbrecht Willem Denen z.l. 83. Alebrecht Willems Denen sone tve morghen ente woninge, tve morghen inde Rietmade. Wilhelmus gener Coeken l. 84. Wilhelmus gener Coeken .vii. morgen te NortscurenGa naar voetnoot12). Dirc van Zuetwijck l. 85. Theodericus de ZuetwijcGa naar voetnoot13) .v. ℔. iii. ℔. ex precaria vernali, et .ii. ℔. ex precaria autumpnali. Arnoldus Willems z.l. 86. Arnoldus filius Willelmi ex Poele .iiiρ. ℔. ex terra de Herlem que Vene dicitur. Huge Muys l. 87. Hugo Mues in Monstre .vi. morghen lants in SceambochtGa naar voetnoot14). Treveis l. 88. TroveisGa naar voetnoot15), tambocht tuisken die Goude ende CralingheGa naar voetnoot16), hi seghet mede dat hi hebbe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te lene trepont ghelts, van CortelantGa naar voetnoot17) vter bede, viii. ℔ vter bede van Capelle, (Yselme) YselermerGa naar voetnoot18), den veen van der Lo op ses wrlantGa naar voetnoot19) van der PicledeGa naar voetnoot20), ambocht ende tiende, jtem ses viertel. D. Require ultra sex folia quousque inuenias crucem et adde que ibi inueneris ad prescripta.
C. In Alfer ambocht. Wouter vanden Vene. 89. Wouter vanden Vene in Arleyder veneGa naar voetnoot21) ambocht .ii. acker in die zuitside van sire woninghen die terrendeel houden van sire woninghen die op strecken vanden Rine also verre alse die vene gaet wonnen ende onghewonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 49ro.Elyas vter Lyer l. A. 90. Elyas vter LireGa naar voetnoot1), vier en tventich morghen landes op die LedeGa naar voetnoot2), Achtien mor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghen op die HeymondeGa naar voetnoot3) tien morghen op die westside van sire woninghe. Gijskin van Ammers l. 91. Gisekin van AmmersGa naar voetnoot4) ene corentiende in dien Poeldiic, ene halue hoeve lants te Ammers den smalen tiende van Nalduic de drie deel. Ruese l. 92. Rueso .xxxiiii. morghen landes in Maselant. Jan Hugen Rufen z.l. 93. Johannes filius Hugonis RufiGa naar voetnoot5) .iii. morghen landes binnen sire woninghe, enen tiende tusscen BurgerdicGa naar voetnoot6) ende LeyderdicGa naar voetnoot7) die viif dele, dat seste ten Dudesken huesGa naar voetnoot8). Mourijn l. 94. Mourin xiiii. morghen landes in Burgerdic in sine woninghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan die Rode l. 95. Jan die Rode tien hont landes inden Nvendic. Jacob Vernimmen z.l. 96. Jn Maselant Jacop ver Nimmen sone xρ. morghen lants tusken TanthoiftGa naar voetnoot9) ende den GhawechGa naar voetnoot10). Dirc van Hodenpijl l. 97. Didderic van Hoedenpil tambacht van HoedenpileGa naar voetnoot11) ende binnen dien ambacht lxvi. morghen lants, voert den tiende die leghet tusken den Hofdiic ende Ghisekins huus van Ammers daer hi plach te wonen, voert x. morghen lants in die woninghe die Kerstans Nigers was in Maselander ambacht. Airnt die Vrye l. 98. Jn Gerarts ambacht van NortdikeGa naar voetnoot12) Arnout die Vrie dri virteel inden brokeGa naar voetnoot13) tusken Vorhoute ende NordiicGa naar voetnoot14) bi der abdissen lantGa naar voetnoot15). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gijsbrecht de Smit l. 99. In Leyderambacht te LopsGa naar voetnoot16) Ghisebrecht die smit van Leyden te Lops .viii. s. ghelts. Jan vander Burch l. 100. Jnden ambacht van Rysewiic, Jan vander BurgGa naar voetnoot17) tambacht van Rysewiic vier pont ghelts van bottinghe ende den tiins van Ouvervliet tusken Rabboutsdiic ende Etelsberch. Dirc vanden Werue l. 101. Didderic vanden WerueGa naar voetnoot18) sine sateGa naar voetnoot19) ende sine woninghe met allen den lande dat leghet tushen deiGa naar voetnoot20) watersluse ende ver Ghodelde lant. Jan Onner l. 102. Jan ouuerGa naar voetnoot21) Voert den tiende van Hodenpiil (add. s.l. .x ℔.) die leghet in Didderics gherechte van HodenpiilGa naar voetnoot22), ende in Ians vanden DorpeGa naar voetnoot23) ende in Maselander ambachte, ende enen tiende (add. s.l. .iii ℔.) tusken Maselant ende Vlardinghe beide smaltiende ende grote. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 49vo.Henric Beyn l. A. 103. Henric Bein viif morghen lants in den tien morghen ane die west side ouuer den VlietGa naar voetnoot1). Nanne Alout haren Willems zone vten Broeck l. 104. Nanne Alout haren Willems sone vten Broke, xviii. morghen lants in Risewikerbroke. Jn Tedingher ambacht .vii. morghen. Dirc Vallen z.l. 105. Didderic BallenGa naar voetnoot2) sone .viii. morghen op die hoeveGa naar voetnoot3) ende leghet in Haghen ambacht. Gerijt Dier l. 106. Gerart DiereGa naar voetnoot4) .x. morghen tusken dien Vliete, (ende) enter SuetteGa naar voetnoot5) ende sine woninghe. Dirc Bokel l. 107. Dideric BokelGa naar voetnoot6) xii morghen ende sine woninghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Airnt vter Voirde l. 108. Arnout vter VoertGa naar voetnoot7) iiiρ. morghen, ende een hont leghet inden PoeleGa naar voetnoot8). Vrederic Ysbrants z.l. 109. Vrederic Ysebrants sone .j. pont ghelts leghet int ambacht vander Wateringhen. Claes Donevoet l. 110. Jn Monster ambacht Clais Donevoet enen tiende leghet in dien PoleGa naar voetnoot8) (add. s.l. xviii. ℔.) (add. ende een andere tiende langhes den SmarrendiicGa naar voetnoot9) van .xxx. s. derdehalf pont ghelts omme die kerke, van hoesteden, .iii. ℔ ghelts vter herftsbede.) Dirc Clinkairt eygen ende weder ander l. 111. Didderic ClinkartGa naar voetnoot10) die hadde lecghen .vi. morghen lants te VosholeGa naar voetnoot11) in des heren ambocht van BrederodeGa naar voetnoot12) ane Vranken lande van Loven ane die ene side, ende ane die ander side ane Jacops lande Gerarts sone, dese .vi. morghen plach hi te houdene vanden grave te lene, ende die heft hem die grave nv ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheven te vrien eighen, ende (hi) hier bi so hevet die Didderic weder ghegheven den grave te eighen .vi. morghen die licghen aen den RineGa naar voetnoot13) tusscen Niclais Corstans sone lande aen die ene side ende Gerart Hughen sone ane die ander side. Gheiman Hugen z.l. 112. Geiman Hughen sone vten (Dake) Dale te Monster bi der kerke an lande tve pont ghelts. Wigger Rijnbroder. 113. Wiggher ziin broder .ii. pont ghelts in dien Riesdic. Th. Bokel. 114. Th. Bokel ex DikeGa naar voetnoot14) .xxii. iugera terre, xiii. morghen in de Sate, x. in den Pole ouer de GanteGa naar voetnoot15). Philips van Beisdin. 115. Philips van BeisdinGa naar voetnoot16) .ii. morghen te Monster. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerijt Vinck. 116. Jn Voerborgher ambochte Gerart Vinc .vi. garden bi ver Aleyden (vander L) van Voerborg. Dirc vander Borch. 117. Didderic vander BorchGa naar voetnoot17) sine woningheGa naar voetnoot18) tusscen Wille Toins ende Arnout ver Bertraden sone ende strecket vanden Vliete tote MitsveinGa naar voetnoot19) ende achtiengharden tusscen Arnout den seluen ende Florens Hughen broder, ende ouuer den Vliet ieghen die kerke van Vorburg achtienghardenGa naar voetnoot20) ende strecken an Noitdorper wech ende .xx. morghen west wart of dar an (add. s.l. dese hout siin broder Willem van hem) ende tvalf garden dar bi, ende ix garden die lecghet vanden Vliete anden Ouden wechGa naar voetnoot21) ende .v. morghen iegen die WiicGa naar voetnoot22). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 50ro.Otte vten Broke. A. 118. Otte vten Broke .xx. garden ende ene halue in Tedige broic dat derendeel hout WillamGa naar voetnoot1) siin broder van hem. Jacob ende Arent Stippekinder. 110. Jacop ende Arnout, stippekender (add. s.l. Haren Florens vander Tolne) iiii. morghen, ende een huus dar op. Jan vanden Werue. 120. Janne vandenGa naar voetnoot2) WerueGa naar voetnoot3) .c. garden breit ende xiiii vanden Vliete tote Metsvene ende (lxxx) .lxx Gerden Breit vanden Vliet. garden breit vanden Vliete tote Metsveins ende dese .lxx. heft hi verleint sinen broder Hubrecht. Hubrecht ende ene halve hoeve dar bi ende .xx. morghen, tote Sciplede. Achte scillinghe ghelts tote Leyden an hostedenGa naar voetnoot4), ende tote Harlem .vi. s. ghelts. Hubrecht vanden Werue. 121. Hubrecht vanden Werue Achte hoeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breit, ses vorelant tusscen Waddinghe vene ende die Goude. Gerijt vander Molen. 122. Gerart vander Molen et Willam siin broder xvi. morghen vanden Vliete toten Ouden wech. Jacob Loeff. 123. Jacop Loef .l. garden breit tusscen Ianne vanden Werue, ende die minre helft hout siin broderGa naar voetnoot5) Arnout ende Didderic Loef van hem. Ancelin van Vore. 124. Ancelin van VoreGa naar voetnoot6) ix. garden, tote Willincs veneGa naar voetnoot7) xiiii. garden vanden Vliete toen den Gawech. Dirc van Minnick. 125. Didderic van MinnicGa naar voetnoot8) tambacht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende tgerecht ende de tiende van RauensbergheGa naar voetnoot9) ende xxvi. morghen int ghesceit vanden gravescap ende des bisscops domeGa naar voetnoot10), ende tambacht van Ouder Gravencoip ende Niwen GravencoipGa naar voetnoot11) ende lant ende tiende. Her Ghijsbrecht Bokel.Ga naar voetnoot12) 126. Har Ghisebrecht Bokel .vi. pont vter lenten bede te Monster, tambacht te Blesewiic enten tiende groet ende clene opgande te halven DipeGa naar voetnoot13) tusscen Blesewiic ende Zeven- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
husen, voert opgande van haluen dipe, te halven vene tusscen Berkel, entenGa naar voetnoot14) Segwart. Den tiende van RotteGa naar voetnoot15) groete ende cleinen opgaenden, van WolfsgawegheGa naar voetnoot16) tote den scede van BerkelGa naar voetnoot17), voert dat ambacht daer hi in wonet te scouwene vander vterstersoleGa naar voetnoot18), van Blomartsdike tusscen die halve Rotte, ende dat ambach van Sconerlo vt gaende op die MerwedeGa naar voetnoot19), voert dat ambacht van Bokelsdike, vander vterstersole tusscen tambacht van Scie ende van Sconerlo. Ant westende van Bokelsdiic leghet een lant dat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die van Rotte hebben vt gheslaghen dat leghet tusscen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 50vo.A. tambacht van Sconerlo ende haren Gilis ambachtGa naar voetnoot1), vtgaende op die NiewedeGa naar voetnoot2), voert .xvi. garden lants (op) toten oestende van Yselmonde, ten westende vanden dorpe (w) .vii. garden, dat heft hi voert verleent, ene hoeve ten westende van Yselmonde. 127. Olyuier ende Rolant tgoet inden Broke. 128. Har Bokel ambacht ende lant, voert op tRintveltGa naar voetnoot3) xxiiii morghen, har Bokel voert in PopswoudeGa naar voetnoot4) ene halve hoeve, voert op tRintveneGa naar voetnoot3) Visscerken .x. morghen lant hout hi van haren Bokel. Voert hout Didderic die smit ix gherden lants, tote den Vliete to, viif gherden op lant dorghaende, .viii. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gherdenGa naar voetnoot5) vanden Breeden weghe sutwarts teghens die VoertGa naar voetnoot6). Florens kindere siins broders houden van hem dat ambacht van CoeleGa naar voetnoot7) ende dat MiddellantGa naar voetnoot8). Voert tve huusmanne .j. hoeve gherslants in Blesewike. 128. Jan die Coc in RubrokeGa naar voetnoot9) die hout vanden grave tambocht van .x. hoeven lants te Waddinsvene, ende den tiende. 129. Haer Didderic die Visscere manet drie pont ghelts vter lentenbede ten BergheGa naar voetnoot10) die men hem niet en bekent. 130. Gerart die Moenc in dambachte van Nortdike, een camp lants van enen pont gheldes. 131. Gerart Rysewiic van Leyden .iii. morghen lants bi den Zile ende ene hostade biden Rine, daer ziin vader op wonede, Kerstine siin wiif ene bider Kercsteghe. 132. Quade Wouter bider SydewendeGa naar voetnoot11) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.iiii. morghen bouen den wech ende dat Kervelant benedenGa naar voetnoot12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 51ro.A. 133. Jacop die timmerman .ii. morghen lant int Haghe ambochte. 134. Nicholais die scoute van Wassenare .iii. morghen lants bi Westerkerke. 135. Arnout Markolf .ii. morghen in dien zeluen ambochte. 136. Didderic Scade hostade huus ende barch ende alle datter op staet. 137. Gerart Didderics Herts sone .vi. pont ghelts vter hoeve. 138. Bartholomeus Rolleboen een pont ghelts an erve bider MerreGa naar voetnoot1). 139. Jn Monsterambochte Ghene Clarebouts sone vter SiddeGa naar voetnoot2) .ii. morghen lants ende ander half hont. 140. Didderic vanden ClinghenGa naar voetnoot3) .v. morghen te Monster in (Sel) SclebuscGa naar voetnoot4). 141. Gerart vten Riede .ii. morghen opter Ouder Mase. 142. Jnt ambacht van Vorscoten Ludolf vanden Paip wegheGa naar voetnoot5) .vi. morghen op die Valghe E. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
143. Peter vander Donc .vi. morghen op der DoncGa naar voetnoot6). 144. Jn Delf ambochte Thieman van Ruvene .cc. morghen ende xxxix. op RuveneGa naar voetnoot7). 145. Hugo ConrardiGa naar voetnoot8) in officio de Monster .ij. morghen bewest sire lane .v. morghen (..... lant) in die (lane,) MadeGa naar voetnoot9), tusscen den dicsloet ende den MaessloetGa naar voetnoot10), den smaltiende op den Poeldiic. 146. Dydderic van Vorscoten ende Roloef siin stiipsone enen morghen landes ende enen half hont midden in Didderikes lande van GroneveldeGa naar voetnoot11). 147. Clais vanden CampeGa naar voetnoot12) iiiiρ morghen te Wassenare in enen camp. 148. Jacop van Vorborg neghentventich (morghen) garden breet in sine woninghe, xxv. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
garden breet, dat was haren Gisebrechts van VorborchGa naar voetnoot13), ende enen huusman scot vri te houdene. 149. Te Vorborch, Didderic Amelgeirssone xviii s. ghelts tusscen Jan vanden Werue ende ver Aleyden (vander) van Vorborch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 51vo.A. 150. (Gheueken) Gerart haren Gheuekens sone in Delflant .xx. morghen in Gheerrelire. 151. Didderic siin broder .iiii. morghen in Ghenen poneGa naar voetnoot1) bi Hontseler diec. 152. Jn Rysewiic Gerart Philipssone .ij. morghen in die hoeve. 153. Bouduin Hughen sone .ij. acker landes op den westec vanden lande. 154. (Lysebet vanden Stenhuse .xxx. ghelts in die Hernesse.) 155. Jacop van EndegheestGa naar voetnoot2) enen camp bi haren Willaems huus van Egmonde .iiiiρ. morghen. 156. Ysebrandus ex VoertGa naar voetnoot3) .iiiiρ. morghen landes ter Waterringhe van .iiii. pont gheldes. 157. Alebrecht van OckenbergheGa naar voetnoot4) ene halve hoeve te Popswoude .xi. morghen op Ruueen, op die MadeGa naar voetnoot5) .vii. morghen bider Sikerlide .vii. morgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
158. Willam TedeimansGa naar voetnoot6) sone te Riinsater woude ander halue garde breit. 159. Jn Leyder dorpe Danekin vanden WardeGa naar voetnoot7), haren Rampen sone vander MieGa naar voetnoot8) .vii. pont in die herfts beede, recht ende tiende, vier pont in Craenbroec, .ij. pont binnen der MieGa naar voetnoot9), een tiendeken inden OudencoepGa naar voetnoot10), .ij. pont in Leyderdorp an erue. 160. Didderic StenekenGa naar voetnoot11) .vρ. morghen te Coudekerke in den Hoghen wertGa naar voetnoot12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
161. Bernart Ricoutssone .iii. morgen inden Houwen wert. 162. Didderic BoudinGa naar voetnoot13) .viii. morgen buten der EslikereGa naar voetnoot14) in haren Jacops gherechtGa naar voetnoot15). 163. Didderic Gerarts Vaken sone .x. morgen t OusthorneGa naar voetnoot16). 164. Conrart Conrarts sone .vii. morgen te Coudekerke inden Leghen wertGa naar voetnoot17). 165. Te Zassenem haer Didderic van ZassenemGa naar voetnoot18), den tiende meerre ende minre van SnodelwiicGa naar voetnoot19), ende den tiende van Alferen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
horneGa naar voetnoot20) die strecket inder abdissen gherechtGa naar voetnoot21), ende een weer lants van .xv. morgen, dat leghet in Risewiker broec. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 52ro.A. 166. Jan ende Clais, Clais Tscriuers kindere .ij. hosteden te Leyden die ghelden te hure .ix. s. ende enen camp te Lysse die ghelt .vi. s. ende .ii. ackere voer hore woninghe die ghelden te hure .iiij. s. 167. Jan van ZassenemGa naar voetnoot1) voren Mabelien sone enen tiende die leghet in Esbroke, tusscen des heren tiende van Telinghe ende der vrouwen van Polegheest, ende enen camp in Zassenamer broec van ii morghen lants. 168. Conrart die EuerGa naar voetnoot2) halft den tiende groete ende clene te Coudekerke. 169. Willem van Lewen .v. pont ghelts vter herfts beede van Arlender vene. 170. Didderic voren Ghodelden broder ene halve hoeve lants in dat GhersbrokeGa naar voetnoot3) van Scyeambochte. 171. Reynier haren Bernarts Bellen sone xv. s. ghelts an lande in Clene ZassenemGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
172. Clais haren Bernarts Bellen sone .x. pont werst goets. 173. Didderic vander Kerke .xi. s. ghelts ende ses snippen, leghet te Hilleghem. 174. Hughe die sluter van Telinghen in Vorhoute .xii. s. ghelts aen manscap. 175. Haer Symon van TelinghenGa naar voetnoot5), gherechte ende tiende minre ende meerre van .viiρ. hoeven lants tusscen Waddins vene ende PulgienGa naar voetnoot6). X. ende den tiende van Pulgien, al te rechten leen. (In margine) Willem van Naeltwiic. 176. Jn Lysse Didderic CalleGa naar voetnoot7) .c. pont werts goets die hi vercoft hevet, ende weder an tgraven eighen lecghen sal, jn Maselant den Gheer. 177. Gerart van Nortdike .iii. morgen die lecghen teghens die capelle van Lisse inden broke ende .iii. acker lants teghens sine woninghe tusscen den wech ent den Hout. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 52vo.A. 178. Didderic vanden VeneGa naar voetnoot1) .iiii ρ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
morghen die licghen voer Ians Muus Willem HeinenGa naar voetnoot2) soens sone, die hi op gaf bunsen ende wedighen, int ambochte te Monster vore scepene ende vore die ghebure teghens .viii. morghen binnen Rysewiic in die VortGa naar voetnoot3), die die grave hem gaf orlof te vercopene, ende daer toe .v. pont penninghe, die CoppartGa naar voetnoot4) ontvinc, ende dat waert ghekent vore scepene ende vore die bure, dat die .iiiiρ. morghen ende die .v. pont beter waren dan die achte morghen. 179. Egghebrecht vander Beke enen morghen lants. 180. Jn Vorhoute Gerardus NaghelGa naar voetnoot5) .x. s. in redditibus, an madelant. 181. Th. filius (add. s.l. Henrici) sculteti de Vorscoten .iiiiρ. morghen maden van xxx. s. 182. Jan Butsels soneGa naar voetnoot6) .xii. morghen lants bi Bodegraven. 183. Ghise van den OrdeGa naar voetnoot7) .v. morghen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Haetsmade enen camp van iiiρ. morghen vp LesterGa naar voetnoot8), dien vene biden VetordeGa naar voetnoot9) te Lysse die hout iiρ. morghen of meir, jn den Gheir enen acker die hout .xl. voren ende ein sticke vor Kegelaers hues. 184. Te Valkenborg Florens Nannen sone ix morghen lants, ende sine woninghe, ende den tiende te Sciplede, van .iii. pont ghelts. 185. Didderic Gerarts Smeders sone .iii. morghen inden ban te Wassenare. 186. DoysGa naar voetnoot10) .ii. campe licghen biden Marlediic. 187. EfteGa naar voetnoot11) haer Florens van Brederode .xvi. s. te Sotermere in die bede et viii s. et iiii. d. de bottinghe. 188. Jn officio de Lysse Th. de DarrodeGa naar voetnoot12) habet in feodum vnum iuger et vnum hont iacens iuxta domum Feukini. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 53ro.A. 189. Jn Nuencoep Didderic Scoutekiin sone enen virtel lants. 190. Te Monster Ysebrant die Svaif .i. ℔ ghelts an lande te Tirincstorp. 191. Jn tambocht van Oesgeist Claes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GodeGa naar voetnoot1) ein sticke lants tote Soterwoude ende heit die GheirGa naar voetnoot2) dat verendeel daer af. 192. Jn tambacht van PolegheestGa naar voetnoot3) Bartholomeus Clais Goden broder .iiii. morghen inden broecGa naar voetnoot4) ouuer den PoilGa naar voetnoot5). 193. Daniel vten WerdeGa naar voetnoot6) het hus inden WerdeGa naar voetnoot7), hostede ende xlv morghen landes, ende licghen biden huse, tve in den Waelcamp, .xxviii morghen in Luitgarde tiende, de tene inden Werde, ende dat virendeel vanden tiende, ende dat virendeel vanden tiende tusken den Ziil ende den Vliete. Derdehalf virtel landes op der Does, ouer die Goude in SuhwiicGa naar voetnoot8) xix virtel lants, ent dat vri gherecht. Jn Leyden drie hosteden, Dammas Didderics van Harlem, Jan PhylipsGa naar voetnoot9) sone, Got Hannen hostede, ende enen pot wines daer die grave esGa naar voetnoot10). 194. Clais vanden PoleGa naar voetnoot11) in Naldewiic viii morghen in sire woninghe ghestlandes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
195. Te Nortdike Arnout die WitteGa naar voetnoot12) in die scote .x. ℔, den tiende .v. ℔ ghelts, in die Scelwiic ane die dvnen te Nortdike an lande .v. ℔ ghelts Jn den tyns te Nortike xxvii. s. ghelts. 196, Jan van Nortike siin ambocht van NortkeGa naar voetnoot13) .xxv. ℔ ghelts vanden tinse ende .x. pont ghelts van sinen lantsaten te Nortke, ende in Wlbransdiic xxv. ℔ ghelts ende op die Hernesse bi Delf .x. ℔ ghelts, v. ℔ ghelts te Dixhorne, daer die Voghelare op sittet, ende te Delfhoeve .iiii. ℔ ghelts ende inden Ketel .i. ℔ ghelts, ende .xxiii. virdel lants in Riderwaert bi Riderkerke, ende heit lant van Nortke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 53vo.A. 197. Robbrecht voren Floren soneGa naar voetnoot1) .iii. ℔ ghelts. 198. Gerart van WermondeGa naar voetnoot2) bi der kerken te Waermonde .i. ℔ ghelts. 199. Didderic har Reiners sone van HoiledeGa naar voetnoot3) in Vlardingher ambocht lx. morghen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lants, ende te Rysewiic bi Arnout Betten xlii morghen lants. Jn die Lire enen tiende van .xx. pont ghelts. 200. Rampe van VlardingheGa naar voetnoot5) .c. morghen ende xxix morghen in Maselant ende Vlardinghe, ende ene tiende van .ii. ℔ ghelts in Maselant. 201. Gerart ende Diddekin die iaghers met ghesamender hant vene ende lant tende den LagheGa naar voetnoot6). Gerart houdet ahter sine sate enen veen langhes den broec, enen hoet haveren in de Haghe ten HuesGa naar voetnoot7) tve verken iar(add. s.l. lics) int Aker in den Bosc (add. s.l. ende) lec in de HarsclagheGa naar voetnoot8). D. 202. Haer Didderic van ZanthorstGa naar voetnoot9) tgerecht van Zuterwouder dien laghen ban van .ii. s. Siin hues te ZanthorstGa naar voetnoot10). Tve pont ghelts vter bede van (Santho) Soterwoude, ende (x. ℔.) .x. morghen lants op die nortside sines hues te Zantvorde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203. Siin wiifGa naar voetnoot11) die houdet .iii. ℔ ghelts vter bede te Wassenare, efter tusschen .xx. morghen lants ende .xxv. op Ghenen rine. 204. Didderic van GronenveldeGa naar voetnoot12), xlviij. morghen lants op Poelsant .v. ℔ ghelts vter bede te Vorscoten. 205. Volprecht van ScurenGa naar voetnoot13) an lande .i. ℔ bi Winerdaelre meere.Ga naar voetnoot14). 206. (Reynerus de Beke .xx. d. an ere hostede te Leyden.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 54ro.D. 207. Jnt ambocht van Delf Arnout van den Vene xliii morghen lants op RuveneGa naar voetnoot1), op die LedeGa naar voetnoot2) xiiii morghen, Ane die nortside. 208. Ghisebrecht Maye op Rvuene lii morghen. 209. Symon Gerarts Vraets sone .xvi. morghen inden Vrien ban, ende doet .vii. pont ghelts. 210. Binnen Haghe ambocht Hughe die VrieseGa naar voetnoot3) .i. morghen van .x. s. iaerlikes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
211. Te Koudekerke MourinusGa naar voetnoot4) Ians sone .viiiρ. morghen broke lants. 212. Didderic Dode (Jan) Boudins soneGa naar voetnoot5) .iiii. morghen in Alferhorne van .xxx. s. ghelts. 213. Jnt ambocht van VlardinghenGa naar voetnoot6) Yo portere in Vlardinghen .ix. morghen ane die Sydewende. 214. Willem die pape wonachtich in Vlardinghen .ij. hosteden te Haerlem. 215. Niclais Peters sone .ix. morghen op die Hoghe statGa naar voetnoot7). 216. Didderic van HogheledeGa naar voetnoot8) haren Niclais sone xxviij. morghen, int ambochte van Vlardinghen. 217. Gerart die MuesGa naar voetnoot9) in Maselant xviii. morghen, daer een borchwerf op staet. 218. Jan Jonas sone .iiii. morghen teghens die Niwe havenGa naar voetnoot10). 219. Jn Vlardingher ambochte Willem vten Broke xii morghen lants diemen heit Vrie ghers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 54vo.E. 220. Hugo van HoyledeGa naar voetnoot1) .xii. morghen. die. heten. tCrommelant. 221. Jn Maselant. Henr. fi. GoscardiGa naar voetnoot2). vi. morghen. lands. van .xvi. ℔. 222. Jnt hambocht. van Zuterwoude. her Florens van RoedenborghGa naar voetnoot3). j. hoeue. ende efter eene. ende efter. eene. ter RodenborghGa naar voetnoot4). ende Tyisdorp. 223. Jn tambocht van Leyderdorp. c. morghen. in tambocht van Alfen .xl. morghen. van .v. hoeuen te RauensbergGa naar voetnoot5). recht ende tyende. te Benthusen .xxv. morghen. half de smaltiende. van Zueten. xxi. morghen. lants in Maselant. Florens sire suster. sone. 224. Jnt tambocht van Zuterwoude. Th. de RenoGa naar voetnoot6) .xiiii. morghen. lants. Jnt Berglant. an tynse te Norteke. in Gerarts ambocht .vρ. ℔. Op den diich .xxii. s. op de Stertbreke. i. ℔. 225. Screuel van Otsorne. ii. s. boeten. Jn den vier hoeuenGa naar voetnoot7). te Leyden. te Delf. te Zcye. ende te Dordrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
226. DaneilGa naar voetnoot8). de Brune Anselmi. iii. ℔. ghelts. vte der herstbede. 227. Dyderic van der Does. jn Leyderdorp. ρ. hoeue. 228. Gerard. Screuel. ρ. hoeue. ende .iiiρ. morghen. N. Clays Screuel successo dixit quod ista dimidia houaGa naar voetnoot9) tenet .xl. morghen, Et hoc in anno .xliiijo. 229. Clays Magnus soeneGa naar voetnoot10). xρ. ℔. ghelts. an herue. 230. Th. de LangeueldeGa naar voetnoot11). ix. morghen. in Nortike ambocht. 231. Hugo Walics soene. van den DunenGa naar voetnoot12). .i. ℔. ghelts. an tynse. jn Jans ambocht. 232. Gherardus Brede. x. morghen. in Alfen ambocht. 233. Jn Maselant. Gerardus (Jab) Jacobi. Scouten. xxvi. morgen. 234. Jan van der HoeueGa naar voetnoot13). xxvi. morghen. ten VeldeGa naar voetnoot14) in Maselant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
235. Jacob Florens soene. iiiρ. hoeue. iii. morghen. min. 236. Th. MoesGa naar voetnoot15). x. morghen. landes. ende eene hofstede. 237. Jn Monsterambocht. Jan Euerarts soene. ii. morghen landes. in Haetscamp ende op de Geest. inde Mudercamp. 238. Jn tambocht van Vorscoten. Hugo van de Bosche. i. pont van der bede jn Zuterwoude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 55ro.E. 239. Hugo Sybbons soene. te Nortke. i. ℔. van tyense. te Nortke. 240. Jan CloueGa naar voetnoot1). te Naeltwiich. in Florens ambochtGa naar voetnoot2). iiii. morghen. daer hi woent. 241. Jan de Duker te Waremunde. tlant te Waremunde. daer hi op. woent. van .x. ℔. 242. Willem de. CocGa naar voetnoot3). iiiρ. morghen. in Maselant bi. BorgewegheGa naar voetnoot4). jn de Liere .ii. morghen. ende .iiii. hunt. daer Jacob Scenke] wonede. met der woninghe. 243. Jan van Valkenborgh. ii. pont. ghelts. in den Wertscamp. in Valkenborgh. ambocht. 244. Th. fi. domini Theoderici. ex Broeke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
xlviii. morghen. in Monsterambocht. D. (xi. morghen in Honselerdike. die renten .iiii. hoet tarwes,) ix. morghen dar sine woninghe op staet. in die hoeve .iiii. morghen westwart, (.vi.) .iii. morghen tusken den Sloete, vii. morghen westwart, van sire woninghe inden Broke, x. morghen dar Gerart die Neve op sit. (Add. i.l. In den OdeverscampeGa naar voetnoot5) iiρ morghen sutwarts inGa naar voetnoot6) ende een halven morghen ten ende sire lane Voert .xx. morghen in Borgherdike die Didderics Ruschen ware.) 245. Te Monster Jan Hughen sone van Reven .ii. morghen biden Wilbosc. 246. In Vorscoten Peter van der Donc .vi. morghen landesGa naar voetnoot7). 247. In Hadewartswoude Conrardus filius Sculteti .viii. morghen cleilants vanden Rine ieghensGa naar voetnoot8) den veen. 248. Willem van den Gronen diicGa naar voetnoot9) .viii. morghen ane dit vorgheseide lant. 249. Gerart van BoschusenGa naar voetnoot10) .ix. hosteden. 250. Katerina et Aleydis filie Gerardi Soten .ij. pont vte den hoeflande van Pinacker. 251. Jn Vorscoten Wilhelmus filius Alardi .xiii. morghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
252. Voer Vlent ene hoeve landes in den Pole bider capelle tusken die tve GanterGa naar voetnoot11). 253. Dominus Gerardus de WaterringheGa naar voetnoot12) .iii. ℔ et .xv. s. te bottinghe. (C. in marg. Weteringhe). D. Voert te Winendael de merGa naar voetnoot13) ende een deel SegbroechsGa naar voetnoot14) alse hi zeghet, maer die grave wils hem niet bekenne. 254. Jnt ambochte van Keten Arnout Troves soneGa naar voetnoot15) .vii. morghen. 255. Willem Mighiels sone .v. morghen in Keten. 256. TrovesGa naar voetnoot16). Den BroecGa naar voetnoot17) van Bettensloete ten haluen grase. Die gruteGa naar voetnoot18) tusken Cralinghe ende die Goude bider Ysele ende dien vene, eneGa naar voetnoot19) (honot) hont lants in sire woninghe ter Nuwerkerke, an der west side. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 55vo.A. 257. Conrart Nannen soneGa naar voetnoot1) .iiii. acker lants te Voshole in des heren ambochte van Brederode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
258. Hardenbernus de Foreest, officium de ForeestGa naar voetnoot2) cum decimis et terra sua in dicto officio. 259. Haer Oytgier (fisoene) tseren Gilis sone van VorscotenGa naar voetnoot3) hevet ontvaen vanden grave dat goet van Vorscoten, dat es dat huusGa naar voetnoot4) ende dat erue daert op staet dat ziin vader vanden Grave hielt. Voert dat ambochte tote ScieGa naar voetnoot5) ende dat huusGa naar voetnoot6) ende tvelf morghen lants, dat ziin vader hielt van den grave, Voert dat ambochte van RubrokeGa naar voetnoot7), ende van Rotter-(ambochte) damGa naar voetnoot8) ter haluer Rotte, Voert dien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
thiende in Riede die ziin vader (ende hi) hielt vanden here van Thelinghe. Voert dat ambochte van SlupewiicGa naar voetnoot9). Voert dat goet (inder) ter PutkupeGa naar voetnoot10) in dat Bisscopdome. Die hoefsteden ter Schie tuschen die sluseGa naar voetnoot11) ende Jacops Kerrebakes, ende dat erue dat daer to behoert.
Q. Jtem G. Clays s. iij. morghen lands in Monster ambocht, dat beleghen heeft op die westside hi selue, op die oestside Stasse heren Jans clerke van Polanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 56ro.Q. Jnder baliuscap van Rijnland vanden mannen die haer leen ontfanghen hebben int jaer ons Heren M.ccc.xlvj. Eerst in Rijswiker broke. Dieric die Blote v morghen lands gheleghen in Rijswiker broeke vors. andie norteynde streckende in die Delf, ende dat zuudeynde in die Swette, leggende andie westside (i.l. Jan Moyart) ende andie oestside daer Jan die Meyer op woent, die minder helft es sijns wijfs lijftochte, Elsbeen. Jtem in Monster Jan vanden Camp (xvj morghen) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
xij morghen lands, (an) die beleghen heeft her Jan van Polanen an die oestside, ende an die westside tcloester van Loysduynen. Jtem in Hazertwoude Dieric van Haerlem vij morghen lands die bescheyden sijn met openen brieuen (als) van miere vrouwen vader der keyserinnen als hem Dieric vermeten heeft, ende alse ment weten wil, men ontbieden met sinen brieuen Jtem Lisebet Jans Meyers ij morghen lands die gheleghen sijn inden ambocht van Rijswijc, (W. add. s.l. durende tot haren liue), die beleghet heeft die abd van Egmonde op tsudeynde, ende op tnoerdeynde die selue abd, Hughe Egel ende Gheret Yenen zoen, ende op die oestzide Gheret Yenen zoen, ende op die westzide die Vroenewech. Jn die Liere. Jtem Florijs heren Gheret s. vj morghen lands gheleghen op die Hoghe Heymont die beleghen sijn andie nortzide her Jan van Polanen, ende an die zuutside Florijs selue, die seyt dat hi brieue heeft. Jtem Gheret Enghebrecht zoen iij morghen lands te Walinxdorp, die beleghen sijn an die westzide Dieric die Jagher ende an die oestside Symon Cokarts zoen. Jtem Gheret die Jagher vij morghen ligghende bider nortmolen in die Haghe die beleghen heeft an die oestside Ysbrand die jagher ende andie nortside die molen. R. Jtem Clays van Vorborch jn Vorborch een woninghe metten lande gheest ende v..... beleghen vanden borchgrave andie oestside, Cophoen an die westside, Jtem...... ander woninghe, hiet veren Alide woninghe, beleghen oestwart Coppeker Hoebrecht, westwart Jacob Oebrecht sijn broeder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 56vo.Q. Jtem die selue j morghen die beleghen hebben die (do) duynen ande nortside. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem die selue (Gheret) iij morghen lands die gheleghen sijn te Walinxdorp, die beleghen heeft an die westside ende an die nortside Dieric die jaghere. Jtem j. morghen ligghende ter Mere, die beleghen heeft an die oestside Allert vander Mere ende an die westside Bertelmeus vander Mere. Jtem Jan die Teye vj morghen lands ligghende opt eynde vanden Nuwenveen opten Gheere, die beleghen heeft op die nortside Clays Willen, ende Trude sijn zuster op die zuutside. non habet literas. Jtem Vrowin Gheret s.j. acker beleghen van Symon Dieric (Hille) Hillincs s. an die nortside ende zuutside non habet literas. Jtem Elsbeen Dieric Doeden dochter xj hond lands gheleghen inden ambocht vander Wateringhen die seyt dat si enen brief heeft. Jtem Gheret van Sweten heren Dierix kint van Sweten dat hi heeft, bi veren Ermgarden een huys met xxx morghen lands den huse naest gheleghen, also alse die brief hout daer dese copie of ghescreuen is die hier na volghet. W. (in marg.).... tuus est et..... ssit Henricus (?)..... eeten. Willem graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat Dieric van Sweten met onser hant ghemaect heeft joncvrou Ermegarden sinen wiue tot haerre lijftochte dat huys dat Florijs van Renneghem was, ligghende int ambocht van Zoeter woude met xxx morghen lands dien huse naest ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 57ro.leghen die Dieric voers. van ons ten rechten liene hout ende Florijs waren, voers. Jn manieren dat dit huys ende dit land voersc. comen sal na siere doet op sinen ousten zoen die hi hebben sal bi joncvrou Ermegarden voersc. diet houden zoude | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten rechten liene Ende liet hi en ghenen zoen bi joncvrou Ermegarden voers. so soud sijt houden tot haerre lijftochte jn welker lijftochte wi ghelouen joncvrou Ermegarden voernoemt te houden als wi sculdich sijn te doen na zede ende costumen van onsen landen jn orconden desen brieue bezeghelt med onsen zeghele Ghegheuen in die Haghe des woensdaghes na sente Niclays dach M.ccc.xxxix. Dar dit leen ontfaen wart dar was ouer alse ghetughe ende sgrauen manne Jonghe Jan Ghelen s. (ende) Clays Jans s. Reyner Heynen s. Jtem her (Arent) Aerst vander Horst xij ℔ s. op die Renten van (Northollant) R. Woerderland. (Jtem anno xlvj opten achten dach van junio versocht her A) Jtem Diedolf Clays s. viij morghen lands, gheleghen an die nortside Jan die clerc, ende Jan die Rem op die zuytside non habet literam.
R. Jtem joncfrouwe Willem Mabelye vten Waerde thuus jnden Waerde metter hofstede met .xlv. morghen lands naestgheleghen der hofstede ende .xxviij. morghen lands diemen hiet Lutgharden tyende, ende dat vierdendeel vanden tyende in den Waerde, ende dat vierdendeel vanden tyende tuisken den Zile ende den Vliet, ende ouer die Goude jn Zuudwijc (.ij.) xix. viertel lands ende dat vrygherecht jndat zelue. Jtem jn Leyden drie hofsteden diemen hiet Dammaes, Dirrics van Harlem, Jan Phillips sone ende Godhanne, ende enen podwijns waar die here js, ende li pondsjaers voer vten tyende tot Waddincs vene. Q. Jtem stont inden ouden register ij morghen lands in den Waelcamp ende ijρ viertel ligghende op die Doys die en heeft si niet, darom en ontfaet sise niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 57vo.Q. Jtem Ghisebrecht (Moreni) Mouwerijns s. ix morghen gheleghen tusschen Wouter Willems zoens, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende Florijs Herperen zoen, in den ambochte van Coudekere ende inden Leghen weert. Jtem Kerstijn joncvrouwe van Oestgheest v .℔ die haer die Rentmeester van Northollant wt reyken sal te twe tiden siaers, alse haer brieue houden, dats te weten te sente Jans misse inden zomer ende (wst) tonser Vrouwen lichtmesse. Jtem Ghiseken van Oestgheest vijρ morghen lands dat beleghen (heeft) is in heren Jan Persijns ambocht jn die Liere. Jtem Willem Voet jρ morghen ligghende in ambocht van Voerhout dat beleghen heeft Jan Reymborghen zoen op die oestside ende op die westside Dieric Hughen zoen. Jtem (Go) Wouter Corf xij morghen lands gheleghen int ambocht van Zoeterwoude op Zuytwout binnen desen marken Hadewi Dieric Buffels zoens wedewe ende hoir kindere met hoiren lande op die zuytside ende heren Jans land van Pollanen ende Godeuart Corfs lands vors. op die nortside. Jtem Walinch Allarts s. iij morghen lands die beleghen heeft Symon van Teylinghen op die nortside, ende Walinch selue vors. op die zuytside. Jtem Bertelmeus vander Grafte, Godeuart Symons s. Clays Godeuarts s. Gheret Bruyns s. in ghesamenderhant viijρ morghen lands inden ambochte van Zoeterwoude, dat beleghen heeft op die zuytside die vrouwe van Rodenborch, ende op die nortside Jan Dorschij. Jtem Arnd Hughen s. vρ hont lands ligghende tusschen den waterlose ende den Vliete, dar leghet Willem Spruyt an die een zide ende Machtelt sijn zuster an die ander zide. Jtem Jan Jans s.j. stic lands gheheten Lepelgars. Item Eueraet Clays s. iij morghen lands int Monster ambocht bider Zidde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 58ro.R. Jtem joncvrouwe Agniese Dirrics wijf van Raporst .xj. hond legghende vp die Heymond metter woninghe, ende .j. morghen hiete die Dijnc, jtem .vρ. morghen bi Borgherweghe als si vermoed met Dirric vander Spanje ghemiene. Z. Gerrit van Steenvoerde. Q. Jtem Gheret van Steenvoerden die woninghe tot Steynvoerden met Lvij morghen lands, ende die tiende tot Scipliede die Jans ouer Voert was, die die graue Willem heren Janne van Steenvoerden sinen vader gaf. Jtem Dieric van der Mide (x. lx) lxx morghen lands in Nuwen cope, die beleghen heeft die waterkeringhe in Arlenveen op die westside, ende op die oestside mijn here die graue van Hollant, hier of heeft Aleyt vander Mye xx morghen tot haer lijftocht. Jtem Dierc Hughen s.j. garde met haren wtlande int ambocht van Voerhout, dat beleghen heeft Willem Voet an die westside, (ende hi selue) ende op die oestside Kerstane Hobbe. Jtem Jan die smit .v. morghen lands gheleghen bi Steenvoerden an die westside, Ende an die westside van desen lande die woninghe ter Brake. S. Dit bestarf na vp Dirc den smit zinen zone ende dese js doet. Jtem Jan Willems s. Hannen ss. vanden Zande jρ morghen lands gheleghen after der papenhuse tSande. S. Jtem Gheraert vander Doe heeft ontfanghen, alzulke corentiende ende smaltiende, ende die ghifte vander kerke ter Aren, in allen maniren alst sijn vader van ons ghehouden heeft. W. Mortuus est ende de vrou van Raporst heften tiende te haren liue. Jtem Peter Willems sGronen s. in Monster vj morghen lands gheleghen in Monster ambocht die gheheten sijn Ottenland ende beleghen heeft Bouden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dierix s. op die (norsi) nortside, ende op die zuut een lant dat gheheten is die Stripe. Jtem iij morghen lands in dat selue ambocht dat beleghen heeft tkint van Wassenaer op die zuytside ende op die nortside her Jan van Polanen. Jtem Willem Otte viij garden gheleghen tusschen Ghiben camp streckende in die Swet, jtem iiij garden breet vander Swet inden Vliet, dat heeft beleghen H. Ians Dierix ss. ende G. van Vlardinghen ende Bertelmeus Otte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 58vo.Q. Jtem Dieric van Valkenburch x .℔. tsiaers die hi neemt vter hoeue van Berkenrode int ambocht van Tsgrauenzande. Jtem Gheret die Blote x. morghen lands gheleghen in Rijswiker broeke an dat noert eynde streckende in die Delf, ende andat zuyteynde in die Swette. Jtem Dieric vander Spangien iijρ morghen (s.l. luttel meer of luttel min) gheleghen te Voerborch die ghecoft worden teghen Bertelmeus Wouters s. Jtem Arnd van Voerborch sine woninghe med xx morghen lands, wtgheset datter sijn kinder wt houden, jnden eersten Arnd vanden Damme iij .℔. holl. siaers (s.l. vander westside in te nemen), Jan van Voerborch sijn soen j. .℔. holl. siaers op Willem Paedsen woninghe, jtem Jan Willem xij s. siaers. Jtem soe seyt Willem van Voerburch dat hem leet is dat Arnd van Voerborch yeman enich goed ghemaect heeft, sonder iij ℔ holl. die hi Arnd vanden Damme ghemaect heeft, want hi hoept dat hi doutste leenvolgher is, ende onverboert. Jtem Arnd van Werborch xj morghen lands, gheleghen int eyghen broec Jtem Volprecht Gheyen s. vj morghen lands gheleghen inden ambochte van Swadenbrugdam dat be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leghen heeft an die oestside Volprecht Copperts s. ende an die westside Vranke die Goede. Jtem Vranke die Goede vj morghen gheleghen int selue ambocht, die beleghen heeft an die oestside Volprecht Gheyen s., ende an die westside Reynout Smijt. Jtem Reynout Smijt vj morghen int selue ambocht, Vranke die Goede op die oestside, op die westside Allert Ghezen. Jtem Vop Jan Clinkarts s.v. garden int selue ambocht, her Dieric van Brederode opt oestside ende op die westside hi selue. Jtem Vranke Toenkens s. viij morghen int selue ambocht, op die nortside Jan mijnsheren zone ende op die zuytside Dieric Voerhouts s. Jtem Clays Hughe (also vele lands als in den jaer xlv. gout v ℔ siaers) (s l. vρ morghen ρ hont min) gheleghen te Loysduynen, dat beleghen heeft op die zuytside Colijn veren Berten s. erfnamen, ende op die nortside mijn here van Hollant R. Jtem Symon van Warmmonde jn Voerhout, wat min dan drie morghen beleghen bi Symon Naghels lande an die oestsyde. Jnt Haghe ambocht Jan Diedewar zoen, .vj. morghen beleghen bi Dirrics jaghers lande an allen ziden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 59ro.Q. Jtem inder baliuscap van Delfland. Willem vanden Zile in Maesland xviij morghen lands die beleghen sijn aen die oestside Clays Roetmule, ende an die westzide dat Jacob Hannen zoens was, ende een priester van Harlem ghecoft heeft. W. Dit heeft mijn here Cappelaken verliet ten rechten (ghe) leen, ende ghebrake sijns sonder zoen, soe soudt Beatrijs houden tot horen liue. Jtem Ogier Butzile enen tiende in Delfland also als sijn hantvest hout. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem in Ketel Ghisebrecht Heinrix s. vander Harghe xxij morghen ligghende in Spadelant metten ambocht half want die ander helft houdet tkint van Wassenaer. Jtem Dieric van Ockenberghe x morghen lands gheleghen op die Hoghe stat int ambocht van Vlardinghen. Jtem vij morghen lands in siere woninghen inden Vrieban. Jtem in Ketel Mouwerin van Stompic (xij) vj morghen lands, die beleghen heeft an die Philips Heinrix s. an die zuutside ende Willem Aelbrechts s. hadse beleghen an die nortside. (W. in marg. Mortuus est et..... Dirc van Stumpijc. Dirc van Stompijc.) Jtem vj morghen in bi Gheret Symons s. an die zuutside. Jtem Arnd vander Hoeue xxviij morghen lands in Maesland op die hoeue, die beleghen heeft die Commelduyr vanden Hofdike an die nortside ende an die zuytside. Jtem Badeloghe Clays Adaem zoens wijf v. morghen lands, die gheleghen in heren Jans ambocht vander Wateringhen te Vlerdinghen, ende gheheten is Jans camp, dien beleghen heeft op die nortside Arnd Sisere, ende op die zuutside Han Euegheer met tween hofsteden ende dike die dar toe hoeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 59vo.Q. Jtem Clays Heynen s.v. morghen lands gheleghen te Clattenborch op die westside, dat beleghen heeft Proest van Koninxvelt op die westside, ende op die oestside die wech die die scepen bescouwen. Jtem Heinric heren Dierix s.v. morghen lands gheleghen int Nuweland bi Schyedam beyde die eynden streckende an den dike, die beleghet heeft an beyden ziden Willem Callen s. ende Clays Scheynart. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Jtem Florijs die Houtman iiij morghen lands gheleghen in Blomendale, dar leecht an die zuytside Dieric Florijs s. ende an die nortside Willem Heynen s.) Non vacat. Jtem Mouwerijn Dierix s. xvj morghen in Borgherdike, (ende x morghen in Borgherdike aen j. ander stuc,) dar leecht op die oestside aen die xvj morghen Jans woninghe vanden Hofdike, op die westside G. Hannen s. woninghe, (an die tien morghen leecht op die westside veren Rissenc Heynen woninghe, op die oestside Willem vanden Hofdike.) W. Mortuus et emit Dirc van Stompijc xvj morghen. Jtem die selue een smaltiende in Maesland zuytwaert vander kerke ligghende. Jtem Hazeken G. Awijns dochter xiiij hont lands in Wateringher ambocht an Dieric Vastraerts lane an die oestside, an die westside die van Wateringhen (ende). Jtem Peter vander Werue lxxij morghen lands, dat heeft beleghen an die westside G. van Vlardinghen, op die oestside Jacob Hoen. Jtem tvehondert grote in die tiende te Bodegrauen. Jtem Willem vander Spoyde j. viertel lands die beleghen heeft Arnt die Witte an beyden siden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 60ro.Q. Jtem (Jan vanden Werue) (S. i.l. Hubrecht Ians s. vanden Werue, anno xlviij.) tgoet dat ten Werue med twe woninghen, ende thuys ter Loe, ende met al den landsaten die op die werf hure sitten. Item die tiende wt Reynsburch. Item een ambocht tot Waddinsuene med enen tiendeken. Item xxj morghen in Maeslander ambocht. Conegont Heinrix wijf vander Woert Wouters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dochter vander Woert viij ρ morghen lands ligghende bi Papswoude. Hughe Gherets s. (W. s.l. mortuus) vj morghen lands ligghende in heren Jans ambocht vander Wateringhe, an die nortside (Ale) Achte Rampen ende haer kinder an die zuytside Jutte Iacop Nannens soens wijf. (Jtem Screuel Clays s. iiij morghen in heren Jans ambocht vander Wateringhe, dat heeft beleghen op die zuytside Rissenc Roelkijns, an die nortside Lisebet Clays dochter. W. Mortuus est et successit (Claes) (s.l. Hughe) Screuels z. anno 1363 feria secunda post pentecosten. X. Dit goet is vercoft ten eyghen. Jtem Clays Jans Visschers s. vj morghen in die Borgsate, dat heet beleghen an die oestside her Willem Olman, an die westside Kerstant vanden Berghe. Jtem Clays van (Rughen) (s.l. Ruven) c ℔ (sjaers) siaers op een stic lands. Jtem Hughe Jans s. viij garden breet bi oesten der kercke wtgaende toten vene, jtem bi westen der kerke viijρ s. tsiaers. Jtem Jan Florijs Jans ss. v morghen lands, tot twe steden, ijρ morghen voerden Ghawech, ende die ander ijρ morghen bider kerke in half hoeue.
S. Item Huge Ians s. heeft ontfaen op sente Odulfs dach, int jaer xlviij iij. morghen luttel meer of luttel, die waren Willem Nagel Ysbrands Cox s. die hi minen here op draghen te rechten liene inden ambocht van Voerhoute, hier ouer waren her Gheret van Heemstede ende her G. vander Maelstede die beleghen sijn T. an enen stic haer Jan van der Wateringhe vp die oestside ende an die westside Jan Keremare, Ende an den anderen canp Jan van Brabant an die oestside, Ende an die westside Hughe Gheret Kijmmen s. Jtem En stucke lants vp die Gheist dat beleghen heift op die oestside Ermegaerd Volprechts dochter, vp die westside Claes Bruene, noch een stic dat beleghen heift Dieric Ymmen s. vp die oestside, ende vp die westside Willem Vaic Jan Naghels s. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 60vo.Y. Ysbrant Ghijsbrechts z. leen. S. Jtem Ysbrand Ghisebrecht s. heeft ontfaen vanden hertoghe xxjρ morghen lants, gheleghen inden ambochte van Spadelant. Jtem (ten am) dambocht van Spadelant ghemeen metten kinde van Wassenaer. Y. Jacob Mouwerijns z. leen. S. Jtem Jacob Mouwerijns s.x. morghen lands liggende in Borgherdike, beleghen an die westside med veren Rissenc Heynen woninghe, ende op die oestside Willem vanden Hofdike. Y. Pieter Walichs leen. T. Pieter Walichs zoen in Zoeterwoude heift Ontfanghen van minen here den hertoghe iij. morghen lants, Ende heift beleghen aen die Nortside, Symon van Theylinghe, Ende aen die zuutside sijn moeder ende hi zelue met eyghen lande, Ende hier ouer waren, die here vander Lecke, haer Dieric van Raporst, Jan Symons s., ende Wouter Corf, mijns heren Mannen, Dat was ghedaen jn den Haghe des vridaghes na sente Katerinen daghe jnt jaer xlviij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 61ro.Q. Jnde baliuscap van Schyeland. Hughe Dierix s. (een) dat ambocht van Rubroec. Jtem xvj morghen lands gheleghen int ambocht van Rot. Airnt Vranken z. leen. Jtem in dat selue ambocht Arnd Vranken zoen vj morghen gheleghen bi Hughe Dierix zoens land voers. Erkenraet Engbrecht Phillips zoens dochter leen. Jtem Arkenraet Enghebrecht Philips dochter was Boudens wijf vanden Velde vj morghen int ambocht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Schye ligghende, ten rechten erfleen als die brief hout dar die copie hier ghescreuen staet. Engbrecht Philips z. leen. Wi Willem graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat wi ghegheuen hebben ende gheuen Enghebrecht Philips zoen van ons te houden te leen zes morghen lands jn zulker manieren dat niet versteruen mach binnen afterzusterkint dat van Enghebrechts liue coemt maer van desen voersproken goede zal Erkenraet Enghebrechts dochter (was) wesen die eerste leenvolgher also verre alse si leuet, ende waer dat haers ghebroke so soud eruen als hier voerscreuen is Die gheleghen sijn int ambacht van Schye dar die vierdalf morghen van desen voersprokene lande ligghen ghemeen metten Heylighen Gheest ende met Woutre den Witten die ons aen quam van heren Hughen van Hekelinghe als van boeten, ende die derdalf morghen die sijn gheleghen inden Gheer tusschen Janne vander Nesse ende Kerstant kinder van Raephorst Jn orconden desen brieue bezeghelt met onzen zeghele, ghegheuen inden Haghe des maendaghes opten derden dach van meye int jaer ons Heren M.ccc.xxij. Dirc vander Spangen leen. S. Jtem Dieric vander Spangien vij morghen lands gheleghen int Schyeambocht op tRintvene. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 61vo.Y. Jacob Symons z. leen. Q. Jtem Jacob Symon s. jρ viertel lands int ambocht van Capelle op die Ysel, dar leghet op die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oestside D. van Velthusen, op die westside Mathijs Dierix s., vtegaende (toter) vander Ysel toter Meer toe, S. ende al die boten van ij s. die verschinen inden hof tot Schye die sijn Jacob vorsc. Y. Willem Jans z. leen. Jtem W. Jans s. in die Nuwekerc iiij viertel lands, dar leghet an die oestside Willem Symons s. op die westside dat kerclant wt gaende vander Ysel in tscheydinghen van Zeuenhusen. Pieter Kerstinen z. leen. Jtem Willem graue van Heynnegouwen van Holland van Zeland ende here van Vriesland maken cont allen luden dat Jan Stugghe die helfte vander Zidewinde tusschen Delf enter Schie ligghende int ambocht van Schye die hi van ons in erflene te houden plach quite ghescouden heeft tote Peter Kerstinen zoens behoef, welc halue Zidewinde voers. wi desen vors. Peter ende sinen nacomelinghen van ons ende van onsen nacomelinghen binnen achterzusterkinde niet te versteruen verlient hebben Ende waer dat zake dat die vanden Zeuenambochten deser haluer Zidewinde te doen hadden tot eenre waterkeringhe, so willen swi dat sise orbaren dar toe, ende die bate ende die vrome die van deser vors. haluer Zidewinde coemt sal Peter ende sine nacomelinghe vors. hebben Ende dese halue Zidewinde vorsc. ghelouen wi Peter vors. ende sinen nacomelinghen te waren Ghegheuen in die Haghe opten derden dach van merte int jaer ons Heren M.ccc.xxxviij. Dirc Wouters z. leen. Dieric Wouter s. iiij morghen lands te Keten, Jan dMunic op die oestside, op die westside Jan Alide s. (Item Arnoud) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 62ro.Y. Airnt Egbrechts zoen leen. Q. Jtem Jan Arnd (W. s.l. jof Aernd Egbrechts zone hertoghe Albrechten man) v. morghen lands inden Broeke dar leghet an die oestside Danel van Mattenesse, an die westside Robbrecht Willem Zaleghen s. Symon Loyf leen. Jtem Symon Loyf ij woninghen in Voerborch, dar leghet op die oestside Jacob Hazen, an die westside Jan vanden Werue. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 62vo.R. Jn Rijnland. Harper (W. s.l. van Fereest) R. ontfanghen te rechte lien, officium de Middelborch cum ccc. iugeribus terre ibidem Jtem jn Caudekerke idem Harparus. xiiij. hieten die Bate beleghen oestwaert Dirric van Foreest sijn broeder, ende Jans sijns vader waren jn sijn live, feria quarta post circumscisionem anno natiuitatis xlvij.
Q. (Jtem Jan Willem Ysbrand ss. xvij. morghen op Bluven, dat heeft beleghen) (Jtem Jan Willem Ysebrand s. in Babbartspolre vi. morghen jp hont min) (Jtem die selue in Rijswijc (vj.) iij p morghen (j. hont min), dat heeft beleghen op die oestzide her Jan van Heynnegouwen ende op westside, Dierix sBloten kindere) (Jtem die selue xiiij. hont) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 63ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j. huys ende ij morghen lands gheleghen inden Hem, an die (een side) westside Zinart Rissen ende op die oestside (Han) Han Ouekens zoens kint. U. Hij heeft dit voirghenoemt (ontfaen) ghoet ontfan, als voocht van sinen wiue erffelic als die brief hout (die) daer die copye hier na of ghescreuen staet. Wj Willem graue van Henegouwen van Holland van Zeeland ende here van Vriesland Maken cond allen luden, dat Symoen Voppen s. bi ons gheweest heeft tote Keynout ende ons op ghedraghen, Een huus ende tuee morghen lands, legghende binnen den ban van Heem, Zindert Rissen s. vp die westsyde, ende Hanne Oeuekens sones kindir vp die oestzide. Wilc huus ende land voirscreuen wi Symoenne voirs. virlyen van ons ende van onsen nacomelijngghen, hem ende sijn nacomelijngghen te houden te leene binnen aftirsustir kint niet te virsteruen dat van wijttachtich bedde ghecomen si ist wijf of man, Ende hier ouer waren onse trouwe manne, here Willem van Duuenuoirde here van Oysterhoud ende Ian van Sasnem onse knape. Jn orconde dese brieue bezeghelt med onsen zeghel, ghegheuen te Keynot tsaterdaghes na sente Odulfs dach, Jnt iaer ons Heren M.ccc. ses ende dertich. V. Jtem heift Yue Jonghe Harken zoen versocht alse van Symon sijns soens weghen alse mombaer alsulc leen alse hi hout van minen here den hertoghe, dat sijn wijf plach te houden alse hier voer ghescreuen staet, ende gheleghen es in Hem, ende beleghen heift Zynart Rissen zoen an die westside, Ende Han Oeueken soens kint an die Westside. Hier ouer was haer Jan die Moelnaer, Ende Hughe van den Woude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 64vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(iiijρ houe) iiij halue hoeuen ende j. veertel, die beleghen heeft mijn here van der Lecke op die zuutside, ende op norteynde hi selue, dicit se habere literas. (Jtem Egbrecht die Riede iij garden die beleghen heeft Peter die Riede sijn broeder op die nortside, ende Margriete sijn moeder op die zuutside.) Non vacat. Jtem Jonghe Jan Ghelen s. een stic lands dat gheheeten is die Bilte, dat beleghen heeft op die nortside sgrauen heertstrate, ende op die zuytside (Tielman) Dieric Tielman. W. Dit is Heynric sinen soen verliet in allen schine alst hijt helt. Jtem Doue Willem Douen zoen in Akersloet, huys ende werf binnen der graft dat beleghen heeft an die nortside Tibaut veren Claren sone ende aen die westside hi selue, testimonio duorum (ost) hominum ostendidit feodum esse hereditarium. Jtem Egbrecht die Riede. Jtem Ysbrand Symons s. van Tetrode iij morghen lands gheleghen bi Herlammerwech op die nortside, ende an die zuytside hi selue. Jtem Reyner Heynen s. viij garden lands binnen den ambocht van Aelsmaer gheleghen op beyden siden Aelbrecht Doedijns kinder, zuyden ende noerden. Jtem Clays Bol, een tiendeken gheleghen tot Aelbrechtsberghe dar mijn here van Holland ende die here van Brederode die helft of hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 66vo.Q. Reyner Gheret s. viij. (morg) made gheleghen tAkersloet Willem van Ripe an die nortside, ende an die zuytside Willem Yenen. Jtem Wouter die scriuer een weer lands in Houteric hout xxiiij made, ende heeft beleghen op die westside Gheret die Grone, ende op die oestside Clays Mabelien soen. Jtem een ander weer hout xxij made beligghende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op die westside Coppart Teden sone ende op die oestside Clays Gheertruden sone streckende beyde gader vander Meer in dat Ye. Jtem H. Peter s. in Akersloet j. huys ende j. hof, ende die heemwerf, ende een acker lands voer die doere, beleghen aen beyden ziden med sijns selues lande. Jtem Willem die Cuser j. woninghe te Scoten ende xvj morghen lands die dar toe horen. U. Jtem, Coppijn Damme, heeft ontfaen iiij. ℔ siaers die gheleghen sien bi dir huuswaerde op gheen side den ouden Ouirdamme, also als Bertoud vir (Hasekijn) Aechten s. hadde die sijn oude vadir was die him mijn oude here ghaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 67ro.Q. Jtem H. Peter s. van Akersloete xij madde made.
Jtem in Castrickem Symon Parydaen een werue lands ligghende voer sine doere, heyt Hughe Tarninx hofstede. Jtem in Castrickem G. Dierix s. twee gherse lands opt Langhe velt ende jρc lands die hem op quamen van Loeuen sijns broeder doet alse dese brief hout dar die copie of ghescreuen stat. Jc Jan van Berghen make cont ende kenlije alle die desen brief sien zullen of horen lesen dat G. Dierix s. veren Haduen zoen ontfaen (heeft) heeft van mi ende hout te liene twe gherse op Langhe velt ende jρc lands die hem op quamen van Loeuen sijns broeder doet niet te versteruen binnen afterzusterkint alse dat van sinen liue quame, ende sonder heerwade, Jn orconde deser lettere bezeghelt van minen zeghele jnt jaer ons Heren M.ccc.xviij, des woensdaghes (na vor na) voer Kerstdach. Jtem Dieric Clays s. xij deymt lands, ligghende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot Osdorp, die gheleghen sijn in eerre meenten, Jtem ij deymten in Waterland. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 67vo.Q. Jtem G. die Beseghe j .℔. siaers vter herfsbede tot Assendelf ten rechten lien, habet literam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 68ro.Q. Jtem een halue hoeue lands inden lande van Montforde die den here aen comen is van G. Spierings doede die gheleghen is int Bloelant op Cortbloclant, daer gheleghen is op die oestside Philips Ian Spierings broeder. Z. Hier na te volgen 75. (76. 77.) recto et cet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 68vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten rechten leen. (Add. Dit is Mathijs ten eyghen ghegheuen te vercopen.) Jtem Dieric Wouter ixρ morghen lands die heeft beleghen Ian van Zile op die nortside, ende op zuytside Katerine (Dirc) Dierix dochter vors. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 69vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 75vo.Q. Jn Amsterland. Z. Claes Nannincx s. Jtem Clays Nanninx s. ix dach maet lands of daer omtrent gheleghen tot Eembrugghe, roerende vandenlande van Aemstel, tot allen recht etc. habet literam. Ghijsbrecht van Minden. Jtem Ghisebrecht van Minden iiij morghen lands, in Loenrekerspel ter Anster die gheheyten sijn die Kijfcampe. Jacob Willem Meynaerts z. Jacob Willem Meynarts s. ende Willem sijn broeder ixρ morghen ende ij. hont lants opt Goutoeuer dar ligghen an die zuytside die heren van sente Katherinen an die nortside Clays veren Gheermonden s. Jan Dirck Boys s. Jtem Jan Dieric Boys s. ij morghen lands te Minden in heren Ghisebrechts gherichte van Langherake, dar leyt an die zuytside Symon van Teylinghen, an die nortside her Amelijs van Minden. Ghijsbrecht Cloetinc. Jtem Ghisebrecht Cloetinc. j. acker lands dar leghet op die ostside her Amelijs van Minden. Loeff van Ruwele. Jtem Loef van Ruwele, xx morghen lands bi Loenen te Wiele, dar leghet an die zuytside Jan Volken s. an die nortside Arnd vander Anster jtem j. gherichte ende j. tiende op die Laghe hare, in die Zidewinde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reynier Gerrit Florisz. Jtem Reyner Gheret Florijs ss. ij. acker lands an Dorscher vene, dat beleghen heeft an die nortside die here van Abcoude. Jtem meester Dieric Goudnaghel j. acker lands, dar leghet an die zuytside Clays Grieten s. op Crankenvene. Vide hier voren gebonden fol. 87. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 76-82 desunt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 87vo.G. 261. De bonis domini de Thelinghe .iij. iugera terre et dimidium iacentis apud SuansvordeGa naar voetnoot1), soluentiaGa naar voetnoot2) .xxv. s. annuatim Florentius de VorebrokeGa naar voetnoot3) possidet dictam terram. 262. Jtem (Nicholaus) Jacobus de SeuenhusenGa naar voetnoot4) .iiij. ℔ redditus tenet a domino comite ex parte domini de Thelinge cuiusmodi hereditas iacet et sita est iuxta antiquum Renum, et est vicina terre Gherlandi de RenoGa naar voetnoot5), et est duariaGa naar voetnoot6) uxoris sue. Jtem decimas dicte terre et terre Gherlandi predicti et totius terre Antiqui ReniGa naar voetnoot7) tenet jdem Jacobus de Seuenhusen a dicto domino comite ratione successionis domini | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Thelinghen, quas etiam uxor sua tenet pro duaria sua. 263. Elyas vter LireGa naar voetnoot8) die thiende vter Lire groet ende cleine die elf daer afGa naar voetnoot9), ende die coren thiendeGa naar voetnoot10) the CoudekerkeGa naar voetnoot11) teghens .x. ℔. ghels. 264. Willem van OestgheestGa naar voetnoot12) heuet ont vaen thallen rechte al selke ghoet alse siin vader hielt in Risewiker broecGa naar voetnoot13). Ende .vi. pont ghelts van thinse te Verhoute. 265. Didderic haren Symons soneGa naar voetnoot14) heuet ont vaen thallen rechte die thiende van Rysewiker broec in diere manire alse siin vader hielt. 266. DitGa naar voetnoot15) helt die here van BrederodeGa naar voetnoot16) te lene vanden here van Thelinghen. Dat goet dat int OgheGa naar voetnoot17) leghet, ende dat goet te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ScotenGa naar voetnoot18), ende dat recht dat daer tho behoert, ende .x. ℔. jaerlics toter Are, ende .v. ℔. jaerlics thoet Arlenderuene in die bede. Ende Oude VosholeGa naar voetnoot19), ende die WiicGa naar voetnoot20), ende Scrauen broecGa naar voetnoot21). 267. Theodericus de AlcmadeGa naar voetnoot22) tenuit jure feodi dimidiam partem decime annone et dimidiam partem decime minute que dicitur smaltinde inter Marnedijc et HoldesclageGa naar voetnoot23) a domino de Thelinghen et hoc ius feodale mouetur a comite. 268. Theodericus de WerueGa naar voetnoot24) medieta- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tem decime de Rysewiic ex parte domini de Thelinghen. 269. Wilhelmus filius TheodericiGa naar voetnoot25) terciam partem decime de Hemestede ex parte predicta. Z. Engelbrecht Persijn. 270. Enghelbrecht Persin .xxxviii. pont. des ghelts dat in Waterlant gaet, dat derdendele van allen der corenthiende van ScotenGa naar voetnoot26) tusscen dat vit ende des Vlielandes, ende dat vit ende vanden Cornen vene the Haerlem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 88ro.G. 271. Gilis van WendelnesseGa naar voetnoot1) die heuet ont vaen, die helft vander visscerrie tusscen Waelsmonde ende GhalchordeGa naar voetnoot2). Maer .iij. pont sal hi alle jare thevoren nemen vt alle die visscerrie ende die .iii. pont hout hi oec vanden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
graue, dit was te voren siin leen vande here van Telinghe. 272. Didderic van HoyledeGa naar voetnoot3) heuet ontvaen .xv. marghen lants op die Hernesse, daer Didderic op sit vander KerkenGa naar voetnoot4) in erfhure, omme .iiij. pont ende enen vierdel botter ende .vi. honre, jaerlichs, ende daer es dese Didderic van Hoylede self rechtere, dit hilt hi vanden here van Telinghen. 273. Haer Aper van SuindrechtGa naar voetnoot5) heuet ont vaen in Niwe RyedeGa naar voetnoot6) daer Berendrecht sceidet die thiende beide groete ende clene, die plach hi te houdene vanden here van Telynghen dese thiende hout tusscen dertine ende viertine hoeuen, daer dese tiende af gaet, so heef hi die helf vander smaelre tienden van al Rieder ambochte, sonder aleen die thiendeGa naar voetnoot7) die Didderic van Alcmade hadde, in dien ambochte. 274. Hughe van AlfenGa naar voetnoot8) heuet ont vaen die thiende die leghet in den Poeldijc jeghens dat weder deel vander thiende Didderics van Alfen, voert in Alfer horneGa naar voetnoot9) die helft vander thiende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jeghens Didderic van Alfen vandes heren haluen van Thelinghen. (Wilhelmus Naghel aud) 275. Willem NaghelGa naar voetnoot10) ende Ysebrant met ghesamenderhant. .v. marghen lants in die CrofteGa naar voetnoot11), van des heren haluen van Thelinghen. 276. Matheus filius Theoderici Bort mansionem suam apud DaerrodeGa naar voetnoot12) cum terra jacente iuxta eandem mansionem ex parte domini de Thelinghen. 277. Symon et Theodericus fratres filii Haghens de ScotenGa naar voetnoot13) tenuerunt a Wilhelmo de Thelinghen .x. librarum redditus annuatim in mansione sua. 278. Lyse Spikers (add. s.l. van Leyden) heuet ont vaen dat (virdele) virendele op dat Tornoesvelt te Katwijc, dat hoer duwari es ofte lijftochte, dat si hielt vanden here van Telinghen. 279. Thomas filius Kybben, annuatim .x. s. in decimis apud Langhenvelde ex parte domini de Telinghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
280. Hugo dictus de CampeGa naar voetnoot14) .ii. ℔ cum dimidia annuatim, de terra jacente post mansionem suam que dicitur OudenborchGa naar voetnoot15) made ex parte domini de Telinghen. 281. Johannes dictus ButzeelGa naar voetnoot16) mansionem cum xii iugeribus vel xiiij. iuxta dammumGa naar voetnoot17) de Nordike versus orientem valent .xlv s. annuatim. 282. Symon NaghelGa naar voetnoot18) ibi iuxta iugera valentia xxx s. annuatim. 283. Gerardus ConrardiGa naar voetnoot19) .ii. iugera cum mansione sua ibi prope. 284. Arnoldus Ghibonis xiii s. et iiij. den. ex tributo de Voerhoute. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 88vo.G. 285. Gerardus de HonteGa naar voetnoot1) decimas minutas parochie de HaerlemGa naar voetnoot2) (valentes lv s. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cum vno agro) (add. s.l. et paruas decimas frugum) cum vno agro terre valentes lv. s. 286. Johannes de VrbeGa naar voetnoot3) medietatem decimarum in terra harenosa in Rysewiic, jnde habet uxor dicti Johannis medietatem pro duario. Alteram medietatem habet uxor Symonis filij suj etiam pro duario, quas duas medietates dominus ipsis concesserat. Adhuc viuens. 287. Hubertus de WerueGa naar voetnoot4), decimas in GheesterwertGa naar voetnoot5) decimas maiores et minores. 288. Wilhelmus filius BadeloghenGa naar voetnoot6) .ii. ℔ annuatim ex precaria de Scorle, jtem terciam partem decimarum lini in ScotenGa naar voetnoot7) et Alebrechsberghe. 289. Johannes de WerueGa naar voetnoot4) medietatem decime de KercwerueGa naar voetnoot8) valentis annuatim .iij.Ga naar voetnoot9) ℔ vel circiter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
290. Jtem Wilhelmus et Th. VastradiGa naar voetnoot10) manu coniuncti, decimas de Noua ecclesiaGa naar voetnoot11) apud Haerlem, terciam partem jdem scilicet, alias duas partes habet Wilhelmus de RoelantGa naar voetnoot12) nescitur (s.l. nesciunt) a quo illas partes teneat. 291. Symon van BenthemGa naar voetnoot13) houdet die maet thiende ende die hoecthiende van RysewiicGa naar voetnoot14), vanden graue vandes heren haluen van Thelynghe. C. 292. Gerardus de OesghestGa naar voetnoot15) decimas frugum in Oesghesterbroec. G. 293. Willem die CocGa naar voetnoot16) hielt van Willem van Thelinghen xl. den. iaerlichs van tinse. 294. Didderic Willem Bardemakers broder van Haerlem .x. s. iaerlichs te Brederode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
295. Hugo de HunswikeGa naar voetnoot17) .v. ℔. annuatim ex decimis de Riderambochte. 296. Rassewint van Berghen hout .x. s. in renten iaerlichs vander tholne vanden soute ende van huuspenninghe. 297. The Brederode Wouter vander Hoerst .j. ℔ jaerlichs (vten) in den Sutbroke. 298. Didderic Clais WittenGa naar voetnoot18) sone .v. s. jaerlichs aldaer in LancwinkelGa naar voetnoot19). 299. Jan van CoudenhoueGa naar voetnoot20) die hielt vanden here van Thelinghen enen tiinde in Maselant bede groet ende clene die Elbots tiinde heit tusscen zes ponts ghelts ende ene. 300. Jan vanden DorpeGa naar voetnoot21) heuet ont vaen .xxx. morghen lants die heiten MadewerdeGa naar voetnoot22), ende leghetGa naar voetnoot23) in Jans ambochte ten Dorpe tusscen (Lichts) Lichtevoets vaertGa naar voetnoot24) ende TanthoeftGa naar voetnoot25). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
301. Hughe haren Snellen soneGa naar voetnoot26) houdet enen hoet ghersten die leght in Arnelder veneGa naar voetnoot27). 302. Florentius frater domini de TelyngheGa naar voetnoot28) .xl. s. de precaria hyemali apud Voerhout. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 89ro.G. 303. Gerart NaghelGa naar voetnoot1) te Voerhoute die woninghe daer hi in wonet ende die CroftGa naar voetnoot2) daer hi oec in wonet ende enen camp die leghet benorden sire woninghen, ditGa naar voetnoot3) hevet hi ontfaen van des heren weghen van Thelinghe. 304. Voer Aleyt van VoreborchGa naar voetnoot4) ende Florens van VorenbrokeGa naar voetnoot5), vierde half morghen lants die licghen op die sutside te Groete velt. 305. Janne des heren sone van ThelinghenGa naar voetnoot6) den thiendeGa naar voetnoot7) alf van Wermonde vt gheset des papen dele. Voert vter visscerie van Wermonde zeven en tuentich pont jaerlikes. Voert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alselke vorwaerden alse ghemaket was tusscen den Grave van Hollant ende den here van Thelinghe alse vanden visscen te copene toet des heren eten van Telinghen. Voert den thiende van Coudekerke die die vrouwe cofte van Thelinghe jeghens Ever van LysseGa naar voetnoot8). Voert viif hoet (thienden) rocghen vt den thiende van Hadewertswoude. Voert dat lant dat leghet te BoschusenGa naar voetnoot9) daer die (schoen) steenhouen op staet, dat rent tuelf pont jaerlikes. Voert den tins van Waremonde. 306. Haer Florens vander TolneGa naar voetnoot10) derde half hoet haveren vter thiende van Rysewiic. 307. Otto van HonswikeGa naar voetnoot11), viif pont ghels iaerlikes vander thiende in Riderwert die des heren was van Thelynghe. 308. Jan haren Apers soneGa naar voetnoot12) .iii. morghen lants in tseren Hienlande. 309. Haer Corstans van RaephorstGa naar voetnoot13) houdet hondert morghen ende tve hont op dat Slike in Monster ambochte ende in Naeldewiker ambochte, dat hi hilt vanden here van Thelinghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
310. Jan NaghelGa naar voetnoot14), viiftehalf morghen lants, des leghet .i. morghen tusscen Vloedorp ende Anghenvort, ende vierdehalf morghenGa naar voetnoot15) voer Ians huus vten Houte, ende een stal huus van drien valken ende ene halve moelen. W. Gheret van VelzenGa naar voetnoot16) iijρ. ℔ ghelts an erue te Velsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 89vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
313. Henric van Vtwike die es miins heren man worden van sire hoestede ende sire husinghe daer hi op wonet ende van enen campe die after ziin huus leghet. 314. Didderic van Vtwike, die es oec miins heren man worden, ende heft hem op ghegheven sine ghesate ende sine husinghe, ende vier morghen lants gheleghen te HonsewikeGa naar voetnoot3). W. Dit quam na vp Ghodeuart sinen zone, van dien vp Tieleman Godeuarts broeder, (nu he) (van dien vp Tieleman sinen broeder), van Tieleman, vp Beatrijs zijnre dochter, die ontfengt jnden Haghe jn die Assencionis anno lxvj, ende dese joncvrou heet Beatrijs van Hontswijc, ende Vastraet van Ghiesen Jans zone dede manscap voer joncvrou Beatrijs. 315. Haer Hartbernen van Vtwike die es miins heren man van ere hoeven lants die heitet Coppelhoeve ende leghet inden SpikeGa naar voetnoot4), in des heren lande van Altena.
316. Petrus filius Waligi de Rewike, sex iugera terre jacentia apud Alfen contigua terre Hugonis Sculteti. 317. Janne die Molnare vt GrauelantGa naar voetnoot5) es miins heren man van .xxii. morghen lants ligghende west waerts van sinen huus toter kerke waert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
318. Walwin haren Didderics soneGa naar voetnoot6) hevet ont faen dat ambochte van Snedelwike ende den thiinde, voert in Boescoep dien thiende. Vort in Alferhorne dien thiende, voert ene thiinde in Maselant, half den tiins van Lisse, ende een paer svanen. 319. (Dit es Gerarts leen van Velsen dat hi hilt vanden heren van Thelinghen derde half pont ghelts aen erue te Velsen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 90vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of namaels wesen sal. Ende onbieden onsen rentmeester voirseyd dat hi joncfrou Yden voirscreuen alle jare te Kersauond vyt reke ende betale die iij ℔ holl. tsiaers voirnoemd sonder enich ghebod meer van ons dair of te hebben ende van also vele sullen wi hem alle jare quiten in siere eerster rekeninghen. Jn oirconde desen brieue bezeghelt med onsen zeghele, ghegheuen jn die Haghe des woensdaghes na onser Vrouwen dach jn september jnt jaer ons Heren m.ccc. seuen ende dertich.
Per dominum et per consilium S. Fl. M. Z. Ghijsbrecht Sweijme. M. Willaem graue etc. Maken cont allen luden dat wi die woninghe ende dat land dat Florijs van den Werue van ons helt dat gheleghen es te Rijswijc tuischen Pieters land vanden Vene op die west zide dat hi cochte jeghens Hughe Dammaes zoen, ende op die oest zide Beatrijs lande Florens dochter ende vanden Werue dat zij hout van Willem horen broeder, streckende nordwarts ouer den Breden wech an Ghisebrechts lande heren Enghebrechts soens, ende zuidwart an die waterlose, wes land dat hier binnen leghet es viertien morghen luttel mijn of meer dat omme xij pond verhuyert was, ende Amelijs vten Waerde, jeghens ons cochte ende ons wel betaelt heeft, ende voert vercocht heeft, Ghisebrecht Sweinen, ende dese voer ghenoemde Amelijs, heeft ons dat voer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
seyde lande op ghedraghen ende wi hebbent desen voerseyden Ghisebrecht Sweinen verliet van ons te houdene ten rechten erfliene, ende omme dat wi willen dat dit vaste ende ghestade werde ghehouden, van ons ende van den ghenen die na ons comen so hebben wi desen brief bezeghelt met onsen zeghele, Ghegheuen jnt jaer ons Heren des saterdaghes voer sente Katerinen daghe alsmen scriuet tertien hondert ende neghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 94 et 95 desunt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem Tideman Auen s. van Muden iij morghen lands after die kerke te Wespe op die westerside ende vj morghen op die oesterside vander Vecht in Wesperkerspel. Jtem Arnt Daniel sone ij morghen tAbcoude bider Cleuerlant. Jacob Heyne (Sofie) Cocs sone .j. tiendeken tot Sparendam dar mijn here die twedeel of heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 96vo.Q. Jtem Ghisebrecht Egbrechts s. viij morghen ende iiij acker, dar die viij morghen ligghen bider kerke ter Ouder aemstel in Ghisebrechts gheseet vors., ende die iiij acker in Douendrecht, dar leecht op die nortside Verdu Gheret Muyls wijf, ende op die zuytside Arnd Clemensen zoen. Jtem Otte Ghisebrecht s.j. hoeue laghelands te Minden in heren Ghisebrechts gherechte van Langherake, dar leghet an die zuytside her Ghisebrecht van Lonslote op die nortside Jacob Akerman. Egbrecht Ymmen s.j. stic lands heet Aelmans acker, dar leghet an die oestside, Ghisebrecht Egbrechts s. an die westside die Aemstel. Dieric Splinter (v)iiij morghen in heren Ghisebrechts gherichte van Langherake dar leghet an die zuytside die proefstye van sente Peters, an die nortside, Willem Reynarts s. jtem iij morghen lands ligghende in die proefstye van sente Peter. Jan Egbrechts s. viij morghen ligghende in Amsterland, dar leghet an die zuytside (Ruyssche) Hittert Salen s. an die nortside Tyman ver Lisen s. Symon vander Borch van Zuderwoude iiij morghen lands after die kerke te Loen, gheheten die Cortemade, die beleghen hebben al om ende tom Hughen kinder van Loenreslote. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dieric Jans s. j acker lands op tAnkenvene in sheren gherichte van Abcoude, Herman Crieke an die zuytside, an die nortside Peter Vort an die zuytside. Clays Scherpinx s.x. ℔. siaers gheleghen op Werderbroec. Jonghe Splinter vanden Enghe x. morghen ligghende op Broeken vene, dat beleghen hebben die heren van sente Peters al om. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 97ro.Q. Jtem Willem Otten zone x morghen lands bider Wauer gheleghen. Jtem viij morghen tot Abcoude. Jtem idem xx morghen ten Vechten. Jtem Otte Egbrechts zone vander Ouder amstel c morghen lands ter Ouder amstel, (an die) gheleghen aen Oude Peters land. Jtem Willem die Kuser vij morghen lands ter Ouder amstel. Jtem die selue Willem die tiende van Wauervene, smaltiende ende corentiende Jtem H. Coc ij morghen lands ouer Loen in Smaelland, dar leghet op die zuytside G. die Roede, op die nortside Ghisebrecht Hughen zone. Jtem Jan Coenen zoen ijρ morghen lands, dar leghet ane beyden ziden Eueraet Lisen sone. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 97vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een hofstede in Horne dat beleghen heeft an die zuytside Clays Jan Roeden s. ende an die nortside Amelgheers erfnamen. Jtem een schuere in een tuninghe die beleghen heeft an die zuytside Ebel vander Kerue, ende an die nortside Eueraert Meynarts s. Ende op dese selue hofstede sal hi vertymmeren xx. ℔ grote, hi heeft brieue (alst) als hi seyt. Jtem Wybrand Peter s. van hem .j. stic lands dat gheheyten is die Hofweyde in Widenesse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 99vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem v. ℔. siaers vten scote van Arlevene.
Jtem Willem vander Clinghen die twedeel van .v. morghen, beleghen metter steghe van Polanen aen die westside. Wouter Gherets zone vander Goude. Jtem Jan Vlamine .j. viertel lands gheleghen inden gherichte datmen heyt tgherichte van Steyne dar sijn woninghe op staet, dat hi selue beleghen heeft aen beyden ziden. Jtem xij garden lands, die gheleghen sijn inden Nuwenbroeke biden Gherweghe, ende dat Dieric Drusings was. Jtem Jan vander Borch .j. tiendeken tusschen den Broecsloet ende die waterloeze, dat heeft beleghen an die westside die graue ende an die oestside Clays Bloete. Jtem G. Bayn v. morghen lands, die beleghen heeft an die westside Dieric die Wrigher, an die oestside Dieric die smit, tusschen Ouden Wedic ende den Bredenwech. U. Jtem Heynric vir Bauen s.v. morghen lands legghende tuisken Alfen ende Hasareswoude queratur habet in hura. Willem Adox kindir. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 102vo.Q. Jtem Liclays Melijs s. xiij hont lands gheleghen tusschen den wech enter Goude liggende an die zuytside van sinen lande die hi verwandelt heeft van anderen leen, ende heeft beleghen Rode Jan an die zuytside ende hi selue ane die nortside. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 103 deest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 104vo.Y. Dit Regijster en beduytt niet vele.
Dit Register hout van Graue Florijs tijden ende van Graue Willems tijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 105ro. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laken, dat een man alliene hadde, ii den. holl.. Van enen groten zac wolle enen groten. Van ere poke wolle iiii. den. holl. Van enen zac wolle die ghebonden is, ende een man mach draghen vp siin hals. j. den. holl. Van enen groten zac hoppe iii. den. holl., ende dair na tghelt te minderen na dien dat die zac cleyn js. Van ere tonne boter, harinx, staels, ysers, biers, vlas, ende aschs, ende des ghelike van goede jn tonnen van elken bodem, enen penninc holl. Van enen last harinx ij grote. Van ere tonne greyns van den bodem enen groten. Van ere tonne lazuyrs jof des ghelike van goede, van elken bodem. ii grote. Van elken vierder boter Ø, Van enen ponde iiii. den. Van enen Rinde ii. den. Van enen verken Ø. Van enen scape Ø. Van ere waghe Caze ii den. Van enen deker hude iiii den. Van enen deker, Calfsuelle, Scaepsuelle, jof dieren ghelike .j. den. Van gaghel die jn miins Heren lande wasset, ende die lude plocken ende selue ter marct voeren, niet. Van enen hoet gaghels die tolbaren js enen groten. Van enen Scepe mid enen hant Roeder .j. grote. Van ere scoude, enen groten. Van ere scute ii den. Van enen waghen iiii den. Van ere Carre iiij den. Van enen scepe zouts, jst groot, ist cleyne, iiij otter. Van Ere bale Gruyts enen groten. Van ere meze copers, enen groten. Van ere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
besleghen mersse, die een mensch vp siin hals draghet zonder archlist, niet. Van Coren en selmen niet gheuen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 106ro.W. (Northolland). Rijnland. N. Wjllem Graue van Heynnegouwen et cet. Maken Cond allen luden, dat Gheret Alewini f. vyt Leyden Onse Clerc, Ons vp ghedraghen heft jn vryen Eyghen siin huys ende siin hofstede te Leyden betymmert ende onbetymmert legghende tusken der Dyetscer heren hofstede ende der Beghinen hofstede te Leyden ende den kerchoue te Leyden ende Onser hoeuen legghende binnen der Vryhede van Leyden, vytghenomen Truden huys ende hofstede Dirx veren Bauen soens wedewe binnen den voirs. palen diemen van Gherets hofstede voirs. hout om ii grote siaers, ende verkreghe Gheret die hofstede bi sinen liue soe soude hise van Ons houden ghelike der andere. Voert heft hi Ons vp ghedraghen ten vryen eyghen al Aelbrantswaert hoghe ende laghe, gherecht, tiende, Erue, ende Eyghen also als hise heft ende sine brieue houden, legghende tusken der Oudermazen, Poortegale, ende Rode, wilc huys ende hofstede mitten hoeuen binnen ende buten der vryhede te Leyden die hi van Ons ten Erfpachte heft, behouden Ons ons pachts van den hoeuen voirscreuen, ende al Aelbrechtswairt ende dat dair toe behoert als voirscr. is ende sine brieue houden wi verlyet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben Gheret voirs., ende sine nacomelinghen sient manne siint wiue van Gheret ghecomen, van Ons ende van Onsen nachomelinghen te houden ten Rechten Erflien niet te versteruen vp enen persoen te comen mar vpten joncheren manhooft voir dat Ouder wiifhooft dairsi beyde euen na sien jn manieren, wair dat Gheret ghebrake sonder wittachtigen soen, jof dat siere sone ghebrake sonder wittachtighe kindere, soe soude huys ende hofstede ende hoeue voirscr. comen vp Aechten Gherets dochter, ende Aelbrantswairt vp Volqui siere dochter, ende storue die ene van den twien sonder wittachtich kint soe soude hoir deel comen vp die andere suster voirscr. ende dair tenden te gaen ten Rechten Erflien als voirscr. is. Ende soe wat pacht jof manscip Gheret van desen goede voert maect, dat sullen wi ende onse nachomelinghe, ende sine nacomelinghe ghestade houden voert want hi jn wille js Aelbrantswaert te doen diken ten coren lande dat swair ende Costeliken te doen js, soe hebben wi sulke Gracie ghedaen allen den ghenen die dair jn Aelbrantswairt mitter wone comen, dat si tollen vry varen sullen ouer al doir Onsen Landen mid horen Eygheliken goede also langhe als sire binnen wonen, Ende alsulker Coeren als Gheret, of sine nacomelinghe maken binnen Aelbrantswairt omme slands orbair van Aelbrantswairt, die sullen wi ghestade houden, ende Onse nacomelinghe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 106vo. Nihil.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende gheuonden, heuet an den warachsten diemen best gheloofde, soe en vindmen niet dat men hier voermaels van anders enighen goede tollen scoudich is te (gheuen) nemen dan hier voirscreuen js. W. Rijnland. P. Dit brocht Clais Screuel an (add. s.l. jnt jair xliiij) dat hi sculdich is te houden van minen here Ende gheleghen js jnt ambocht van Leyderdorp. Eerst S. (in marg.) Florens.... zoen. Sine woninghe mid xiij morghen lands luttel min jofte meer. Jtem xvi morghen lants luttel min jof meer dair dat een ende of strect an die Dwers weteringhe ende tander ende an dat Denysvelt. Jtem viiρ morghen luttel min jof meer die ghehieten sien Clais Screuels hoeue. Jtem iiiρ morghen luttel min jof meer die ghehieten sien Jan Liemans camp. Jtem vρ morghen luttel min jof meer die ghehieten sien die Cruscamp hier of (S. add. s.l. dat js van den vρ morghen) oirloefde him miin here te vercopen die twiedeel te Rechten eyghen bi miins heren brieuen die vercoft sien. W. Copie vanden orloue jn Registro. 8. numero 202. Dit ontfenc na Claes doet Florens ziin zone anno lxiiij vp Petri et Pauli, sicut apparet in registro tertio Vopponis. Jtem vp sente Lucien dach anno lxvij, quam Florijs voer hertoghe Aelbrecht ende voer manne die here van Egmonde Philps van Tetrode ende Foyeken, ende droech vp tot Simon Borts behoef Jan Lyemans camp voersc. ende en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
morghen lands vten Cruis camp ende miin here verlicdet Simon Bort te houden ten rechten liene alsulc recht alse Florens daer an hadde, wantet Aernd Jsebrands zone voert van Florens helt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 108ro.W. (in marg.) Bisdoem. N. Clays Ouerscoud die houd van mijn here den graue te liene een houe lands die gheleghen is in Scoenhouwe ende strect vp van Scoenouwerwech andie Duerree, Ende heeft beleghen an die oestsyde met Erue Wouter Reysen soen an die west syde met Erue beleghen Zybrecht Sgreuels soen welke houe voers. Clays Willaems soen van den graue plach te houden. W. (in marg. Northollant). Wiggher Clais Liemans sone die houd van mijn here ten rechten liene v. morghen lands die ligghen int ambocht te Voerscoten dat beleghen heeft met lande Jan van Rosenburgh an die westzide ende Arnd Ludolfs soen an die oestside. W. (in marg. Northollant). Ysebrant Kerstans sone Droegh mijn here vp vj. morghen madelands die ligghen te Calflo int sborghgrauen Ambocht ende strecken anden Nuwenvene, ende dat landt heeft van mijn here ontfaen ten rechten liene, Jan Ians soen veren Hadewien soen in deser manieren Dat hi daer bi voir al anders sinen goede scot ende scoude gheuen sel sonder van dien .vj. morghen. Ysebrant Brakeman droegh mijn here vp in Nuwencoep bider kerke. ij. acker lands streckende toet ander Wildernisse, ende die .ij. ackerlands heeft ontfaen van minen here ten rechten liene, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirc Jans Ridders sone, jn deser maniere Dat hi dat hi daer bi van al anders sinen goede scot ende scoude gheuen sel sonder vandien .ij. ackeren. Symon Byen sone droegh mijn here vp ene viertel lands dat leghet int ambocht van Cappelle, ande westzide van Ockers lande, Dat voers. land heeft ontfaen Domas Ymmen sone, van mijn here ten rechten liene. O. Jn Nuwenvene, Ghisebrecht Dirc Scouten zone houd van den graue Willaem .iρ. acker lands maken iiiρ morghen lecghende jn Clayboyenwere. Reynyr van Heemsteden (droech) heeft vpghedreghen minen here den graue Willaem, twaelf morghen lands legghende jn de Lyre van wilken xij morghen so sijn gheleghen vij morghen daer Vranke Jans s. vp sit ende die nortside beleghen heeft Reynyr selue ende die zuutside Floris Adderop, Jtem die vijf morghen heeft beleghen Wouter Groot Arnds s. an die oostside ende Hanneken Jacobs zone ande westside, ende Hanneken Jacobs s. vander Hoeue ande zuutside ende die wech ande nortside. Clais Magnus heeft vpghedreghen den here sine woeninghe ende ixρ acker ende een kerf, Jtem i acker bider Weyde, Jtem die vterdijc bi Claize, Jtem die venne after sijn huus ouer de Leede, Jtem die Paelcamp, Jtem after Dirrics van der Does vpte wateringe viii morghen lands, Smaer vanden lande in Wermonde gheest ende broeke xij morghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 108vo.G. Dominus WolphardusGa naar voetnoot1) persoluit pro comite, Philippo Rijnvisch, Nongentas libras, flandr., pro vestibus ipsius et familie Jtem, Quingentas libras, et decem sol. flandr., Jtem pro panno et funibus quibus inuolutus erat pannus decem et septem .sol. et .iii. den. Jtem pro caligis .tres. libras decem sol., et septem sol. flandr., Jtem de septem pannis et de serico et de .i. libra serici, quindecim libras et ix sol., de vectura pannorum apud VereGa naar voetnoot2) septem .sol., Jtem de naulo nauis que deducebat pannos et forraturas apud Nouum dammumGa naar voetnoot3) quindecim sol. flandr., Jtem Wilhelmo sartori .xlv. s. fland. ad aperiendam sarcinam panni ad opus vestium domini de GauerGa naar voetnoot4) et Theoderici de ScotenGa naar voetnoot5) sex sol. fland., Jtem pro expensis domini Wolphardi ad ducem euntis, viginti sex sol. ster. Jtem ad expensas commendatoris euntis ad ducem et ducis aduersarios duodecim sol. ster. et sex den. ster. (Jsti sunt de Port vliet qui debent comiti pecuniam jn festo beati Remigij persoluendam Yo et Heino debent .ix. ℔. (xi s.) xi. s.x. den. fland. Jtem Clais filius Henrici .x. ℔. xi. s. et | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ix. den. fland. Jtem Henricus filius Wilhelmi viii. ℔. xiiij. den. minus fland. Jtem Andreas .xvi. ℔ .xxix. den. minus fland. Summa in flamensibus xliiij. ℔. quatuor flamensibus pro vno sterlingo computatis. Est in sterlingis .xi. ℔. ster. Hanc pecuniam soluent predicti sub pena duplicata infra octauam Remigij.) Jtem Hugo filius Aghate Elboldus filius Henrici Sculteti, Philippus filius Henrici Copers, Jsti tres tenentur domino meo in xxxvi ℔. holl. persoluendis in festo Remigij. Fideiussores sunt Johannes de Hekelinghe et Johannes VeninGa naar voetnoot5). Yo et filius eius Busekinus, Beye Versijnghe, Petrus filius Henrici Coperens, Loef, Landericus, Jsti septem tenentur domino meo in lxx. ℔ holl. ad dictum terminum persoluendum, pro quibus fideiubuerunt Elboldus filius Henrici Sculteti et Hugo filius Aghate. Petrus filius Juffredi per omnia stare promisit dicto domini comitis ipsemet pro se ipso fideiubuit et cum ipso Scildemannus pro Eleboldo fideiusserunt ipse Eleboldus et Johannes Venin, pro Eleboldo filio Henrici ipsemet et Scildemannus, pro Hugone filio Agathe ipsemet et Johannes filius Heinonis. (Jtem Petrus filius Vannen tenetur domino G. de Weteringhen .xiiii. ℔. soluendas infra mensem augusti sub pena .xx. ℔.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem Jacobus filius domine Hedden de Brisenkerke debet .xv. ℔. soluendas .v. ℔. ante festum Johannis praeteritum, et. x. ℔. ante augustum sub pena omnium bonorum suorum. (Jtem Wisse Lopere debet xviij ℔ holl. soluendas infra augustum de .xl. mensuris terre sub pena .x. ℔. et expensis obsidum.) Jtem Petrus filius Juffridi debet comiti .xv. ℔. holl. soluendas in festo Bauonis inde sunt fideiussores Arnoldus filius domini Hugonis RufiGa naar voetnoot6) oppidanus in Delf. Jtem Elboldus filius Henrici debet .xx. ℔. soluendas eodem termino, predictus Arnoldus est fideiussor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fol. 109ro.O. Dirc van Swieten hout van den graue (.iij) drie morghen lands daer sijn dufhuus jn staet, ende dat zelue dufhuus daertoe, Jtem dese selue Dirc achte morghen lands lecghende jn de Weyporte, die beleghen heeft an de nortside (Clais) Didde Nannekin zone, an die zuutside Tedeman Oliweruschen zone, an die westside, heren Philps kindere van Zandhorst, ende dat oostende jn de Suiete, X. manne her Gheret van Heemskerke ende her Willem vander Wateringhe. P. Coliin veren Bairten neve heft miin here op ghedreghen Jnt Haghe ambocht die waren verhuyrt te x. jaren jnt jair xxxov. xvi. hont land om xl s. siairs in cappoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jtem te Riiswic op ver Beatrys Aernds land des zien ix morghen dair Coliin op heeft xx. s. siairs. Jtem te Rijswijc op iiii morghen die Jan Borchs waren .v. sc. siairs. Jtem te Delff op Al. Clays Coppers s. wiifs Ende Coppert ziins zoens goid op ziin huys Ende op (ziin) die steghe ende op al hoir goid iiii. ℔xvij. s. vi. den. Notandum, dat men binnen Delf ghien lien minen here op dreghen en mach want ets al miins heren eyghen ende der lude erf hure. Dit zien die manscippe die Gheret te hande quamen, doe miin here eerst te lande quam, van die manscip deden ende brieueken hier ouer gauen, Alzoe als die brieueken hilden die zi zelue ouergauen dair men gheen ander besceyd of en nam. Symon Claren s. alle die boeten van .ij. s. holl. die die bailiu winnet med recht ende med vonnesse binnen der vierscare van Scielande ende die zel hi him vyt doen panden, Ende voirt iρ. viertel lands gheleghen voir xii. morghen binnen den ambochte van Cappelle dair an gheleghen es op die west zide Diederic Willeken s. op die oistzide Symon Claren s. Willem Jans s. vj. viertel lands gheleghen voir xvi. morghen binnen den ambochte van der Niewerkerke an die westzide die Kerclane an die oistzide Symon Aechten s. Enghebrecht Philps s. dat ambocht dat ghehieten es heren Enbrechts broec voirt ix morghen lands legghen op Scieveen jn een weer lands dat ghehieten es ver Alijt Ghiben land dair an die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zuyt zide leyt Katheline Dammaes kint med haren lande ende an die noirtside Pieter Daniels s., voirt zes morghen lands legghende jnt ambocht van Scee dair of iiiρ morghen ghemene legghen metten Heylighen Gheest en met Woutre den Witten jtem ijρ morghen ghemene legghende jn den Gheer twisken Jan van der Nesse ende Kerstant kinder van Raphorst. Roeter van Gheestdort jnt kerspel te Worden iρ morghen lands. Clays Mathijs s. jnt kerspel te Worden. xij. morghen lands. X. gheleghen opt Laghe Rietvelt tusschen Vriese vander Mye ende Jan Hermans soen dit hout nv Mathijs siin soen. Ye vter Loe, een stic erves gheleghen jnt land van Ysselsteyne ende es ghehieten de Cleynnes, Ende en tiende ende is ghehieten Cranst tiende van Maerlo ende leghet an den Marendijc. Symon Paridaen, Hughe Ternincs hofstede. Florijs Daniels s. hout goit te lien dat gheleghen es in Noirtigher ambocht ende in Cattewiker ambocht. Dirc Mathijs s. van der Goude een acker lands jnt ambocht van Zeuenhoeuen. Ghizebrecht die Gruyter ene gruyte die leyt ten Oirde. Tiedeman Batenburch een halue hoeue jn Papencoep, ende der Lomberder huys tOudewater. Clays Lubbrecht s. iij. morghen lands jn Snoielrewaert. Oude Jacop Coutemont iiij. morghen in Snoielrewaert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jonghe Roelof enen viertel lands in Hedekendorp, ende een halue hoeue bi der Linchote in Tiennoudewater. Marster Dirc die barbier enen viertel in Tinnoudewater. Vastraet zes morghen gheleghen jn Kameric. Willem die Snuter en huys ende hofstede toit Oudewater ende ziin wijf liiftochte. Mabelye Claes Hoenen .iiij. ℔. x. s. holl. siairs vten tiende ter Niewerkerke ende na hoire doit op Alijt hoire dochter ende voirt (Jan Koenen s. ijρ. morghen gheleghen bi der bregghe te Vredeland.) (Heynne Koc ij morghen gheleghen te Loen jns Biscops lant.) Wreys Jans s. xij. morghen. Vistal die Brune xiiρ. morghen. fol. 109vo. Nihil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage A.
|
Dieric van Zasnem. |
Jtem enen tiende in Mase land. |
Jtem half den tyns van Lisser ambocht. |
Jtem den wint van Lisser ambocht. |
Jtem een paer ouder zuanen. |
2. Hair Gherid van Eemskerke, hout ende heuet van minen here ontfanghen dat ambocht van Rietwike, ende van Nieuwekerke.
3. Heynric van Brederoden hout ende heuet van minen here ontfanghen dat ambocht int Oeghe, ende den tiende jnt Oeghe sonder dat Jan ende Wouter vter Wiic dair toe hadden. Jtem de twiedeel van den tiende, te Hairlem te Scoten, toit Aelbrechts berghe, ende te Tetrode.
4. Dieric van Valkenburch houter of, dat derdendeel van al der smaltienden, vander prochie van Hairlem ende die behuede hi mit sinen wiue diese hair ouders helden van den here van Teylinghe ende seyd dat in siin huweliic ghesproken was dat suden tiende op droch ende quite scout ende dat hine ontfenc vander vrouwen van Voirne.
5. Willaem van Scoeten, hout iiii scare weyden ende iiii achtendeel rogghe sadinghe legghende te Velsen tuysken Clays land van Roeland, op die
oistzide, ende Hannekiin Jans soens land op die west side. Jtem v coe gras in den Zuytbroec te Velsen, Boudiin die Welighe op die westside, Dieric van der Molen opdie oist syde, dit leen heltmen van den here van Teylinghe.
6. Hanne Roede Heyen sone hout een zestendeel van al den corentiende, van Aelbrechts berghe ende van Tetrode ende een zestendeel van den corentiende diemen hiet Smalletiendekiin, ende dit heltmen van den here van Teylinghe.
7. Floriis Daniels sone, hout een zestendeel van al den lande dat men hiet die Ouderiin leghende te Noirtich. Dit heltmen van minen here van Teylinghe.
8. Dieric van Alkemade, helt van den huse van Teylinghe iiii morghen lands, bj Rodenborgherlane. Jtem die ene helfte van der tienden van Leydermerske, tuysken der Ouderslaghe, ende den Marendiic. Jtem .j. pair ouder zuaenen, die nestelen toit Alkemade op thuys.
9. Ghered die Bloete helt den corentiende opt oistende, van den ambocht van Riiswiic tuysken der waterlose ende den Broecsloet, ende desen tiende helden die van der Borgh, vanden heren van Teylinghe, vytghenomen dat Jan van der Burch dair of hout. (Alia manu additur: Dit heuet Clays die Bloete Gherets Bloeten s. ontfaen na sijns vaders doit.)
10. Willaem Badeloghen sone van Heemstede, hout dat derdendeel van den corentiende, ende vlastiende van Haemstede. Dit ontfenc hi zelue van den here van Teylinghe.
11. Jan ende Clays Dierix kindere van Hilleghim houden dat veerstal, in den Venep ende ontfenghet van der vrouwen van Voirne ende hoir vader had ghecoft jeghen Willem, den Veer, ende diet helt van den heren van Teylinghe.
12. Willem van Hangher hout, een stucke lands onder den dunen legghende op gheenre side Brederode jnt ambocht van Velsen ende es groet bouen drien morghen, ende, hiet Langhe winkel dit cochte hi jeghens Diedekiin Brechten sone, diet helt van den here van Teylinghe.
13. Jan van der Burch, hout een corentiendekiin te Rijswiic op die Ghest, tuysken den Broecsloet ende der waterloese behalue Ghereds des Bloeten tiende. Desen tiende helt men van den here van Teylinghe.
14. Clays veren Barten neue van Hairlem hout dat derdendeel van den vlastiende, van Scoeten die hi cofte jeghens sinen stiefsone diese siin ouders plaghen te houden, van den heren van Teylinghe.
15. Dieric Naghel van Voirhoute hout vii morghen broeclands, legghende te Voirhoute op die oistzide van Nortikerdamme sgrauen land an die noirtsyde Willem Naghels land an die oistzide, Daniel Jans sone an die zuytside ende Coenraerds land op die westsyde. Dit helden siin ouders vanden heren van Teylinghe
16. Coenraerd van Brone hout iij morghen lands in Voirhouter ambocht op die oistzide van Noirtikerdam Dieric Naghels land, op die oistzide, sgrauen land op die noirtzide, Daniel Ians soens land op die zuytside.
17. Dieric van Raporst hout jeghens .c. morghen lands, huys ende hof legghende te Naeltwiic ende in Monsterambocht dat siin ouders ghehouden hebben, van den huse van Teylinghe, ende ander lude, al voirt van hem houden.
18. Joncfrou Yde Dierix dochter van den Werue zeghet dat die tiende, te Riiswiic op die Gheest hoirs vaders was ende dat Dieric van den Werue hoir broeder, hair maecte dair uyt iii ℔ siaers, van hem
te liene te houden voir hair vaderliic erue, ende die iii ℔ siaers heuet hair die vrouwe van Voirne altoes uyt gherect ende desen tiende hebben altoes hair ouders ghehouden van den here van Teylinghe.
19. Clays Artum hout j dachmat lands in Velser ambocht Jacob ende Willem van der Hort op die noirtsyde Dieric van der Molen ende Jans sone van der Molen op die zuytsyde ende dit helt hi van der vrouwen van Voirne, maer van wient siin ouders helden des en weet hi niet.
20. Floriis van den Tolle hout xxx s. syaers vter tiende te Voirburch ende hi seyt dattet wesen soude jρ hoet haueren ende die hebben siin ouders ghehouden van den heren van Teylinghe.
21. Dieric Naghel van Rensburch, hout xvi hont lands binnen den ambocht van Voirhoute, tuysken den huse te Teylinghe ende sgrauen dam des grauen land op dat oistende, ende op die noirtsyde Dieric Naghel van Voirhoute op westende Hughe Naghels s. op die zuytsyde.
22. Jan Hubrechts sone van den Werue, hout enen corentiende ende den smaltiende jnt ambocht van Oistgheest legghende tuysken der abdissen van Reynsburch tiende ende den Riin ende die siin ouders ghehouden hebben van den heren van Teylinghe.
23. Joncfrou Kerstine van Oistghest hout vyt den tiende tot Ockenberghe die heren Willem van Oistgheest was, dat derdendeel van den tiende, die hi selue ghebruket vyt ghenomen den mannen die dair vyt verlient waren, dat hair ouders van den here van Teylinghe te houden plaghen, ende ander vrouwen van Teylinghe bestoruen was.
24. Mathiis Renghars sone ende Clays siin broeder houden ghesamender hand xxviii ghemeten lands in Elgharzee die hoir vader van der vrouwen van Teylinghe hilt.
25. Symon van der Burch hout iii ℔ holl. siaers vter gheesttiende van Riiswiic ende sine ouders heldent van den here van Teylinghe, ende miin here heuet hem verliet.
26. Willem Naghel Willem Naghels soens s. hout vi morghen lands int ambocht van Voirhoute, die ii morghen inden Broec achter Daniel Jans s. ii morghen gheest achter Katerinen Niesen dochter Ende twie morghen die Bousc hieten dair huys in staen, ende dit goid heltmen van den here van Teylinghe.
27. Vrederic van Oistghest hout enen corentiende ende smaltiende jnt ambocht van Oistgheest in den Broec tusken die Hole Marne ende die Slaghe achter Jans vter Nesse streckende andie Maerne ende den Ziil.
Jtem enen tiende in Kercweruer broec legghende tuysken den Hofdiic ende den ouden dam achter thuys van Warmonde.
28. Heynric van Eemskerke hout enen tiende in die Liere die Hughe vter Liere ende sine ouders te houden plaghen van den heren van Teylinghe dairne Heynric tyeghens cofte, beyde corentiende ende smaltiende dair hair Willem van Duuenuoirde, dat wederdeel vander tienden of heuet.
29. Dieric van Minichem Heynric des Jonghen sone helt van der vrouwen van Voirne ende heuet se ontfanghen van minen heren den graue tenen rechten liene zes morghen lands die gheleghen sien op die Oisternesse.
30. Nanne van Sonnen uelt seyt dat hi ende siin ouders, helden van den ouden here van Teylinghe tgoet in Suaensoirde, dat groet es ieghens jρ morghen. Jtem den voghel lec dair an legghende vpt Zant diemen heet de Hoec.
Bijlage B.
Na de uitvoerige opstellen van den heer J. Craandijk en Prof. Fruin in Bijdr. 3e R. X 61 sqq en 78 sqq. is het uit den aard der zaak moeielijk veel nieuws over de Teilingens te geven. Toch meende ik, dat het zijn nut kon hebben hier, ter toelichting der verwantschap van de vele in ons register voorkomende leden van het geslacht, een overzicht te geven van alle bekende leden ervan tot het midden der 14e eeuw (Vgl. boven Inleiding p. 107 sqq).
Gerard 1143, Hugo 1162 en Willem 1174 zijn de eerste Teilingens, die vermeld worden. Hun onderlinge verwantschap is niet te gissen.
Willem van Teilinghen 1198/1247, van 1223 (Oork. I 281) af ridder.
Dirc van Teilinghen 1203/31, gedurende dien geheelen tijd drossate of dapifer, in 1226 (I 298) broeder van heer Willem van Teilinghen genoemd, primus dominus de Brederode volgens Wilhelmus Procurator (Matth. II 585), die in dit opzicht m.i. onvoorwaardelijk vertrouwen verdient, gehuwd met Alverade van Huesdenne (ib.)
Gerard van Teilinghen, 1223/7 (Oork. I 283, Nal. 13), denkelijk een kleinzoon van den Gerard van 1143.
Simon à Telinge, leenman van het Sticht, sneuvelde te Ane bij Coevorden 1227 (Dumbar Analecta II 228).
Dirc heer van Teilinghen, 1245/52 cnape, 1257 ridder, 1266 baljuw van Holland, sterft volgens Joh. à Leidis 7 november 1282 (zie boven Inl. p. 107).
Simon van Teilinghen, broeder van heer Dirc (Oork. II 407), 1269 cnape en baljuw van Noordholland (II 182), 1279 ridder (II 383), sterft voor zijn oomzegger Willem (Inl. p. 109).
Gertrudis Teilinc laica, sterft 27 januari 1283 (Neer. Egm.)
Heer Willem van Teilinghen 1283 (Oork. II 477), sterft 8 november 1284 volgens Joh. à Leidis (Inl. pag. 110).
Florens des heren broder van Teilinghen (fol. 88vo), vermoedelijk bastaard.
Willem des heren sone van Teilinghen, 1272/6, sterft 1 januari 1283 (Neer. Egm.), gehuwd met Oda (Oork. II 610).
Willem de Gauwe Willems s. van Teilinghen, bastaard, 1299/1321 (Oork. II 1077, Reg. Hann. 96; april 1307 Putten en Strijen m.h.b. fol. 205).
Machtelt Willem der Gouwers dr. 1336 (Reg. Hann. 239).
Justine heren Hughen des Gouwers dr. van Coudekerke, gehuwd met heer Dirc burggraaf van Leyden, 1323/39 (v.M. II 618).
Jan des heren s. van Teilinghen 1276/1303, overleden voor 1304 (Fruin ll. 90).
Machtelt van Teilinghen, overleden voor 1273 (Fruin ll. 82).
Margriete van Teilinghen (Oork. II 416, v.M. II 544), gehuwd met heer Gijsbrecht vten Goye, here van Haghesteyn, 1257/96 (o.a. boven no. 326). Zij had zes kinderen: 1o. Jan vten Goye (Matth. de Jure Gladii 186), wiens eenig kind Margriete van Haghesteyn in 1324 gehuwd was met heer Henric vander Lecke (v.M. II 495, 539, 544); 2o. Gijsbert vten Goye (boven no. 327); 3o. Margriete gehuwd met Gosewiin van Rossem (v.M. II 161, 998): 4o. Berta gehuwd met Stazekiin van Brakel (ib. 225, 584); 5o. heer Jacop van Lichtenberch (ib. 481, 488, 495); 6o. Maria gehuwd eerst met Jan heren Gherets s. vander Wateringhe (overleden voor 1308) en daarna met Dieric vander Wale (Putten fol. 80).
Jvr. Willem, Oda en Kerstine van Teilinghen zie Fruin ll. 82.
Dirc heren Simons s. van Teilinghen 1285/1304 (Fruin 89). Zijn weduwe moet geweest zijn de ver Pernella van Theilinghe, van wie zijn achterneef Dirc Simons s. land geërfd had, waarvan hij in 1349 afstand deed (Fruin 93).
Ida van Teilinghen † 1316 (Fruin 90).
Beatrix van Velthusen en Dirc Simons s. van Teilinghen (Fruin 91/3). Dirc Simons s. was gehuwd met Aleit heren Henrics dr. van Alkemade, hetgeen volgt uit het onderling verband van de stukken over de Screnkel in Warmonder broec van 11 en 12 october 1331 (Reg. Hann. 201), 29 juni 1333, 15 november 1336, 26 november 1349 en 24 april 1354 (Cartul. v. Leeuwenhorst) en dat van 5 mei 1326 over den erfzoen voor den moord van Simon van Teilinghen (E.L. 1. fol. 64ro).
Simon Dircs s. van Teilinghen en zijn dochter Sophie zie Fruin 93/6. Hij was echter vermoedelijk niet de laatste mannelijke afstammeling van zijn tak, want van 1416 tot 1440 vinden wij een Huyman Dircs s. van Teylinghen als welgeboren heemraad van Schieland, die m.i. kwalijk tot den Stichtschen tak kan behooren en eer van een jongeren broeder van Simon Dircs s. zal afstammen. Dirc Simons s. had nog een bastaarddochter Margareta, gehuwd met Gerrit Doede 1375 (Elzevier Archief van Leiden 175).
Willem van Teilinghen 1296/1308, betrokken bij den moord van graaf Florens (Stoke IV 1463, VI 357, 395, 532, Clerc vanden Laghen Landen 170, 176). Fruin vermoedt, dat hij ‘een verre neef is geweest van zijn meer vermaarde naamgenooten, en gevestigd en gegoed in Amstelland of in alle geval in het Sticht’ (ll. 97). De mogelijkheid hiervan is niet tegen te spreken hij zou b.v. een kleinzoon of achterkleinzoon kunnen geweest zijn van den in 1227
bij Ane in dienst van den bisschop gesneuvelden Simon van Teilinghen. Maar waarschijnlijker komt het mij voor, dat hij een jongere zoon was van heer Symon, want ook zijn zoon en leenvolger heette zoo, hetgeen doet presumeeren, dat zijn vader denzelfden naam had gehad. Zijn gegoedheid aan de Vecht is licht te verklaren uit zijn huwelijk met eene vander Hogher straete, een Stichtsch geslacht.
Zijn zoon Simon is denkelijk de stamvader althans van een deel der latere Teilinghens (Fruin ll. 99).
Brederode. Heer Willem van Brederode, volgens den Procurator de zoon van Dirk Drossaet, sedert 1244 als ridder genoemd, sterft in 1285 volgens Joh. à Leidis, zijn vrouw Hildegonda heren Henrics dr. van Voirne 5 april 1302 (Neer. Egm.).
Catharina van Brederode (van Wijn, Huisz. Lev. II 35, 55).
Heer Dirc van Brederode, in 1251 en 1268 als ridder vermeld (Oork. I 537, II 174/5), kan alleen een jongere broeder van heer Willem zijn geweest, daar hun vader de eerste van den naam was.
Dirc here van Brederode, van 1288 af herhaaldelijk en steeds als ridder vermeld, kan niet anders zijn dan de zoon en opvolger van heer Willem, zooals ook de Procurator zegt. Zijn vrouw Maria heren Henrics dr. van der Lecke sterft 1 april 1307, hij zelf 16 december 1318 te Reims (Neer. Egm., Joh. à Leidis).
Wij kennen althans twee zusters van hem, Alverade vrouwe van Coudekerke 1300/17 (Reg. Hann. 75) en Aleid vter Wike, gestorven voor 1334 (ib. 222). De eerste noemt in haar testament als haar momber haar broeder Floris van Adrichem. Daar ook volgens de traditie de Adrichems van de Brederodes afstamden (S.v. Leeuwen, Bat. Ill. 827), is deze Floris vermoedelijk als de stamvader van het geslacht
te beschouwen. In welke betrekking de Gozwinnus f. Ludolfi de Adrichem uit het midden der 12e eeuw (Cartul. v. Egmond, Bijdr. en Med., XXI p. 177) tot die der 14e eeuw stond, is moeielijk te gissen. Nog een andere broeder Willem komt met zijn gelijknamigen zoon in 1283 voor (de Fremery, Supplement op het Oorkondenboek no. 218).
De oudste zoon van heer Dirc, heer Willem, gehuwd met Elisabeth (Elsebeen), stierf voor zijn vader in 1316 (Joh. à Leidis, cf. van Spaen bij van Wijn II 59, v.M. II 179), zoodat heer Dirc werd opgevolgd door zijn tweeden zoon heer Henric, in 1321 gehuwd met Isabella des Fontaines (niet Elisabeth, zooals èn de Procurator èn Joh. à Leidis haar noemen, Matth. I 626, II 585, blijkens de stukken, o.a. het testament van haar man, v.M. II 361). Joh. à Leidis vergist zich met heer Henric tot oudsten zoon van heer Willem heren Dircs s. te maken, doch zijn genealogie is hier ook in andere opzichten in de war. Hij geeft aan heer Willem heren Dircs s. tot tweede vrouw Katherine, de weduwe van Aelbert here van VoirneGa naar voetnoot1), en noemt haar een dochter van Willem van Teylinghen, terwijl wij met zekerheid weten, dat zijn vrouw Elsebeen hem overleefd heeft. En hij maakt Catherine, de vrouw van heer Jan van Pollanen, tot een kleindochter van heer Willem in plaats van tot zijn zuster.
De opvolger van heer Henric in 1345 was heer Dirc, gehuwd met Beatrix van Valkenburch en overleden 22 september 1377 (Matth. I 630). Hij
was, zooals ook Joh. à Leidis zegt, de zoon van heer Willem, maar de oudste (of eenige) zoon, niet de tweede, blijkens de stukken van 1333 en 1340 (v.M. II 552, 635). De zoon van heer Henric, ook Willem geheeten, en met zijn vader in 1328 vermeld (Reg. Hann. 168), moet in 1333 reeds dood zijn geweest.
De andere broeders en zusters van heer Henric zie van Spaen bij van Wijn (l.l.). Catharina erfde van den broeder harer moeder heer Pieter van der Lecke de heerlijkheid van de Lek, en bracht die in het huis Polanen over.
De Dortoghe. In ons register (fol. 46ro) komt heer Florens van Brederode voor o.a. als heer van de Dortoghe (onder Monster) en de ambachten van Sevenhusen en de Zegwaert. Hij was denkelijk een zoon van heer Dirc, den broeder van heer Willem van Brederode.
Zijn kinderen noemden zich vander Dortoghe: Dirc, in 1291 (O. II 798) uitdrukkelijk zijn zoon genoemd, en als ridder vermoedelijk in 1306 overleden (E.L. 1 fol. 69vo, Reg. Hann. 19), Jan in 1297 bij Vronen gesneuveld (Matth. Il 547) en heer Florens, in 1297 nog cnape, gehuwd met Beatrix van Roderise (Leenreg. v. Hodenpijl fol. 1v), en in 1310 als ridder eveneens uitdrukkelijk zijn zoon genoemd (Reg. Hann. 32).
Heer Dirc vander Dortoghe liet slechts één minderjarige dochter Beatrix na, over wier voogdij geschil ontstond tusschen haar stiefvader Willem van Leyden, broeder van den burggraaf heer Henric, en haar oom heer Florens (Reg. Hann. 30), en die door haar huwelijk met heer Wouter van Egmont de meeste leenen van haar grootvader, bepaaldelijk Zevenhuizen, de Zegwaert en de DortogheGa naar voetnoot1), in het huis Egmont
overbracht en 11 september 1323 stierf (Necr. Egm.).
Later komen nog drie vander Dortoghe's voor: Florens in 1317 (Hamaker I 114) en 1340 (v.M. II 631) en Jan in 1338 (E.L. 32 fol. 23vo), beiden gegoed in Schie en vermoedelijk zoons van den in 1297 gesneuvelden Jan vander Dortoghe, en joncvrou Meine vander Dortoghe (v.M. III 162), misschien een dochter van een dier twee, en blijkens het daar vermelde de laatste van haar tak en beërfd door haar neven, de twee zoons van Gillis van Cralinghen en Badeloghe Arents dr. van Hodenpijl.
Heer Florens vander Dortoghe was als ik mij niet bedrieg de stamvader van het geslacht vander Dwn (later Verduin)Ga naar voetnoot2). Ik grond dit vermoeden op de volgende overwegingen. Het stamhuis van het geslacht, waarnaar het heette, lag in Zevenhuizen en was later een leen der Egmonden, de erfgenamen van Beatrix vander Dortoghe. Reeds dit wekt het vermoeden, dat het goed oorspronkelijk door het hoofd van het geslacht, hetzij heer Florens van Brederode of diens zoon heer Dirc vander Dortoghe, aan een jonger lid ervan in achterleen was uitgegeven. De eerste vander Dwn, die vermeld wordt, is Willem, welgeboren heemraad van Schieland in 1347 (v.M. II 744), en daarna komen er in de tweede helft der 14e eeuw een aantal voor, allen in Schieland en Rotterdam gegoed, en waaruit blijkt, dat er gelijktijdig met Willem vander Dwn nog een Florens, een Jan en een Louw vander Dwn moeten
geleefd hebben. Het huis onder Zevenhuizen, waaraan zij hun naam ontleenden, is dus vermoedelijk in het eerste kwart der 14e eeuw gebouwd, en uit dien tijd kennen wij slechts één jonger lid van het geslacht, waaraan Zevenhuizen toen behoorde, den heer Florens van 1310, van wien juist als ridder kan vermoed worden, dat hij een eigen huis van eenige beteekenis bezat, en de andere daarvoor in aanmerking komende, die aan zijn vader heer Florens van Brederode hadden behoord, bezat hij stellig niet, daar wij ze later bij de Egmonden terugvinden, aan wie ze dus door zijn nicht Beatrix waren overgebracht. Het wapen der vander Dwn (Verduin)'s was ook identisch met dat der vander Dortoghe's (de leeuw met den barensteel over het hart), zooals blijkt uit het oudste zegel van het geslacht, van ‘Florens vander Dwn’ Jacops sone vander Dwn uit 1403, in het archief van het Heiligegeesthuis te Rotterdam berustende, en zooals ook door de wapenkaart van Smallegange bevestigt wordt.
Bijlage C.
Als ik mij niet bedrieg, is de genealogie van den Hollandschen tak der Benthems nog nergens gedrukt. Het loont m.i. de moeite ze hier mede te deelen, maar ze moet vergezeld gaan van die der andere takken van het geslacht, omdat ze alleen uit het onderling verband daarvan is op te maken. Voor den Benthemschen tak is de bron J.H. Jungius Hist. Comitatus Benthemiensis 1773 (vooral de Codex Diplomaticus), een werk van voor dien tijd zeldzame betrouwbaarheidGa naar voetnoot1), voor den Gelderschen de manu-
script-genealogie van Van Spaen in het archief van den Hoogen Raad van Adel, voor den Hollandschen de charterboeken.
Otto IV graaf van Benthem, zoon van Dirk VI graaf van Holland, erfde Benthem van zijn grootmoeder van moeders zijde. Daar hij de eenige mannelijke Benthem in de tweede helft der 12e eeuw was, moeten al de personen van dien naam, welke wij in het eerste kwart der 13e eeuw ontmoeten, zijn kinderen zijn geweest, en daarvan waren er blijkens het Oorkondenboek en van Mieris verschillende in Holland gevestigd, maar uit niets is af te leiden, wie van hen de stamvader was van den Hollandschen tak. In het derde kwart der 13e eeuw ontmoeten wij een heer Willem, in 1266 (Oork. II 151, Nal. 41, cf: Boxhorn Theatrum 68) vermeld, en blijkbaar toen in Holland gevestigd; maar juist daarom schijnt het mij twijfelachtig, of hij geïdentifieerd kan worden met den Willem van Benthem, die als ministerialis van Otto van Gelre in 1233 getuige was bij het privilege van Arnhem (Bondam I 406)Ga naar voetnoot1).
De kleinzoon van Otto IV, graaf Otto V van Benthem, stond in 1267 (Oork. II 163) een aantal goederen, speciaal het burggraafschap van Utrecht en de Geldersche leenen, aan zijn broeder Egbert af. Veelal wordt beweerd, dat daartoe ook de Hollandsche bezittingen van de Benthems behoorden, en wordt op grond daarvan heer Simon voor een zoon of kleinzoon van dien Egbert gehouden, maar beide
ten onrechte. Heer Simon was blijkens ons register (fol. 46vo) een zoon van heer Willem van Benthem en de daar vermelde leenen zijn juist niet begrepen in de in 1267 aan Egbert afgestane, terwijl omgekeerd de laatste bijna geen van alle aan Simon zijn gekomen. Die verdeeling had geen duurzame gevolgen. Uit het feit, dat o.a. het burggraafschap van Utrecht weder tot de afstammelingen van graaf Otto V terugkeerde - een kleinzoon van dezen, graaf Jan van Benthem, stond het burggraafschap in 1307 af aan heer Gijsbert uten Goye (v.M. II 65) - blijkt, dat Egbert kinderloos is overleden. Ook de Geldersche goederen, in 1267 aan Egbert afgestaan, moeten dus aan de kinderen van Otto V zijn gekomen. En dit maakt, dat de stamvader van den Gelderschen tak, bij welken wij later een groot deel der leenen van 1267 terugvinden, de Walraven van Benthem van 1284/1313, niet anders kan zijn dan een zoon van graaf Otto V, al wordt hij als zoodanig bij Jungius niet genoemd.
De Benthemsche tak stierf in den manstam uit met graaf Bernard in 1421, toen Benthem aan zijn achterneef Everwiin van Gutterswiic kwam.
De Geldersche tak, in de 15e eeuw vooral in de Duffelt gegoed - zij waren toen o.a. heeren van Spaldorp -, bestond nog in de 16e eeuw, daar in 1521 nog een heer Peter van Benthem als heer van half-Sambeek voorkomt.
De Hollandsche tak, die grootendeels den naam Benthem prijs gaf voor die der voornaamste nieuw verkregen goederen (Wadenoyen, Rosenberch, de Binchorst, Teylinghen), stierf uit met heer Jacop vanden Binchorst, die door zijn nicht Johanna van Leydenburch werd beërfd. Of heer Willem van Wadenoyen nakomelingen heeft gehad, heb ik niet kunnen vinden.
Bijlage D.
De tot dusverre gepubliceerde genealogiën van het geslacht Wassenaer, ook de laatste van den heer H.G.A. Obreen in den Wapenheraut (Brussel, Jg. III en IV van 1899 en 1900), berusten alle in hoofdzaak op S. van Leeuwens Batavia Illustrata, en deze voor de oudste generaties door bemiddeling van van Gouthoeven enz. op P.C. Bockenbergs Lugd.-Bat. et Wassenarae Heroum Hist. et Geneal. (1589), wiens voornaamste bron daarvoor een manuscript was, door hem van den heer Florens Tserclaes ontvangen en in extenso medegedeeld (p. 136), en kennelijk omstreeks het midden der 14e eeuw opgesteld. Oogenschijnlijk is dus de basis, waarop die genealogiën berusten, vrij betrouwbaar, en toch is ze dat in werkelijkheid niet, want een der erin vermelde feiten is bewijsbaar onjuist, waarmede de geloofwaardigheid van den overigen inhoud, voor zoover die met van elders bekende feiten in strijd is, vrij problematiek wordt. Dat manuscript luidde aldus:
‘Hier voormaels was een heere van Wassenaer, die wan twee sonen: des de oude bleef heere van Wassenaer, nae zijns heeren vaders doot. De ander hiete Philips van Wassenaer, daer af sijn ghecomen die van Duvoirde. De oudste, die na sijns heeren vaders doot heer bleef, die wan veel kinderen. Eenen, die heer van Wassenaer nae hem hiet, eenen anderen die hiet heer Dirck, daer af zijn ghecomen die van Santhorst, den derde die hiet heer Jacob, daer af zijn ghecomen die van Rosenburch, de vierde was heer Bartholomeus de Domproost, daer af zijn ghecomen die van Cranenburch, de vijfde hiet heer Arent van Wassenaer, daer af zijn ghecomen die van Groenevelt. Aldus was heer Philips van Wassenaer, de jonger broeder van de twee eersten, oom van al
dese andere. Dese heer Philips voorschreve wan twee sonen: de eerste hiet heer Arent van Duvenvoirde, de ander hiet heer Jan van Duvenvoirde. Dese heer Arent van Duvenvoirde wan enen soon Floris van Duvenvoirde ende zijne broeders; Floris wan Arende, Arent wan heer Arent, die noch levet. De ander broeder, heer Jan van Duvenvoirde, wan heer Philips zijne zoon, heer Philips wan heer Jan van Pollanen, heer Jan wan de heere vander Lecke, die heer wan zijnen zoon heer Jan, die nu heer vander Lecke is. Heer Dirck van Wassenaer, daer die van Santhorst af ghecomen zijn, wan twee sonen. De eene hiet Dirck van Santhorst, die bleef doot sonder kinderen. De ander hiet heer Philips, die wan Philips Heynricx, heer Dirck ende sijnen soonGa naar voetnoot1) wan Philips, die noch levet. Heer Jacob van Wassenaer wan een dochter, hiet vrow Jacob, was heer Symons wijf van Benthem, daer wan sij aen enen sone, hiet heer Willem de WakanoyeGa naar voetnoot2) te Utrecht. Sij wan Jan van Rosenberch ende heer Jacob van Rosenberch; Jan van Rosenberch heer Gijsbrecht van Rosenberch; heer Gijsbrecht van Rosenberch wan de vrouwe van Leydenburch.’
Dirc heren Dircs s. van Santhorst ‘bleef doot sonder kinderen,’ zeide het manuscript. Dit is niet zoo: wij kennen uit authentieke bescheiden althans twee kinderen van hem, Cateline Dircs dr. van Santhorst, gehuwd met Andries Rottiers s. poorter van Leyden, vermeld in 1322 en 23 (Reg. Hann. 104, 113), en Arnout Dircs s. van Santhorst, vermeld in 1323, 32 en 33 (Reg. Hann. 118, v.M. II 511, 544).
Dit kan niet in twijfel worden getrokken, want er kan één generatie vroeger onmogelijk een andere Dirc van Santhorst hebben bestaan dan de Dirc heren Dircs s., die volgens het manuscript kinderloos zou zijn overleden, en die (v.M.l.l.) bij den moord te Veere in 1301 omkwam. Hoewel al de in het manuscript vermelde personen van elders bekend zijn, en ook de filiatie, welke het opgeeft, geen enkele fout bevat, zoo bewijst toch die onjuiste mededeeling bij Dirc van Santhorst, dat het geen onvoorwaardelijk vertrouwen verdient, en wij zullen aanstonds zien, dat er vermoedelijk nog ten minste één fout in schuilt.
Het verdient echter opmerking, dat het manuscript de bekende afleiding der Wassenaers uit de burggraven van Leiden nog niet kent: die heeft Bockenberg erbij gephantaseerd. En dan, dat noch de oudste tak, de Wassenaers, noch de Cranenburgen en de Groenevelden erin worden vervolgd; terwijl het zelfs de namen der drie eerste heeren van Wassenaer niet kent. Bockenberg heeft dus zijn filiatie van den oudsten tak niet aan het manuscript ontleend, en daarin dan ook, gevolgd door van Gouthoeven en van Leeuwen, verschillende fouten gemaakt. Doch het verdient de voorkeur die geheel ter zijde te laten, en de genealogie uit de oorkonden zelve te reconstrueeren. Ik beperk mij daarbij tot de 13e en de eerste helft der 14e eeuw.
Philippus de Wasnare, de eerste, die vermeld wordt, 1200/5 (Oork. I 183, 202/3). Aleida van Wassenaer, abdis van Rijnsburg, overleden in 1228, wordt door Bockenberg voor zijn zuster verklaard, wat mogelijk is maar uit niets blijkt.
Theodericus dominus de Wassenare, zoon van Philips 1205 (I 202), daarna tot 1243 herhaaldelijk vermeld, gehuwd met Berta 1222, 26 (I 277, 301).
Het stuk van 1222 is door Bockenberg en al zijn opvolgers tot en met van Mieris in 1282 gesteld, die Berta toen tot de vrouw van haar gelijknamigen kleinzoon Dirc van Wassenaer en tot een dochter van Cuyk gemaakt, en daarna zelfs haar huwelijkscontract opgemaakt (Elsevier Inventaris p. 161).
Zijn broeder (I 247) Philips komt in 1215 en 26 voor, en was gehuwd met F. de Duvenvoirt (I 301). Uit den naam zijner vrouw blijkt, dat het goed Duvenvoirt of Duvoirt, waarnaar zijn afstammelingen zich genoemd hebben, niet tot de goederen behoorde, die zijn tak van den ouderen in leen hield, zooals sommigen beweerd hebben (die er dan verlijen bij gefingeerd hebben), maar hem door zijn vrouw mee ten huwelijk is gebracht.
De zoons van heer Dirc worden in het manuscript, voor zoover wij kunnen nagaan, volledig opgegeven, maar met een fout in de volgorde. Deze luidt aldaar: de heer van Wassenaer (Philips), Dirc van Santhorst, Jacob van Rosenberch, Bartholomeus de Domproost en Arent van Groenevelt, maar die is als ik mij niet bedrieg in strijd met de stukken, welke de tweede plaats aan Arnout van Groenevelt en de vijfde aan Dirc van Santhorst toekennen. Ik meen dit te mogen afleiden uit de volgorde, waarin de broeders als ridder voorkomen: eerst in 1254 (Oork. I 564) de oudste Philips, die in of voor 1258 overleed, daarna in 1261 Arnoldus (II 82), in hetzelfde of het volgende jaar overleden (II 91), toen Jacob in 1264 (II 119), die in 1272 ten Vriezen sneuvelde (Necr. Egm.), en eerst na die allen Dirc van Santhorst, in 1264 en 1276 (Nal. 58) nog cnape, maar in 1280 (II 386) ridder. Wanneer men nu bedenkt, dat het manuscript van de vier jongere takken der Wassenaers alleen de spoedig in den mansstam uitgestorven Rosenbergen en den jongsten zijtak der Santhorsten
volledig opgeeft, doch de Groenevelden en Cranenburgen onvermeld laat, ja, den oudsten tak der Santhorsten zelfs uitdrukkelijk escamoteert door de onware bijvoeging bij Dirc heren Dircs s., ‘die bleet doot sonder kinderen,’ dan komt d.m. de bedoeling helder aan het licht om de jongere Sandhorsten te maken tot den oudsten zijtak na de Wassenaers, en is het vermoeden gewettigd, dat met die bedoeling ook de volgorde der takken in het manuscript - in dit opzicht de bron van alle latere genealogen zonder onderscheid - opzettelijk is vervalscht. En nog helderder wordt dit door het feit, dat Bockenberg zelfs een acte van 1224 weet te vermelden, waarbij Dirc door zijn vader Dirc van Wassenaer met Santhorst zou zijn beleend, terwijl wij weten dat die niet anders dan verdicht kan zijn, daar Santhorst tot 1276 eigen goed is geweest (Oork. Nal. 58) en toen aan den graaf, niet aan de Wassenaers, is opgedragen.
Behalve de vijf broeders worden in een geslachtslijst in het huisarchief der Wassenaers nog twee zusters vermeld, Badeloch, gehuwd met Gerrit van Oestgheest, en Woltera, gehuwd met Diederic van Delft, die echter van elders niet bekend zijn.
Wassenaer. Philips had twee kinderen, Dirc, die in 1258 reeds heer van Wassenaer maar nog cnape was (II 43, vgl Inl. p. 108), doch van 1268 tot 1297 (II. 168, 999) herhaaldelijk als ridder voorkomt, en Berta 1294 (II 895). Van Leeuwen voegt daar nog een derde Oda bij, gehuwd met Willem van Teylinghen, maar uit het door hem aangehaalde stuk van 1287, dat wij kennen (II 610), blijkt niet, dat zij eene Wassenaer was.
De zoon van heer Dirc, Philips, wordt vermeld van 1287 tot 1298 (II 610, 1037) en schijnt nooit ridder geweest te zijn. Van hem af heerscht er in de genealogiën groote verwarring, veroorzaakt door
het niet uit elkander houden der verschillende Dirken en Philipsen, die elkander zijn opgevolgd, en bij sommigen nog verergerd door een onjuiste identificatie van heer Dirc van Wassenaer met heer Dirc burggraaf van LeidenGa naar voetnoot1). Op den Philips van 1287/98 volgt in de stukken Dirc van Wassenaer, 1303, 10 en 11 als cnape (v.M. II 25. 117, Reg. Hann. 34, 35), en 1314 en 16 als ridder (v.M. II 148, 178), gehuwd met Alverade 1310 (Reg. Hann. 34), en op dezen weder een Philips van Wassenaer, gehuwd 1o. in 1312 met Goede heren Symons dr. van Benthem (v.M. II 230), 2o. in 1326 met Lijsbet heren Jans dr. vander Dussen (ib. 374) en 3o. met Catharina Duijck heren Gijzen dr. te Dordrecht, blijkens zijn testament van 1343 (Te Water, Verbond der Edelen IV 219). Tegen het einde der vorige eeuw berustte, volgens den Inventaris van het huisarchief der familie van Wassenaer (Versl. o. 's Rijks Oude Archieven XIV p. 61, x dossier lade 6-59) op de secretarie te Wassenaar een verlij van Dirc van Wassenaer door graaf Jan o.a. met Wassenaer van 6 januari 1299, waarvan de echtheid vrij aannemelijk is, al kennen wij het niet, daar zijn beide voorgangers Dirc en Philips respectief in 1297 en 98 het laatst voorkomenGa naar voetnoot2). Hij zelf wordt in 1310 en 14 uit-
drukkelijk heer van Wassenaer genoemd, zoodat de volgorde der heeren vaststaat op dit eene punt na, dat het niet zeker is, of de Philips van 1287/98 wel ooit heer van Wassenaer is geweest, daar het niet onmogelijk is, dat zijn vader heer Dirc hem heeft overleefd en direct door Dirc cnape is opgevolgd. Maar de filiatie der twee Dirken en twee Philipsen staat allerminst vast. Van Spaen, de eenige, die de vier personen goed uiteenhoudt, verklaart den Dirc van 1299/1316 voor een jongeren broeder van den Philips van 1287/98 en voor den vader van den Philips van 1319/43, maar eenig bewijs voor die filiatie geeft hij niet en heb ik ook elders te vergeefs gezocht, terwijl ze, als ik mij niet bedrieg, in strijd is met de gegevens, die wij bezitten. De tweede Philips werd in 1339 (zie boven fol. 6 p. 131) beleend met ‘al leengoid dat die burchgraue van Leyden hair Dieric, die lest was Philps oem voerseyt, liet in sinen lesten liue.’ Die laatste burggraaf was de in 1338 overleden heer Dirc, gehuwd met Justine heren Hughen des Gouwers dr. van Coudekerke (ib. 302, 618), zoon van den in januari 1319 (Necr. Egm.) overleden burggraaf heer Henric en kleinzoon van den burggraaf heer Dirc, vermeld van 1243 tot 1253 (Oork. I 399, 412/3, 584). Die filiatie wordt ons medegedeeld in een getuigenis, in 1343 door ver Kristiaen van Raephorst gegeven (v.M. II 680), welke er bijvoegde, wat trouwens ook van elders bekend is, dat die
grootvader heer Dirc ‘een broeder was te Kuucq.’ Philips van Wassenaer, die in 1339 burggraaf werd, moet dus de zoon zijn eener zuster van den in 1338 overleden burggraaf heer Dirc. Maar die zuster kan bezwaarlijk de vrouw zijn geweest van den Dirc van Wassenaer van 1299/1316, zelfs indien men de in 1310 vermelde Alverade voor zijn tweede vrouw wilde houden, daar dan de Philips van 1319 (die dan zijn zoon zou zijn) wel bij het verleenen van den lijftocht aan zijn stiefmoeder had geassisteerd. De eenige oplossing, die ik zie, en waarmede m.i. geen enkel vaststaand feit in strijd is, is deze, dat heer Dirc van Wassenaer een oudere broeder was van den burggraaf Philips, en dat beiden zoons waren van den Philips heren Dircs s. van 1287/98 en van de dochter van den burggraaf heer Henric.
Burggraaf Philips had nog een aantal broeders en zusters: Gerrit of Godevaert gehuwd met Russende Storms (naar een acte van 1370, volgens van Spaen in het familiearchief der Wassenaers), Willem (testament van zijn broeder Philips van 1343), Arent vanden Damme (ibidem, en volgens van Spaen door den burggraaf heer Dirc van Wassenaer in 1367 oom genoemd), Jutte gehuwd met heer Pieter vander Lecke (1345, van Spaen), en Mabelie abdis van Rijnsburg 1316, † 1329 (Matthaeus).
Deze tak der Wassenaers stierf in den mansstam uit in 1523.
Groenevelt. Dirc, de oudste zoon van heer Arnout den stichter van den tak, werd in 1262 door zijn neef Dirc van Wassenaer met de leenen zijns vaders verlijd (Oork II 91). Van Leeuwen, die de genealogie der Groenevelden niet aan van Gouthoeven, maar aan een andere onbekende bron ontleende (hetgeen niet belet, dat die zelfs in de latere geslachten vol fouten is), beweert naar Bockenberg, dat Dirc van
Groeneveld in 1280 overleden zou zijn, maar het is twijfelachtig, of dit wel juist kan zijn, daar hij in ons register tweemaal (fol 51ro en 53vo) vermeld wordt, en het eerste dier twee regesten het onwaarschijnlijk maakt, dat daar een overigens onbekende zoon van den Dirc van Groenevelt van 1262 zou bedoeld zijn. (Zie Inl. p. 123).
Van Leeuwen geeft hem een broeder Jacob, die in 1272 ten Vriesen zou gesneuveld zijn, maar in de kronieken, die de toen omgekomen edelen opgeven, komt hij niet voor, wel zijn oom heer Jacop van Wassenaer.
Daarentegen kennen wij een anderen niet door van Leeuwen vermelden broeder van hem, Philips, eerst baljuw van Zuidholland in 1292 (Oork. II 814) en daarna maarschalk van het Sticht in 1293 en 96 (II 845, 940), die o.a. een dochter Lijsbet naliet, in 1340 vermeld (Reg. Hann. 268). Nu waren de Groenevelden in het midden der 15e eeuw in het Sticht gevestigd: de vermoedelijke stamvader der jongere generaties, Philips van Groeneveld, vermeld van 1437 tot 1460, was burgemeester van Utrecht, en diens vader is volgens van Spaen onzeker. Ik gis daarom, dat hij een afstammeling was van den maarschalk van het Sticht van 1293/6, niet van diens ouderen broeder Dirc. Van dezen kennen wij slechts één zoon, heer Arnout, vermeld in 1316, 21 en 26 (Reg. Hann. 67, 95, v.M. II 382), en dus niet zooals van Leeuwen zegt in 1316 overleden.
De Groenevelden stierven in 1616 in den mansstam uit, en, daar zij de laatst overgeblevenen waren van alle takken, die van den heer Dirc van Wassenaer van 1205/43 afstamden, waardoor de Duvenvoirden de oudste tak werden, namen dezen daarna den naam van Wassenaer aan.
RosenberchGa naar voetnoot1). De stichter, heer Jacop van Wassenaer, 20 augustus 1272 ten Vriesen gesneuveld (Necr. Egm.), liet twee kinderen na, Jacop van Wassenaer, vermeld in 1290 en 92 (v.M. I 525, 549), en een dochter, de in het manuscript vermelde vrow Jacop, gehuwd met heer Symon heren Willems s. van Benthem, wien zij o.a. Rosenberch ten huwelijk bracht, waarnaar hun kinderen zich ten deele noemden.
Cranenburch. De hierboven gegeven genealogie van dezen tak heb ik geheel ontleend aan van Spaen, doch te vergeefs naar de bewijzen ervoor gezocht. Dat Enghelbrecht en zijn zoon Jan Cranenburchs waren, blijkt uit het opschrift boven een aanteekening van 1382 in het register liber iiij Aelbrecht (v.M. III 386, zie hierboven noot 8 bij fol. 50ro). Volgens van Spaen stierf de tak in 1484 in den mansstam uit.
Santhorst. De stamvader, heer Dirc van Santhorst, als cnape vermeld in 1264 en 76, als ridder van 80 tot 97, was de eenige der vijf zoons, die een anderen naam aannam.
Hij had ten minste drie kinderen. De oudste, Dirc, vermeld als cnape in 1293 en 7 (Oork. II 845, 938), toen zijn vader reeds lang ridder was, en daardoor van hem te onderscheiden, heeft het nooit tot de ridderlijke waardigheid gebracht en kwam om bij den Veerschen moord van 1301 (v.M. II 84, 511). Zijn beide kinderen Arnout en Cateline zijn reeds boven besproken.
De tweede zoon, heer Philips, erfde van zijn vader het huis Santhorst en het ambacht Soterwoude 1305 - misschien een bewijs, dat zijn vader in 1301 bij den dood van zijn broeder Dirc nog in leven was - zoende in 1309 wegens den moord van Wolfert van Borselen (v.M. II 84) en stierf voor december 1306 (ib. 178).
Een dochter Ida was non te Rijnsburg (Reg. Hann. 20, 37).
Heer Philips liet vijf kinderen na, met zijn weduwe Lijsbet in 1316 (v.M. II 178) vermeld. Zijn oudste zoon Philips trouwde toen met Kerstine Willaems ver Barten s. dr., zijn tweede zoon Henric in 1326 met Machtelt heren Dierics dr. van Outshoorn (ib. 382), zijn eenige dochter Clementia tusschen 1316 en 26 met Dieric vander Does (ib.), zijn derde zoon Dirc was niet kerkelijk getrouwd (ib. 610) en sneuvelde in 1345 bij Stavoren, en zijn jongste Simon (door van Spaen ten onrechte tot een zoon van zijn broeder Henric gemaakt) huwde Lijsbet Willems dr. van Haerlem (van Spaen, 1347).
Henric en Simon lieten elk een zoon Philips na. Een kleinzoon van Philips Henrics s., heer Dirc, stierf in 1460 als laatste Santhorst.
Duvenvoirt. De twee zoons van Philips van Wassenaer 1215/26, heer Arnout en heer Jan van Duvenvoirde of Duvoirde (Dufordia), de stamvaders der twee thans nog bestaande huizen van Duivenvoirde (Wassenaer) en Pollanen (vanden Berg), komen samen als cnapen voor in 1248 (Oork. I 478), de oudste daarna nog enkele malen tot 1268, de jongste alleen nog in ons register (fol. 46vo).
Heer Arnout had twee zoons, Floris en Wouter, beiden als cnapen omgekomen bij den Veerschen moord van 1301 (v.M. II 84, 511). Bij den zoen waren de naaste magen Arent van Duvenvoirde, de
zoon van Florens, heer Jan van Pollanen, kleinzoon van heer Jan van Duvenvoirde, Florens vander Bouchorst en Jan vander Spanghe. Ik gis, dat de twee laatsten zoons van zusters van Florens en Wouter waren, doch dit is niet meer dan een gissing.
Florens liet twee kinderen na, Arent van Duvenvoirde, vermeld in 1323 en 31 en als cnape gestorven volgens het manuscript, en Mathilde abdis van Rijnsburg, overleden in 1349. Volgens zijn testament van 1343 (Te Water II 354) was Arent gehuwd met Ulent van Nortich, en had hij een zoon Arent, die van 1348 af herhaaldelijk als ridder voorkomt.
De thans nog bestaande Wassenaers (Catwijc, St. Pancras en Starrenburg) stammen allen af van Johan van Duivenvoirde, die na het uitsterven der Groenevelden in 1616 den naam Wassenaer aannam en in 1645 overleed. De jongere takken Obdam (Twickel) en Warmond (Nieuwkoop), die van Arent van Duvenvoirde, overleden in 1483, afstamden, zijn in deze eeuw uitgestorven.
PollanenGa naar voetnoot1). Heer Jan van Duvenvoirde 1248/82 had twee zoons, Philips, vermeld van 1291 tot 1305, in 1295 met Polanen beleend (Oork. II 922) en voor 1309 overleden (v.M. II 84), en heer Jan, vermeld 1306/22 (ib 301). Van Leeuwen geeft aan den laatsten een aantal descendenten, die echter van elders niet bekend zijn.
Philips had drie kinderen: 1o. heer Jan van Pollanen, sedert 1312 herhaaldelijk vermeld, gehuwd met Catharina heren Dircs dr. van Brederode, die van haar moeder Maria heren Henrics dr. vander Lecke de heerlijkheid van de Leck erfde, en over-
leden 26 september 1342; 2o. heer Willem van Oosterhout, de bekende kamerling van graaf Willem, gehuwd met Heylewich van Vianen, heren Zweders dr. van Hagesteyn, en zonder wettige kinderen overleden 12 augustus 1353; en 3o. Agnes, gehuwd met Gerrit van Raephorst, en overleden 30 april 1335 (Necr. Egm.)
De oudste zoon van heer Jan van Pollanen, heer Jan van Hedel, kocht in 1350 Breda, dat door de kleindochter van zijn oudsten zoon met Pollanen en de Leck ten huwelijk werd gebracht aan graaf Engelbert van Nassau. De afstammelingen van zijn jongsten zoon heer Otto van Hedel stierven in den mansstam van den oudsten tak uit in 1712 met Oswald III graaf van den Bergh ('s Heerenbergh), terwijl de jongste tak, graven van Bergh-Breda, nog bestaat.
S.M. Hz.
Register.
De cijfers verwijzen naar de nommers der regesten. De nrs. 1-259 staan fol. 45 ro-55 vo, de nrs. 260-320 fol. 87 vo-90 ro, de nrs. 321-324 fol. 15 vo, de nrs. 325-378 fol. 33 ro-35 r en nr. 379 fol. 4 vo.
de A. | Zie Esliker woude. |
van der A | - Gerart. 349. |
- Jacop. 350. | |
Achthehoven | - lant. 373. |
- Hughe Pekestocke. 373. | |
de Oude Achtendeil. | Zie Wassenaer. |
Achtien hoeven | - tambacht (Albrecht Bartelmees s.). 23. |
- madelant bi voren Bauekine bosche. 21. 23. | |
de Achtien morgen | - lant. 39. |
de Aftersloet. | Zie Ruele. |
Agathen s. | - Hugo. fol. 108 vo. |
t Aker inden Bosc. | Zie de Haghe. |
Alards s. | - Willem te Voerscoten. 251. |
van Alcmade | - Didderic. 12. 267. 273. |
Alebrechtsberch | - tiende. 288. |
Aleyden s. | - Arnout. 79. |
- Wilmar te Riinsater woude. 17. | |
Alfen | - tiende van Alfer horne. 165. 274. 318. |
- lant in A. ambacht. 5. 223. 232. 316. | |
- lant in Alfer horne. 212. | |
- Gerart vander Goude. 5. | |
van Alfen | - Didderic. 274. |
- Hughe 274. | |
Alfer horne. | Zie Alfen. |
Altena | - die here van. 315. |
Amelgeirs s. | - Didderic te Voerborch. 149. |
Amersfort | - tambacht. fol. 3 vo. |
van Amestelle | - die here. fol. 33 ro. 34 ro. |
- Otte. 356. | |
Amestelredam | - lant. 356. |
Ammers | - lant. 91. |
van Ammers | - Gisekin. 91. 97. |
Andreas te Port vliet. fol. 108 vo. | |
Anghenvort | - lant tusscen Vloedorp ende A. 310. |
van Antwerpe | - Jan. 373. |
Apers s. | - Jan haren. Zie Suindrecht. |
d Are | - 360. |
- de tiende van Hondescop. 360. | |
- de bede. 266. | |
van der Are | - Didderic. 369. |
- har Gerart. 2. | |
Arlender vene | - tiende. 10. 301. 377. |
- de bede. 169. 266. | |
- lant. 23. 89. | |
- Wouters woninghe vanden Vene. 89. | |
Arnouts s. | - Mathias. 22. |
Badeloghen s. | - Willem. Zie Heemstede. |
Ballen s. | - Didderic. 105. |
Bardemaker van Haerlem | - Willem. 294. |
- Didderic siin broder. 294. | |
Bartelmees s. | - Albrecht. 23 |
voren Bauekine bosche. | Zie Achtien hoeven |
Beye. fol. 108vo. | |
Bein | - Henric te Rijsewiic. 103. |
van Beisdin | - Philips. 115. |
van der Beke | - Egghebrecht. 179. |
- Reyner. 206. | |
Belle | - Clais haren Bernarts s. 172. |
- Reijnier haren Bernarts s. 171. | |
Benscop | - lant. 365. 371. |
- lant ten Nienslote. 368. |
van Benthem | - Symon haren Willems s. 33. 291. |
Benthusen | - lant. 223. |
den Berch. | Zie Rotte. |
Berendrecht. 273. | |
van Berghen | - Rassewint. 296. |
t Berglant (in Zoterwoude?) | - lant. 224. |
Berkel. 126 (bis). | |
Berkenriis. | Zie Zuetwiic. |
Bertouts s. | - Symon. 260. |
ver Bertraden s. | - Arnout. 117. |
de Besen | - lant. 369. |
de Beseten (te Zande?) | - lant. 82. |
Betten s. | - Arnout te Rijsewiic. 199. |
Betten sloet. | Zie Broec. |
Bilenvelt. | Zie Hermale. |
Biselant | - die bede. 44. |
Bittermond | - Jan te Zande 80. |
Blesewiic | - tambacht ende tiende (har Ghisebrecht Bokel). 126. |
- gherslant. 126. | |
Blomartsdiic | - die vterste sole van. 126. |
half Blomendael | - tlant, gherecht ende tiende (Didderic de clerc van Haerlem). 40. |
Bodegrave. 182. | |
Boeme(l). 378. | |
Boemelrwaert. 378. | |
Bokel | - har Ghisebrecht te Rotterdam. 4? 126 (bis). |
- Didderic te Rijsewiic. 107. | |
- Florens kindere haren Ghisebrechts B. broders. 126. | |
vten Dike - Didderic. 114. | |
Bokelsdiic | - tambacht tusscen tambacht van Scie ende van Sconerlo (har Ghisebrecht Bokel). 126. |
- wtslach van die van Rotte tusscen tambacht van Sconerlo ende haren |
Gilis ambacht wtgaende op die Merwede. 126. | |
van der Borch | - Didderic te Voerborch. 117. |
- Willem. 117. | |
- Cf. van der Burch. | |
Borgherdiic. | Zie Maselant. |
Borghewech. | Zie Maselant. |
(van Borselen) | - har Wolfaert. fol. 108 vo. |
Bort | - Mathijs Didderics s. 276. |
t Bosc. | Zie de Haghe. |
van den Bosche | - Hugo te Voerscoten. 238. |
- Mathias. 21. | |
- Mense. 21. | |
- Cf. van den Buske. | |
Boschusen. | Zie Zoterwoude. |
van Boschusen | - Gerart. 66. 249. |
Boescoep | - der abdissen gherecht. 165. |
- tiende. 318. | |
Boudiins s. | - Didderic Zie Dode. |
Brede | - Gerart. 232. |
Brederode. 294. 297. | |
van Brederode | - (har Willem) die here. 111. 257. 266. |
- har Florens. 27. 187. | |
de Brede wech. | Zie Rijsewiic. |
de Brede weide. | Zie Seist. |
van Brisenkerke | - Jacop voren Hidden s. fol. 108 vo. |
de Broec (bider Goude) van Betten sloete te haluen grase. 256. | |
(bider Scie) | - tambacht ende lant vant goet in d.B. (har Ghisebrecht Bokel). 126. |
- ambacht ende lant int ambacht van d.B. (Henric van Coudenhoue). 60. | |
- lant in haren Enghebrechts ambacht. 32. |
de Broec (bider Scie) | - lant. 31. |
Zie de Haghe, Kercwerve, Lysse, Naeltwiic, Nortik, Oestghest, Polegheest, Riinsater woude, Rijsewiic, Tedingher ambacht, Voerborch, Waremont, Zassenem. | |
de Broediic. | Zie Gherverscoep. |
Broedics velt. | Zie Gherverscoep. |
van den Broke | - har Arst. 28. |
- har Enghebrecht. 32. | |
vten Broke | - Didderic haren Didderics s. 244. |
- Nanne Alout haren Willems s. 104. | |
- Otte. 118. | |
- Willam. 118. 219. | |
Brunars. 81. | |
de Brune | - Daneil Anselmi. 226. |
van der Burch | - Jan te Rijsewiic. 100. |
- Cf. van der Borch. | |
Burewelt | - Willaems woninghe van Marsen. 366. |
Burgherdiic. | Zie Maselant. |
Burvelt | - lant. 370. |
van den Buske | - Ghisebrecht. 347. |
- Cf. van den Bosche. | |
Butzeel | - Johannes te Nortik. 281. |
Butsels s. | - Jan. 182. |
Calle | - Didderic te Lysse. 176. |
(Calueslo), des borchgrauen gherecht. 38. | |
van Kalueslo | - Claes. 24. |
vanden Campe | - Claes. 147. |
- Hugo te Monster. 280. | |
- Thileman. 312. | |
(Capelle) | - tambocht (Troveis van Moerdrecht). 88. |
- de bede. 88. | |
Catwijc | - dat Tornoesvelt. 278. |
- 3. | |
Cerryson van Dordrecht. 324. | |
voren Clemensen s. | - Thyeman. 59. |
Clercs s. | - Didderic Jacops. 82. |
van den Clinghen | - Didderic. 140. |
Clinkart | - Didderic. 111. |
Klocwer. | Zie Vlaerdinghe. |
Cloue | - Jan te Naeltwiic. 240. |
de Coc | - Jan in Rubroke. 128. |
- Willem. 242. 293. | |
Coeke. 81. | |
- Ghisebrecht siin sone te Zande. 80. | |
- Willem siin stiip sone. 84. | |
Coele | - tambacht (Florens kindere haren Ghisebrecht Bokels broders). 126. |
Conrarts | - Conrart. 164. |
- Gerart te Nortik. 283. | |
- Hughe in Monster. 145. | |
Coperens s. | - Peter Henrics. fol. 108vo. |
Copers s. | - Philips Henrics fol. 108vo. |
Coppairt. 178. | |
die Coppelhoeve. | Zie t Spiic. |
Cordewaens lant. | Zie Langherac. |
t Cornen vene. | Zie Haerlem. |
Corstans s. | - Niclais. 111. |
haren Corstans hoeve (in Scie?). 29. | |
(Cortelant) | - tambacht (Troveis van Moerdrecht). 88. |
- die bede. 88. | |
Costijns dr. | - Soffie. 65. |
Coudekerke | - tiende. 168. 263. 305. |
- lant inden Hoghen wert. 160. | |
- lant in den Houwen wert. 161. | |
- lant in den Leghen wert. 164. | |
- broke lant. 211. | |
- Mourin Jans s 211. | |
van Coudenhoue | - Henric. 60. |
- Jan. 299. | |
Craenbroec. 159. | |
Cralinghe. 88. 256. |
Croenekin | - Peter. 351. |
die Crofte. | Zie Voerhout. |
t Crommelant. | Zie Vlaerdinghe. |
Kuke | - die here van. fol. 3ro. |
Daerrode (in Lysse?) | - Mathijs Didderics Borts s. woninghe. 276. |
van Daerrode | - Didderic. 188. |
vten Dale | - Gheiman Hughen s. 112. |
- Wiggher Hughen s. 113. | |
van den Damme | - Arnekin. 62. |
- Ghisebrecht. 357. | |
Dapifer. 379. | |
die Delf. | Zie Delflant. |
Delf | - die gigte vander kerken. 44. |
- tiende. 44. | |
- de hoeve. 196. 225. | |
- Thieman van Ruvene, Arnout vanden Vene, Arnout haren Hughen sRoden s. portere in D. 144. 207. fol. 108vo. | |
Delfhoeve. | Zie Delf. |
Delflant | - die Hernesse in D. (Philips Didderics s. van Wermonde). 56. |
- ghelt op die Hernesse. 196. | |
- lant in Gheerrelire. 150. | |
- ghelt te Dixhorne. 196. | |
- Bartholomeus woninghe vander Made tusscen die Delf ende den Maessloet. 3. 44. | |
Denen s. | - Alebrecht Willems. 83. |
Denemarken | - lant. 349. |
Dessiederkerke | - die winmolne. 79. |
Didderics s. | - Willem. 269. |
voren Didewar s. | - Didderic. 64. |
t Diep tusscen Blesewiic ende Zevenhusen. 126. | |
Diere | - Gerart. 106. |
vten Dike | - Reynier Jans s. 58. |
- Splinter haren Jans s. 46. |
Dixhorn. | Zie Delflant. |
van der Dobbe | - Gerart te Nvenvene. 13. |
Dode | - Didderic Boudiins s. 40. 162. 212. |
- Gerart in Wateringhe. 61. | |
Dodins vere. | Zie Voerscoten. |
de Does. | Zie Leyderdorp. |
van der Does | - Didderic. 227. |
Doys. 186. | |
de Donc. | Zie Voerscoten. |
van der Donc | - Peter. 143. 246. |
Donevoet | - Claes. 110. |
Dordrecht | - die hoeve. 225. |
- Cerryson van D. 324. | |
t Dorp | - tiende in Jans gherechte vanden D. 102. |
- die Madewere in Jans ambochte ten D. tusken Lichtevoets vaert ende Tanthoeft. 300. 376. | |
van den Dorpe | - Jan. 54. 102. 300. 376. |
die Dortoghe. | Zie Monster. |
die Droglede. | Zie Waremont. |
dat Dudeske huus. | Zie Maselant. |
de Duker | - Jan te Waremonde. 241. |
van den Dunen | - Hughe Walichs s. 231. |
Durcant | - Willem. 339. |
van Dursken | - Clais. 354. |
- Hughe. 353. | |
Dursker vene | - lant. 347. |
Dursker wart | - lant vore Vredelant. 353. |
die Durslaghe. | Zie Judefaes. |
van Duvenvorde | - Florens. 34. |
- haren Jans woninghe. 34. | |
die Ecghe | - lant ten vtersten E. 375. |
Echtlem | - Prior in. fol. 2ro. |
van Egmonde | - har Willaem. 155. 359. |
Eylewars marke. | Zie Waremont. |
Ekendunen. | Zie Monster. |
Elbots tiende. | Zie Maselant. |
van Elske | - Wouter. 14. |
van Endegheest | - Jacop. 155. |
vten Enghe | - Barnart. 335. |
haren Enghebrechts ambacht. | Zie Broec. |
Ermegarden s. | - Peter. 19. |
Esbroec | - tiende. 167. |
die Eslikere. | Zie Esliker woude. |
Esliker woude | - tgherecht (har Jacop vanden Woude). 48. |
- de ghift vander kerke. 360. | |
- tiende. 360. | |
- de tins, de bede ende bottinghe. 48. | |
- die viskerie vander A. 48. | |
- lant buten der Eslikere in haren Jacops gherecht. 162. | |
- Didderic de Meyer. 16. | |
Etelsberch. | Zie Ouuervliet. |
Ever | - Gerart te Lysse. 10. |
die Euer | - Conrart. 168 |
Everarts s. | - Jan te Monster. 237. |
- Willaem haren. 370. | |
van Everdinghen | - har Hubrecht. 325. |
Feukiin te Lysse. 188. | |
voren Floren s. | - Robbrecht. 197. 322. |
Florens s. | - Jacop. 235. |
Foreest | - tambacht ende tiende (har Hardenbern van Foreest). 258. |
van Foreest | - har Hardenbern. 258. |
Ghalchort. 271. | |
Gamber | - lant te Loetcamp. 378. |
de Gantel. | Zie de Poel. |
Garbrantsvene (in Leyderdorp?) | - lant. 25. |
van Gauer | - die here. fol. 108vo. |
de Ghawech. | Zie Maselant, Rotte, Voerborch. |
de Gheer. | Zie Hadewarts woude, Lysse, Maselant, Zoter woude. |
de Gheest. | Zie Monster, Naeltwiic, Nortik, Waremont. |
Gheesterwert. | Zie Oestghest. |
Gheien dr. | - Beatrijs. 72. |
t Ghein. fol. 3ro. | |
Ghenen pone. | Zie Naeltwiic. |
Ghenen rine | - lant. 203. |
Gerarts s. | - Jacop. 111. |
- Ribrecht haren. 372. | |
van den Ghere | - Didderic. 38. |
Gheerre lire. | Zie Delflant. |
Ghere sidde. | Zie Monster. |
dat Ghersbroke. | Zie Scie. |
Gertruden s. | - Willem te Hadewarts woude. 11. |
Gherverscoep | - lant. 336. 339. |
- lant in Broedics velt. 331. | |
- Claes woninghe van Roemts inden Broediic. 340. | |
Ghervliet | - die tolle. 3. |
haren Gheuekens s. | - Didderic. 151. |
- Gerart. 150. | |
Ghiben s. | - Arnout. 284. |
Ghisebrechts s. | - Reynier te Keten. 8. |
har Ghisebrechts (Bokels?) lant | - wartlant in. 4. |
Giselen s. | - Gerart. 78. |
Gode | - Bartholomeus int ambacht van Polegheest. 192. |
- Clais int ambocht van Oesgeist. 191. | |
- Hughe. 20. | |
voren Godelden lant. | Zie Rijsewiic. |
broder - Didderic. 170. | |
Goeskin ende Johannes siin broder. 74. | |
t Goy | - lant in Wlvinre broech in tgherechte vanden G. 329. |
van den Goye | - Ghisebrecht. 327. |
vten Goye | - har Ghisebrecht. 326. |
Goscards s. | - Henric te Maselant. 221. |
die Goude. 5. 88. 121. 193. 256. | |
van der Goude | - Gerart in Alfen. 5. |
Gravelant | - Jannen des Molnaren huus ende lant. 317. |
Oude ende Niwe Gravencoep | - tambacht, lant ende tiende (Didderic van Minnic(hem). 125. |
voren Grieten s. | - Jan. 260. |
van den Gronen diic | - Willem. 248. |
van Gronenvelde | - Didderic. 146. 204. |
(Groenswert) | - tgherecht ende tiende (har Symon van Telinghen). 175. |
die Groete | - Willem. 49. |
van den Groeten hues | - Henric. 348. |
Groete velt | - lant. 304. |
de Groete wert. 311. | |
die Grute tusken Cralinghe ende die Goude bider Ysele ende dien vene. 256. | |
Hadewarts woude | - tiende. 305. |
- lant in Maetvelt int gherecht van H. tusscen der wateringhe ende den Rine. 1. | |
- lant in dien Ghere. 11. | |
- lant. 247. 248. | |
- Willem Gertruden s., Conrart Scouten s., Willem vanden Gronen diic. 11. 247. 248. | |
die Haghe | - fol. 3ro. |
- thues. 201. | |
- tVeen. 3. | |
- lec in de Harstlaghe. 201. | |
- tlant van Sceveninghe. 3. | |
- lant te Sceveninghe. 26. 57. | |
- lant op die hoeve. 105. | |
- lant bi Westerkerke. 134. |
die Haghe | - lant tusscen den Vein ende den Veinsloet. 26. |
- lant tende den Laghe. 201. | |
- lant langhes den Broec. 201. | |
- lant in H. ambacht. 133. 135. 136. 210. | |
- t Aker inden Bosc. 201. | |
- ghelt vter hoeve. 137. | |
- Gerart die iaghere, Hughe die Vriese. 201. 210. | |
vten Hamme | - Vrederic. 336. |
Hanewiic gherecht | - lant. 345. |
Hannen | - Got. 193. |
van der Hare | - Warnare haren Willems s. 331. |
- Willem haren Willems s. 332. | |
Haerlem | - de tiende vander prochie. 285. |
- ghelt. 120. 359. | |
- hosteden. 214. | |
- tVene. 86. | |
- t Cornen vene. 270. | |
- Didderics des clercs woninghe. 40. | |
- Didderic de clerc van. 40. | |
van Haerlem | - Dammas Didderics s. 193. |
de Harstlaghe. | Zie de Haghe. |
Hatscamp. | Zie Monster. |
Haetsmade. | Zie Monster. |
Haues | - Willaem. 367. |
die Heymont. | Zie Zande. |
Heino te Port vliet. fol. 108vo. | |
Heinen s. | - Florens. 36. |
- Janne fol. 108vo. | |
van Hekelinghe | - Janne. fol. 108vo. |
Heldecop | - Willekin. 75. |
Helfs dinghen. 326. | |
Helichlo | - die bottinghe. 10. |
van Hemeskerke | - har Arnout. 358. |
van Hemeskerke | - Enghelbrecht van Scye Hughen s. 30. |
- Didderic Hughen s. 31. | |
Hemestede | - tiende. 269. |
(van Hemestede) | - Willem Badeloghen s. 288. |
Henrics s. | - Clais te Portvliet. fol. 108 vo. |
- Elebolt. fol 108vo (bis). | |
Hermale | - lant op Bilenvelt in Henrics gherechte van H. 333. 335. 338. |
- tgoet ter Putkupe. 259. | |
- Henrics woninghe van Hermale. 343. | |
van Hermale | - Ghisebrecht. 343. |
- Henric. 335. 343. | |
Hermaelre waert | - lant. 332. |
Hermans s. | - Willem. 69. |
die Hernesse | - tiende. 26. |
- tgoet op die H. 3. | |
- lant. 26. 272. | |
- ghelt. 154. | |
- Zie Delflant. | |
de Herstbede. 85. 226. | |
Herts s. | - Gerart Didderics. 137. |
tseren Hien lant. 308. | |
Hillare made. | Zie Wassenaer. |
Hilleghem. 173. | |
van Hilleghem | - Niclais. 51. |
van Hilnaer | - Hughe. 1. |
Hilnergheest. | Zie Wassenaer. |
de Hoec. | Zie Wateringhe. |
Hoedenpiil | - tambacht (Didderic van Hoedenpil.) 97. |
- tiende in Didderics gerechte van H. 102. | |
- lant. 97. | |
van Hoedenpiil | - Didderic. 97. 102. |
t Hoeflant. | Zie Pinacker. |
(van den Hoeke) | - Frederic. 6. |
de Hoeve. | Zie de Haghe, Naeltwiic, Rijsewiic. |
die Hoeven te Leyden, Delf, Zcye ende Dordrecht. 225. | |
van der Hoeve | - Jan. 234. |
de Hofdiic. | Zie Maselant. |
van Hoghelede (Hoelede) | - Didderic haren Niclais s. 216. 272. 323. |
- Cf. Hoilede. | |
die Hoghe made (har Jacop vanden Woude). 48. | |
die Hoghe stat. | Zie Vlaerdinghe. |
die Hoghe wert. | Zie Coudekerke. |
van Hoilede | - Didderic har Reiners s. 199. |
- Hugo. 220. | |
- Cf. Hoghelede. | |
Holdeslaghe. | Zie Leyderdorp. |
die Hole Maere. | Zie Waremont. |
van Hollant | - Wilhelmus Romanorum rex. fol. 2o. |
- Florens graue. fol. 1ro, 2ro, 3ro, 33ro, 34ro. 1. 3. 5. 6. 7. 26. 111. 178. 193. 253. 259. 260. 305. 376. 378. | |
- (Jan) graue. fol. 108 vo. | |
- Beatrijs grauinne fol. 1ro. | |
die Hollander | - Hughe. 42. |
Hondescop. | Zie d Are. |
Honsewiic | - lant. 314. |
van Honswike (Hunswike) | - Hugo. 295 |
- Otto. 307. | |
van Honte | - Gerart. 285. |
Hontsoler diic. | Zie Naeltwiic. |
Horst | - castrum in H. fol. 3 ro. |
- Zie Voerscoten. | |
van der Hoerst | - Wouter. 297. |
van den Hove | - Henric. 338. |
de Hout. | Zie Nortik. |
vten Houte | - Jan. 310. |
de Houwe wert. | Zie Coudekerke. |
Hughen s. | - Bouduin. 153. |
Hughen s. | - Gerart. 111. |
broder | - Florens. 117. |
die Hulc tolne. 3. | |
die Jaghers | - Gerart ende Diddekin. 201. |
Jans s. | - Mourinus te Coudekerke. 211. |
Jonas s. | - Jan. 218. |
Yo | - portere in Vlardinghen. 213. |
- te Port vliet. fol. 108vo (bis). | |
Yos s. | - Busekin. fol. 108vo. |
Ysebrant. 275. | |
Ysebrants s. | - Vrederic. 109. |
die Ysele. 256. | |
Yseler mer. 88. | |
Yselmonde | - lant opt oestende ende opt westende. 126. |
Judefaes | - lant bi der Durslaghe. 367. |
Juffredi | - Petrus. fol. 108vo (bis). |
de Junghe | - Peter 371. |
- Willaem. 368. | |
Kegelaer te Lysse. 183. | |
de Kercsteghe. | Zie Leyden. |
Kercwerve | - tiende. 289. |
- lant in K. broec. 76. | |
- Cf. Oestghest. | |
van der Kerken | - Didderic. 173. 272. |
Kermerlant | - die bottinghe te Helichlo. 10. |
Kerrebake | - Jacop te Scie. 259. |
dat Kervelant (bi Waerder). 132. | |
de Ketel | - tambacht in den K. (die here van Wassenare. 3. |
- die bede. 34. | |
- gelt. 196. | |
- lant. 62. 63. 64. | |
(Keten) | - tambacht (Troveis van Moerdrecht). 88. |
- lant. 8. 254. 255. | |
Kybben s. | - Thomas. 279. |
de Laghe. | Zie de Haghe. |
Lancwinkel. | Zie Velsen. |
Landeric. fol. 108vo. | |
Langhevelt. | Zie Nortik. |
van Langevelde. | - Didderic. 230. |
Langherac | - Cordewaens lant. 328. |
van Langherake | - Wouter. 328. |
t Langhe wer | - lant. 51. |
die Lantscede. | Zie Roderiis. |
die Lede. | Zie de Lire, Pinacker. |
die Laghe wert. | Zie Coudekerke. |
de Lenten bede. 85. | |
Leyden | - die borchgrave. 38. (Zie Calueslo.) |
- de tiende tote Rodenborch lane. 36. | |
- ghelt te Lops in L. ambacht. 99. | |
- de Kercstege. 131. | |
- de hoeve. 225. | |
- hosteden. 2. 120. 131. 166. 193. 206. | |
- tverscip. 3. | |
- Ghisebrecht die smit te Lops. 99. | |
- Gerart Rijsewiic. 131. | |
van Leyden | - Lise Spikers. 278. |
Leyderdic. | Zie Maselant. |
Leyderdorp | - Poelegheester tiende. 48. |
- tiende vanden Werde. 193. | |
- tiende tusscen Marnediic ende Holdesclaghe. 267. | |
- tiende tuscen den Ziil ende den Vliete. 193. | |
- die herstbede, recht ende tiende. 159. | |
- thuus inden Werde. 193. | |
- lant in L. ambocht. 37. 65. 159. 223. 227. 228. 229. 260. | |
- lant op der Does. 193. | |
- lant bi den Zile. 131. |
Leyderdorp | - Enghelbrecht Moerseil, Danekin vanden Warde, Daniel vten Werde. 25. 159. 193. |
Lester. | Zie Lysse. |
van Lewen | - Willem. 169. |
Lichtevoets vaert. | Zie t Dorp. |
van Lintscoten | - Willaem, 361. |
de Lire | - tambacht (har Jan Persin). fol. 1ro. |
- tiende. 199. 263. | |
- de bede. 53. fol. 1ro. | |
- gelt. 59. | |
- Elyas woninghe vter Lire. 90. | |
- lant op die Lede. 90. | |
- lant. 53. 242. | |
vter Lire | - Elyas. 90. 263. |
Lysen s. | - Clais te Oestghest. 7. |
Lysse | - de tins. 318. |
- dien vene biden Vetorde. 183. | |
- lant op Loster. 183. | |
- lant tegens die capelle inden Broke. 177. | |
- lant inden Gheir. 183. | |
- lant in L. ambacht 166. 188. | |
- Gerart Ever, Didderic Calle, Kegelaer, Feukiin. 10. 176. 183. 188. | |
van Lysse | - Euer. 305. |
de Lo. | Zie Moerdrecht. |
Loef | - Arnout. 123. |
- Didderic. 123. | |
- Jacop. 123. | |
- fol. 108vo. | |
har Loefs s. | - Ghisebrecht. 334. |
- Vrederic. 333. | |
Loene | - lant bider wateringhe. 357. |
de Loetcamp. | Zie Gamber. |
Lopek | - Ribrechts woninghe haren Gerarts s. 372. |
Lopere | - Wisse. fol. 108vo. |
Lops. | Zie Leyden |
Loster. | Zie Lysse. |
van Loven | - Vranke. 111. |
Ludenkerke | - abbas, conventus, celerarius. fol. 2ro. |
Ludolf. 3. (Cf. Paip weghe). | |
Luitgharden s. | - Gerart. 37. |
tiende (in Leyderdorp?). 193. | |
die Made | Zie Delflant, Monster. |
van der Made | - Bartholomeus. 3. 44. |
Madelant. | Zie Nuencoep. |
die Madewere. | Zie t Dorp. |
die Hole Maere. | Zie Waremont. |
die Maessloet. | Zie Delflant, Monster. |
Maetvelt. | Zie Hadewarts woude. |
Magnus s. | - Clais te Leyderdorp. 229. 260. |
Maye | - Ghisebrecht. 208. |
Markolf | - Arnout. 135. |
ver Margrieten s. | - Jacop Jacops s. 68. |
de Marlediic | - lant. 186. |
de Marnediic. | Zie Leyderdorp. |
Marsen. fol. 33vo. | |
van Marsen | - Willaem. 366. |
Marserbroec | - lant. 348. |
de Oude Mase | - lant opter O.M. 141. |
Maselant | - Elbots tiende. 299. |
- tiende tusscen Burgerdic ende Leyderdic. 93. | |
- tiende tusken den Hofdiic ende Ghisekins huus van Ammers. 97. | |
- tiende. 56. 102. 200. 318. | |
- lant ten Hofdike. 9. | |
- lant in Borgherdike. 94. 244. | |
- lant bi Borgeweghe. 242. | |
- lant inden Nvendiic. 95. | |
- lant ten Velde. 234. | |
- lant in Kerstans Nigers woninghe. 97. |
Maselant | - lant tusscen Tanthoift ende den Ghawech. 96. |
- lant in M. ambacht. 44. 92. 200. 217. 221. 223. 233. 235. 236. | |
- die Gheer. 176. | |
- dat Dudeske hues. 93. | |
- Jans woninghe Hughen des Roden s. 93. | |
- Mourins woninghe in Burgerdic. 94. | |
de Meyer | - Didderic te Esliker woude. 16. |
van Merlar | - Jan. 362. |
de Merre (in Haghe ambacht?). 138. | |
de Mersc. | Zie Oestghest. |
de Merwede. | Zie Bokelsdiic, Rode sant, Rotterdam. |
dat Middellant (Florens kindere haren Ghisebrecht Bokels broders). 126. | |
de Middelweide. | Zie Woudrikem. |
de Mie. 159. | |
van der Mie | - Barthelmees. 18. |
- Danekin van den Warde haren Rampen s. 159. | |
- Gerart. 18. | |
Mighiels s. | - Willem te Keten. 255. |
van Minden | - Amelis. 352. 354. |
van Minnic(hem) | - Didderic. 125. |
Mitsvein. | Zie Voerborch. |
die Modre broic. 361. | |
die Moenc | - Gerart. 130. |
(Moerdrecht) | - tambacht (Troveis van Moerdrecht). 88. |
- tambacht ende tiende vanden veen vander Lo op ses vore lanc vander Piclede. 88. | |
(van Moerdrecht) | - Troveis. 8. 88. 256. |
- Arnout Troveis s. 254. | |
Moerseil | - Enghelbrecht. 25. |
Moes | - Didderic. 236. |
van der Molen | - Gerart. 122. |
van der Molen | - Willam. 122. |
die Molnare | - Janne vt Graveland. 317. |
Monster | - die Dortoghe in M. ambachte, tlant, de tiende ende haren Florens woninghe van Brederode. 27. |
- die tiende vanden Norde. 27. | |
- tiende te Ekendunen. 3. | |
- tiende in Hatscampe. 3. 61. | |
- tiende in M. ambachte 27. 42. 44. 52. 56. 61. 110. | |
- de bede. 110. 126. | |
- de kerke. 44. 110. 112. | |
- hosteden. 110. | |
- de mer te Winendael. 205. 253. | |
- de Mudercamp op de Gheest. 237. | |
- lant biden Suarten diic. 27. 110. | |
- lant in Segbroec. 253. | |
- lant in Hatscampe. 6. 29. 34. 237. 323. | |
- lant in Haetsmade. 183. | |
- lant te Ockenberghe. 41. | |
- lant in Oudenborch made. 280. | |
- lant op die Made. 157. | |
- lant in die Made tusscen den dicsloet ende den Maessloet. 145. | |
- lant op die Scelt tusscen die Smale hoeve ende die Oude wateringhe. 67. | |
- lant in die Smale hoeve. 78. | |
- lant bi den Wilbosc. 245. | |
- lant in Sclebusc. 140. | |
- lant op dat Slike. 309. | |
- lant in Ghere sidde. 58. | |
- lant in M. ambacht. 45. 112. 115. 139. 145. 178. 244. | |
- gelt in dien Riesdic. 113. | |
- har Florens van Brederode, Clais van Oudenborch, Arnout Aleyden s., Hugo |
Mues, Clais Donevoet, Hughe Conrarts s., Jan Muus, Ysebrant die Svaif, Jan Everarts s., Jan Hughen s., Hughe vanden Campe. 27. 53. 79. 87. 110. 145. 178. 190. 237. 245. 280. | |
Mourin te Burgerdic. 94. | |
de Mudercamp. | Zie Monster. |
Mues | - Hugo in Monster. 87. |
- Jan Willem Heinen s.s. te Monster. 178. | |
de Mues | - Arnest. 61. |
- Gerart in Maselant. 217. | |
- tambacht ende den tiende vander Gheest (Florens vander Wort). 39. | |
- tiende van Hontsoler dike. 39. | |
- tiende in N. broec 61. | |
- tiende. 91. | |
- Didderics woninghe haren Didderics s. vten Broke inden Broke. 244. | |
- ghestlant in Clais woninghe vanden Pole. 194. | |
Naeltwiic | - lant in Florens ambacht vander Wort. 50. 240. |
- lant in Honseler dike. 244. | |
- lant in Ghenen pone bi Hontsoler dike. 151. | |
- lant op dat Slike. 309. | |
- lant inden Odeverscampe. 244. | |
- lant in die Hoeve. 244. | |
- Jan Cloue, Gerart die Neve. 240. 244. | |
Naghel | - Gerart te Voerhout. 180. 303. |
- Jan. 310. | |
- Symon. 282. | |
- Willem. 275. | |
Nannen s. | - Conrart. 257. |
- Florens te Valkenborch. 184. | |
de Nesse | - Amelis woninghe van Minden. 352. |
vter Nesse | - Jan. 68. |
die Neve | - Gerart te Monster. 244. |
Nichtevecht, des biscops gherechte | - lant. 354. |
Niencoep. | Zie Nuencoep. |
t Nieslot. | Zie Benscop. |
Niewekerke. | Zie Nuwekerke. |
Niewendam. fol. 108vo. | |
Niewe Ryede. | Zie Riede. |
Niger | - Kerstans. 97. |
ver Nimmen s. | - Jacop. 96. |
de Noitdorper wech. | Zie Voerborch. |
de Nort. | Zie Monster. |
Nortger. | Zie Nortik. |
de Northem. | Zie Riinsater woude. |
Nortik (Nortich, Nortger, Nortdik) | - Gerarts ambacht van N. 98. 224. |
- Jans ambacht van N. 196. 231. | |
- tiende bi Langhenvelde. 279. | |
- tiende ende lant vanden Ouden Rine. 262. | |
- tiende. 195. | |
- de tins. 195. 196. 224. 239. | |
- tscot. 195. | |
- ghelt op den diich. 224. | |
- lant van Langenvelde. 322. | |
- lant in die Scelwiic ane die dunen. 195. | |
- lant inden Broke tusscen Vorhoute ende N. bi der abdissen lant. 98. | |
- lant op der Gheest. 43. | |
- lant bi N. damme. 281. 282. 283. | |
- lant in N. ambacht. 130. 230. | |
- Gerarts woninghe van N. tusscen den wech ent den hout. 177. | |
- Winardus, Arnout die Witte, Hugo Sybbens s., Johannes Butzeel, Gerart Conrarts s. 43. 195. 239. 281. 283. |
Nortik | - lant van Nortke. Zie Riede. |
van Nortke (enz.) | - Didderic. 322. |
- Gerart. 98. 177. | |
- Jan. 196. 322. | |
- ver Brechte. 322. | |
Nortiker dam. | Zie Nortik. |
Nortiker hout. | Zie Nortik. |
Nortscuren. | Zie Scuren. |
Nuencoep | - t Madelant bi diere Sydewende op ander wateringhen. 18. |
- lant. 19. 20. 21. 189. | |
de Nuendiic. | Zie Maselant. |
Nuenvene | - lant. 13. |
- Gerart vander Dobbe. 13. | |
de Nuwekerke (op der Ysele) | - tambacht (Troveis van Moerdrecht). 88. |
- Troves woninghe (van Moerdrecht). 256. | |
(bi Haerlem) | - die tiende. 290. |
- die tinse, die vroenescoude ende die herfsbede. 358. | |
Ockenberch. | Zie Monster. |
van Ockenberghe | - Alebrecht. 157. |
Oden s. | - Didderic 71. |
de Odeverscamp. | Zie Naeltwiic. |
Oechusen | - Ghisebrechts woninghe haren Loefs s. 334. |
Oestghest | - tiende in Gheesterwert. 287. |
- tiende in O. broec. 292. | |
- tins in tambocht van O. 69. | |
- lant op den Mersc in O. ambochte. 2. | |
- lant in O. ambochte. 7. 72. | |
- Clais Lysen s., Jacop vander Wort, Clais Gode. 7. 76. 191. | |
- Cf. Kercwerve, Vetghest. |
van Oestghest | - Gerart. 292. |
- Willem. 2. 264. | |
Oggelede (in Waremonder ambacht?) | - lant. 73. |
t Oghe | - tgoet in. 266 |
Olyvier. 127. | |
van den Orde | - Ghise. 183. |
d Oude broec. | Zie Woudrikem. |
de Oude diic. | Zie Vlaerdinghe. |
de Oude Mase. | Zie Mase. |
Oudenborch made. | Zie Monster. |
van Oudenborch | - Clais. 53. |
Oudencoep (in Rijnlant) | - tiende. 159. |
(int Sticht) | - lant. 350. |
de Oude Riin. | Zie Nortik. |
Oudewater | - Willaems woninghe van Lintscoten 361. |
die Oude wateringhe. | Zie Monster. |
de Oude wech. | Zie Voerborch. |
Outshorn | - lant. 24. 163. |
van Outsorne | - Screuel. 225. |
Ouuervliet (in Rijswiker ambacht?) | - den tins tusscen Rabboutsdiic ende Etelsberch. 100. |
van den Paip weghe | - Ludolf. 142. (Cf. Ludolf.) |
Panne | - Jan. 67. |
die Pape | - Willem te Vlaerdinghe. 214. |
Pekestocke | - Hughe te Achthehoven. 373. |
Persin | - Enghelbrecht. 270. |
- har Jan. fol. 1ro. | |
- Liclais haren Jans s. fol. 1ro. | |
Peters s. | - Ancelin. 77. |
- Niclais. 215. | |
Phylips s. | - Gerart te Rysewiic. 152. |
- Jan te Leyden. 193. | |
de Piclede. | Zie Moerdrecht. |
Pinacker | - de bede. 3. 44. |
- thoeflant. 250. |
Pinacker | - lant op die Lede. 207. |
- lant in P. 54. | |
de Poel | - tiende inden Poeldiic. 91. 145. 274. |
- tiende inden P. 110. | |
- lant int ambocht vanden P. 6. 108. | |
- lant op die Gantele. 26. 114. | |
- lant op de Gantel bider capellen vanden Poeldiic. 55. 252. | |
- lant inden Poeldiic. 53. 77. | |
- lant in den Poeldiic tusscen der capellen vanden P. ende Wendekinsloet. 33. | |
- lant in vore Vendenkine lande. 323. | |
- lant op Poelsant. 146. 204. | |
- gelt op Quintes wateringhe. 39. | |
- Zie Polegheest. | |
de Poeldiic | Zie de Poel. |
Poeldvnen. | Zie Zande. |
van den Pole | - Clais te Naeltwiic. 194. |
vten Poele | - Arnout Willems s. 86. |
Polegheest | - tlant inden Broec ouuer den Poel int ambacht van P. 192. |
- Zie Leyderdorp. | |
van Polegheest | - die vrouwe. 167. |
Poelsant. | Zie de Poel. |
Popswoude | - lant. 126. 157. |
Port vliet | - Yo, Heino, Clais Henrics s., Henric Willems s., Andreas. fol. 108vo. |
Preng | - Symon 3. |
van Pudelwiic | - Philips Jacops s. 57. |
Pulgien. 175. | |
de Putkup. | Zie Hermale. |
Quintes wateringhe. | Zie de Poel. |
Rabboutsdiic. | Zie Ouuervliet. |
van Raephorst | - har Kerstans. 26. 29. 309. |
van Randenbroeke | - Barthelmeus. 337. |
Rapijn | - lant. 337. |
Ravensberch | - tambacht, tgherecht ende tiende (Didderic van Minnic(hem). 125. |
- recht ende tiende van lant. 223. | |
van Reven | - Jan Hughen s. 245. |
van Rewike | - Peter Walichs s. 316. |
Ricouts s. | - Bernart. 161. |
Riede | - de tiende van al R. ambacht. 273. 295. |
- tiende in Niwe Ryede daer Berendrecht sceidet. 273. | |
- tiende in R. 259. 307. | |
- lant van Nortke bi Riderkerke in Riderwaert. 196. | |
vten Riede | - Gerart. 141. |
Riderkerke. | Zie Riede. |
Riderwaert. 196. | |
de Riesdiic. | Zie Monster. |
de Rietcamp (in Vlaerdingher ambacht?) | - lant. 323. |
de Rietmade | - lant. 83. |
Rietwiic | - die tinse, die vroenescoude ende die herfsbede. 358. |
de Riin. 1. 89. 111. 131. 247. | |
Riinsater woude | - lant inden Broke in Didderics ambochte (van Alcmade) in de Northem. 12. |
- lant. 17. 158. | |
- Willem Tydemans s., Wilmar Aleyden s. 12. 17. 158. | |
(Rijnsburch) | - die abdisse. 98. 165. |
Rijnvisch | - Philips. fol. 108vo. |
Rijsewiic | - tambacht (Jan vander Burch). 100. |
- die tiende van R. broec. 265. | |
- tiende. 3. 268. 286. 291. 306. | |
- die bottinghe. 100. | |
- Didderics sate ende woninghe vanden Werue. 101. | |
- Gerart Dieren woninghe. 106. |
Rijsewiic | - Didderic Bokels woninghe. 107. |
- lant in R. broec. 104. 165. 264. | |
- lant in die Vort. 178. | |
- lant vanden Breeden weghe sutwarts teghens die Voert. 126. | |
- lant in die hoeve. 152. | |
- lant opden westec van den lande. 153. | |
- lant tusscen dien Vliete enter Suette. 106. | |
- lant ouuer den Vliet. 103. | |
- tlant tusken die watersluse ende ver Ghodelde lant. 101. | |
- lant in R. ambocht. 199. | |
- Jan vander Burch, Jan ouuer Voert, Henric Bein, Nanne vten Broke, Didderic Ballen s., Gerart Philips s., Arnout vter Voert, Arnout Betten s. 100. 102. 103. 104. 105. 108. 152. 199. | |
Rysewiic | - Gerart ende Kerstine siin wiif te Leyden. 131. |
t Rilant | - lant 51. |
van den Rine | - Gherlant. 262. |
- Didderic. 224. | |
van Rinninghen | - har Elias. 330. |
t Rintvelt. | Zie Scie |
t Rintvene. | Zie Scie. |
die Rode | - Arnout haren Hughen s. fol. 108vo. |
- Hughe. 44. | |
- Jan. 95. | |
- Jan Hughen s. te Maselant. 93. | |
Rodenborch. | Zie Leyden, Zoter woude. |
van Roedenborch | - har Florens. 222. |
- Florens sire suster s. 223. | |
Roderiis | - tambacht tusken die Lantscede ende de Striclede (har Alewiin van Roderise ghedeilt mit haren Arst vanden Broke). 28. |
Roderiis | - Zie Scie. |
van Roderise | - har Alewiin. 28 |
- Daniel te Scie. 29. | |
(Rode sant) | - tambacht tusscen die halve Rotte ende dat ambacht van Sconerlo vtgaende op die Merwede (har Ghisebrecht Bokel). 126. |
Rolant. 127. | |
van Roelant | - Willem. 290. |
van Roemts | - Clais. 340. |
Rolleboen | - Bartholomeus. 138. |
Rosenberch. | Zie Voerscoten. |
die Rotte. | Zie Rode sant, Rotterdam, Rubroec. |
Rotte | - de tiende van R., opgaende van Wolfs gaweghe tote den scede van Berkel. 126. |
- de lentenbede ten Berghe. 129. | |
- thuus ende sate vanden Berge. 323. | |
- lant ten Berge. 323. | |
- lant inden Timpe in R. ambacht. 323. | |
Rotterdam | - dat ambacht van R. ter haluer Rotte (har Oytgier tseren Gilis s. van Vorscoten). 259. |
Rubroec | - dat ambacht van R. (har Oytgier tseren Gilis s. van Vorscoten). 259. |
- Jan die Coc. 128. | |
Ruele | - lant inden Afterslote in haren Ghisebrechts gherechte van R. 362. 363. 364. |
van Ruele | - har Ghisebrecht. 362. |
Rueso. 92. | |
Ruysch | - Didderic. 244. |
Ruven | - lant. 56. 144. 157. 207. 208. |
van Ruvene | - Thieman int ambochte van Delf. 144. |
Samson | - Ghisebrecht. 375. |
Scade | - Didderic. 136. |
die Scelt. | Zie Monster. |
die Scelwiic. | Zie Nortik. |
Scenkel | - Jacop in die Lire. 242. |
haren Sceullenc s. | - Hughe. 377. (Cf. Snellen.) |
Sceveninghe. | Zie de Haghe. |
van Sceveninghe | - Clais haren Robbrechts s. 45. |
Scie | - dat ambacht tote S. (har Oytgier tseren Gilis s. van Vorscoten). 259. |
- tambacht van S. 126. | |
- haren Gilis ambacht. 126. | |
- die bede. 30. 44. | |
- die hoeue. 225. | |
- haren Oytgiers huus van Vorscoten. 259. | |
- Daniels huus van Roderise. 29. | |
- die hoefsteden ter S. tusscen die sluse ende Jacops Kerrebakes. 259. | |
- lant in dat Ghersbroke. 170. | |
- lant opt Rintvelt. 126. | |
- lant opt Rintvene. 126. | |
- lant ane die Sydewende. 213. | |
- lant in S. ambacht. 29. 87. | |
- Daniel van Roderise, Enghelbrecht van Scie, Didderic Hughen s. van Hemeskerke, Willem Willen s. 29-32. | |
van Scye | - Enghelbrecht Hughen s. van Hemeskerke. 30. |
Scildeman. fol. 108vo. | |
Sciplede | - tiende int ambacht van S. 54. 184. |
- lant. 120. | |
Sclebusc. | Zie Monster. |
Scluters s. | - Didderic Wouters. 321. |
Sconerlo | - tambocht. 126. |
Scorel | - die bede. 288. |
Scoten | - tiende. 270. 288. |
- tgoet. 266. | |
van Scoten | - Didderic. fol. 108vo. |
- Didderic Haghens s. 277. | |
- Symon Haghens s 277. |
de Scoute | - Didderic. 15. |
- Niclais van Wassenare. 134. | |
- Vrederic. 63. | |
Scouten s. | - Conrart. 247. |
- Didderic Henrics s. van Vorscoten. 181. | |
- Elbolt Henrics s. fol. 108vo. | |
- Gerart Jacops. 233. | |
- Hugo. 316. | |
Scoutekiin | - Didderic. 189. |
Scrauenbroec (die here van Brederode). 266. | |
Screuel | - Gerart. 228. |
die Scriuere | - Clais. 355. |
- Jan ende Clais Clais kindere. 166. | |
Scuren | - tiende. 3. |
- lant te Nortscuren. 84. | |
van Scuren | - Jan. 52. |
- Volprecht. 205. | |
dat Slike. | Zie Monster. |
Slipport | - Alebaren. 342. |
Sloet busc | - tiende 3. |
Slupewiic | - tambocht (har Oytgier tseren Gilis s. van Vorscoten). 259. |
Slusen. 6. 101. 259. | |
die Sluter van Telinghen | - Hughe. 174. |
die Smale hoeve. | Zie Monster. |
Smeders s. | - Didderic Gerarts. 185. |
die Smit | - Didderic. 126. |
- Ghisebrecht d.S. van Leyden te Lops. 99. | |
Snedelwiic | - tambacht (Walwin haren Didderics s. van Zassenem). 318. |
- tiende. 165. 318. | |
haren Snellen s. | - Hughe. 301. (cf. Sceullenc.) |
(de Snider) | - Wilhelmus Sartor. fol. 108vo. |
t Spiic | - die Coppelhoeve. 315. |
Spiker | - Hennekin. 364. |
Spirinc | - Didderic. 1. |
(van der Stad) | - Johannes et Symon de Vrbe. 286. |
Steneken | - Didderic. 160. |
van den Stenhuse | - Lysbet. 154. |
de Stertbreke (in Nortiker ambacht?) | - lant. 224. |
Stompartsdiic | - tiende. 33. |
van Stoutenberch | - har Everard. 345. |
de Striclede. | Zie Roderiis. |
Tanthoift. | Zie t Dorp, Maselant. |
Tedingher ambacht | - lant. 104. |
(Tedige) broec | - lant. 118. 119. |
- die scouwinghe. 4. | |
Teykincoep | - lant. 344. 346. |
van Telinghe (Theylinghe) | - (har Didderic) die here. 6. 33. 167. 259. 261. 262. 266-269. 272-276. 278-280. 291. 299. 303. 305. 307. 309. 320. 360. 376. |
- die vrouwe. 305. | |
- Willem. 277. 293. | |
- Janne des heren s. 305. | |
- har Symon. 175. | |
- Didderic haren Symons s. 265. | |
- Florens des heren broder. 302. | |
- Hughe die sluter. 174. | |
de Tempel. | Zie Vlaerdinghe. |
(Tessel) | - Reynerus rector personatus Thessalie. fol. 2ro. |
Tydemans s. | - Lammekin 73. |
- Willem te Riinsater woude. 12. 158. | |
die Timmerman | - Jacop. 133. |
de Timp. | Zie Rotte. |
Tyisdorp. | Zie Zoter woude. |
Tirincsdorp (in Monster ambacht?) | - lant. 190. |
Toins s. | - Wille. 117. |
Tollen. | Zie Ghervliet, Hulc tolne, Vlaerdinghe, Voerscoten, Zeedrift, Soute. |
van der Tolle (Tolne) | - har Florens. 4. 306. |
- Jacop ende Arnout haren Florens stippekender. 119. | |
dat Tornoesvelt. | Zie Catwiic. |
Tutinghehorne | - tambocht (har Willem van Egmonde). 359. |
- ghelt. 359. | |
Vaken s. | - Didderic Gerarts. 163. |
die Valghe e. | Zie Voerscoten. |
Valkenborch | - de herstbede. 40. |
- den hof. 33. | |
- de Wertscamp int ambocht van V. 243. | |
- lant. 184. | |
- Florens Nannen s. 184. | |
van Valkenborch | - Jan 243. |
Vannen s. | - Peter. fol. 108vo. |
Vastraets s. | - Didderic. 290. |
- Willem. 290. | |
die Vecht. fol. 33vo. 352. | |
t Veen. | Zie de Haghe, Haerlem. |
de Veinsloet. | Zie de Haghe. |
Velsen | - 319. |
- Lancwinkel. 298. | |
- lant inden Sutbroke. 297. | |
van Velsen | - Gerart. 319. |
t Velt. | Zie Maselant. |
ad Velum aureum | - Petrus diaconus cardinalis fol. 2ro. |
vore Vendenkine lant. | Zie de Poel. |
van den Vene | - Arnout int ambocht van Delf. 207. |
- Didderic. 178. | |
- Wouter te Arleyder vene. 89. | |
Venhusen (in Haghe ambacht?) | - lant. 3. |
Venin | - Janne. fol. 108vo (bis). |
Vere. fol. 108vo. | |
Verscip in Leyden. 3. | |
Versijnghe. fol. 108vo. | |
van Vetellenvorde | - Boudiin. 47. |
Vetghest(?) | - de herstbede. 68. |
de Vetort. | Zie Lysse. |
Vinc | - Gerart. 116. |
die Visscere | - har Didderic. 129. |
die Visscerie tusscen Waelsmonde ende Ghalchorde. 271. | |
- vander A. Zie Esliker woude. | |
- van Warmonde. Zie Waremont | |
- vanden Wedde ende vander Holre Maerne. Zie Waremont. | |
- van den slusen. Zie Vlaerdinghe. | |
Visscerken. 126. | |
Vlamench | - Willem. 363. |
Vlaerdinghe | - har Gerarts ambacht vander Wateringhen bi V. 6. |
- die marct tollen. 3. | |
- die visscerie vanden slusen. 6. | |
- tiende. 102. | |
- de Tempel. 61. | |
- Vrie ghers. 219. | |
- t Crommelant. 220. | |
- lant in Klocwer. 323. | |
- lant op die Hoghe stat. 215. | |
- lant tegens die Niwe haven. 218. | |
- lant in V. ambacht. 6. 35. 49. 199. 200. 216. | |
- de Oude diic bi V. 6. | |
- Yo portere van V. int ambacht van V. 213. | |
- Willem die pape te V. 214. | |
van Vlardinghe | - Rampe. 200. |
voer Vlent. 252. |
t Vlielant (bi Haerlem). 270. | |
de Vliet. 103. 106. 117. 120. 122. 124. | |
- Zie Leyderdorp, Rijsewiic, Voerborch. | |
Vloedorp | - lant tusscen V. ende Anghenvort 310 |
Vloten | - lant in V. recht. 333. |
- Warnare haren Willems s. vander Hare. 331. | |
die Voghelare te Dixhorne. 196. | |
Voerborch | - Jacops woninghe van Voerborch. 148. |
- Didderics woninghe vander Borch. 117. | |
- lant int ambacht van V. 116. 117. 120. 148. | |
- lant vanden Vliete tote Mitsvein. 117. 120 (bis). | |
- lant ouer den Vliet jegen die kerke. 117. | |
- lant vanden Vliete tote den Ghawech. 124. | |
- lant vanden Vliete anden Ouden wech. 117. 122. | |
- lant jegen die Wiic. 117. | |
- de Noitdorper wech. 117. | |
- Didderic Amelgheirs s. 149. | |
van Vorborch | - har Ghisebrecht. 148. |
- Jacop te Voerborch. 148. | |
- ver Aleyt. 116. 149. 304. | |
van Vore | - Ancelin. 124. |
van Vorenbroke | - Florens. 261. 304. |
Voerhout. | - 98. 174. |
- de herstbede. 302. | |
- de tins. 264 284. | |
- Gerart Naghels woninghe. 303. | |
- die Crofte. 275. 303. | |
- madelant. 180. | |
Vorne | - die here van. 27. |
Voerscoten | - tambacht (die here van Wassenare). 3. |
- die jaermarct tollen. 3. | |
- de bede. 34. 204. |
Voerscoten | - Dodins vere. 3. |
- thuus te V. 259. | |
- des heren woninghe van Wassenare bi der Horst. 3. | |
- die sate van Rosenberch. 3. | |
- lant op der Donc. 143. | |
- lant op die Valghe e. 142. | |
- lant in V. 246. 251. | |
- Hugo vande Bosche. 238. | |
van Vorscoten | - har Oytgier tseren Gilis s. 259. |
- haren Gilis ambacht. Zie Scie. | |
- Didderic ende Roelof siin stiipsone. 146. | |
- Didderic Henrics des scouten s 181. | |
de Vorstweide. | Zie Woudrikem. |
de Voert. | Zie Rijsewiic. |
ouer Voert | - Jan te Rijsewiic. 102. |
vter Voert | - Arnout. 108. |
- Ysebrant. 156. | |
Voits s. | - Arnout Arnouts. 9. |
Oude Voshol, des heren ambacht van Brederode. 111. 257. 266. | |
van Vpburen | - Sanders. 365. |
de Vrbe. | Zie vander Stad. |
Vraets s. | - Symon Gerarts. 209. |
Vredelant. 353. | |
die Vrie | - Arnout. 98. |
de Vrie ban | - lant. 209. |
Vrie ghers. | Zie Vlaerdinghe. |
die Vriese | - Hughe. 210. |
(die Vromade) | - lant. 125. |
Uthoven inden Groeten wert | - lant. 311. |
(Utrecht) | - Johannes electus Traiectensis. fol. 3ro. |
van Vtwike | - har Arnout. 311. |
- Didderic. 314. | |
- har Hartbernen. 315. |
van Vtwike | - Henric. 313 |
Waddinghs vene | - tambacht ende tiende van lant (Jan die Coc). 128. |
- lant. 121. 175. | |
die Waelcamp (in Leyderdorp?) | - lant. 193. |
Waelsmont. 271. | |
van den Warde | - Danekin haren Rampen s. vander Mie 159. (Cf. vten Werde) |
van Wardenberch | - Gheerard. 378. |
Waremont (Wermont) | - tambacht (har Jacop vanden Woude). 48. |
- tiende. 48. 305. | |
- de bede ende de bottinghe. 48. | |
- de tins. 305. | |
- die visscerie vanden Wedde ende vander Holre Maerne. 48. | |
- die visscerie van W. 305. | |
- de kerke. 74. 198. | |
- Franken woninghe van W. bider kerke. 48. | |
- lant in W. 48. 241. | |
- lant op die Droglede. 75. | |
- lant op die Ghest. 74. 75. | |
- made in W. broec. 65. 70. | |
- made op Eylewars marke. 71. 72. | |
- Nannekin van Warmonde, Jan de Duker. 70. 241. | |
van Warmonde | - Frank. 48. |
- Gerart. 198. | |
- Nannekin. 70. | |
- Philips Didderics s. 56. | |
Wassenaer | - tambacht (die here van Wassenare). 3. |
- thof. Zie Zuetwiic. | |
- haren Didderics huus van Zandhorst te Zanthorst. 202. | |
- die bede. 203. |
Wassenaer | - Hilnergheest. 3. |
- lant in Hillare made. 26. | |
- de Oude Achtendeil in W. ambacht. 26. | |
- lant inden ban te W. 147. 185. | |
- har Kerstans (van Raporst). 26. | |
van Wassenare | - (har Didderic) die here. 3. 26. 61. |
- Nicholais die scoute. 134. | |
de Wateringhe | - alt ambacht (har Gerart vander Wateringhen). 6. |
- tienden. 3. 61. | |
- tiende in den Hoec. 6. | |
- de bottinghe. 253. | |
- de kerke. 61. | |
- haren Gerarts huus vander W. 6. | |
- lant int ambacht vander W. 6. 109. 156. | |
- Gerart Dode. 61. | |
- Zie Hadewarts woude, Monster, Nuencoep. | |
van der Wateringhen | - har Gerart. 6. 253. fol. 108vo. |
Waterlant. 270. fol. 1ro. | |
t Wedde. | Zie Waremont. |
Wendekin sloet. | Zie de Poel. |
van Wendelnesse | - Gilis. 271. |
vten Werde | - Daniel. 193. (Cf. vanden Warde). |
Wermerhusen. | - tambocht (har Willem van Egmonde). 359. |
- ghelt. 359. | |
de Wert. | Zie Leyderdorp. |
de Wertscamp. | Zie Valkenborch. |
van den Werve | - Didderic te Rijsewiic. 101. 268. |
- Hubrecht. 120. 121. 287. | |
- Janne. 120. 123. 149. 289. | |
Wesepe | - Clais des scrivers woninghe. 355. |
Westerkerke. | Zie de Haghe. |
Wielrevelt. 327. |
die Wiic (die here van Brederode). 266. | |
- Zie Voerborch. | |
de Wilbosc. | Zie Monster. |
Wilhelmus scolarius. 324. | |
Willems s. | - Henric. fol. 108vo. |
Willems vene | - lant. 3. |
Willen s. | - Willem. 32. |
Willincs vene | - lant. 124. |
Winart te Nortik. 43. | |
Winendaelre mer. | Zie Monster. |
die Witte | - Arnout. 195. |
- Didderic Clais s. 298. | |
Wlbrans diic. 196 | |
van Wlvinne | - Hubrecht. 329. |
Wlvinre broech. | Zie t Goy. |
Wolfs gawech. | Zie Rotte. |
van der Wort | - Florens. 39. 50. 240. |
- Jacop in Oestghest. 76. | |
- Florens ambacht. Zie Naeltwiic. | |
van den Woude | - har Jacop. 48. 162. 360. |
- Hughe. 41. | |
Woudrikem | - de Vorstweide, de Middelweide ende dOude broic. 312. |
- 3. | |
t Wout | - lant opt W. 44 (bis). |
Wouter | - Quade W. bider Sydewende. 132. |
Wtslach van die van Rotte. | Zie Bokels diic. |
Zande | - lant te Suansvorde. 261. |
- lant op die Heymonde. 6. 90. | |
- Syversthove bi Z. 40. | |
- lant bi Poeldvne. 40. | |
- die leg vanden werde te Poeldunen. 39. | |
- lant te Z. 80. | |
- hosteden. 40. | |
- Coeke, Ghisebrecht Coeken s., Jan Bittermond. 80. 81. |
Zanthorst. | Zie Wassenaer. |
van Zanthorst | - har Didderic. 202. |
- (Rikarde) siin wiif. 203. | |
Zantvort | - haren Didderics huus van Zanthorst. 202. (Cf. Wassenaer). |
Zassenem | - lant in Clene Z. 171. |
- lant in Z broec. 167. | |
- har Didderic van Z. 165. | |
van Zassenem | - har Didderic te Zassenem. 165. |
- Walwin haren Didderics s. 318. | |
- Jan voren Mabelien s. 167. | |
de Sate | - lant. 114. |
die Zeediic. 3. | |
de Zeedrifte de aggere marino siue de stipite apud Catwiic vsque Woudrikem. 3. | |
Segbroec. | Zie Monster. |
de Segwaert | - tambacht ende tiende (har Florens van Brederode). 27. |
- 126. | |
Seist | - lant in die Bredeweide. 341. |
- lant. 330. | |
van Zeist | - Diederic. 341. |
van der Sevendeir | - Frederic. 374. |
Seuendervelt. 374. | |
Zeuen hoven | - lant. 22. |
Zevenhusen | - tgherecht (har Florens van Brederode). 27. |
- de bede. 27. | |
- 126. | |
van Sevenhusen | - Jacop 262. |
de Sevenvanch. fol. 1ro. | |
Sybbens s. | - Hugo te Nortke. 239. |
Syborghen s. | - Jacop. 55. |
Ghere Sidde. | Zie Monster. |
vter Sidde | - Ghene Clarebouts s. 139. |
- Vrederic. 50. |
de Sydewinde | - 132. |
- Zie Nuencoep, Scie. | |
Sidewinder velt. 325. | |
de Ziil. | Zie Leyderdorp. |
de Sikerlide | - lant bi. 157. |
van den Zile | - Jonas. 35. |
die Zype (har Willem van Egmonde). 359. | |
Syversthove | Zie Zande. |
Soten drs. | - Katerine ende Aleyt Gerarts. 250. |
Zoter mere | - tiende. 3. |
- de bede ende de bottinghe. 27. 187. | |
Zoter woude | - tgherecht (har Didderic van Zanthorst). 202. |
- de tiende van Zueten. 223. | |
- de bede. 202. 238. | |
- die steenhoven te Boschusen. 305. | |
- lant ter Rodenborch ende Tyisdorp. 222. | |
- lant int ambacht van Z. 66. 224. | |
- die Gheir. 191. | |
- har Florens van Rodenborch, Th. de Reno. 222, 224. | |
Soute | - die tolle van den. 296. |
de Soutevene | - tambacht (har Jan Persin). fol. 1ro. |
- de bede. fol. 12o. | |
die Suaif | - Ysebrant. 190. |
Suansvort. | Zie Zande. |
de Suarte diic. | Zie Monster. |
de Suet. | Zie Rijsewiic. |
Zueten. | Zie Zoter woude. |
de Sutbroec. | Zie Velsen. |
Sutwiic (bider Goude) | - dat vri gherecht (Daniel vten Werde). 193. |
- lant. 193. | |
(Zuetwiic) | - thof van Wassenare. 3. |
- de bede. 85. |
(Zuetwiic) | - leg in Berkenriis. 26. |
van Zuetwiic | - Didderic. 85. |
van Suindrecht | - har Aper. 293. |
- Jan haren Apers s. 308. | |
van Sulen | - har Diederic. 344. 346. |
Errata.
Bladz. 91 regel 10 i.p.v. registers lees: regesten. |
Bladz. 123 regel 14 i.p.v. pag. 30 lees: pag. 117/8. |
Bladz. 127 regel 11 i.p.v. visurus lees: visuris. |
Bladz. 133 regel 27 i.p.v. Florens lees: Florijs. |
Bladz. 141 regel 3 i.p.v. neue lees: neve. |
Bladz. 142 regel 16 i.p.v. noot 6 lees: noot 3. |
Bladz. 161 regel 4 i.p.v. scripta lees: supradicta. |
Bladz. 163 regel 14 i.p.v. woningghe lees: wonigghe. |
Bladz. 164 regel 20 i.p.v. Euerarts lees: Everarts. |
Bladz. 164 regel 24 i.p.v.d Benscop lees: in Benscop. |
Bladz. 165 regel 3 i.p.v.d Lopeke lees: in Lopeke. |
Bladz. 165 regel 17 i.p.v. Jtem Jan lees: Jan. |
Bladz. 168 regel 26 i.p.v. ao. lxvij lees: no. lxvij. |
Bladz. 172 regel 6 i.p.v. de aggere lees: de (litore) aggere. |
Bladz. 183 regel 9 i.p.v. vanden lees: vander. |
Bladz. 184 regel 16 i.p.v. Duuenvoirden lees: Duuenuoirden. |
Bladz. 192 regel 1 i.p.v. tiend lees: tiende. |
Bladz. 212 regel 15 i.p.v. erve lees: erue. |
Bladz. 216 regel 11 i.p.v. ende lees: ent. |
Bladz. 227 regel 2,9,14 i.p.v. ghelts lees: gelts. |
Bladz. 227 regel 15 i.p.v. Gherardus lees: Gerardus. |
Bladz. 228 regel 21 i.p.v. met lees: med. |
Bladz. 228 regel 22 i.p.v. ghelts lees: gelts. |
Bladz. 230 regel 16 i.p.v. Nuwerkerke lees: Nvwerkerke. |
Bladz. 242 regel 2 i.p.v. Papswoude lees: Popswoude. |
Bladz. 246 regel 15 i.p.v. .xiiij. lees: .xiiij. morghen. |
Bladz. 247 regel 2, 27 i.p.v. Zinart lees: Ziuart. |
Bladz. 247 regel 7 i.p.v. Henegouwen lees: Heneghouwen. |
Bladz. 247 regel 11 i.p.v. Zindert lees: Ziuaert. |
Bladz. 250 regel 20 i.p.v. Plumarts lees: Plumards. |
Bladz. 252 regel 23 i.p.v. ostside lees: oestside. |
Bladz. 253 regel 22 i.p.v. Grave lees: Graue. |
Bladz. 257 regel 8 i.p.v. van Scoten lees: van al Scoten. |
Bladz. 266 regel 15 i.p.v. tientvri lees: thientvri. |
Bladz. 268 regel 21 i.p.v. tsiaers lees: tsiairs. |
Bladz. 269 regel 4 i.p.v. tsiaers lees: tsiairs. |
Bladz. 269 regel 20 i.p.v. Dammaes lees: Dommaes. |
Bladz. 269 regel 29 i.p.v. Sweinen lees: Sweimen. |
Bladz. 270 regel 2 i.p.v. Sweinen lees: Sweimen. |
- voetnoot1)
- Afgezien van het register ‘Copies tirées d'un registre,’ dat een afschrift is van een register uit den tijd van graaf Jan I.
- voetnoot1)
- De heer van Riemsdijk had de goedheid mij mede te deelen, dat zich in het Rijksarchief in den Haag geen enkel stuk bevindt, dat op hetzelfde papier is geschreven.
- voetnoot2)
- Zie b.v. fol. 38ro.
- voetnoot*)
- Tegen fol. 68 is fol. 83 aan geplakt, terwijl fol. 69 daar los tusschen in ligt, en fol. 74 op fol. 90 volgt en daartegenaan is geplakt.
- voetnoot1)
- Ten einde bij het schiften der handen zeker te gaan, heeft de heer J.H.W. Unger, archivaris van Rotterdam, de goedheid gehad op mijn verzoek die schifting eveneens te maken, en het resultaat is geweest, dat wij op alle punten volkomen overeenstemden.
- voetnoot1)
- De Cura Reipubl. Cas. 73, p. 248. ‘Desunt Memoriales, qui singula novis Rectoribus consueverant intimare (de quibus habes supra casu Gajo). Et quod evenire cognovi; quandoque talia penitus absorbentur: sicut accidit sub illustri Duce Wilhelmo de Bavaria tempore adventus sui in Hollandia. Et errores maximi et confusio subintrassent, nisi memoriales (l.-lis) quidam fuisset nomine Gherardus de filiis Alewini, qui cum curam onus et honorem pauco deducto tempore registri a tempore avi citra nunc regnantis provide gessisset, de factis multorum memoriam et ex circumspectione copiam registrorum novello offerret Comiti ex hoc plene gaudenti, et sic praecauta fuerunt, etc.’
- voetnoot1)
- Een uitzondering schijnt te maken de brief van 28 juli 1336 van de hand K op fol. 31vo van katern c, maar het is zeer goed mogelijk, dat die eerst later in het register is ingeschreven. Hij staat ook in E.L. 12 (Friesland klein reg.) fol. 31 en in E L. 43 fol. 69.
- voetnoot1)
- De heer Craandijk geeft bl. 73, 74 op, dat volgens Jan van Leiden Dirc stierf op 7 november 1282 en Willem op 8 november 1284. In de uitgave in Matthaeus Analecta (Ed. Sec. I 616/7) staat echter alleen het jaartal zonder datum, en het is mij niet gelukt de plaats te ontdekken, waaraan de heer Craandijk de data ontleende.
- voetnoot1)
- Men lette in het eerste stuk op het onderscheid door Dirc van Wassenaer zelf gemaakt tusschen de milites en de famuli zijner borgen.
- voetnoot1)
- Zijn zoon Dirc van Santhorst, in 1301 omgekomen in den Veerschen moord, is nooit ridder geweest, blijkens den zoen voor den moord in 1332 (van Mieris II 511). De vader heer Dirc van Santhorst wordt bij van Leeuwen de tweede zoon genoemd, volgende op Philips van Wassenaer, hetgeen op Bockenberg berust, maar in strijd is met de wijze, waarop de vijf broeders successivelijk voorkomen (zie Bijlage D).
- voetnoot2)
- Dat ook heer Simon ongeveer in denzelfden tijd, maar althans vóór zijn oomzegger Willem is overleden, blijkt uit fol. 87vo, waar zijn zoon Dirc als zijn erfgenaam optreedt, in verband met fol. 52ro, waar hij nog in leven is.
- voetnoot1)
- Zooals ten overvloede ook blijkt uit het stuk van october 1285 (Oork. II 571), waar Jan des heren sone van Theylinghe naast zijn neef Diederic har Symons sone van Theylinghe onder de borgen van Amstel vermeld wordt.
- voetnoot1)
- De eenige correctie in dat stuk, die van ‘Didewars’ in ‘que dicitur Syvertshove’ op fol. 46vo, kan later zijn aangebracht.
- voetnoot1)
- Het zou mij te ver voeren hier te bewijzen, dat heer Dirc Bokel werkelijk de vader was van heer Gijsbrecht. Genoeg, dat hij drie zoons had: heer Gijsbrecht, Dideric, die in september 1287 eveneens ridder was (Oork. II 621), en Florens (fol. 50vo).
- voetnoot2)
- Dit zijn echter geen nieuwe verlijen, maar aanvullingen van de andere regesten uit opgaven der leenmannen, blijkens de woorden ‘ende een deel Segbroecks alse hi zeghet, maer die graue wils hem niet bekenne.’
- voetnoot1)
- Het thans aldus genommerde behoorde oorspronkelijk tot het slotkatern.
- voetnoot1)
- Het thans er boven staande ‘Rijnland’ van W is uit den tijd van hertog Aelbrecht, terwijl de marginale noten ‘Northollant’ als ik mij niet bedrieg uit den Honegouwschen tijd zijn.
- voetnoot1)
- Nortik, d.i. Noordwijk, cf. fol. 47ro noot 6.
- voetnoot2)
- Jan van Nortke van fol. 53ro en 54vo.
- voetnoot3)
- Blijkbaar dezelfde als de Robbrecht voren Floren s., die fol. 54ro onmiddellijk op Jan van Nortke volgt. I.p.v. ‘filie’ is dus hier ‘filii’ te lezen.
- voetnoot4)
- In het noorden van het ambacht van Nortik.
- voetnoot5)
- Dit moet dezelfde persoon zijn als de fol. 54ro vermelde Didderic van Hoghelede haren Niclais s., want de hier vermelde verkochte 28 morgen zijn blijkbaar dezelfde als het daar genoemde leen, en blijkens het bezit van de domus et munitio de Berge (en misschien ook blijkens zijn naam Didderic van H. haren Niclais s., in tegenstelling tot Didderic har Reiners s. van H.) was hij het hoofd van het geslacht. Immers dat huis kan niet anders zijn als de in de 14e en 15e eeuwen herhaaldelijk vermelde ‘Dircs sate van Hoylede’ te Hillegersberg. In 1242 had her Willem Stope (niet ‘Scope’) van her Ghisebrecht Bokel (den grootvader van dien van fol. 50) land in het ambacht van Rotte gekocht (Oork. I 391), o.a. het huis te Hildegardsberghe, waarnaar zijn zoon Vranke Stoep zich in 1269 noemde (Oork. II 190). Een dochter van dezen, Margriete, was met Dirc van Hoylede gehuwd en moet hem die sate ten huwelijk hebben gebracht. Hoilede (later Holy), waarnaar het geslacht heette, lag echter in het ambacht van Vlaerdinghe ten noorden van de stad, en blijkens de vier regesten, die leden van het geslacht vermelden (Didderic haren Niclais s. fol. 54ro, Didderic har Reiners s. fol. 53vo, Hughe fol. 54vo, en Didderic hier), waren zij ook voornamelijk aldaar gegoed. Een aantal leden ervan komen in de 14e eeuw zoowel in het ambacht van Vlaerdinghe als in dat van Rotte voor.
- voetnoot6)
- Vermoedelijk bij de fol. 46vo genoemde Wendekiinssloet onder Monster.
- voetnoot1)
- Hij was evenals de vier volgende personen borg van Amstel bij den zoen van 1285 (Oork. II 571/2).
- voetnoot2)
- Zijderveld onder Everdingen.
- voetnoot3)
- t Goy was een Stichtsche heerlijkheid onder Schalkwijk, maar waartoe daarenboven behoorden de beide oevers van de Lek tusschen Culemborg en Vianen benevens Jaersvelt (v.M. II 514). Har Ghisebrecht was gehuwd met Margriete, de vrouwe van Hagesteine, een der dochters van den heer van Teilingen, (Fruin in Bijdr. 3e R. X 82).
- voetnoot4)
- Helsdingen onder Vianen.
- voetnoot5)
- Een zoon van den vorigen har Ghisebrecht vten Goye.
- voetnoot6)
- Sedert den zoen van Amstel herhaaldelijk vermeld.
- voetnoot7)
- De Stichtsche heerlijkheid Wlvin lag ten westen van die van t Goy bij Houten; cf. fol. 46ro noot 23 en 25.
- voetnoot8)
- Het waterschap Oud-wulverbroek onder Houten.
- voetnoot9)
- Cf. Oork. II 590, 845.
- voetnoot10)
- De Haar bij Haarzuilens.
- voetnoot11)
- Onder Vleuten tusschen de Haar en Harmelen.
- voetnoot12)
- Benoorden den Rijn onder Harmelen.
- voetnoot13)
- Onder Harmelen.
- voetnoot14)
- Onder Themaat bij Haarzuilens.
- voetnoot15)
- Ten westen van Montfoort.
- voetnoot16)
- Tusschen Kockengen en Portengen.
- voetnoot17)
- Onder Amersfoort.
- voetnoot18)
- Onder Linschoten.
- voetnoot19)
- Onder Gerverskop.
- voetnoot1)
- Haer Henric van Stoutenberch was borg voor Woerden in 1288 (Oork. II 632).
- voetnoot2)
- Ten westen van Harmelen.
- voetnoot3)
- Borg van Amstel en Woerden.
- voetnoot4)
- Teckop ten oosten van Kamerik.
- voetnoot5)
- Eveneens borg van Amstel en Woerden.
- voetnoot6)
- Onder Kortenhoef.
- voetnoot7)
- Ter Aa onder Ruwiel.
- voetnoot8)
- Demmerik onder Vinkeveen.
- voetnoot9)
- Beoosten Demmerik.
- voetnoot10)
- Portengen.
- voetnoot11)
- Borg van Amstel en Woerden. De Mijndens waren een zijtak der Amstels. Minden ligt onder Loosdrecht.
- voetnoot12)
- Een eilandje in de Vecht benoorden Vreeland.
- voetnoot13)
- Onder Vreeland.
- voetnoot14)
- Komt tusschen 1257 en 1290 (Oork. II 26, 713) herhaaldelijk voor als een der eerste Hollandsche edelen. Den ridder Arnout van Emecekerke van 1254 en 6 (I 599, II 13) houd ik voor zijn vader, omdat de titel van burggraaf van Torenburg, die hem daar wordt gegeven, later niet meer voorkomt. In het Necrologium Egmundense (van Wijn, Huisz. Leven II 91) komt een genealogie van het geslacht voor, die, aangevuld uit het Oorkondenboek en de Regesta Hannonensia, het volgende oplevert:
- voetnoot15)
- Een in de Haarlemmermeer verdronken ambachtje ten zuiden van Sloten.
- voetnoot16)
- Ten westen van Sloten, eveneens verdronken in de Haarlemmermeer.
- voetnoot17)
- Zie Teilingsche leenen van ± 1328 (Bijl. A) no. 2. Kennelijk is daar hetzelfde leen bedoeld als hier, waaruit men zou opmaken, dat dit regest (evenals het eerste van fol. 34ro en de twee doorgehaalde van fol. 35ro) tot de Teilingsche lijst van fol. 87vo-89ro behoort. Maar het is twijfelachtig, of ‘die tinse, die vronescoude ende die herfsbede’ samen wel het daar bedoelde ‘ambocht’ uitmaakten.
- voetnoot18)
- Behoorde nog in 1551 aan Egmond.
- voetnoot19)
- Dit had heer Willem van Florens den Voogt in ruil voor andere ambachten gekregen (Oork. II 710).
- voetnoot20)
- Harenkarspel.
- voetnoot1)
- Reeds genoemd fol. 47ro en 51vo.
- voetnoot2)
- Zie onder Eslikerwoude in het Bescheid van 1296 (v.M. II 62), waar de naam verkeerdelijk Houtscoepe is gedrukt. Uit het verband en de omschrijving daar en hier blijkt, dat die tienden in het ambacht van der Are lagen.
- voetnoot3)
- Borg van Woerden (Oork. II 632).
- voetnoot4)
- Ruwiel. Genoemd in 1287 (Oork. II 602).
- voetnoot5)
- In het land van Ijselstein.
- voetnoot6)
- Cf. har Gerart vander Are fol. 45ro.
- voetnoot5)
- In het land van Ijselstein.
- voetnoot7)
- Ten oosten van Montfoort.
- voetnoot8)
- In het land van IJselstein.
- voetnoot1)
- Dit regest en het volgende staan, met eenigszins andere spelling der eigennamen, nog eens onder aan fol. 88vo. C, die het eerste over Jan vanden Dorpe hier inschreef, zal ze doorgehaald hebben, toen hij het regest over Gerart van Oesghest fol. 88vo inlaschte.
- voetnoot2)
- Gameren.
- voetnoot1)
- Het noordelijkste | deel van het ambacht van Wassenaer. Hughe was lid der bekende commissie van vijf zegslieden, die in 1295 en 6 het Bescheyt en andere uitspraken gaf (Oork. II 913, 936, 938, v.M. II 61).
- voetnoot2)
- Hazerswoude.
- voetnoot3)
- Komt nog voor fol. 87vo als leenman van Teilingen en in 1285, 92 en 97 (Oork. II 571, 804, 1016).
- voetnoot4)
- Het zuidelijkste deel van het ambacht van Oestgeest. Vermoedelijk zijn de namen Morsdijk, Morspoort, enz. verbasteringen van Mersc, in verband met de Leidsche galg, die er stond.
- voetnoot5)
- Ter Aar.
- voetnoot6)
- Cf. P.J. Blok, Een Holl. stad in de M.E. 113.
- voetnoot7)
- Diederic here van Wassenare, die zijn vader heer Philips reeds in of voor 1258 was opgevolgd (Oork. II 58) en van 1275 tot 1297 (ib. 275, 999) als ridder voorkomt.
- voetnoot8)
- Heeft tot in de 18e eeuw aan de Wassenaers behoord.
- voetnoot9)
- Het ambacht van Wassenaer omvatte slechts de oostelijke helft der gemeente Wassenaar. De westelijke helft was het ambacht van Zuetwiic. In de Verclaringhe van alle des Graven Renten in Noorthollant Woerden ende Oudewater van 1334 (Hamaker Rekeningen I 154 sqq.) wordt het ambacht der Wassenaers aldus omschreven: Walixdorp (Waalsdorp), Boomgaerde (Wassenaar beoosten de Zijl bezuiden Papelaan), Hilnare (Wassenaar beoosten de Zijl benoorden Papelaan), Vorenbroeke (het noordwesten van Hilnare), Waddinghe (Voorschoten langs den Rijn, ten noorden van Hilnare en Vorenbroeke), Vorschoten, Hamburch ende Voore (Veur), Wike (Stompwijk), Tolle (onbekend). Het omvatte dus de gemeenten Voorschoten, Veur, Stompwijk benoorden Wilsveen, de oostelijke helft van Wassenaer en het aan Scheveningen grenzende deel van Zuidwijk. Dat het echter niet één maar meer ambachten vormde, blijkt uit den tekst alhier, die de ambachten Wassenaer en Vorscoten afzonderlijk noemt; maar wij weten niet, of er nog meer waren.
- voetnoot10)
- Wassenaers ambacht inden Ketel omvatte niet het geheele ambacht van Ketel, want de helft van Spadelant, dat er toe behoorde, was in het bezit der vander Harghe's (fol. 59ro); doch er behoorde wel toe de Nieuwlandsche polder, toen sDrussatenlant geheeten (Oork. II 228).
- voetnoot11)
- Zie Oork. II 663. Niet te verwarren met den ouden grafelijken tol op de rivier.
- voetnoot12)
- De heer de Fremery leest ‘hule’ of ‘hulc’, doch er staat duidelijk het laatste. Vgl. over den tol Oork. II 642, 652, 670, dr. B. van Rijswijk, Gesch. v.h. Dordtsche stapelrecht (1900) p. 17, en het daar aangehaalde charter van 1289.
- voetnoot13)
- De Fremery leest i.p.v. ‘comite’ ‘autem’, stellig ten onrechte.
- voetnoot14)
- De Eskamppolders onder Loosduinen. Cf. fol. 47vo Gerart Dode, die de helft dezer tienden bezat.
- voetnoot15)
- Dit is niet, zooals sommigen meenen, Zandhorst, want dat behoorde aan een oom van den heer van Wassenaer, heer Didderic van Zandhorst (fol. 53vo), maar het huis ter Horst onder Voorschoten, reeds genoemd als de woning van Dirc van Wassenaer in 1258 (Oork. II 43).
- voetnoot16)
- Het hof te Wassenaer lag op een perceel, nog de Burcht geheeten, bezuiden het dorp en benoorden de Pauw, en wel vreemderwijze evenals het dorp Wassenaer in het ambacht van Zuetwiic, terwijl omgekeerd het huis Zuetwiic in het ambacht van Wassenaer lag (Hamaker Rekeningen I 161, Tegenw. Staat VI 425/7). De tienden van Wassenaer, die Philips, de zoon van heer Dirc, in 1287 van den graaf kreeg (Oork. II 610), zijn dan ook dezelfde als de hier in het volgende regest bedoelde tienden in heren Dircs ambocht van Zuutwijck. In plaats van Kijtsdorp in dat regest is te lezen Rijcsdorp, gelegen ten noordwesten van Wassenaar.
- voetnoot17)
- De Veenpolders onder den Haag. Een stuk hiervan had heer Kerstans van Raephorst in achterleen, fol. 46ro.
- voetnoot18)
- Reeds genoemd in 1281 als afzonderlijk ambacht (Oork. II 416), thans Wilsveen onder Stompwijk.
- voetnoot19)
- Ten oosten van het huis ter Horst onder Voorschoten. Het moet als achterleen in bezit zijn geweest van den tweeden broeder van heer Dires vader, Jacob, daar het met diens dochter Jacoba in het bezit der Bentem's kwam, en haar kinderen zich toen van Rosenberch noemden.
- voetnoot20)
- Er waren twee ambachten van dien naam, later onderscheiden als Wout-Harnasch en Hoog-Harnasch. Het laatste ressorteerde onder Hof van Delft, destijds Delflant geheeten, en is dus vermoedelijk bedoeld met die Hernesse in Delflant (fol. 47vo) of bi Delf (fol. 53ro).
- voetnoot21)
- Cf. fol. 47ro no. 44.
- voetnoot22)
- Het zuidelijk deel van Hilnaer (noot 1), cf. fol. 46ro noot 12.
- voetnoot23)
- Behalve de hier vermelde tienden van Scuren komen nog voor een Jan van Scuren fol. 47ro, een Volprecht van Scuren fol. 53vo en lant te Nortscuren fol. 48vo. Ik vermoed, dat het onder 's Gravenzande lag, maar heb den naam nergens kunnen vinden.
- voetnoot24)
- Eikenduinen had vroeger vermoedelijk een afzonderlijk ambacht uitgemaakt.
- voetnoot25)
- Wateringen.
- voetnoot26)
- De Haagsche Schouw aan den Rijn tusschen Wassenaar en Oestgeest, thans nog in het bezit der Wassenaers. Het eerste daaraan aansluitende stuk van den straatweg naar den Haag heette nog in de 18e eeuw Doedincx laen (cf. Reg. Hann. 130).
- voetnoot27)
- Komt nog voor als knaap in 1274 (Florentius de Tolne, Oork. II 282) en als ridder, lid der boven (noot 1) vermelde commissie in 1295 en 6. Hij wordt hierna, fol. 89ro, nog genoemd als leenman van Teilingen. - De vander Tolle (of Tolne)'s waren vermoedelijk een jongere tak der Teilingens, blijkens hun wapen, dat van dat der Teilingens alleen verschilde door de bezaaiing van het veld met blokjes, een niet ongewone brisure. Naar welk Tolle zij heetten, is onbekend; ik gis, naar het in 1334 als een onderdeel van Philips ambacht van Wassenare vermelde (Hamaker Rekeningen I 161) Tolle, want de meeste Hollandsche geslachten ontleenden hun naam aan plaatsen in de duinstreek en de daaraan grenzende ambachten.
- voetnoot28)
- Schrijffout voor iug'a.
- voetnoot1)
- Komt tusschen 1260 en 1287 herhaaldelijk voor. Hij was gehuwd met Machtelt, de oudste dochter van den heer van Teilingen (Oork. Nal. 71), in 1273 reeds overleden (ib. II 261). Zie over hem en zijn geslacht de opstellen van J.G. Frederiks en Prof. Fruin in Bijdragen N.R. VIII.
- voetnoot2)
- ‘De woninghe ten Hoeke’ lag in het ambacht van de Wateringhe (E.L. 2 fol. 11, 16vo). Intusschen vermoed ik, dat de Hoek, waarnaar het geslacht zich eerst genoemd had, een afzonderlijk ambacht was geweest, het noordoostelijk deel van Wateringen (het Hoekblok geheeten) en daarenboven den Hoekpolder onder Rijswijk (waarin ook een ‘Hoekblok’ lag) omvattende. Er zijn meer voorbeelden van dergelijke gesplitste en met andere vereenigde ambachten, b.v. Kercwerve, Ekendunen, de Poel, Waddinghsvene, enz.
- voetnoot3)
- Vanden Hoeke, cf. Fruin bl. 233.
- voetnoot4)
- Een afzonderlijk ambacht, later met Monster vereenigd, en door de Gantel van Naaldwijk gescheiden.
- voetnoot5)
- Cf. v.M. IV 950. Zie fol. 45ro noot 14.
- voetnoot6)
- Het Nieuwland van Babberspolder, toen Gherets polre van Raporst geheeten, zie het Bescheyt van 1296 (v.M. II 61).
- voetnoot7)
- Dat vischrecht had hij in 1276 gekregen (Oork. II 307).
- voetnoot8)
- Die ‘oude diic’ is, in verband met het ambacht bij Vlaerdinghe, vermoedelijk noch de Vlaardingsche weg noch de Oude dijk tusschen den West-Abtspolder en den Nieuwlandsche polder, doch de dijk tusschen het Oude en het Nieuwe land in Babberspolder.
- voetnoot9)
- Het goed is blijkbaar hetzelfde als dat van het stuk van 1276 (Oork. II 308), daar Hontternesselant genaamd, en dat heer Gerards vader, Ogerus de Hoeka (Ogier vanden Hoeke), reeds in 1252 onder den naam Huntenesse bezat (Oork. I 560), het latere Honterland (verkeerdelijk Honderland of Hoenderland). In 1276 kreeg heer Gerard voor dat land het recht om uit te wateren met die van Maselant in dezelfde sluizen (niet in de sluis te Maasland, zooals de heer van den Bergh in het opschrift verkeerdelijk zegt, want juist die kan met het oog op de ligging van het land bij de Heymont onmogelijk bedoeld zijn).
- voetnoot10)
- Cf. Handv. v. Vlaardingen 392. De Heimont lag onder 's Gravenzande ten zuiden van het dorp Naaldwijk.
- voetnoot11)
- Cf. fol. 55ro, waar het vervolg zijner leenen voorkomt.
- voetnoot12)
- Troveis van Moerdrecht, zie fol. 48vo, komt o.a. voor als borg van Amstel en Woerden in 1285 en 8 (Oork. II 571, 632).
- voetnoot13)
- De Fremery leest ‘Trovois’ en ‘Raynier’, ten onrechte.
- voetnoot14)
- Dit is het eerste regest - wij zullen er meer ontmoeten - waaruit blijkt, dat de plaatsbepalingen, waarmede zij beginnen, meestal niet anders kunnen zijn dan de woonplaatsen der leenmannen. Daarom meen ik ook aldus te moeten opvatten de woorden ‘in Weteringhen’ bij heer Gerart vander Wateringhen, enz.
- voetnoot15)
- Medeplichtig aan den moord van Wolfert van Borselen (v.M. II 84).
- voetnoot16)
- Aarlanderveen.
- voetnoot17)
- De Fremery leest ‘Kenemerland,’ ten onrechte. De vorm Kermerlant komt zeer veel voor, vooral in den Bourgondischen tijd.
- voetnoot18)
- Heilo.
- voetnoot19)
- Didderic van Alkemade, blijkens de stukken van 1296 (Oork. II 935/6).
- voetnoot20)
- De kaart van Rijnland vermeldt nog in de 18e eeuw ‘Dobbens hoff’ onder Nieuwveen bij de Utrechtsche grens. Het geslacht heette vermoedelijk naar de Dobbe, een watering, die het Hollandsche ambacht Uyterbuurt ten oosten van Colslaghen scheidde van het Bloclant in de Proosdy van St. Jan (vergelijk de namen van der Does, van der Mie, van den Zile enz., welke alle aan wateringen ontleend zijn).
- voetnoot1)
- Oork. II 378.
- voetnoot2)
- De Fremery leest ‘quondam,’ ten onrechte.
- voetnoot3)
- De Fremery leest ‘Sydewinde,’ ten onrechte. Het was de ringdijk tusschen Rijnland en Amstelland, tevens de westgrens van Nieucoep.
- voetnoot4)
- Cf. fol. 53ro, waar nog twee naamgenooten van hem genoemd worden.
- voetnoot5)
- Afschrijversfout voor ‘xij ponde wartlandes,’ cf. fol. 45ro bij har Florens vander Tolle.
- voetnoot6)
- Langs de Mij moet zich een bosch hebben uitgestrekt, dat in verschillende deelen was uitgegeven. Het oostelijkste stuk ervan, onder Achttienhoven gelegen, heette Voren Bauekine Bosch, het westelijkste, een afzonderlijk deel van het ambacht Aerlanderveen vormende, Aelbrechts Vierendeel van den Bosch, terwijl in het midden Nieucoeps Bosch lag. Daarnaar heette vermoedelijk Mense vanden Boske.
- voetnoot7)
- De Fremery leest ‘Banekine,’ ten onrechte.
- voetnoot7)
- De Fremery leest ‘Banekine,’ ten onrechte.
- voetnoot8)
- Kalslagen, een ambacht van Hollandsch Amstelland.
- voetnoot9)
- De Fremery leest ‘Hontshorne,’ ten onrechte.
- voetnoot10)
- Har Kerstans van Raephorst, een der voornaamste edelen van graaf Florens. Hij droeg in 1290 zijn woning Raiphurst onder Wassenaer, die dus te voren eigen goed was, aan den graaf op (Oork. II 741). Toch vermoed ik, dat dit niet het stamslot van het geslacht was, maar (evenals Nieuw-Teilingen onder Warmond) naar het geslacht heette, dat zijnerzijds zijn naam ontleend had aan het Raephorst geheeten deel van Monsterambacht bezuiden de Poel.
- voetnoot11)
- Thans nog den Deyl ten noorden van Raaphorst.
- voetnoot12)
- Het noordelijk deel van Hilnaer (cf. fol. 45ro noot 1 en 22).
- voetnoot13)
- Rijs, Del en Laghe waren de meest gewone namen der duinvalleien.
- voetnoot14)
- Zie fol. 45ro noot 20.
- voetnoot15)
- Een riviertje, dat de grens vormde tusschen de ambachten van Naeltwiic en den Poel, en in de haven van 's Gravenzande uitmondde.
- voetnoot16)
- Cf. fol. 45ro noot 17.
- voetnoot17)
- Cf. v.M. I 432.
- voetnoot18)
- Volgens Fruin was hij denkelijk een zoon van heer Dirc, broeder van heer Willem, den tweeden heer van Brederode. Hij was gehuwd met Beatrijs van Roderise, en zijn drie zoons, heer Dirc, Jan en heer Florens, namen den naam vander Dortoghe aan. De eenige dochter van heer Dirc, jvr. Beatrijs vander Dortoghe, bracht de meeste hier vermelde leenen ten huwelijk aan heer Wouter van Egmond, terwijl de kinderen van heer Florens, naar ik vermoed, den naam vander Dortoghe weder verwisselden voor dien van vander Dwn. Zie Bijlage B.
- voetnoot19)
- Aan de Gantel, thans onder Naaldwijk gelegen. Uit de woorden ‘jn Monster ambacht,’ waarmede het regest begint, meen ik echter te mogen afleiden, dat de Dortoghe destijds onder Monster behoorde.
- voetnoot20)
- Tusschen Monster en 's Gravenzande.
- voetnoot21)
- Loopt tusschen de Poel en Raephorst van de Gantel naar de duinen.
- voetnoot22)
- Aangevuld fol. 52vo.
- voetnoot23)
- Zevenhusen en de Segwart kwamen door zijn kleindochter aan de Egmonden.
- voetnoot24)
- Cf. Oork. Il 693. Het ambacht van Roderise omvatte de tegenwoordige gemeente Berkel, zooals juist uit de hier gegeven omschrijving blijkt. Immers de Striclede kan kwalijk iets anders zijn dan de sloot, die langs de Strikkade liep, welke Berkel en Pijnacker scheidt. Het ambacht behoorde reeds in 1266 en 1281 (Oork. II 150, 422) gezamenlijk toe aan heer Alewijn van Roderise en heer Arnst van Wulfin of Wlven, blijkbaar denzelfden als de hier vermelde heer Arst vanden Broke of diens vader, en reeds vermeld in 1257 (Oork. II 28).
- voetnoot25)
- De vermelding van de ‘Lantscede’ als oostgrens van het ambacht is zeer merkwaardig. In 1281 behoorde het tot Schie. land (Oork. II 422), en wij weten zelfs precies, dat het in 1290 van Schieland tot de ‘Seven Ambachten’ (d.i. de Oost-Ambachten van Delfland) is overgegaan (Oork. II 693). Uit het bestaan van die Landschede blijkt nu, dat dit de oorspronkelijke toestand was geweest, waartoe het in 1290 terugkeerde.
- voetnoot26)
- Naar welken ‘broec’ heer Arnst van Wulven of zijn zoon zich genoemd hebben, is niet zeker. De gewone opvatting van het charter van 1281 (Oork. II 422), alsof de woorden ‘in officio domini Alewini de Roderisen, domini Arnesti de Wlven, in Broec’ zou moeten worden verstaan alsof Broec daar als het ambacht van heer Arnst van Wulven wordt voorgesteld, is m.i. onjuist: het eerste ambacht is Rodenrijs, behoorende aan beide ridders gezamenlijk, het tweede Broec, waarvan geen eigenaar genoemd wordt. Broec was ‘haren Enghebrechts ambacht’ van fol. 46vo no 32, het ambacht van den miles Enghelbertus de Broeck van 1266 (Oork. II 136). Van de talrijke ‘broken’ in Holland is dat in Schieland het eenige, dat een afzonderlijk ambacht vormde.
- voetnoot1)
- Het huis Rodenrijs in den Schieveenpolder aan de Schie bestond nog in de 18e eeuw. Ook heer Alewijn van Roderise woonde reeds in de parochie van Schie in 1266 (Oork. II 136).
- voetnoot2)
- Hugo van Heemskerc behoorde in 1266 eveneens tot de parochianen van Scie (Oork. II 136).
- voetnoot2)
- Hugo van Heemskerc behoorde in 1266 eveneens tot de parochianen van Scie (Oork. II 136).
- voetnoot3)
- Sic.
- voetnoot4)
- Een deel van het ambacht Broec, in den Henegouwschen tijd vaak heren Enghebrechts Broec genaamd (Hamaker Rekeningen II 142).
- voetnoot5)
- Zie Bijlage C.
- voetnoot6)
- De Poeldijc behoorde onder het ambacht van den Poele.
- voetnoot7)
- Thans nog Wennetjessloot aan de oostzijde van den Dijkpolder onder Monster, het vervolg van Quintes Wateringhe (zie noot 18).
- voetnoot8)
- De oudste zoon van heer Arnout van Duuenuorde, die (blijkens Oork. I 301) Duivenvoorde van zijn moeder had geërfd. Hij was met zijn broeder Wouter medeplichtig aan den Veerschen moord en daarbij omgekomen (Matthaeus Analecta I 745).
- voetnoot9)
- Her Jan van Duuenvorde was de jongere broeder van Florens's vader heer Arnout, en de stamvader der Polanens. De hier bedoelde woning was echter niet Polanen, want daarmede werd zijn zoon Philips eerst in 1295 door den graaf beleend (Oork. II 922).
- voetnoot10)
- Een gelijknamige persoon komt in 1323 voor bij v. Mieris II 329.
- voetnoot11)
- Rodenburch lag in den Roomburger polder beoosten Leiden, maar dient wel te worden onderscheiden van Roomburg, dat er vlak bij ten oosten ervan lag (cf. v.M. II 62).
- voetnoot12)
- Het gerecht van den burggraaf van Leiden was Calueslo (Kalslagen bij Leimuiden, zie Hamaker Rekeningen I 160).
- voetnoot13)
- Florens vander Woert had twee zoons, Willem (zijn opvolger als ambachtsheer van Naaldwijk) en Hendrik. Willem v.d.W. schijnt kinderloos overleden te zijn, althans zijn goederen vervielen na zijn dood aan den graaf, die het ambacht van Naaldwijk eerst verkocht aan heer Dirc van Brederode en daarna, na diens teruggave ervan, in 1342 aan heer Jan van Polanen (Reg. Hann. 286), terwijl met de andere goederen in 1336 Gerard Berthout Henrics z. van Eemskercke, gehuwd met Aleid Henrics dr. vander Woert (van Mieris II 584), werd beleend.
- voetnoot14)
- Behoorde onder Naaldwijk. Hontsole was een der oudste dorpen der streek, immers reeds in 960 genoemd (Oork. I 33), en nog in 1257 (Oork. II 33).
- voetnoot15)
- Waar de ‘Achtien morghen’ lagen, is onbekend. Ik vermoed echter, dat ‘Achtien hoeven’ moet worden gelezen (het fol. 46ro vermelde ambacht in het noordoosten van Rijnland), daar het een raadsel is, hoe iemand 20 morgen in 18 morgen in leen had kunnen hebben.
- voetnoot16)
- De Woert was het westelijk deel van Naaldwijk en maakte een afzonderlijk ambacht uit. Van daar, dat in de volgende eeuwen behalve en naast het geslacht der heeren van Naaldwijk (blijkens het wapen evenals de Benthems en de Teilingens een zijtak der graven van Holland), ook nog ambachtsheeren van Naaldwijk voorkomen, in de vrouwelijke lijn van de vander Woerts afstammende.
- voetnoot17)
- Onder 's Gravenzande (v.M. II 84).
- voetnoot18)
- Het gehucht Quintsheul onder Wateringen is de brug over de Quintes wateringhe (d.i. de Holle en Lange wateringen), beide denkelijk den naam bewarende van een romeinsche statio Quinta, die dus vermoedelijk aan de Zwet bij 't Wout lag.
- voetnoot19)
- Bloemendaal behoorde toen tot het ambacht Aelbertsberg.
- voetnoot20)
- De Fremery leest ‘domistadia,’ wat er moet staan maar niet staat.
- voetnoot21)
- 's Gravenzande.
- voetnoot22)
- Zie fol. 51ro en 54ro, waar hij voluit Didderic Dode Boudins s. genoemd wordt.
- voetnoot1)
- Werd in 1287 poorter van Delf (Oork. II 620). Hij heette vermoedelijk naar 't Woud bij Delft, niet naar Eslikerwoude.
- voetnoot2)
- Bewesten Loosduinen onder Monster. Er was nog een ander Ockenberch onder Rijswijk ten zuiden van de Werve (cf. fol. 87vo).
- voetnoot3)
- Noordwijk. Het dorp heette oorspronkelijk Nortga, dat in het begin der 13e eeuw overging in Norteghe, Nortich, waarmede sedert het midden der 13e eeuw afwisselen Nordeke, Nortike, Nortke en Nortger. De vormen Nortdike en in de 16e eeuw Noordwijk zijn vermoedelijk uit valsche etymologien ontstaan. - Nortik bestond uit twee ambachten, destijds naar de bezitters Gerarts ambacht en Jans ambacht genoemd; het eerste was de tegenwoordige gemeente Noordwijk, het tweede Noordwijkerhout (zie fol. 49ro, 53ro, 54ro en Hamaker I 161).
- voetnoot4)
- Noordwijk-binnen.
- voetnoot5)
- Komt in 1277 voor als patroon der kerk van t Woud (Oork. II 349). Het geslacht heette naar Made (de Oost- en West-Maepolders) onder Monster ten westen van Poeldijk (fol. 51ro en vo).
- voetnoot6)
- De door hem gestichte Bartholomeus- (later Hippolytus-, thans Oude) kerk, Boitet Beschr. v. Delft (1729) p. 136.
- voetnoot7)
- Het huis de Made lag onder Vrijenban even ten zuidwesten van Delft.
- voetnoot8)
- Daar deze sloot niets met de Maas te maken kan hebben gehad, vermoed ik, dat ze oorspronkelijk Madesloot heette evenals de andere ‘Maessloet’ onder Monster (fol. 51ro), welke eveneens in ‘die Made’ lag.
- voetnoot9)
- Een afzonderlijk ambacht bewesten Schipluiden en Hodenpijl.
- voetnoot10)
- Een ambachtje beoosten Delft.
- voetnoot11)
- Misschien dezelfde, die in 1297 (fol. 108vo) als dominus Hugo Rufus oppidanus de Delf vermeld wordt.
- voetnoot12)
- De Fremery leest ‘quam,’ wat er niet staat.
- voetnoot13)
- In het westambacht van den Haghe (v.M. II 641).
- voetnoot14)
- Komt tusschen 1263 en 1293 (Oork. II 106, 856) herhaaldelijk voor. Hij heette vermoedelijk naar het hem behoorende Eslikerwoude.
- voetnoot15)
- Het geslacht van Wermonde bezat dus toen reeds het ambacht niet meer.
- voetnoot16)
- Het water, dat de ambachten Poelgeest en Warmond van de Poel tot de Zijl scheidde.
- voetnoot17)
- In 1262 Esselike genaamd (Oork. I 566). Thans Woubrugge.
- voetnoot18)
- De Fremery leest hier en overal verder ‘herftbede,’ wat mogelijk is, maar mij niet waarschijnlijk voorkomt. Bij deze hand staat nergens duidelijk ‘herft’ en een paar maal duidelijk ‘herst,’ hetgeen ook overeenstemt met den door hem meer dan eens gebruikten vorm ‘hostede.’
- voetnoot19)
- Een afzonderlijk ambacht midden in dat van Esselikerwoude.
- voetnoot20)
- Cf. Oork. I 566.
- voetnoot21)
- Cf. fol. 46vo noot 43.
- voetnoot22)
- Cf. fol. 45ro noot 23.
- voetnoot1)
- Oudenburg lag onder Monster aan het westeinde van den dijk tusschen de West- en Oostmaepolders, in de 18e eeuw nog Oudenburger- of Oorberlaan geheeten. Cf. Oork. II 596.
- voetnoot2)
- Een ambacht tusschen Maasland en Schipluiden. Het vererfde in de 14e eeuw op de uter Liere's, die zich sedert van Dorp noemden.
- voetnoot3)
- Lees ‘Gantel,’ zie fol. 46ro noot 15.
- voetnoot4)
- Cf. fol. 46vo noot 6.
- voetnoot5)
- Zijn vader Didderic van Warmonde wordt in 1268 en 1274 vermeld (Oork. II 174, 282). Het ambacht Wermond was reeds in het bezit van een ander geslacht, de vanden Woude's (fol. 47ro).
- voetnoot6)
- Zie fol. 45ro noot 20.
- voetnoot7)
- Pudelwijc lag onder Maasland (Voorne A.B. fol. 51vo, 121).
- voetnoot8)
- Vermoedelijk een neef van Splinter filius domini Johannis ex Dike van fol. 47ro.
- voetnoot9)
- Coudenhove, het stamhuis van het geslacht, lag ten westen van Delft (v.M. II 117), en was vermoedelijk identiek met het goed van dien naam, dat in 1268 door Didderic van Warmonde was verkocht (Oork. II 174), want blijkens het wapen waren de Coudenhoven's een zijtak van de Warmonden.
- voetnoot10)
- Zie fol. 45ro noot 26 en fol. 46vo noot 4.
- voetnoot11)
- Een Henric Doede was in 1290 Walchersch leenman (Oork. II 695, 723), Symon Dircs s. Doede in 1317 leenman in Voirne (Reg. Hann. 70).
- voetnoot12)
- Cf. fol. 45ro noot 14.
- voetnoot13)
- Een Johan de Mues vermeld 1294 (Oork. II 895, 1072/3).
- voetnoot14)
- Zie de Inleiding, p. 114.
- voetnoot15)
- De Vlietpolder.
- voetnoot16)
- Onder Vlardinghe verstond men toen het ambacht met de poorte.
- voetnoot17)
- Bij het Bommeer in het noorden van het ambacht.
- voetnoot1)
- Tusschen de Lee en de Zijl.
- voetnoot2)
- Verschillende personen van dit geslacht vermeld in 1260 en en 1271 (Oork. II 69, 222). Boschuizen, even bewesten Leiden onder Zoeterwoude gelegen, was blijkens die stukken vermoedelijk een leen van Egmond.
- voetnoot3)
- Er staat ‘Vetghest’; maar daar het dorp Uitgeest overigens nergens in het register vermeld wordt en trouwens buiten het bestek ervan lag (zie Inleiding p. 118/9), en het volgende regest op Oesghest slaat, vermoed ik, dat ook hier ‘Oesghest’ te lezen is.
- voetnoot4)
- Cf. fol. 47vo noot 5.
- voetnoot5)
- Zie noot 1.
- voetnoot6)
- Vermoedelijk, evenals de eerste helft van het volgende regest, in het ambacht van Warmond.
- voetnoot7)
- Daar zoowel het vorige als de drie volgende regesten land in Oestgeest betreffen, zoek ik daar ook Oggelede, dat mij overigens onbekend is.
- voetnoot8)
- Die Droge Lede heette nog in de 18e eeuw een achter het dorp Warmond gelegen zijtakje der Lede.
- voetnoot9)
- Kerkwerve was de moederkerk van dit deel van Rijnland, waarvan de kerken te Rijnsburg, Warmond, Leimuiden, Rijnsaterwoude, Eslikerwoude e.a. dochters waren (Oork. I 85, 133). Het was een afzonderlijke parochie nog in 1270 (Kron. Hist. Gen. XIII 173-191, de Fremery Suppl. o.h. Oork. p. 147 sqq.), en uit het charter van 1297 over het onderhoud der brug te Kerkwerve (Oork. II 1016) blijkt, dat die parochie overeenstemde met het ambacht Oesghest, waarvan het dus inderdaad de oude naam was, zooals reeds Hadrianus Iunius en J. Douza meenden (Tegenw. Staat VI 409).
- voetnoot9)
- Onder Monster, zie fol. 48ro bij Jan Panne.
- voetnoot10)
- 's Gravenzande.
- voetnoot11)
- De Fremery leest in no. 80, 81 en 84 ‘Cocken,’ wat ook mogelijk is, doch ik meen ‘Coeken’ te lezen.
- voetnoot12)
- Zie fol. 45ro noot 23.
- voetnoot13)
- Cf. fol. 45ro noot 9. Hij of zijn gelijknamige zoon komt als ambachtsheer van Zuetwijc nog voor in de Verklaringhe van 's Graven Renten (Hamaker I 161).
- voetnoot14)
- Het ambacht van Schie omvatte de latere ambachten Ouderschie, Hoogenban en Nieuwland, Kortland en 's Gravenland.
- voetnoot15)
- Troveis van Moerdrecht, Oork. II 571, 572, 632. Zijn erfgenaam was Jacob van Moerdrecht (van Mieris II 266, Reg. Hann.).
- voetnoot16)
- Omvattende Moerdrecht, Cortland, Niewerkerc, Capelle en Keten, toenmaals naar het schijnt één ambacht vormende.
- voetnoot17)
- Het oostelijke deel van Nieuwerkerk.
- voetnoot18)
- Ten zuidwesten van Nieuwerkerk.
- voetnoot19)
- Er staat ‘ses wrlant,’ lees ‘vj vore lant’ (cf. fol. 50ro. Hubrecht vande Werue) of ‘vj vorlinc lanc.’ Een vorlinc was een lengtemaat in Schieland, vermoedelijk 30 roeden lang.
- voetnoot20)
- De grens tusschen de ambachten Moordrecht en Waddingsveen.
- voetnoot21)
- Aarlanderveen.
- voetnoot1)
- Zijn erfgenaam schijnt geweest te zijn Vrederic vter Liere (v.M. II 34).
- voetnoot2)
- De Lee, waaraan de Lier ligt.
- voetnoot3)
- Cf. fol. 45vo noot 10.
- voetnoot4)
- Een der commissarissen in de twee bekende Bescheyden van 1296, later medeplichtig aan den moord van Wolfert van Borselen (v.M. II 34).
- voetnoot5)
- Misschien een zoon van den fol. 47ro (cf. noot 11) vermelden Hughe den Roden.
- voetnoot6)
- Tusschen de Lier en Maasland.
- voetnoot7)
- De dijk langs de Lee, waaraan de Lier.
- voetnoot8)
- De Fremery leest ‘huet,’ ten onrechte. De Duitsche Orde had in Maasland een Commanderie, op het Hof aldaar gevestigd, die nog als onderdeel der Balye van Utrecht bestaat.
- voetnoot9)
- De Tenthofkade, die van de Ketel af naar den Hoorn bij Delft ongeveer parallel met de Schie loopt en de West- en Oostambachten van Delfland scheidt.
- voetnoot10)
- De kade langs de Gaech.
- voetnoot11)
- Tusschen Schipluiden en 't Woud.
- voetnoot12)
- Cf. fol. 47ro noot 3. Een aantal personen van dit geslacht komen in de tweede helft der 13e eeuw voor.
- voetnoot13)
- Later een afzonderlijk ambachtje, Offhem.
- voetnoot14)
- Noordwijk.
- voetnoot15)
- Rijnsburg.
- voetnoot16)
- Bij de Rijnsburgsche poort te Leiden.
- voetnoot17)
- De Burg lag te Rijswijk aan de Noordzij bewesten het dorp.
- voetnoot18)
- Vermeld 1296 (Oork. II 938). Twee naamgenooten van hem, Jan en Hubrecht, komen nog voor fol. 50ro en onder de leenmannen van Teilingen fol. 88vo.
- voetnoot19)
- De Werf lag schuin over de Burg onder Rijswijk. Het huis vererfde in de 15e eeuw op het geslacht Ruigrok, dat er zich sedert naar noemde.
- voetnoot20)
- De Fremery leest ‘der,’ wat er niet staat.
- voetnoot21)
- Men kan zoowel ‘ouuer’ als ‘Onner’ lezen.
- voetnoot22)
- Zie boven noot 11.
- voetnoot23)
- Cf. fol. 47vo noot 2.
- voetnoot1)
- Onder Rijswijk.
- voetnoot2)
- De Fremery leest ‘Wallen,’ wat er niet staat.
- voetnoot3)
- In het noorden van den Veenpolder.
- voetnoot4)
- De Fremery leest ‘Dierc,’ wat er niet staat.
- voetnoot5)
- De oostgrens van Wateringen. De 10 morgen lagen dus omstreeks Pasgeld aan de Vliet.
- voetnoot6)
- Vermoedelijk een broeder van den fol. 50ro vermelden har Ghisebrecht Bokel, eveneens in Rijswijk gegoed. Daar de goederen van Henric Bein, Nanne vten Broke en Gerart Diere in Rijswijk lagen, en Arnout vter Voert daar, blijkens zijn naam, vermoedelijk ook woonde, meen ik ook de woning van Dideric Bokel daar te mogen plaatsen.
- voetnoot7)
- Heette evenals zijn naamgenoot Ysebrant vter Voert (fol. 51vo) naar de Voert onder Rijswijk. Zie fol. 50vo noot 6.
- voetnoot8)
- Zie fol. 45vo noot 4.
- voetnoot8)
- Zie fol. 45vo noot 4.
- voetnoot9)
- Lees ‘Swartendiic,’ de westelijke dijk van den Poelpolder onder Monster. Cf. fol. 46ro noot 21.
- voetnoot10)
- Waarschijnlijk te Monster, daar ook Clais Donevoet en de twee vten Dale's daar woonden, en Voshol hier geheel buiten de orde is.
- voetnoot11)
- In den zuidwestelijken hoek van Zwammerdam.
- voetnoot12)
- Omvatte Swadenburgerdam, de Wonne, Voshol, Rewijc en Randenburch.
- voetnoot13)
- Vermoedelijk hetzelfde goed te Bodegraven, dat Wouter Clinkaert in 1339 verlof kreeg ten vrij eigen te verkoopen (Reg. Hann. 267).
- voetnoot14)
- Een zijtak der Bokels was in de buurt van 's Gravenzande gevestigd, blijkens het stuk van 1266 (Oork. II 145), volgens dit regest vermoedelijk te Monster. Stellig was Didderic Bokel vten Dike na verwant aan den daar vermelden Andries Bokel.
- voetnoot15)
- Lees ‘Gantel.’
- voetnoot16)
- De Fremery leest ‘Bersdin,’ wat er niet staat.
- voetnoot17)
- Daar borch en burch als tweede deel van plaatsnamen zonder onderscheid door elkander gebruikt werden, vermoed ik, dat ook de vander Borch's van dit regest en de Jan vander Burg, ambachtsheer van Rijswijk, van fol. 49ro, alleen in spelling verschilden en inderdaad tot hetzelfde geslacht behoorden. Dan zou ook de Jan Dircs z. vander Burch, die in 1323 schout van Delft werd (Reg. Hann. 113) de zoon van den hier vermelden Didderic kunnen zijn.
- voetnoot18)
- Blijkens het voorgaande en het volgende regest onder Voorburg gelegen, en dus het goed tusschen de Oude en Nieuwe Tolbruggen.
- voetnoot19)
- De Scheyng, die het veen van Haghe ambacht van dat van Vorborch scheidde.
- voetnoot20)
- In Tedingerbroek.
- voetnoot21)
- De dorpsweg van Voorburg.
- voetnoot22)
- Vermoedelijk niet de Wijk naast de Wijkerbrug over de Vliet, doch Stompwijk, dat o.a. in de rekeningen van Gerrit Heinen s. van 1334 enz. vermeld wordt als behoorende tot het ambacht van Philips van Wassenaer (Hamaker I 161).
- voetnoot1)
- Nog afzonderlijk vermeld fol. 54ro.
- voetnoot2)
- De Fremery leest ‘vandie,’ ten onrechte.
- voetnoot3)
- Cf. fol. 49ro noot 18.
- voetnoot4)
- De Fremery leest ‘hofsteden,’ wat er niet staat.
- voetnoot5)
- De Fremery leest ‘broders,’ wat er niet staat.
- voetnoot6)
- Vore was de toenmalige naam van de tegenwoordige gemeente Veur, en behoorde blijkens de Verklaring van 's Graven Renten van 1334 reeds toen aan de Wassenaers.
- voetnoot7)
- Ik meen Willincs vene te moeten onderscheiden van het fol 45ro genoemde Willemsvene. Was dit laatste Wilsveen (zie noot 18 aldaar), in verband met het in het bekende Bescheyt van 1296 genoemde Willyns borne (Rott. Hist. Bl., Bijl. der Kron. p. 20) meen ik Willincs vene voor den toenmaligen naam der latere ambachten Hoogeveen en Wildevenen (d.i. Moerkapelle) te moeten houden, en den naam in verband te mogen brengen met de Wilck of Willic, de wetering, die later Benthuizen in het zuidoosten van Benthorn en Hoogeveen scheidde.
- voetnoot8)
- Lees ‘Minnichem.’ Waar het goed of het ambacht lag. waaraan het geslacht zijn naam ontleende, heb ik niet kunnen ontdekken. Een Theodericus de Minnighem, vermoedelijk de vader van den hier vermelden Didderic, komt voor in 1243 (Oork. I 400). Didderics zoon en opvolger heette Pieter, daar de dochter van dezen, Badeloge, in 1320/1 met al de hier genoemde ambachten verlijd werd (Reg. Hann. 92), en daarenboven met Slupic, dat hier fol. 55vo tot de leenen van haer Oytgier van Vorscoten behoorde, zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat haar moeder of grootmoeder eene Vorscoten was. Zij was gehuwd met Jan Enghebrechts s., blijkens het opschrift boven een aanteekening van 1382 (Lib. iiij Aelbrecht fol. 203, v.M. II 395) een Cranenburch (zie Bijlage D), en werd opgevolgd door haar zoon Enghebrecht Jan Enghebrechts s.s., die in 1342 kinderloos was overleden (v.M. II 667). De ambachten werden toen (behalve Slupic, dat een jongere Didderic van Minnichem had gekregen) door heer Dirc van Matenesse van den graaf, aan wien zij vervallen waren, gekocht; doch in 1382 werd er weder joncvrouw Alyd vanden Werue, een dochter van Badeloghe van Minnichem, mede verlijd, ook met Slupic. Hoe dit in elkander zit, is mij niet duidelijk.
- voetnoot9)
- Een klein ambachtje tusschen Rewijc en Slupic.
- voetnoot10)
- Later onder den naam Vroonmade (bezuiden Bodegraven) een deel van Sluipwijk, cf. fol. 55vo noot 10.
- voetnoot11)
- Ten oosten van Slupic.
- voetnoot12)
- Deze paragraaf is uitvoerig besproken door Fruin in de Rotterd. Historiebladen, Tweede Afd. p. 450 sqq. en Derde Afd. (De Bokels van Rotterdam en Hun Geslacht) p. 22 sqq.
- voetnoot13)
- 't Diep was de voortzetting der Rotte benoorden de Bleiswijksche meeren.
- voetnoot14)
- De Fremery leest ‘ende,’ wat er niet staat.
- voetnoot15)
- De gemeenten Hillegersberg en Bergschenhoek. Reeds in 1028 en 1050 (Oork. I 80, 83) wordt de kerk Rotta vermeld als behoorende aan het klooster Hohorst, doch merkwaardigerwijze gezegd te liggen in een streek bij de Merwede, Suindrechterwarthe geheeten.
- voetnoot16)
- Uit den omvang van het ambacht van Rotte blijkt, dat Wolfsgawech alleen in het zuidoosten ervan, op de grens van het ambacht van Capelle, kan gelegen hebben. Een Gawech of Gaechwech wordt daar, voor zoover ik weet, niet vermeld, maar wel blijkens een nog ongedrukt stuk van 1297 (Reg. XVIII fol. 28vo) een streek Wolfcoep, later verbasterd tot Wollefoppen (d.i. Wolffoppen) ambacht. Uit een en ander meen ik te mogen afleiden, dat de Gawech van Wolf in diens ‘koop’ langs de grens van het ambacht Rotte van de Yselermeer naar Cralingen liep.
- voetnoot17)
- In 1325 aan den heer van Voirne verkocht (Rott. Historiebl., Bijl. d. Kron. no. 36).
- voetnoot18)
- De Fremery leest ‘utersten sole,’ wat er niet staat.
- voetnoot19)
- De vterste sole van Blomartsdike was het westeinde van Blommersdijk, gelegen aan het noordwestelijke uiteinde van den Kleinen Coolpolder onder Rotterdam. Van daar was het ambacht, waarin har Ghisebrecht Bokel woonde, te zien, en dit lag tusschen het midden der Rotte en Sconerlo. Daar nu het ambacht van Cole afzonderlijk genoemd wordt, kan het bedoelde ongenoemde ambacht alleen het latere Roodezand geweest zijn.
- voetnoot1)
- Haren Gilis ambacht heette naar den fol. 55vo vermelden har Gilis van Vorscoten, was een deel van Scie ambacht, het latere Hoogenban, en komt nog herhaaldelijk in den Henegouwschen tijd onder denzelfden naam voor (b.v. in 1344 bij Hamaker II 142).
- voetnoot2)
- Er staat duidelijk Niewede, maar moet natuurlijk gelezen worden Merwede.
- voetnoot3)
- De Fremery leest ‘t Ruitvelt’ en ‘t Ruitvene’, en, daar deze hand nagenoeg geen verschil maakt tusschen ‘in’ en ‘ni’, zou dat er ook kunnen staan. Dat echter ‘Rintvelt’ en ‘Rintveen’ de juiste lezingen zijn, bewijzen de eenige andere plaatsen, waar de naam bij mijn weten voorkomt, nl. E.L. 42 fol. 5vo, waar het omschreven wordt als ‘xviij m.l. legghende inden ambachte van Scie bider Zintele ende gheheeten t Rintvene,’ en Reg. Leenen v. Arkel en Altena fol. 12, waar een sate in t Rintsveen gezegd wordt te liggen ‘bina te middewege tusschen Delf ende Ouderschie.’
- voetnoot4)
- Abtswoude.
- voetnoot3)
- De Fremery leest ‘t Ruitvelt’ en ‘t Ruitvene’, en, daar deze hand nagenoeg geen verschil maakt tusschen ‘in’ en ‘ni’, zou dat er ook kunnen staan. Dat echter ‘Rintvelt’ en ‘Rintveen’ de juiste lezingen zijn, bewijzen de eenige andere plaatsen, waar de naam bij mijn weten voorkomt, nl. E.L. 42 fol. 5vo, waar het omschreven wordt als ‘xviij m.l. legghende inden ambachte van Scie bider Zintele ende gheheeten t Rintvene,’ en Reg. Leenen v. Arkel en Altena fol. 12, waar een sate in t Rintsveen gezegd wordt te liggen ‘bina te middewege tusschen Delf ende Ouderschie.’
- voetnoot5)
- Onder Rijswijk. Dat de Bokels daar gegoed waren, blijkt ook uit het regest van Didderic Bokel, fol. 49vo noot 6.
- voetnoot6)
- De Vort of Voert was een goed onder Rijswijk, in het zuiden van den Noordpolder.
- voetnoot7)
- Het ambacht van Coel lag tusschen de Rotte en Schoonderloo.
- voetnoot8)
- Het Middellant lag tusschen Bokelsdijk en Schoonderloo.
- voetnoot9)
- Het geslacht schijnt steeds in Rubroek (benoorden Rotterdam) gewoond te hebben, en kreeg onder hertog Aelbrecht het ambacht van Rubroek in leen.
- voetnoot10)
- Het dorp Hildegardisberghe in het ambacht van Rotte, dat echter, als ik mij niet bedrieg, reeds in 993 als villa Bergan voorkomt (Oork. I 68).
- voetnoot11)
- Dit kan kwalijk de Doenkade tusschen Delfland en Schieland zijn, wegens de ligging van het Kervelant, maar het is niet duidelijk, welke andere Zijdewinde dan hier bedoeld is.
- voetnoot12)
- Onder Waarder in het land van Woerden.
- voetnoot1)
- De Fremery leest ‘Mere,’ wat er niet staat.
- voetnoot2)
- Cf. Vrederic vter Sidde fol. 47ro.
- voetnoot3)
- De Clinghe was het zuidelijk deel van Zuetwijc.
- voetnoot4)
- De Fremery leest ‘Selebusc,’ wat er niet staat.
- voetnoot5)
- Zijn zoon Arnoud vanden Papeweghe verruilde dit land in 1322 tegen een ander onder Noordwijk (E.L. I fol. 31, 32). De Papewech is de weg tusschen de dorpen Voorschoten en Wassenaer.
- voetnoot6)
- Onder Voorschoten bewesten het dorp, zie fol. 55ro, waar deze 6 morgen nog eens vermeld worden.
- voetnoot7)
- Ruvene (Ruiven ten zuiden van Pijnacker) schijnt destijds geen afzonderlijk ambacht gevormd te hebben, maar tot het ambacht van Delf te hebben behoord (cf. fol. 54ro Arnout vanden Vene, en Hamaker I 185).
- voetnoot8)
- Niet te verwarren met Hughe haren Conrarts s. vanden Campe van Oork. II 797.
- voetnoot9)
- Onder Monster bewesten Poeldijk, waarnaar de vander Made's heetten.
- voetnoot10)
- Vermoedelijk uit Madesloet verbasterd, cf. fol. 47ro noot 8.
- voetnoot11)
- Te Poelsant, zie fol. 53vo.
- voetnoot12)
- Een naamgenoot Thileman van den Campe (fol. 90ro) hoorde in het land van Altena thuis (Oork. II 134, 166). Een ander, Hughe vanden Campe, wordt fol. 88ro onder de leenmannen van Teilingen genoemd, maar was, indien dezelfde als de Hughe haren Conrarts s. van Oork. II 797, een Zeeuw.
- voetnoot13)
- Een Theodericus de Vorburg reeds 1198 vermeld (Oork. I 177).
- voetnoot1)
- De Fremery leest ‘pore,’ wat er niet staat.
- voetnoot2)
- Onder Oestgeest.
- voetnoot3)
- Cf. Arnout vter Voert fol. 49vo.
- voetnoot4)
- Cf. fol. 47ro noot 2.
- voetnoot5)
- Cf. fol. 51ro noot 9.
- voetnoot6)
- Lees ‘Tiedemans.’ Hij was reeds fol. 45vo vermeld.
- voetnoot7)
- Wel te onderscheiden van Daniel vten Werde van fol. 53ro, al is het niet onwaarschijnlijk, dat beiden heetten naar denzelfden ‘waard’ tusschen den Ouden en Nieuwen Rijn onder Leyderdorp.
- voetnoot8)
- Een Dirc vander Mye wordt vermeld in 1279 (Oork. II 379), maar reeds in 1156 een Albertus de Mi en omstreeks 1226 (Oork. I 293) een Franco de My, die onder Leyderdorp tusschen de Zijl en het dorp een goed van Egmond in leen had. Daar lag ook het huis ter Mye, in den Zijl- en Mij-polder bij de scheiding van den Ouden en Nieuwen Rijn. Ik houd har Rampe daarom voor den zoon van dien Franco, en Jan vander Mye, die zijn vrouw in 1311 (Reg. Hann. 40) o.a. op zijn Egmondsche goederen onder Leyderdorp tochtte, voor zijn zoon of kleinzoon. Cf. fol. 46ro Gherart en Barthelmees van der Mie.
- voetnoot9)
- Een riviertje, dat bij Swadenburgherdam (Zwammerdam) in den Rijn mondde, en van ouds de grens tusschen Noordholland en het Sticht vormde.
- voetnoot10)
- Dit is geen der twee bekende ambachten van dien naam, noch Oudecoep aan den Angstel ten noorden van ter Aa, noch Oudecoep ten westen van de Langeweide bij Woerden, maar een ambacht in het noordoosten van Rijnland, vermoedelijk tusschen Achttienhoven en Nieucoep (Hamaker I 20, 22, 162, 168, enz.).
- voetnoot11)
- De Fremery leest ‘Scencken,’ maar meent, dat men ook ‘Steneken’ kan lezen, wat er m.i. staat.
- voetnoot12)
- In het zuidoosten van Koudekerk, oorspronkelijk een eiland in den Rijn, van den Laghen waert gescheiden door den Lutteken Rijn.
- voetnoot13)
- Vermoedelijk dezelfde, die fol. 54ro Didderic Dode Boudiins s. heet.
- voetnoot14)
- De Fremery leest ‘Eslike,’ wat er niet staat. Het was de watering, waarnaar Esselikerwoude heette, en in 1252 genoemd als de grens van een ambacht van Dirc van Polegeest (Oork. I 566), misschien Coudekerc.
- voetnoot15)
- Esselikerwoude. Cf. fol. 47ro haer Jacop vanden Woude.
- voetnoot16)
- Lees ‘Outshorne’.
- voetnoot17)
- Ten noorden van den zooeven genoemden Hoghen wert.
- voetnoot18)
- De Sassenem's stamden af van de Alcmade's, blijkens de stukken Oork. II no. 225, 231, 235 en 282. Heer Didderic van Sassenem was een der vier zoons van heer Walewiin haren Dircs s. van Alcmade. Zijn oudste broeder Arnout, persona van Haerlem, had in 1263 (Oork. II 95) een gift gedaan aan en in 1272 (II 225) een testament gemaakt voor de kloosters van Mariendael te Utrecht en ter Le (Leeuwenhorst) onder Nortik, waarover tusschen dezen en zijn broeders een geschil ontstond, dat in 1272 (II 235) werd beslecht. Die broeders waren Walewiin heren Walewiins s. van Alcmade (II 77, 282), her Didderic van Sassenem en Florens van Sassenem (II 282, 231, overleden 12 April 1310 Necr. Egm.). Het testament van haer Didderic van Sassenem van 1282 (II 449). Hij moet kort daarna zijn overleden, want zijn zoon Walewiin wordt fol. 90ro met de tienden van Snedelwike uit de Teilingsche leenen verlijd. In 1288 stichtte deze, ridder zijnde, een kapel te Sassenem (II 635). Vgl. fol. 87vo Didderic van Alcmade.
- voetnoot19)
- Snijdelwijc, het noordelijkste ambacht onder Waddinxveen.
- voetnoot20)
- In tegenstelling tot het ertegenover liggende Outshorne.
- voetnoot21)
- Boskoop, dat aan de abdij Rijnsburg behoorde.
- voetnoot1)
- Een der medeplichtigen aan den moord van Wolfert van Borselen (v.M. II 84).
- voetnoot2)
- Ysebrant de Ever vermeld als kooper van veen te Waddingsveen 1269 (Oork. II 191), Gerrit die Evere 1330 (Reg. Hann.).
- voetnoot3)
- Vermoedelijk de Blijdorpsche polder.
- voetnoot4)
- Zassenem, ter onderscheiding van Lysse, dat ook Groete Zassenem werd genoemd.
- voetnoot5)
- Hij was fol. 87vo reeds overleden en door zijn zoon Dirc opgevolgd.
- voetnoot6)
- Zie Oork. II 191. Het latere ambacht Groenswaert onder Waddingsveen, door zijn achterachterkleindochter Soffie heren Dircs dr. van Teilingen in 1370 ten huwelijk gebracht aan haar man heer Willem van Naeldwijc. Vandaar de bijvoeging in margine in de tweede helft der 14e eeuw van ‘Willem van Naeltwijck,’ terwijl dezelfde hand er tegelijk ‘ende den tienden van Pulgien, al te rechten leen’ bijvoegde, dat niet tot den eersten tekst behoort.
- voetnoot7)
- Gerolf Calle tweemaal in 1198 en 9 als getuige vermeld (Oork. I 177, 179).
- voetnoot1)
- Nog genoemd als gegoed in Rijswijk in 1289 (Oork. II 658).
- voetnoot2)
- De Fremery leest ‘Heinnen,’ wat er niet staat. Een andere Jan de Mues veren Ermegarden s. te Monster vermeld 1294 en 9 (Oork. II 895, 1072/3). Of Jan Muus en Hughe Muus van fol. 48vo familie waren van Arnest en Gerart de Mues van fol. 47vo en 54ro en van dien Jan de Mues, is niet uit te maken.
- voetnoot3)
- Cf. fol. 50vo noot 6.
- voetnoot4)
- Rentmeester van Zuidholland in 1277 (Oork. II 348).
- voetnoot5)
- Johannes Nagel 1198 vermeld als voormalig bezitter van den Poel bij Naaldwijk (Oork. I 177). Het geslacht was echter tijdens Florens V te Voorhout en in de buurt gegoed. Gerart en nog drie andere leden ervan komen fol. 88ro en 89ro onder de Teilingsche leenmannen voor.
- voetnoot6)
- Waarschijnlijk de zoon van den fol. 88ro genoemden Jan Butzeel.
- voetnoot7)
- Henricus de Orde vermeld als leenman van Putten 1235 (Oork. I 356), en een dominus Philippus de Orda had land te Maasland van Voorne in leen gehad 1230 (Oork. Nal. 15).
- voetnoot8)
- Lees ‘Loster’, in het zuidwesten van Lysse.
- voetnoot9)
- In de 16e of 17e eeuw verdronken in de Haarlemmer meer.
- voetnoot10)
- De Fremery leest ‘Poys,’ wat er niet staat. Een haer Willem Doeys vermeldt het Oorkondenboek (II 595) in 1286 als een der voornaamste edelen.
- voetnoot11)
- Aanvulling der lacune op fol. 46ro.
- voetnoot12)
- Het Daerrode, waarnaar deze heette, wordt fol. 88ro vermeld, en lag naar ik vermoed onder Lysse.
- voetnoot1)
- Cf. Hughe Gode fol. 46ro.
- voetnoot2)
- In het zuiden van het ambacht ten noorden van de Zoter meer.
- voetnoot3)
- Het oostelijk deel van Oestgeest, een afzonderlijk ambacht tot in de 16e eeuw.
- voetnoot4)
- De Broekpolder tusschen de Mare en de Zijl.
- voetnoot5)
- Het water, dat Warmond van Poelgeest en Oestgeest scheidt.
- voetnoot6)
- Cf. fol. 51vo noot 7.
- voetnoot7)
- De waard tusschen den Ouden en Nieuwen Rijn, deels onder Leyden, deels onder Leyderdorp behoorende.
- voetnoot8)
- Lees ‘Suetwiic,’ een klein ambachtje bezuiden Boskoop.
- voetnoot9)
- De Fremery leest ‘Phylip,’ wat er niet staat.
- voetnoot10)
- Cf. 57ro, waar naar dit regest wordt verwezen (zie Inleiding p. 102 sqq.).
- voetnoot11)
- Een aantal vanden Pole of Poele's worden in het Oorkondenboek vermeld, in den tijd van Florens V har Philips in 1268 (II 174/5) en van 1289 af herhaaldelijk har Gillis, maar niet Clais vanden Pole.
- voetnoot12)
- Een Willem die Witte woonde in 1289 in den Broec bij Gouda (Oork. II 651). Didderic Clais s. die Witte fol. 88vo.
- voetnoot13)
- De Fremery leest ‘Nortike,’ wat er niet staat. Cf. fol. 47ro noot 3.
- voetnoot1)
- Komt nog eens fol. 15vo voor (zie Inleiding p. 97).
- voetnoot2)
- Cf. fol. 47vo noot 6.
- voetnoot3)
- De Fremery leest ‘Hoylede,’ wat er niet staat. - Vermoedelijk een neef van den fol. 54ro vermelden Didderic van Hoghelede haren Niclais s., cf. fol. 15vo noot 5.
- voetnoot5)
- Het Oorkondenboek vermeldt wel andere Vlaerdinghe's, maar niet Rampe.
- voetnoot6)
- In het Westambacht van den Haghe.
- voetnoot7)
- Dit kan kwalijk iets anders zijn als het grafelijke huis.
- voetnoot8)
- De Fremery leest ‘Harselaghe,’ wat er niet staat. Men leze ‘Harst laghe,’ thans de Harstenhoek ten noordoosten van Scheveningen.
- voetnoot9)
- Herhaaldelijk vermeld, in 1264 en 1276 (Oork. II 119 Nal. 58) als knaap, en van 1280 tot 1297 als ridder. Hij was de derde oom van den heer van Wassenaer van fol. 45ro.
- voetnoot10)
- Het huis te Zandhorst was in 1276 van eigen goed leen geworden en Didderic tegelijk met Zoterwoude verlijd (Oork. Nal. 58). Het huis werd in het begin der 15e eeuw door Dirc van Santhorst verkocht aan heer Willem van Naeltwijc (Reg. Principium, cap. Northollant fol. 80).
- voetnoot11)
- Rikaerde (ib.).
- voetnoot12)
- De zoon van den oudsten oom van den heer van Wassenaer, stamvader van een anderen tak, die zich naar Groeneveld (in het ambacht van die Hernesse bij 't Woud) noemde (zie Bijl. D.).
- voetnoot13)
- Cf. Jan v. Scuren fol. 47ro en fol. 45ro noot 23.
- voetnoot14)
- De meer te Winendael (cf. fol. 55ro) lag bij Eikenduinen onder Monster.
- voetnoot1)
- Zie fol. 51ro noot 2.
- voetnoot2)
- Onder Pijnacker (Hamaker I 231).
- voetnoot3)
- Een aantal de Vriese en Vriese's worden in het Oorkondenboek vermeld, maar niet Hughe.
- voetnoot4)
- De Fremery leest ‘Maurinus,’ wat er niet staat.
- voetnoot5)
- Reeds genoemd fol. 46vo en fol. 51vo.
- voetnoot6)
- In het ambacht van Vlaerdinghe bestond geen Sydewende, zoodat hiermede alleen de Delflandsche landscheiding bedoeld kan zijn, en waarschijnlijk haar westeinde. De woorden ‘jnt ambocht van Vlardinghen’ kunnen dus alleen beteekenen de woonplaats van Yo, den poorter van Vlaerdinghen.
- voetnoot7)
- In het ambacht van Vlaerdinghe ten noordwesten der stad.
- voetnoot8)
- Zie fol. 15vo noot 5. De vorm Hoghelede voor Hoelede of Hoilede (later Holy) wordt bij mijn weten nergens elders gevonden.
- voetnoot9)
- Cf. 52vo noot 2.
- voetnoot10)
- Te Vlaardingen.
- voetnoot1)
- Zie fol. 15vo noot 5.
- voetnoot2)
- De Fremery leest ‘Costardi,’ wat er niet staat.
- voetnoot3)
- In 1275 als leenman van Egmond vermeld (Oork. II 293).
- voetnoot4)
- Zie fol. 46vo noot 11.
- voetnoot5)
- Zie fol. 50ro noot 9.
- voetnoot6)
- De Fremery leest ‘Vene,’ wat er stellig niet staat, misschien ‘Rene’ doch waarschijnlijk ‘Reno’ d.i. ‘Didderic vanden Rine,’ cf. Oork. II 888, 1034 en fol. 87vo.
- voetnoot7)
- De grafelijke hoeven, waar o.a. de tienden moesten worden opgebracht.
- voetnoot8)
- De Fremery leest ‘Daniel,’ wat er niet staat.
- voetnoot9)
- De Fremery leest ‘hont,’ wat er niet staat.
- voetnoot10)
- Te Leyderdorp, blijkens fol. 87ro.
- voetnoot11)
- Langhevelt was het noordelijkste deel van het ambacht van Nortik.
- voetnoot12)
- Jan vanden Dunen in 1259 (Oork. II 56), Aernout vanden Dunen in 1262 (Oork. II 86). De vander Dwn's, die eerst in het tweede kwart der 14e eeuw voorkomen, hadden niets met de vanden Dunens der 13e eeuw te maken, en stamden vermoedelijk van her Florens vander Dortoghe af (zie Bijl. C.).
- voetnoot13)
- Waarschijnlijk genaamd naar de Hoeve ten westen van Maasland.
- voetnoot14)
- Het huis ten Velde in Maselant (tusschen Maasland en Maassluis) was een leen van Voorne, waarmede in 1267 Floris vanden Velde was beleend (Oork. II 156).
- voetnoot15)
- De Fremery leest ‘Mees,’ wat er ook kan staan.
- voetnoot1)
- De Fremery leest ‘Clouck,’ wat er niet staat.
- voetnoot2)
- Florens vander Wort. Zie fol. 45vo noot 7.
- voetnoot3)
- Ook leenman van Teilingen, fol. 88vo. Cf. Jan die Coc fol. 50vo.
- voetnoot4)
- De weg tusschen de Lier en Maasland.
- voetnoot5)
- De Fremery leest ‘Devercampe,’ wat er niet staat.
- voetnoot6)
- Er kan ook ‘iij’ gelezen worden.
- voetnoot7)
- Reeds vermeld fol. 46ro.
- voetnoot8)
- De Fremery leest ‘teghens,’ wat er niet staat.
- voetnoot9)
- De Groenedijk onder Hazerswoude.
- voetnoot10)
- Reeds genoemd fol. 46ro.
- voetnoot11)
- De Fremery leest ‘Gantel,’ wat er niet staat. De Kleine Gantel ligt tusschen Poeldijk en Hondsholredijk.
- voetnoot12)
- Cf. fol. 45vo.
- voetnoot13)
- Zie fol. 53vo noot 14.
- voetnoot14)
- Tusschen de binnen- en buitenduinrij onder Loosduinen.
- voetnoot15)
- Van Moerdrecht, fol. 48vo.
- voetnoot16)
- Zie fol. 48vo.
- voetnoot17)
- Later een afzonderlijk ambacht tusschen Moerdrecht en de Goude.
- voetnoot18)
- De Fremery leest ‘gruit,’ wat er niet staat.
- voetnoot19)
- De Fremery leest ‘iiiρ,’ wat er niet staat.
- voetnoot1)
- Een broeder van Florens Nannen s. van fol. 52vo?
- voetnoot2)
- Een klein ambachtje tusschen Reeuwijk en Boskoop.
- voetnoot3)
- Dit regest is uitvoerig besproken door Fruin in de Rotterd. Historiebladen, Tweede Afd. 451 sqq. Zie ook de Inleiding p. 112/3. - Het ambacht van Vorscoten, waarnaar het geslacht heette, was reeds in het bezit der Wassenaers overgegaan (fol. 45ro). Heer Gilis van Vorscoten wordt in 1252, 1266 en nog in mei 1281 vermeld (Oork. I 555, II 136, 422), en woonde in 1266 in de parochie van Schie, dus vermoedelijk in het hier vermelde huis. Diens vader, dominus Otierus de Vorscoth, komt voor 1215 (Oork. I 247), vermoedelijk dezelfde als de Ogerus dapifer van 1212 (ib. 226/7). De zoon van heer Oytgier, eveneens Oytgier, wordt als ambachtsheer van Rotterdam vermeld in het Bescheyt van 1296 (v.M. II 61, de Fremery Suppl. o.h. Oork. no. 309).
- voetnoot4)
- Dit huis werd in 1323/4 door Hugo van Lisse aan heer Jan van Duvenvoerde verkocht (v.M. II 301).
- voetnoot5)
- ‘Tote’ niet ‘van Scie.’ Het fol. 50vo vermelde haren Gilis ambacht, het latere Hoogenban. Het behoorde in de 14e eeuw aan de Cralingen's, en is tot in de 16e eeuw steeds met Cralingen vererfd.
- voetnoot6)
- Het huis van Vorscoten te Schie was het latere Starrenburg, in de 15e eeuw door erfenis van de Cralingen's aan de Wassenaers gekomen.
- voetnoot7)
- Tot in het midden der 15e eeuw een afzonderlijk ambacht ten noorden van Rotterdam en toen bij het poortgebied getrokken.
- voetnoot8)
- Dezelfde hand schreef eerst ‘ambochte,’ en verving dit tusschen de regels door ‘dam.’ - Het ambacht van Rotterdam, aan de beide zijden der Rotte gelegen, behoorde aan twee heeren, de Vorscoten's en de Bokel's (Fruin II.).
- voetnoot9)
- Slechts een deel van het latere ambacht van Sluipwijk, dat uit de ambachten Ravensberch, Slupic, Niewenbroec, Gravencoep en Vromade was samengesteld, zie fol. 50ro Didderic van Minnic.
- voetnoot10)
- Onder Harmelen.
- voetnoot11)
- In den 1264 (Oork. II 119) vermelden Ouden Schie-dam in Schie ambacht, welke vermoedelijk bij het eind der Polderwatering lag.
- voetnoot1)
- Lees ‘Magnus s.’ blijkens fol. 54vo, waar hij ook voorkomt.
- voetnoot1)
- Dit goed lag onder 's Gravenzande blijkens de Teilingsche lijst van ± 1328 (Bijlage A) no. 30, waar Jan van Sonneuelt als bezitter ervan wordt opgegeven.
- voetnoot2)
- Fruin las ‘solventes,’ m.i. ten onrechte.
- voetnoot3)
- Komt nog eens voor fol. 89ro. Een Dirc van Worenbroke vermeld in 1226 (Oork. I 301). Zij heetten naar een der deelen van het ambacht van Wassenaer, zie fol. 45ro noot 9. In de 14e en 15e eeuw komen verschillende personen van denzelfden naam voor in Rubroec bij Rotterdam, die ik echter vermoed, dat niet naar Vorenbroec onder Wassenaer heetten, doch naar een deel van het ambacht Rubroec, bedoeld in het verlij van Wouter Pot door hertog Philips den 29 juli 1449 met de ambachtsheerlijkheden van ‘Rubroeck ende Voorenbroeck’ (Lib. Principium fol. 21).
- voetnoot4)
- Jacobus filius Th. de Zevenhusen komt voor in 1269 (Oork. II 191; Fr.).
- voetnoot5)
- Gheerlant vanden Rine komt voor in 1276 (Oork. II 303; Fr.).
- voetnoot6)
- Fruin las hier ‘duarium’ en in het volgende regest twee maal ‘duario,’ maar er staat telkens duidelijk ‘duaria.’
- voetnoot7)
- Zie de Teilingsche lijst van ± 1328 no 7, waar ‘een zestendeel van al den lande dat men hiet die Oude Riine te Nortich’ als Teilingsch leen voorkomt.
- voetnoot8)
- Reeds genoemd fol. 49vo.
- voetnoot9)
- Hughe vter Liere, denkelijk een zoon van Elyas, verkocht deze tiende aan Heynric van Eemskerke, die ze in 1328 bezat (Teilingsche lijst no. 28).
- voetnoot10)
- Zie fol. 88vo Wilhelmus fs. Badeloghen (Fr.).
- voetnoot11)
- Fruin las hier ‘Oudekerke,’ m.i. ten onrechte.
- voetnoot12)
- Reeds genoemd fol. 45ro.
- voetnoot13)
- In de Teilingsche lijst no. 23 blijkt, dat deze tiende te Ockenberch lagen, en dat joncvrou Kerstine van Oestgheest har Willems leenvolger was. Dat Ockenberch lag onder Rijswijk ten zuiden van de Werve.
- voetnoot14)
- Didderic haren Symons s. van Telinghen Oork. II 616 (Fr.). Zijn vader was fol. 52ro nog in leven.
- voetnoot15)
- Cf. v. Mieris II 179, 372 (Fr.). Zie de Teilingsche lijst no. 3, waar echter een deel der hier genoemde leenen ontbreken.
- voetnoot16)
- Heer Willem, tweede heer van Brederode, † 1285, gehuwd met Hillegonda sheren Henrics dr van Voirne, † 1302.
- voetnoot17)
- Callandsoog, dat tot op het uitsterven der Brederode's in hun bezit is gebleven.
- voetnoot18)
- Een ambachtje tusschen Haarlem en Velzen, waarvan hetzelfde geldt. Zie noot 26.
- voetnoot19)
- Cf. fol. 49vo, 55vo.
- voetnoot20)
- Is niet Beverwijk, dat eveneens die Wiic heette, want dat behoorde niet aan de Brederode's, maar een gelijknamig ambachtje ten noorden van Voshol en daaronder ressorteerende.
- voetnoot21)
- Oork. II 181 (Fr.) Een ambachtje ten zuiden van Sluipwijk en Ravensberch, dat tot Reeuwijk behoorde.
- voetnoot22)
- Schijnt in 1293 overleden (Oork. II 865, cf. 329, 936, Fr.). - Hij was waarschijnlijk de zoon van Walewiin heren Walewiins s. van Alcmade, die van 1261 tot 1274 (Oork. II 77, 282) herhaaldelijk voorkomt, terwijl Didderic reeds in 1277 met tienden in Riederwaard beleend werd (II 329). Cf. fol. 51vo noot 18. Zijn opvolger was zijn zoon heer Henric van Alkemade, de stamvader der latere generaties van het geslacht. Uit een zijtak stamden misschien ook de Poelgeesten, want Henric van Poelgeest was een broeder van Floris van Alkemade (v. M. II 143, 236), vermoedelijk een neef van heer Henric.
- voetnoot23)
- Holdesclaghe, cf. infra Theod. de Werue (Fr.). Zie de Teilingsche lijst no. 8, waar deze tiende omschreven worden als ‘die ene helft vander tienden van Leyder merske tuysken der Ouderslaghe ende den Marendiic,’ waaruit blijkt, dat de Stadspolder bedoeld is.
- voetnoot24)
- Reeds genoemd fol. 49ro. Zijn kinderen Dieric en joncvrou Ida vanden Werue waren volgens de Teilingsche lijst no. 18 zijn opvolgers in het leen.
- voetnoot25)
- In de Teilingsche lijst no. 10 wordt dit leen toegekend aan Willem Badeloghen s. van Heemstede, die hier onder no. 289 ook voorkomt, maar met andere leenen.
- voetnoot26)
- ‘Al Scoten’ strekte zich uit tusschen ‘dat vitende des Vlielandes ende dat vitende vanden Cornen vene the Haerlem.’ Hieruit blijkt, dat niet alleen het aan de Vrijheid van Haarlem grenzende Zuid-Akendam, dat altijd tot Scoten heeft behoord, maar ook de daartusschen liggende ambachtjes Sanen, Schoterbos en Hoogewoert destijds tot Scoten behoorden. Ook Noord-Akendam benoorden het Vlielant maakte er een deel van uit. Hierdoor wordt ook verklaarbaar de uitdrukking hierboven bij den here van Brederode ‘ende dat recht dat daer tho behoert.’ Het is een der vele later gesplitste ambachten.
- voetnoot1)
- Willem de Windelnesse bij Mieris II 35 (Fr.) Hij zelf in 1290 (Oork. II 754). Wendelnesse heet thans Capelle aan de Langstraat.
- voetnoot2)
- Fruin las ‘Halchorde,’ m.i. ten onrechte.
- voetnoot3)
- Vermoedelijk dezelfde als de fol. 54ro genoemde Didderic van Hoghelede, zie fol. 15vo noot 5.
- voetnoot4)
- Reeds genoemd fol. 52ro.
- voetnoot5)
- Cf. Oork. II no. 584 (Fr.), alwaar blijkt, dat hij in februari 1285,6 reeds overleden was.
- voetnoot6)
- Cf. hierboven fol. 55vo no. 259 (Fr.).
- voetnoot7)
- Cf. Oork. II 329, 442 (Fr.). Deze tiende wordt echter niet vermeld onder de leenen van Didderic van Alcmade fol. 87vo no. 267.
- voetnoot8)
- Jan van Alfen, bij Mieris II 317 (Fr.).
- voetnoot9)
- Cf. fol. 51vo noot 20.
- voetnoot10)
- Cf. fol. 52vo noot 5. Zijn zoon Willem wordt in de Teilingsche lijst genoemd als leenman van 6 morgen onder Voorhout.
- voetnoot11)
- Denkelijk onder Voorhout, zie fol. 89ro.
- voetnoot12)
- Zie fol. 52vo noot 12.
- voetnoot13)
- Het Oorkondenboek vermeldt een aantal Scoten's, maar geen der drie hier genoemde. Zij heetten naar het ambacht ten noorden van Haarlem, dat echter destijds reeds in het bezit des Brederode's was. Zie de Teilingsche lijst no. 5, waar een Willaem van Scoeten als Teilingsch leenman vermeld wordt, echter met geheel andere leenen als de hier bedoelde 10 pond. Haganus de Hairlem was leenman van Egmond omstreeks 1226 (Ber. e. Med. XXI, 185).
- voetnoot14)
- Zie fol. 51ro noot 12.
- voetnoot15)
- Zie fol. 47vo noot 1.
- voetnoot16)
- Ger. de Butseel, bij Mieris II 34 (Fr.).
- voetnoot17)
- Fruin las ‘domum,’ maar er staat duidelijk ‘dammum.’ Het is de dam in den ‘Ouden Riin’ onder Nortik, zie de Teilingsche lijst no. 7 en hierboven no. 262.
- voetnoot18)
- Cf. fol. 52vo noot 5.
- voetnoot19)
- Misschien een broeder van de fol. 51ro en vo genoemde Conrart en Hughe Conrarts s.
- voetnoot1)
- Fruin las ‘Houte,’ wat ook mogelijk is, maar ik meen stellig ‘Honte’ te lezen en den naam voor diengene te mogen houden, waarvan Huntenesse (t Honterlant onder Naaldwijk) is afgeleid, zie fol. 45vo noot 9.
- voetnoot2)
- Vgl. de Teilingsche lijst n. 4. De daar genoemde Diric van Valkenburch was dus gehuwd met de dochter of kleindochter van Gerart van Honte.
- voetnoot3)
- Cf. Oork. I 353, 361 (Fr.).
- voetnoot4)
- Reeds genoemd fol. 50ro.
- voetnoot5)
- In Oestgeest, blijkens de Teilingsche lijst no. 22, waar Hubrechts zoon Jan als de bezitter dezer tienden wordt vermeld.
- voetnoot6)
- Cf. fol. 87vo Enghelbrecht Persiin (Fr.). - Hij wordt als Willem Badeloghen s. van Heemstede vermeld in de Teilingsche lijst no. 10, waar echter vreemderwijze niet de hier bedoelde leenen te Scorle, Scoten en Alebrechts berghe worden opgegeven, maar de tiende van Heemstede, die fol. 87vo aan Willem Dircs s. worden toegekend.
- voetnoot7)
- Het derde deel van den vlastiende te Scoten had volgens de Teilingsche lijst no. 14 destijds Clays veren Barten s. van Hairlem.
- voetnoot4)
- Reeds genoemd fol. 50ro.
- voetnoot8)
- Zie fol. 48ro noot 9. - Deze tiende was in 1328 in het bezit van Vrederic van Oistgheest, den leenvolger van den hier beneden volgenden Gerart van Oesghest (Teilingsche lijst no. 27).
- voetnoot9)
- Fruin las ‘iiij,’ wat er niet staat.
- voetnoot10)
- Mathildis uxor Vastradi † 13 februari 1363, Necr. Egm. (Fr.). - Dirc Vastraet ontving 12 mei 1355 twee derden in 7 m.I. van joncfrou Willem van Teilinghen (E.L. 43 fol. 7vo).
- voetnoot11)
- Niewerkerke bij Haarlem lag ten westen van Sloten en is in de 16e of 17e eeuw in de Haarlemmer meer verdronken.
- voetnoot12)
- Rollant lag onder Overveen ten westen van Haarlem. Het geslacht komt in de 14e eeuw vaak voor, maar in de 13e alleen hier. Het was blijkens zijn wapen verwant aan de vander Wateringhen's.
- voetnoot13)
- Reeds genoemd fol. 46vo.
- voetnoot14)
- In de Teilingsche lijst worden no. 9 Gheret die Bloete, no. 13 Jan vanden Burch en no. 25 Symon vander Burch als leenmannen vermeld van ‘den corentiende op de Gheest opt oestende van den ambocht van Riisewic tuysken der waterlose ende den Broecsloet.’
- voetnoot15)
- In de Teilingsche lijst no. 27 komt Vrederic van Oestgheest voor als zijn leenvolger voor deze tiende, die daar gezegd wordt te liggen ‘tusken die Hole Maerne ende die Haghe.’
- voetnoot16)
- Reeds genoemd fol. 55ro.
- voetnoot17)
- Er waren drie Honswijken, een tusschen Muiden en Weesp, een in het Sticht aan de Lek en een ten zuidwesten van Woudrichem onder Altena. Ik vermoed, dat de hier vermelde Hughe en Otte van fol. 89ro naar het laatstgenoemde heetten.
- voetnoot18)
- Arnout die Witte genoemd fol. 53ro.
- voetnoot19)
- Dit goed lag blijkens de Teilingsche lijst no. 12 onder Velzen, en behoorde toen aan Willem van Hangher.
- voetnoot20)
- Henric van Coudenhoue genoemd fol. 47vo.
- voetnoot21)
- Reeds genoemd fol. 47vo. - Dit en het volgende regest zijn nog eens fol. 35ro herhaald, het eerste door dezelfde hand, die op deze bladzijde het regest over Gerart van Oesghest invoegde, en beide met eenigszins afwijkende spelling der eigennamen.
- voetnoot22)
- Fol. 35ro staat ‘Madewere.’
- voetnoot23)
- Fruin las ‘legghen,’ m.i. ten onrechte.
- voetnoot24)
- De Vlaardingsche vaart.
- voetnoot25)
- Tanthoeft, Cf. E.L. 1 no. 21 (Fr.) De Tenthofkade, die van het noorden van Kethel naar den Hoorn loopt en de Oost- en West-Ambachten van Delfland scheidde.
- voetnoot26)
- Fol. 35ro staat ‘Sceullenc’ i.p.v. ‘Snellen.’ Daar geen van beide namen elders voorkomt, is de keuze moeielijk. Dat dezelfde persoon bedoeld is, is duidelijk.
- voetnoot27)
- Lees ‘Arlender vene.’
- voetnoot28)
- Komt alleen hier voor. Fruin hield hem voor een bastaardbroeder van heer Dirc.
- voetnoot1)
- Reeds genoemd fol. 52ro.
- voetnoot2)
- Zie fol. 88ro noot 12.
- voetnoot3)
- In de Teylingsche lijst no. 15 staat dit leen op naam van Dieric Naghel van Voirhoute.
- voetnoot4)
- Reeds genoemd fol. 49vo en 51ro.
- voetnoot5)
- Reeds genoemd fol. 87vo.
- voetnoot6)
- Cf. Oork. II 616. Hij is in 1297 in vriendschap met graaf Jan, Oork. II 975 (Fr.). Zie Fruins opstel over den Jongeren Tak der Teilingens in Bijdr. 3e R. X 78 sqq.
- voetnoot7)
- Cf. fol. 47ro har Jacop vanden Woude, die de andere helft bezat.
- voetnoot8)
- Cf. fol. 45vo Gerart Ever (Fr.).
- voetnoot9)
- In den Boschhuizer polder onder Zoeterwoude ten Z.W. van Leiden, cf. Oork. II 322.
- voetnoot10)
- Reeds genoemd fol. 45vo. Zijn zoon Florijs was zijn leenvolger blijkens de Teilingsche lijst no. 20.
- voetnoot11)
- Zie fol. 88vo noot 17.
- voetnoot12)
- Van Suindrecht. Zie fol. 88ro noot 5.
- voetnoot13)
- Reeds genoemd fol. 46ro. Zijn zoon Dieric bezat dit leen in 1328 blijkens de Teilingsche lijst no. 17.
- voetnoot14)
- Zie fol. 52vo noot 5.
- voetnoot15)
- De Teilingsche lijst no. 21 vermeldt Dieric Naghel van Rinsburch als houder van ‘xvj hont binnen den ambocht van Voirhout,’ kennelijk hetzelfde land als de hier genoemde vierdehalf morghen.
- voetnoot16)
- Cf. Oork. II 622 (Fr.)
- voetnoot1)
- Uitwijk onder Altena. Van de vier op deze bladzijde genoemde leden van dat geslacht komt alleen har Hartbernen elders voor (Oork. II 1039).
- voetnoot2)
- Komt in 1266 en 8 als getuige van den heer van Altena voor (Oork. II 139, 166).
- voetnoot3)
- Ten zuidwesten van Woudrichem. Cf. fol. 88vo noot 17.
- voetnoot4)
- Spijk onder Veen aan de Maas.
- voetnoot5)
- Een ambacht in de heerlijkheid Brederode in den Alblasserwaard, dat het geslacht die Molenaere in leen had, en daarnaar Molenaarsgraaf heet.
- voetnoot6)
- Van Sassenem, zoon van den fol. 51vo genoemden har Didderic, wiens testament van 1282 was. Walwin ontving nu behalve de daar genoemde leenen nog het ambacht van Snedelwike, een tiende in Maeslant, den halven tins van Lisse en een paar zwanen. Uit de Teilingsche lijst (Bijl. A) blijkt, dat dit alles, behalve het ambacht van Snedelwike, juist de Teilingsche leenen waren, waarmede toen Dirc Walwins s. beleend was.
- voetnoot1)
- Heer Wolfert van Borselen.
- voetnoot2)
- Hieruit blijkt, dat dit stuk van het begin van 1297 moet dagteekenen.
- voetnoot3)
- Schiedam.
- voetnoot4)
- Raese van Gauere, here van Ludekerke en van Breda.
- voetnoot5)
- Misschien dezelfde als de fol. 88ro genoemde.
- voetnoot5)
- Het geslacht Veniin hoorde in Schoonderloo thuis, waar het in de 14e en 15e eeuwen veelvuldig voorkomt, en stamde, naar hun wapen te oordelen, vermoedelijk van de heeren van Put af.
- voetnoot6)
- Hughe die Rode genoemd fol. 47ro.
- voetnoot1)
- In 1325 (v.M. II 371) noemt zij Henric van Brederode ‘onse lieve zwagher.’ Hij was in werkelijkheid de kleinzoon eener zuster van haar eersten man heer Albert van Voirne, zoodat ‘zwagher’ hier in het algemeen ‘aangetrouwd familielid’ moet beteekenen.
- voetnoot1)
- Van daar de twee wapens van Dortoghe, bij Smallegange voorkomend, en waarop reeds de heer J. Craandijk heeft gewezen (Rott. Historiebl., Gesch. St. 584). Het eene was het wapen der Brederodes (met den barensteel over het hart), het andere, de twee kepers, een brisure van dat van Egmond.
- voetnoot2)
- Wel te onderscheiden van de van den Dunen's uit de 13e eeuw, die in de buurt van Noordwijk schijnen thuis behoord te hebben.
- voetnoot1)
- Zeer ongunstig steekt daarbij af de Gesch. d. Grafsch. Bentheim van J.C. Möller (Lingen 1879), dat voor de Middeleeuwen volkomen onbruikbaar is en ongeveer op het peil van Van Gouthoeven staat.
- voetnoot1)
- Bij van Mieris (I 195) wordt in 1225 onder de getuigen bij een verdrag tusschen Holland en het Sticht nog vermeld W. comite de Benthem, doch daar moet in plaats van W. gelezen worden B., d.i. Balduino, evenals in het bij v.M. daarop volgende stuk.
- voetnoot1)
- Lees: ‘Philips Heynric heer Dirck ende Sijmon. Sijnen soon etc.’ Zie v.M. II 179, waar de vier broeders samen genoemd worden.
- voetnoot2)
- Lees: Wadenoyen.
- voetnoot1)
- Zoo worden nog in het register op de Regesta Hannonensia drie verschillende personen tot één Dirc van Wassenaer burggraaf van Leiden gemaakt, n.l. 1309 (p. 30) de burggraaf van Leiden, d.i. Hendrik van Cuyk, die eerst in januari 1319 overleed; 1310 (p. 34, 35) Dirc van Wassenaer; en 1321-39 (p. 95-267) heer Dirc burggraaf van Leiden. Blijkens van Spaen zegelde de laatste evenals zijn vader Hendrik met den balk, en Dirc van Wassenaer met de drie wassenaars.
- voetnoot2)
- Bockenberg vermeldt (p. 141), dat Philips van Wassenaer in 1307 een schenking kreeg van zijn vader en in 1309 een van graaf Willem, waarbij hij erfgenaam wordt verklaard van ter Horst, het goed en de tienden van Wassenaer, het land en de tienden van Voorscoten en Voorburch, den tins van Voorscoten en de Zeedrifte. Vooral het laatste leen geeft aan dat bericht van 1309 den stempel der echtheid (zie boven fol. 45ro), terwijl dit, indien echt, een zwaarwegend argument te meer is voor de boven aangegeven filiatie, daar er geen reden was voor zulk een erfgenaam-verklaring, indien Philips de zoon was van den toenmaligen heer van Wassenaer.
- voetnoot1)
- De naam wordt meestal Rosenburg geschreven, doch in de stukken zelf, vooral in de oudste, staat bijna altijd Rosenberch, zooals ook in ons register (fol. 45ro) en hierboven in het manuscript van heer Florens Tserclaes; Rosenborch en - burch komen echter ook een paar malen voor.
- voetnoot1)
- Zoo, niet Polanen, luidt de naam in de 14e eeuw doorgaans.