Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 11
(1888)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 400]
| |
Gedenkschrift van Joris de Bye, betreffende het bewind van Oldenbarnevelt,
| |
[pagina 401]
| |
Het verdient, naar mijn oordeel, ten volle de eer, die het Historisch Genootschap het heeft waardig gekeurd, om in de Bijdragen en Mededeelingen gedrukt te worden. In de eerste plaats verdient het dit om het onderwerp, dat er in behandeld wordt, het bewind namelijk van Johan van Oldenbarnevelt, maar veel meer nog om den auteur, die van dat bewind een beoordeelend overzicht geeft. Weinige maanden nadat Oldenbarnevelt als Advokaat van Holland was opgetreden, werd Joris De ByeGa naar voetnoot1), in plaats van den befaamden Reingoud, tot Thesaurier-Generaal der Unie aangesteld en kreeg als zoodanig zitting in den Raad van State. Hij bleef die betrekking zijn leven lang bekleeden, tot in 1628. Hij was dus in staat, gelijk slechts enkelen, het bewind van den Advokaat van nabij gade te slaan en in zijn gansche verloop te overzien. Hij was verder, volgens getuigenis van allen die hem gekend hebben, een braaf, rechtschapen en bekwaam man, en zoo onpartijdig als men in zijn tijd en onder zijn omstandigheden zijn kon. Hij stond aan de zij van Maurits en van de Staten-Generaal tegenover Holland en den Advokaat, maar hij had toch zijn vrienden in beide partijen. Huig De Groot, van wien zijn echtgenoote een nicht was, bediende zich na zijn val van hem als tusschenpersoon bij Prins Maurits, en, al mocht daaruit ook niets goeds voor hem zijn voortgevloeid, toch erkende hij dankbaar ‘de weldaden (het zijn zijn eigen woorden) die UEd. mij en de mijnen in dese afflictie hebt bewezen’Ga naar voetnoot2). | |
[pagina 402]
| |
Aan zóo iemand verleenen wij gaarne gehoor, wanneer hij ons zijn oordeel over den Advokaat als staatsman zeggen wil, en wij betreuren het slechts dat hij zijn rede afbreekt, juist op het punt waar zij voor ons het belangrijkst zou zijn geworden. Wat hem weerhouden heeft voort te gaan, kunnen wij zelfs niet gissen. Uit zijn aanhef maak ik op, dat hij geschreven heeft niet lang na de ontknooping der verwikkelingen, waarschijnlijk nadat de gerechtelijke moord, aan den Advokaat gepleegd, diens aanhang reeds ‘tot wraak was komen prikkelen’, maar stellig voordat in 1623 de poging om aan Maurits wraak te nemen beproefd en mislukt was. Dus heeft het den auteur, die eerst in 1628 overleed, zeker niet aan den tijd ontbroken om zijn opstel te voltooien. Misschien dat de bezwaren, die zijn voorzichtigheid reeds bij den aanvang duchtte, hem hebben afgeschrikt van het verder uitspreken van een oordeel over zaken, die de hartstochten al feller en feller aanbliezen. Hoe dit zij, wij hebben minder reden om het te betreuren dat wij niet alles hebben ontvangen, dan om dankbaar te zijn dat ons zooveel althans, waarop wij niet hopen konden, geschonken wordt. Dat het oordeel, hoewel gematigd, in het algemeen ongunstig voor den Advokaat luidt, zal de lezer al dadelijk bemerken. Ik zal op het gewicht hiervan niet afdingen; maar het zij mij toch vergund de redenen op te geven, waarom ik er niet meer aan hecht, dan de feiten, waarop het berust, op zich zelf beteekenen. Reeds zeide ik dat De Bye onpartijdig was zooveel men dat wezen kon onder de omstandigheden waarin hij verkeerde. Die omstandigheden moeten wij in het oog houden, als wij de waarde van zijn uitspraken zullen beoordeelen. Toen hij schreef had zich in de kringen, waarin hij | |
[pagina 403]
| |
verkeerde, de publieke opinie stellig tegen den Advokaat verklaard, en hield men zich overtuigd dat hij veel meer tot zijn laste had dan het gerechtelijk onderzoek aan den dag had gebracht. De rechters hadden in den begeleidenden brief, waarmee zij het vonnis aan de provinciën verzonden, dit met zooveel woorden verzekerd. Aan zulk een achterdocht, als zij algemeen verbreid is, ontkomt bijna niemand. De Groot heeft het eerlijk beleden, dat hij, toen hem in zijn gevangenis door de heeren, die hem in verhoor namen, ten stelligste werd verzekerd, dat zij tegen Oldenbarnevelt overtuigende bewijzen van schuld in handen hadden en bevonden dat alles waar was wat in de pamfletten tot zijn nadeel was gezegd, zelf aan het twijfelen raakte. ‘Ik beken (zegt hijGa naar voetnoot1)) dat ik zulks verstaande vele actiën van den Advokaat, in dewelke ik notoirlijk van hem had verschild, heb gehouden voor suspect’. Als een der vertrouwdste vrienden van den gevallen staatsman door den laster van hun beider vijanden dus aan het wankelen werd gebracht, hoe onweerstaanbaar moet dan de invloed zijn geweest, dien het kwaad gerucht op gemoederen uitoefende als van Joris De Bye? Want dit dient in de tweede plaats niet vergeten: De Bye had het nooit op den Advokaat begrepen gehad. Als lid van den Raad van State had hij zich steeds door hem, ik bedoel door zijn regeeringsbeleid, verongelijkt geacht. Hij wist nog uit eigen ervaring, hoe groot het aanzien van den Raad was geweest, tijdens Leicester het bewind voerde, en hij had later ondervonden hoe dat aanzien, in strijd met het tractaat met Engeland van 1585, door de Staten-Generaal gedurig was besnoeid, en tot een minimum ingekrompen. Wat | |
[pagina 404]
| |
op deze wijs de Raad had verloren, hadden de Staten van Holland en hun Advokaat zich grootendeels aangematigd. Kon het dan wel anders, of hij moest dit aan de heerschzucht en baatzucht van Oldenbarnevelt toeschrijven, die inderdaad heerschzuchtig van karakter en niet vrij van eigenbaat was? Vooral nadat die grootheid ten val was gebracht en de schuld door een doodvonnis bewezen scheen, moest hij wel meenen, dat al het verkeerde, hetwelk onder zijn bewind was geschied, door den Advokaat met voorbedachten rade uit zelfzuchtige bedoelingen was aangericht. In dien geest is de Memorie van De Bye gesteld; en juist omdat wij uit de omstandigheden, waaronder zij geschreven werd, voorzien konden dat zij aldus gesteld worden zou, moeten wij op onze hoede wezen om ons niet door haar te laten meesleepen. Wij zijn in het bezit van meer bescheiden dan zelfs De Bye over zijn tijd kende; wij weten wat na hem is voorgevallen, en bezitten een ervaring, die zijn deel niet kon zijn; bovenal wij zijn onbevooroordeeld, omdat de waarheid aan onze belangen niet kan schaden noch baten. Wij hebben dus recht om tegenover zijn beschouwing ons eigen gevoelen te handhaven. Wat hij zegt bijgewoond te hebben nemen wij als waar aan, want zijn goede trouw is boven verdenking; maar de uitlegging, die hij aan de feiten geeft, toetsen wij aan ons beter weten en aan ons onbevangen oordeel. Dat is ons recht en onze plicht, onze plicht inzonderheid jegens den man, die bij zijn tijdgenooten zoo partijdige en harde rechters heeft gevonden. Wij wisten reeds van elders, dat na het vertrek van Leicester de klem der regeering, die dien ten gevolge aan den Raad van State was vervallen, door de Staten-Generaal aan dezen onttrokken en naar hun College overgebracht werd. Wij wisten insgelijks, dat | |
[pagina 405]
| |
onder de Staten-Generaal de vertegenwoordigers van Holland den toon gaven en dat weer bij de Staten van Holland Oldenbarnevelt het hoogste woord voerde. Dat alles hooren wij door De Bye bevestigen en met voorbeelden staven. Het wordt ons door zijn verhaal nog duidelijker dan het ons reeds was. Wij erkennen ook de juistheid van wat hij beweert, dat de regeering door dit ingrijpen in den werkkring van den Raad van State uit haar voegen gewrongen en misvormd is geworden. Het nageslacht heeft er de heillooze gevolgen van ondervondenGa naar voetnoot1). Maar is daarmee de daad en de bedoeling van hem, aan wien zij bovenal te wijten is, veroordeeld? Ik ontken dit ten stelligste Wat in zijn gevolgen verkeerd heeft gewerkt, was op het oogenblik, toen het als redmiddel werd aangegrepen, het meest doelmatige, het heilzaamste wat gedaan worden kon, wellicht het eenig mogelijke. De man, die dit aldus ingezien en doorgedreven heeft, verdient dank en eer voor zijn bedrijf. Te laken zijn alleen zij, die, toen het tij was verloopen, de bakens niet hebben verzet. Om het gebeurde in 1588 en volgende jaren te begrijpen moet men bedenken wat er aan was voorafgegaan. Met Leicester had Holland een strijd om zijn bestaan, om zijn welvaart en onafhankelijkheid, gestreden en er in overwonnen. De landvoogd was vertrokken en had zijn waardigheid neergelegd. Maar als zijn plaatsvervanger was de Raad van State gebleven, waarin de Commandant van het Engelsche leger, bijgestaan door twee Engelsche raadsheeren, het overwicht behield. Gelukkig echter was die Raad, zoo samengesteld en van zijn hoofd verstoken, niet in staat den strijd krachtig voort te zetten. Wat lag | |
[pagina 406]
| |
nu meer voor de hand dan dat de overwinnaar, om staande te blijven tegenover den voorspoedigen Spaanschen vijand, de leiding der zaken aan zich trok en den Raad van State tot een werktuig in zijn hand hervormde, zooveel het tractaat met Engeland het slechts eenigszins gedoogde? Een nieuwe instructie, in de plaats der vorige, die voor dat doel niet deugde, werd opgesteldGa naar voetnoot1), en daarin duidelijk uitgedrukt, dat de Raad het uitvoerend bewind zou voeren, maar het souverein gezag bij de Staten-Generaal berustte. ‘Ende staat wel te noteeren (zegt de GrootGa naar voetnoot2) dat deze Instructie sorghvuldelijck is ingestelt om te vermijden de dispuyten, die ten tijde van den Graaf van Lycester tusschen den Raad van State ende de Provinciën waren gevallen.’ Disputen ontstonden niet te min. De Raad en vooral zijn Engelsche leden lieten zich niet zonder tegenspraak terugzetten. Bodley beweerde en niet zonder grond, dat ‘volgens het tractaat de gansche regeering en het beleid van alle zaken eenig en alleen aan den Commandant van het Engelsche secours te zamen met den Raad van State toekwam, en dat de nieuwe instructie aan het gezag van den Raad veel te kort deed’Ga naar voetnoot3). Aan Oldenbarnevelt in de eerste plaats weten de Engelsche heeren die inbreuk op het tractaat, evenals De Bye het doet in zijn Memorie. Moeielijke dagen had de Advokaat toen te. beleven; maar, in de kracht van zijn jaren, durfde hij aller gramschap trotseeren. Hij genoot het volle vertrouwen van de Staten van Holland, en wist de Staten | |
[pagina 407]
| |
der landprovinciën te overtuigen dat zij, zonder den bijstand van Holland, aan den Spanjaard verloren moesten gaan. Weldra was hij even invloedrijk, wij mogen wel zeggen, even alvermogend in de Staten-Generaal als in de Staten van Holland. Aan zijn overreding was het te danken, dat de stadhouder van Holland ook door Utrecht, Gelderland en Overijsel tot stadhouder begeerd en benoemd en door de Staten-Generaal aangesteld werd. Maurits was in die dagen de rechterhand, gelijk Oldenbarnevelt het hoofd van Holland, en Holland was de ziel van de Generaliteit. Hoe groote zaken zijn door dat organisme volbracht! Binnen tien jaren welk een ommekeer ten goede! Onmogelijk had een raad van regeering, als dien Leicester had achtergelaten, steeds het oog op Engeland gericht houdende en met Holland voortdurend in twist en wederkeerig door Holland verdacht, zoo iets kunnen uitrichten. Als ooit een machtsaanmatiging gerechtvaardigd is door het gebruik, dat van de macht werd gemaakt, en door de uitkomst, waartoe zij heeft geleid, dan is het die, waaraan Holland en Oldenbarnevelt zich in 1588 hebben schuldig gemaakt. Wil men dit heerschzucht noemen, ik zal het woord niet wraken; maar dan verklaar ik mij tegen elke kwade beteekenis die men aan het woord zou willen hechten. Oldenbarnevelt zocht te heerschen, omdat hij zich bewust was dat hij, en niemand zoo goed als hij, het schip van Staat uit de holle zee, waarop het zwalkte, in de behouden haven kon voeren. En vergeten wij het niet, hij kon deze heerschzucht bot vieren, omdat allen hem gaarne lieten begaan. Nooit had hij kunnen doen wat hij gedaan heeft, nooit zijn doel kunnen bereiken, indien niet allen in hem vertrouwen hadden gesteld. Na zijn val getuigde Willem Lodewijk te recht: ‘hij was in groot | |
[pagina 408]
| |
credit, deed alles, ende men liets doen’Ga naar voetnoot1). Ik voeg er bij: men liet het hem doen, omdat men geen ander in staat achtte om het zoo goed te doen. Toen het gevaar geweken, toen de oorlog gedurende twaalf jaar geschorst was, zou het de tijd zijn geweest om een beteren regeeringsvorm aan te nemen. Niemand die daarvan dieper overtuigd was dan Oldenbarnevelt zelfGa naar voetnoot2). Maar om er op dat tijdstip toe over te gaan zou een onbaatzuchtigheid van noode zijn geweest, zoo groot als men met billijkheid van geen staatsman en van geen staatspartij kan vorderen. De regeering had intusschen een plooi aangenomen geheel naar den zin en in het voordeel van Holland: aan die provincie was de voorrang en de leiding der Unie ten deel gevallen. Geen hervorming was denkbaar, waarbij haar deze, althans in die mate, zou worden gelaten. Reeds betoonden haar gedurig duidelijker de overige gewesten hun afgunst en hun naijver. Ook Oldenbarnevelt kon de plaats, die hij in de Unie innam, niet behouden bij eenige denkbare hervorming. Ook hij was omgeven door benijders en belagers. Met Maurits trok hij niet langer ééne lijn. Om dezen schaarde zich integendeel zijn vijanden. Kan men het hem euvel duiden, dat hij onder zulke omstandigheden niet Holland heeft overgehaald tot een hervorming, waarbij beiden vrijwillig een gedeelte der verkregen macht aan hun tegenstanders zouden hebben overgedragen. Wie dit van hem durft vergen - wat zal hij wel moeten zeggen van de overwinnaars, die in 1618 hem verstieten en zijn plaats bemachtigden. Toen hadden dezen het in hun macht goed te maken, wat zijn | |
[pagina 409]
| |
heerschzucht volgens hun zeggen had misdaan, en aan den Raad van State het gezag terug te geven, dat door de instructie van 1588 ten nadeele van het gemeene best hem ontnomen was. Plannen van zulk een hervorming zijn ter sprake gebracht. Er bestaat nog een ontwerp uit dien tijd, afkomstig van een der in 1618 afgezette Haarlemsche regenten, Van der Laen, volgens hetwelk de Raad van State, met den Prins aan het hoofd, zou regeeren, en de Staten-Generaal als weleer eenmaal 's jaars en slechts op zijn aanschrijving vergaderenGa naar voetnoot1). Maar bij de partij, die overwonnen had, is iets diergelijks zelfs niet in besprek gekomen. In de verhouding tusschen de Staten en den Raad van State is volstrekt geen verandering gebracht, noch in voorschrift noch in de praktijk. In 1628 vindt de Raad zich genoopt nadrukkelijker dan ooit te klagen, dat alle zaken van gewicht door de Staten buiten hem om worden beleidGa naar voetnoot2). Is die latere handelwijs van zijn tegenpartij geen volledige vrijspraak voor Oldenbarnevelt? Mij dunkt, zij bewijst, dat de Advokaat, na het vertrek van Leicester, de zaken heeft beleid zoo als zijn meesters, de Staten, het verlangden, en verlangden omdat onder de toenmalige omstandigheden zoodoende het landsbelang het best werd bevorderd. Dat tevens hun heerschzucht en die van den Advokaat daarbij haar rekening vonden, hetgeen ongetwijfeld het geval was, mag niet tot de hoofdreden van hun gedrag worden overdreven. Het is een gewone dwaling te meenen dat, indien een staatsman persoonlijk welvaart bij een maatregel, door hem in het belang van het gemeenebest ge- | |
[pagina 410]
| |
nomen, zijn eigenbelang het wezenlijke doel van zijn daad is geweest. Zoo heeft men soms Prins Willem I verdacht van voornamelijk zijn eigen grootheid in den opstand tegen Spanje beoogd te hebben, omdat hij bij zijn dood op het punt stond van tot Graaf van Holland en Zeeland verheven te worden. Zoo heeft men ook Oldenbarnevelt beticht van voornamelijk, zoo niet alleenlijk, uit zelfzucht voor Holland's overwicht in de Unie te hebben geijverd. De waarheid is, dat de een zoowel als de ander zijn eigenbelang niet voorbij zag, maar dat eigenbelang vereenzelvigd had met wat hij het belang van den staat achtte te zijn. Hun vijanden hebben dat ook zoo begrepen en metterdaad betoond. Spanje zocht in den Prins den opstand te dooden, en de Staten-Generaal in Oldenbarnevelt de hoogheid van Holland te vernederen. De een zoowel als de ander is vermoord, niet wegens eigen schuld alleen of voornamelijk, maar als de vertegenwoordiger eener machtige staatspartij, die men ten val zocht te brengen. R.F.
TeGa naar voetnoot1) seggen al wat men weet (al ist waer) es grote onwijsheyt, jae met pericule gemengt, ende veel meer zulcx te scrijven, bijsonder in tijde van inlantschen | |
[pagina 411]
| |
onrust ende dat de relequien van den voorgaenden brant noch smoecken, met pericule omme somwijlen wederomme in eene lichte vleughe te ontsteecken, dewelcke nimmermeer zoe haest, alsmen wel gaerne soude sien, connen gedempt worden, alhoewel bij eene partije de overhant vercregen zijnde, de regieringe eenichsints tot een forme wederomme schijnt gebracht te zijn, want tgemene volck vuyter nature eer tot partijschap ende rottinge es te blasen, als daervuyt weder tot stilte te brengen; ende gelijck aen dene zijde de victorie den onderleggenden ten hoochsten leet doet ende tot wraecke prickelt, alsoe wort aen de andere zijde deselve bij den overwinders meest misbruyct, dewelcke daerdoer brootdroncken geworden zijnde ende gedreven off door giericheyt, eersucht, particulieren haet ofte oock al te grote vresen van verrast te worden ende andere suspicien, binnen der paelen van redelicke sachtmoedicheyt ende moderatie, daermede alle republicken voor al te saemen gehouden worden, zeer qualick connen blijven, maer meest den tijt in hardicheyt hen verlopen, daer mede zij meenende het eene gevaer te schouwen metter daet in een ander groter vallen, te weten in eenen nyeuwen haet van de gemeente, dewelcke dom ende onverstandich als een weerhaen mette wint lichtelick ommekeeren ende doch van nature genegen zijn altijt tegens doverheyt te druysschen, insonderheyt siende exempelen die eenige wreetheyt smaecken. Nyet te min soe en behoort men nyet qualick te nemen dat yemant, in zijn leven veele saecken buyten partijschap ingesien hebbende, yetwes voor zijnen eygen memorie innestelt, nyet omme historyewijs alle beleyt ende geschiedenisse daerop gevolcht particulierlick te bescrijven, maer int gros alleenlick eenige bedenckingen daerop vallende int cort aen te raecken, omme andere | |
[pagina 412]
| |
in toecomende tijden te waerschouwen hen voor disseins te wachten, daervuyt publicque twisten ende andere gevaerlicke inconvenienten zijn rijsende, daervan de victorie meesten tijt den overwinders beswaerlick ende boven maten lastich valt, soedat selver de hoofden van de partije boven alle andere haere periculen tegens haeren danck, conscientie, recht ende reden hen tot haere oneere moeten vougen ende nae de oogen sien van de gheene, wiens hulpe zij int bevorderen van haere partije gebruyct hebben, dewelcke haer altijt inbeelden op deselve groote obligatie te hebben, al ist schoon soe dat zij daerinne gecomen zijn off door eygen passien van ongerusticheyt, giericheyt, viantschappen ende andere onbehoorlicke insichten, ofte oock dat zij, haer eygen huys nyet wel bewaert hebbende, mette onsteltenisse vant gemeen haer pogen te behelpen. Nu omme voort te gaen ende tot beter verstant te comen vant naevolgende zal nodich zijn, dat de gesteltenisse van den Lande wat hooger, doch int corte, werde gehaelt. Nae de pacificatie van Gent gesloten den viiien Octobris 1577Ga naar voetnoot1), gelijck als de onverdraechlicke regieringe ende overgrote wreetheyt des Coninx van Spaignen ende van zijnen ministers het merendeel van de Nederlanden, steden ende leden van dien, daertoe dede met groten ijver tsamen lopen, zoewel die professie waeren maeckende vande roomsche religie als gereformeerden, soe gaff terstont haerlieder bijeencompste wederomme grote jalousien; dewelcke de wijsheyt ende auctoriteyt van de Prince van Oraignen | |
[pagina 413]
| |
nyet en conde overwegen, hoewel altijt daertoe groot debvoir aenwendende: nyet connende de twee religien, als de roomsche ende gereformeerde, met malcander wel huys houden, dese de quade tractementen ende mishandelingen van henlieden noch in verscher memorie hebbende ende daerover pogende in veele steden haer bij dese occasie naerder te verseeckeren, twelck nyet conde geschieden dan met affganck vande andere partije, ende daertoe meest gebruyckende tgemene volck, bij de welcke moderatie nimmermeer plaets heeft, oock nyet genoech letten opten gemeenen regel: quod homines ad religionem volunt duci, non cogi; dandere daertegens hen ten hoochsten hyerover verstorende ende, al was het soe dat zij tSpaensche jock affgeschut hadden, dat nochtans haer meeninge noyt was geweest haere religie met voeten te laeten treden, ende in allen gevalle, ten quaetsten gaende, vande Spangiaerden beter condicien zoude connen obtineren, bijsonder hen eerst offererende, als der voers. religie; de Coninck van Spaignen dit stuk van tijt tot tijt bij verscheyden artificien voedende, ende daer benevens door zijne continuele legers yder in vrese houdende, bijsonder deselve tot verscheyden tijden verdeelende, opdat, een yder op zijn particuliere defensie lettende, de gehele macht vande geunieerde zoude gedistraheert ende alsoe crachteloos blijven. Tselve heeft zooveel geopereert dat inden jaere lxxix den Coninck van Spaignen eenige plaetsen alrede met gewelt heeft verovert, andere als meest de Walsche provincien (alwaer de kennisse vande gereformeerde religie minst was gepropageert) haer hebben an hem overgegeven, ende int eynde nyet meer overgebleven zijn (boven de provincien van Gelderlant, Hollant, Zelant, Utrecht, Vrieslant ende Overijssel) als in Brabant de steden van Antwerpen ende Mechelen ende in Vlaenderen | |
[pagina 414]
| |
de stadt van Gent. Waerop gevolcht es de lelicke moort vande persoon van̄ prince van Oraignen door eenen desperaten deuchnyet, bij den C. van Spaignen geapposteert, anno lxxxiiii. Dus zijn des jaers daeraen de voors. steden van Antwerpen, Mechelen ende Gent mede gedwongen haer in handen vande Spaignaert over te geven. De zaecken vande landen dus vervallen zijnde ende de Spaignaert met alle macht aen verscheyden quartieren zijn victorie vervolgende, tzelve gaff een grote verslagentheyt aen een ygelick, insonderheyt zoe onversiens berooft zijnde van haer hooft, op wiens auctoriteyt ende wijsheyt, naest God, zij altijts principalick hadden gesteunt, ende dat prince Mauritz noch zeer jonck was om tbeleyt van soe swaere zaecken bij gelijcke auctoriteyt (als zijnen vader hadde gehadt ende voor al desen nodich was) te vervolgen, hoewel zijne Excellentie ten eersten inden Raedt van State werde aengeleyt ende oock over tbeleyt vant crijsvolck inde quote van Hollant ende Zelant gestelt; maer dese vrese vanden viant liep bij veele van de principaelste tot een geheel ander effect, als die wel hadde gedaen voor date van de pacificatie van Gendt. Want alsdoen de luyden noch in verscher memorie hebbende de exempelen van Spaensche wreetheyt achten geen vuytcompste als door desperate tegenweer, off Godt de heere deselve genadelick noch zoude mogen segenen. Maer tegenwoordich begont men te spreecken van in handelinge te comen metten Spaignaert, gelijck de andere provincien alrede gedaen hadden, ende dat beter was zulcx te doen dewijle de macht daer noch eenichsints was, als daernae dat die teenemael zoude vervallen zijn, als wanneer nyet zoude resteren als sich selffs tot believen ende genaede van ongenadige vianden over te geven. Dit hadde alreede grote schijn | |
[pagina 415]
| |
genomen inde oogen van veele principale persoonen, oock professie van de gereformeerde religie maeckende, daertoe die van de roomsche gesintheyt tallen tijden gaerne waeren toelopende, hebbende de opinie van bij handelinge te zullen connen bedingen veel voordelicker bespreecken nae haeren sinne als de gereformeerde, jae mogelick oock haere condicie te zullen verbeteren, als omme tot bedieninge van ampten ende andere voordelen te comen: een stuck vol perijckel, daeraff het beginsel voorgecomen moet werden, aengesien dat daernae den voortganck qualick can gesteuytet worden. Doch die gheene, die de zaecke verder innesagen ende daerbij overwogen wat difficulteyt het heeft te handelen nyet alleen van reconciliatie met een viant, maer dat ondersaten tracteren met haeren princen, die altijt willen gelijck hebben, jae tot straffe van deselve, als rebellen, contenderen, al ist dat de prince selver ende zijnen officieren daertoe de meeste oorsaecke hebben gegeven; ende dat mitsdien deselve ondersaten geen verseeckeringe voor haer en connen hebben, wat condicien zij oock stipuleren, als henselven in handen van haeren gestoorden prince over te geven ende verwachten al tgene dat bij de selve hen opgeleyt zal worden; ende nyet te min oock wel begrijpende wat cleyne middelen voorhanden waeren omme het vreselicke gewelt van Spaignien te wederstaen; oock hoe weynich auctoriteyt ter ophoudinge van de geene, dewelcke, ingedroncken zijnde metten soete naem van vrede aen de eene zijde ende grote vrese aen de andere zijde, zonder verder insien soe blindelinge daertoe waeren lopende, en vonden in dese perplexiteyt geen naerder middel als van twee quaeden te kiesen ende aen te vaerden het minste, te weten dat men, omme te ongaen tpericule van den viant, de landen zouden overdragen, | |
[pagina 416]
| |
onder redelicke condicien, aen een machtich prince naeburich, van de welcken deselve tegens alle gewelt zouden mogen beschermt worden, achtende beter haere vrijheyt (wanneer zij die bij hen selven nyet conden bewaeren) te versegelen in handen van een prince, haer vriendt zijnde, ende hyermede noch meer gebeneficieert als van de gheene, van dewelcken zijlieden soe wredelick waren mishandelt ende die nu zedert door haere wettige defensie te meer geoffendeert was; hebbende de zaecke zoeverre beleyt dat eene solemnele legatie van gedeputeerden vuyt elcke provincie in Vranckrijck es affgevaerdicht geweest, omme de landen aen zijne majesteyt te offereren ende voortaen aen de croone te verblijven. Maer en es tzelve nyet aengenomen worden, nyet bij gebreck van begeerte daertoe ende omme de croone met soe een heerlick lant te vergroten, maer door belet van eenige misverstanden, bij den Coninck van Spaignen aldaer binnen slants onder de hant sinisterlick gepractiseert; gelijck hij gewoon es in de naebuyrige landen altijt te doen, omme daermede van deselve te minder aenstoot ofte perijckel te verwachten, oock soeverre dat tot verscheyden maelen hij bevonden es aen die van de religie (hoe groote viantschap hij henlieden was toedragende), wanneer zij in termen van verloren te gaen gecomen waer, int secreet secours van penningen heeft gedaen. Dezen slach gefailleert zijnde, es men terstont op Engelant getogen omme aldaer gelijck offer te doen; ende, hoewel aldaer geen vresen onbrack vanden Coninck van Spaignen, henlieden verstoort zijnde, noch verder te irriteren, ingevallen de Coninginne diesaengaende met dese landen zoude handelen, nochtans, vuyt vrese dat Vranckrijck sich hyertoe naerder mochte disponeren, vonde geraeden de occasie van de presentatie nyet geheel aff te slaen, maer tot een mid- | |
[pagina 417]
| |
delwech de geunieerde landen bij eenich secours aen haer naerder te verbinden, omme alsoe hen nergens elders te begeven, ende mede omme nyet te vallen in handen van de Spangaert, wiens menichfuldige machinatien op haer persoon ende rijck al te bekent waeren, ende dan te meer zouden vallen, wanneer hij in volcomen besit van dese landen, haer zoe nae gelegen, zoude treden. In somma: Vrancrijck ende Engelant en sagen nyet gaerne dat dese landen van Spaignen werden overmeestert, ende echter waren zij van malcander jalous, van dat deen off dander eenich avantaige daerop zoude hebben. Tsecours was van tonderhoudt van duysent paerden ende vijffduysent voetknechten vande Engelsche natie, onder belofte van restitutie wanneer toorloge zoude cesseren; tot verseeckerheyt van twelcke haer in handen werden gestelt in Hollant de stadt vanden Briele, leggende opt zeegat van de Mase, ende in Zelant de stadt Vlissingen mettet fort Rammekens, gelegen opt incomen van de Wyelingen. Nu soe en waeren de Nederlanden met dit secours alleen nyet geholpen, maer hadden noch een andere siecte, die nyet cleyn was, onder haer leden, wesende gebreck van auctoriteyt in haere regieringe, nyet alleen in alle lopende zaecken maer int besonder omme te beletten den loop van degheene, dewelcke het hooft hadden hangende omme metten Spaignaert van vrede te handelen, naedemael de persoone van Prince Maurits door zijnen joncheyt nyet en conde suppleren. Ter welcker oorsaecke de gedeputeerde aenhielden omme te hebben een aensienlick personaige tot een Gouverneur, bequaem ende suffisant tot zoe groten last. Hyertoe werde voorgeslagen de Grave van Leycester, een heere vant meeste credyt te hove, cloeck ende verstandich genoech, maer beter gestileert opte monarchycque regiering van Engelant als van | |
[pagina 418]
| |
een republicque, daer de Staten souverains bleven, maeckende professie van de gereformeerde religie, doch meer vuyterlick als (nae het scheen) inwendich. Dese heere, overcomende alhyr te lande met zeer grote pompe ende conincklick gevolch, wordt oock ten besten nae de maniere vant lant overal in de steden, daer hij passeerde, onthaelt, ende terstont voor Gouverneur-Generael solemnelick verclaert; daer benevens es henGa naar voetnoot1) een Raedt van State van gequalificeerde vuyt alle de provincien, benevens twee Engelsche raedtsheeren volgende tgemaecte accoort, bijgevoecht; oock tot verseeckerheyt van de gedragene consenten hem de administratie van imposten, convoyen ende licenten in handen gestelt; oock last gegeven om tcrijsvolck overal op zijne patenten te verleggen, alle commissien van officieren nyet alleen van de generaliteyt maer oock van de particuliere provincien op zijnen naem te depescheren: alles tot vermeerderinge van zijne reputatie ende auctoriteyt, daertoe een yder ende besonder oock de steden, die gewoon waeren selffs te regieren, vermaent worden hen daer onder gewillichlick te vougen; soe dat aen geene prince van te voren absoluter gouvernement was gedefereert, ende dit alles vuyt vrese die men vanden viant was hebbende. Maer dese auctoriteyt en duyerde nyet lange; want de heere Grave, hem nyet genougende met zijnen bijgestelden raedt, begonsten terstont met achtterraedt te behelpen, ende, dat erger is, veele montspelers hem te hove insinuerende, ampten ende haer particulier proffijt (oock met interest vant gemeen) souckende, het oor te geven; daertoe men siet de princen veeltijts genegen te wesen. Hyervuyt quaemen haest grote misslagen, die | |
[pagina 419]
| |
men wel eerst omme de reverentie van de gouverneur excusen passeerde, maer daernae, dickmael geitereert werdende, begonste een ygelick alsulcke reverentie te verwerpen, daer tegens te spreecken, jae sich te opposeren; als onder anderen tot een exempel can dienen het verbot van de trafficquen op der vianden ende aengelegen landen, twelck, hoe wel eenige schijn int generael van reden hadde, als ondienstich zijnde dat men met eetwaeren ende andere coopmanschappen zijn viant zoude gerieven, nochtans de constitutie vant lant nyet conde lijden, terwijle men sach dat tselve alle welvaert van neringen met schippers, schepen ende coopluyden metter daet vuyten lande was verjagende; ende nyet te min tselve eenmael alsoe (al es het tegens de nature) gedecreteert zijnde, men oordeelde de geheele auctoriteyt daeraen te hangen omme tminste redres daervan te doen. Hyervuyt en conde nyet anders als misverstanden groeijen; want, gelijck als men de auctoriteyt van een prince, als nodich, met grote moeyten hadde gesocht, soe werde terstont gearbeyt omme die selve weder quyt te raecken. Een nyeuwe overgroote swaricheyt, die zonder berst nyet conde eyndigen. De Staten, omme voor te comen gelijcke faulten, poochden intijts de auctoriteyt van den Grave wat te besnijden, ende tot een beginsel van dien, wierde van wegen die van Hollant ende Zelant int particulier tot Stadthouder aengenomen Prince Maurits van Nassau. De Grave van Leycester, hem ongaerne siende vermindert van de auctoriteyt, aen hem te voren gegeven, geacht altijt bij princen voor capitael, sonder excuse oft andere reden te admitteren, denwelcken oock nyet en onbraecken menichte van oorblasers ende stoockers van jalousien, als gemeenlick in alsulcke conjuncture gebeurt, in handen hebbende tgewelt vant crijsvolck, arbeyde | |
[pagina 420]
| |
hyerenboven daertegen mette zijnen omme de Staten bij de gemeente odieus te maecken; daertoe hij aen zijnen coorde gecrijgende het merendeel van de predicanten, onder schijn van religie, dewelcke hen daermede laetende leyden meer vuyt precipitanten ijver als met redenen ende dat zij de gront vant stuck al even wel hadden doorsocht, terstont alle debvoiren voor den Grave bij de gemeente waeren doende, oock bij dese occasie nyet vergetende omme, onder dexel van redres van kerckelicke ordre, haer soe veele den magistraten te ontrecken alst mogelick was, jae oock het politijck off openbaerlick door haerselven off onder de hant door haere gerecommandeerde creaturen haer grotelicx te onderwinden. Het is wel waer dat de religie een bijsonder fundament es van de policie, ende vooral in de geunieerde Nederlanden, alwaer principalick te dien respecte soe bloedigen swaren oorloge tegens de machtichste prince van Europa heeft moeten aengenomen worden, daeromme oock wel dient gelet dat de regierders ende magistraten sincere professie van de religie maecken: soe es het nochtans nodich, dat behoorlicke scheytselen ende limiten tusschen het kerckelick ende politijck werden gehouden, sonder twelcke geen landen connen in ruste blijven. Ende nochtans es der menschen nature zulcx, dat deselve qualick daer binnen connen blijven, poogende een yder altijt verder ende verder te treden tot bevorderinge van zijn ordre, waer vuyt altijt scrickelicke inconvenienten zijn geresen, als de menichfuldige exempelen van alle tijden vuytwijsen, de politicque overheyt houdende dat, nae de leere van de apostel, alles onder haer gebiet behoort te staen, daer tegens de kerckelicke haer nyet houdende genoech verseeckert, ten zij dat zijlieden in de regieringe mede participeren, ist nyet directelick ten minsten | |
[pagina 421]
| |
indirectelick, jae noch verder comen, ist doenlick, gelijck onder de papisten gesien wort. Dit wert nyet geseyt tot verachtinge vant ministerium, twelck nae Godts woort geëert ende voor al in reverentie moet gehouden worden, maer alleenlick tot vermaninge van dengeenen, dewelcke deselve tot becledinge van haer eygen eersucht ende andere menschelicke passien misbruycken, zoe mettet voorstellen van veele subtile nodelose questien, meest den tijt voncken zijnde van groote oneenicheyden in kercken ende policie, als andersints int overtreden van de behoorlicke palen haerlieder vocatie. De Grave van Leycester, zijne saecken onder de hant dus verre beleyt hebbende, begonst voorts int openbaer ende nyet sonder violentie deselve int werck te leggen, gelijck men gemeenlick in partijschappen altijt bij trappen verder ende verder wort inwickelt, ende dat vooreerst inde stadt van Utrecht, overmits deselve van allen tijden de twisten zeer onderwarich was, ende nu oock insonderheyt dat metten oorloge de burgerie in vaendels onder hoopluyden gestelt zijnde, deselve hoopluyden meest den tijt tegens de magistraet waren ingespannen ende hardebollende, ende, onder dexel van haere bijeencompsten tot beleyt van haer vaendelen, haer een groot deel der politie (wesende des magistraets werck) onderwonden, ende, hoewel meest hantwerckers zijnde ende in dat stuck weynich ervaren, nochtans animeus ende stout int spreecken (gelijck men soedanige tot alsulcken ampten meest verkiest) tzelve wel lichtelijck tegens de magistraet hadden staende te houden mette gunste ende hulpe van de gemeente, die daermede haer lieten voorstaen oock selver eenich gedeelte inder regieringe te hebben. Oversulcx soe dede de Grave bestellen door zijnen voorlopers, omme der stadt volcomen meester te zijn, dat door de voors. burger hoop- | |
[pagina 422]
| |
luyden eenige van de principaelste magistraten ende oock van de Staten vant lant (dewelcke haere vergaderinge ordinaire aldaer zijn houdende) werden affgeset ende voorts gelast door een brieffken, vuyte provincie te vertrecken ende tot wederseggen toe daer buyten te blijven; voorts stellende in derselver plaetse andere, daeronder verscheyden vreemdelingen waeren, geweecken vuyt Brabant ende Vlaenderen, ende mitsdien nyet meer als ampten ende administratien souckende. Dit exempel gaff aen veele vande principaelste vant lant een quaede smaecke, siende dat, in plaetse vant voorgaende te rechten ende voorts met goede correspondentie ende advyse van de Staten van den lande de regieringe te beleyden, de Grave van meninge was geworden omme de voornaemste opt lijff te vallen, ende in dier manieren zijne auctoriteyt met gewelt (al was het tegens recht ende reden) te willen stijven ende hanthouden. In Hollant ende Zelant stonde de regieringe noch vast, alhoewel sompwijlen onder de gemeente eenige morringe mochte vallen, oock soe dat de vuytgesette heeren van de provincie van Utrecht toegelaten werde aldaer haere residentie te houden, oock secrete sauvegarde tot verseeckerheyt van haere persoonen werde gegeven. Midtlertijt de Grave hem opten somer te velde begeven hebbende met alle het crijsvolck, twelck een passelicke troupe vuytbrachte, nam inne de stadt Doesborch, zijnde alsdoen noch swack ende ongefortificeert; daernae trock hij nae Schantse tegens over Zutphen, alwaer hij de reste van den somer consumeerde aleer hij daer van conde meester werden. Dit ginck soe redelick wel, zoe lange als tcrijsvolck int leger bij den anderen was ende met vivres ende credyt eenichsints werde onderhouden, maer, terwijle tgetal van tselve verre excedeerde de macht ende consenten van de provincien, aengenomen | |
[pagina 423]
| |
zijnde int rouwe ende sonder pertinente raminge van de middelen, daertoe gerequireert, soe en conde tzelve int eynde nyet anders als een quade vuytcompste ende berst geven. Die van de provincien verstonden dit wel, maer meenden (gelijck somwijlen werde vuytgegeven) dat tcort vuyte beurse van de Coninginne, boven tbelooffde secours, door faveur ende beleyt van de Grave zoude gehaelt worden, daeromme hyer tegens van haeren twegen int beginsel nyet en werde geseyt. Maer siende nu, mettet scheyden vant leger, dat den geheelen last vant cort henlieden werde op den hals gesonden, soe vonden zijlieden haer in groote perplexiteyt omme dese opcomende tempeest ende confusie te mogen voorcomen ende weeren, bijsonder den Grave corts daeraen naer Engelant treckende, twelck meer swaricheyt was gevende dat alle auctoriteyt met hem vuyten lande scheen te gaen. Het onbetaelde crijsvolck begaff henselven terstont opte platte landen in grote desordre ende deselve bedervende, tot verre in Hollant toe; waer door de Staten, aldus belaeten zijnde, waeren genootsaect de saecken vant lant wederomme aen de hant te nemen, met assistentie van den Raedt van State; ende alsoe daer geen voorraet van gelt en was, naemen de couraige (hoewel nyet zonder groot perijckel) dat zij in Decembri xvclxxxvi op eene tijt zonder gelt deden casseren ende van den anderen gaen ontrent lxv vaendelen voetknechten ende eenige ruyteren, alleenlick gebruyckende een expedient dat zij de drye hooft-officieren van elcke compaignie, dewelcke daeronder tmeeste quaet met opreuijen conden doen, in maentlick waertgelt ofte pension belooffden te houden, ende daer benevens aen alle de andere compagnien, in dienste blijvende, een maent gaige werde verstrect. Hyermede werden slants saecken vuyt eene grote confusie tot eenige | |
[pagina 424]
| |
ordre gebracht ende de auctoriteyt van de Staten wederomme eenichsints bekent te worden, bijsonder hyerbij comende dat Willem Standley, gestelt gouverneur van Deventer, ende capitaine Jorck, van de onlancx gewonnen schantse tegens over Zutphen, deselve plaetsen aen den viant schandelick verrieden ende overleverden. Nyet te min de partijschap, bij tgemene volck eens ingenomen zijnde ende bij veele gevluchte Brabanders ende Vlamingen, aleer zij hen hadden wel ter nedergestelt, gevoet zijnde, en conde soe haest vuyte hooffden der menschen gebracht worden, maer maecte doorgaens noch veel spels, hoewel door tvertreck van den Grave met minder perijckel als te voren. Midtlertijt en lieten de Staten nyet haere formele clachten te doen aen de Coninginne over de onverstandige ende verkeerde regieringe van den Grave ende overgroote faulten, tot naedeel van de landen gecommitteert, meest veroorsaect doordien hij, voorbij gaende die van den lande, hem alleen was behelpende met achterraet van eenige vreemde, die men kennelicken bevonde eensdeels door onwetenheyt van de nature vant lant ende andersdeels tot bevorderinge van haerlieder particuliere giericheyt onder de auctoriteyt van zijne Excellentie de landen tot ruine te brengen, met verhael van veele actien die alrede gepasseert waeren. Dit worde in Engelant te meer geapprehendeert, dat de Coninginne al te voren op den Grave nyet wel te vreden was, dat hij buyten haer weten meer last ende auctoriteyt van de Staten hadde aengenomen als taccoort vant secours medebrachte, daerdoor zij bevreesden vorder int oorloge tegens de Coninck van Spaignen (wiens macht ende ambitie allen de princen van christenrijck nyet zonder redenen groot naedencken gaff) ingesleept te worden; ende dat de voornoemden Grave nu daerenboven noch | |
[pagina 425]
| |
meerder auctoriteyt tegens danck van de Staten onder den schijn van haeren naem hem was assumerende, daer door alreede zoe grote misverstanden waeren geresen ende de landen groot perijckelen liepen. Dies nyet tegenstaende en conde haer majesteyt alsdoen daer inne nyet versien, mits de grote auctoriteyt die hij in haer conincrijck hadde, zonder quetse van dewelcke de remedie nyet wel en was te vinden, ende omme andere insichten, ons nyet wel bekent. Het was wonder hoe haest dat de overgrote genegentheyt totten Grave ende zijne regieringe verkeerde, dewelcke met soe groten ijver ende sinceriteyt (oorspronck nemende vuyte vrese van haeren machtigen viant) aengenomen was met goetwillige overgevinge van alle monarchicque auctoriteyt, meer als oyt van te voren eenich prince hadde gehadt. Het was nodich voor de landen haer onder meerder auctoriteyt als zij bij henselven hadden te begeven, omme den dootlicken slach van metten viant accoort aen te gaen te breecken; deselve auctoriteyt moste oock van buyten innegehaelt worden; prince Maurits en hadde daertoe noch zijn jaeren nyet, gelijck hyervoren geseyt es, dienende alleen tot een reserve voor den toecomenden tijt. De Grave van Hohenlo, beleydende alsdoen het crijsvolck, was meer soldaet als commandeur, meer rou als politicq, ende genegen totten dranck, daer mede hij alle man sochte te onthaelen, twelck hyer weynich te passe was comende, maer andersints een goetaerdich ende vroom heer; de andere heeren vant huys van Nassau, hyer te lande zijnde, waeren mede noch jonck van jaeren; soe dat de Grave van Leycester de regieringe met groote eere ende sonder tegenstoot wel hadde te beleyden, indien hij geen cromme sprongen hadde gemaect ende alleen gebruyct den goeden raedt van de gheene, die hen waeren bijgestelt. Maer men siet in | |
[pagina 426]
| |
monarchique regieringen dat de princen meer genegentheyt hebben omme achterraet te gebruycken als hen naer de ordre vant lant te vougen, twelck zij achten ter verminderinge van haere auctoriteyt te wesen. Het is waer dat de ordinaris raeden vant lant, zijnde meest luyden van de beste qualiteyt ende condicie, meer seggen aennemen over de princen als wel de achterraeden, maer van alsulcke gaen de voorslagen altijt gesonder ende vaster, bijsonder als de prince de partije heeft omme die selver eenichsints te connen stuyeren, daer de achterraeden, dependerende alleen van de prince ende daeromme nyet anders spreeckende als hij gaerne hoort, meer occasie hebben omme te misbruycken desselfs auctoriteyt tot haer particulier; twelck alsoe sonder een quaet ooge ende haete van veele andere nyet can geschieden, soe worden de princen tegens alsulcke opgerockent, onder schijn van de auctoriteyt te moeten conserveren, omme yet hardts te statueren, daervan alsdan de meester op hem den ondanck metten haet ende de knecht tproffijt es treckende, waervuyt meest den tijt groot quaet van inlantsche oneenicheyden ende oorlogen es rijsende. De auctoriteyt van een prince en can nyet beter gehanthaefft, jae vermeerdert worden, als dat hij hem wel voecht nae des lants ordre ende nature. Een stuerman moet zijn schip regieren naer weder, wint ende bijsonder nae de nature vant schip; een paert moet geleyt worden metten teugel tot een goede maniere van gaen, ende nyet getrocken worden met gewelt: alsoe wil een regieringe van lant ende luyden met discretie ende goede ordre beleyt ende nyet met violentie gedwongen worden. Dit es dat de auctoriteyt volcomen bewaert; andersints wort deselve van de gemeente met voeten getreden ende, hoe men meer daertegens doet, hoe erger, tot schande ende ruine van de prince. | |
[pagina 427]
| |
De Prince van Parma nu ondertusschen opt versouck van die van Vlaenderen belegert hebbende int jaer xvclxxxvii de stadt van de Sluys, soe quam de Grave van Leycester wederomme vuyt Engelant herwaerts over omme het ontset bij de hant te nemen, ende dede daertoe eenige proven, maer te vergeeffs, door dien slants crijsvolck nyet genoechsaem en was omme in open velde den viant te bejegenen. Nu omme den haet vant verlies van de stadt bij de gemeente te ontgaen ende deselve den Staten opten hals te werpen, in vervolch van de oude proceduren, soe bescreeff hij den Raedt van State, alsdoen tot Middelburch zijnde, omme terstont bij hem te comen in de vlote, dewelcke in zee voort tSwint was leggende. Den Raedt aldaer tegens den avont mettet getijde arriverende, ginck de Grave metten selven terstont over in eene overdecte roeybaerse, apart, omme secretelick (soe het scheen) te communiceren; alwaer de Grave verhaelde int lange het debvoir dat hij hadde aengewent omme de stadt te ontsetten, ende, dewijle tselve nu nyet en was geluct, soe begeerde hij hyerop haerlieden advis, sonder vorder verhael van de gelegentheyt ende stercte van sviants leger off oock van andere circumstantien, nodich daertoe omme te weten; ende soe bijden Raedt daerop nyet sonderlinge en conde geseyt worden, dimitteerde hij henlieden omme nae haer schip te mogen gaen; ende des anderen daechs smergens liet hij haer aenseggen, dat zij wel mochten weder nae Vlissingen varen, sonder iet anders te seggen, hoewel den Raedt wel vermoeden vuyten brant, die men sach alsdoen opgaen, dat, de viant zijnen hutten brandende, de stadt moste int overgaen zijn. Midtlertijt werde vuyte vlote een roeyjachte met een Engelsche raetsheere ende meer ander geselschap nae Vlissingen gesonden; dewelcke aldaer een halffvuyr voor tschip van | |
[pagina 428]
| |
den Raedt van State gearriveert zijnde, gaven terstont vuyt, dat de Staten, sdaechs te voren in de vloet gecomen zijnde, de stadt hadden doen overgaen. Waerover een groot geroep ende raserije onder de gemeente ende onstuymich graeu opgecomen zijnde ende den Raedt van State, daerover aencomende, waeren in het vuyterste gevaer omme in zee geworpen off andersints mishandelt te worden; maer tscheen dat Godt de heer, alsulck ongelijck nyet willende toelaten, henlieden noch bewaerde, dat zij ter naeuwernoot vuyter stadt geraecten ende de stadt Middelburch cregen, alwaer de Grave oock des daechs daeraen arriveerdeGa naar voetnoot1). Mette overcompste van den Grave vuyt Engelant begonst het vuyer van de oude factie overal weder op te gaen ende branden, ende en was de stadt Middelburch oock daervan nyet vrij, bijsonder vervult zijnde met menichte van gevluchte Vlamingen, die groote insolentien publijckelick bedreven; waerover opt begeren van de Staten van Zelant ende burgemeesters van de stadt den Raedt van State eenige van de haeren gedeputeert hebbende aen den Grave (als den heere van Bredenrode, Cantslaer Leoninus, een burgemeester van Zierikzee ende mij), ten eynde eenige ordre tegens dese ongeregeltheyt zoude werden gestelt; maer men conde van hen geen ander antwoort trecken dan datmen moste patiencie hebben, dat groote monarchen van gelijcke disordren nyet vrij en waren omme dickmael met goeden oogen te moeten aenschouwen, ende dat wij te minder reden hadden daer van te clagen, doordien de gemeente wel wiste dat zij zoowel gequalificeert waeren als wij omme mogelick eerlange in de regieringe te comen. Edoch van dit fraeye antwoort rapport gedaen zijnde, worde goet- | |
[pagina 429]
| |
gevonden secretelick ende in haeste twee compagnien te lichten ende in eedt te brengen, gelijk geschiede; waermede terstont alle raserije gestilt werde, hoewel de Grave hem zeer qualick was houdende dat zulcx geschiede buyten zijnen wete ende auctoriteyt, die gouverneur was. De Grave aldus voorts gaende, in plaetse van de saecken van den lande tot ruste ende ordre te brengen, brochte alles wat hij conde tot meerder onsteltenisse, achtende zijn eere daeraen teenemael te hangen dat zijne partije (bij wat maniere het oock waere) werde gevordert, ende poochde vooreerst hem meester te maecken van de stadt Leyden met correspondentie van eenige vreemdelingen, daerbinnen zijnde, ende toeseynden van eenige compagnien vuyten naeste steden. Dan, de zaecke ondect sijnde, worden twee van de capiteynen ende een burger daerover gevangen; ende, hoewel de capiteynen insonderheyt haer met redenen wel hadden te excuseren, van dat zij gevolcht hadden den last ende patenten van haeren gouverneur, aen dewelcken zij bij eede waeren verbonden, ende de magistraet daerover swaricheyt vonde alleen deselve ter doot te condemneren: soe worden nochtans bij de Staten van Hollant nodich geacht, dat deselve condemnatie mette executie zoude voortganck hebben, omme den loop van de meuterijen bij dit exempel voorts te doen ophouden (eene resolutie meer politicq ten reguarde van de constitutie van de zaecken van dien tijt als rechtmatich ten insien van de personen); ende worden van Staten wegen eenige gedeputeert, dewelcke de magistraet hyerinne assisteerden ende executie volbrachten, nyettegenstaende veele intercessien, dewelcke gedaen werden voor een van de capiteynen, wesende een jonck edelman van ontrent xxiii jaerenGa naar voetnoot1), ende | |
[pagina 430]
| |
mitsdien vuyt pure onwetenheyt ende nyet vuyt malicie misdaen hadde, wiens vader, broeders ende susters de wreetheyt van den Coninck van Spaignen door bannissement ende confiscatie van goederen alsnoch waren gevoelende. De Grave tot zijner excuse ontkende hyertoe last gegeven te hebben (gelijck gemeenlick geschyet als het qualick geluckt), jae in privé discours tegens mij swoor daervan nyet geweten te hebben, in dese woorden: Que Iddio cosi habbia la mia anima, si l'ho saputo; maer Godt weet off het nyet al te waer was. Voorts de Grave eenige tijt tot Dordrecht geweest zijnde, alwaer de magistraet meest van zijn partije was, nyettegenstaende dese harde rencontre van zijnen entreprinse, en liet nyet echter voorts te varen met zijn disseins, ende trock met zijn suyte binnen Alckmaer, meenende voorts te comen binnen Enchuysen ende Hoorn; maer de compagnien daer binnen leggende hadden de Staten secretelick aen de hant gecregen, daerover die van Enchuysen aen den Grave screven, dat zij verstaen hebbende dat zijne Excellentie van meeninge was binnen haer stadt te comen, daer tegens zij nyet en hadden, maer dat zij hem wel waerschouden haere burgerie zoe onstelt te zijn ten aensien van de generale beroerten vant lant, dat zij het nyet geraeden vonden voor zijne Excellentie's persoon daerbinnen te comen. Hij liet de excuse oock soe passeren, sonder verder moeyten te maecken, naedemael geen andere remedie daertoe en was. De lieutenant-gouverneur van dat quartier, Dirck Sonoy, een groot ijveraer van zijn partije, behielt de stadt Medenblick in zijn devotie, tot dat hij daernae door eene corte belegeringe gedwongen werde de stadt in de gehoorsaemheyt van de Staten over te geven. Dese disseins den Grave aldus gefailleert zijnde, daermede hij meende geheel meester vant Noorder-quartier te | |
[pagina 431]
| |
zijn, trock weder van Alcmaer naer Utrecht; ende, soe de winter op handen quam, voorts wederomme naer Engelant, nyet wel te vreden zijnde, doch nyet latende echter zijne partije te stijven ende animeren, al dat hij conde, (aengesien dat hij geen middel sach omme zijn voornemen te boven te comen) alwaert met verlies vant lant; daervan tzelve in geen cleyn pericule en was. Siet wat haet ende partijschap doet, ende hoeverre haer die verloopt, eens aengenomen zijnde; den Grave hemselven achtende teenemael verloren in eere ende reputatie, indien hij int minsten affweecke van zijne voorgaende actien ende hemselven daerinne alsoe ongelijck gave, al ist dat deselve haer door kennelicke impertinentie ende onverstant genoech sijn beschamende, ende noch meer soe hij hem selven zouden moeten breecken omme zijne passien te laeten ende te verlaeten die gheene, dewelcke zijn aensien gevolcht ende wiens vlijtige hulpe hij gebruyct heeft; twelck altijt qualick over thart wil; - de Staten aen de andere zijde nyet connende met goeden oogen aensien noch gedogen, dat de overgegeve auctoriteyt tegens redenen ende nature vant lant over henlieden ende ingesetenen werde misbruyct, met achterraet ende hulpe van eenige baetsoeckende vreemdelingen (wiens handelingen, wanneer sulcke de regieringe hen onderwinden, overal altijt hatich zijn), zonder dat haer goede advysen daerop verstaen veel minder geacht worden; - ende in plaetse van alles met goede remedie te accommoderen, soe arbeyt elckeen zijn partije te starcken, daer mede dan den meesten tijt off door achterdencken door colere ende trotse ende andere passien de behoorlicke limiten van doen worden te buyten gegaen tot meerder verbitteringe van de saecken; Et sic utriusque malo peccatur utrimque; daeromme een ygelick tzij groot off cleyn, hem voor de begin- | |
[pagina 432]
| |
selen wel moet sien te wachten; want, eer men het gewaer wort, compt men bij trappen van een cleyn in groter, dat daernae nyet te remedieren es; ende daer en onbreecken nimmermeer quade geesten, die deselve stijven off door ambitie, giericheyt ofte noot van armoede. De Coninginne met haeren raedt, siende dat mette tweede overcompste van den Grave in de Nederlanden de zaecken nyet gebetert maer meer ende meer int verwerre waeren gelopen, vonde eyntlick nodich dat de Grave het gouvernement zoude affstaen ende wederomme in handen van de Staten Generael stellen; twelck de Grave naequam ende passeerde daervan een acte in Januario xvclxxxviii, maer deselve worde bij een van de Engelsche raedsheeren opgehouden (doch nyet ter bester trouwen) tot in April daeraen, aleer die openbaerlick overgelevert es geweest, omme midtlertijt (soo het scheen) noch te sien, wat occasie voor den Grave haer zoude mogen openbaren. In soe onversoenlicken haet was de eerste aengenaemheyt ende lieffde in corten tijt verandert, nyet tegenstaende dat een ygelick wel begrepe de hoochste noot alle eenicheyt te vereyschen, ten aensien van den machtigen viant, hyerop zijn ooge voornamentlick geset hebbende. Dese acte van renunciatie vant gouvernement overgelevert ende gepubliceert zijnde, was het eerste werck van de Staten Generael omme van de eedt te ontslaen alle raeden ende andere officieren van de generaliteyt als van de particuliere lantschappen, gelijck mede het crijsvolck, ende generalick derselver commissien te vernyeuwen op haeren naeme, dewelcke alle te bevoren opten naem van den Grave waeren gedepescheert, meer als hyer voortijts een Gouverneur van den lande was toegestaen. Soe groot was de gemeenen ijver ende viericheyt omme onder den naem vant generale gou- | |
[pagina 433]
| |
vernement een monarchicque regieringe te stabilieren; welcken ijver mitsdien met meerder verstant ende beter hersenen hadde behoort gemenaigeert, waergenomen ende gestuyert te werden, bijsonder onder een volck dat de losheyt van de regieringe gewent was. Maer omme eene alsulcke veranderinge opt stuck van de regieringe wel te beleyden es eene grote deuchde ende const; want, hoewel een yder es ropende om monarchicque regieringe ende auctoriteyt, tselve veroorsaecte de groote vrese van den machtigen ende onversoenlicken viant, ende nyet de lieffde van alsulcke regieringe, dewelcke de gemeente, voormaels anders gewent, zoe haest zij daer aff eenige incommoditeyt gevoelen, terstont weer tegens de borst steect; daeromme en wil dit werck nyet plotselick verijlt zijn, maer moet soedanich volck daertoe sachtelick ende alleynskens geleyt worden, zonder dat zij sulcx gevoelen. Dit en was nyet wel te verwachten in een vuytheemschen heer, onbekent van de nature ende saecken van dese landen, mede opgevoet ende gewent in eene monarchie, vrij precys en strenge van regieringe, tzij door de gewoonte vant lant ofte oock veel eer dat de nature van deselve natie gemeenlick vrij wat harder es als wel die van de Nederlanden. Indien daeromme de heere Grave zijne regieringe beter hadde gemodereert nae de nature vant lant (twelck hij zeer wel hadde connen doen), hij soude hemselven meer eere ende tlant beter dienst gedaen hebben; maer de nature van de heeren, jae van alle menschen, es in alsulke affairen altijt van haer selven voortlopende ongeduldich ende precipitant; ende, dat arger es, soe en onbreecken nimmermeer oorblasers, die om haere particuliere insichten de heeren ophitsen, gelijck als hyerinne nyet dan al te veele gebeurt es. Soe dat de Coningin, hyerop insichte hebbende ende nyet | |
[pagina 434]
| |
gaerne siende dat de landen in vorder verloop zouden comen tot haeren onderganck, goetgevonden heeft dat de Grave dese affstant zoude d(oen). Nu om tot dese veranderinge vant gouvernement dat nyet mocht stille staen te comen, soe was onder de politicque ampten hyervan de minste swaricheyt, maer tcrijsvolck, meestendeel van de voorgaende factie ingenomen zijnde, ende veele officieren van dien de beste conscientie van haere voorgaende actien nyet hebbende, maecten op verscheyden frontierplaetsen veel spels ende meuterie, onder pretext van achterstallige soudijen ende andere vonden, diemen nyet te min, ten besten dat doenlick was, deene met gelt dander met verrassinge, ende voorts met beloften ende goede woorden was contenterende; vuytbesondert dat de moetwillicheyt vant guarnisoen van Geertenberge zoe exorbiteerde, dewelcke de viant terstont onder de hant stijffde, dat zij de stadt, die van grote importancie was, voor een notable somme gelt (die zij waeren ontfangende onder dexel van haere verlopene soudije) verradelick aen haeren handen overleverden; in manieren dat de Staten deselve plaetse, die starck ende met bolwercken wel gefortificeert was, vuyt handen van den viant nyet en conden wederomme aen haer gecrijgen, dan deselve met eene formele belegeringe daertoe dwingende. Nu gelijck alle commissien, zoe militaer als polityck, selffs oeck van de raeden ende hooftofficieren van de particuliere provincien, gegeven waeren opden naeme van den Grave van Leycester, inder selver manieren als voormaels in de regieringe van de Princen was geschyet, daernae mede den eedt was geformeert, alles tot beter bevorderinge ende stijvinge van de monarchycke autoriteyt: soe hebben nu de heeren Staten Generael, dit blad weder ommekeerende, bij openbare publicatie een ygelick van desen | |
[pagina 435]
| |
eedt ontslagen, ende gelast alle deselve commissien ende eedt te veranderen, te weten vant crijsvolck ende officieren van de generaliteyt op haeren naem, ende van de particuliere provincien op derselver naeme respective. Ende terwijle de commissien ende instructie van die van den Raedt van State (daeronder wesende twee Engelsche raeden, staende ter denominatie van haere Majesteyt) relatyff waeren tot het accoordt in den jaere xvclxxxv mette selve haere majesteyt gemaect, vuyt crachte van twelcke den voors. Raedt beneffens de heere Grave het gebiet ende gesach hadde over al het crijsvolck, zoe te water als te lande, tzij off die waeren in de betalinge vant lant off vant secours, met vuytgevinge van de patenten ende andere crijsdispositien, hoewel de Grave zulcx meest aen hem reserveerde, bijsonder soe haest als de jalousien begonsten inne te sluypen ende groeijen: soe was het van egheene cleyne swaricheyt ende bedencken, in wat manieren dit stuck conde gerecht worden, zonder inbreuck ofte vernietinge vant voors. accoordt ende alliancie met Engelant, het twelck te beginnen geensints was geraeden. Soe es het goetgevonden dat, blijvende de twee Engelsche raeden in haere oude commissie, de commissien van de andere raeden van den lande werden verandert ende gestelt op de naeme van de Staten Generael, nae den voet van alle andere commissien; het welck door den affstant van den Grave vant gouvernement wel reden genoech hadde; maer onder tselve pretext worde oock verandert de instructie van de voors. Raedt, ende soe ingestelt dat deselve weynich vermelde van tgene wes de raeden zouden hebben te doen, maer wel van tgene zij nyet en zouden vermogen te doen; wordende oversulcx polityckelick ontpluymt van haeren last ende auctoriteyt, daerop zij te voren hadden gebesoigneert, ende | |
[pagina 436]
| |
onder anderen dat zij haer nyet en zouden bemoeyen mette equippaige ter zee, administratie van convoeyen ende licenten met tgene daer aen dependeerde, noch mette verlegginge van de guarnisoenen ende vuytgevinge van de patenten dan met voorweten van de stadthouders van de provincien (de welcke tselve onder dit pretext terstont aen hen waeren treckende), noch oock kennisse nemen van eenige policien van provincien, steden off leden van dien, noch haer andere diergelijcke hooftstucken van de regieringe onderwinden; in manieren dat, onlancx daernae den Raedt bejegenende eene criminele saecke, nodich omme mette doot gestraft te worden, deselve, naer examinatie van de voors. instructie, haer daertoe nyet genoech bevonde gelast, zonder naerder verclaringe van de Staten Generael, dewelcke doch terstont daerop gegeven werde. Nu den Raedt van State op dese wijse in haere cracht besneden ende genoech teenermael verleemt zijnde, het welck scheen te moeten geschieden omme den overgebleven brant van de Licestriaensche factie, noch smoeckende in verscheyden provincien ende steden, te beter door dese mutatie te connen blussen, bijsonder dewijle noch twee raeden van de Engelsche natie daer inne waeren, dewelcke lichtelick onder de hant wat nyeus zouden hebben connen brouwen, gelijck gemeenlijck luyden van zoe hoogen ampt ende bewint nyet gaerne haer ongelijck bekennen, hoewel haere majesteyt haer in desen zeer wijsselick was dragende tot voorcominge van alle periculen, twelck de particulieren, door hare ingenomene offensien, zoe wel int eersten nyet conden begrijpen, gelijck selffs de heere Grave nae zijne wedercompste in Engelant hem socht op dese landen te revengeren ende sonder twijffel veel quaets zoude gedaen hebben, indien Godt de heere (die alle saecken stuyert) hen corts daernae, tot haer- | |
[pagina 437]
| |
lieder groot geluck, nyet subitelick vuyt dit leven hadde geruct: soe bleve oock de regieringe vant lant in veele zaecken ongedient ende genoechsaem als lam. Ende hoewel dit alles gebeurde vuyte naem van de Staten Generael, dewelcke van wegen haere respective provincien de souvereyniteyt van tlant representeeren, met last omme inne te brengen derselver resolutien opte contributien, op zaecken van vrede, oorloge, alliancien, opsegginge van deselve ende wes andersints daeraen es dependerende, in conformiteyt van de gemene Unie: soe en was het nochtans nyet mogelick dat bij eene soedaene vergaderinge, consisterende vuyt veele ende verscheyden gedeputeerde van de provincien, zoe nu zoe dan aff ende aen reysende ende nyet gestadich bij het besoigne blijvende ende teenemael daervan haer werck maeckende, alle saecken van oorloge ende ancleven van dien int cleyn ende particulier wel connen werden gedirigeert ende beleyt; daerover dat alsulcke directie scheene genoechsaem doot ende versturven te zijn. Het beleyt van al dit werk hadde principalick Mr. Jan van Oldenbarnevelt, wesende een rechtsgeleerde, laborieus, cloeck ende van goeden verstande, doch daer bij nyet weynich streckende tot vasthoudentheyt ende ambitie, daervan alsulcke verstanden gemeenlick zijn gebreck hebbende. Dese goede heere was ontrent twee jaeren te voren geworden advocaet vant lant van Hollant, wesende onder de Unie de machtighste van de provincien, alleen meer dragende in alle gemene lasten als de helft tegens alle de andere provincien; waerover hij onder de andere gedeputeerde van de Staten Generaal het meeste credyt ende auctoriteyt hebbende, ende dat te meer dat hij nyet zonder kennelick dangier van zijn persoon hem selven tegens de vreemde proceduren van den Grave zeer wel hadde | |
[pagina 438]
| |
gebruyct; ende bemerckende dat door het verminderen van de auctoriteyt van den Raedt van State de directie van de lopende zaecken vant lant mede een groot deel was cesserende, dewelcke echter bij soe eene grote ongebondene vergaderinge, als was die van de heeren Staten Generael, nyet conde behoorlick besorcht worden: soe sach hij eene goede occasie open omme merendeel vant beleyt van slants saecken aen sich te trecken; daertoe hen zeer was dienende de joncheyt van de persoon van Prince Maurits van Nassau, die lange tijt daernae, te weten nae toverlijden van zijnen broeder Philips, prince van Orangen, int selve prinsdum es gesuccedeert. Dese heere was stadthouder ende admirael van Hollant ende Zelant; waernae hij mede worden aengenomen tottet stadthouderschap van de provincien van Gelderlant, Utrecht ende Overijssel, nae het overlijden van den Grave van Moers. Op dese vijff stadthouderschappen, off wel te seggen gouvernementen, volchde aen hem van selffs mede het generale commandement over het crijsvolck, staende op de betalinge van deselve provincien, ende, alsoe tzelve verre tmeeste gedeelte was van des generaliteyts volck, soo devolveerde met eenen aen hem het gebiet ende beleyt van de legers; behalven dat aen hen oock waeren gedefereert alle politijcque saecken, dewelcke van oudts aen de stadthouders plagen te comen, onder andere mede het stellen van de magistraten van de steden, het verkiesen van de principale officieren vuyte nominatie, die van tijt tot tijt bij de provincien werde gedaen, ende andere diergelijck zaecken. Dit was een groote last voor een jonck heer; dewelcke nyet te min hen daerinne zeer wel ende moderatelick quiteerde, gelijck hij was een Prince van een zeer goet natureel, verstandich, cloeckmoedich, sorchvuldich ende wacker in al zijn voornemen en handel, zoe militaer als poli- | |
[pagina 439]
| |
tijcq, doch in alles particulierlick gebruyckende den raedt van de voornoemden advocaet Oldenbarnevelt. Dewelcke in de vergaderinge van de generaliteyt wel tmeeste credyt hadde van wegen de provincie van Hollant; daer tegens hij in derselver vergaderinge mede immers soe veel wiste te bewegen opte naem van de generaliteyt; beleydende alsoe de eene vergaderinge mettet respect van de andere; daertoe oock ondertusschen tot meerder autoriteyt, als het te passe quam, gebruyckende de naem van de Prince, die bij een yder zeer aengenaem ende liefftallich was, zoe omme de goede memorie van zijnen heer vaeder als omme de opinie van zijn eygen deuchden. Bij dit middel wel best connende den Prince seconderen in tgene zij metten anderen beraemden, maecte hij hemselven een groote auctoriteyt; twelck geen cleyn stuck was, indien hij die in eene republicque, daer meer luyden meenen dat zij mede het seggen behooren te hebben, wel hadde connen modereren; twelck schijnt tverstant ende nature van de menschen (al zijn zij wijs) vrij wat te boven te gaen. Nu het stuck aldus gestelt zijnde, ende dat de jonge heere genoech te doene hadde, nae zijne capaciteyt van jaeren, omme het crijsvolck ende de zaecken van de oorloge wel te dirigeren: soe bleeff het politijck, ende bijsonder de financien, tot sorge van den advocaet, daermede hij oock het stuck van de oorloge hem onderwonne te helpen dirigeren (als daervuyt zijn fondament hebbende) ende de exploicten van oorloge concipieren, zonder nochtans openbare factie te doen, daervan hij geene professie maecte. Ende hoewel de forme van deze regieringe zeer manck ende ontwettelick was gaende, ende daer over nyet scheen dat zeer lange conde bestaen: soe was het nochtans zulcx, dat de zaecken vant lant ende particulierlick van den oorloge een tijt lange beter waeren aff- | |
[pagina 440]
| |
lopende, als die nae haer aensien geschapen waeren, buyten twijffele geschyet door Godts voorsienige genaede, die omme dese landen nyet te laeten verloren gaen ende dat zijn heylige woort aldaer noch zoude mogen gehanthaeft blijven, deselve wederomme tot eenige goede ordre heeft willen brengen vuyte overgrote confusie, daerinne deselve, eensdeels door den subiten moort van den ouden Prince van Orangen, ende andersdeels door dese misverstande onder de regieringe van den Grave van Leycester, waeren vervallen; daertoe insgelijcx terstont geen cleyn behulp was gevende, dat de Coninc van Spaignen, hem amuserende met hoope vant conquest des conincrijcx van Vrancrijck, door aenhitsen van de Paus ende de heylige ligue tot eenige reyse zijne meeste macht van crijsvolck vuyte Nederlanden in Vrancrijck was seyndende en mede groote sommen van penningen bij maniere van largitie onder de Francoisen spillende, daermede hij aen onslieden den wech tot veele conquesten van importantie ende andere voordelen was openende; gelijck anno lxxxix verovert werden bij belegeringe het fort van Knodsenburch in de Betuwe, tegens over Nimmegen, daer de macht van dese landen andersints nyet bastant waren omme in openbaren velde het hooft te moegen verthonen. Item anno xc Breda mettet casteel, bij een stratageme van een turffschip onversiens verrast. Anno xvcxci Zutphen, Deventer, voorts Delffzijl met verscheyden schantsen inde Ommelanden als Imetille, Littelbart, den Opslach ende meer andere, die van Vrieslant geheel opte neuse leggende; daernae noch int selve jaer Knodsenburch van sviants belegeringe ontset, voorts Hulst in Vlaenderen ende ten laetsten de stadt Nimmegen bij belegeringe tot overgevinge bedwongen. Anno xcii Steenwijck ende Couverden verovert. Noch anno xciii Geertruydenberge; | |
[pagina 441]
| |
anno xciiii Groningen. Noch anno xcvii Rijnbarck, Moers, Grol, Bevoort, Enschede, Otmersum, Oldenseel ende Lingen; daermede alle de landen ende quartieren, gelegen aen de noortsijde van den Rijn, van den viant werden bevrijt; die nyet alleen alle dese steden hadden beseten ende met crijsvolck beset, maer oock de reste van de platte landen, tot aen de zuyderzee ende de wadden toe, haer hadden contribuabel gemaect. Nae het jaer van xcvii, dat de Coninck van Vrancrijck tot Vervyen met Spagnen hadde paes gemaect, soe quam alle de last van der oorloge wederomme op den hals van de geunieerde Nederlanden; hetwelck Spaignen practiseerde omme te breecken de alliancie, des jaers te voren gesloten tusschen Vrancrijck, Engelant ende de geunieerde Nederlanden; daertegens Vrancrijck oeck dese occasie was waernemende, nyet omdat hij hem was ontgevende het oude achterdencken ende vrese van Spaignen, maer dat oordelde bij dit middel zijne saecken met minder perycule ende costen staende te connen houden, mits onder de handt doende assistentie aende geunieerde Nederlanden. Ende hoewel Spangen bij dit accoort wel expresselick hadde gestipuleert, dat alsulcke assistentie nyet mochte gedaen worden, waerover naederhant groote contestatien vielen: soe werde van wegen Vrancrijck zulcx geexcuseert met eenen glimpelicken deckmantel, van dat aldusdanige penningen nyet en waeren van assistentie, maer over voorgaende verschot ende schuldt, die zijne majesteyt was gehouden aen henlieden te rembourseren. Hyervuyt soe vermeerderden de Staten-Generael haer crijsvolck te voet ende te paerd, oock met een nyen regiment Francoisen, die nae noch verhoocht zijn tot drye regimenten, benevens twee compaignien paerden; in vougen dat men voortaen even wel int velt het | |
[pagina 442]
| |
hooft conde bieden als in de voorgaende tijden, wanneer het merendeel van des viants troupen noch in Vrancrijck werden gebruyct. Gelijckerwijs anno xvic het starcke fort van St. Andries in Bommelerweert opten viant werde verovert, ende noch met eenen disseing gemaect omme diep in Vlaenderen te gaen belegeren de stadt Duynkercken, daervuyt de viant grote piraterie ter zee exerceerde, met geen cleyn belet van de negociatie, daer inne tprincipale welvaren der landen was bestaende; daerover oock terstont, zoemen onder wegen Nyenpoort meenden vooraff te nemen, opten IIe Julij occasie gegeven werde totte bataille aldaer, daeraff door de goede voorsichticheyt van Prince Maurits de heerlicke victorie bleve aende zijde van de Staten Generael. Door dese exploicten van oorloge ende meer andere, tusschen beyden gevallen, ende die noch naevolchden, als was het recouvreren van de stadt Sluys ende de mannelicke defensie ende tegenweer gedaen in de bet als dryejarige belegeringe van de stadt Oosteynde, wonnen de heeren Staten zeer grote reputatie door geheel christenrijck; waerop ten laetsten oock volchde het accoort van bestandt, besloten binnen Antwerpen opten ixen Aprilis xvicix, mette verclaringe, den Coninck van Spaignen ende Ertshartogen vuyte tanden getrocken, van dat zij tzelve waeren aengaende mette Illustre Heeren Staten Generael van de vereenichde provincien der Nederlanden, in qualiteyt ende als deselve houdende voor vrije staten, provincien ende landen, op dewelcke zijlieden nyet en pretenderen. Dit alles was vuyterlick zeer wel gaende, sonder twijffel door Goodts schickinge ende beneficie, die zijne kercke meest den tijt om beters wille wel oeffent ende tonder hout mette roede van vervolginge ende verscheyden andere swaricheyden, maer aen deselve oock somwijlen een goedertieren | |
[pagina 443]
| |
aensicht verthoont, omme de swacke menschen door al te groote besoeckinge van wantrou nyet te laeten overwinnen. Maer, gelijck in eens menschen lichaem alle binnecoortsen ende andere inwendige siecten van meerder pericule zijn als de vuytwendige, die men lichter can onderscheyden ende bekennen ende vervolgens daertoe adhiberen bequame remedien, soe gaet het mede int lichaem van eene republicque, bestaende in eene gemene ende sociale regieringe, alwaer de vuytwendige gebreecken, haer ten eersten openbarende, lichtelicker connen geremidieert worden als die van langer hant incanckeren; ende hoe alsulck vuyer langer int secreet smeult, hoe tzelve int eynde arger vuytberst, bijsonder wanneer de gront vuyt onwettelicheyt van cromme sprongen aengeleyt es. Hyervan heeft desen staet geen cleyn exempel ende schouspel gegeven; want, naedat metten vuytganck van den jare xvclxxxvii de Grave van Leycester vuyten lande was vertogen ende tgouvernement hadde affgestaen, daerbij oock de regieringe den Raedt van State in effecte was ontrocken, ende dit principalick door beleyt van een persoon, dewelcke deselve regieringe, lam, machteloos ende genoechsaem als verworcht nu leggende, nyet arbeyde ter goeder trouwen omme op eene wettige voet te stellen, maer bij indirecte middelen opten naeme van den heere Prince aen hem was treckende (gelijck hyervoren verhaelt es): soe en conde deselve de oprechte vasticheyt nyet gewinnen; wesende een saecke dangereus voor den staet, ende principalick mede voor den beleyder, denwelcken onmogelick es te connen blijven binnen de limiten van soedanige moderatie, dat zijne actien (hoe wel die aengeleyt werden) geen gestadigen aenstoot en geven. Tselve es qualick te vermijden in eene vergaderinge ofte collegie, hebbende zijn ordinaris treyn, | |
[pagina 444]
| |
alwaer deen off dander excellerende van naersticheyt, prompt verstant ende goet oordeel, terstont van de andere daerover benijt wort ende groten haet opten hals haelt, selver meest van diegheene die tottet werck minst lust hebben ende bequaem zijn; jae selver sietmen dit gemeenlick vouge te hebben in de cloosters, zoe van mannen als vrouwen, dewelcke immers de reverentie van de religie ende hare professie (daeraff zij soe hoogen werck maecken) daer aff behoorde te houden. Veel minder ist mogelick tzelve te ontgaen bij eenen, dewelcke groote auctoriteyt ende preeminentie inter pares bij indirecte wegen aen hem es vercrachtende; sijnde altijt gesien zulcx eene quade vuytcompste te hebben, ook oorsaecke te geven tot veele ongerustheyden ende tumulten. Daer over hyervoortijts inde vermaerste republicquen mitsdien criminele peynen gestelt zijn geweest, als van ostracismi, bannissementen ende oock swaerder naer gelegentheyt, dewelcke veele (oock gehouden voor de alderwijste) nyet en hebben connen ontgaen, sonder aensien van haere treffelicker verdiensten, daervan in de historien van Grieckenlant ende Italien veele exempelen connen aengewesen worden; wesende de nature der menschen in desen gemeenlick soe swack, jae verkeert, dat bij denselven geen wijsheyt noch groot verstant can logeren sonder vergeselschapt te zijn met ambitie ende andere vaniteyten, bijsonder daerop goede successen volgende, waerdoor Godt de heere schijnt alsulcke wijsheyt int eynde te willen ter neder werpen ende straffen. Nu, dit werck van den advocaet Oldenbarnevelt succedeerde hem tamelick int beginsel, bijsonder zoe lange als de provincien, gelegen aen de noortzijde van den Rijn, als Gelderlant, Vrieslant, Overijssel ende Groningen noch voor een groot deel van den viant waeren | |
[pagina 445]
| |
geoccupeert, ende voorts haere platte landen in desselfs brantschat ende verdinge waeren gehouden, souckende daer over faveur ende hulpe tot haerlieder verlossinge aen allen canten, daert doenlick was. Maer naerdat Steenwijck, Groningen ende eenige steden van Gelderlant ende Overijssel, te voren van den viant geoccupeert, denselven bij den heere Prince waeren affgenomen, ende daarbij haere platte landen van sviants brantschat bevrijt: soe zijn deselve provincien mettet aengroeijen van haere macht, oock van tijt tot tijt geworden animeuser omme tegens de preeminerende auctoriteyt van den voornoemden advocaet (die haer doch altijt tegens de borst hadde gestaen, al was daervan nyet veele geruchts gemaect soe lange zij de swaricheyt van den viant op den hals hadden) eerst te morren, ende daernae hoe langer hoe meer openbaerlick tegen te spreecken; oock sommige resolutien ende decreten, bij den heeren Staten Generael opt aendrijven van den voernoemden advocaet genomen, te rejecteren, tot geen cleyne verminderinge vant respect van de vergaderinge, dat voor al ongeraect ende sacrosant behoorde te blijven. Omme hyertoe te allegeren een particulier exempel, soe es het gebeurt, dat ick in den jaere xvic één gecommitteert zijnde met twee andere heeren van den Raedt van State in de provincie van Vrieslant, tot bevorderinge van eenige deficerende consentenGa naar voetnoot1), ende onder anderen daertoe geallegeert hebbende, dat de costen van dien alreede gedaen waeren oock bij resolutie van de Heeren Staten Generael, ten bijwesen ende overstaen van heurlieder gedeputeerde opte selve vergaderinge, ons wel dorsten opentlick daerop antwoorden, dat dit | |
[pagina 446]
| |
waeren resolutien nyet van de Staten Generael, maer van den advocaet Oldenbarnevelt; ende es mij onlancx daernae op gelijcke materie in de vergaderinge van de Staten van Zelant met gelijcke antwoort bejegent geweestGa naar voetnoot1); dewelcke doch men moet bekennen dat zeer inpertinent was, aengesien dat trespect van de vergaderinge van de Staten Generael, daer van zijlieden selver mede lidtmaten waeren ende op welcker naem dit swaere oorloge gevoert werde, oock alliancien met verscheyden vuytheemsche princen ende republicquen waeren gemaect, anders behoorde gevyert te worden, bijsonder bij die van Vrieslant, dewelcke daervan int particulier zeer grote voordelen, te weten van de bevrijdinge van haere platte landen vuyt sviants contributien (oock bij toedoen van de voernoemden advocaet), hadden genoten. Hyervuyt can men sien, wat cracht in de regieringe de jalousien zijn hebbende omme den menschen (oock van de alderwijste) te verdwalmen ende doen vergeten haer principael aenbevolen ampt; twelck es de bevorderinge van slants welvaert. Daeromme een ygelick, wesende gestelt in alsulcken rang, wel behoorde sorchvuldich te wesen, aen de eene zijde omme daertoe eerst geen oorsaecke te geven, ende aen de andere zijde, als immers tzelve verschijnt, daer tegens geene remedien te gebruycken, die harder zijn ende van grooter quaet als tquaet selver ende tot meerder onheyl vant gemeen; gebeurende gemeenlick dat de eerste aenvanger van soedanigen disseins hem nyet laet geseggen als mette vuyterste rencontren. Nu, eenige van Zelant hadden onder de hant gedacht op een sacht remedie, dat men alle saecken weder soude brengen aen den Raedt van State, waervan de Prince mede een lidtmaet was; maer tzelve | |
[pagina 447]
| |
voorgeven werde lichtelick affgewent bij dengeene, dewelcke een ander disseing int hooft speelde, onder pretext van dat twee Engelsche raedtsheeren vuyt crachte vant accoort daerinne waeren, die men nyet en behoorde het volcomen secreet van de misse (zoe men seyt), nimirum omnia imperij arcana, ten vuytersten aen de neuse te hangen; hoewel na het gedaene remboursement vant verschot van Engelant tot afflossinge van de cautionarisse steden van Vlissingen ende den Briele zulcx met glimp anno xvicxvi wel hadde connen geschieden, indien daer geen ander disseing waere geweest ende dat men hyerinne hadde gevigileert met gelijcke sorge als int opbrengen van de penningen; bijzonder zoe men wel wiste wat ombraige Vrankrijck daer op hadde, die anno xvicix zeer hadde geinsisteert omme mede gelijcke getal van raetsheeren in den Raedt van State te hebben, als zulcx nyet minder maer wel meerder aen desen staet verdient hebbende; ende hoewel beyde de croonen van Vrancrijck ende Engelant nyet gaerne en sagen dat Spaignen, twelck altijt een grijpent ooge heeft op alle houcken van de werelt ende bijsonder op zijne naebuyren, de geunieerde Nederlanden zoude vermeesteren off, met henlieden reconcilierende, haere macht daermede zouden vergrooten: soe sagen zij immers soe ongaerne dat de eene off dander van henlieden daer op eenich avantaige zoude gewinnen; twelck een groot geluck voor desen staet was, gelijck Godt de heere alle dingen voecht; andersints ende waere het nyet mogelijck geweest, dat deselve nyet mettertijt den eenen ofte den anderen in handen zouden hebben gevallen; gelijckerwijs deselve in voerleden tijden haer vuyt pure desperatie hadden gepresenteert eerst aen Vrancrijck ende daernae aen Engelant, zonder dat zij noch van den eenen noch den anderen aengenomen werden; | |
[pagina 448]
| |
de welcke (hoewel buyten twijffele daertoe nyet qualick gesint wesende) nochtans een groot bedencken was gevende, dat zij hen zulcx onderwindende rekeninge mosten maecken omme nyet alleen het swaere oorloge van Spangen te moeten verwachten, maer oock in vrese staen van dat de andere croone Spagnen zoude mogen bijvallen; oock daerbij comende dat Spaignen, tselve gewaer wordende, tot belet van dien te meer zoude poogen secretelick alle middelen aen te wenden omme de ingesetenen van de croone daer tegens te doen opstaen, daertoe nimmermeer noch humeuren van menschen noch pretext (alwaert nyet anders als van de religie) onbreeckende, insonderheyt gebruyckende de cracht van haere goude pistoletten; gelijck onlancx daerna gesien es, dat de heylige ligue (zoe zij ze noemen), met toedoen van den Paus gesmeet zijnde, geheel Vrancrijck overal metten brant vant inlantsche oorloge zeer jammerlick es ontsteecken geweest; oock Engelant met Irlant nyet vrij gaende door de practicquen vant quade saet, onder de papisten aldaer gestroyt, mede nyet weynich overgewaeyt zijnde tot in Schotlant toe. Maer, omme voorts weder te comen op het oude verhael, soe isser noch eene andere zaecke van geen cleyne importantie bij den voornoemden advocaet Oldenbarnevelt gepractiseert, dewelcke wel grotelicx tot vermeerderinge van zijne auctoriteyt was dienende, nochtans nyet off hij haalde daermede ongelijck grooter jalousie ende haet op den hals, als namentlick dat hij was nae hem treckende int particulier alle secrete correspondentien van de ambassadeurs ende agenten, van wegen dese landen op verscheyden plaetsen gesonden, dewelcke hoewel haere depeschen aen de vergaderinge van de Staten Generael ordinarie waren doende, nochtans altijt aen hem int privé alle naer- | |
[pagina 449]
| |
dere circumstantien ende gelegentheyden overscreven; waermede hij de saecken nae zijn voornemen ende disseyn zoe wiste te proponeren, dat eenige gedeputeerde, nyet zeer verre siende, eene opinie van groote wijsheyt daerdoer van hem schepten ende te meer revereerden, hoewel tmerendeel van de vergaderinge zulcx tot groet ongeneugen was streckende, dewelcke, dickmael geene volcomene onderrechtinge hebbende, zeer qualick voor ende van wegen haere principalen conden adviseren; daerover insgelijcx den Raedt van State meesten tijt waeren beclagende, dat zij, versocht zijnde te comen in de vergaderinge omme te adviseren op saecken van importantie, dickwils op staende voet mosten antwoorden genoechsaem op raetselen, na de maniere van Apollo. Oock hem soe verre daerinne steeckende, dat door middel van alsulcke correspondentien, dewelcke de voors. ambassadeurs ende agenten met hem zeer gaerne waeren houdende, omme daerdoor zijn faveur te gewinnen, hij hem onderwonde de distributie van de penningen van vuytheemsche secoursen genoechsaem alleen te doen, zonder groote communicatie van andere van de Staten Generael ofte van den Raedt van State, onder pretext dat zulcx geschiede met voorweten ende advis van den heere Prince; hetwelck naemaels aen den Ontfanger Generael zeer grote moeyten maecteGa naar voetnoot1), zoe wanneer hij daertoe formele ordonnantie tot zijne verseeckerheyt was versouckende, hoewel hij tzelve om trespect van zijn persoon nyet hadde derven weygeren. Ende was dese correspondentie lopende nyet alleen aen de officieren van den lande maer oock aen verscheyden raeden van vuytheemsche princen, die hij wiste bij | |
[pagina 450]
| |
haere meesters in credyt te zijn, daermede hij nochtans andere wel zoude hebben weten te causeren ende wel criminelick doen aenspreecken, gelijckerwijs als zulcx in eene welbestelde regieringe nyet behoort toegelaeten te worden; maer hij achte al tselve mette glimpe van zijn respect wel te zullen connen overwegen. Nu, gelijck de jalousie ende haet van de gedeputeerde, comparerende opte vergaderinge van de generale Staten, ende mede, door haere rapporten, van de provincien selver zeer groot was tegens den advocaet Oldenbarnevelt, omme redenen hyervoren verhaelt, soe es het oeck soe, dat deselve omme gelijcke redenen nyet minder was in de provincie van Hollant, zoe bij verscheyden gedeputeerde van de steden, comparerende opte vergaderinge, als bij de Gecommitteerde Raeden, alwaer hij mede overal tot gelijcke preeminentie van credyt was trachtende; daertoe goede bequamicheyt hadde, wesende als een perpetuel president zoe in de vergaderinge van de Staten als int collegie van de Gecommitteerde Raeden, alle zaecken proponerende, stemmen daerover ommevragende ende colligerende, ende daernae van alles besluyt maeckende, in qualiteyt als advocaet van de Ridderschap ende Edelen, zijnde het eerste ende voorsittende lidt van de vergaderinge; gelijck in absentie van den advocaet mede altijt gedaen es geweest bij den pensionaris der stadt Dordrecht, zijnde tnaeste lit daer aen volgende, hoewel de voornoemden advocaet naemaels, bij alsulcken titule van advocaet van de edelen ofte oock van de provincie van Hollant sich nyet geneugende, hem was aennemende den titel van Eerste Raedt ende Advocaet van HollantGa naar voetnoot1), hoewel bij zijne | |
[pagina 451]
| |
predecesseurs noyt te voren gebruyct. De litmaeten van de vergaderinge, dewelcke meest den tijt in haer privé zoe voor haere steden als personen aen de vergaderinge remonstrantien ende versoucken hadden te doen, sochten zeer het faveur van den advocaet, aen dewelcke hij oock eenen goeden slach (zoe men seyt) bij gelegentheyt zeer wel wiste te vougen, ende daermede zijn credyt ende respect te augmenteren, hoewel oock zulcx nyet en was zonder jalousie, selffs van degeenen die van hem tbeneficie waeren ontfangende, die altijt liever van de groote als van een particulier, daer zij selver meesters over zijn, worden aengenomen. Opte selve manieren werde oock gehandelt mette Gecommitteerde Raeden, consisterende vuyt gedeputeerde van de edelen ende grootste steden van de provincie, bij de welcke was de ordinaris administratie van de lopende zaecken, ende int bijsonder mede van de finantie ende wes daeraen dependeert, als betalinge van crijsvolck, renten, copinge van behouften van de oorloge ende anders, daervan haere last was omme assignatien te geven ende ordonnantie opte ontfangers te depescheren; van al twelcke hij het principale beleyt was aen hem treckende, overmits hij int selve collegie mede continuelick was presiderende ende oversulcx het principael van alle saecken aen hem selve behoudende, omme nae zijn disseing te proponeren; daervan hij doch aen andere zoe wey- | |
[pagina 452]
| |
nich communiceerde als hem immers doenlick was. Hyertoe diende hem nyet weynich een zeeckere resolutie, die bij de Staten genomen werde, van dat de Gecommitteerde Raeden, die te bevorens stonden tot revocatie van de steden, vuyte welcke zij gecommitteert waeren, nu nyet langer aldaer mochten blijven besoignerende ende gecommitteert werden als een tijt van drye jaeren, naer dewelcke zij mosten daervuyt scheyden ende een ander van deselve steden in haer plaetse comenGa naar voetnoot1): een resolutie, die haest te vercrijgen | |
[pagina 453]
| |
was, als onder de vroetschappen van de steden zeer wel smaeckende, opdat de beurte aen andere, die in alsulcken ampt mede gadinge hadden, te lichter zoude ommecomen; doch wesende een saecke, daervan tlant den meesten dienst nyet conde hebben, naerdien dat | |
[pagina 454]
| |
zoe wanneer de Gecommitteerde Raeden bij continuatie van zaecken eerst begonsten kennisse te hebben ende aen tlant den besten dienst doen, zijlieden vuyt het collegie mosten scheyden, daervan zij oock mitsdien zoe zeer haer werck nyet en maecten als het wel behoorde. Maer hyermede soe moste de principale directie van saecken ende insonderheyt van de finantien nootsaeckelick aen hem vervallen, te meer daerbij hebbende alle het beleyt van de groote vergaderinge van de Staten. Nu, het scheen wel, indien den advocaet Oldenbarnevelt hem hyermede hadde willen geneugen ende nyet daer buyten springen, dat hij op die maniere wel zoude hebben connen blijven ende continueren, want daer nyemant particulier van alsulcken credyt was, dewelcke opentlick tegens hem den stock zoude hebben derven trecken, ende noch veele minder hoe hij van zaecken langer continuatie was hebbende; maer gelijckerwijs als de ambitie ende grootsheyt, wanneer die den menschen eens heeft bevangen, altijt poocht verder ende verder te gaen ende onversadelick es, sonder dat deselve eenichsints can worden getemt off binnen limiten gehouden worden, soe en heeft de advocaet Oldenbarnevelt hem nyet ontsien omme deselve voor den wint met volle seylen te laeten voortlopen, bijsonder aengemerct dat zaecken van regieringe, tzij off die betreffende zijn de policie, milice off finantien, tsamen metten anderen een zeer grote connexiteyt zijn hebbende ende als geketingt aen de andere hangen. Ick hebbe hyervoren verhaelt, hoe dat hij de principale cracht ende murch van de regieringe hadde gebracht aen den Prince van Orangen ende onder desselffs naem genoechsaem op hem selven. Dit hadde int beginsel passelicken voortganck, terwijle zijne Excellentie noch jonck van jaeren was en zijne sinnen meer oeffende int wapenen ende bestuyren vant | |
[pagina 455]
| |
crijsvolck, nae de gewoonten ende manieren van jonge heeren, zonder op andere saecken veele te connen letten; maer naedien de jonge heere int beginsel nyet was doende zonder communicatie ende advis van den voornoemden advocaet, soe hadde deselve hyerdoor goede occasie ende middel omme tot hem te trecken nyet alleen alles wat politijck was, van het eligeren van de capiteynen ende andere officieren vuyte nominatie van de Staten, insgelijcx van de keuse van de magistraten vuyt derselver voorgaende nominatie, volgens haere privilegien ende gewoonten, ende andere diergelijcke saecken, maer oock voor een groot deel het principael van de oorloge, als besettinge van de guarnisoenen, verleggen ende verseynden van compaignien, ende daerbij de principale concepten van de expeditien ende exploicten; dewelcke hij, nae zijne fantasie voorwerpende, dickwils dede voortganck hebben al waeren deselve tegens het advis ende sinne van den Prince ende crijsraet, dewelcke deselve mosten int werck leggen ende effectueren; ende wanneer deselfve zulcx difficulteerden, zoe wiste hij henlieden te bejegenen met eenige resolutien, dewelcke hij procureerde off bij de Staten Generael off bij de Staten van Hollant, naedat de gelegentheyt vereyscht, daermede hij henlieden bejegende ende thooft bonde. Aldusdanige proceduren hadden wel voor een wijl tijts haeren loop, maer en conden voor een wijl tijtsGa naar voetnoot1) nyet dueren, daerop de voornoemden advocaet scheene nyet zoe wel acht te nemen als behoorde, noch te dencken dat cleyne leeukens met haer wel laeten spelen, zoe lange zij jonck zijn, maer nyet als zij volwassen zijn geworden. Den Prince dit mittertijt steeckende tegens de borst, in plaetse van de voor- | |
[pagina 456]
| |
gaende correspondentie, begonst een weersien hoe langer zoe meer hyertegens te hebben, selver mede ten laetsten tegens den persoon van den advocaet, die scheene zijn dagelicxe actien nyet genoeh te connen modereren nae de gelegentheyt van de persoon van den Prince, denwelcken hij opt oude faetsoen meende te houden, nyet wel lettende opt oude spreeckwoort: Omnisque potestas impatiens consortis eritGa naar voetnoot1). Ende hoewel tzelve nyet opentlick int eersten vuytberste, soe en was nochtans de jalousie ende haet onder henlieden int verborgen nyet te minder, dewelcke zijlieden ten wederzijden tegens den anderen waeren simulerende ende inwendich smorende. Dadvocaet Oldenbarnevelt, wel enichsints bemerckende dat hij met langheyt van tijde in desen graet ende posture metten Prince van Orangen nyet zoude connen blijven staen, meende met zijn bewilligen ende toestaen dit stuck op eenen anderen voet te brengen, met raedt ende advis van de oude vrouwe Princesse van Orangen, moeder van Prince Henrick Frederick van Nassau, te weten omme den voornoemden heere Prince van Orangen te persuaderen, dat hij, blijvende voortsaen in zijn camer, aen hem behouden zoude het opperbeleyt van de zaecken, terwijle hij nu den tijt van thyen off twaelff jaeren alle sorge ende fatigue van de exploicten van oorloge op zijn hals hadde gehadt, dewelcke hoewel hem tot noch toe wel waeren geluct, dat nochtans de fortune haest conde keeren ende hij daerdoor een weersien in de moeyten zoude crijgen, derhalven hij alle de groote becommernisse ende moeyten van de beleydinge vant crijsvolck hem zoude ontslaen ende deselve voortaen leggen opte schouderen van zijn voornoemden broeder Prince Henrick Frederick, die jonck | |
[pagina 457]
| |
was ende de fatigue van oorloge best conde dragenGa naar voetnoot1). Waermede de voornoemden advocaet Oldenbarnevelt opte oude maniere meende zijne zaecken mette joncheyt van desen tweeden jongen heere te boven te comen; maer desen voorslach en conde hij den Prince van Orangen nyet zoe wel voorschilderen, off het was zoe verre van daer omme denselven hem te doen aennemen, dat de voornoemden Prince hem daerover ten hoochsten verergerde ende daerbenevens een vaste opinie schepte, als off men hem van zijne ampten wilde affsetten ende vuyte regieringe geheel stoten; achtende dat, hij missende tbevel over tcrijsvolck, hem daermede weynich auctoriteyts zoude overblijven; welcke ghissinge (omme de waerheyt te seggen) nyet en liep tenemael buyten tspoor, want, het commandement over tcrijsvolck gebracht aen de jongen heere des Princes broeder, soe soude tselve indirectelick weder gecomen hebben, mette oude maniere, opten advocaet Oldenbarnevelt; dewelcke alsdan telcken daerbij voortcomende mette decreten ende resolutien off van de Staten Generael off van de particuliere provintie van Hollant, die hij genoech wiste te smeden: soe zoude de Prince hem gevonden hebben ontset van alle macht ende auctoriteyt, zoe militaer als politijck; insonderheyt alsoe den advocaet onder de hant zijne actien onder veele van de Staten een glimp was gevende, aloff hij vuyt crachte van zijn ampt principalick hadde te sien op de conservatie van de liberteyt, hooch- ende gerechticheyt vant lant ende heeren Staten, ende dienvolgens mede opten Prince, indien | |
[pagina 458]
| |
hij door het gesach over tcrijsvolck off vorder auctoriteyt het ooge opt principatum zoude willen werpen; daervan de voornoemden advocaet nyet weynich van suspicie ingenomen was. Doch off hij daertoe rechte oorsaecke hadde, laete ick daer staen; maer ick wete dat de Prince op eenen tijt, met mij familiaerlick spreeckende, seyde, dat hij de contributien van den lande zoe hooch vonde gestelt, dat hij achte onmogelick te zijn, dat, indien daer een prince vant lant waere, deselve noch van de Staten noch gemeente bij eenige manieren van inductie zoude connen vercregen worden. Dit morrede voortsaen ende wackerde hoe langer zoe meer met diversche daerop volgende incidenten van suspicien ende misduydingen; een quaet oncruyt, dat vooral int stuck van de regieringe zeer haest spruyt, voorloopt ende opwast; ende gelijckerwijs alsmen int beginsel vant gouvernement van den Prince groote sorge hadde, dat hij de zaecken vant lant door precipitantie ende ambitie des jonckheyts te zeer soude haserderen: soe werde nu ter contrarien hem naegegeven, dat hij hem mette voordeelen van de rivieren te zeer was behelpende, oock in de belegeringe van plaetsen te veele tijts consumerende, ende costen doende in begravingen ende verseeckeringen van zijnen......Ga naar voetnoot1) ende quartieren; daermede hij hem alleenlick houdende opte defensive, veele goede occasien van offensien opten viant lyet voorbijgaen, zonder deselve behoorlick waer te nemen. Maer hoe verre zulcx waer es, seggen ons de regulen van de beleyders van heerlegers ofte andere troupen crijsvolcx, dat men sich moet onthouden van bataillen ofte ander hasard van den oorloge, ten waere dat men door de vuyterste noot daertoe werde gedwongen, | |
[pagina 459]
| |
ofte ten minsten dat men zeer groot avantaige daermede op zijn viant was siende; hoewel tselve noch zonder hasard nyet can geschieden, naedemael dickwils gesien wort, dat de desperatie bij noot meer vecht als de reden ende cloeckheyt vant crijsvolck; ende bijsonder es dit int bijsonder van de grootste consideratie in desen staet, dat deselve, wesende van een zeer cleyn begrip ten aensien van de grootheyt ende macht van haeren viant ende vant swaere onversoenlicken oorloge, dat zij tegens denselven hebben te voeren, denselven staet geen nederlage zoude connen hebben off verdragen zonder tgeheele lant daerbij in waechschael te stellen, ofte ten minsten connen beletten des viant invasie, verderff van de platte landen, aleer men de geslagene ende verstrooyde troupen weder zouden connen redresseren, waervan de recreuten ende supplementen van buytens lants ende meest over zee moeten geschieden, aengesien dat vuyte ingesetenen vant lant deselve tot zoe groten oorloge te lande ende te water op verre nae nyet connen gefurneert worden, behalven dat, de oude geoeffende compagnien eens ontdaen zijnde, in langen tijt nyet weder in de oude posture connen gebracht worden.
Cetera desunt. |
|