Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 18
(1897)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
Memorie van Nanning Keyser betreffende de gebeurtenissen van het jaar 1650,
| |
[pagina 343]
| |
Amsterdamsche archief berustte; wijlen Mr. de Roever had het in 1890 doen overbrengen naar het Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage, waar hij meende dat het beter geplaatst was. In het Verslag van den Algemeenen Rijksarchivaris over het jaar 1890 wordt het dan ook vermeld onder No 25e van de aanwinsten, maar schijnt toen niemands aandacht te hebben getrokken. Zoodra ik kennis had genomen van den inhoud, besloot ik het te publiceeren. De memorie van Nanning KeyserGa naar voetnoot1) bestaat uit twee gedeelten. In het eerste beschrijft hij zijne gevangenneming in het jaar 1650, zijn aanvankelijk verblijf op een kamer in het Binnenhof, het overbrengen van de zes heeren naar Loevestein, de pogingen, die in het werk werden gesteld voor zijn ontslag, zijn bezoek aan den Prins, zoodra hij weder op vrije voeten was, en zijne benoeming tot fiscaal van het Admiraliteitscollege van het Noorderkwartier. Het tweede bevat zijne verdediging tegen het, op last van Zijne Hoogheid, door den griffier Musch opgestelde geschrift: Redenen en motiven, die Zijn Hoogheid den Prins van Oranje hebben bewogen bij de hand te nemen, zoo ten regarde van de gearresteerde heeren als van 't geen aangevangen is voor en omtrent de stad AmsterdamGa naar voetnoot2), alsmede tegen enkele beschuldigingen, voorkomende in het pamflet: Oogensalve voor de blinde HollandersGa naar voetnoot3). De aanleiding tot het opstellen van het geschrift | |
[pagina 344]
| |
was de volgende. Zooals bekend is, werden in Augustus 1650 de Redenen en motiven zoowel in de Staten van Holland als in de Staten-Generaal ongelezen ter zijde gelegd. Toen in het volgende jaar de raadpensionaris Cats ernst begon te maken met zijn reeds herhaaldelijk aangekondigd voornemen om af te treden, leverde hij verschillende onder hem berustende papieren en secreete resolutiën over, o.a. ook de Redenen ende motivenGa naar voetnoot1). De Staten van Holland besloten het geschrift te lezen, vervolgens het te weerleggen; de vroedschappen werden uitgenoodigd zich schriftelijk te verklaren, of hare gedeputeerden bij de beraadslagingen over de afdanking volgens den last hunner principalen hadden gehandeld. Naar aanleiding daarvan verdedigde Nanning Keyser zich den 27sten Juni 1651 in de vroedschap van Hoorn tegen de beschuldigingen, die de Prins in zijn geschrift tegen de zes gearresteerde heeren had ingebracht. De vergadering keurde zijn gedrag goed en besloot hem een acte van justificatie uit te reiken.Ga naar voetnoot2) Een week na zijne mondelinge verdediging in de vroedschap stelde Keyser zijne verantwoording op het papier, ‘tot informatie van zyne nacomelingen’, en liet er een ‘waerachtich verhael van 't gunt hem anno 1650 was bejegent’ aan voorafgaan. Zoo ontstond de memorie, die thans door mij wordt uitgegeven naar een afschrift van het origineel. Aan het slot daarvan vindt men een verklaring van Otto Hinloopen, d.d. 16 Juli 1662, waarbij deze - destijds schepen te HoornGa naar voetnoot3) - verzekert, dat het | |
[pagina 345]
| |
afschrift overeenkomt met het origineel. Over de geschiedenis van dit afschrift kan ik zoo goed als niets mededeelen. In het Geschied- en Letterkundig Mengelwerk van Mr. Jacobus Scheltema, vijfde deel, tweede stuk, p. 108, wordt verhaald dat de staatsraad Mr. Jan Hinloopen in 1808 uit de nalatenschap van zijn neef Mr. Jacob Groes, voorheen lid der regeering van Hoorn, een zeer aanzienlijke verzameling van staatsstukken verwachtte, o a. een brief van Nanning Keyser aan Johan de Witt, waarin hij den laatste aanspoort het hem aangeboden ambt van raadpensionaris te aanvaarden, en eindigt met de bekende woorden: ‘maar wanneer gij het ambt aanneemt, dat moet gij het U als onverschillig voorstellen, of gij geheel of aan stukken in de doodkist komt.’ Daar Mr. Jacob Groes aan de familie Hinloopen verwant was, bestaat de mogelijkheid dat tot deze collectie ook het door Otto Hinloopen gecollationneerde afschrift van Keyser's memorie behoorde. Mr. J.W. Tydeman heeft het waarschijnlijk gekregen uit de nalatenschap van zijn vader prof. H.W. Tydeman, die er echter in zijne uitgave van Bilderdijk's Geschiedenis des Vaderlands nog geen gewag van maakt. Bij de uitgave heb ik mij bepaald tot het plaatsen van eenige aanteekeningen bij den tekst; ik behoud mij voor, elders op de beteekenis van Keyser's mededeelingen terug te komen. Achter de memorie heb ik als bijlage laten volgen een aantal extracten uit het resolutieboek der vroedschap van Hoorn. Voor het meerendeel zijn het resolutiën, waarnaar Keyser zelf in zijn geschrift verwijst; de overige heb ik er aan toegevoegd, omdat zij met de andere tezamen ons de gedragslijn voor oogen brengen, door burgemeesteren en raden van Hoorn ten opzichte der gebeurtenissen van het jaar 1650 gevolgd. | |
[pagina 346]
| |
Nog even moet ik den lezer van de lectuur terughouden. Nanning Keyser was niet de eenige der zes gevangen regenten, die een schriftelijk relaas van zijne wederwaardigheden heeft opgesteld. In het tweede deel van zijn Staatkundig Nederland, p. 616 van de Verbeteringen en Bijvoegsels, deelt Mr. Jacobus Scheltema mede, dat hij in de gelegenheid is geweest vele eigenhandige aanteekeningen te zien van den Haarlemmer pensionaris Albert Ruyl, die in 1650 mede naar Loevestein is gevoerd. In deze aanteekeningen vond Scheltema ‘zeer vele kleine bijzonderheden omtrent het gevangennemen van (Ruyl), en het vervoer naar, verblijf op en ontslag van Loevestein’, ook een uitvoerig verhaal van het onderhoud, dat Ruyl, na zijne invrijheidstelling, op 24 Augustus met den Prins had. ‘In deze bijeenkomst sprak hij eene veel zachtere taal, dan men zoude verwacht hebben, en zocht zich breedvoerig in des Prinsen oogen te verontschuldigen.’ Ik heb mij eenige moeite gegeven om uit te vorschen of deze aanteekeningen - waarvan, zooverre mij bekend is, niemand na Scheltema gewag heeft gemaakt - nog aanwezig zijn. Vooral het ‘uitvoerig verhaal’ van Ruyl's gesprek met den Prins zou van belang kunnen zijn. Tot dusverre bleven mijne pogingen echter zonder gevolg. In het archief van Haarlem berusten geene aanteekeningen van Ruyl, en ook elders heb ik tevergeefs navraag gedaan. Daar Scheltema niet mededeelt, waar hij de bedoelde papieren heeft gezien of van wien hij ze ter inzage heeft gekregen, en het mij onbekend is of er thans nog nakomelingen van den pensionaris Ruyl leven, weet ik niet tot wien mij verder te wenden. Ik heb daarom ook hier de zaak ter sprake gebracht, om hen, die mij een spoor zouden kunnen aanwijzen, daartoe uit te noodigen. G.W.K. | |
[pagina 347]
| |
Waerachtich verhael van 't gunt my, Nanningh Kaiser, is bejegent anno 1650, met de redenen van myne justificatie, op papier gestelt den 4en ende volgende dagen van Julij 1651, naerdat ick sweecks tevoren mijn mondelinge hadde verantwoort in de vergaderinge van de heeren Burgermeesteren ende vroetschappen der stede Hoorn, tegens de redenen van Sijn Hoogheit Prins Wilhelm, ontsterffelyker memorie, rakende 't arrest van de ses heeren - daervan ick een was - ende 't gepasseerde ontrent Amsterdam in Julio ende Augusto 1650.Sooals mijn swager Pieter CrapGa naar voetnoot1) zaliger mijn op sijn dootbedde, den 5en Julij 1650, had versocht mijn pensionarischap te quiteren ende na sijn sedentair fiscaelsampt te staen, tot beter directie van sijns huysvrouwen ende onse respective vaste goederen, ontrent Hoorn leggende, heb ick, met advijs van de vrunden, die resolutie genomen ende goetgevonden, na myne wedercomste in den HageGa naar voetnoot2), deselve, volgens de gewoonte in de Hoven ende de goede genegentheyt van Sijn Hooghgemelte Hoogheit, my altijt seer familiaerlijk bewesen, aen Sijn Hoogheit bekent te maken, die mijn daerop antwoorde: ‘soo sullen wy u hier missen’. Ick heb voort de volgende dagen mijn persoon, by occasie, aen de leden van | |
[pagina 348]
| |
Haer Hoogmogende vergaderinge gerecommandeert ende van allen sodanige bejegeninge ontfangen, dat ick, de nominatie becomende, aen de electie niet had te twijffelenGa naar voetnoot1); doch, den 29en Julij 1650, met de nominatie van my ende Mr. Herman de GrootGa naar voetnoot2) in 's Gravenhage comende, seyde Aertsbergen my: ‘'t gebeurt wel, dat de jonghste munnick de reep trockGa naar voetnoot3)’; Renswoude stond mijn niet ter antwoort, latende seggen gasten te hebben; Osinga seyd, ick was te geswind om fiscael te sijn; MoulartGa naar voetnoot4) bejegende mijn heel coel; soodat ick resolveerde de sake tot Maendach, sullende sijn den eersten Augusty, op te houden, ende ondertusschen Sijn Hoogheit te | |
[pagina 349]
| |
versoecken, dat hy die syne creaturen tmijnder intentie wilde disponeren. Ende scheen mijn seer wel te passe te comen, dat Sijn Hoogheit mijn den 30en Julij, smorgens ten acht uren, sijnde Saterdach, ontbood met den heer StellinghwerffGa naar voetnoot1), dewelcke mijn in 't opgaen van de trappen van 't Hoff vraeghde, waerom ick meende wy wierden ontboden, ende van mijn tot antwoort creegh, dat ick meende Sijn Hoogheit eenige naerder voorslagen hadde van accommodatie op 't questieuse poinct van de menagie, die hy wilde dat wy in den onse souden smakelijck maken; met welcke gedachten boven gaende, sach ick een helbardier ons besien, beoosten den opganckstrap, die ick meen, dat in de gewesene antichambre van Sijn Hoogheit, ten tyde van de rou van sijn heer vader, heeft gerefereert, dat wy boven waren. In de antichambre waren ses a seven militaire, leggende in de vensters na 't Buitenhoff, die ons niet toe en spraken. De camerwaerder - naer een weynich wachtens - bood ons aen, dat wy mochten binnen comen; in d'andere camer was niemant, soo leyd hy ons in Sijn Hoogheits slaepcamer. Daer vonden wy Meteren, luytenant colonel van 't regiment der guardesGa naar voetnoot2), ende Pens, luytenant van de compagnie guarde te voet; ende seyd Meteren ons aen, dat sy ordre hadden van Sijn Hoogheit ons aldaer te arresteren, op authoriteyt van de heeren Staten Generael. Ick vraeghde alleenlijck off men Sijn Hoogheit niet soude mogen spreken; hy seyde: ‘voor dese tijt niet’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 350]
| |
Den heer Stellinghwerff, sijn hooft schuddende, seyde met een couragie: ‘dese proceduren sullen in Hollant niet wel gaen’, ende meer willende seggen, seyde Meteren: ‘mijn Heeren, wilt gy opgaen? off wy sullen andere ordre moeten stellen’; want onder die weynich gepasseerde woorden waren ses jonge soldaten van de guarde in de camer, om onse ooren. Ick ginck voor, Stellinghwerff na, de trappen op, die sy ons geleyden, ende wierd ick in een cleen camertgen, Stellinghwerff, naest my, in een lange camer, tegens 't Binnenhoff, gebracht, elck met dry van die ses soldaten by sich, ende de cameren gesloten, ten ware sy wilden uytgaen. In 't opgaen van die trappen scheen ick Sijn Hoochheit, in 't witt, met een swengh te sien; hoorde oock van de soldaten, dat hy 't was geweest, apparent om selffs te sien off men ons al hadde. In mijn camertken dacht ick datelijck om 't jaer 1618 ende om de proscriptie van Augustus, Antonius ende Lepidus, daer Augustus selffs synen Cicero, andere haer navrienden ter doot overgaven; ende versocht, na eenige melancholique gedachten, van de soldaten, off sy geen boecken hadden. Een van deselve gaff my een cleen Frans psalmboecsken, daerin ick eenige psalmen gelesen hebbende, my vont bewogen tot een gebet tot Godt; versocht haer, dat sy soo lange uyt mijn camerken wilden retireren; doch sulx geweygert wordende, nam ick mijn hoet aff, keeck van haer aff | |
[pagina 351]
| |
ende bad God vierichlijck; daernae las weder in 't psalmboecsken ende versleet soo den morgen. Ondertusschen quam eerst de guarde op 't Binnenhoff, daerna de France compagniënGa naar voetnoot1), ende sloegh mijn die vreemde tromslach op 't hert, gelijck oock al 't gewoel ende geraes, dat ick op 't Hoff hoorde. Tegens den middach comt den heer colonel Gleser, met een bedroeft, medewarich gelaet, beclagende mijn ongeluck, verclarende sijn ignorantie, ende mijn wegens Sijn Hoogheit versekerende, dat ons geen incivil tractement en soude geworden ende dat den hoffmeester Dorp soude volgen ende ordre stellen. Ick bedancte hem voor de moeyte ende Sijn Hoogheyt voor de gunste van dese communicatie ende seyde my te troosten met God ende mijn goede conscientie. Den hoffmeester Dorp quam na met sijn gevolgh, sprack vrundelijck ende liet magnificq schaffen, doch de lust en was niet groot. Na de middach eyste ick wat te rusten; men brocht een bed, ende leyde ick mijn aengesicht van de troevende soldaten aff. Savonts wierden wy op andere camers gebracht, ende geloove, dat ick was op de audientiecamer van Haer Hoogheit, daer sy van Haer Ed. Gr. Mo. wierde gecondoleert over de doot van Haer Hoogloflyker Hooger memorie; den heer Stellinghwerff was naest my - soo ick meen - op Haer Hoogheits antichambre. Mijn camer was in rou ende de coets met root becleet; tselve gaff mijn nadencken. Mijn nachtruste wierde seer belet door de troevende soldaten, die ick meermalen bad, dat sy sulcke ydelheyt in sulcken camer wilden laten; des nanachts lagen sy alle drie slecht op de solderinge neder. Sondaeghs smorgens, sijnde den 31en Julij, creegh ick op mijn versoeck permissie, door van Gent, vendrich van de | |
[pagina 352]
| |
guarde, daerover Sijn Hoogheit gevraecht hebbende, dat ick een venster tegens 't Buytenhoff wat soude mogen in 't kier setten, doch van de venster gaen, soo der eenige vergaderinge van menschen by quame. Sondaeghs morgens ontbood ick onse statsbybel, las 80 a 90 psalmen ende stercte mijn soo, dat ick doen oock tegens de doot gerust was. Savonts menende te gaen slapen, wierde my aengeseyt, dat ick niet wilde te bedde gaen, want dat ymant mijn soude comen spreken; doen dacht ick, dat wy in d' oude gatenGa naar voetnoot1) souden werden gesteken, want het tractement mijn aldoor te verweent hadde gedacht. Las weder psalmen, totdat my wierde aengeseyt, dat wy souden werden vervoert; daerna wierden in mijn camer geleyt de heeren (de) Witt ende Stellinghwerff; doen verstond ick, wie al neffens ons gearresteert waren. Wy beclaeghden ons vaderlant ende ons ongeluck, ende alsoo tien a twaelff jonge borsten, uytheemse, van de guarde, in onse camer soo wat ginnegacten, keerde ick mijn om tot haer, seggende: ‘spectate, juvenes, et omen quidem dii prohibeant; caeterum in ea tempora (!) estis nati, ut firmare oporteat constantibus exemplisGa naar voetnoot2)’, voegende daerby in 't duyts: ‘'t gunt ons nu bejegent, ken ulieden thans off morgen in u vaderlant bejegenen’; daerop was stilte. Den heer de Witt willende in de naeste camer gaen, by de heeren Wael, Ruyl ende Duyst van Voorhout, wierde hem sulx verboden, totdat wy, gaende na be- | |
[pagina 353]
| |
neden, en passant malcanderen sprakenGa naar voetnoot1). Ontrent savonts ten elff uren beneden aen 't Binnenhoff comende, waren daer twee van Sijn Hoogheits coetsen, elk met ses paerden; in d' eene wierden de Witt, Stellinghwerff ende ick gesett, met dry soldaten beneffens ons, in d' ander de Wael, Ruyl ende Duyst, oock met dry soldaten by haer. Soo wierden wy gereden in compagnie van ontrent hondert ruyters ende hondert vuerroers, op coetsen, geconduisert door de voorschreve Meteren ende de ritmeester Pelnits. Wy hoopten eerst na Rijswijck off Hontselaerdijck, daerna na 't huys te Woerden, doch comende dicht na Uytrecht, vreesden wy uyt de provintie van Hollant te sullen werden gevoert. Spraken malcander om in sulcken val te protesteren in quantum pro de non evocando, doch te Bodegrave versekerden Meteren ende Pelnits ons, dat men ons van Hollantse bodem niet brengen en soude; den heer Ruyl verstond oock van Loevensteyn, ende aten wy soo wat, waren ijts geruster, dat wy in Hollant souden blyven. Die van de coets wilde sijn water maken, had stracx 3 a 4 | |
[pagina 354]
| |
soldaten om sich. Stellinghwerff, aen den Rijn sijn gevoegh willende doen, mostet al mede doen in presentie van eenige soldaten. Doe de heer (de) Witt tot Bodegrave van de coets meende te treden ende soo in de herbergh gaen, wierde hem aengeseyt, dat sy eerst ordre mosten stellen. Stelden oock vuyrroers aen beyde syden voor ende in 't huys, met onse ses medegereden soldaten in 't voorcamerken, ende gingen wy soo in 't camerken, daer wy souden eten. Men reed ons door den Leytsen dam, door de venen, den Rijn langhs, tot Bodegrave, eyntlijck na de Leck, daer sy haer wagens affdancten. Tot Vianen hielden wy stal, totdat de paerden ende 't volck over waren; men reeds ons voorby Montfoort na het Spijck, daer wy weder met een pont overgeset wierden. De vrou van 't Spijck had daer haer vermaeck, aen de coetsen de kannen wijn te presenteren. By 't veer over Loevesteyn was weder een croeghsken, daerin men ons bracht totdat de ponten gereet waren; ende nadat men ons van Sondachs nachts ten elff uren tot sMaendags snachts ten halff twee uren - met twee uren plaesterens - hadde omgevoert, sijn wy gecomen in Loevesteyn ende, na ijts gegeten te hebben, gebracht yder in sijn camer. De myne was slordich en al de glasen uyt; een vrou, die haer eygen kint had vermoort, hadder over 3 maenden op gelegen; ende versocht ick, creegh oock, sanderen daeghs een andere; de dry soldaten in onse coets waren beleeft ende hadden ons wel bejegent, doch eenige, neffens de coets loopende, waren wat ruw. In 't fort lach de compagnie van den gewesene commandeur Treslong, mewarich volck, ende quam daer noch de compagnie van de voorschreve Meteren, daervan eenige wat harder waren. Nadat wy sDinghsdachs middachs, sijnde den 2en Augusty 1650, in de groote benedenzael noch een maeltijt by malcanderen | |
[pagina 355]
| |
hadden gehouden, sijn wy gesepareert ende hebben malcanderen niet mogen sien noch spreken, voordat eerst Duyst, daerna de Witt, daerna de Wael ende Ruyl, vry gemaect sijnde, in mijn camer haer affscheyt van my, doch in 't bywesen van den commandeur namen. Wy tekenden tsamen een brieffGa naar voetnoot1), by den heer Ruyl geconcipieert, aen haer Ed. Gr. Mo., om by sijn Hoogheit te bevorderen onse relaxatie, immers dat wy altemet eens om 't fort mochten wandelen ende tesamen eten; doch is die brieff gesupprimeert ende quam er sedert scherper ordre van 't Hoff, dat wy mosten by nacht ende dach twee soldaten elck in onse camers hebbenGa naar voetnoot2), daerin ick echter somtijts wat sachter tractement genoot. Den ritmeester Pelnits, ons daer gebracht hebbende ende sullende gaen na 't leger voor Amsterdam, verghde ons brieven aen onse magistraten, ende alsoo ick die na sijn sin niet wilde schryven, voerde hy my een seer hooge tael, seggende: ‘gy sult het daerna wel wenschen anders | |
[pagina 356]
| |
gedaen te hebben, want die 't leger aen de hant heeft, is meester, exempel in Vranckrijck ende Engelant; ende men sal diegene, die soo vele in haer steden hebben te seggen gehat als Ruyl tot Haerlem, U tot Hoorn, Stellinghwerff tot Medenblick, wat anders leeren; men sal in alle de steden - uytgesondert Leyden, Rotterdam ende SchoonhovenGa naar voetnoot1) - de vroetschappen veranderen ende ulieden commissarissen gevenGa naar voetnoot2)’. Ick seyde te hopen, dat Sijn Hoogheit sulcke France mode van commissarissenGa naar voetnoot3) hier niet soude willen invoeren, ende seyde hy daerop: ‘de saecke is al uyt Sijn Hoogheits handen’. Ick heb naderhant, op dese dreygementen, mijn eerste brieff, Meteren noch Pelnits niet behagende, ingetrocken, ende geschreven een twede, na 't voorschrift ontrent van die, by de Wael ende Ruyl geschreven, die sy onder my lieten, dan is deselve aen de heeren burgemeesteren niet gecomenGa naar voetnoot4). Des Donderdaeghs morgens quam den commandeur Meteren my voorlesen een | |
[pagina 357]
| |
brieffken van den raetsheer de Wael aen sijn broeder, nopende 't accoort van Sijn Hoogheit met Amsterdam, daerop wy staet maecten onse verlossinge cort te sullen volgen; daerna quam mijn soon Outger by mijn in mijn camer, mits dat hy moste soo lange daer gesloten blyven als ick. Mijn suster Trijntjen ende neeff Fredrick Abbekerck sagen my, om de wal gaende, doch mochten mijn niet spreken, gelijck oock niet schepen Jan Boelissen, van Gorcum, die mijn boecken ende lijnwaet liet presenteren, noch oock Bouwen, des stats bode, die mijn coffer met boecken, cleederen ende linnen bracht. Mijn lieve soon ende ick hebben onse tijt met lesen in den bybel toegebracht, alsoo ick tot geen andere boecken en coste lust crygen; mijn huysvrou ondertusschen wrocht in den Hage, door de gedeputeerde van onse stat ende door den heer van der HoolckGa naar voetnoot1), mijn trouwe vrunt, by Sijn Hoogheit om myne verlossinge. Van der Hoolck seyde tegens Sijn Hoogheit, dat hy, al hadden der noch ses uyt de vergaderinge van Hollant genomen geweest, voor mijn niet soude bevreest geweest sijn, als cunnende Sijn Hoogheit bewust sijn, met wat moderatie ick alles hadde soecken te beleyden, ende dat Hooghgemelte Sijn Hoogheit hem, van der Hoolck, oock soo wèl coste setten; 't antwoort was: ‘het moeyt mijn van niemant meer als van mijn heer Kaiser, doch als men sulcke saken wil doen, is men sijn eygen man niet’. Mijn huysvrou seyde Sijn Hoogheit, dat sy over dit doen seer verwondert was, alsoo sy wist mijn genegentheyt tot Sijn Hoogheit, ende meende oock, dat Sijn Hoog- | |
[pagina 358]
| |
heit mijn een vrient was, daerop Sijn Hoogheit antwoorde, cloppende met sijn hant op sijn borst: ‘dat sal ick oock toonen dat ick ben’. Onse stats gedeputeerde arbeyden, volgens haer last, dat ick soude mogen vroetschapGa naar voetnoot1) blyven, alsoo ick ende onse stat sachter als andere hadden gegaen, oock by de propositieGa naar voetnoot2) van Sijn Hoogheit ende de gecommitteerde waren bedanct, off ten minsten fiscael worden; 't eerste mochte niet wesen, alsoo ick dan - seyde hy - altijt tegen hem soude gaenGa naar voetnoot3), maer 't fiscaelschap soude ick hebben. Ende nadat mijn capitulatie was gemaect, is mijn huysvrou met een permissiebrieff van Sijn HoogheitGa naar voetnoot4), | |
[pagina 359]
| |
in geselschap van den secretaris BeeckxGa naar voetnoot1) ende | |
[pagina 360]
| |
schepen Jan Boelisses wijff gecomen by mijn op Loevensteyn, met de copie van de capitulatie van Amsterdam, daerin was de acte, rakende de heeren Bickers dimissie, haer by mijn goede vrunt, den heer van HeemstedeGa naar voetnoot1), behandicht; ende heb ick ingestelt een brieff van versoeck van dimissie van mijn vroetschap- ende pensionarisampt aen de heeren burgermeesteren ende vroetschappen van Hoorn, na dat voorschrift, ende ook een uyt mijn hooft, volgens een memoriken, my by sekere vrou van den raetsheer de Wael behendichlijck behandicht, door welcke vrou wy, gearresteerde heeren, met den anderen noch soo telle quelle correspondentie - onaengesien de scherpe wacht van de soldaten - in onse cameren hadde gehouden; ende heeft Sijn Hoogheit de leste van die twee aengenomen. Deselve met een expresse bode affgesonden sijnde, is myne dimissie den 19den Augusty 1656 by de heeren burgermeesteren ende vroetschappen seer ongaerne - gelijck haer E. brieff vermelt - gedecreteertGa naar voetnoot2), ende nadat op de acte van dimissie, met stats segel bevesticht, eenige veranderinge by Sijn Hoogheit was geurgeert ende toegestaenGa naar voetnoot3), sijn de heeren Lambertschagen ende Ben, medegedeputeerde van den heer burgermeester RaetGa naar voetnoot4) - die ondertusschen in 's Gravenhage mijn droevige huysvrou geselschap hield - in compagnie van de heeren Evert Jacobsz., burgermeester, ende Jan van | |
[pagina 361]
| |
Hauwert, medegedeputeerde van Medenblick, my ende den heer Stellinghwerff van wegen de steden Hoorn ende Medenblik den 21en Augustus 1650, sijnde Sondachs middachs, comen affhalen, nadat ick alreede twee a dry dagen vryheyt hadde gehat om rondom 't fort, binnen de wallen, te wandelen. Ende hebben wy des Sondachs middachs met de voorscreven heeren onse verlossers, mitsgaders met den commandeur Meteren ende eenige andere officiers op 't fort, in de grote sale aldaer, een vrolycke affscheytmael gehouden, de knechts ende dienstbare vrouwen vereert, oock de soldaten, ons sonder geweer geleydende, twee tonnen bier besproken ende sijn soo met den gewese commandeur Treslongs jacht, in compagnie van den heer schepen Jan Boelissen, tot Gorcum aengevaren, hem besocht, vandaer voort op Dordrecht gevaren ende soo voort na den Hage, alwaer ick - alsoo Sijn Hoogheit tegen de heeren Raet, Lambertschagen ende Ben hadde geseyt, dat sy my eerst selff in den Hage wilde sien ende spreken, eer hy my 't fiscalsampt liet toecomen - door den heer van der Hoolck heb versocht Sijn Hoogheit te mogen spreken, op sulck een uer, als er geen volck in de antichambre was. Ende heeft Sijn Hoogheit door de voorscreven heer van der Hoolck ende oock door den WelEd. heer van SchagenGa naar voetnoot1) my gegeven de uer van Dinghsdachs morgens, sijnde den 23en Augusty 1650, ten acht uren, ende heeft den heer van Schagen my d'eere gedaen my te geleyden na Sijn Hoogheits camer ende vond ick hem weder in sijn slaepcamer, in sijn nachttabbert. Sijn Hoogheit bood mijn de hant, hiete mijn welcom ende, na mijn affgeleyde bootschap ende eenige discourssen, vraeghde my, hoe het tractement ware geweest. Ick | |
[pagina 362]
| |
seyde, dat ick my thuis soo niet liet tracteren met dry schotelen spijs, dry schotelen desert t' elcken maeltijt, ende dat van alles vol was geweest, doch dat de spijs der droeffenisse my soo niet en hadde gevoet, stryckende met eenen over mijn buyck, die heel wegh was geworden. Verhaelde vorder, dat mijn seer hadde bedroeft dry dingen, eerst, dat wy geen brieven in viertien dagen aen ymant hadden mogen schryven noch ontfangen, ten twede, dat wy by nacht ende dach soldaten in de camer hadden moeten hebben, ende ten derden, de discourssen van den ritmeester Pelnits, voren geroert, op welcke discourssen Sijn Hoogheit anders niet seyde dan: hy is een los knecht.’ Voorts versekerde my Sijn Hoogheit, dat hy, soo vele in hem was, mijn 't fiscaelsampt soude bevorderen, doch gaff mijn in bedencken, off niet beter ware dat het wat uytstond, om de andere gearresteerde heeren niet te bedroeven, ende refereerde ick mijn na eenige instantiën tot Sijn Hoogheits welgevallen, ende alsoo ick, in cas het Sijn Hoogheit my niet goetvond te bevorderen, verclaerde daerna niet te willen kycken, seyde Sijn Hoogheit: ‘ick en sal u niet bedriegen, ten sijn geen complimenten.’ Voort heb ick beleeffdelijck affscheyt van Sijn Hoogheit genomen ende ben met mijn huysvrou den 24en Augusty 1650, smorgens ten seven uren, binnen Hoorn gecomen ende heb de couragie genomen dien selven morgen te gaen bedancken op 't stathuys de burgermeesteren voor haer debvoiren tot ontslaginge ende van mijn amten ende van mijn arrest; de burgermeester Hooghtwoud, presiderende, deed mijn de eere niet van weder te bedancken, tgunt nochtans de twede burgermeester, Raet, dede; Abbekerck en pastent nietGa naar voetnoot1), Ripperse | |
[pagina 363]
| |
was absent. Sy hebben, volgens mijn versoeck, in de vroetschap mijn bedancken gerefereert, doch - met groote ondanckbaerheyt, gelijck ick oordeel - niet weder tot mijn bedancke op dien dach, sinde den 27en Augusty 1650, laten te boek stellenGa naar voetnoot1). Men heeft mijn niet gepresenteert, gelijk d'andere medegearresteerde, mijn sitplaetse in de kerck te houden, ja, den burgermeester Hooghtwoud heeft tegens den burgermeester Raet, in presentie van Abbekerk, gedifficulteert de betalinge van myne reyscosten. Ick ondertusschen heb mijn gestelt tot patientie, myde 't volck ende passeerde mijn tijt, dan in de Schermer, dan in de Zijp ofte Purmer. Hoorde Godt('s) woort op de Sondagen t'Alcmaer, Monnickendam ende Sybecarspel, ontrent ses weken; doen begost men te seggen, even off ick met de religie niet in 't sin had, ende seyde een van onse predicanten: ‘onsen kaiser is nu een lantlooper geworden.’ Den tijt van 't nachtmael comende, heb ick my overwonnen ende ben gaen sitten in de affgaende schepensbanck, welcke plaetse my niemant - als een outschepen sijnde - coste dispueteren. Ben niet aen de magistraetstafel, maer onder de burgeren gegaen, tot leetwesen van vele. Ondertusschen woelde Herman de Groot seer | |
[pagina 364]
| |
om het fiscaelamt; ick betroude Godt ende de woorden van Sijn Hoogheit, die, na d'expiratie van ontrent een maent, noch niet goetgevonden hebbende daerin te laten disponeren, eyntelijck door den heer van der Hoolck, den 3en October 1650, mijn liet weten, dat hem aengenaem was, dat het werck nu voortginck ende dat ick eens aensprack de heeren Staten Generael, die - t'allen gelucke - bestonden uyt eerlycke lieden, sonder datter van de malignantenGa naar voetnoot1) een in den Hage was. Sijn Hoogheit heeft oock, des versocht sijnde, verclaert, tegens mijn niet te hebben nopende 't fiscalschap, als blijct by haer Hoogmogende resolutie van den 5en October 1650Ga naar voetnoot2); ende | |
[pagina 365]
| |
ben ick soo met eenparige stemmen, eerst van 't collegie ende daerna van de provintiën, advocaet fiscael geworden. Heb sessie genomen den 19en dito ende heb in de kerck geseten in d'admiraliteytsbanck, totdat, na (den) dode van Sijn Hoogheit ende restitutie van de medegearresteerde, oock van de heeren Bickers, ick den 24en November 1650 ben herstelt in mijn vroetschapsplaetse, daer de burgermeester Hooghtwoud niet aen wilde, blyvende daerom studieuselijck uyt de vroetschap, ende daertegens oock eenichsints sich stelden Lambertschagen, Hovio ende Twisch. Soo als ick Sijn Hoogheit den 7en October bedancte voor sijn genegentheyt, in desen getoont, ende daerna gereet stond om te gaen, seyde Sijn Hoogheit: ‘mijn heer Kaiser, gy comt noch altemet wel eens in den Hage?’ Ende antwoorde ick: ‘Doorluchtige Vorst, ick heb in den Hage soo wel geweest, dat ick se al moede ben’. Daerop seyde Sijn Hoogheit: ‘gy moet noch altemet al eens in den Hage comen, ende als gy daer comt, wil ick u gaerne altemet sien’. Ick antwoorde ‘als ick er com, sal ick mijn de eere geven om Uwer Hoogheits handen te cussen’, ende ben soo van Sijn Hoogheit voor de laeste mael gescheyden, alsoo hy, gaende den 8en October na Gelderlant op den lantdach, sieck terugge quam ende van de kinderepockjes sturff.
Dit soo na de waerheyt gestelt sijnde, gelijck 't my wedervaren is, sal nu cortelijck in mijn regard beantwoorden d'opgemelte redenen van Sijn Hoogheit, die ick in de vergaderinge van burgermeesteren ende vroetschappen den 27en Junij 1651 heb begrepen in 7 poincten. 't Eerste is, dat wy souden hebben tegengewrocht de besendinge van Sijn Hoogheit ende medegede- | |
[pagina 366]
| |
puteerde in de Hollantse steden. Daertegens dient, dat ick, te gemoet siende d'onlusten, verwyderingen ende inconvenienten, te ontstaen uyt de discrepantie der provintiën, ende selff ende door mijn vrient van der Hoolck heb gesocht Sijn Hoogheit te bewegen tot een goet accommodement, maer heb bevonden, dat dien heer terugge ginck, ende sulcx bynaest despererende van een goet succes, hebbe niet tegengegaen, maer eer gefaciliteert in den onsen de receptie van die besendinge, uyt vreese dat anders den heer wel ijts swaers soude mogen by den hant nemen. De besendinge is in den onsen gedefereert, onder behoorlycke protestatie, gelijck blijct by onse resolutiën van den 18en ende 19en Junij 1650. Wy sijn bedanct voor onse goede debvoiren ende goede wille, gelijck blijct by de propositie van Sijn Hoogheit ende gedeputeerden, geinsereert in onse resolutie van den 20en dito. Sijn Hoogheit heeft in mijn getoont een sonderlinge confidentie, sendende den 19en dito expresselijck aen my den heer van Noortwijck, Wigbolt van der DoesGa naar voetnoot1), van Alckmaer aff, ende wederom den 20en dito - soo als officier Sonck, de 4 burgermeesteren ende ick Sijn Hoogheit ende gedeputeerden aen de Westerpoort hadden ontfangen ende geleyt door de schuttery in s'Princen logement - den selven aen my, met last, dat Sijn Hoogheit my wilde spreken, eer hy in onse vroetschap quam, tgunt oock is geschiet, alsoo, mits d'indispositie van den officier Sonck, ick wierde versocht Sijn Hoogheit ter audientie te halen. Ende heeft hy my doen wel een halff uyr opgehouden ende belooft, soo wy wilden consenteren in de continuatie van de affgedancte militie voor een heerenmaent, dat hy dan verstond, dat Hollants cassatie ende | |
[pagina 367]
| |
reductie behoorde te sorteren sijn effect, mits die geschiedende op een andere form, door den Raet van State; ende heb ick, op dat presuppost, onse heeren beweeght tot de continuatie van een heerenmaent. Doch vresende daerna gedisavoueert te worden, hebbe na de maeltijt met de vier heeren burgermeesteren Hooghtwoud, Raet, Ripperse ende Abbekerck, Sijn Hoogheit de continuatie, op vorich presuppost, aengeseyt ende heeft Sijn Hoogheit voor ons vyven gelycke verclaringe gedaen als tevoren aen mijn alleen, gelijck de voors. vier heeren noch den 27en Junij 1651, excepto absente Ripperse, ende den 10en Julij, excepto absente Raet, in de volle vroetschap hebben getuycht; ende hebben den heer VeenGa naar voetnoot1) ende ick in 't extraordinaire besoinge van eenige gecommitteerde ledenGa naar voetnoot2) van den eersten Julij 1650 ende den 2en Julij 1650, Hooghtwoud, Veen ende ick in volle vergaderinge, gelooft die goede intentie van Sijn Hoogheit, aen onse vier burgermeesteren ende my verclaert, tgunt nochtans daerna niet wel en wierde genomen, echter by my wierde gedaen, soo om de leden, seer qualijck van Sijn Hoogheits besendinge sprekende, wat te teuven, alsoock sonderlinge om Sijn Hoogheit - ware het mogelijk - daer by syne woorden te houden. Na dato van de besendinge heb ick onse heeren den 23en Junij geopent de poincten, daer 't op soude aencomen, ende de heeren burgermeesteren laten vragen, hoe wy souden bearbeyden de eenicheyt tusschen de leden van Hollant ende | |
[pagina 368]
| |
tusschen de provintiën. Men antwoort ons in generalibus, dat wy souden betrachten de meeste menagie ende de eenicheyt tusschen de respective provintiën, ende most ick met sulcke generale, arbitraire ende disputable lasten wech, schoon ick dickwils categorique versochte; heb des meer ende meer geinclineert tot accommodement ende sulx in 't besoinge van den 16en Julij 1650, op 't formeren van 't conciliatoir advisGa naar voetnoot1), geinclineert tot het reglement van de militaire tractementen na 't liberael besoinge van December 1648, tot de lijffpensioenen van de uytvallende ritmeesters ende officiers, ende tot het vergeven van de vacante compagniën, alsoo ick onderrecht was, dat Sijn Hoogheit sich aen die saken meest liet gelegen sijn; doch ben mordicque gebleven by de cassatie ende reductie van Hollant op een andere forme dooor Sijn Hoogheit ende den raet te doen, volgens Sijn Hoogheits yterative woorden, tot Hoorn gesproken. Heb oock den 24en Julij 1650 op die dry poincten, begrepen in 't conciliatoir advis van den 16en dito, ende daertoe wy noyt expresselijck waren gelastGa naar voetnoot2), gecregen approbatie van onse burgermeesteren ende vroetschappen. Ende nadat de conferentie van de gecommitteerde leden met Sijn Hoogheit den 13en Julij 1650 vruchteloos was affgeloopen, | |
[pagina 369]
| |
heb ik met den heer van Noortwijck, premier van die conferentie, noch geformeert een nadere voorslach van accommodatie, die dien heer met Sijn Hoogheit geseyt heeft te hebben gecommuniceert, doch bevonden onaengenaem te sijn. Ende alsoo myne comportementen sedert de besendinge soodanich waren geweest, oock onse stat sedert sachter hadde gegaen, soo vraeghde de burgermeester Raet, in presentie van syne adjuncten Lambertschagen ende Ben, Sijn Hoogheit, hoe hy my, die in de propositie voornoemt mede neffens andere bedanct was ende noch sedert sachter hadde gegaen, gesaiseert hadde, daerop Sijn Hoogheit antwoorde, dat ick tevoren wel harder hadde gegaen, niet durvende yts van dese gepretexeerde tijt gestant doen. Het tweede is, dat wy onse vroetschappen abusivelijck souden hebben geinformeert. Daertegens leyt de verclaringe van onse heeren burgemeesteren ende vroetschappen van den 27en Junij en den 10en Julij 1651, daertegens ken ick produceren alle myne seer nette verbalen, ende swerven onder stats papieren myne menichvuldige omstandelycke brieven, sulcx dat ick onnodich achte dat vorder te beantwoorden. Tegen het derde, van quaetwillicheyt, insolentie, steecheyt, quade opinie, menees ende achterraet, moetwil ende verwaentheyt, seditieuse ende dangereuse discourssen, pernitieuse ende runieuse desseyns ende machinatie ende wat diergelycke meer is in Sijn Hoogheits redenen, stelle ick het getuygenisse van de Heeren burgermeesteren ende vroetschappen der stede Hoorn van den 10en Julij 1651, ende verclare daerboven noyt eenige achterraet gehouden te hebben tot nadeel van 't lant off van Sijn Hoogheit, die ick beminde, ende van gene sulcke disseyns, machinatie oft discoursen te weten. Gelijck ook niet van 't vierde, van dat wy souden | |
[pagina 370]
| |
geseyt hebben, raet ende middel te weten om d'andere provintiën de separate cassatie te doen geheugen ende gedoogen. Het vijffde soude ick almede soo kennen voorbygaen, namelijk het voorgeven, dat de Unie was gedissolveert; doch alsoo Sijn Exelentie Stathouder my ende den heer Stellinghwerff nageeft ende seyt, met vele getuygen te willen bewysen, dat wy in onse mondelinge propositie, gedaen in de vergaderinge van de Ed. Mo. Heeren Staten van Vrieslant den 26en April 1647 ende ook in de gevolghde conferentie van 't mindergetal souden hebben geseyt, dat, als de vrede gemaect was, de Unie uyt wareGa naar voetnoot1), soo moet ick hier een weynich subsisteren, verclarende eerst niet te weten, dat ick daer, off oyt, sulcke discoursen hebbe gevoert, gelijck oock de heeren burgermeesteren ende vroetschappen, voor dewelcke ick dienaengaende den 27en Junij ende den 10en Julij 1651 myne defentie hebbe gedaen, verclaren noyt sulke dangereuse discoursen van my te hebben gehoort, gelijck buyten twijffel wel soude geschiet sijn, byaldien ick met sulcke sustinuen swanger hadde gegaen. Want eerder soud ick sulx seggen in eenige particuliere discourssen met onse Hoornse heeren, off in de vroetschap, off oock in de vergade- | |
[pagina 371]
| |
ringe van Hollant, als wel in de vergaderinge van de Staten van Vrieslant, daer ick by Haer Ed. Gr. Mo. was gesonden om aen te predicken de vrede, die ick soude omstooten met sulcken argument, daeruyt de provintie van Vrieslant, sijnde geinteresseert in de continuatie van de Unie, om de Hollantse defentie voor de frontierprovintiën, soude cunnen vreesen, dat sy van die rycke, machtige provintie van Hollant ende West-Vrieslant - dan sijnde ongehouden tot defentie, in 't 2de articul van de Unie vermelt - soude mogen werden opgeschoten ende ten besten gegeven, hoedanigen argument in sulcke saken van lieden, 10 ende 25 jaren in slants regeringe gebruyct, niet en is te vermoeden. Ende byaldien het al ware gebruyct - als neen - soo soude immers, off in de conferentie met het mindergetal, off aen tafel van Sijn Exelentie, daer hy ons, neffens andere Friesse heeren, d'eere dede te tracteren, off onder het tractement van de Friesse heeren in ons logiment, 't sy inter pocula, 't sy nochteren, ons wel eens sijn geverght hoe wy sulcke sustenuen souden cunnen vastmaken; doch is van sulx alles niet ter werelt gemoveert, als alleen dat Sijn Exelentie, ons na de audientie doende de contravisite, seyde dat wy wel hadden gesproken etc., doch soo vele niet hadde op 't papier gebracht als wel gesproken, sonder een woort te mentioneren van de Unie etc.; ende heb ick daerop geseyt, dat alle de substantie van onse mondelinge propositie op 't papier stonde, doch corter, soo om de cortheyt des tijts, als vindende wy de Staten present ende staen op 't scheyden, ende ondertusschen sonder ijts op papier te hebben gebracht, ter oorsake van myne zeesiecte, in Vrieslant te sijn gecomen, alsoock omdat ick niet ken van buyten opseggen ende my mede te moeyelijck soude vallen een mondelinge propositie van meer dan | |
[pagina 372]
| |
een uyr verbotenusGa naar voetnoot1) op 't papier te stellen. Sijn Exelentie heeft mijn daerna aen mijn logement in 's Gravenhage wel besocht, oock geleyt by de douagiereGa naar voetnoot2), my - soo hy seyde - willende sien ende spreken; is van mijn weder besocht, doch noeyt van sulx gesproken. Hebt oock niet geweten dat mijn sulx naginck, totdat, ontrent een jaer daerna, den heer pensionaris BerckhoutGa naar voetnoot3) mijn seyde, dat sulcke discourssen tmynen nadeele over sijn swager BrassersGa naar voetnoot4) tafel waren gehouden. Soo men mijn schriftelycke propositie, den 26en April 1647, aen de Ed. Mo. Heeren Staten van Vrieslant, nasiet, men sal niet een woort off reden vinden, die na sulcken discours smaectGa naar voetnoot5); ende byaldien wy sulcken dangereusen discours hadden gevoert, souden dan de Heeren Staten van Vrieslant haer Ed. Gr. Mo. ten hoogsten bedanken over de communicatie van haer intentie, haer by Kaiser ende Stellinghwerff gedaen? ende souden getrouwd met Lydia Teding van Berkhout. | |
[pagina 373]
| |
sy niet vele eer versocht hebben nader explicatie van Hollants intentie nopende die tale van dissolutie van de Unie, by de voorsz. hare gedeputeerden gevoert? Van 't leste wort in haer Ed. Mog. recredentie van den 24en April, oude stijl, anno 1647, gansch gene, doch van 't eerste wel sonderlinge mentie gemaect. Haer Ed. Mo. seggen oock te willen by alle wegen behertigen de voortsettinge van de langhgewenste sekere vrede, doch recommanderen de reductie van 't Overquartier van Gelderlant ende de religie in de Meyery etc. Als de Hollantse gedeputeerden - dewelcke haer Ed. Gr. Mo. versocht hadden, by haere credentie van den 23en April 1647, in alle 't gunt sy souden proponeren, soodanich gelooff te geven als aen haer selven - die ergerlycke tael hadden gehouden, souden niet de Heeren Staten van Vrieslant mede gerecommandeert hebben, dat de heeren van Hollant, onaengesien de vrede, doch wilden blyven by de Unie, daeraen Vrieslant en de andere provintiën - Hollants gelt tot haer defentie van node hebbende - soovele was gelegen? Ydereen moet gelooven van ja; doch haer Ed. Gr. Mo. brieff van recredentie aen haer Ed. Gr. Mo. - daervan ick authentique copie hebbe - en maect daervan gene de minste mentieGa naar voetnoot1); ende ken sulx uyt desen allen | |
[pagina 374]
| |
worden affgenomen, wat van de waerheyt van sulcken nageven mach sijn. Men seyt ten sesten, dat wy sochten tijt te winnen tot het uytwercken van onse schadelycke desseyns. Voor my, ick heb altijt gearbeyt tot accommodatie, behoudens 't respect van de souvereyne provintie van Hollant ende West-Vrieslant. Niemant van ons ken oock van tijtgewin te soecken bedacht werden, alsoo Hollant in desen is geweest het schaepken beneden stroom staende, die den slach op den hals heeft gecregen, sonder eenige gedachten van tegenweer, gelijck de heele werelt genoeghsaem is gebleken; maer off aen de andere syde geen tijt sy gesocht te winnen met het affbidden van een heeremaents continuatie, daertoe onse stat is gecomen, op presuppost voren geroert, ken ydereen, na sijn verstant, oordeelen. Sijn Hoogheit seyt ten sevende, dat hy, in cracht van syne commissie ende speciale authorisatie van de Staten Generael, dit heeft gedaen. Examineert | |
[pagina 375]
| |
eens syne commissie als stathouder van Hollant, oock als cappiteyn generael, tegens het saisissement van de ses heeren, in de vergaderinge van Hollant gecommitteert, voor sich hebbende 't jus legationis civilibus gentibus sacrosanctum, ende uyt de naem van hare committenten met andere helpende composeren de souveraine vergaderinge van Hollant, daervan Sijn Hoogheit een dinaer was, mitsgaders tegens den gedreyghden overval met slants crijsvolck, uyt de frontieren gediverteert, over een moederstat, door haer rijckdom, mits den coophandel aldaer, om de gemeynde sekerheyt, toevloeyende, soovele contribuerende tot de gemene welvaert ende d'eere van Sijn Hoogheits huys, by den staet geacquereert, ende oordeelt dan, hoe dat die dingen comen te quadreren, even so weynich als de speciale authorisatie tot conservatie van de rust ende vrede, gedecerneertGa naar voetnoot1) den 5en ende 6en Junij 1650, doch niet sooals men het daerna in 't werck heeft willen stellen, verstaen by de resolventen selffs, dan alleen by eenige weynige, derwelcker committenten daerna verclaert hebben, geen kennisse van sulx te hebben gehat dan uyt de missive van Sijn Hoogheit, den 31en Julij 1650, 's daeghs na ons saisissement en de belegeringh van Amsterdam, aen de ses provintien geschreven, ende siet dan vorder op wat schone gronden dit slordige gebou heeft gerustet. Als een corollarium wort achteraen gevoeght, dat onse beswarenissen in 't besonder worden gereserveert, om tsijnder tijt geprocedeert te werden na behooren. Voorwaer, men mach seggen, dat het alles was gereserveert, want Sijn Hoogheit den heer Cats versocht hadde dit schone geschrift te cachetteren tot nader ordre, ende hebben syne creaturen in de ver- | |
[pagina 376]
| |
gaderinge van Hollant gearbeyt, dat het soude worden gesecreteert, niet denckende dat het schande ware, staetspersonen te vangen ende te detineren, sonder haer te beschuldigen ofte verhooren, ja, haer te straffen met ontblootinge van haer digniteyten, almede om reden: ‘want ons alsoo belieft’; en ken ick voor my niet dencken, wat particuliere beswaernisse men tmynen laste soude hebben bygebracht, want noyt anders in de regeringe hebbe voorgehat als 't beste van mijn lieff vaderlant in 't gemeen ende van mijn stat in 't particulier. Heb noyt eenige eerlycke lieden geopprimeert off haer rechtvaerdige saken vernadeelt, maer wel de boosen, na mijn vermogen, tegengegaen ende alles gedaen volgens mijn last off gevolghde approbatie van diegene, aen welcken alleen ick mijn doen hadde te verantwoorden, namelijck de heeren burgermeesteren ende vroetschappen der stede Hoorn. Ende coste ick oversulx dese gemoveerde beswaernissen met stilswygen passeren, dan alsoo seker blauboecsken, genaemt OgensalveGa naar voetnoot1), ons ten laste leyt vier dingen, namelijck dat wy de vrede te precipitantelijck hebben gemaect, de tractaten met Denemarcken geprecipiteert, een commissaris apart na Engelant gesonden ende dese menagie te sterck gedreven, soo sal ick dese pointen alle oock cortelijck beantwoorden. De vrede heb ick ende mijn meesters geoordeelt noodsakelijck, mits 't verloop van de Hollantse finantiën, jaerlijcx vijff milioenen ten achteren gaende, ende mits de costelijckheyt van onsen oorloch, daervan de jaerlijcxse legerlasten 2.400.000 gulden ende de teercosten van de gedeputeerde in 't leger alleen 80.000 gulden costen; ende oock dienstich om te vermyden de nabuerschap van dat formidable France | |
[pagina 377]
| |
lichaem, die nootsakelijck stond te volgen, mits de slechte partagie van den 8en Februarij 1635. Ick oordeelde mede, dat wy Vranckrijk voldaen hadden, soo sy, kunnende becomen haer intrest, niet en wilden met ons sluyten. De Deense tractatenGa naar voetnoot1) heb ick oock dienstich geoordeelt om van de vexatiën der Deenen aff te sijn, ende oock ons te kunnen dienen van haer vruntschap tegens de nieuwicheden van Sweden. Immers in beyde dese saken heb ick gevolght de respective lasten, die my by myne meesters van tijt tot tijt sijn gegeven, gelijck uyt haer E. resolutie(n) ken blycken. De commissaris apart na Engelant, aen de republijcque van EngelantGa naar voetnoot2), hebben mijn meesters by hare resolutiën van den 7en en den 10en Januarij 1650 goetgevonden, ende stond mijn toe, haer last te executeren. Hoe voorsichtich ick in de saken van menagie heb gegaen, ken uyt de resolutiën van de E. heeren burgermeesteren ende vroetschappen der stede Hoorn van den 7en December 1649, 7en Januarij, 12en en den 27en April, 17en en den 25en May, 7en, 20en en den 23en Junij, mitsgaders van den 24en Julij 1650 blyken. Ende ken ick betuygen seer groot gemack in de saken van de menagie te hebben willen toebrengen tusschen Sijn Hoogheit ende Hollant, doch dat ick, merckende dat Sijn Hoogheit niet en naderde, maer sich scheen | |
[pagina 378]
| |
te dienen van de onee(n)paricheit van eenige leden van Hollant met d'andere, heb beworpen een voorslach van accommodatie, genaemt het Leyts voorslach, alsoo het, met communicatie van de heeren Hooghtwoud, Hovio ende my, door de heeren van Leyden wierde ter vergaderinge geuytetGa naar voetnoot1); ende siende dat de elff preciser ledenGa naar voetnoot2) sich daertoe voeghden, mits wy, andere leden, dan eens wilden der aff sijn ende mede comen tot aparte executie van dien, heb ick, voor mijn advis, geoordeelt sulx den lande dienstich te sijn, ende daertoe den 25en May 1650 in onse vroetschap geadviseert, niettegenstaende Sijn Hoogheit my by een speciale missive, ten vollen met sijn eygen hant geschreven ende door een expresse nagesonden, had versocht de sake in den onsen soo te willen dirigeren, dat geen aparte cassatie off reductie geschieden, met belofte van sulx aen mijn ende de myne te willen erkennen. Niettemin, ick meende dat ick meer mijn gemoet als Sijn Hoogheit tegen hetselffde hadde te dienen. Off nu dat den heer heeft gemoeyt en wete ick niet, immers wy sijn noch na dato tot Hoorn bedanct geworden. Ende is dit hetgunt ick soo nopende myne bejegeningen ende dese ruchtbare sake als tot myne verantwoordinge goetgevonden hebbe op papier te stellen, tot informatie van myne nacomelingen, mijn | |
[pagina 379]
| |
voort refererende tot de resolutiën der stede Hoorn ende tot de kennisse, die alle eerlycke lieden hebben gehadt van myne comportementen, ja, tot het getuygenisse van Sijn Hoogheit selffs, dewelcke - des gevraeght sijnde by Haer Ho. Mo. op den 5en October 1650, blyckende by derselver resolutiën van dien dach - heeft verclaert, geen consideratie op mijn persoon te hebben ten regarde van 't fiscaelschap, twelck oock Haer Ho. Mo., sich myner cloeckheyt, getrouwicheyt ende ervarentheyt vertrouwende, ten selven dage op my hebben geconfereert; gelijck oock daerna de E. heeren burgermeesteren ende vroetschappen, die mijn den 19en Augustus 1650, tien sterck sijnde, hadden ontslagen, met tien eenparige stemmen - doch dry, namel. Lambertschagen, Hovio ende Twisch wat willende uytstellen, om d'absentie reipublicae causa, soo sy seyden, van den burgemeester Ripperse - my hebben gerestitueert in mijn vroetschaps oude plaetsenGa naar voetnoot1), welcke restitutie ick meende te mogen aennemen, alsoo mijn overgifte van den 21en Augustus op Loevesteyn lach, dat ick mijn in genige steden van dese provintie als magistraet off pensionaris mocht laten gebruycken, ten ware by my aen Sijn Hoogheit nader satisfactie ware gedaenGa naar voetnoot2); 't bleeck autem dat soo verre den 5en October 1650 satisfactie gedaen was, ende coste, mits Sijn Hoogheits overlyden, geen verdere satisfactie geschieden, des de conditie na rechten coste worden gehouden voor geadimpleert ende ick in mijn vryicheyt stond, de oude aengeboden digniteyt weder aen te nemen | |
[pagina 380]
| |
van diegene, die my, op mijn versoeck, door noot gedaen, hadden ontslagen, die oock haer goede opinie van mijn persoon hebben getoont met haer resolutiën van den 27en Junij en den 10en Julij 1651, daertoe ick my voort referere.
Nadat dese is gecollationeert met syne principale, geschreven met eygen hande van den heer Nanninck Kaiser zaliger, wylen burgemeester, raet enden pensionaris der stat Hoorn, is deselve bevonden daermede te accorderen. Actum Hoorn desen 16en Julij 1662. Otto Hinloopen.
(Rijksarchief, den Haag. Aanwinsten 1890 No 25e fol.) | |
Bijlage. Extracten uit het resolutieboek van de vroedschap der stad Hoorn.7 December 1649. - Op het schriftelijk verzoek van de gedeputeerden ter dagvaart om ‘clare ende categorycke last’ hoe te handelen in zake de menage, wordt besloten ‘te persisteeren by de iterative resolutiën, desen aengaende by dese vergaderinge genomen, dat is: alsnoch aff te schaffen de logijsgelden, de 50 compagniën ende voorts helpen te reduceren de halve ruyterie, doch met alle discretie ende moderatie.’ 7 Januari 1650. - De gedeputeerden ter dagvaart refereren ‘dat de meeste leden van Hollant ende Westfrieslant inclineren tot cassatie van de halve ruiterie, mitsgaders van de 50 bewuste compagniën | |
[pagina 381]
| |
beneffens de 55 uythemse compagniën, tot egalisatie van der vremder natiën regimenten; dan dat enige seer weynige leden wat sachter ende moderater gaen, niettemin genoechsaem alle eens sijn op de conversie van de curassiers in harquebussiers, tot de totale afscaffinge van de logisgelden ende tot de reductie van de over(h)entsige compagniën. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat onse gedeputeerden sullen vast houden de drie leste poincten, in de bovenstaende propositie vermelt, ende weigeren de egalisatie van de uythemse regimenten by cassatie van 55 vremde compagniën, dewelcke verstaen worden te sullen strecken voor 't equivalent van de 50 compagniën de anno 1628; ende voort in plaets van de halve ruiterie te casseren ⅓ van deselve, met reductie van de overige compagniën ruiters van 60 tot 45 coppen, alles behoudens de vryheyt van de regieringe om in toecomende op de jaerlijcksche petitiën van den Raet van State te mogen resolveren tot soodanige verminderinge of vermeerderinge van de milicie, soo te voet als te paerde, als voor den dienst van den lande sal worden bevonden te behooren. Deselve gedeputeerden sijn mede geautoriseert te adviseren tot het senden van een commissaris apart, wegen de provincie van Hollant ende Westfrieslant, voorsien met credentie aen de republique van Engelant, omme te doen by het Parlement, den Raet van State ende d'administratie aldaer, de saken van de particuliere ingesetenen, in dese provincie sijnde of wordende geinteresseert, ende tot de voorseyde commissie een bequaem persoon te dispicieren.’ 10 Januari 1650. - Op het derde punt van den beschrijvingsbrief wordt besloten ‘om niet alleen, volgens vorige resolutie, een commissaris apart naer Engelant te senden, maer oock aen den heer Joachimi | |
[pagina 382]
| |
selfs te procureren credentie van de Generaliteit aen de republique van Engelant.’ 12 April 1650. - ‘Is by de heeren Crap, burgermeester, Raet, adjunct, ende Kaiser, pensionaris, rapport gedaen van tgunt in de joncste vergaderinge van H. Ed. Gr. Mog., gehouden van den 2en Martii tot den 9en Aprilis 1650, beyde inclus, was voorgevallen ende geresolveert, ende special hoe dat sy, gedeputeerde, de middelmatige resolutie van dese vergaderinge op de militie, genomen den 7en JanuarijGa naar voetnoot1) 1650, hebben gemesnagert tot soolange, dat de leden van H. Ed. Gr. Mog., elff in getal, wilden de Hollantse resolutie nopende de verminderinge van de milice apart ter executie stellen; ende dat over de voorseyde resolutie van den 7en Januarij voorseyt, den 29en Mert 1650 geuytet, die elf leden hebben getoont groot misnoegen tegen deses stadts gedeputeerde, dewelcke, tot haer decharge, hare scriftelicke last ter vergaderinge hebben voorgelesen ende deselve gejustificert, als sijnde een middelwech om de saken tusschen de provinciën ende Sijn Hoogheit ter eenre, ende de vergaderinge van Hollant ende Westfrieslant ter andere syde, met gemack te vinden ende met eenen te becomen een uytcomste van de mesnage ontrent de hooge militaire tractementen ende de Friesse hantbiedinge tot de West-Indische CompagnieGa naar voetnoot2), mitsgaders van de andere provinciën tot de saken van de seeGa naar voetnoot3), ende sijn de voorseyde heeren bedanct voor hare goede aengewende debvoiren ende genomene moeyte.’ | |
[pagina 383]
| |
27 April 1650. - ‘Sijn wederom gelesen de resolutiën van dese vergaderinge van den 7en Januarij ende 12en April lestleden, rakende de verminderinge van de militie deser landen, ende is daerop by de gedeputeerden, gaende ter dachvaert, gevraecht of sy haer sullen reguleren na de voorseyde resolutie, dan of sy sich sullen voegen by de andere elf leden van Hollant ende Westfrieslant, dewelcke over het uyten van de voorseyde resolutie van den 7en Januarij gantsch niet tevrede waren geweest. Waerop sijnde gedelibereert, is alsnoch gepersisteert by vorige resolutiën van dese vergaderinge, dewelcke worden geoordeelt wel ende middelmatich te sijn.’ 17 Mei 1650. - ‘Is by de heeren Hoochtwoud, burgermeester, Hovio, raet, ende Kaiser, pensionares, extra ordinem afgecomen, rapport gedaen ex scripto van tgunt in de vergaderinge by reces sedert den 27en April tot den 15en May 1650, beyde incluys, was voorgevallen ende geresolveert, en daerby gevoecht een nader mondelinge rapport van tgunt de voorseyde gedeputeerden, soo publiquelijck als in 't particulier, was voorgekomen; met nader verhael, dat het daerop aencomt of sy, gedeputeerden, in name van dese vergaderinge sullen sich separeren - gelijck voor desen - van de elf leden in Hollant ende blyven in de termen van accommodement, volgens vorige resolutiën van den 7en Januarij, 12en ende 27en April 1650, dan of sy, onder beneficie van een voorslach, by de heeren van Leyden gedaen, tot cassatie van 55 compaigniën te voet ende reductie van 221 compaigniën van 70 tot 60 coppen, ende tot cassatie van 20 compaigniën te paerde, met reductie van 45 compaigniën van 60 tot 50 coppen, sullen niet alleenlijck 't selve amplecteren, maer oock daerby subsisteren ende 't selve - is 't noot - apart ter executie stellen. | |
[pagina 384]
| |
Waerop sijnde tot twemalen gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat onse gedeputeerden alsnoch met alle mogelicke middelen aen de elf leden ende andere van Hollant ende Westfrieslant, ooc aen de provintiën ende Sijn Hoocheyt, soo in 't public als particulier, sullen helpen smakelijck maken 't voorseyde voorslach, doch niet comen tot aparte executie, uyt dewelcke confusie soude kunnen comen; doch sullen de voorseyde gedeputeerden niet laten tekenen tegen soodanigen aparten executie als de bewuste elf leden souden mogen in 't werck stellen. Ende sijn de voorseyde gedeputeerden bedanct voor haer goede directie, in desen ter vergaderinge bygebracht, mitgaders van 't gedane rapport ende genomene moeyte. Ende es by speciale omvrage naderhant dese extensie geapprobeert, met recommandatie van secretesse, soolange doenlijck sal sijn’. 25 Mei 1650. - ‘Is by de heeren Hoochtwoud, Hovio ende Kaiser, weder extra ordinem afgecomen sijnde, nader gerefereert, dat de bewuste elf leden hadden geamplecteert het Leytse voorslach ontrent de vermindering van de milice, mits dat de andere steden dan oock wilden verclaren, dat sy - ware 't noot - 't selve wilden apart executeren; dat alrede Alcmaer sich hadde verclaert tot de aparte executie, Enchuysen: by eenparicheyt van de 18 steden, Gornicum: soo de voorsittende sich daerop verclaerden, ende dat Leyden, Rotterdam, Scoonhoven ende Hoorn souden op dat poinct gaen om nader last van hare heeren principalen, namelijck op de voorseyde aparte executie. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat onse gedeputeerden sullen mogen comen tot de voorseyde aparte executie - is 't noot - by eenparicheyt van de 18 steden van Hollant ende Westfrieslant, welcke eenparicheyt self by besendinge | |
[pagina 385]
| |
aen de difficile leden sal dienen te worden uitgewracht, met dien verstande nochtans, soo 't op een stadt of twe aencomt, dat men daerom het werck niet en sal retarderen. Welcke resolutie, de presente heeren voorgelesen sijnde, eenpaerlijck is aengenaem geweest’. 7 Juni 1650. - ‘Is by de heeren Hoochtwoud, Hovio ende Kaiser gerefereert ex scripto ende by monde, tgunt sedert den 20en Mey 1650 tot den 4en Junij 1650 was gepasseert, ende specialijck, dat de voorseyde heeren hadden niet in de publique maer particuliere notulen laeten aentekenen, dat Hoorn consenteert in d'aparte cassatie - van 't Leytse voorslach - by eenparicheyt van de 16Ga naar voetnoot1) steden ende anders niet. Dat lijcwel commissie van Haer Ed. Gr. Mog. was gevallen op onse stadt, neffens andere, om de lijste van de uytvallende officieren te examineren, mitsgaders om in te stellen een aentekening tegen 't protest van de heeren Edelen, dewelcke, met goetvinden van de heeren Hoochtwoud ende Hovio, was tot twemaelen waergenomen by den pensionares Kaiser. Waerop sijnde omvrage gedaen, of de heeren burgermeesteren ende vroetschappen 't gebesoignerde van de gedeputeerden hielden voor aengenaem, sijn de voorseyde heeren tesamen ende elck besonder bedanct voor hare debvoiren ende genomene moeyte’. 18 Juni 1650. - ‘De heeren burgermeesteren laten lesen Haer Hoog Mog. resolutiën van den 5en ende 6en deser, by dewelcke Sijn Hoocheyt ende den Raet (van State) waren bedanct over hare gedragene voorsorge tegen d'aparte verminderinge van de milice, by Hollant geseyt gedaen te sijn, ende voort hoochgemelte Sijn Hoocheyt ende den Raet versocht te | |
[pagina 386]
| |
gaen begroeten de respective steden van Hollant ende Westfrieslant, om sich te onthouden van alle afsonderlycke cassatie van crijchsvolck; gelijck oock deselve laten lesen enige particuliere informatiën, door haer ordre by den pensionares genomen. Waerneffens sijnde mondelingh verhael gedaen van tgunt de heeren burgermeesteren ende pensionares tot noch toe desen aengaende was voorgecomen, ende voort gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat byaldien hoochgemelte Sijn Hoocheyt met syne medegedeputeerden voortgaet in syne commissie - gelijck verhoopt wort neen -, dat hoochgemelte Sijn Hoocheyt sal worden beleefdelijck gerecipieert met een goet gedeelte van de scutterie in de wapenen, ende soodanich getracteert als in voorsittende steden, oock in andere van ons quartier, geschiet, voort geadmitteert ter audientie onder soodanige protestatie als de E. heeren burgermeesteren ende vroetscappen sullen mogen goetvinden, ende bejegent met een geslotene antwoorde, by onse gedeputeerden in de vergaderinge van Hollant ende vervolgens ter Generalité te uyten, ofte andersints sulcs als de E. heeren burgermeesteren ende vroetscappen alsdan sullen goetvinden. Ende sijn soo dese resolutie als die van den 7en deser na speciale resumtie ende omvrage wel gevallen’. 19 Juni 1650. - ‘Is gelesen een briefken van de heeren Jor. Thomas van den Nieburch ende secretares Dirc van Forest, uyt Alcmer, van gisteren avont, notificerende aen den heer outburgermeester M.J. Groot, dat Sijn Hoocheyt dien avont daer ende desen namiddach alhier soude sijn met de gedeputeerden van Hare Hoog Mog.; ende proponeren (burgemeesteren) daerop verscheydene poincten, als eerst: Door wien de receptie sal worden gedaen ende hoe? | |
[pagina 387]
| |
Ten 2en, waer de audientie sal worden verleent ende hoe sal worden geseten? Ende is op 't 1e poinct verstaen, dat de receptie sal worden gedaen door den hooftofficier ende de heeren burgermeesteren met de pensionares. Op 't 2e, dat de audientie sal worden gegeven in scepenencamer, sittende Sijn Hoocheyt aen 't hoocheynd van de tafel, de heeren burgermeesteren ende vroetscappen aen de rechter- ende de medegedeputeerden aen de slincker- of buytensyde van de voorseyde tafel. Ten 3en, of men de gedeputeerden van de heeren Staten Generael sal simpelijck ter audientie admitteren, of onder enige protestatie? Ende is daerop verstaen, dat men op de propositie van hoochgemelte Sijn Hoocheyt en gedeputeerden sal, onder anderen, in beleefde termen antwoorden, dat de comste van Sijn Hoocheyt aengenaem es, doch dat wy niet gewoon sijn de besendinge van de heeren Staten Generael aen de particuliere leden van Hollant en Westfrieslant, ooc oordelen deselve te sijn tegen de forme van regeringe, niettemin dese commissie hebben gedefereert om 't respect van hoochgemelte Sijn Hoocheyt, ende dese audientie aen de voorseyde gedeputeerden oock hebben verleent, sonder daermede te prejudicieeren de gerechticheden van dese provintie in 't gemeen ofte van dese stadt in 't particulier. Ten 4en, of men de commissie sal bejegenen met een geslotene antwoorde? Ende es hetselve gelaten by de resolutie, op gisteren desen aengaende genomen.’ 20 Juni 1650. - ‘Sijn door den pensionaris Kaiser ter audientie gehaelt ende by de vier regierende burgermeesteren aen de deur van 't stadthuys ontfangen ende geintroducert Sijn Hoocheyt, den heere | |
[pagina 388]
| |
Prince van Orenge, geaccompagnert met de heeren Capelle van Aertsbergen, Marenhault, Renswoude, Clant, Asperen, Lucasz. ende Brasser, gecommitteerden van Haere Hoog Mog., ende naedat Sijn Hoocheyt was geset aen 't hoocheynde van de tafel in scepenencamer ende gevolcht van de heeren burgermeesteren ende vroetscappen aen de rechter- ende de heeren gedeputeerden voornoemt aen de slincker syde, is by den voorseyden heer van Aertsbergen geëxhibert de credentie, in voegen hierna volgende:’ (deze credentie is gedrukt bij v.d. Capellen, Gedenkschriften II p. 438-439.) ‘Ende voort gedaen de inleydinge by hoochgemelte Sijn Hoocheyt, met vordere deductie door de opgemelten heer van Aertsbergen, dewelcke oock heeft overgelevert de volgende scriftelycke propositie met enige bylagen, sijnde de propositie geëxtendeert in volgende termen:’ (deze propositie is gedrukt bij v.d. Capellen t.a. p. II p. 451 en 452.) ‘Dewelcke naderhant sijn voorgelesen aen de E. heeren burgermeesteren ende vroetscappen, sich in haer ordinares camer ondertusschen hebbende geretirert. Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat men behalven tgunt gisteren by forme van telle quelle protestatie is geresolveert, sijn hoochgemelte Hoocheyt ende opgemelte gedeputeerden sal antwoorden, dat onse gedeputeerden, gaende ter dachvaert, aldaer sullen uyten soodanige resolutie als by dese vergaderinge op de voorseyde propositie ende de sake, daerinne begrepen, sal worden genomen, ende dat deselve gedeputeerden - soovele in haer es - sullen gelast worden te helpen bearbeyden, dat alles met de meeste eenicheyt van de leden van Hollant ende Westfrieslant ende oock - is 't mogelijck - van de provintiën mach worden ter neder | |
[pagina 389]
| |
gestelt. Ende sullen de heeren burgermeesteren Sijn Hoocheyt in 't particulier mogen hope geven van de inclinatie van dese vergaderinge tot continuatie van de betalinge der 31 ende 11 compaigniën respective voor noch een heeremaent, mits dat hoochgemelte Sijn Hoocheyt gelieve de hant te houden - tgunt deselve daerna aen de vier heeren burgermeesteren ende pensionares, by haer E. geassumeert, heeft verclaert te sullen doen -, dat de saken van de mesnage ende specialijck de cassatie ende reductie binnen dien tijdt worden afgedaenGa naar voetnoot1).’ 23 Juni 1650. - ‘De E. heeren burgermeesteren proponeeren, byaldien onse gedeputeerden mochten worden gedeputeert om ter Generalité te helpen expostuleeren over de besendinge van de heeren Staten Generael aen de particuliere leden van Hollant ende Westfrieslant, of deselve sich in deselve deputatie mede sullen laten gebruycken? Waerop sijnde gedelibereert, is verstaen ende geresolveert, dat onse gedeputeerden sullen mogen helpen waernemen de deputatie om te expostuleeren niet tegen Sijn Hoocheyt, die hier verclaert is aengenaem, maer tegen de heeren Staten Generael, die de commissie hebben gedecerneert. Ende schoon enige leden harder wilden gaen, dat onse gedeputeerden in de vergaderinge van Hollant sullen adviseren ge- | |
[pagina 390]
| |
lijck hier den 19en deser is geresolveert, ende dien onvermindert de deputatie mogen bywonen. De E. heeren voornoemt proponeren mede, in wat voegen onse gedeputeerden sullen helpen bearbeyden de eenicheyt tusschen de leden van Hollant ende Westfrieslant, mitsgaders tusschen de respective provintiën; ende opent daerop de pensionares, dat het sal aencomen, eerstelijck daerop, omme de cassatie ende reductie, nu by Hollant gedaen, te laten doen door Sijn Hoocheyt ende Raede van State; ten 2en op 't vergeven van de vacerende capitain- ende ritmeesterscappen; ten 3en op de logisgelden in de steden van de dominerende (?) provintiën; ten 4en op de lijfpensioenen van de afvallende officiers; ten 5en op het amplecteren van de mesnage Julij 1648 of Decembris 1648, het onderscheyt van 't welcke mede sommierlijck is geopent. Waerop sijnde gedelibereert, sijn onse gedeputeerden geautoriseert te betrachten de meeste mesnage, mitsgaders de eenicheyt van de respective provintiën, sonder sich te formaliseren, ten ware wierde gedisputert de vryheyt van de consenten op de respective petitiën, die men in allen gevalle verstaet te moeten worden voorbehouden.’ 10 Juli 1650. - ‘Is gelesen een brieff van onse gedeputeerden, in date den 2en Julij 1650, by sich hebbende 't rapport van Sijn Hoocheyt ende Haer Ho. Mo. gecommitteerden, de steden van dese provintie besocht hebbende, mitsgaders noch eene van deselve, in date den 8en van deselven maent; gelijck mede gelesen is het rapport ende advis van Haer Ed. Gr. Mo. commissarissen op de formaliteiten van de voorseyde besendingen, op de substantie van de propositie, tot Dordrecht by opgemelte heeren gedaen, ende voort op de betalinge van enige militie; is mede by den heer Veen, specialick ten dien eynde afge- | |
[pagina 391]
| |
comen, gerefereert, dat de leden waren versocht by Sijn Hoocheyt om van de twee eerste poinctenGa naar voetnoot1) te desisteeren. Waerop sijnde gedelibereert, is met het voorseyde advis geconformeert, soo ende in dier voegen hetselve is leggende.’ 18 Juli 1650. - ‘De heer burgermeester Hoochtwoude, thuysgecomen zijnde, doet sommier rapport van de besoingen ende communicatie, met Zijn Hoocheyt ende de heeren commissarissen gehouden, nopende de cassatie van de 55 ende 20 compaigniën respective, mitsgaders de reductie, by Hollant gedaen, welck rapport oock by zijn E. en zijn medegedeputeerden in geschrifte was gedirigeert. Waerop oock gevolcht is een missive van deselve zijn medegedeputeerden, in date den 16en deses maents Julij, meldende, dattet besonge - nae haer E. oordeel - was affgelopen, uytgesondert dat commissarissen (het tractement) des veltmarscalcs toelaten by den nieuwen staet van oorloch, zonder veranderinge off verminderinge; dat se oock de gelicentieerde ritmeesters 1000 guldens, de capitainen 700 guldens jaerlix tot haer avanchement, doot off vertreck zoude toestaen; dat de 250 curassiers van Zijn Hoocheyt ende 50 van den Stadthouder nyet en zullen worden geconverteert in harckebussiers, gelijck wel de andere curassiers, ende voort nae 't advijs van onse gedeputeerden: alles met dien verstande, dat by faulte van aenneminge van dese naedere voorslagen, de resolutiën zullen blyven in haer geheel ende onvermindert. Het schijnt dat de leden tot dese voorslagen als oock (tot de) andere, in haer E. voorige | |
[pagina 392]
| |
brieff (vermeld), zullen inclineren. Welcke poincten alhier wederom in communicatie geleyt zijn. Is verstaen alsnoch te persisteeren, gelijck gepersisteert wort mits desen, by de respective ende iterative resolutiën, desen aengaende in dese vergaderinge genomen, met authorisatie omme alles ten meesten dienste ende met de meeste mesnagie te helpen neder te setten’. 24 Juli 1650. - ‘De pensionares refereert, met permissie van de E. heeren burgermeesteren, hoedanich dese verleden weke sijn geuytet de advisen van de respective leden van Haer Ed. Gr. Mog. op de groote sake van de mesnage ende milicie, ende specialijck, dat onse gedeputeerden hebben geamplecteert het advis conciliatoir, joncst by haer Ed. Gr. Mog. gecommitteerden uytgebracht. Waerop sijnde gedelibereert, sijn de voorseyde onse gedeputeerden bedanct voor hare goede debvoiren, ende voort geautoriseert daerinne te continueeren, sulcs sy ten meesten dienste van den landen sellen oordeelen te behooren’. 31 Juli 1650. - ‘De heere Cornelis Veen, thuysgecomen ende op zijn versoeck dese vergaderinge byeengeconvoceert zijnde, refereert, dat op gisteren, door ordre van de heeren Staten Generaal, volgende haer resolutie in date den 5en Junij laetsleden, in verseeckeringe zijn gestelt de heeren burgermeester de Witte, van Dordrecht, de burgermeester de Wael ende de pensionares Ruyl, van Haerlem, Jan Duyst van Voorhout, burgermeester van Delft, Mr. Nanninck Keyser, pensionares van Hoorn, ende Niclaes Stellingwerff, pensionares van Medenblick, tenderende alleenlijck daertoe, zoo 't schijnt, om de provintie van Hollant ende Westfrieslant tot redenen te brengen, ten eynde 't voorslach van de Raide van Staten in 't reduceren ende casseeren van de militie by haer | |
[pagina 393]
| |
Ed. Groot Mog. zoude mogen worden geamplecteert; datter oock 60 compaigniën te voet ende een troupe ruyterie waren gesonden naer Amsterdam, onder commando van zijn E. graeff Willem van Nassau, ende datter noch boven de guarde van Zijn Hoocheyt vijff compaigniën in 's Gravenhage zoude zijn off worden geleyt, gelijck die van Eedam dese vergaderinge hebben gecommuniceert by missive, op huyden den 31en Julij 1650 ontfangen, meldende alleen van 't voetvolck ende niet van de ruyterie. Op welcke becommerlicke saeken is geresolveert d'selve saken voor eenige corten ende weynige tijts te houden in surcheantie, nyettemin daerby verstaen, dat de vergaderinge van Haer Ed. Groot Mog. nyet can worden gehouden voor gescheyden; dat daeromme de heere burgermeester Hoochtwoude met zijn medeleeden sal versocht worden de gemelde vergaderinge te gelieven alsnoch by te zijn, ende daerinne te continueeren tot den uyteynde toe. Ende zijn by de voorgemelde heeren gedeputeerden ter zelver vergaderinge gevoecht ende medegedeputeert de heeren Mr. Niclaes Raet, jegenwoordich burgermeester, mitsgaders Jan Allertsz. Lambertschagen ende Pieter Dircxz. Ben, outburgermeester deser stede, opdat alsoo te ernstiger de vreede ende eenicheyt van de respective provintiën bevordert ende 't recht van den lande van Hollant ende Westfrieslant mogen worden bewaert. Ende wort daerbeneffens voor goet, vast ende van waerden gehouden, tgunt by dese ende voorige onse gedeputeerden te gemelte vergaderinge in 't stuck van de cassatie ende reductie van de militie alrede gedaen is’. 31 Juli 1650.Ga naar voetnoot1) - ‘De heeren burgermeesteren refereren, dat haer E. van de heeren van Amsterdam | |
[pagina 394]
| |
hadden becommen een missive, tenderende daertoe, dat dese vergaderinge eenige uytten haren zoude gelieven te committeeren omme op 't aensien desselfs brieff binnen Amsterdam te verschynen, omme staetsgewyse te helpen adviseerenGa naar voetnoot1) ende resolveeren opte clachte, die de heeren van Amsterdam doen in reguard van 't gunt op gisteren by off omtrent haer Ed. stadt is gepasseert, waervan huyden morgen op dat subject in de voorige propositie ende resolutie, daerop by dese vergaderinge genomen, genouchsaem mentie is gemaekt. Naer omvrage is verstaen, dat onse gedeputeerden haer E. zullen vervoegen naer 's Gravenhage ende nyet naer Amsterdam aenwaer te nemenGa naar voetnoot2); dat men tselve de heeren van Amsterdam door missive zullen notificeeren. Is oock geresolveert dat men, by ongelegentheyt deses tijts, de zeegaten zullen doen wel besetten voor een onverwachte aenval, de schutterie selffs te | |
[pagina 395]
| |
doen waecken ende de poorten, soo by dage als by nachte, geslooten te houden.’ 1 Augustus 1650. - ‘De E. heeren burgermeesteren refereren, dat haer E. beneffens de andere leeden ende steeden deses quartiers by de Eed. Mogende heeren de Gecommitteerde Raiden van de Staten van Westfrieslant ende 't Noorderquartier by missive jegens morgen te negen uren by den anderen geconvoceert zijn, omme met malcanderen te helpen adviseren ende resolveren op 't poinct, in dezelve missive vervatetGa naar voetnoot1), zulcx dat in die sake twee oude poincten in consideratie commen, namentlicken: 1o. Wat in de vergaderinge van de Eed. Groot Mog. heeren Staten van Hollant ende Westfrieslant opmerckenswaerdich is voorgevallen. 2o. Wat by off omtrent de stadt van Amsterdam in de sendinge van de 60 compaigniën voetvolck ende een merckelycke getale van ruyterie naer Amsterdam gepasseert is. Welcke beyde in omvrage gebracht zijnde, wat onse gedeputeerden, gaende ter vergaderinge van de gemelde steden deses quartiers, aldaer ten dienste van den lande ende tot stuytinge van de onbehoorlicken ende feytelicken proceduyren, by Zijn Hoocheyt ende de Staten Generael nyet alleen aen een van onse gedeputeerden, maer oock (aan) eenige leeden | |
[pagina 396]
| |
van Haer Eed. Groot Mog. in 't werck gestelt, voor haer E. advijs zullen inbrengen: Is verstaen ende geresolveert, de vergaderinge van de steeden deses quartiers by eenige uyttet midden van dese vergaderinge aenwaer te doen nemen; ende dat met ernst mach gearbeyt ende gevordert worden, dat de gemelde gedetineerde heeren uyt de versekeringe, daerinne haer E. gestelt zijn, mogen worden gerelaxeert ende op haer vrye voeten gestelt, ende in 't toecomende securiteyt voor de gedeputeerden van Hollant ende Westfrieslant (zal worden verkregen); off andersints, dat men sal moeten delibereeren, hoe men op een ander plaetse seeckerlijck ter vergaderinge van Haer Eed. Groot Mog. sal compareeren’. 2 Augustus 1650. - ‘Sijnde gelesen de resolutie, by de E. heeren gedeputeerden der steden deses quartiers genomen op 't poinct, in de uytschryvinge van de Ed. Gecommitteerde Raiden vermelt, als oock een memorie nopende 't gepasseerde tusschen Zijn Hoocheyt ende den raetpensionares, mitsgaders de missive van den gemelden Zijn Hoocheyt over 't subject van de detentie eeniger heeren ende leeden uyt de vergaderinge van de Eed. Grootmog. ende desselfs desseyn op Amstelredam, aen de regieringe deser stede geschrevenGa naar voetnoot1), ende daerop vorders gevallen zijnde verscheyden discourssen: Is eenpaerlijck verstaen, dat men de securiteyt aen eenige steden ende leeden deses quartiers, die tselve versoecken van wegen 't gemelde quartier, beleeffdelijck sal excuseeren; nyettemin sal men 't vorder innehouden van de voorseyde resolutie, soo nopende de bevorderinge van de relaxatie van de | |
[pagina 397]
| |
gedetineerde heeren, als oock de delogieringe van de 60 compaigniën voetvolcx ende ruyterie by off ontrent de stadt Amstelredam - zoo 't leyt - amplecteren, gelijck 't zelve geamplecteert wort mits desen. Is voirts verstaen, dat men onse burgerie van nu aen nyet meerder by dage maer by nachte sal laten waecken, blyvende nyettemin de ordinaris nachtwaeckers by haer oude gebruyck. Meynert van Keern versoect, off hy zijn volck langer in dienst sal houden, off nyet. Is geresolveert, voir eenige corten tijt daerinne te continueeren’. 4 Augustus 1650. - ‘Sijn gelesen drie resolutiën, by de Eed Grootmog. heeren Staten van Hollant ende Westfrieslant genomen jegens seker pasquil, den 4den Julij ter vergaderinge gëexhibeert, roerende de besendinge, by de heeren Staten Generael gedecerneertGa naar voetnoot1), dewelcke alle gehouden worden by dese vergaderinge voor een notificatie.’ 5 Augustus 1650. - ‘Claes Jacobss. Comans, op huyden morgen in burgermeesterencamer verschenen zijnde, versochte off men de oorlochschepen van 't lant in deses stadts dienst langer zullen houden, of nyet. Oock: off men de burgerie langer by nacht sal | |
[pagina 398]
| |
laten waecken, overmits de sake by off ontrent Amsterdam mettet vertrecken van de ruyterie ende voetvolck nu in een ander gelegentheyt is gebracht, als die voor desen is geweest. Is geresolveert, dat men nae desen dage alles zullen stellen in alsulcken staet, als voor den 31en Julij laetsleden is geweest, ten ware andere ongelegentheeden sich op morgen openbaerde. Is in omvrage gebracht, off niet goet soude sijn - insiende de constitutie van dese tijt - datter noch twee heeren uyttet midden van dese vergaderinge worden gecommitteert, omme de aenwesenden gedeputeerden van onse stadt te adsisteeren. Is verstaen eerst ende alvooren naerder schryvens van onse gedeputeerden te verwachten.’ 8 Augustus 1650. - ‘De heeren burgermeesteren refereren, dat haer E. van onse heeren gedeputeerden in 's Gravenhage een missive ontfangen hadde, in date den 6en deses maents Augusti. Ende naer lecture van deselve in dese vergaderinge, ende naedat daeruyt eenige propositiën gedaen waeren: Is geresolveert ende eenpaerlicken goetgevonden, de gemelde onse heeren gedeputeerden te versoecken ende te authoriseren, gelijck haer Ed. versocht ende geauthoriseert worden mits desen, om alle debvoyren, sooveel doenlycken is, ter plaetse alwaer 't behoort, aen te wenden, dat de gedetineerde heeren uyt haere detentie zullen mogen worden ontslagen, ende daerbeneffens met alle vlijt te bearbeyden, dat de gedeputeerden van Haer Eed. Grootmog. met alle securiteyt ende verseeckertheyt in 't toecomende in de gemelde Haer Ed. Grootmog. vergaderinge mogen verschynen. Ondertusschen zullen voornoemde onse gedeputeerden by missive versocht worden, gelijck oock alrede gedaen is, dat haer Ed. believe, zoo haest de consideratiën van Zijn Hoocheyt, waervan | |
[pagina 399]
| |
in de voorseyde missive van den sesten deses mentie is gemaeckt, ter vergaderinge zullen worden ingedient, (ze aan) dese vergaderinge te laten toecommen, mettet gunt de leeden in de gemelde Haer Eed. Grootmog. vergaderinge daerop zullen inbrengen. Is oock - naer resumptie van voorgaende resolutie - verstaen, dat men de oorlochschepen, in dienst van deese stadt zijnde, sall licentieren; dat oock van nu voortaen de dachwacht van de burgerie sall commen te cesseren, ende dat men op middelen sal gedencken, waermede men de stadt bequamelijck sal connen sluyten.’ 11 Augustus 1650. - ‘Is gelesen een missive van onse gedeputeerde ter vergaderinge van Haer Ed. Grootmog., in date den 9en deses maents Augusti, ende daeruyt is geproponeert, off men sal amplecteren 't voorslach, van Zijn Hoocheyt ende Raide van Staten gedaen, nopende 't casseren ende reduceren van de militie, mettet gunt daerby noch is gecommen, 't gepasseerde tusschen de hoochgemelte Zijn Hoocheyt ende de heeren van Amsterdam medebrengende, dat men de staet van oorloge zoude vaststellen voor 3 a 4 jaren, ten ware (de) vreede tusschen beyde croonen van Vrancrijck ende Spaingen eerder was getroffenGa naar voetnoot1). Daerop is eenpaerlijck geresolveert, dat men sall amplecteren 't voorseyde voorslach van Zijn Hoocheyt ende Raet van Staten, doch dat evenwel jaerlijcx by de hoochgemelte Zijn Hoocheyt ende Raet van Staten, naar ouder gewoonte ende volgende de ordre van de regieringe van 't lant, een petitie sal worden gedaen, ende daervan nyet te wycken dan voor naerdere last. Is wederom in resumptie gebracht de resolutie, | |
[pagina 400]
| |
alhier nopende de debvoyren, te doen tot ontslaginge van de gedetineerde heeren, in date den 8en deses maents Augusti genomen, ende daeruyt voorgestelt zijnde, hoe onse heeren gedeputeerden haer daerinne zullen gedragen: Is vooralsnoch gepersisteert by de voorseyde resolutie, ten voorseyden dage desen aengaende genomen.’ 15 Augustus 1650. - ‘De heeren burgermeester Hoochwoude ende praesident VeenGa naar voetnoot1), sijn E. adjunct, uyt de vergaderinge van de Ed. Grootmog. heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant t' huysgecomen sijnde, hebben ons ende onse vroetschappen - tot dien einde vergadert - rapport (ingediend) van 't gunt aldaer van de tijt haers E. laeste aencomste tot Vrydach voorleden is gepasseert, soo van de groote sake alsmede van de bevordernisse van de relaxatie van de gesaiseerde heeren; waeruit voorgestelt is, of men alsnoch sall in 't werck stellen de resolutie, alhier den achsten deses genomen, medebrengende dat men met alle vlijt bearbeyden soude, dat de gedeputeerden van Haer Ed. Grootmog. met alle securityt in 't toecomende in gemelde Haer Ed. Grootmog. vergaderinge mochten verschynen. Naer omvrage is dit poinct geëxcuseert. Of men alsnoch, in conformité van 't laeste lith van deselve resolutie, openinge sal versoecken van de consideratiën, die Sijn Hoocheyt schriftelijck ter gemelde vergaderinge in reguarde van de voornoemde gesayseerde heeren heeft doen overleveren, of niet? Is geresolveert, dat men dese saecke vooralsnoch | |
[pagina 401]
| |
sal houden in advijs, maer dat bevordert sal worden, dat de saecken, soo wel 't eene als 't ander, simul et semel pari passu mogen afgehandelt werden’. 19 Augustus 1650. - ‘De heeren burgermeesteren refereren, dat haer E. van onse gedeputeerden ter vergaderinge van de Ed. Grootmog. heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant eene missive hadden ontfangen, tenderende onder anderen daertoe, om een acte van dimissie in reguard van de heere raedt ende pensionaris Keiser te depescheren, beneffens de aggreatie van dese vergaderinge, waervan deselve onse gedeputeerden een concept van diergelycke acte herwaerts toegesonden hebben, waerby noch was geaccompagneert een missive van de gemelde heere Keiser, addresserende aen de heeren de burgermeesteren ende regierders deser stede, te kennen gevende, dat sijn E., om redenen, in deselve syne missive vervatet, hem ontledichde van de twee respective diensten, daerinne geroert, deselve volcomentlijck afstaende, omme daermede gedaen te werden naer believen van dese vergaderinge. Welcke saecke sijnde van grote consideratie, daerinne dese vergaderinge seer ongaerne hebben willen consenteren, maer ingesien sijnde het ernstich ende iterative versoeck van de gemelte heere Keiser, hebben de ontledinge van de voirseyde syne twee diensten aengenomen ende sal sijn E. daervan acte van dimissie met approbatie van dese vergaderinge toegesonden werden, met dien verstande, dat onse gedeputeerden eerst ende alvoren by Sijn Hoocheyt noch eenmael sullen intenteren viam intercessionis, ten einde de meergemelte heere Keiser mach blyven in sijn oude staet, immers in sijn raedt ende pensionarisampt deser stede. Ende sulcx niet connende te wege gebracht werden, sullen deselve onse gedeputeerden gelieven d' voirseyde acte van dimissie over te leveren of doen overleveren ter | |
[pagina 402]
| |
plaetse, daer 't behoort. Ende sal dese vergaderinge oock aengenaem sijn, dat de gemelte onse gedeputeerden - daertoe haer E. by missive sullen worden versocht - soecken te bevorderen, dat de E. heere Keiser, hiervoren meermalen vermelt, mettet fiscaelsampt ter vergaderinge van de Raden ter Admiraliteyt deses quartiers mach worden voorsien. Belangende 't stuck van de cassatie ende reductie van de militie - waervan wederom in de voirseyde missive van onse gedeputeerden mentie wort gemaeckt - is naer omvrage gepersisteert by de resolutie, den 11en deses maents desen aengaende genomen, ende daermede niet door connende, worden onse gedeputeerden in alles geauctoriseert te helpen adviseren ende resolveren als haer E. ten meesten dienste ende mesnage van den lande bevinden sullen te behoiren.’ 27 Augustus 1650. - ‘Is gelesen ex scripto 't rapport van 't gebesoigneerde ter vergaderinge van Haer Ed. Groot Mog. sedert den 23en Junij tot den 29en Julij, beide lestleede, voorgevallen, daer aenwesende d' heeren burgermeester Hoochtwoude ende Veen, mitsgaders d' heer Keiser, en 't gunt voorders by deselve heeren burgermeester ende adjunct Veen, daernae vervolgens met den secretaris Beecke, tot den 12en Augusti is gedaen en aldaer helpen resolveren; alsmede dat daernae by de heeren burgermeester Raedt, Lammerschagen ende Ben met d' voornoemden secretaris is voorgevallen tot den 20en Augusti inclusive toe, als wanneer de vergaderinge is gescheiden. Ende sijn d' voornoemde heeren alle bedanckt voor hunne respective gedane moeiten ende aengewende debvoiren, en specialijck mede van 't gunt d' heeren burgermeester Raedt, Lammerschagen ende Ben in de relacxatie van den heer Keiser ende ontslaging van sijn E. van 't raedt- ende pensionarischap, | |
[pagina 403]
| |
en oock nopende de byvoeginge in margine van de acte, aen Sijn Hoocheyt overgelevert, is gedaen. D' heeren burgermeesteren refereren, dat d' heer Keyser voorleden Woensdach in haer E. camere is verschenen en bedanckt heeft d' heeren burgermeesteren ende vroetschappen voor d' eere, by sijn E. als raedt ende pensionares gedurende d' selve syne ampten van welgemelte heeren respectivelijck genoten, met versoeck van 't selve in dese vergaderinge te willen notificeeren.’ 3 September 1650. - ‘D'heeren gedeputeerden, ter dachvaert gaende, sijn by desen alsnoch gelast omme, daer 't behoort, met alle mogelycke debvoiren te bearbeiden, ten einde d' heer Mr. Nanningh Keiser mach werden gedefereert ende becomen 't raedt- ende fiscael-ampt ter Admiralityt in deser quartiere.’ 24 November 1650. - ‘D' heeren burgermeesteren proponeren, of in dese vergaderinge nu in omvrage behoort te werden gebracht, of men den heer Kaiser - gelijck in andere steden oock geschiet is ten reguarde van de heeren leden, uit 't midden van Haer Ed. Gr. Mog. den 30en Julij lestleden mede by Sijn Hoocheyt ontboden ende aldaer aengehouden - sal herstellen ende versoecken, sijn vroetschapampt wederomme als voor desen, ten beste van dese stadt en 't gemeen, te willen becleeden, dan of men die deliberatie noch voor een weinich tijdts sou ophouden, totdat d' heer burgermeester Rippersz., (die) reipublicae causa niet conde praesent zijn, als dienthalven in commissie zijnde naer de provinciën van Frieslandt ende Stadt ende Landen, sal wesen teruggegecomen of hieraf kennisse hebben? Waerop zijnde gedelibereert, is by pluraliteyt van advisen besloten ende geresolveert, dat d' voornoemde heere Keysers saecke behoort te werden voor alle andere jegenwoordich ter handt genomen, vermits | |
[pagina 404]
| |
't exempel van voorsittende steden, alreede in 't openbaer gebleken. Ende diensvolgens by d' heeren burgermeesteren de vergaderinge voorgestelt zijnde, of d' heere Kaiser weder sal werden geintroduceert ende herstelt? Is verstaen ende goetgevonden by de meeste stemmen, dat d' opgemelte heere Kaiser wederomme sal werden herstelt, gelijck sijn E. herstelt werd by desen, in sijn raedt- ende vroetschap-ampt deses stadts, en denselven oversulx daerinne te introduceren; menende nochtans de 3 discreperende heerenGa naar voetnoot1) - alhoewel haer E. daertoe mede inclinatie thoonden - dat behoorde eerst te werden afgewacht de kennisse of comste van den heere burgermeester Rippersz. Ende is voorts de secretaris Beecke versocht ende gelast den voornoemden heere Kaiser van sijn E. huys af te halen ende in dese vergaderinge te geleyden, gelijck, d' selven byeen zijnde ende blyvende, oock datelijck is geschiet, en sijn E. aldaer verwellecomt en in sijn E. vorige plaetse gaen sitten, door versoeck van de heeren burgermeesteren, op den ouden rang.’ 27 Juni 1651. - ‘Is by de burgermeester Raet gerefereert in wat voegen ter vergaderinge van Hollant ende Westvrieslant waren gelesen de redenen van Sijn Hoocheyt, onsterffelycker memorie, ontrent het arresteeren van de ses bekende heeren ende belegeringe van Amsterdam, dewelcke aen de leeden by copie waren gecommuniceert ende oock nu door ordre van de heeren burgermeesteren wierden gelesen. Waerop zijnde by den heere Keyser, met permissie van de heeren burgermeesteren, op alle ende elck poinct van dien, by hem tot zeven toe begrepen, | |
[pagina 405]
| |
verthoont zyne comportementen mette relatie totte schriftelycke resolutiën van dese vergaderinge, mitsgaders totte kennisse van de respective heeren burgermeesteren ende vroetschappen, alhier ende oock in den Hage zijn advisen ende directie hebbende gehoort ende gesien: Is - naedat d' voorsyde Keyser van selffs uytte vergaderinge was vertrocken - in desselffs absentie, naer speciale omvrage, verstaen ende geresolveert, door de mont van den presiderenden burgermeester Raet den gemelde Keyser - wederom binnen ontboden zijnde - aen te seggen, dat de heeren burgermeesteren ende vroetschappen eenpaerlijck den voorseyden Keyser bedancken voor zijn diensten, voor dese stadt als secretaris ende pensionaris gedaen. Oock verclaren, dat hy henluyden in alle trou ende yver heeft gedient, zijn respective lasten wel naegecomen ende sincere rapporten gedaen; van gelycken, zoo in de stadt als ter vergaderinge in den Hage, alles helpen contribueeren ten meesten dienste van den lande in 't gemeen ende dese stadt in 't particulier, daervooren hy alsnoch iterativelick wort bedanct.’ 10 Juli 1651. - ‘Sijn gelesen dubbelt van twee acten van justificatie, by de heeren van Haerlem ende MedenblickGa naar voetnoot1) aen hunne respective heeren gedeputeerden, zijnde geweest mede van de gesaiseerde heeren, gegeven. Waerop gedelibereert zijnde, is eenpaerlijck verstaen ende geresolveert, dat men de heere Mr. Nanninck Keyser, raet ende pensionarisGa naar voetnoot2) deser stede, die oock een van de gesaiseerde heeren is geweest, | |
[pagina 406]
| |
gelycke acte van justificatie zullen geven. Welcken concept op papier gebracht ende alhier in de vergaderinge gelesen wesende, is geratificeert ende geapprobeert ende in 't Memoriaelboeck van burgermeesteren geregistreert.’ 12 Juli 1651. - ‘Is wederom in resumptie gebracht de resolutie, by dese vergaderinge in reguard van den heer Keyser den 10en deses maents Julij genomen, streckende tot justificatie van zijn doen ende laten, by zijn E., als medegedeputeerde van wege dese stede ter vergaderinge van de Eed. Groot Mog. heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant, zoo ten aensien van de gearresteerde heeren als van 't geene aengevangen is geweest aen, by off ontrent de stadt Amsterdam, van gelycken mede van de saken van menage ende staet van oorloge, in 't werck gestelt. Ende nae lecture van de gemelte resolutie is andermael verstaen ende geresolveert, alsnoch daerby te persisteeren, gelijck gedaen wort mits desen, ende daerbeneffens goet gevonden, dat daervan acte onder 't zegel ten sake deser voorseyde stede gemaect ende (in) dit resolutieboeck geregistreert sal worden, omme zijn E. te dienen nae behoore, luydende van woorde tot woorde als volcht: (deze acte van justificatie vindt men bij Aitzema, Herst. Leeuw p. 479-482.) |
|