Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 12
(1889)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |
Brief van Antonio van Diemen aan Bewindhebbers der O.I. Compagnie,
| |
[pagina 308]
| |
werdGa naar voetnoot1), dat hij in 1631 als Admiraal met de vloot in Holland terugkeerde, daarna in het volgende jaar door Bewindhebbers als eerste Raad en Directeur-Generaal terug gezonden werd, om in 1636 Brouwer als Gouverneur-Generaal op te volgen. De brief wordt in originali bewaard in het Oud-Koloniaal Archief (Rijks-Archief.) | |
Ed. Eerentfeste, wyse, voorsienige ende zeer discrete Heeren.Omtrent 13 maenden, nadat ik mij van Amsterdam (par faute van vermogen) absendt gehouden hadde, ben met UEd. schip Mauritius op 4 January 1618 na Indiën gevaeren, ende den 22en Augusti (Godt loff) voor Bantam wel aengecomen, in goede en vaste hoope, door wel doen van mijn geringhe en slechte conditie (daer inne wt gecomen ben) tot meerder metter tijt te geraecken. D'apparentiën hebben mij tot noch toe met seer goede hoope gevoedet, alsoo weynich dagen naer ons arrivement, tot Jacatra geordonneert ben om in voorvallen, daer toe bequaem mochte wesen, gebruyckt te werden. Dit en is niet door gratie, faveur noch briefven van recommandatie door mij te weghe gebracht (alsoo geene gehadt hebbe), veel min kennisse aan d'Overhoofden, soo van 't schip, als hier aan landt; maar Godt, die alleen mijn goet voornemen in dese bekendt is, den welcken bidde t'selvighe voirder te laeten succedeeren, tot profijt van de generaele Compagnie, contentement van mijn crediteuren, t'mijnder eere, ende | |
[pagina 309]
| |
tot verdriet van mijn benijders. Doch tot mijn groot leetwesen en discourage van mijn goede intentie, is mij voor weijnich dagen bij gevalle ter notitie gecomen de recommandatie, die UEd. over mijn persoon (int artickel vande gedebautscheerde quanten) aen de Ed. H. Generael ende zijnen Raet, per den brieff van dato 10 April 1618, met t'schip Haerlem gesonden, sijn doende, genoechsaem om mij van alle hoope t'ontblooten. UEd. hebben meer dan gelijck op haere dienaren hier ter lande te doen letten. Jaa, is haar niet weynich alhier in Indiën aen goet en getrouw volck gelegen. Ondertusschen hadden wel gewenst UEd. met meerder consideratie ende minder partyschap over mijn persoon en de fayten geaviseert hadden, ende soo my gesint waeren geweest, de zelvighe t'excuseeren, niet en behoorden met calomnien te beswaren. UEd. zeggen, (naer veele circumstantien over de gedebausscheerde en de ongeregelde quanten) aldus: ‘Van dese soorten is eenen Antony van Diemen, onlangs binnen Amsterdam gefaillieert’. (welck onlangs 1½ jaer is), mij met een onlangs beswarende, als off ick datelyck, naar t' overcomen ongeluck, te landt wt geloopen was, sonder yemandt te wille te wesen, daer ick my ter contrarie een geheel jaar onthouden hebbe in myns vaders huys, met weeten ende toeganck van een yegelyck. Grooten moyte ende groote instantien gedaen, alles gepresenteert wat doenlyck was, om tot accordt te geraecken, jaa, naar Indiën te gaen, opdat door myn verdiennende maendt gelden tot haer guarandt mochten comen,Ga naar voetnoot1) maar heb niet connen voirderen. | |
[pagina 310]
| |
Dat ick onder den naem van Teunnes Meeuwsen ben scheep gecomen, is wt oorsaecke, dat vrese hadde den naem van Antonio van Diemen meer in Indiën bekent was, als den parsoon selffs, ende niet om UEd. t' abuseeren oft voor onbekendt t' scheepe door te gaen. De waerheyt hier van blijckt, want scheep comende en was van niemant gekendt; hebbe my selffs aende H. Hendrik Brouwer (nadat ettelycke dagen door hem geimploieert was geweest) geopenbaert ende bekendt gemaeckt, als wel wenschten, dat UEd. van myn vertreck verwichticht waeren, op hoope van haer faveur te genieten, by UEd. geconsidereert synde de genegentheyt ende rechtvaerdighe occasie, die ick voor hadde. Soo UEd. gelieven informatie te nemen op myn vorighe leven ende wandel, sullen nimmermeer bevinden, dat oyt gedebausscheert ben geweest, noch my in ongeregeltheyt van leven hebbe verloopen. Jan Engels is d'eenigh oorsaecke van myn ruinne ende verderff, die sy Godt myn getuyche, die ick bidde UEd. t'inspireeren tot moderatie vande gegeve ordre, laetende desulcke daarvan alhier disponneeren, die mettertyt van myn weldragentheyt volcomen contentement sullen hebben, op dat recompentie na myn daden mach genieten. De Comp. is machtich, doch heeft somwijlen t' faveur van sulcke van noode, die t' welvaeren van Antonio van Diemen lieff is. | |
[pagina 311]
| |
De H. Generael is niet licht vaerdich int' verkiesen, noch en gelt by syn Ed. geen faveur, soo de persoonen sulcx niet en meriteeren. Dan t' schijnt het op my gemundt is geweest, en heel in disgratie ben, doch verhoope, met Godt, dat de weldragentheyt ende goede diensten my (des niettegenstaende) sullen doen avanceeren ende voirderen. Bidde alleenlyck UEd. om soo veel credits te geven, als de daden sullen meriteeren. Hiermede, Ed. Eerentfeste, wyse, voorsinighe ende seer discrete Heeren, sal UEd. naer hertelycke ende onderdanighe groetenisse, inde genadighe bescherminge des Alderhoochsten beveelen, die UEd. verleene, dat salich is.
UEd. dienstwillige Dr. Antonio van Diemen.
Int fordt Jacatra op Java ady pme Augusto 1619.
Superscriptie.
Ed. Eerentfeste, wijse, voorsienighe ende seer discrete Heeren, mijn Heeren de Bewindhebberen der Generale Vereenichde Oost-Indische Compa. residerende tot Amsterdam: per schip den Eenhoren, dat Godt bewaere. |
|