Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 10
(1887)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
De oprichting van het college van gedeputeerde staten van Utrecht.
| |
[pagina 338]
| |
waarop een belangrijk deel der bestuurstaak zou neerkomen, omdat de stadhouder, tevens bestuurder van Holland en Zeeland, uit den aard der zaak dikwijls afwezig moest zijn. Stadhouder en Hof voerden samen de regeering van het gewest, maar feitelijk moest het Hof van Utrecht - altijd te Utrecht aanwezig, gedurig vergaderende - wel het dagelijksch bestuur op zich nemen. De opstand verstoorde dezen regelmatigen toestand. Reactie tegen de door Karel V en zijnen zoon ingevoerde hervormingen in het bestuur bekleedde niet de minste plaats onder de motiven, die tot verzet leidden, en het lag daarom in de rede, dat de Provinciale Hoven, zelven uitvloeisels dier hervormingen, over het geheel aan den opstand geen goed hart kunnen toegedragen hebben. Naarmate de revolutie veld won, moest men er dus naar streven, den invloed van het Hof meer en meer te beperken, - een streven, dat uitliep op de hervorming van den regeeringsraad tot een zuiveren raad van appèl. Terwijl alzoo het Hof zijne beteekenis voor het bestuur allengs verloor, namen de Staten van het gewest meer en meer in aanzien toe. De onrustige tijden, het groote geldgebrek gaven aanleiding, dat zij meer dan te voren bijeengeroepen moesten worden: telkens was de regeering genoodzaakt hun om geld te vragen, telkens was zij daarom genoodzaakt, hun advies te vragen. Eerst daardoor kreeg de Statenvergadering als vast lichaam hare groote beteekenis. Het verdient opmerking, dat in stukken van de 16e eeuw de Staten van Utrecht nog doorgaans aangeduid worden als ‘die gedeputeerden van de Staten van Utrecht,’Ga naar voetnoot1) terwijl men | |
[pagina 339]
| |
onder ‘de staten’ dus blijkbaar verstaat de committenten van de ter dagvaart verschijnende personen: de leden van de kapittelen, de ridderschap en de gezamenlijke raadsleden der steden. De terminologie was volkomen juist: de staten (van het Fransche woord ‘estats’) waren de drie standen (Hoogduitsch ‘Stände’) van het bisdom (geestelijkheid, adel en dienstmannen, later de stad Utrecht) en de Statenvergadering bestond slechts uit hunne afgevaardigden. Maar het valt in het oog, dat zij, die zulk eene omschrijving gebruikten, de Statenvergadering nog niet als een vast, georganiseerd, op zich zelf bestaand lichaam beschouwden, veel minder althans dan hunne nazaten, die de leden zelven de Staten van Utrecht noemdenGa naar voetnoot1). Vooral sedert bij de Pacificatie van Gent (8 Nov. | |
[pagina 340]
| |
1576) de Staten-Generaal zelven het bestuur in handen genomen hadden, moesten de Staten-vergaderingen zich meer en meer consolideeren. Nieuwe belastingen tot dekking der oorlogskosten werden uitgeschreven (in Utrecht Jan. 1577 en Sept. 1578): de Staten kregen zoodoende een eigen financiëel beheer van groot belang. De Staten-vergadering was dus aangewezen om de teugels van het bewind, die aan het Hof dreigden te ontvallen, op te vatten. En toch, ongeschikter lichaam om als bestuurder van een gewest op te treden kon men zich wel niet denken. Het getal leden was afwisselend, zelfs waren niet eens alle personen duidelijk aangewezenGa naar voetnoot1); vele leden hadden hunne woonplaatsen buiten de stad in alle deelen van het gewest, zij hadden meerendeels andere bezigheden, werden niet voor hunne moeite als bestuurders bezoldigd en konden dus bezwaarlijk voortdurend te Utrecht tegenwoordig zijn. Reeds dadelijk (zelfs eenige dagen vóór de Pacificatie van Gent) deed zich te Utrecht dit bezwaar gevoelen. Men greep aanvankelijk tot het meest voor de hand liggende redmiddel, en riep de te Utrecht aanwezige leden der Staten (‘die staten binnen Utrecht residerende’Ga naar voetnoot2)) bijeen: op 30 October 1576 begon de secretaris der Staten Willem Van Lamzweerde een afzonderlijk register ‘van alle alzuleke acten als by den gedeputeerden van den Binnen-Staten slants van Utrecht (gesloten zijn)’Ga naar voetnoot3). Ter vergadering aanwezig waren ‘dye ge- | |
[pagina 341]
| |
deputeerden van de vijff ecclesien (de Utrechtsche kapittelen), der gemeen ritterscapGa naar voetnoot1) ende regierders der stadt Utrecht, als representerende dye drye binnenstaeten slants van Utrecht’; bovendien vond men er ‘dye gedeputeerden van den Hove Provinciael’Ga naar voetnoot2). Het Hof gaf derhalve het beheer nog niet uit handen, en zelfs werden de vergaderingen, aanvankelijk - als van ouds de Staten-vergaderingen - gehouden in het kapittelhuis ten DomGa naar voetnoot3), later overgebracht ‘in der cancelrye sHoeffs van Utrecht’Ga naar voetnoot4). | |
[pagina 342]
| |
Ook het samenroepen der Binnen-Staten bij iedere kleinigheid bleek echter ondoenlijk: reeds twee dagen nadat het bovengenoemde register begonnen werd, besloot men ‘enigen in cleynen getale te deputeren, diewelcke in alle voirvallende zaecken in desen sorchelijcken ende periculosen tijt communiceren ende, indien dzelve zaecken haest hadden ende geen dyley en vereyschten, eyntelyck (d.i. definitief) resolveren’ zouden. Tegelijkertijd volgde de nominatie dezer personen (17 in getal), onder bepaling, dat zij dagelijks in het kleine kapittelhuis ten Dom zouden vergaderenGa naar voetnoot1). Is deze commissie inderdaad tot stand gekomen? heeft zij langen tijd bestaan? Wij weten het niet. Het bovenvermelde register bevat volgens het opschrift de notulen der ‘Binnen-Staten’; doch het valt niet te ontkennen, dat zulk eene vergadering haar bestaansreden verloor, wanneer een college van Gedeputeerden bestond. Kan men dus aannemen, dat de notulen, die na het besluit tot instelling der Gedeputeerden in het register geboekt staan, notulen van Gedeputeerden zijn? Het schijnt van niet: immers nog later vindt men daarin aangeteekend, dat ‘die drye Binnen-staten’ compareerden, en hoewel somtijds ook het samen- | |
[pagina 343]
| |
komen van ‘de gedeputeerden van de Staten’ vermeld wordt, moet men onder die gedeputeerden gewis dezelfde personen verstaan, die dikwijls ‘die gedeputeerden van den drye Binnen-Staten’, ook wel met verwijzing naar deze uitdrukking ‘de voirnoemde gedeputeerden van de Staten’ (d.i. dus de Binnen-Staten zelven) genoemd worden. De Binnen-Staten zijn dus blijven bestaan en daardoor wordt het voortdurend samenkomen van gedeputeerden onwaarschijnlijk. Vermoedelijk vormden deze gedeputeerden dan ook eene commissie uit de Staten, die voor een korten tijd (de tijd was inderdaad bijzonder ‘sorchelyck ende periculoos’: het beleg van Vredenburg was op handen!) benoemd werd. Evenzoo werd toch 14 November 1576 eene andere commissie (uit elken staat en uit het Hof éen, met den Domdeken en den bevelhebber van het Duitsche garnizoen) ingesteldGa naar voetnoot1), ‘die op alle zwaricheyden ende secrete zaecken den crijsraet angaende disponeren ende resolveren’ zou, terwijl haar gegeven werd ‘macht auctoriteyt ende speciael bevel, om eyntelijck op alle zaecken ende materialen den crijch angaende te ordonneren ende beveelen, niet daervan uuytgesondert.’ Ook van de verrichtingen van deze commissie is niets bekend, terwijl zij toch 30 November nog in wezen wasGa naar voetnoot2). Het register van besluiten der Binnen-Staten eindigt met 26 Maart 1577. Is het bijeenroepen dezer verga- | |
[pagina 344]
| |
dering toen gestaakt? Het is wel waarschijnlijkGa naar voetnoot1): immers juist 1 April 1577 begint een ander register van Staten-notulenGa naar voetnoot2). Aan het hoofd daarvan leest men het besluit, hierachter afgedruktGa naar voetnoot3), waarbij eene nieuwe commissie van Gedeputeerden wordt ingesteld. Ditmaal is het zeer zeker ernst geweest: de notulen van deze commissie loopen sedert de instelling geregeld door tot 6 Juni 1578, wanneer ze op volkomen ordelijke wijze eindigen met het besluit tot instelling eener nieuwe commissieGa naar voetnoot4), die de oude van zelf onnoodig maakte en ophief. Wat bedoelde men in April 1577 met de instelling van gedeputeerden? Eenvoudig het aanwijzen van eenige gedelegeerden tot het afdoen der dagelijksche zaken? Zeker was dit het doel; doch was het het eenige? Vergelijken wij met ons register de officiëele notulen der Staten, die sedert 17 Februari 1577 voorhanden zijn, dan blijkt het, dat de Staten regelmatig bleven samenkomen, terwijl de minder talrijke vergadering tegelijkertijd hare zittingen voortzette. Het zijn op nieuw afgevaardigden der ‘Binnen-Staten’, die hier bij- | |
[pagina 345]
| |
eenkomen; de kleine steden zijn uitgesloten en compareeren alleen in de talrijker Staten-vergadering. Deze feiten spreken vóór eene commissie tot afdoening van spoedeischende loopende zaken. Doch van den anderen kant is er veel, dat twijfel wekt, of dit wel alleen het doel der bijeenkomst was. Het getal der gedeputeerden is een ‘merckelick getal’ (18 personen), wel wat groot voor eene commissie voor dagelijksche zaken. Let men op de door de gedeputeerden behandelde onderwerpen, dan blijkt het, dat volstrekt niet alleen zaken van weinig belang of van spoedeischenden aard afgedaan werden: het besluit tot afbraak van Vredenburg is in het notulenboek van gedeputeerden opgenomen, niet in dat der Staten, hoewel dezen op dienzelfden dag (16 Sept. 1577) juist bijeen waren. Er is meer: de zoogenaamde gedelegeerden der Staten treden geenszins als eene commissie van uitvoering op, die in gewichtige zaken hare committenten laat beslissen: op 16 Februari 1578 besloten de gedeputeerden, wanneer de stad Amersfoort, die niet in de vergadering vertegenwoordigd was, weigerachtig bleef om de rentebrieven, tot wier uitgifte besloten was, mede te bezegelen, dat de stad Utrecht voor hare onwillige zuster zou zegelenGa naar voetnoot1). Ook de wijze, waarop de ondervergadering tot stand kwam, is voor eene commissie tot afdoening van loopende zaken vreemd: niet de Staten delegeeren haar een gedeelte hunner macht; neen, zij zelven constitueeren | |
[pagina 346]
| |
zich als commissie (‘ende zijn daertoe genomineert de bovengenoempde’ d.i. de aanwezige ‘personen’). Toch hebben wij hier niet te doen met twee vijandige colleges, die tegenover elkander staan: immers de leden van het kleinere college verschijnen voor en na ook in het grootere. Wat had men dan voor? De oplossing der moeielijkheid schijnt mij gelegen in de plaats, waar beide vergaderingen samenkomen: terwijl het officiëele Staten-college op beschrijving van het Hof in de kanselarij blijft verschijnen, zetelt de minder talrijke vergadering van den aanvang af op de oude vergaderplaats der Staten, het kleine kapittelhuis ten DomGa naar voetnoot1). Let men op deze bijzonderheid, dan kan het dunkt mij niet twijfelachtig zijn, dat de Staten bedoelden, zich, vooral voor de inwendige aangelegenheden van het gewest, aan den invloed van het Hof te onttrekkenGa naar voetnoot2). Niet zeer lang waren zij daartoe in de noodzakelijkheid: den 9 October 1577 nam Utrecht satisfactie en begaf zich onder het bestuur van den prins van Oranje; den volgenden dag (10 October) verhuisden de Staten uit de kanselarij van het Hof naar hunne oude ver- | |
[pagina 347]
| |
gaderplaats, het kapittelhuis ten DomGa naar voetnoot1). Het juk van het Hof was dus afgeworpen en de commissie uit de Staten had haar bestaansreden verloren. Inderdaad bevat het register van hare notulen van 10 October 1577-6 Juni 1578 dan ook slechts drie bladen schrifts, - een klaar bewijs, dat de commissie wel in naam bestaan bleef, doch feitelijk niet meer werkzaam was. Doch des te meer deed zich de behoefte gevoelen aan eene permanente commissie uit de Staten tot het afdoen der kleine en het voorbereiden der belangrijke zaken. Had men er vroeger zelfs zóóveel aan gehecht, een tegenwicht te hebben tegen den invloed van het bijna dagelijks vergaderende Hof, dat men vrij hooge presentiegelden aan de leden der Staten-commissie verleend had, - hoeveel te meer moest men nu behoefte aan eene permanente commissie gevoelen, nu de leiding der zaken aan het Hof geheel ontnomen was! Inderdaad, op 12 April 1578 kwam in de Statenvergadering ter tafel ‘zeecker concept’, dat reeds ‘eertijts’ ontworpen was, strekkende ‘om die vergaderinge van enige gedeputeerden van de Staten te doen, diewelcke alle zaecken prepareren ende opt behagen van dezelve Staten tracteren zullen.’ Wij kunnen over den inhoud van dit ‘concept’ vrij juist oordeelen: het is (met geringe latere wijzigingen) het hierachter sub No. II afgedrukte stukGa naar voetnoot2). Vermelding | |
[pagina 348]
| |
verdient, dat ook nu de leden der commissie loon (‘gage’ heet het op p. 364) zouden trekken in den vorm van presentiegelden, - een bewijs, dat men bedoelde een vast lichaam te scheppen, een bestuurscollege, bestaande uit personen, die voor dit ambt konden leven. Intusschen, de zaak, hoe noodig ook, stuitte aanvankelijk af op den onderlingen naijver der leden. De Staten keurden de zaak wel goed (onder voorbehoud, dat de gedeputeerden alleen zouden ‘prepareren ende opt behagen van de Staten tracteren sonder te resolveren’) en benoemden zelfs dadelijk als leden der nieuwe commissie één persoon uit elk der vijf kapittelen, twee uit de ridderschap en twee uit de stad Utrecht (zoodat dus de geestelijkheid de meerderheid had). Doch er kwam protest: de gedeputeerden van Amersfoort zeiden, ‘dattet directelijck was tegens huere privilegiën ende oude gebruyck’, en zij weigerden hunne toestemming. Blijkbaar zagen zij in, dat deze regeling in een anderen duurzamen vorm de Binnen-Staten zou doen herleven en dat zoodoende de invloed der kleine steden belangrijk verminderen zou. Het protest miste zijne uitwerking niet: het college kwam aanvankelijk niet tot stand. Naar het schijnt, is de twist, waarover uit de notulen niets verder blijkt, steeds hooger geloopen. Men kwam aan de bezwaren der kleine steden (die zich natuurlijk bij Amersfoort voegden) te gemoet, door in het concept eene bepaling op te nemen, volgens welke zij | |
[pagina 349]
| |
eenige personen uit haar midden bij de anderen zouden mogen voegen, die ter vergoeding hunner meerdere kosten (zij woonden immers niet te Utrecht) dubbele presentiegelden zouden genietenGa naar voetnoot1). Doch het hielp niet: de kleine steden bleven weerspannig en de andere leden der Staten waren beducht, wanneer men desniettegenstaande de commissie tot stand bracht, dat hunne besluiten zouden ‘gecontroverteert oft in dubium gerevoceert worden’. De twee eerste leden der Staten met de stad Utrecht, ‘als wesende yerste ende principaelste litmaet van den derden staet’, wendden zich dus tot den prins van Oranje als stadhouder, met verzoek om de benoeming der gedeputeerden goed te keuren en het concept te bekrachtigen, onder bevel aan de kleine steden, om zich naar dit besluit te regelenGa naar voetnoot2). Naar het schijnt heeft zich de beslissing laten wachten. Nog 6 Juni 1578 stelden de oude gedeputeerden van 1577 ‘om die jegenwoirdige notelicheyt’ eene voorloopige commissie van vier leden aan, om de voorvallende zaken af te doen, en traden af. Heeft de prins later aan het verzoek der Staten voldaan? heeft hij wellicht ondershands de zaak geschikt? Of hebben de drie leden, toen het antwoord uitbleef, op eigen gezag, niettegenstaande het verzet der kleine steden, de zaak doorgezet? Het blijkt niet: de Staten-notulen zwijgen van de zaak; doch 11 Augustus 1578 kwam het nieuwe college van Gedeputeerden, samengesteld | |
[pagina 350]
| |
op de wijze als 12 April besloten wasGa naar voetnoot1), bijeen, en begon zijne vergaderingenGa naar voetnoot2), die sedert geregeld voortgezet zijn. Van het vaststellen der concept-instructie wordt geene melding gemaakt; doch het is meer dan waarschijnlijk, dat zij in gebruik gesteld is: immers 25 Augustus 1580 handhaafden de Staten ‘die oude ordonnantie’Ga naar voetnoot3). Zoo was het college van Gedeputeerde Staten geconstitueerd. Het trad reeds dadelijk geheel in de functiën van het Hof, in zooverre ook het bijeenroepen der Staten-vergaderingen aan Gedeputeerden werd opgedragenGa naar voetnoot4). Maar nog had het college vele stormen te doorstaan, eer het voor goed gevestigd was: eerst door verschillende hervormingen werd het langzamerhand geconsolideerd. In de notulen der Staten kunnen wij duidelijk bemerken, dat het college van Gedeputeerde Staten aanvankelijk door de leden der Staten-vergadering niet als een zelfstandig lichaam beschouwd werd. De | |
[pagina 351]
| |
leden zagen blijkbaar nog niet in, dat de Gedeputeerden, wien de instructie (wel is waar in tegenspraak met de termen van het besluit der Staten) opdroeg, over verscheidene voorvallende zaken ‘uuyterlick’ (d.i. definitief) een besluit te nemen, bestemd waren om langzamerhand personen van veel invloed te worden. Alleen zoo is het te verklaren, dat de ‘Buyten-Staten’ (de kleine steden en de buitenwonende leden der ridderschap) herhaaldelijk niet compareerden, en gedwongen moesten worden om aan de beraadslagingen deel te nemen. Van den anderen kant was het noodig, dat op deze bijeenkomsten slechts zij tegenwoordig waren, aan wie door de Staten de daar verhandelde belangrijke zaken waren toevertrouwd, en dat niet andere leden der Staten-vergadering, wellicht belanghebbenden bij de behandelde zaken, de Gedeputeerden vervangen of op eigen gezag door hunne tegenwoordigheid belemmeren, ja overstemmen konden. De leden moesten gewend worden aan het denkbeeld, dat het lidmaatschap van Gedeputeerde Staten een afzonderlijk ambt was, tot welks waarneming men verplicht was en tot welks bediening het niet voldoende was, commissie ter Staten-vergadering te hebben. Verschillende besluiten der Staten strekten om dit doel te bereikenGa naar voetnoot1): door zware boeten op het niet verschijnen der leden en op de tegenwoordigheid van onbevoegden trachtte men het kwaad te verhelpenGa naar voetnoot2). In de tweede plaats moest het overwicht der geestelijkheid gebroken worden. Wij zagen, dat deze met | |
[pagina 352]
| |
vijf personen in de commissie meer gezag had dan de beide andere Staten-leden, die te zamen slechts vier personen zonden. Bovendien eischte zij, dat, evenals in de Staten-vergadering van ouds de Domdeken voorzat, ook in de vergadering van Gedeputeerden steeds een lid der geestelijkheid zou presideeren. Zij hechtte aan beide voorrechten zooveel, dat zij zich van het bijwonen der vergaderingen onthield en ‘protesteerde van nullité’ van het daar verhandelde. Doch de andere leden overwogen, dat in den boezem der geestelijkheid zich bevonden personen, die men niet hield voor ‘goede patriotten, voor suspect ende den Staten onaengenaem’Ga naar voetnoot1): zij besloten dus vol te houden en zonder de geestelijkheid te vergaderen. Weder werd nu de tusschenkomst van den prins van Oranje ingeroepen; doch noch de overkomst van Paulus Buys met last van Z.Exc. om de zaak te schikken, noch het beroep op het ‘venster, dat heur misverstant ende twiste den vyant opendeden,’ werkte krachtig genoeg om de zaak in orde te brengen: Het eind was, dat ridderschap en stad definitief besloten, slechts twee gedeputeerden uit het eerste lid toe te latenGa naar voetnoot2) en het praesidium wekelijks te laten wisselenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 353]
| |
Al deze wijzigingen maakten eerlang eene nieuwe regeling van het bijeenkomen der Gedeputeerden noodig. Reeds 11 Maart 1580 was er sprake van eene nieuwe ordonnantie; doch de leden der Staten-vergadering besloten 25 Augustus zich bij de oude te houden. Ook later gelukte het niet, over een nieuw concept tot eenstemmigheid te komen: het werd herhaaldelijk in de Staten-vergadering ter tafel gebracht, doch ten slotte 27 Mei 1581 afgekeurd, blijkbaar door de beide eerste leden. Den 19 Juli gaf echter de ridderschap toe en den 26 Juli daaraanvolgende werd de ordonnantie ingevoerd, niettegenstaande het protest der geestelijkheidGa naar voetnoot1). Toen de andere leden volhielden en het stuk niet andermaal in de Staten-vergadering behandelden, berustte ook het eerste lid en legde zich 31 October 1581 bij het voldongen feit neer door een besluit te nemen over de verdeeling der drie haar toegewezene plaatsen in het college tusschen de vijf kapittelenGa naar voetnoot2). Het is onnoodig deze ordonnantie van 1581 hierbij af te drukken: zij verschilt slechts in enkele woorden van de latere van 10/11 Juli 1593, gedrukt in Van de Waters Placaatboek. I p. 321Ga naar voetnoot3). Er werd in het stuk bepaald, dat elke staat drie leden, te verzetten om de drie maanden, in het college zou depu- | |
[pagina 354]
| |
teeren (in het 2e en 3e lid telkens een uit de ‘buytenritterscap’ en de kleine steden); - dat het presidium bij de week zou omgaan; - dat men het ambt niet zou mogen weigeren (‘als wesende een zaecke den dienst ende tgemeen welvaert van tlant beroerende’); dat de presentiegelden zouden bedragen voor de te Utrecht wonende leden 10 stuivers, voor die van buiten 20 st. (of met een bediende 30 st.); - dat Gedeputeerden kleine zaken afdoen, op de groote de Staten beschrijven zouden, - en dat ook de uitvoering van de besluiten der Staten bij hen berusten zou. In hoofdzaak is deze regeling tot het einde der vorige eeuw behouden gebleven.
S.M. | |
I. Extracten uit de resolutiën der Staten van Utrecht betreffende de benoeming van gedeputeerden tot het afdoen der voorvallende zaken. 1576-1578.1. Opten 1en dach Novembris 1576.Soe hebben die Binnen-staten slants van Utrecht vergadert geweest int cleyn capittelhuyse der kercken ten Dom tUtrecht, om enigen in cleynen getalle te deputeren, diewelcke van alle voirvallende zaecken in desen sorchelijcken ende periculosen tijt communiceren ende, indien dzelve zaecken haest hadden ende geen dyley en vereyschsten, eyntelijck te resolveren. Ende naer enige communicatie hierop gehadt hebben dvoirseyde Staten voir goet gevonden, uuyt elcke collegie, uuyte ridderscap ende uuyter stadt Utrecht twe te deputeren, nominerende mijn E. heer den Domdeecken als superintendent ende als hoeft van | |
[pagina 355]
| |
de Staten, Mr. Johan Van Wede ende Johan Van den Berch, canonicken in den Dom, die deecken, ende Heermale tOudemunster, die scholaster van St. Peters, ende Bogart, die deecken ende Ruymelair St. Jans, Schuyring ende Drolshagen Ste Marien, van wegen de vijff ecclesiën, - Renes van der A ende Louff Van der Hair van wegen die ritterscap, - ende die burchmeester Rijnevelt, Vermaet, Canther ende Zuytoirt van die van de stadt Utrecht. Ende zullen dvoirseyde gecommitteerden alle dagen ter plaetze voirseyt vergaderen des morgens te acht uren.
(Uit de notulen der Binnen-Staten.) | |
2. Anno 1577 opten 1en dach Aprilis.Soe zijn dye gedeputeerden van den drye Staten, naemtelick die eerweerdige, edele ende erntfeste heeren Ausonius A Galama vice-domdeecken, Johan Van We ende Van den Berch in den Dom, die deecken ende Honthorst tOudemunster, die deecken ende Coninck S. Peters, dye deecken ende Knoop S. Jans, Goze ende JuniusGa naar voetnoot1), Frederick Vuyten Eng, Renes van Bairn, dye burchmeester Amerongen oft Rijnevelt, Cornelis Van der Maeth, Frans Both, Loon ende Zuytdoirt, in den cleynen capittelhuyze ten Dom vergadert wesende, eendrachtelick gesloten, dat men zeecker merckelijck getall van personen deputeren zall, te weten uuyt elcke collegie twe, uuyte ritterscap twe, ende uuyter stadt Utrecht die burchmeester mit vier, diewelcke alle dage bij den anderen vergaderen zullen, omme te tracteren ende communiceren op alle voirvallende zaecken ende, indient noot ware, te resolveren. Welcke gedeputeerden des voirmiddachs presentie hebben ende | |
[pagina 356]
| |
genieten zullen drye stuvers ende des nanoens van gelycken drye stuvers, des zij wederom gehouden worden alle dage te compareren des morgens van acht tot tyen uren ende des namiddachs van vier tot zes uren toe, op peyne dat dieghene, dye niet en compareren, huer presentie verliesen ende daerenboven noch een scelling telcke reyse zij absenteren verbueren zullen. Ende zijn toe genomineert de bovengenoempde personen, oft zullen volstaen mogen, mits yemants anders settende in zijne plaetze. Actum presentibus ut supra.
(Uit de notulen der gedeputeerden in het archief van den Dom.) | |
3. Den 12 Aprilis 1578.Soe zijn dye Staten slants van Utrecht bescreven ende in den groten capittelehuyze ten Dom vergadert geweest.................. Item om te resumeren zeeckere concept, eertijts ontworpen, om die vergaderinge van enige gedeputeerden van de Staten te doen, diewelcke alle zaecken prepareren ende opt behagen van dezelve Staten tracteren zullen................ Nopende het 3de poinct es bij den Staten goetgevonden, dat men deputeren zal uuyt elcke Staet, die alle zaecken prepareren ende opt behagen van de Staten tracteren zullen, sonder te resolverenGa naar voetnoot1). Ende hebben gedeputeert uuyt elcke collegie een, uuyte ritterscap Vuyten Eng ende Peter Van Wijnsen, ende uuyter stadt de burchmeester ende Mr. Lijbrecht Van der Moelen.................. Voirts angaende het 3de poinct seggen die van Amers- | |
[pagina 357]
| |
foirt, dattet directelijck es tegens huere previlegiën ende oude gebruyck, ende daeromme en consenteren geensins in de voirseyde deputatie ende tconcept daerop gemaeckt.
(Uit de notulen der Staten.) | |
4. Den 6 Junij 1578.Soe hebben die gedeputeerden van de Staten van UtrechtGa naar voetnoot1) goetgevonden, om die jegenwoerdige notelicheyt, dat men uuyt elcken staet een deputeren zall, diewelcke alle Staten-zaecken prepareren zullen ende huere motijven op als by gescrifte stellen, sonder yet te resolveren, dan zullen tselve den voirnoemden generalen gedeputeerdenGa naar voetnoot2) telcke reyse angeven, om die motijven gesien ende gehoirt bij elcx van dezelve rapport ende alsdan besoigne gedaen te worden nae behoren. Ende hebben gedeputeert mijnheer den deecken S. Jans ende Bogart, Peter Van Wijnsen ende een van de burchmeesters, die alle dage op zeeckere ure, bij hemluyden te beraemen, by den anderen commen zullen.
(Uit de notulen der gedeputeerden in het archief van den Dom.) | |
[pagina 358]
| |
schulden ende achterheyden, daerinne die Staten van den landen van Utrecht ter cause van dien verloepen zijn, swaerder ende meerder vallen dan die eertijts waeren, alsoe dat die by ordinaris bescrivinge ende sulcke als men van outs gewoonlick is te gebruycken, qualick geëxpedieert connen worden, merckelick overmits daer vele sijn, die haesticheyt behouven ende geen uuytstel ofte vertreck, om die Staeten daerop bescreven te worden, lyden moegen; dat oick eenige van soe cleyne importantie sijn, dat nyet van node, emmers die coste ofte moyte nyet weert es, om bescryvinge daerop te doen, ende dat men bevindt, dat, overmits geen ordre tot die voorseyde saecke gestelt en wort, die lantsaecken merckelick in verloop commen ende noch gescapen sijn in meerder verloop te sullen commen, tensy daerinne promptelick geremideert worde, soe ist dat eenige gedeputeerden van den voorseyden Staeten opt behagen van de generaliteytGa naar voetnoot1) goedtgevonden hebben, dat men soude maecken dordonnantie hiernaer verclaert: 1. Ierst dat ygelick litmaet van de voorseyde Staeten eenige deputeren sall, die ten minsten viermael ter weecke, alse Dijnsdaechs, Woensdaechs, Donderdaechs ende Vrydaechs, vergaderen sullen in den cleyne ofte grote capittelhuyse ten Dom, naer dat het gelegen sall sijn, - des wijnters van negen tot elff ofte twaelff uren, nae dat die saecke(n) gelegen sullen sijn, ende des somers van acht uren tot thien ofte elff uren, - diewelcke op alle voorvallende saecken, den Staeten ende tgemeen lant betreffende, te samen communiceren, adviseren, resolveren ende haerluyder advis ende resolutie by gescrifte doen stellen sullen opt behagen van hun meesters. | |
[pagina 359]
| |
2. Sullen oick alle supplicatiën ende requesten, die hemluyden in den naem van den Staeten gepresenteert sullen worden, visiteren ende daerop apostilleren tgene ende soe sy te rade vinden sullen, opt behaegen als boven. 3. Sullen oick moegen ontfangen ende openen allen brieven, die van buyten aen den Staeten van den landen van Utrecht gesonden sullen worden, ende dieselve beantwoorden naer haerluyder goetduncken, by soeverre die saecke van geen groter importantie es. 4. Sullen oick comissarissen, die van andere landen ofte steden aen den voorseyden Staeten gesonden worden, moegen hoeren ende dselve antwoort geven, indien dsaecke van geen grooter importantie es ende geen vertreck lyden mach; anders sullen dselve rapporteren aen den Staeten, ter eerster vergaderinge, ofte dselve daerop doen bescryven. 5. Item ende sullen haerluyder advise, resolutie ende apostillen in saecken van cleynder importantie ende consequentie, ende die oeck soe haestich sijn, dat die geen vertreck lyden moegen, uuyterlick moegen arresteren, executeren ende uuytgeven, - die missiven ewech seynden, ende uuyt den naem van den Staeten by den secretaris doen teyckenen, in gelycke saecken. 6. Welverstaende dat die voorseyde gedeputeerden ter naeste vergaderinge van den Generael-StatenGa naar voetnoot1) van haerluyder gebesongeerde rapport sullen doen ende haerluyder resolutie scriftelick doen oplesen, ten eynde die Staeten weten moegen, wat daer gepasseert es. 7. Ende in saecken van groter importantie ofte die van eenige consequentie sijn ende tenderen souden moegen tot eenich interest van ymanden, merckelick | |
[pagina 360]
| |
van den leden van den Staten, ende die vertreck lyden moegen, dat men die Staten daerop bescryven mach, sullen syluyden die saecke moegen prepareren, ende haerluyder advis ende meninge by gescrifte doen stellen; mer en sullen daerinne nyet resolveren, noch haerluyder advise moegen executeren ofte uuytgeven, mer sullen deerste gelegentheyt die Generael-Staten van den landen van Utrecht daerop doen bescryven, met pertinente verclaringe van de gelegentheyt van der saecke ofte overseyndinge van copie, ten eynde die Staten, soeveel tmoegelick es, van de saecke geïnstrueert moegen wesen ende ten dachfaert geresolveert commen, om alsdan uuyterlick op als gedisponeert te worden soe die Staeten raetsaem vinden sullen. 8. Ende oft gebuerde, dat eenige van de voorseyde gedeputeerden ter gesetter ure ende plaetse nyet en compareerden, sullen dander presenten desnyettegenstaende evenwel moegen voortsvaren ende doen tgene te doen sall wesen, beheltelick dat, soeverre eenige nieuwe saecken opcommen, men den absenten een speciaele wete doen sall, ten eynde sy compareeren, alleer dandere sullen moegen resolveren. 9. Ende sullen die cleyne steden eenige uuyten huerenGa naar voetnoot1), soeverre hemluyden des goedtduncktGa naar voetnoot2), moegen committeren, die met die andere gedeputeerden communiceren, adviseren, resolveren ende anders doen sullen soe voorseyt es, diewelcke hebben ende genieten zullen dobbele dachgeldenGa naar voetnoot3). 10. Item als by den Generael-Staeten off die voorseyde gedeputeerden den secretaris ofte advocaet van den Staeten geordonneert sall sijn, eenige missive | |
[pagina 361]
| |
ofte requeste te concipiëren, die haest eysschen, om wechgesonden ofte overgegeven te worden, sall notule gemaeckt worden van de substantie van de voorseyde missive ende requeste; ende tselve gedaen sijnde, sall genouch sijn, dat die voorseyde missive ofte requeste gevisiteert werden by drie van den Staeten oft haerluyder gedeputeerden, te weten uuyt elcke staet een, van dengenen, die present geweest sijn ten tyden als dordonnantie gegeven ende notule gemaeckt worden, die alsdan die voorseyde missive tegens die voorseyde notule confereren sullen, ende soeverre die daermede accordeert voorts doen depescheren, oft andersins daernae doen reformeren. 11. Item opdat die gedeputeerden van den voorseyden Staeten te vlitiger moegen syn, om op die voorseyde daegen ende uren te compareren, sall een igelick van hemluyden voor ygelick comparitie hebben vier stuvers, te betalen by den ontfanger-generael van de imposten; ende dieghenen, die nyet en compareren, sullen huerluyder salaris van dien dage verbueren; ende tot desen eynde sall by den secretaris memorie gehouden worden van den presenten.
(Naar de minuut onder de losse stukken in de Utrechtsche Rijks-archieven.) | |
III. Request van de Staten van Utrecht aan den Prins van Oranje, waarbij zij hem verzoeken de concept-instructie van Gedeputeerde Staten goed te keuren. (April-Augustus 1578.)Aan Zijn Excellentie.
Gheven met behoirlicke reverentie te kennen de vijff ecclesien, edelen ende de gemeen ridderschap van | |
[pagina 362]
| |
den landen van Utrecht, representerende die twee staten aldaer, mitsgaders die regierders van der stadt Utrecht, als wesende yerste ende principaelste litmaet van den derden staet: hoe dat si thoonders, bevijndende dat die zwaricheyden, die den Staeten van de landen van Utrecht daghelicx opcoemen ter oorsaycke van den jegenwoordighe oorloge, soe groot ende menichschuldichGa naar voetnoot1) werden, dat nyet moegelick en es dzelve met ordinaris maniere van bescrijvinge van den Staeten, sulcx als men van oudts gewoenlick es geweest te doen, uuyt te rechten ende daerop te disponeren, ghoetgevonden hebben, om die voorseyde opcommende zaycken te meer te vorderen, ende te vermijden die costen, die soewel die cleyne steden als ridderluyden te dachfaert commende doen, eenyge uuyt yder staet te deputeren, die genouch alle daege, alst den noot dat vereyscht, anders vier daegen ter weeck ordinaerlijck vergaderen souden, ende op alle haestige ende cleyne saycken, die gheen vertreck en lyden, disponeren, ende op dandere, die van eenyge importantie ende consequentie zijn oft oick eenige vertreck moegen lyden, adviseren, ende den Staeten daerop doen verscryven, om, haerluyder advis gehoort, by dezelve Staeten daerinne geordonneert te werden, soe si te rayden vinden zouden, all naer breeder inhoudt van de ordonnantie oft instructie hierop gemayckt ende aen desen gehecht. Maer want die van Amersfort, Rheenen, Wyck ende Montfoort hem in desen met de supplianten nyet en willen conformeren, hoewel si, als overstempt zijnde, sulcx behoort hadde(n) te doen, ende dat nochtans nyet alleen voor tgemeen landts welvaren prouffitelijck, maer geheel noetelicken es, dat ten fine voorseyt commissariën gedeputeert | |
[pagina 363]
| |
ende geauthorizeert worde(n), Soe ist dat si thoonders, ten eynde in toecommende tyde(n) tgheene by de voorseyde gedaen es off sal worden, (nyet) gecontroverteert oft in dubium gerevoceert worden, versoucken, dat U Excellentie gelieve dauthorisatie van den voorseyden commissarissen, jegenwoordelijck ten fine ende uuyt crachte van der ordonnantie oft instructie voorseyt gedaen oft die noch gedaen sal moegen werden, mitsgaders tinhauden van der voorseyder geheele ordonnantie oft instructie, aen desen gehecht, te ratificeren, approberen ende confirmeren, ordonnerende die van Amersfort, Rheenen, Wijck ende Montfort hem daermede te conformeren ende hem daer(naer) te vougen ende reguleren, mits daer eenyge van den heeren byvougende volgende dvoorseyde instructie, soe verre hemluyden sulcx ghoetdunckt. Tzelve doende etc.
(Naar de minuut onder de losse stukken in de Utrechtsche Rijks-archieven.) | |
IV. Extract uit de rekening van den ontvangergeneraal der Staten-imposten over Lichtmisse 1578-Lichtmisse 1579.Item betaeltjoncker Lubbert Van Parijs van Suydoirt burgermeester, Aelbert Foeck scepen der stadt Utrecht, ende joncker Peter Van Winssen, elcx die somme van sesthien ponden vier scellingen, uuyt saecke syluyden mette andere gedeputeerden van de Staten 81 dagen in der Staten saecken volgende heurluyder commissyen gevaceert hadden in dagelijcxe besongniën, als brieven te hooren leesen ende anderssins, makende in als dsomme van acht ende veertich ponden twaelft scellingen. Blijckende bij oirdonnantie van den 20en | |
[pagina 364]
| |
Novembris 1578 ende quitantie van den 5en Decembris daeraenvolgende, beyde hier overgeleyt; dus alhier 48 £ 12 sc. (Deze post is doorgeschrapt en door den van wege den stadhouder gestelden commissaris tot het hooren der rekeningen aldus veranderd:) Betaelt den gedeputeerden van de vijft ecclesiën, als den deecken van Sinct Marien, zoo voor hem zelven als tot behouff van de andere vier prelaten, de somme van 32 £ 8 sc.Ga naar voetnoot1) munte deser rekeninge. Noch twee vant ridderschap, als Peter Van Wysen ende Louff Van der Haer, gelycke 32 £ 8 sc., joncker Lubbert Van Parijs van Zuydoort, burgemeester der stadt Utrecht, ende Aelbert Foock, schepen derzelver stadt, mede 32 £ 8 sc.; maickende tzamen die somme van zeven ende tnegentich ponden vier schellingen, uuyt zaecke dezelve in der Staten zaicken achtervolgende heurluyder commissien gevaceert hebben in daegelijcxe besoingnen zedert den 11en Augusti 78 totten 19en Novembris daeraenvolgende, maickende den tijt van 81 daegen tot 4 scellingen sdaechs; maict de bovengenoemde somme. Blyckende by de ordonnantie van den Staten van den 20en Novembris 1578 ende vier quitantiën daertoe dienende, tzamen hier overgeleyt; dus hier 97 £ 4 sc.
(Uit de origineele rekening in het Stads-archief.) | |
[pagina 365]
| |
V. Besluiten over de nadere organisatie van het collegie van Gedeputeerde Staten, 1580-1581.1. Den 29 Februarij 1580.Is goetgevonden omme dagelijcx voirtan te besoigneren, dat zeeckere gedeputeerden uuyt elcke staet dagelijcx compareren ende besoigneren zullen opt behagen, volgende dinstructie eertijts daerop gemaecktGa naar voetnoot1), die oick daertoe gegageert zullen worden, mits dat zij alsdan gehouden zullen zijn in persoon te compareren op pene van dobbelt te verbueren; des en zullen geen andere van de Staten-litmaten daer mede op verschynen, tenzij dselve yet an te geven hebben, die alsdan hun propositie gedaen zijnde sich vertrecken zullen. Ordonnerende op morgen tselve den Staten an te gevenGa naar voetnoot2). (Uit de notulen van Gedeputeerde Staten.) | |
2. Commissie in de Staten.Anno 1580 opden 11en Martii hebben mijn E. heeren vice-domdeecken ende capittule der kercken ten Dom tUtrecht geresumeert dordonnantie, waerop die gedeputeerden van de Staten dagelicx besoingeren zullen op alle voorvallende saeckenGa naar voetnoot3). Ende naedat zy gelesen ende gesien hebben die veranderinge, daerinne gedaen, bysonder opt poinct van den president, hebben mijn heeren voornoemt gepersisteert by haerluyder resolutie, te weten dat haerluyder gecommitteerden in dese vergaderinge mede naer ouder gewoenten zall | |
[pagina 366]
| |
presideren etc. Ende hebben dienvolgende gecommitteert heeren Syphridus Van Grovesteyns ende Mr. Johan Van Wee, haerluyder medebroederen, tsamentelijck ende elx van hemluyden bysonder, onder protestatie dat zoeverre dandere capittulen ende litmaten van de Staten willen persisteren by haere resolutie, te weeten dat men alle weecke sall procederen tot electie van den president, dat zy daeromme nyet en dencken te resiliëren van haer oude privilegiën ende costumen, daervan well expresselijck by desen protesterende mitsgaders van de nullité van all tgebesoingeerde. (Uit de notulen van het Domkapittel.) | |
3. Den 25en Augusti 1580.Item om te resumeren dye ordonnantie, gemaeckt opte vergaderinghe van de gedeputeerden, die dagelicx besoingneren................ Opt vie hebben eendrachtelick die oude ordonnantieGa naar voetnoot1) geapprobeert, ende geordonneert stricktelijck geobserveert te worden, bisonder aengaende die ure; op peyne, zoe wye voirtaen als de clock geslagen es, uuyt zyn huys nyet en gaet, boven tverlos van zyn presentiegelt telicke reyse verbueren sal 6 stuvers. (Uit de notulen der Staten.) | |
4. Den 7en Septembris 1580.Ten selven daghe soe hebben die van de Ritterschap gedeputeert om in die vergaderinge van de Gedeputeerde van de Staten te besoingneren heeren Godert Van Rhede, ritter, her tAmeronghen, ende Maximi- | |
[pagina 367]
| |
liaen Van Baecx, alles achtervolgende dordonnantie daerop gemaeckt. (Uit de notulen der Staten.) | |
5. Den 24en Octobris 1580.Item om te resolveren, oft men dordonnantie oft instructie, gemaeckt op het dagelicx besoingneren van de gedeputeerden van de Staten, by dezelve Staten tot meermael geapprobeertGa naar voetnoot1), verstaet tonderhouden off nyet; ingevalle jae, dat men alsdan dselve metter daet int werck stelt............. Opt 9en sijn de twee Staten geresolveert, dat voortzaen in de vergaderinge van de dagelicxe besoingnen, die geestelickheyt met twee gedeputeerden, goede patriotten, nyet suspect ende den Staten aengenaem wesende ende by hemluyden te nomineren, sullen moegen compareren. Ende aengaende die beschryvinge, zullen op deselve nyet meer als die deken oft vice-deken met een capittulaer, den deken oft vice-deken absent zijnde, twee ten hoichsten capittularen van yeder capittele moegen compareren, alle dewelcke eedt doen zullen van nyet te reveleren tgheene aldaer getracteert wordt. (Uit de notulen der Staten.) | |
6. Den 27en Decembris 1580.Sijn die drie Staten slandts van Utrecht beschreven ende in den groten capittelehuys ten Dom vergadert geweest, om te resolveren: alsoe die gemeyne zaecke dagelicx geretardeert worden deurdyen geene commissariën in de vergaderinge, vermits zekere questie | |
[pagina 368]
| |
onlancx verresen, en compareren, om verclaringhe te doen, wat gedeputeerden ende hoeveel commissariën in elcke vergaderinghe compareren zullen.... Opt 1e seggen de van de vijff collegiën, dat haer gedeputeerden altijt, zoe in de dagelicxe vergaderinghe van de gedeputeerden als op de verschryvinge van de Staten, altijts erschenen ende gecompareert hebben, zulcx dat zy nyet en weten, dat by haer schulde eenighe questie verresen es; dunckt daeromme, dat men behoirt te volgen die oude maniere van doen, te weten datter op de vergaderinghe van de gedeputeerden behoiren te compareren uuyt elcke collegie ten minsten een, dwelcke tallen tyden in zaecken, die men behoirt secreet te houden, eedt zullen doen van nyet te zullen reveleren; ende uuyte ritterschap, stadt ende steden zoeveel alst hem belieft, mits dat dselve van gelycken zullen eedt doen, ende op gheene andere zaecken haer resolutie nemen dan dordonnantie, hangende in de camere van de StatenGa naar voetnoot1), vermeldende es. Daermede die van de ritterschap hun geconformeert hebben, mits dat de geestelicheyt mer voor twee gagiën hebben zullen, ende datter alle zes weecken een president genomineert sall worden; nominerende om te besoingneren Willem De Wael ende de heer van Urck. Daerjegens die van der stadt seyde, ende persisteert daerby, datter mer twee uuyt elcke staet in de dagelixe vergaderinghe sall' moegen compareren, ende dat die van de ritterschap stadt ende steden twee nomineren zullen uuyt die geestelickheyt tot dselve commissie; daertoe de raedt genomineert heeft die deken van St. Jans ende Mr. Johan Schade in den Dom. Ende | |
[pagina 369]
| |
aengesien Mr. Floris Heermale, canonick tOudemunster, meer als yemant anders geïnformeert es ende kennisse heeft van de Staten-zaecken, soe bevindt de raedt voor goet, dat hy by de voorseyde ses gevoecht werde. Ende indyen yemant anders aldaer ongeroepen compareert off hem de zaecke intromitteert, zall verbueren 25 gouden realen voor deerste reyse, tot behoeff van den officier, den aenbrenger ende fortificatie elcx een derdendeel; voor de anderde reyse eens soeveel, ende voor de derde reyse haer prebende. (Uit de notulen der Staten.) | |
7. Dynsdach den lesten February 1581.Item om eyntelick te resolveren opte dagelicxe comparitiën van de Staten, alsoe die zaecken van de Staten ende oick veel particulier parthyen daerdeur zeer verachtert worden. Ende indien die geestelickheyt persisteren, dat zy met twee persoonen nyet en begeren te besoingneren, te ordonneren wat men voorts in de zaecke doen sall. Sijn geresolveert, dat men niet meer dan mit twee gedeputeerden uuyt elcke staet dagelicx besoigneren zal; ende indien die van de geestelicheyt hem daermede niet en willen conformeren, dat men bij provisie mit vier personen, alse twe uuyte ritterschap ende twe uuyte steden, zal besoigneren, ende midlertijt Zijn Excellentie bij missive adverteren van de resolutie van de twe Staten. (Uit de notulen der Staten.) | |
8. Vrydach den 17en Martii 1581.Ten zelven dage zoe is in de vergaderinge van de Staten gelesen die protestatie van nullité, gedaen by | |
[pagina 370]
| |
de geestelicheyt angaende die dagelicxe comparitie. Ende gevraecht, hoe die van de ritterschap ende steden die zaecke verstaen ende wat men voirtan nopende die dagelicxe vergaderinge doen zall, is by die van der ritterschap ende steden eendrachtelick geresolveert, dat zy voir goet houden tgene haerluyder respective gedeputeerden tot noch toe gedaen hebben ende noch doen zullen, persisterende daeromme by der ordonnantie onlancx gemaecktGa naar voetnoot1), van datter mer twe uyt elcke staet compareren ende besoigneren zullen. (Uit de notulen der Staten.) | |
9. 6 Aprilis 1581.Opt angeven van den raetsheer Buys, als last hebbende van Zijn Excellentie om die Staten voir te dragen, dat alzoe zy differente hebben opte dagelicxe comparitie etc., dat zy om alle misverstant te verhoeden ende deur hun twiste den vyant geen venster open te doen, hun willen maecken te verdragen int vergaderen, ofte zoe niet die zaecken in state te stellen totdat Zijn Excellentie alhier wesende in de zaecke geadvyseert zal hebben etc. Soe is by den twe Staten voir antwoirt gegeven, dat men dvoirseyden Buys die redenen hem daertoe moverende zal communiceren, ende indien hy dselve by gescrifte begeert, zal men hem die by gescrifte leveren om Zijn Excellentie daervan te verwittigen; ende persisteren midlertijt by der ordonnantie, opte comparitie lest gemaeckt.
Item enige uuyte ritterscap te committeren, tot drye int getale, diewelcke in de dagelicxe vergaderinge compareren zullenGa naar voetnoot2). | |
[pagina 371]
| |
Item alzoe die buyten-ritterscap sich beclagen, dat zy mit acht stuvers telcke comparitie niet en connen hun costen vervallen vermits dese dueren tyden, om te disponeren opte augmentatie van dyen. BeschryvingeGa naar voetnoot1). (Uit de notulen der Staten.) | |
10. Woensdach den 19en Aprilis 1581.Item alzoe die van de buyten-ritterschap sich beclagen, dat zy mitte acht stuvers telcke comparitie hun teercosten niet en connen vervallen vermits deze diere tyden, om dselve te augmenteren, ende voirts twe andere van de ritterscap in plaetze van De Wael van Vronesteyn ende Baecx te deputeren, om voirtan in de dagelicxe vergaderinge te compareren ende besogneren. ContinuatieGa naar voetnoot2). (Uit de notulen der Staten.) | |
11. Woensdach den 3en Mey 1581.Item om eyntelick te resolveren opt concept, gemaect opte dagelicxe vergaderinge van de Staten van Utrecht; ende by den respective drye Staten elcx hun persoonen genomineert te worden op verlos van de stemme. Continuatie. (Uit de notulen der Staten.) | |
[pagina 372]
| |
12. Saterdach den 27en Mey 1581.Item om eyntelick te resolveren opt concept van de dagelicxe comparitiën. En vijnden dit concept niet goet; dan alzoe die geestelicheyt opt zelve concept gestelt hadden apostillen, is goetgevonden, dat zij tselve bij maniere van propositie stellen zullen. (Uit de notulen der Staten.) | |
13. Mercurii xiia Julii 1581.Geresolveert, dat men consenteren sal, dat in de dagelicxe comparitie van den Staten drie van de vijff ecclesiën compareren zullen, mits dat tselve omgaen sal per vices, alse die van den Dom, Audemunster ende St. Peters voor teerste uut elcke van derselver kercken een, ende then tweeden die van St. Jans, Ste. Marien ende wederom uuten Dom etc. (Uit de notulen van het kapittel van St. Marie.) | |
14. Dynsdach den 18en July 1581.Item totte dagelicxe comparitie sijn gecommitteert: van wegen de ritterschap van binnen de heere van Willip, ende van buyten Bartholomeus Van de Wael ende Maximiliaen Van Baecxen. (Uit de notulen der Staten.) | |
15. Den 26en Julij 1581.Anno xvc ende een en tachtich den 26en Julij des Woensdachs soe hebben dye gedeputeerden van de | |
[pagina 373]
| |
Staten van Utrecht navolgende die nyeuwe ordonnantie hier geïnsereert begonst te besoigneren. (Volgt in het afschrift der notulen van Gedeputeerde Staten de ordonnantie.) Soe zijn dvoirseyde gedeputeerden vergadert geweest, om volgende dije voirgaendeGa naar voetnoot1) resolutie ende instructie te besoigneren. Dan dye van de geestelicheyt hebben verclaert, dat zy weltevreden zijn, om die gemeen zaecken niet te retarderen, te compareren ende besoigneren; welverstaende dat men eerstdaechs bescryvinge doen zall opte instructie van de dagelicxe comparitie, om die eendrachtelick by den Staten geadvoyeert te worden. (Uit de notulen van Gedeputeerde Staten.) | |
16. Donderdach den 12en Octobris 1581.Om eenighe te deputeren uuyte ritterschap opte dagelicxe comparitie; ende zulcke ordre te stellen, datter geen faulten int compareren, als tot noch toe, meer en vallen. Ende te resolveren op zekere ingelechte billet, hier geïnsereert: In den eersten dat, als yemant van de ritterscap op drye verscryvinge, an den anderen volgende, sonder wettelicke oirsaecke, tzy cranck ofte uuytlandich, afterbleeff, zal boven tverlies van zijn stemme verbueren 2 _bij005188701fi0001 Vlaems, die by den comparanten verteert ende by den deurweerder geëxecuteert zullen worden. Item alzoe opte dagelicxe comparitie grote desordre valt, vermits die gedeputeerden van de ritterscap zeer weynich erschynen, waerdeur tgemeen beste grotelijcx verachtert wordt, soe is bequaemst gevonden | |
[pagina 374]
| |
een verdeylinge te maecken voir een geheel jair, die een yder gehouden zal worden na te commen op pene als boven, welcke verdeylinge hier volcht. Item alzoe die tijt van de comparitie van Maximiliaen Van Baex ende andere expireert, is van node andere in de plaets te stellen, ende zijn geraempt dye heer van Nyenrode, Frerick Van Nyvelt vant buyten-ritterscap, ende die heer van Brakel van binnen; daernae drye maenden die heere van Rysenborch, Jan Uuytenham ende Willem De Wael van Vronesteyn; ende daernae, gelycke tijt van drie maenden geëxpireert zijnde, zullen succederen Dirck Bor van Amerongen, Adriaen Renes van der Aa ende de heer van Amerongen; ende de leste drie maenden vant jair Joest Van Mynen, Bernt De Coninck ende de heer van Willip. Ende zoe wye niet en compareert volgende dordres van de comparitie, zal telcken verbueren 10 stuvers, texecuteren ende te gaen ten profyte als boven. Ende naer enige communicatie hebben die ritterschap verclaert, dat zij mit dese articulen tevreden te zijn, mits dat dandere gedeputeerden van de Staten dzelve oick volgen zullen; ende dat men oick de personen na de gelegentheyt van den tijt zal mogen veranderen. (Uit de notulen der Staten.) | |
17. Den lesten Octobris 1581.Quinque ecclesiarum. Sijn die prelaten ende capittelen van de vijff collegiën vergadert geweest, omme te committeren uuten heuren die voer drie toecomende maenden zullen besoingeren in de dagelixe vergaderinge van de Staten in de plaetse van dengheenen, die dese voerleden drie maenden aldaer gebesoingeert hebben. Ende naedat | |
[pagina 375]
| |
dvoerseyde heeren nyet en conden accorderen, wie van de voerseyde gecommitteerden, die lest gebesoingeert hebben, affgaen ende wie blyven zouden, hebben goetgevonden, dat diezelve gedeputeerden onder hen zullen accorderen, wie van hemluyden zall blyven, ofte zoeverre zy nyet en connen accorderen, dat zy daeromme zullen moegen looten. Ende hebben voorts in de plactse van degheenen, die affgaen zullen, gecommitteert heeren Mr. Willem Pijll, canonick St. Jans, ende Henrick Buth, canonick Ste. Marien, om voer dese toecomende drie maenden mitte gedeputeerden van dandere staten op alle vervallende zaecken te advyseren, communiceren ende resolveren, dat by gemeen advijs goetgevonden sall worden, achtervolgende die macht hemluyden gegeven by de nyeuwe ordonnantie, daerop gemaectGa naar voetnoot1). Naederhant, alse den 2en Novembris 81, zijn die van den Dom, St. Peters, St. Jans ende Ste. Marien vergadert geweest, om te hooren het different tusschen dvoorseyde eerste gedeputeerden. Ende naedat zy tselve gehoort ende daerop rypelick geleth hebben, hebben gestatueert ende gedecreteert, dat van nu voortsan die jongste gedeputeerden blyven ende twee outste affgaen zullen, te weeten, alse die van den Dom ende Oudemunster ende St. Peters, in desen gecommitteert, ende dselve commissie geëxpireert zall zijn, die van St. Peters blyven, ende in de plaetse van die van den Dom ende Oudemunster wederom gecommitteert zullen worden die van St. Jans ende Ste. Marien; ende zoe voerts van drie maenden tot drie maenden. (Uit de notulen van het Domkapittel.) |
|