Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 13
(1892)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Eenige onuitgegevene stukken betrekkelijk de oorlogen in de XVIIe eeuw.
| |
[pagina 149]
| |
te Brussel, onder de schepenacten der gemeente Keerbergen een aantal acten te ontdekken, die een scherp licht verspreiden op de gruwelen, waarvan Belgie en in het bijzonder het land van Mechelen, in de XVIIe eeuw, het tooneel wasGa naar voetnoot1). In de overtuiging het geschiedkundig onderzoek daarmede eenen dienst te bewijzen, hebben wij de belangrijkste van deze oorkonden afgeschreven, en geven die thans aan het publiek over. Veel is er reeds geschreven over het treurige tijdvak, waarin de in die schepenbrieven behandelde gebeurtenissen plaats hadden, en toch zijn de meeste van deze feiten bijna geheel onbekend gebleven. Wie weet niet welke belangrijke rol Graaf Frederik Hendrik van Nassau, Piccolomini, Albuquerque, Cantelmo, enz., in den 30-jarigen oorlog gespeeld hebben! Wien is het onbekend, dat het den Kardinaal Richelieu, die onder Lodewijk XIII het lot van Frankrijk in handen had, gelukt was tusschen Frankrijk en de Vereenigde Provincien een verbond tot stand te brengen waarvan het doel was eene verdeeling der belgische provincien; dat het fransche leger zich in 1635 vereenigde met de troepen, die onder bevel stonden van Frederik Hendrik van Nassau, en gemeenschappelijk met deze, na de inneming van Aerschot, Diest en Thienen, door Leuvens wanhopigen tegenstand, den terugtocht moesten aanvaarden; wie kent niet den veldtocht van den Kardinaalinfant Ferdinand naar Picardie, den val van Breda, de aanslagen tegen Antwerpen, Hulst en de expeditie naar Gelderland, de nederlaag der Franschen bij Diedenhoven, de vernietiging der Spaansche vloot | |
[pagina 150]
| |
bij Duins, de inneming van Atrecht door de Franschen, hunne bloedige nederlaag bij Honnecourt, en hunne overwinningen bij Rocroy, Grevelingen, Kortrijk, Bergen en Duinkerke, enz., enz., het vredeverdrag van Munster, en eindelijk de oorlogen van Lodewijk XIV in Belgie? Maar wat op het platte land voorviel, de bijomstandigheden, die deze wereldkundig gewordene gebeurtenissen vergezelden, is meerendeels, door het verwaarloosde onderzoek der gemeente archieven, niet ter kennis der geschiedschrijvers gekomen. En toch welk een levendig beeld rijst voor ons op uit die in eenvoudige, naïve taal geschrevene oorkonden! Met opgewekte deelneming leest men, hoe het arme landvolk door vriend en vijand gebrandschat en mishandeld werd. En de geschiedvorscher vindt in die papieren belangrijke opgaven betreffende de bewegingen der strijdvoerende legers, de verwoesting en plundering der plaatsen en landstreken, besmettelijke ziekten, enz. In 't kort, wij durven ons met de hoop vleien, dat onze mededeeling een gunstig onthaal zal vinden. | |
1622. Inlegering van Graaf Hendrik van Nassau, met ongeveer 6000 man te Haecht. Plundering en brandstichting in de naburige dorpen, tot bij Leuven, Brussel en Mechelen. Daden van vandalisme te Haecht in de kerk en in het dorp. De inwoners dier plaats bevinden zich ter verdediging op de rivier de Demer.Attestatie voir Pastoir, Kercke ende heyligen geest van Haecht.
Wij schepenen der heerlycheyt van Keerbergen certificeren voor de gerechte waerheyt allen enz. dat | |
[pagina 151]
| |
op heden date deser voor ons is gecommen ende gecompareert Peeter van der Roest onzen meyer ende stadhouder des drossaerts, Jan Daems, Jan Voet, mede schepenen in wetthe alhier, mitsgaders Gillis Carels, onzen griffier, de welcke ter instantie van heer Reynier Assels, pastour, mitsgaders kerck ende heyligeestmeesters van Haecht tzaemenderhandt op henne eeden in het aennemen heurder ampten gedaen, verclaeren waerachtig te zijn ende noch allen de waerelt wel indachtig is, dat op den derden sincxen dach in den jaere 1622 de staten van de geunieerde provintien door Grave Hendrik van Nassauw met hen volck van oirloge zoo te voet en te peerde den nombre van zesse duysent off meer lance de zelve onse jurisdictie ontrent den Bamberch zijn gepasseert de rivier den Demer ende zoe gevallen voor het ierste in de prochie van Haecht vast op de zelve rivier cant gelegen, alwaer de zelve Grave van Nassau metten meeslen deel van volck van oorloge heeft gehouden hunn rendevoe plaetse den tijt van vier dagen, binnen welcken tijdt de ruyterye op de ommeliggen dorpen zoo tot voor Loven, Brusselen ende ontrent Mechelen waeren roovende ende brandende, bij welcke rooverye ende branden de zelve jurisdictie van Haecht oyck onspreckelijcke schade heeft gehadt ende specialijck de kercke aldaer, de welcke overmits den voorgaenden hoogen feestdach allen hunne costelijcke ornamenten hadden gebesicht ende in de kercke waeren zoo van gordijnen, behanxels, autaer ende koorcleederen, metaelen schoone croone candelaren, met oock alle het voorder cooper ende tennewerck totter minsten toe, waer van de zelve kercke meer als alle ander kercken daer rontomme geleghen wel was verzien, allen dwelck geheelijck gerooft. Bovendien is de zelve kercke alsdoen geheelijck gedestrueert ende onstucken geslagen allen het houtwerck, taeffe- | |
[pagina 152]
| |
reelen, lijsten, schoone gelaesen, belden ende figuren van de heylighen, dye sy met mennichten opt vier hebben verbrant in der vuegen dat de requiranten omme te preserveren de kercke ende noch eenige taefferelen, door eenige bij hun toegemaeckt, hebben moeten geven voor rantsoen vierhondert guldens, boven het rantsoen dwelc de gemeynte appaert over het dorp heeft moeten maecken ende geven totter somme van drye duysent ende ettelijcke hondert guldens, verclaerende mede overmits den subieten inval ende gemerckt de innegesetene waeren op de riviere tot deffentie, onmoghelijck was de zelve juweelen te vluchten offt salveren, redene van wetentheyt de drye ierste comparanten dat zij van jonck aen binnen Haecht voors. zijn opgevoedt ende aldair deen twintich ende dander xxix jaeren te hebben gewoont ende den staet van de voors. kercke wel te hebben gekent ende geduerende den tijt dezelve grave van Nassau met zijn volck daer was liggende diversche reysen int quartier merckelijck in de voors. kercke geweest te hebben ende allen de voors. destructie gezien ende de soldaeten zien branden, hebbende oock de zelve soldaeten spotsgewijze mette cleederen en hebben sien loopen ende eendrachtelijck dat naer dat tzelve volck was vertrocken in de voorschreven geweest te hebben als wanneer zij lieden waeren marcherende tot bij de knien in de pluymen van de bedden die daer waeren uytgeschut ende tghene voors. alzoo gezien te hebben ende want goddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige saecken der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij schepenen voornoemden bij onzen greffier deselve laeten schrijven ende tselve bij de attestanten laeten onderteeckenen dezen v februarij 1624. | |
[pagina 153]
| |
1634. De geheele artillerietrein van den koning, meer dan 1600 paarden, houdt zich twaalf dagen te Keerbergen op. - 1635. Het geheele leger van Generaal Piccolomini kampeert in dit dorp. De vijand, versterkt met twee fransche legerkorpsen, belegert Leuven. - 1636. Een luitenant van Roland Waverman met vijf compagnien cavallerie kampeert gedurende vijf weken te Keerbergen. Doortrekken van troepen te Keerbergen, Putte en Schriek. Plundering en verwoesting van den oogst.Wij drossaert, meyer ende schepenen der heerlicheyt van Keerbergen certifficeren voir de gerechte waerheyt, op den eedt int aennemen onser ampten gedaen, aen alle de ghene die dese onze letteren sullen werden gethoent, merckelijck mijn eerw. heere den prelaet van Grimbergen, hoe dat binnen dese onse heerlycheyt van Keerbergen drye continuele jaeren achter den anderen als 1634, 1635 ende 1636 telcken int beginne van oighst oft corts daer naer als te weten in september xvje ende vierendertich aldaer heeft gelegen een tijdt van twelff dagen den geheelen train van d'artelerie van sijne conincklijcke majesteyts, vuytbringenve wel de nombre van sesthien hondert peerden, int jaer 1635 heeft dair gelegen in oighst den geheelen leeger van den generael Pickelominy, als een vijandt mette twee leegers van den Coninck van Vranckrijck hadden beleegert de stadt van Loven, ende in den oghst xvje ende sessendertich heeft dair gelegen den tijdt van vijff weecken een luytenant van den colonel Waverman met vijff compagnien peerden, geduerende welcken tijdt de gemeynte van Keerbergen in hunnen oighst hebben geleden groote schade ende onder ander Jan Boschman den jongen, pachter alhier op de hoeve toebehorende het voirs. | |
[pagina 154]
| |
cloester van Grimbergen, als oyck pachter van den thiende van tselve cloester onder de zelve jurisdictie, soo in syne besaeytheit van graen soe herdt als weeck, ende dat vuyt redene dat de woninge oft hoeve van voirschreven Boschman is gelegen onder onze jurisdictie op de heerbaene van Sint-Jans-int-Schrieck ende Groetloye, opt scheyden van Keerbergen ende Put, wair van dlant totte selve hoeve gelegen meest is gelegen onder Put voirs., sulcx dat hij ter causen van sijne woninge bij onslieden naer ouder gewoonte werdt gefouriert, waer over hij sijnen last is dragende, dat des nyettegenstaende het volck van oirloge tgene op de ander huysen ende hoven onder Put ontrent dlant ende syn labeur sijn liggende grootelijck in sijn besaeytheyt voirs. hebben beschadicht, soe bij nachten als dagen tselve graen wech gevoert ende gedestrueert, nyettegenstaende wat debvoir ende schencken deselve Boschman aen de overricheyt liggende tot Put heeft gedaen, sulcx dat hij eyntelijck opt leste de selve soldaten liggende op de voirs. ander huysen ende hoeven, dair de pachters aff waeren gaen loopen gedurichlijck heeft moeten onderhouden, hebbende oyck geduerichlijck den voirs. tijt geleden groeten schade van die van Schrieck ende Groetloy voirs. int passeren ende repasseren met hunne convoyen, in der vuegen dat het weynich resterende graen tgene bij hem noch is inne gedaen, hem soe veele heeft gecost al oft hij tselve van hun hadde gecocht, ende raeckende de thiende gemerckt de geheele gemeynte merckelijck het jaer sessendertich hunnen oighst op den velde is verloren gegaen doirdien hun nyet en wert gepermitteert dat sij dien souden mogen kerckeren, maer ter contrarien bij de soldaten selve de besaeytheyt gehaelt gedorssen ende te merckt gevoert ende vercocht, soe dat hij van het selve jaer luttel oft seer weynich proffijt van de thiende heeft geno- | |
[pagina 155]
| |
ten, hebbende deselve pachter daer naer oyck gehadt groet verlies van sijne beesten, soe Koyen, Peerden als Schapen, sulcx dat meer als redene is dat deselve pachter redelijcke quytscheldinge geschiet, oft en is anderssins nyet mogelijck te connen continueren in sijn labeur mits de groote excessive lasten die binnen de voirs. jurisdictie dagelijcx sijn rijsende ende vallende, ende want goddelijck ende redelijck is der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij drossaert, meyer ende schepenen voergenoempt dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen ende onzen gemeynen schependoms segel op het spatium gedruckt. Gedaen ende gepasseert desen xvij meert 1637.
Mij present JACOBS. 1637. | |
De Commissaris generaal van de cavalerie des Konings met dertien compagniën, kampeert te Keerbergen. De Kapiteins Wollebaert en Cloet. Brand bij genoemd dorp. De ruiterij betrekt de kwartieren tusschen Antwerpen en Lier. De markies van Leve bevindt zich te Werchter.Op heden desen xvien December 1637 comparerende voir Jan Voet ende Jan Daems; schepenen der heerlijcheyt van Keerbergen Pieter de Greve, pachter op de hoeve van Blijenberch ende deser heerlijckheyt, oudt ontrent xxxvj½ jaeren, ende Pieter van Uffel Janssone, oyck lantman alhier, oudt xxvij½ jaeren, tot desen gedaecht doir Henrick van der Royst, meyer alhier, ende hebben sy comparanten, op den eedt in onsen handen aen Godt ende syne lieve heyligen | |
[pagina 156]
| |
gedaen, verclaert ende geattesteert, gelijck sij verclaren ende attesteren mits desen, hoe dat in october lestleden binnen dese heerlijcheyt van Keerbergen heeft gelegen den heer Commissaris Generael van de ruyterije van Sijne Conincklijke majesteyt met dertien compagnien peerden, waer onder waeren twee compagnien daer van de capiteynen werden genoempt den eenen capiteyn Wollebaert ende de anderen capiteyn Cloet, hebbende hun quartier opt Lanck eynde alhier, ende is daer naer gebeurt dat op eenen morgenstont commende de compagnie van den voirs. capiteyn Wollebaert van den wachte ende een ieder synde wederom op gereden in syn logise, dat corts daer naer thuys metter schuere van Pieter Guens, daer was gelogeert een corporael ende wachtmeester van den voirs. Wollebaert, is in den brandt geraeckt ende te gronde afgebrant sonder dat tselve heeft connen geblust woirden doir dien nyemant van de huyslieden dertijdts dairontrent en conste geraecken om te blusschen, ende alsoe de voirs. Peter Guens ter causen van den voirs. brandt was op wege om sijn clachten daerover te gaen doen aen den voirs. heere commissaris generael ende commende ontrent thuys van den molder alhier, alwair was gelogeert de voirs. capiteyn Cloet, heeft beleth gehadt dat de voirs. Pieter Guens niet voirder en was gaende, ende heeft hem weder te rugge gebracht bij den voirs. capiteyn Wollebaert, die naer lange onderling propoesen over de schade van den voirs. brandt sijn veraccordeert geweest voir de somme van sesse hondert gulden eens, die de voirs. Wollebaert dair vore geliefde te betaelen ende de voirs. Cloet gelieffde daer toe te leenen oft schieten twee hondert gulden, verclaerende sij comparanten dat de selve ruyters twee oft drye dagen naer den brandt sijn opgetrocken ende van quartier verandert tusschen Antwerpen ende Lier, in der vuegen dat den voirs. Pieter | |
[pagina 157]
| |
Guens over tvoirs. accort is tot nichte niet en is voldaen geweest, redene van wetenschap allegerende in de voirs. contracten bij ende present geweest te sijn, comparerende mede de voirs. Jan Voet ende Gillis Jacobs, secretaris alhier, ende dese onderteeckent hebbende, verclaeren op den eedt, int aencommen hunder ampten gedaen, dat sij ten tijde voirs. hebben geweest bij den voirs. capiteyn om het voirs. accort in geschrifte te stellen ende den welcken hun op den wech is gerencontreert ende passerende seyde, dat hij om het voirs. ongeluck hadde geweest naer den voirs. heere commissaris generael om hem daer over te spreecken, maer dat hij vuyten dorpe was, naer Werchter, bij den heer marquis de Lede, den welcken bekende aen hun tvors. accort ende dat hij bereet was het selve in geschrifte te laten stellen, maar dat hij den heer commissaris generaal daer over ierst moeste mondelinge spreecken, sonder dat sij leste attestanten daerover voirts sijn gemoyt oft geroepen geweest. Ende want goddelijcke ende redelijck is der waerheyt getuygenis te geven, besunders des versocht sijnde, hebben wij schepen voirs. dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen ende onsen gemeynen schependoms segel op het spatium gedrukt. Aldus gedaen int jare, dage als boven. Mij present JACOBS. 1637. | |
[pagina 158]
| |
en de kapel van Grootloo door de Franschen geplunderd. Vlucht der inwoners; velen van hen vestigen zich op andere plaatsen. Huizen worden in brand gestoken. De besmettelijke ziekte woedt twee jaren lang in het dorp Schrieck, welks bevolking zeer wordt gedund en verarmd.Wij schepenen der heerlijcheyt van Keerbergen gemeyntelijck doen te weten ende certifficeren voir de gerechte waerheyt, op den eedt int aennemen onse ampten gedaen, aen alle degene die dese tegenwoirdige letteren sullen sien oft hoeren lesen, besunders de Hoog Mogende heeren staten generael der vereenichde Nederlanden, ter instantie van schepenen ende gesworen bedesitters der heerlijcheyt van Sint-Jans-int-Schrieck ende Groetloye gelegen neffens ende paelende aen onse voerschreven heerlijcheyt, dat tselve dorp is een van de seventhiene maeckende tsaemen het landt van Mechelen of landt van Arcle, wesende cleyn in sijn districkt of begrijpe, hebbende dese inlantsche oirloege geleden groeten overlast van logeringe van soldaten ende dat in consideratie van de gelegentheyt de plaetsen op de baene tusschen Aerschot ende Liere, daer de passeringe ende repasseringe meest is gevallen, hebbende dair bij geleden groete schade merckelijck ten tijde als de voern. heeren staten met Sijne Majesteyt van Vranckrijck legers hadden belegert de stadt van Leuven, sijn van de franchoisen gansch ende geheelijck gepilleert geweest ende affgerueft hunne kercke ende capelle van Groetloe respective, daer sij hunne meubelkens hadden gevlucht, sulcx dat sij daer al hebben gelaten dgene sij ter werelt waeren hebbende, qualijck hen leven hebben connen salveren, dwelck heeft gecauseert, dat de gemeynte gansch ende geheelijck sijn verstroyet geweest ende veele hebben verlaeten de voorschreven | |
[pagina 159]
| |
jurisdictie ende hebben hun begeven met hunne residentie onder andere jurisdictie daer ontrent gelegen, doir welcke oirsaecke dat daer veele huysingen ledich ende onbewoent sijn liggende, die oyck woirden affgebroken ende verbrandt bij de soldaten, naer welcke voers. belegeringe Godt almachtich de selve gemeynte heeft commen besoecken mette contagieuse sieckte die heeft geduert den tijdt van twee jaeren, geduerende welcken tijdt binnen de selve heerlijcheyt van de selve sieckte sijn gestorven menichte van de innegesetene, waerdoir dat de gemeynte hun bevinden soe weynich en swack dat nyet mogelijck en is, dat sij connen continueren in de betaelinge van de lasten die sij voirmaels hebben betaelt aen deen als dander zijde, sullen daerom genoetsaeckt sijn deselve heerlijcheyt te moeten abandonneren ende desert laten liggen, ten waere hunne redelijcke moderatie ende quijtscheldt geschiede. Ende want goddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige saecken der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij schepenen voergenoempt dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen inde onsen gemeynen schependoms segel op het spatium gedruckt. Gedaen desen ixen Junij 1638. | |
1639. Zeven compagniën cavalerie des Konings kampeeren gedurende zeven dagen te Keerbergen. De compagnie van zekeren kapitein Covedo; in den vorigen winter was zij in garnizoen te Aerschot. Brand in de pachthoeve van Frans van den Cruyce, thesaurier generaal des Konings.Op heden desen xxixen October 1639 comparerende voir Sieur Symoen van Royen, drossaert, Jan | |
[pagina 160]
| |
Cleynheyns ende Jan Boschman den jongen, schepenen van Keerbergen, Jan Daems ende Jan Voet, onze medeschepenen, ende Hendrik van der Reest, meyer, ende hebben verclaert, geattesteert ende geaffirmeert gelijck sij verclaeren, attesteren ende affirmeren mits desen op den eedt, int aennemen hunder ampten gedaen, warachtich te sijn, dat in de tegenwoirdige maendt van october binnen dese prochie hebben gelegen den tijtdt van acht dagen seven companien peerden ten dienste van sijne Majesteyt, als wanneer ontrent de Dausbrugge heeft gelegen de compaignie van Covedo, hebbende de voirleden winter gehadt hun garnisoen binnen de stadt Aerschot, naer welcke acht dagen de voirs. capiteyn met sijnen luytenant ende cornet waeren gecommen op de hoeve van heere Franchois van den Cruyse, tresorier generael van sijne voirs. Majesteyt, alwaer den xxven october doir t vier tgene de soldaten of volck van den voirs. capiteyn op de voirs. hoeve waeren stoeckende, in den brandt is geraeckt een backhuys eertijden het woonhuys geweest synde, groot vijf gebienten met een geplaveyde spunnen met het turffhuys en de wagenhuys, daer neffens staende met allen den torff, houdt ende stroye tiemael als andere voyerye tgene daer in gelast was, met noch stroye daer neffens in een mijt staende. Ende want goeddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige saecken der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij dese bij onsen greffier in geschrifte laten setten ende teeckenen ende onsen gemeynen schependoms segel op het spatium gedruckt. Gedaen ende gepasseert ten jaere ende dage als boven.
Mij present JACOBS. 1639. | |
[pagina 161]
| |
Ruiters van het garnizoen te Lier komen te Keerbergen; afpersingen en geweldenarijen tegen de inwoners.Informatie genomen ten versoecke van Sr Symoen van Royen, drossaert van Keerbergen, ter causen vande insolentie tgene de ruyteren van het garnisoen van Liere op gisteren hebben gedaen alhier binnen dese heerlijcheyt.... desen tweeden meert 1641. [Cecillie Verbraecken, weduwe Huybrecht van Hove, oudt ontrent LXX jaeren, tot desen gedaecht, geedt als de voirs. getuygen, tuycht waerachtich te sijn dat sij deponent sijnde ten huyse van Guilliam de Greve, alwaer sij verwaerde de vrouwe liggende int kinderbedde, als dat aldaer gisteren op den noene sijn gecommen sesse ruyters (soe sij verstaet) liggende int garnisoen van Liere, ende van de peerde geseten sijnde, hebben haer deponente vuyt den huyse willen doen gaen, sij dat nyet willende doen, is eenen van hun gecommen die haer deponente heeft een souffelet gegeven, den anderen is daer naer gecommen heeft haer met een voet ouver geloepen ende haer gesteeken eenen voet onder haer gadt, ende alsoe daer twee nieuwe strengen lagen heeft den eenen genomen een van den selve strengen ende haer deponent die om den hals geworpen ende dien alsoe toegetrocken ende haer gebonnen aen eenen stijl, staende onder de schouwplancke, swerende dat hij den selven soude toe stoppen; eenige van de andere soldaten ten aengange commende heeft haer deponente loschgelaten, hebbende daer naer de selve soldaten gecocht eenen geheelen corff eijeren ende gesoden vercken vlesch ende gegeven boter ende keese soe veele als sij begeerde, sulcx datter noch wel een vijftich eijeren overschote, ende naer dat deselve soldaten genoech | |
[pagina 162]
| |
hadden gegeten ende gedroncken, ende dat sij hun bij de voirs. Guilliam de Greve hun was gegeven vijff mencken haver om te voyeren hun peerden ende daer naer bij dranck wordende, hebben voirs. Guilliam elck begeert een paer hantschoenen van eenen pattecon ende hun elck biedende thien stuyvers, hebben geseyt, soe ghy ons dat nyet en wilt geven, seyden; wij sien hier genoech dwelck al is ons gerieff ende sullen tselve mede dragen, ende alsoe de voirs. Guilliam nyet en wilde geloven hebben de camer aldaer opgebroken ende vindende aldaer in de twintich stucken gerookt vleesch ende allen tzelve in den grooten koyketel geworpen ende daer water innegegoten dreygende tzelve vleesch over tvier te hangen ende te seyen, den voirs. Guilliam dat siende heeft hun moeten geloven ende geven drye pattecons, die hebbende ende gewaer woerdende datter eenige huyslieden op den been waeren syn te peerde geschieden ende op de blacke heyde gereeden, alwair sij sijn gebleven tot dat de selve huyslieden waeren vertrocken, als wanneer sij weder sijn gekeert ende sijn aldaer gebleven tot ontrent sonne onderganck, als wanneer sij tsaemen vertrocken, sonder datter iet voirders gedenckweerdich is gepasseert. Eyndende daer mede haer depositie, die sij naer lectuere heeft geteeckent.
+ De merck van Cecillie Verbraecken. | |
1641. Ruiters doen een strooptocht te Keerbergen. Afpersingen en bedreigingen met den dood tegen de inwoners. Gevecht met bloedstorting.Mayken van Avont, weduwe wijlen Jan van Valgaren oudt xlvij jaeren, gedaecht ende geedt als de voirs. getuygen haer gevraecht wat kennisse sij is | |
[pagina 163]
| |
hebbende vant gevecht tgene tot haeren huyse gisteren is geschiet, tuycht tot haeren huyse opgereden te sijn drye ruyters, dewelke sij heeft gegeven te eeten ende te drincken, soe veele als sij hebben gewilt als eyeren, kees ende boter, en hun peerden hoye ende haver, soe vele sij hebben selffs begeert, als die van den solder selve gehaelt, ende naer dien de selve ruyters wel hadden gegeten ende gedroncken soe dat sij seer bij dranck waeren, hebben als doen van de deponente willen gelt hebben, heeft haer int ierste gepresenteert elck twee schellingen, als wanneer een van de ruyters heeft genomen eenen pot met bier, dien over onstucken geworpen tegen den vloer, hebben daer naer haer deponente tusschen beyden geset, staende den een voir haer, dreygende al onstucken te smijten tgene sij in huys hadde, seggende dat het hun al toebehoirde, dat thoff oft placcate mede bricht dat sij (desselfs hun soldaten) moesten te vreden sijn met tgene dat den boer in huys hadde, dat daertoe het hun al toebehoirde tgene de boer in huys hadde als koyen, peerden ende andere meublen, daer bij seer vloeckende ende sweerende, hebbende hun daer naer elck gelieft drye schellingen, willende daer nyet mede te vreden scheyden, heysten ierst elck twee pattecons ende sijn ten lesten gecommen op een pattecon, heeft sij deponent gesonden haeren sone naer het dorp om te vernemen, hoe ende in wat manieren daer werdt gehandelt ende oft men aldaer oyck geld de soldaten gaff, is ondertusschen eenen jongen ruyter, hebbende een grauw peert, vuyt den huyse geloopen met eenen deegen, seggende dat hij tpeert van haer deponent soude doirsteken, als wanneer sij deponent deselve peerden heeft ontbonden ende doir de beecke gejaecht, waer naer hij haer seer was dreygende sulcx dat sij in een halve uer daer naer nyet en derfde | |
[pagina 164]
| |
in huys commen, geleyck oyck nyet en derffden doen haeren voors. sone die naer het dorp was gegaen ende wederkeerde, seyden de ruyters, dat sij hem de cop soude klieven, doir dien sij seyden dat hij hadde geweest claegen, ende geduerende de absentie van haer deponente ende haeren voirs. sone hebben voirs. ruyters vijff stucken rundtvleesch vuyt de cuype gehaelt ende twee stucken verken vlees van den solder, hebbende de vijff stucken runtvlees met eenen ketel overt vier gehangen, daer naer weder affgehangen ende de drye stucken opgepackt, die sij hebben mede gedragen, als wanneer ten aengange gecommen eenige huyslieden, die nyet en hebben gewilt dat sij deponente deselve soldaten eenich gelt soude geven, deselve ruyters, in gramschap ontsteken sijnde, hebben genomen hun geweir oft rappiers, waer mede sij de huyslieden sijn toegeschoten, houwende, cappende, steekende naer hun, sulcx dat int leste Niclaes Verstraeten op sijn handen zeer is gequest van eenen houw, tselve gedaen sijnde sijn noch meer ander huyslieden gecommen die den voirs. Niclaes soe gequest vindende hebben een van de ruyters op sijn hoeft geslagen ende gequest, sonder dat sij deponent weet wien tselve heeft gedaen... en heeft haer lectuere dese geteeckent
+ Die merck Maycken van Avont. | |
1643. De magistraat van Keerbergen geeft aan Don Pedro Alcantara, gouverneur van Lier, een getuigschrift, inhoudende, dat hij gemeld dorp nooit overlast heeft aangedaan, maar dat hij het integendeel groote diensten heeft bewezen.Wij drossaert, meyer ende schepenen der heerlijcheyt van Keerbergen gemeynlijck certificeeren voir | |
[pagina 165]
| |
de gerechte waerheyt op den eedt, int aencomen onzer ampten gedaen, aen alle de gene die dese tegenwoirdige letteren sullen sien oft hoeren lezen, ter instantie ende versuecke van Don Pedro Alkantera, gouverneur der stadt van Liere, hoe dat de selve heere gouverneur geduerende den selven heeft bedient het selve gouvernement, noynt onse gemeynte int generael oft particulier heeft gedaen eenige moyelijckheyt oft molestatie van beschoyninge oft anderssints, maer ter contrarien ons heeft bewesen alle vrientschap ende gediensticheyt ende ons in diversche occurentien gedaen groote behulpsaemheyl als wij tselve van hem hebben versocht gehadt, sulcx dat de selve meer als andere voirgaende gouverneuren in onsen noodt ons heeft bijgestaen ende geassisteert gehadt, in der voegen dat wijlieden van den selven nyet en weten te seggen 't gene eenichsints sijne eere, naeme, fame ende reputatie soude achterdeelich wesen, dan ter contrarie alle eere, deucht ende vrientschap, die onse gemeynte geduerende sijne regeringe van hem heeft genooten. Ende want goddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige saecken der waerheyt getuygenis te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij drossaert, meijer ende schepenen voergenoempt dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen ende onsen gemeynen schependoms segel op het spatium gedrukt, om den heere requirant te dienen daer ende soe sijnen raet gedragen sal.
Gedaen desen xxen augusti 1643.
JACOBS. 1643. | |
[pagina 166]
| |
kapitein Louis Fayero; zij vertrekken naar Vlaanderen. 2o twee regimenten infanterie, dat van den Baron van Hembyse, en een regiment Engelschen (die later te Aerschot zijn), strekkende ten geleide van meer dan 130 gevangene geuzen; 3o achttien compagnien cavalerie onder commando van den hertog van Albuquerque; 4o Baron Ernst van BerloGa naar voetnoot1) met zijne compagnie, waarbij 34 spaansche musketiers. Het leger van generaal Cantelmo te Werchter, Rijmenam en Bonheyden. Vernielingen te Keerbergen. Oorlogschattingen.Wij Henrick van der Roest, meyer, Jan Voet ende Jan Boschman den jongen, schepenen der heerlicheyt van Keerbergen, verclaeren ende atesteren op den eedt int aencommen hunder ampten gedaen, waerachtich te sijn, ter instantie ende versoecke van Gomaer Scheppers, pachter van den hoeve van den erffgenaemen van mijn heere le compte, dat binnen deser voirs. heerlijcheyt van Keerbergen den voirleden somer heeft gelegen gehadt, vier mael het volck van sijne conincklijcke majesteyt, als te weten ontrent Sint Jan seven compaignie peerden daer over commandeerde capiteyn Louys Fayero, de welcke daer lagen twee oft drye dagen tot dat sij marcheerden naer Vlaenderen; eenigen tijdt daer naer ontrent den oigst heeft daer voir de tweede reyse gelogeert twee | |
[pagina 167]
| |
regimenten te voel, te weten den Baron d'Embisen, met noch het regiment engelsche, tegenwoirdich tot Aerschot liggende vier compaignien peerden, bij hun hebbende een hondert ende in de dertich gevangene geusen commende van het casteel van Jasse. De derde reyse heeft daer gelegen achthien compaignien peerden, waer over commandeerde ducque d'Albikercke; ten lesten heeft in october lestleden als het leeger of wel de generael Cantelmo was liggende met de infanterie ende geschut tot Wechter ende de ruyterye tot Rijmenam ende Bonheyden, heeft binnen de voirs. heerlijcheyt van Keerbergen gelegen een maendt lanck den Baron de Berlo met sijn compaignie peerden, bij hem hebbende voir sijn sauvegaerde vierendertich musquetiers van een regiment spaenjaerden, op alle welcke reysen ende keeren den requirant groote schade heeft geleden in sijne besaeytheijt, merckelijck de ierste reijse seer gedestrueert sijn weecke granen, waer over hem van het dorp wegen egeen vergeldinge en is gedaen geweest, mits den eenen slach of tochte op den anderen was vallende, hoewel nochthans de eetslieden de schade hadden opgenomen, hebbende van gelijcken seer groote schade geleden van den voirs. twee regimenten te voeten, ende de schade die hem requirant is geschiet van de achtien compaignien peerden hebben wij comparanten de schade daer naer geschat den ixen augusty lestleden op xxxviij guldens x stuyvers, volgens dacte hem daer van gegeven. Ende de leste reyse heeft den requirant om te salveren sijn voyeragie oyck om te beletten dat de huysinge ende schuere vant voetvolck nyet en soude woirden affgegroecken, heeft aen sauvegaerden betaelt over de achthien guldens, hebbende nyettegenstaende de ruyters int op ende afftrecken van de wacht hem requirant groote schade gedaen in sijn voyerye, tgene de selve sauvegaerden | |
[pagina 168]
| |
nyet en hebben connen beletten, wat debvoir men daerom heeft gedaen, hebbende evenwel tot onderhouden van de voirs. ruyterye ende musquetiers moeten contribueeren drye guldens van het bunder, bedraecht over seventhien bunderen van sijne hoeve de somme van eenenvijftich guldens, vuyt de vierentwintich hondert guldens dat de voirs. compaignie peerden ende musquetiers hebben int onderhouden gecost gehadt, sulcx dat redelijck is dat den requirant hem van sijne meesters van den hoeve quijtscheldinge woirt gedaen, gelijck als alle andere geschiet merckelijck onder welck ander wijlen van Vincx heeft van den heere prince van Chimeye, Philips de Greve oyck van sijne meestere gehadt elck een jaer quijtscheldinge van hunne huere. Ende want goddelijck ende redelijck is der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben wij meyer ende schepenen dese bij onsen secretaris laten schrijven ende teeckenen consenterende den requirant daervan een oft meer acten in behoirlijcke formen. Aldus gedaen desen xxxen Januarij 1644.
Mij present JACOBS. 1644. | |
Tijdens het beleg van Leuven door de Franschen, voeren dese eenen inwoner van Keerbergen gevankelijk weg. Paarden worden gestolen. Vijf compagniën cavallerie komen te Keerbergen. De Graaf de Fontaine is met het geheele leger des Konings, gedurende verscheidene jaren, bij herhaling te Werchter in kwartier geweest. De ruiterij doet strooptochten te Keerbergen. De commissaris generaal komt met zijne cavallerie te Keerbergen. Kapitein Don Bragille rooft vee. De Hertog van Albuquerque | |
[pagina 169]
| |
en generaal Cantelmo kampeeren te Werchter met de legers van den Koning. Keerbergen krijgt cavalerie in garnizoen; verwoesting van huizen en oogst, enz.Wij drossaert ende schepenen der heerlijcheyt van Keerbergen ter vierschare vergadert sijnde, certifficeren voir de gerechte waerheyt dat op heden, datum van desen, voir ons sijn gecommen ende gecompareert in propre persoene Michiel Boschman, oudt ontrent vier en viertich jaeren, ende Hendrick Smolders, oudt ontrent negen en dertich jaeren, innegesetene alhier, ende hebben verclaert ende geattesteert, gelijck sij verclaeren ende attesteren mits desen op hunne eere, trouwe ende mannewaerheyt in plaetse van eede deselve presenterende te doen tallen tijde, des noot ende versocht sijnde ter instantie ende versuecke van Jan Celen oyck alhier woonachtig, waerachtig te sijn, dat denselven requirant tsedert den franchoisen tijdt, dat is als de selve de stadt van Loven hadde belegert, groot schade heeft geleden doir dien hij requirant alsdoen van de selve franchoisen is gevangen geweest, die hem alsdoen oyck hebben ontvoirdt een merre peert met een schoon hencxt veulen, tgene hij requirant van de ierste comparant hadde gecocht over eenige jaeren te voiren, sijnde hem requirant alsdoen oyck tongoede gemaeckt eenen bempt die hij met haver hadde gezaeyt ontrent dAusbrugge, ende een jaer daer naer int gadt van den Oist hebben alhier binnen dese heerlijcheyt gelegen vijf compagniën ruiters die men was heetende de Heer Hamers, die alsdoen den requirant sijnen oighst geheelijck hebben bedorven, sulcx dat hij daer van luttel oft nyet veel heeft geproffiteert. Daer naer heeft wijlen Sijne Excellentie de graeve van Fontaine met geheel leger van Sijne Conincklijcke Majesleyt twee oft drye reysen | |
[pagina 170]
| |
op diversche jaeren gelegen tot Wechter, alswanneer de ruyterye was liggende binnen Keerbergen voirs., de welcke den requirant groote schade hebben gedaen ende eenigen tijdt oyck daer naer als den commissaris generael met sijne ruyterye tot Keerbergen ontrent bamis was liggende, heeft den capiteyn Don Bragille den requirant genomen twelf schapen ende heeft de reste van de selve coye aen hem moeten ranchoeneren voir seven pattecons. De volgende jaeren heeft ducq d'Albuquercke ende generael Cantelmo met de legers van sijne Conincklijcke Majesteyt te Wechter voirs. gelegen ende de ruyterye telcken hebben gelegen tot Keerbergen voirs. alswanneer den requirant groete onsprekelijcke schade heeft geleden, oversulcx datselven jaer schaeren sijn gepasseert, sonder datter volck van oirloge hebben gelegen gehadt ende den requirant altijts seer beschadicht is geweest, soe in sijne graenen, werck ende herdt, oyck sijne bestialen, sijne meublen, als affbreecken van sijne huysinge ende dat vuyt redene hij requirant op de baene ende passagie is woonende. Ende want goddelijck ende redelijck is in alle rechtveerdige saecken der waerheyt getuygenisse te geven, besunders des versocht sijnde, soe hebben sijlieden comparanten dese hun verclaeren in geschrifte laten stellen, consenterende onsen secretaris den requiranten een oft meer instrumenten daer van gelevert te woirden in behoirlijcker formen. Ende om des toirconden soe hebben wij schepenen voirnoempt onsen gemeynen schependoms segel opt spatium gedruckt. Gedaen ende gepasseert int jaer ons heeren als men schreeff duyssent sesse hondert ende eenenvijftich tweentwintich dagen in de maent van februarij. Mij present JACOBS. 1651. | |
[pagina 171]
| |
1653. Kapitein de Decker formeert eene compagnie ruiterij. Werving van rekruten te Keerbergen en Rijmenam. Waarin de uitrusting van een ruiter bestond in dien tijd.Op heden den xiijen Julij 1653 compareerde voir Henrick van der Roost meyer, Jan Cornelis ende Adriaen Pieters, schepenen der heerlijcheyt van Keerbergen, Sicur Jan van Onsenaert, cornet van den heer capiteyn de Dekker, lichtende hier ende onder Rijmenam doir oirdre van sijne Hoocheyt een compaignie peerden ten diensten van sijne Majesteyt ende heeft in onse tegenwoirdicheyt aengenomen Franchois Gallet, geboren van Antwerpen, ende woonende tot Mude, jurisdictie van Wechter, om sijne voirs. majesteyt ende den voirs. capiteyn te dienen als ruyter, belovende deselve Franchois hem daer inne te quyten gelijck een ruyter met eenen behoirt te doen, mits nochtans dat den voirs. heer cornet hem voir het vertreck vuyt dit quartier sal leveren een peert, sadel ende thoem met twee pistolen ende een carabijn, ende ingevalle den selven heer cornet aen sijn voirs. beloefte voldoet, soe sal de selve Franchois hem moeten vorsien ende besorgen tsijnen coste twe stevels oft leersen, mantel ende deegen. Aldus gedaen ten daege, jaer, maende ende present als boven.
Mij oyck present JACOBS. 1653. | |
Bij zijn testament legateert de pastoor van Keerbergen, Willem Laenen, aan zijne gemeente, om eene wekelijksche mis te lezen, eene | |
[pagina 172]
| |
som, die hij haar had voorgeschoten tot goedmaking der kosten van het onderhoud van den hertog van Holstein met zijne officieren en vaandrigs, toen zij in dat dorp verblijf hielden.Op den derden october 1668 compareerde voor Henrick van der Roest, meyer ende stadhouder des heere drossaert Michiel Boschmans ende Peeter Hollemans, schepenen deser heerlijcheyt van Keerbergen, ter vierschaire vergadert sijnde Jan van Horick, Guillaume de Grove ende Adriaen Docx, schepenen, Anthoen Claes, Balthen Haverhals, Jan Serneels ende Guillaume Claes, borgemeesters, ende alsoo representerende in de selve gemeynte ende alle d'innegesetene van Keerbergen, welcke voors. comparanten hebben bekendt van op den xvj april lestleden wel ende deuchdelijck ontvangen te hebben vuyt handen van heer Andries Laenen, presbiter, betaelende als erfgenaem van wijlen heer Guillaume Laenen, presbiter ende pastoir alhier, in voldoeninge van het legaet gemaect bij den selven heer Guillaume tot fondatie vant heilig sacrament misse alle donderdaegen in de kercke alhier te celebreren, welcke fondatie heer Adrianus Heylen tegenwoirdigen pastoir alhier ende Jan Verswij, kerckmeester hebben geaccepteert, de somme van zesse hondert guldens eens in goeden, gepermitterden gelde volgens Sijne Majesteyts evaluatie, welcke voors. somme de voors. comparanten verclaeren opgenomen ende hen getelt te sijn tot proffycte van de gemeynte in hennen grooten noot tot betaelinge soo van de taefel van den hertoch van Holstijn, het dachgelt van den major, capiteyn, luitenants, alpherissen, etc. binnen dezer heerlijckheyt gelogeert geweest sijnde, beloovende voor de voors. somme tot profijtte van de zelve fondatie te betaelen eene erffelijcke rente van xxxvij guldens x stuyvers | |
[pagina 173]
| |
tsjaers, behoudens in gevalle van de betaelinge binnen ses weken voer elcke verscheyndach sij sullen gestaen met xxx guldens tsjaers altijt vrij ende exempt van alle lasten, zettingen ende impositien xe, xxe mindere oft meerdere somme innegegaen sijnde den voors. xvje april 1668, daer van d'eerste jaer verschijnen sal xvj april 1669 ende soo voorts van jaere te aere, totte afflossinge daer die altijt sal moegen geschieden alst de rentgelders sullen gelieven, met gelijcke ses hondert guldens ende de verloopen naer rate van tijde, verbindende voor het capitael ende de verloopen dier hunlieden persoonen ende generalijck alle henne goederen, have ende erve, present ende toecomende, elck een voor al ende als principael, sonder divisie oft discussie, met beloefte van de selve somme te besetten ende hypotequeren op goeden ende suffisante pante, tot contentement van den heere pastore, etc. Actum ut supra. |
|