Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 9
(1886)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Stukken over den tegenstand der Utrechtsche katholieken, onder leiding van den scholaster van Oudmunster Jacob Cuynretorff, tegen de unie van Utrecht.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hadden in hun voordeel, dat zij wisten wat zij wilden, en juist dit ontbrak aan de oppositie. Bovenal was dit het geval te Utrecht, waar de oude geschillen en veeten niet waren afgestorven, maar onder nieuwe partijleuzen voortleefden. Stadsregeering en burgerij waren er al sinds lang der nieuwe orde van zaken toegedaan, al waren er ook onder beiden talrijke goede katholieken; de edelen waren dat meestal ook, maar de geestelijkheid der vijf kapittelkerken van Utrecht kon in de Unie, in verband met de gebeurtenissen sedert 1576 en met de wijze, waarop in Holland en Zeeland met het recht der katholieken was gehandeld en waarop vele voorstanders der Unie in andere gewesten tegen de kerk te werk gingen, niet dan haren eigenen ondergang zien. Niet dat de meeste kanunniken heftige ijveraars voor het katholicisme waren of dat men ze van Spaanschgezindheid moet verdenken, maar zij hadden zich bij de omwenteling aangesloten om der wille der privilegiën, die zij zoo krachtig tegen Alva hadden verdedigd, toen zij aan het hoofd stonden der oppositie tegen diens belasting- en regeeringstelsel. Zij waren conservativen, die niets liever wilden dan in vrede en rust de voorrechten genieten, die hun van ouds toekwamen. Natuurlijk gold dat niet van allen: er waren zeker zoowel enkele ijveraars voor het katholiek geloof en het herstel van het wettig gezag van den katholieken koning onder, als meer of minder openlijk hervormingsgezinden en besliste tegenstanders van elke overeenkomst met den landsheer. Maar de groote meerderheid in alle vijf kapittelen bestond zeer zeker uit conservativen, die in twee partijen gesplitst waren: in hen, die in tegenstand tegen de bewegingspartij heil zagen, en hen, die meenden, dat men, om althans een deel der voorrechten te redden, den stroom volgen moest. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De laatsten waren vooral talrijk in het Domkapittel, sedert de domdeken Johan van Bruhesen was uitgeweken en de vicedeken Ausonius van Galama, proost van Noordhuizen, een gematigd en zeer bejaard man, er voorzat. Daarentegen waren de eersten sterk vertegenwoordigd in de kapittels van Oudmunster en St. Jan; dat van St. Maria schijnt zoo goed als geheel reactionair te zijn geweest, terwijl dat van St. Pieter meer lijdelijk bleef. Doch in de meeste kapittelen waren enkele ijverige patriotten, die elken reactionairen maatregel tegenwerkten, zoodat van een krachtig optreden der kapittelen als corporatie, als leden van de Staten, niet veel komen kon. Daarom trachtten enkelen, die meer energie hadden dan de meesten dier meestal reeds bejaarde en door een zeer gemakkelijk leven verwende heeren, hunne bekenden onder den adel en de burgerij tot tegenstand tegen de Unie, die zij voor de belangen van stad en gewest allernadeeligst achtten, op te wekken. Die pogingen werden echter terstond ruchtbaar en gaven aan de stadsregeering aanleiding tot een zoo krachtig optreden zonder aanzien van personen of voorrechten, dat zij niet alleen allen tegenstand brak, maar ook elke oppositie deed verstommen. Niet alleen de geestelijkheid, maar alle katholieken berustten sedert dat oogenblik in het toetreden van Utrecht tot de Unie, en zelfs in de door de regeering aan hen opgelegde overeenkomst omtrent het uitoefenen der beide godsdiensten, die heette te moeten dienen tot wegname van alle tweedracht, doch in werkelijkheid het begin was van een verbreken van het Satisfactietractaat van 1577 en van de uitsluitende heerschappij der Hervormden. Over deze onderneming der katholieken en dit optreden der stadsregeering daartegen is maar zeer weinig gezegd door degenen, die zich met het tot stand komen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||
der Nadere Unie hebben bezig gehoudenGa naar voetnoot1). Wat men er van wist was in de hoofdzaak dit: er was een geschrift door den scholaster en vicedeken van Oudmunster Jacob Cuynretorff tegen de Unie opgesteld en door zijne katholieke vrienden verspreid; daarom werd Cuynretorff in het laatst van December 1578 gearresteerd en niettegenstaande de protesten der geestelijken geruimen tijd, tot na het definitief aannemen en bezweren der Unie, gevangen gehouden; daarna werd hij losgelaten, nadat de geestelijkheid der vijf kapittelen was gedwongen geworden, de Unie door een lid uit ieder kapittel te laten onderteekenen. Slechts in Buchelius' Descriptio urbis Rheno-Trajectinae kon men er iets meer van vernemen. Daar worden (blz. 74, 75) de namenGa naar voetnoot2) medegedeeld dergenen, die zich vooral tegen de Unie verzet hadden, met bijvoeging dat zij gevangen genomen en ongeveer half Januari weder losgelaten waren, met uitzondering van Cuynretorff, die eerst in 't laatst der maandGa naar voetnoot3) door tusschenkomst van den graaf van Renneberg onder handtasting ontslagen werd. De hierachter afgedrukte stukken verspreiden eenig meer licht over de zaak. Zoover ik weet, zijn zij tot nu toe geheel onbekend gebleven. Wel was een groot | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||
deel er van door den geleerden Bondam bestemd om opgenomen te worden in zijne Onuitgegeven stukken, maar deze heeft eene voortzetting zijner groote onderneming niet mogen beleven. De door hem daartoe gemaakte afschriften zijn gelukkig aanwezig in het Rijks-archief in de provincie Utrecht, waar zich natuurlijk ook een goed deel der origineelen bevindt. Uit die afschriften is het grootst gedeelte der hier medegedeelde stukken afkomstig. In de eerste plaats het geschrift, door Cuynretorff tegen de Unie opgesteld, van welk geschrift Mr. J.A. Grothe nog eene andere kopie had vervaardigd, die hier voor den druk is gebruikt; ook hier heeft (zooals ik bij de aanstaande publicatie van meer stukken zoo dikwijls zal hebben op te merken) de groote welwillendheid van onzen secretaris mijn werk aanmerkelijk verlicht. 't Doet mij groot genoegen een stuk te kunnen publiceeren, dat, zooals Bondam reeds opmerkte, zoo bij uitnemendheid geschikt is om de grieven van de tegenstanders der Unie te doen kennen, maar dat tot heden alleen bij name bekend was. Hier opent het de rei, als het belangrijkste en tevens als het stuk, dat aanleiding gaf tot het geheele onderzoek en dus middellijk misschien tot het zoo bijzonder forsch optreden van den magistraat. - Naar Bondams afschriften zijn verder afgedrukt alle stukken, die afkomstig zijn van het kapittel van Oudmunster; daartoe behooren ook het pasquil tegen de Unie en hare voorstanders en de ordonnantie tot betaling der kosten van Cuynretorffs gevangenschap; het laatste stuk drukte als 't ware het zegel op de onderwerping der kapittelen. De resolutiën der kapittelen van den Dom en St. Jan zijn genomen naar twee door Bondam afgeschrevene bundels extract-resolutiën en protocollen dezer kapittelen, die in afzonderlijke banden vereenigd zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||
maar die hij waarschijnlijk naar tijdsorde heeft willen invoegen in zijn werk. Ook daarvan zijn de origeneelen aanwezig; het voorhanden zijn der kopieën verschafte echter groot gemak bij het drukken. Hier hebben wij dus het eigenlijke corpus delicti en een groote verzameling van stukken uit het kamp der tegenstanders. Ik heb ze zooveel mogelijk naar tijdsorde gerangschikt; bij enkele, die zonder datum zijn, hoop ik daarbij niet te zeer te hebben misgetast. Zoo staan ze tusschen de overige stukken, die, afkomstig uit het archief der gemeente Utrecht, gelegenheid geven om de zaak ook van de zijde der Unionisten te beschouwen. In de eerste plaats is dat een bundel verhooren voor de schepenbank, ondergaan door diegenen, die te dezer zake waren opgeroepen, 't zij als beklaagden, 't zij als getuigen. Toelichting behoeven die verhooren niet, naar 't mij voorkomt: hun inhoud spreekt voor zich zelf. Een definitief resultaat geven ook zij niet, al hooren wij allerlei bijzonderheden en al wordt er in gesproken van zaken, die, zoo ze al geen bewijs tegen de tegenstanders der Unie opleveren, toch verklaarbaar maken, waarom de stadsregeering zoo forsch optrad. Dan behooren er nog eenige stukken bij, die blijkbaar als bijlagen dienst moesten doen. Van deze heb ik alleen die afgedrukt, welke voor ons rechtstreeks van belang zijn; andere zijn van veel minder gewicht om hun inhoud dan wel om hunne aanwezigheid onder de papieren van Cuynretorff en de zijnenGa naar voetnoot1); ten minste als die niet toevallig was, wat niet volstrekt onmogelijk is: de vice-deken van een kapittel kon ze wel in huis hebben, hij had zitting in de Staten. Daartoe reken ik de voorstellen, door graaf Schwart- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||
senberg namens den Keizer aan de Staten-Generaal gedaan ter bemiddeling tusschen den koning en de Nederlanders, - de brieven, waarmede de Aartshertog Matthias en de Staten-Generaal die aan de gewestelijke Staten toezonden, - en de brief, waarin de Staten van Artois aan de Staten-Generaal hunne denkbeelden omtrent eene verzoening met den koning kenbaar maken, met bijvoeging der door Parma aangeboden vredesvoorwaarden met eene vertaling van de laatste. Ik behoef niet te zeggen, dat het geheel afhangt van de uitlegging, die aan het bezit van zulke, voor een deel zeker eenigszins compromitteerende stukken, werd gegeven en van het beoogde gebruik daarvan, of men ze hier als stukken van gewicht beschouwen zal of niet. Eindelijk zond mij nog de archivaris van Utrecht, aan wiens medewerking ik het te danken heb, dat ik hier dit alles kan geven, eenige resolutiën van den raad der stad, die op de zaak betrekking hebben en niet van belang ontbloot zijn; ik heb ze achter de verhooren geplaatst. Behalve de enkele stukken uit het archief van Oudmunster betrekkelijk het onderteekenen der Unie namens dit kapittel, door Van de Spiegel in zijn reeds aangehaald boek medegedeeld, is dit, zoover ik weet, alles wat er tot heden over deze zaak te vinden is. Er hier over uit te wijden of er reeds nu slotsommen uit te trekken acht ik niet wenschelijk of noodig. Of er eene onpartijdige, met de waarheid overeenkomende voorstelling van wat er eigenlijk gebeurd is, uit op te bouwen valt, betwijfel ik, en in alle geval acht ik het hier niet de plaats daartoe eene poging te doen. Mij komt het voor, dat wij ook nu nog niet met volkomen zekerheid kunnen zeggen, wat Cuynretorff en de zijnen hadden op touw gezet, of zij de perken eener recht- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||
matige oppositie daarbij waren te buiten gegaan of niet. Hadden wij de verhooren niet, dan zouden wij geen recht hebben iets anders achter de zaak te zoeken, te minder omdat de stadsregeering, zoodra zij haren wil had doorgezet, de kapittelen de Unie hadden onderteekend en zich naar hare begeerte omtrent de verhouding der beide godsdiensten hadden geschikt, de vervolging staakte en van alle verdere maatregelen afzag. Tot zoolang had ik in hare maatregelen, de arrestatie van Cuynretorff en het geheele onderzoek, dan ook niets anders gezien dan eene welgeslaagde poging tot intimidatie, zooals ze in die dagen van de zijde der bewegenspartij zoo dikwijls werden aangewend tegen de beangste conservativen. Maar de verhooren bevatten, zooals ik reeds boven zeide, zaken die vermoedens opwekken. Men moet bij de geheele zaak wel in 't oog houden, dat men hier te doen heeft met een revolutionair tijdperk, waarin de partijen om haar bestaan kampen, waarin dus formeel recht iets betrekkelijks is, en waarin ieder van zijne tegenstanders gewelddadig verzet verwacht. De stadsregeering heeft zich blijkbaar dadelijk afgevraagd, toen zij van Cuynretorffs geschrift, van het verspreiden daarvan en het spreken daarover onder de burgerij vernam: wat bedoelt de oppositie? Vandaar dat vragen naar allerlei, dat er schijnbaar niets mede te doen heeft, dat trekken van consequentiën uit een los gerucht (en die zijn er blijkbaar vele geweest) en het onderzoek naar het ontstaan dier geruchten. Ik vestig hier de aandacht op het vragen naar de houding van den heer van Montfoort, van wien men kenlijk gevaar meent te duchten te hebben. De regeering koestert argwaan; of die gegrond was, waag ik geenszins te beslissen. Was zij 't wel, dan was zeker het optreden der oppositie uiterst zwak | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en tamelijk onverstandig. De houding der conservativen is meestal treurig: alleen Cuynretorff en Medenblick betoonen energie en, mij dunkt, ook beleid, maar de anderen zoeken slechts heil in onderwerping en in een zoover mogelijk van zich afwerpen van alle schuld. De regeering daarentegen treedt met groote, ik zou haast zeggen met overgroote energie op, deinst voor geen verkrachten van privilegiën terug en dwingt hare tegenstanders zelfs dit te verdragen. Vandaar dat zij eene zóó volkomen zege behaalde, dat er later nimmer meer sprake van reactie was. Er zijn ook daarenboven nog punten, die hier slechts worden aangeroerd, waarover men gaarne meer licht verspreid zag. Dat geldt met name van de zending van den kanunnik Van Nieuwburg aan den Prins, den Aartshertog en de Staten-Generaal, - vooral ook van de houding van den Prins tegenover de Unie, die zijn werk was en die hij toch niet openlijk mocht voorstaan, en tegenover den Utrechtschen partijstrijd, die 't hem zoo moeielijk maakte, om steeds onpartijdig te blijven en zijn streven naar vereeniging van alle Nederlanders tegen Spanje overeen te brengen met de belangen zijner ijverigste medestanders. Van dat alles weten wij zoo goed als niets. Gelukt het mij op den duur ook daarover nieuwe stukken te ontdekken en over 't algemeen zulke te vinden, die tot opheldering van veel wat thans nog vrij raadselachtig is, kunnen strekken, dan hoop ik die hier mede te deelen. Voorloopig zij men tevreden met de stukken, die ik geven kan. P.L. Muller. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||
I. Redenen, middelen ende motiven, waerduer men wel behoort te supersederen int aennemen, insonderheyt voor de stadt ende landen van Utrecht, van enighe Naerder Unie met enighe provincie te maken dan der gemaeckt is mitte Generael-Staten.1. Eerst: Also duer t'aengeven van den ambasaduer van de Keyserlycke Majesteyt aen den duerluchtichsten Eertshartoge Mathias ende Generael-Staten men is besich om een gedurighe vrede te handelen, ende tot dien eynde bij den Eertshartoch aen den Staten des lants van Utrecht geschreven is, versouckende ende vermanende aen de voirseyde Staten van Utrecht, nyet te willen scheyden van de Generalitee ende Pacificatie van Gent ende te wachten van enighe nyewicheyt, waerduer die vredehandel mocht verachtert ofte belet worden, alzo dat men in prejudicie van dien nu geen Unie maken en kan, dselve Generalitee contrarierende, als dese geconcipiëerde articulen van de Unie doen, gelijck dat hierna breder verclaert sall worden. 2. Ten anderen: So dese Unie beraempt is opte seven provinciën, als Gelderlant mit Zutphen, Hollant, Zeelant, Vryeslant, Utrecht, Overijsele, Groeningen ende Omlanden, Drenth, Twent ende Lingen, dat geensins geraden is, immers voor Utrecht, hem te begeven onder dese Unie, soverre enighe van de voirseyde landen daeruuyt blijven ofte incomende daer weederom uuytscheyden, om redenen hierna volgende. 3. Ten derden: Also sijn Hoicheyt mitsgaders die Generael-Staten voor goet bevonden hebben die placaten te publiceren, dat bij een yegelick soude besworen worden (sulcx geschyet is) scherp tonderhouden die Pacificatie tot Gent gemaeckt ende die Unie bij | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de xv provinciën diesvolgende opgerecht, ende dese voirseyde Unie, hier tUtrecht den VIen Decembris lestleden beraempt, in vele die voirseyde Pacificatie ende Generael Unie contrariëert, en can men behouden eer, eedt, officie van onderdanicheyt ende behoorlijcke societeyt (all waert oick dat dese die voergaende universele nyet en derogeerde) buyten voerweten, belyeven ende bevelen van zijn Hoocheyt ende Generael-Staten hem begeven in enighe nyeuwe verbontenisse; ende enighe anders gemaeckt en mach nyet bundich zijn noch stadt grijpen. 4. Nemaer soverre den noot, perijckel off vrese eyschten, nyeuwe ofte andere Unie innetgaen, dat geresumeert wordt die Unie Generael op die voet eertijts gemaeckt ende bezworen, mit advijs van zijn Hoicheyt ende den Generael-Staten, gemerckt een bondel van veel pijlen onbreeckelicker is dan een ander van weynich. 5. Dat alzo oick die Unie tUtrecht beraempt contrarie valt die Satisfactie, bij zijn Princelijcke Genaden volgende die Pacificatie van Gent den landen van Utrecht verleent ende bij zijn Excellentie ende die Staten von Hollant ende Zeelant bezegelt, daerinne bevesticht werden allen den ingesetenen der landen van Utrecht haer oude privilegiën ende costumen, is gans onraetsaem tegens tinhouden van dyen, tot groot peryckel, achterdeel ende quetsinge van privilegiën ende vrijheyden hem in enigerwijs te verbynden. 6. Voorts considererende, dat geen verbontenisse en can sijn off hij en is annex servituyt, dat (genomen bij de Generael-Staten dese goet mocht gevonden worden) aleer men sulcke nyeuwe ongehoorde verbontenisse aenveerde, behoort te horen het advys van de notabelste inwoenderen des lants, so geestelijck als weerlijck, als in voortijden in gelijcke nyeuwe wichtige | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zaecken wel geschyet is. Ende dat die verschrijvinge geschiede over alle die leden der Staten, geestelickheyt, ridderschap ende steden, eerst op verbuerte van stemmen, daerna bij eede, item gehoort den ouden metten nyeuwen raet, dekens van gilden, hooffden van schutterien, borgerhopluyden, beveelhebberen ende rotmeysteren, op indien gaettet wel, wy ons gelijckelijck hebben te verblijden, valtet qualick, dat in dese dangereuse tijt deen den anderen nyet en heeft te verwijten. 7. Dat oick, soverre die landen van Gelre ende Overijsel ofte enighe van dien hem in dese Unie nyet en begeven off in haerluyder affwijcken, tlant van Utrecht, als frontier blijvende, onderworpen soude worden veel ondrachtelijcke lasten, so van nyeuwe sterckten als die zijn te veranderen, ende garnisoen te ontfangen etc.; maer hoe die sterckten, te weten het casteel, tanderen tijden ten versoucke van die van Hollant binnen Utrecht geleyt ende onderhouden, ende den ingenomen garnisonen die van Utrecht becomen zijn, is die wonde noch so versch, dat onnodich ende verdrietelijck is veel daervan te verhalen. 8. Ende all schijntet, dat die van Hollant secours gedaen hebben met gelt ende cruyt om tvoirseyde slot te recouvereren, hebben dat in dien tijt gedaen tot haer selfs securitee ende verseeckerheyt, ende namaels so scherp aengeschreven om betalinghe van tvoirseyde cruyt ende geleent gelt gerestitueert te hebben, dreygende andersins dinwoonderen der stadt van Utrecht in Hollant bij arrest te houden, sulcx dat tot redemptie van dien die Staten binnen Utrecht genootdruct zijn geweest den meestendeel dese laeste imposten binnen Utrecht ende opte platte landen op te rechten; daeruuyt blijckt Hollant nyet te soecken ons te bewaren, maer deur ons beschermpt te blijven, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ons latende tot haerluyder voorschans in tsupporteren mede van alle haren lasten, ende ons hemluyden in als gelijck te maken. 9. Sovele belangt tinnemen van garnisoenen, dat die op de voet van Hollant soude innegenomen werden, te weten mit betalinge van haer camerhuijr, ende mede dragen excijsen, imposten etc., dat die stadt ende inwoenderen duer haer presentie genot soude voelen; voerwaer nyettegenstaede dese Hollantsche ordonnantie, die disordere, die so te Haerlem als tAmsterdam ende andere steden ende vlecken, boven satisfactie, versegelinge, accorden ende eeden, bij den souldaten bedreven, behoort wel een spygel te wesen, scroem ende scrick te maken (soverre men rust ende enicheyt bemint), tzij op wat maten, garnisoen tontfangen. Ende alzo oick haer incompste duer dese ende meer andere oirsaecken veel inwoenderen uuyter stadt souden verdrieven, soude het vertreck van notable personen (gelijck een yegelick volgende die Satisfactie hem mach vertrecken, alst nyet totten vijant en is) die stadt ofte steden ende inwoenderen scadelicker zijn, als men enichsins duer tinnemen van de knechten genot soude cunnen gevoelen, behalven peryculen ende, in cas van faelieringe van betalinghe, dat sijluyden haer leggende plaetsen hem genoechsaem voer geoppignoreert behouden. 10. Noch commende Utrecht in dit verbant, soude met anderen landen gehouden zijn terstont aen te nemen nyeuwe gedurighe diversche imposten op etende ende andere ware, die men tot notelyck onderhout des menschenlevens nyet derven en mach, boven allen imposten, so die bij ons selven, duer reden verhaelt, zijn ingestelt; ende als men noch daerenboven tot een Generalitee moet contribueren ende noch dagelicx meer ende meer voorgehouden worden, twelck | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hoe ondrachelick vallen soude (nyet hebbende den middel ons quote voor de generalitee op te brengen) voer ons landeken van Utrecht, daer men tot allen plaetsen binnen een ure can uuytrijden, tmeeste paert sterijl sijnde, sware dijcken subject ende veel dat vruchtbaer is ongebruyckt blyeft, als beroeft van beesten ende gedepopuleert sijnde, dragende evenwel ondrachelicke lasten van moelen, dijcken, dammen ende outschiltgelden, hebbende geen negociatie off sonderlinge comantschap off handelinge noch geen commoditeyt van dien, om duer fortune die voerlede schade ende nyeuwe imposten aen te moegen verhalen (gelijck nabuyre landen), wesende voorts doer trecouvreren van Vredeborch ende langeduryge verscheyde exactiën, tochten ende oirlogen van tgelt so gebloet ende uuytgeput, dat onmoegelyck is sonder uuyterlicke bederft van dit lant enige verbontenisse inne te treden, daer meer nyeuwe contributie off schattingen in soude van node wesen, mit wat lichte middelen die oick mochte voergeslegen worden. 11. Sodat ons meer van node waer vrede, waertoe alrede goede preparamenten so bij den Keyserlycke Majesteyt als Generael-Staten gemaeckt zijn, dewelcke men nochtans nyet en souden moegen aennemen, getreden sijnde in dit verbont, dan met belyeven en goet advijs van Hollant ende Zelant, sodat zijluyden over ons blijven souden seggers van vrede off oorloch 12. Voorts, zo oick wat bij die meeste provinciën besloten worde, die minste soude moeten volgen, uuytblyvende Gelderlant, Overijsel off enighe andere provinciën, staet te noteren, dat Hollant ende Zeelant soude die meeste blijven ende twe provinciën sprekende uuyt een adem, daerduer Utrecht van macht ende groote genoechsaem tcleynste wesende, dickmael | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||
daerduer vervangen ende verdruckt soude worden ende in plaets van een veel hooffden onderworpen blijven. 13. Ende in saecken van differenten van nyeuwen lasten ende andersins staen tot seggen ende genaden van anderen, so van die gealiëerde landen als den stadthouderen bij haer respectivelyck aengenomen, in wyens aennemen soude Utrecht als in anderen saecken dickwils connen oeverstempt ende tminste seggen in behouden; waerduer ende meer andere inconvenienten uuyt dese spruytende, die men bij experientie meer ende meer gewaer soude worden, volgen soude uuyt unie disunie, accordt discordt; dat men blijvende yegelyck in sijn vryheyt ende singularitee wel verbij mach, onderhoudende als tot noch vruntschap met zijn naburen, beter dan met nyeu verbonden deen den andren (te willen wesen van gelijcken authoriteyt) subject worden, insonderheyt daer nyet een singulier hooft en is off genoempt en wordt. 14. Ende so sich die seven provinciën verbynden soude, ten ewigen dagen duer geen oirsaecke te moegen scheyden, hoe soude het lant van Utrecht (als die gelegentheyt sich toch so woude offereren) immermeer tot haer oude vryheyt, staet, privilegie, authoriteyt ende liberteyt cunnen aspireren, dat nochtans yegelicke provincie so bij de Generael Unie als bij de Satisfactie des Princelijcke Excellentie belooft wordt. 15. Dat men seyt, dat die dachvaerden ende verscrijvinge binnen Utrecht souden vallen ende die stadt ende gemeente daerduer profiteren, men verstaet well, dat so een profijt maer en valt over weynich personen. Ende dat om tprofijt van seer weynich nyet en behoort in aventuer, hasart ende ongewonelicke eygendom het gantsche lant ende gemeente geïnduceert | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ende vervuert te wordenGa naar voetnoot1), behalven periculen, die t'enighen tijden dese vergaderinghe soude met hem moeghen brenghen. 16. Noteert noch, dat in dese beraemde Unie bedongen blijeft darticule, daerop die beraempt is te moegen veranderen, vernyeuwen na beduncken van de meeste stemmen; twelck belyeft wesende, wat is dat anders dan te maken een verbant op geenen bant ende te fluctueren in een schip sonder stuerman? ende so men bevonden heeft, dat gheenGa naar voetnoot2) seeckere accorde veele nyet en hebben onderhouden, hoeveel te min tgeen dat na beduncken ende opinien van sommigen allen uren mach verandert werden! 17. Ten laesten, daer nochtans voorall behoort op gelet te sijn, is onbehoorlijck voor allen Christenen zo een verbont inne te gaen, daer tfondament van alle lieffde ende eendrachte, te weten die religie, so wordt te voren gegeven, dat yegelick, bij namen Hollant ende Zeelant, soude moegen geloven na heur beduncken, lettende maer alleen als tijtelick goet ende rust mach geconserveert worden ende blijven. So nochtans accordt off forme van één religie die meeste unie ende eendracht inbrengt, ende diversiteyt in dien (gelijck wij leyder prouven) wortel ende moeder blyeft van allen twist, haet ende nijt, en onmoegelijck is op sulcke fundament een sterckte van eendracht te bouwen, behoren voorall die provinciën te beneerstigen, dat, gelijck men well will verstaen tot één wet ende munte, dat die van Hollant ende Zeelant, die vrije religie, die zij in andere provinciën begeren, in den haren oick toelaten, opdat sij nyet gecauseert en | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||
worden te tyranniseren, gelijck zij hem voermaels, omdat die vrijheyt der conscientie (so sij zeyden) besloten was, hem over anderen beclaecht hebben, om die meeste enicheyt ende conformitee te onderhouden, ende na te commen die gequetste Pacificatie ende Unie soeveel nu moegelyck. 18. Item die licentie, die in cloosteren ende collegien souden toegelaten worden, so die dient tot inobedientie ende ruine van cloosteren, goodtshuysen, wesende gasthuysen van den ingesetenen edel ende onedel, die met veel kynderen beladen zijn, behoort dit wel in state te blijven ofte breder als andere articulen gepondereert. 19. In summa: buyten advijs van dengeenen, die in de Generael Unie begrepen zijn, en behoort geen ander conform, veel min contrarie begrepen, veel min aengetogen te werden; dan soverde goet bevonden wordt bij de Generael-Staten met zijn Hoocheyt, naerder unie onder dese provincie te maken, daerover sijn Hoocheyt off yemants anders uuyten huyse van Oostenrijck, des Majesteyts naeste gelegene oor, hooft blijvende, dat in sulcke gevalle voorall behoren affgedaen te sijn alle difficulteyten, daerinne sich yegelick litmaet van elcke provincie mocht in beswaert vynden, opdat deen naemaels nyet en behoeft te staen tot genade van dander. 20. Bijsonder aengemerckt, dat alzo die provinciën van Hollant ende Zeelant geen geloeff gehouden en hebben int accordt ende overcommen, mit haer eygen litmaten so solemnelicken gemaeckt, besegelt ende besworen, wat hoop is dan, dat sy enich gelove sullen houden andere uuytheemsche provincie, ende bijsonder die van Utrecht, haren nabuyren, daer zij altijts querelen ende oorlogen tegens gehadt ende gesocht hebben onder haren juck te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||
21. Nu alzo die dese Unie urgeren anderen van contrarie motiven. duer reden verhaelt ende ist noot breder te verhalen, soude willen cavilleren, alsoff sy onder dexel van dese wederstant bedectelijck sochten die voorspoet van den vyanden, opdat per aventuer in aenstaende noot tlant te min secours off vasticheyt soude hebben den gemeen vyant te wederstaen. Staet daerop te antwoorden, dat sulcx en can geen apparentie hebben, dewijle uuyt tgunt vorens gededuceert is claerlick blijckt, dat men nyet bij een naeckte tytel, maer als oprechte patrioten begeert te blijven bij de Generael-Staten, onder heur ende zijn Hoocheyts ordonnantie ende resolutie als getrouwe ondersaten, ende voorts bij den eedt, die zij den anderen binnen der stadt Utrecht so solemnelick tot confirmatie van dese gedaen hebben ende noch bereyt sijn te besweren met onderpant van lijff ende goet, tot bewaernisse ende versekeringe van yegelick respectivelick sijn goeden ende privilegiën jegens allen inbreeckers, ende contrarie doende gestraft souden worden bij bannissement off andersins als infracteurs van gemeen ruste ende vrede, daermede immers alle diffidentie behoorde te cesseren. Maer ter contrarie etc. 22. Hoewel nu dese redenen geperpendeert hebbende, men verhoopt nyemants te zullen wesen, dye begeeren zall eenigherwijs zijn vaders lant in peryckel van servituyt te brenghen, nochtans dewijle moegelick in dye opinie eenighe willen persisteren, dat wy door dese Unie souden gesterckt werden; om het onverstandt, dat tuschen dese opinien is, neder te leggen, vynden nyet nuttelijck dan staetsghewijs te scicken, daerbij eenighe commissarissen moegen gevoecht werden, aen zijn Hoocheyt, Princelijcke Excellentie ende Generael-Staten, ter wedersijde remonstrerende dye | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||
difficulteyten ende verseeckertheyden, dye uuyt dese Unie voor den landen van Utrecht zoude connen resulteren, ende wes geadviseert wordt aldaer, dat sulcx zonder wederseggen soude achtervolcht worden, ende dat men middelertijt supersedereGa naar voetnoot1).
In dorso: Middelen ende motijffen tot destructie van de Unie tUtrecht opgerecht, by Cunretorff geadviseertGa naar voetnoot2).
(Naar een gelijktijdig handschrift onder de losse stukken in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
II. Verhooren van getuigen voor schepenen van Utrecht omtrent de plannen van Mr. Jacob Cuynretorff.Anno 1579 den XXIX Decembris a Nativitate DominiGa naar voetnoot3).Aeltgen, huysfrou van Rijck van Bochoven, out ontrent xxxii jaeren tuychde bij hoeren eede ter instantie van den substituyt-schout, dat op gisteren naenoens ontrent twee uuren thoren huys geweest is Jan Corneliss. van Helmont, ende vraechde waer hoer getuyges man was, Rijck van Bochoven; daerop zij getuyge antwoerde, dat hij buyten gereyst was nae | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Soest met zijnen vendrecht Johan Buth ende den Domheer Cleeff. Doe seyde dvoorseyde Johan Corneliss., dat hem geseyt was, dat zij uutwaeren omme knechten in de stadt te brenghen; daerop zij getuyge weder seyde, dat zulx onwarachtich was ende dat hij zulcx straffen soude, ende dat zij hoopte dat hij Johan Corneliss. hoeren man zulcx nyet toe en betrouden. Ende (Nota!Ga naar voetnoot1)) seyde daerop Johan Corneliss., dat hij oeck daerjegens geseyt hadde, alsse dat hij zulcx geen geloeff en gaff, dan ick can tselve henluyden nyet ontseggen off ontgeven oft ten is waer; ende off zulcx wesen mochte, wouden hoer voerzien daerop hebben. Seyt voerts, dat hij Johan Corneliss. sulcx seyde gehoert te hebben van sommige personen, staende bij den anderen op de Plaets, daer hij hem bij begeven hadde overmits hij hoerde, dat zij van Rijck van Bochoven zijnen neeff praten. Presentibus Leemputh, Jaersvelt, Nijhoff, Foeyt schepenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno et die ut supra.Splinter van Hamersfelt verclaerden bij ede, dat hij op gisteren ontboden is geweest tot Cunretorff, alwaer hij omtrent naer elf uueren quam, ende vandt aldaer Mr. Henrick van Medemblick, die canonick Reness ende bleven daer tsamens eten, ende naer den non quam aldaer mede die vendrich Helmont ende Wiel notaris, ende hij die sprect screef een request van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Schetters meechtGa naar voetnoot1), ende Wiel screef oeck wat anders, alsse zekere middelen tenderende tegens die UnieGa naar voetnoot2), twelck geconcipiëert was bij Renes canonick St. Jan, waeraff vier dubbelen gescreven waren, ende hij ende Medemblicks diener screven elcks mede een dubbel, continerende in effecte, dat men nyet en zoude mit die Hollanders ende Zelanders alleen handelen buten dandere provinciën ende advijs van boven te hebben; ende die vendrich sprack met Conretorf alleen, maer en weet nyet wat propoesten zij hielden, dan was van de Unie ende dat hij derhalven met zijn volck daerof gesproken hadt; ende en was daer nyet lang maer ginck terstont uut. Seyt dat Medemblick in als mede raedt gaff. Seyt dat Conretorfs soon quam seggen, dat Buth, Cleeff ende Bochoven uutgereyst waren naer Hollant, ende int hondert worden geseyt ende gegist, dat zij uut mosten wesen om knechten inne te halen; ende nyet te weten bij wie tzelve gegist ende eerst gesproken is geweest. Present tmeeste deel van den gerechte. Mr. Joannes Wiel verclaerden bij ede, op gisteren ontboden geweest te zijn tot Conretorff, alwaer hij mede een dubbel gescreven heeft, wesende die intitulatie ‘Middelen ende redenen waerom men op dese tijt die Unie nyet en zoude voltrecken met die van Hollant ende Zelant alleen,’ die men zoude onder die capittelen uutdeylen. Seyt wel gehoort te hebben, datter geseyt werd, de spraeck ginck dat etlicke personen uutwaren om knechten inne te halen, ende dat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||
onder anderen mede geseyt worden, indien men met die Hollanderen ende Zelanders alleen handelden, dat zij alhier altijts overstemt zouden worden; ende warn die Midelen vijf gehele bladeren scrifts. Presentes ut supra. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno et die ut supra.Jan Corneliss. van Helmont vendrich verclaerden bij ede, dat hij gisteren geweest is tot Conretorff, die hem vraechden, hoe hij met zijn volck versproken was beroerende die Unie; daer hij op ter antwoordt gaf, dat hij daer sonderlings noch nyet van gesproken en hadde; ende aldaer worden int hondert geseyt, dat Bochoven, Cleeff ende Buth die vendrager uutwaren om knechten inne te halen, ende Hamersfelt seyt eerst ende Conretorf daernaer mede, maer en wiste nyet te nomen zijn man, van wie hij tgene voirseyt is op die Plaets gehoort hadt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den xxxen Decembris.Mr. Henrick Medemblick advocaet, gevraecht wie hem ontboden heeft gehadt om tot Conretorff te comen, seyt dat Conretorff hem ontboden heeft om te horen het concept, twelck bij Reness geconcipiëert was; ende diensvolgende is hij die spreect tot Conretorff gegaen, ende Renes quam daernaer oick aldaer, ende dit in qualite als een diener ende advocaet van (de) geestelicheit, zoe hij haer gedient heeft in de excysen voir die vijf ecclesiën, ende daernaer noch tot meermalen geweest te zijn in de vergaderinge van de gecommitteerden van dezelve ecclesiën ten huyse van Conretorff beroernde huerluder gemene affern, daer Conretorf gecommit- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||
teert is geweest om te reysen aen zijn Alteze ende zijn ExcellencieGa naar voetnoot1). Gevraecht off hij nyet mede in de vergaderinge geweest en is (te) St. Hieronymus, seyt aldaer nyet geweest te zijn. Gevraecht of Conretorff verclaerden, dat hij gecommitteert was van zijn collegie, seyt dat hij vermoeden dat Conretorf gecommitteert was, zoe hij in gelijcke saecken hem altijts gehouden heeft als gecommitteert. Seyt noch op ander tijden geweest te zijn tot Cunretorff, (Nota!) als Conretorf reysden naer zijn Alteze, daerbij waren Bogart (St. Peters), Esch, Renes (St. Jan), Rumelaer als gecommitteerden van huer collegiën, zoe hij vermoet. Seyt dat gister omtrent den middach Jacob Ghijsbertss. Van der Eem bij hem geweest is om het voorseyde concept te sien, ende dadvocaet Heij sacht mede van te vorn ende vandt het goet. Ende Van der Eem seyde, mit zijn volck daerof te zullen spreken. Seyt (Nota!) dat Conretorf hem geconsenteert heeft gisteren morgn, om dvoorseydeGa naar voetnoot2) Waeyenoyen het concept te communiceren; ende Waeyenoyen heeft hem geseyt, dat die Unie al die rottn gecommuniceert was om daerop te seggn. Seyt dat hij het concept tegens die geconcipiëerde articulen van de toecomende Unie, die noch bij de Staten nyet gesloten en is, nyet weder en heeft. Seyt dat Jacob Gijsbertss. een concept tegens die voorseyde articulen van de Unie ontfangen heeft, ende | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Merenborch oock een, twelck Merenborch Waeyenoyn gelevert heeft, zoe hij verstan heeft. Gevraecht of hij mit enige capittulen ende bijsonder mittet capittele van Ste Marien oft enige van hueren capitularen tgene voorseyt is gecommuniceert heeft, seyt dat hij mit nyemant van Ste Marien gecommuniceert heeft, noch mit ghenen capittule, dan alleen mit (Nota!) Esch, Renes ende Conretorff. Tgerecht ende raedt ordonneren, dat Medemblick bovenGa naar voetnoot1) blijven zal. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den xxx Decembris a Nativitate Domini voor den gerechte ende raeden.Die scholaster Coenretorff gevraecht off hij gecommitteert was van zijnen capittele omme enyge poincten te ontwerpen jegens die Unie, seyt neen, ende heeft die Middellen geconcipiëert nae zijnen opinie omme, overmits verscrijvinge op de Unie was, omme tselve concept mijn heeren van den capittelen nae zijnen opinie (?) te vertoonen, omme te besien off zij dselve poincten zouden willen accorderen ende dselve off- off aendoen thoeren goedtduncken. Seyt Medenblick ontboden te hebben omme zijn opinie te hooren vant voorseyde concept jegens dUnie. Seyt dat het yerste concept gemaeckt is bij Renesse, canonick Sint Johans, dwelcke seyde daertoe last te hebben van zijnen capittele; dan dat tselve tzijnen huyse vermeerdert ende vermindert is, zoe bij hem die spreeckt als Medenblick advocaet, ende dat hij off- ende aengingh vermits den sterffhuyseGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Gevraecht waeromme hij die notarissen, alsse Wiel ende Hamersvelt, met Medenblicx knecht ontboden hebben, seyt (Nota!) omme copiën te hebben ende dselve aen andere capittulen te zeynden. Gevraecht waeromme een van de copiën bij Medenblick medegenomen waren, seyt (Nota!) ommedat hij dselve metten anderen cappittulen zoude communiceren. Seyt (Nota!) dat hij nyemants zijne copie int particulier gesonden en heeft, noch met hem gecommuniceert. Gevraecht waeromme hij Hamersfelt die copie gesonden heft, seyt (Nota!) dat hij dselve copie met zijn meecht tot Hamersfelt smiddaechs gesonden heeft, ommedat Hamersfelt daeromme geweest was; dan heeft dselve niet weder doen halen, vermits hij tot halff zessen toe int sterffhuys was tot Schetters. Seyt dat hij nyet geseyt en heeft, dat goet ware dat men die copie enyge borgeren vertoonen soude, noch Hamersfelt tot zulcx last gegeven te hebben. Gevraecht waeromme Helmont op eergisteren namiddach tot hem die spreeckt huyse geweest is ende wat hij hem gevraecht heeft, seydt dat hij die spreeckt geseyt heeft jegens Helmont, dat die spraeck tot zijnen huyse gebrocht was, dat Cleeff ende anderen naer Hollant gereyst waeren ende dat daerdeur quaede suspicie was, dat zij omme knechten uutwaeren; daerop Helmont zeyde dat zulcx onwarachtich was, zoe zij nae Soest waeren gereyst, ende dat Rijck van Bochoven zijns Helmonts paert daertoe begeert hadde. Seydt dat zijn deponents zoen thuysbrocht, dat hij gehoert hadde opte merckt, dat dvoorseyde personen naer Hollant gereyst waeren. Gevraecht off hij met Helmont geen propoosten gehat heeft van den concept, bij henluyden gemaeckt jegens die Unie, seyt dat hij nyet en weet, dat hij daervan gesproken heeft; dan heeft Helmont jegens | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hem daer te vorens wel geseyt, dat hij geweest hadde bij zijn vendel, alwaer gesproken worden van Unie, ende dat daer veel waeren die daerinne nyet consenteren en wilden, ende veel daerinne consenteerden. Die substituyt-schout concludeert, dat dvoerseyde Coenretorff boven gaen sal, omme naerder van de saecke die waerheyt te weten. Die regierders der stadt Utrecht verclaeren, dat dvoerseyde Coenretorff in bewaerder hant gestelt sal werden in gijselinghe. Dvoerseyde Coenretorff presenteerde hantastinge te doen ende bij eede te verclaeren van tot vermaninghe weder inne te houden, ende dit behouden zijnen exceptie. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den xxx Decembris 1579 a Nativitate Domini.Mr. Johan van Cootwijck, Johan Wachtelaer, Claes van Mierlo. Die regierders van de stadt Utrecht gesien hebbende die stipulatie, in scriptis gestelt van date den xxix Decembris 1578, ordonneren dvoerseyde Cootwijck, Wachtelaer ende Mierlo op Hasenberch in hechtenisse te gaen, omme op als breder van der zaecken geïnformeert zijnde, gedaen te worden zoe behoeren zal. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den lesten Decembris 1579 a Nativitate Domini.Antonis de Ridder hoepman verclaert, dat op gisteren naenoen tzijnen huyse bij hem geweest zijn Van de Kerck, Wachtelaer procureur, Gerrit van Honthorst, Cootwijck hoopman, dwelcke hem respondent yet aengegeven hebben, sonder te weten wat tselve was, vermits hij wel bij dranck was. (Nota. Wachtelaer ende Cootwijck contrarie.) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Rutger Aertss. verclaerde, dat Cootwijck zeyde dat indyen die Unie voertgaet, zoe zijn wij alle daegen knechten verwachtende, ende dat hij getuyge vraechde an denselven hoopman, off alle dander hoopluyden oeck alsoe jegens die Unie waeren als hij; antwoerden daerop ja. (Nota! Cootwijck negat.) Wouter Thijss. verclaerde, dat den hoopman ende Wachtelaer op hem begeerden, dat hij mede teyckenen wilde, dat hij getuyge weygerde tselve, ende vraechden zijluyden (namentlijck Gerrit van Broeckhuysen, Mr Jan int Ossenhoeft, Steven Dyrckss. van Doorn ende meer anderen) die in weygeringe waeren, off dander hoopluyden oeck zulcx lieten teyckenen als hij dede, daerop die hoopman zeyde ja, ende dat hij mede seyde: Teyckenen wij allegader nyet, soe comen wij in last. (Nota. Cootwijck.) Willem Splinter verclaerde dat in teyckenen geseyt worden, dat dander hoopluyden hen volck oeck zulcx lieten teyckenen. Adriaen Adriaensz. seyt, dat hij zijnen hoopman gevraecht heeff, alleer hij respondent teyckenden, off alle dander hoopluyden hoer volck oeck alsulcx lieten teyckenen, ende antwoerden daerop: Ja se! ende dat zij zulcx doen souden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Post meridiemGa naar voetnoot1).Mathijs van Hensbeeck hopman seyt, dat Henrick Janss. int Vercken hem verthoont heeft zekere scriften, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zoe jegens die Unie ende van den hertoch van Parma, die hij nyet gelesen heeft overmits andere afferen. Aefgen Thonis van Honthorsts huysfrou seyt bij ede, dat zij zekere scriftueren ontfangen heeft van Cunretorff ofte zijn jongen, te weten van de Unie, den Sondach voir de middach lestleden; ende Mr Henrick van Medenblick quam omtrent te xii uueren, ende bracht tot hueren huyse noch drie ofte vier stucken pampieren, welcke pampieren zij tsamen voorts gebrocht heeft an Henrick Janss., begerende dvoerseyde Medemblick (Nota contra Medenblick) op haer dat zij dzelve scriften die goede borgers wilde laten sien, sonder nochtans haer te seggen, dat zij dzelve scriftueren zoude wederom brengen. Present tmeeste deel van den gerechte. Bernt Ansemss. seyt, dat Jan Wachtelaer hem op de straet heeft geseyt, dat hij hadt (Contra Wachtelaer.) een Contre-Unie, daer hij wat of hoorden lesen, maer nyet geheel. Ende hij gehoort wesende bij zijn hopman op de voorseyde Unie, seyt geantwoort te hebben, dat men behoorden te blijven bij de Pacificatie, ter tijt ende wijlen bij de voirseyde gouverneur ende Statengenerael anders geordonneert zij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den lesten Decembris a Nativitate Domini.Die canonick Berck verclaerde, dat hij op eergisteren avont die wacht gehadt heeft met Amelis Wten Engh, ende dat hij alsdoen onder anderen propoosten van denselven Wten Engh gehoort heeft, dat hij seyde dat hem geseyt was van een persoon, die hij getuyge oeck wel kende, dwelcke seyde datter enyge knechten in Gelderlant laeghen ende wachten omme te besien, off die Unie alhier tUtrecht voortginge dan nyet. Amelis Wten Engh bekent genochzaem, dat hij tgunt voerseyt is geseyt heeft, ende dat hem zulcx van Rumelaer canonick geseyt was. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den 1en Januarij.Mr Johan van Cootwijck hoopman seyt, dat Wachtelaer hem geseyt heeft, dat hij articulen hadde van de Contra-Unie, dwelcke hij die spreeckt begeerden te zien, ende worden dselve Contra-Unie voer de gemeente gelesen, ende gelesen zijnde worden daeromme gelacht, ommedatter innestont, dat die cloosteren waeren rijcke luyden gasthuyzen. Johan Wachtelaer procureur voer den Hove seyt, dat hij alleen tontwerp nyet geconcipiëert en heeft, dan heeft tselve helpen dicteren. Seydt dat hij darticulen van de Contra-Unie die meente van zijn vendelen voergelesen heeft, ende dat hij dselve ontfangen hadde van Jacob Gijsbertss. Van der Eem, nadyen hij dselve begeert hadde van Mr. Henrick Medenblick, die hem die spreeckt zeyde dselve te hebben. Seydt dat hij die Contra-Unie Bernt Ancemss. eensdeels heeft laten lesen. Seyt dat hij Jacob Gijsbertss. die Contra-Unie wederomme gegeven heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den VIII Januarij 1579.Presentibus substituyt-schout, Nijhoff, Duverden, Pijll, Rhijn. Mr. Johan van Cootwijck hoopman seyt, dat hem nyemants geraden en heeft, dat hij zijn volck die Unie ontraden zoude aen te gaen, noch dat hij deshalven met Mr Johan Bogert, noch met Mr Henrick Medenblick int minste noch meeste gesproken noch geraetslaecht en heeft; dan dat Verkerck zeer urgeerde donderteyckeninghe jegens die Unie, met Honthorst ende Ameronghen met Wachtelaer ende anderen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Seyt dat hij nyemants van de Unie gesproken en heeft, omme dselve aen te gaen off nyet, dan Verkerck ende dvoerseyde personen. Seyt dat dselve persoenen zeyden, dat geensins en dienden den voertganck van de Unie, deur twelcke hij respondent oeck dselve gemeent heeft ondienstelicken te zijn. Seyt datter int generael geroepen worden, dat zij protesteren wilden jegens den voertganck van de Unie, twelcke seyde Verkerck. (Nota. Verkerck.) Seyt dat hij nyet geseyt en heeft, dat dander hoopluyden van gelijcken hem volck lieten teyckenen off souden laten teyckenen. (Deponunt contrarie.) Seyt dat hoopman Ridder (Nota. Ridder) jegens hem die spreeckt geseyt heeft gehadt tot meermael, dat hij last hadde van de magistraet, omme op elcke point van de Unie debath ende... advijs te stellen, omme daernae te veranderen, twelcke geschiet is in presentie van de gijselaers boven opte camer zittende; daerbij voegende, dat hij Ridder daerbij wel xiii getuyghen hadde.
Gerit van den Bobbart dijckgraeff van Lopickerweerdt verclaerden bij ede, dat hij den Maendach lestleden geweest is ten huyse van den onderprocureur-generael, alwaer mede mit anderen warn Cats maerschalck van Montfoort; ende int couten van dese periculeuse tijden, ende dat dvoorseyde Cats wat gedroncken hadt ende te peerdt zoude reysen naer Montfoort, seyde jegens hem deposant: off daer in een dach twee drie ofte vier wat alhier gebuerde, zoe rade ick u, dat ghij u still ende in u huys houdt, want daer mocht wel wat onweers gevallen. Presentes Apcoude van Merthen ende Parijs van Suytoordt, scepenen tUtrechtGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den IIIen Januarij.Johan van Catz maerschalck des lants van Montfoort verclaerden bij zijnen gedanen eedt, dat hij die waerscouwinge an Gerit van den Bobbaerdt gedaen heeft deurdien dat hij verstaen hadt van Aelbert van der Horst ondermaerschalck van Apcoude, dat die borgers twistich waren om dese Unie, die alhier voorhanden was. Present tmeerdedeel van den gerechte. Aelbert van der Horst ondermaerschalck van Apcoude verclaerden bij ede, anders mit den maerschalck van Montfoort nyet gesproken te hebben, dan dat die heere van Montfoort nyet wel en dede, dat hij uut Oudtwijck gescreven hadt, dattet die meninge van zijn Excellencie nyet en was om dese Unie te voltrecken, ende datter wel wat quaets uut comen mochte, of dyergelijcke propoosten. Present Van der Molen ende Nijhoff scepenen tUtrecht. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den VII Januarij.Mr Hendrick Medenblick advocaet in den Hove van Utrecht seyt, dat hij die waerheyt wel begeert te seggen vant gunt hem gevraecht sal worden, onder protestatie van daermede nyet te prejudiceren die kennisse, die van desen competeert te nemen den Hove van Utrecht, daervan hij een suppoost is, versoeckende in cas van proces voer denselve Hove gerenvoyeert e worden, behouden die E. van desen gerechte. Seyt dat hij noyt geweest en is in den cloostere van Sint Jhieronimus in enyge vergaderinghe. Seyt dat hij int capittel van Oudemunster nyet geweest en is, doen enyge van mijn heeren geschickt worden aen de borgerhoepluyden tot Jan in de Keyser. Seyt dat hij wel gehoort heeft van mijn heere Coen- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||
retorff, dat mijn heere van Montfoort zoude comen omme op de Unie mede te resolveren ende (Nota contra Coenretorff) dat hij zeecker protest gesonden hadde diensaengaende aen de Staten nae zijnen besten duncken. Seyt dat hij daerbij nyet geweest en is, daer geresolveert zoude zijn off communicatie gehouden, omme mijn heer van Montfoort boven te zeynden ter cause van de Unie. Seyt dat hij wel gehoert heeft van enyge, dat men in die Unie wel soude vynden enyge middellen omme die te resisteren, waert dat men een hoeft hadde; daerop hij respondent zeyde: Wat hoeft! elcx moet voer hem selven staen! (Nota dat zij een hooft begeerden.) Gevraecht, wat luyden zulcx jegens hem respondent geseyt hebben, seyt dat Frederick van Noert (Nota. Frederick van Noert) pander in den Hove jegens hem respondent zulx gesproken heeft in huyse van Honthorst canonick (dwelcken hij respondent quam visiteren cranck zijnde) ter presentie van Jan Willemss. van Waeyenoyen, welcke Waeyenoyen ende Honthorst in zijn respondents opinie in effect condescendeerden. Seydt dat hij dickwils vluchtelijck gehoert heeft, dat goet waer dat men een hooft hadde; ende somigen seyden dat zij wilden, dat zij mijn heer van Montfoort tot een hooft hadden, twelcken hij respondent telcken gerejecteert ende offgeslagen heeft, seggende: Wat hooft! ende dyergelijcken. Seyt nu nyet te weten, wye diegeenen zijn, die zulcx gesproken zouden hebben; dan dat hem voerstaet dat Coenretorff wel geseyt heeft (Nota. Coenretorff mijn heer van Montfoort tot een hooft genoempt) dat goet waer dat mijn heere van Montfoort, die doch verscreven was omme in de Staten te comen, deen off dander aengesonden worden, omme te wesen een voerstander van de opinie van de geestelicheyt nopende de Unie; | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ende dat hij respondent nyet en weet waer tselve geschiet is, ende dat hij nyet en weet datter yemant bij was, soe tselve vluchtelijck (als voerseyt) geschiet is. Seyt dat hij nyet geweest is bij de gecommitteerden van Amersfoort. Seyt dat hij daerbij nyet geweest en is, daer geraetslaecht zoude zijn off geproponeert dat, ingevalle die magistraet mette Unie soude willen voertsvaeren, dat men tselve bij enyge middellen zoude moegen resisteren of steyten. Seyt dat, ten waere hem respondent aengedient hadde geworden, dat die rotten off rotgesellen hunne opinie offgevraecht souden worden, elcx onder zijn vendele, aengaende die Unie, hij respondent zoude noyt gedocht hebben omme hem in der saecke te moyen. (Nota Hamersfelt dicit contrarium.) Seyt dat Vermeer, Kessel noch Helmont met hem respondent van de Unie noyet gehandelt en hebben, anders dan dat Helmont tot Coenretorffs innegecomen is, als Renesse die Contra-Unie off articulen jegens die Unie dicteerden an drie scrijvers, als Hamersfelt Wiel ende zijnen respondenten dienaer, ende ommedat die saecke haest hadde, hadden wel gewilt dat zij noch een scrijver hadden gehat. (Nota dat die saecke haest hadde.) Seyt dat hij noyt in communicatie geweest is, daer gesproken zoude zijn van die predicatie te Minrebroeders te distorberen off die Unie met gewelt te resisteren, off enyge capiteynen op te teyckenen off loepplaetsen te designeren. Seyt noyt in Gelderlant off Overijsel gescreven te hebben, omme yemants die Unie te dissuaderen, noch dat hij van die teyckeninge van Cootwijcks vendel nyet gehoort en hadde alleer hij alhyer gebrocht | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||
worden, noch raet noch daet daertoe gegeven te hebbenGa naar voetnoot1). Gevraecht off hij respondent nyet enyge brieven off scriften aen enyge personen gehantreyckt heeft, ende tot wat eynde, seyt dat Jan Willemss. Van Waeyenoyen yerst gesolliciteert heeft gehadt aen hem deposant, omme te hebben copie van de brieven van den Eertshertoch van Oostenrijck gouverneur-generael, ende darticulen van den paeys (Nota Waeyenoyen), die in deselve missyve van den hertoch genarreert worden, daerbij overgesonden te zijn, omme dselve onder die rotsgesellen gesien te worden, datwelcke hij respondent Coenretorff te kennen gevende heeft dselve Coenretorff daeromme gesonden tot LamzweerdeGa naar voetnoot2), nae zijn respondents beste onthouden; ende worden oversulcx hem respondent dvoerseyde scriften daernae gehantreyckt omme te brengen aen Jan Willemss., mits welcke hij respondent daermede ging aen huyse van Jan Willemss. ende, alsoe hij hem nyet thuys en vont, (Nota dat Coenretorff contrarie verclaert) ginck hij respondent tot Antonis Van Honthorst ende reyckten dvoorseyde scriften over Aeffgen zijn huysfrou, op hoer begerende, dat zij dselve scriften zoude verhantreycken aen dvoerseyde Jan Willems., zonder hoer yet anders te bevelen. Syet dat hij respondent dvoerseyde scriften te vorens wel gelesen hadde, uutgesondert zeeckere poincten in Francoys gestelt, die Coenretorff uutet Franchois in Duyts overzetten, diewelcke hij Coenretorff (als hij meent) den drie scribenten voorseyt dicteerden, welcke overgesetten poincten hij respondent (als voerseyt) mede onder dvoorseyde scriften gebrocht heeft tot Aeffgen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Van Honthorst, menende dat al tselve wel georloft was die gemeente te communiceren. Seyt dat die clercq van Lamzweerde hem die spreeckt dvoerseyde poincten, in Francoys gestelt zijnde, alvorens vertoent ende verduust hadde, ende dat zij gevoecht waeren bij de brieven van hertoch Matias, zoeals hij hem seyde. Seyt dat hij egene van de voorseyde scriftueren beroerende die wederlegginge van de geconcipiëerde ende ongesloten Unie yemants gecommuniceert zoude hebben gehadt, ten waere dat Coenretorff hem yerst geseyt ende geconsenteert hadde gehadt, dat hij dselve wel vryelick mochte communiceren Jan Willemss. ende anderen, zoe Hamersfelt eenen mede van de voorseyde copiën sdaechs te voeren oeck medegenomen hadde omme met enyge te communiceren, nae zijn beste onthout, hem refererende tot Hamersfelt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den VII Januarij.Voer Duverden, Nijhoff, Pijl ende Rijn. De scholaster Coenretorff seyt ongehouden te zijn te responderen, ter oorsaeck dat zij den anderen met eede verplicht zijn een yeder te laten in zijn jurisdictie preëminentie ende exemptie, ende dat mijn heeren die regierders van de stadt die geestelicheyt verleent hebben acte in....Ga naar voetnoot1) van den eedt op Sinte Peters kerchoff ende oeck in hoer capittel respectivelick, dat zijluyden die Satisfacte, bij zijne Excellentie de geestelicheyt van de stadt Utrecht verleent, zouden houden gelijck off zij van woerde tot woorde in den eedt begrepen stonde. Ende soe notoer is, dat hij een geeste- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||
licke persoen is, versoeckt gerenvoyeert te worden voer zijnen competenten rechter. Tgerecht, rejecterende dexceptie bij den scholaster Conretorff geproponeert, ordonneert denzelven tantwoorden op tgene hem bij den schouth off zijnen substituyt gevraecht ende te last geleyt zal worden. Ende bij weygeringe van dien ordonneert den schouth den voorseyden Conretorff in stricter gevangenisse te stellen, om jegens hem te procederen naer behoiren. Actum den viien Januarij 1579 ut supra. Den scholaster protesteert de gravamine et appellando, ende diesonvermindert metu preture seyde te willen antwoerden, begerende voerts van den gerechte, dat hem sal toegelaten werden advocaet ende procureur, omme zijne saecken rechtelick te moeghen vervolgen. Tgerecht ontseyt den voerseyden Conretorff voiralsnoch zijn versoeck van advocaet ende procureur bij hem te doen comen. Actum den viien Januarij 1579 ut supra. Coenretorff onder protestatie voerseyt seyt, dat hij ontrent viii daegen voer Corsmis lestleden in den convente van S. Jieronimus geweest is, omme tregiment van de schoels wille ende anders tot geenen eynde, ende dat bij zijn weten Kessel noch Vermeer daer nyet geweest en zijn. Gevraecht, wat communicatie ende handelinge geschieden in den capittule van Oudemunster, waer present waeren Cuyck, Engelbert Van Bruhesen, Terlong, Axilius, Weescappel, Coninck ende Van den Berch ende enyge anderen van Sinte Marien, seydt dat alsoe tot hoerluyder oeren gecomen was, dat men hoer qualick naegegeven hadde, als dat zijluyden zouden geseyt hebben, dat die magistraet begeert hadde knechten in de stadt te brengen ende dat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zulcx oeck die hoopluyden ende beveelhebbers aengegeven hadde geweest, hadden mijn heeren van zijnen capittule van Oudemunster goetgevonden, omme dselve bovengescreven persoenen, die daechs te voeren int capittule van den Dom geweest waeren ende gehoort hadden wes daer getracteert worden ende ommegegaen was, te convoceren, ten eynde zij hem souden moegen purgeren vant valsche rapport, dat hoer aengedient was. Ende hebben tot deyn eynde goetgevonden te seynden mijn heere die deken van Oudemunster, mijn heere Coninx, die deken van Sinte Marien, Verborch ende zijn confrater Monsima an de borgerhoopluyden, die vergadert waeren tot Jan in den Keyser, ten eynde omme henluyden als boven te purgeren. Gevraecht, wye diegeene was, die mijn heeren qualicken tgunt voerseyt is aengeseyt hadde, seyt dat hem dunckt, dattet was Helmont vendrecht. Seyt dat terselver tijt van de Unie nyet getracteert en worden, dat hem voerstaet; want die voerseyde gecommitteerden hem rappoort gedan hebben(de) van de borgerhoepluyden, zijn zijluyden terstont van den anderen gescheyden, zoe dselve gecommitteerden geen last gegeven was, omme mette borgerhoopluyden van de Unie te tracteren. Seyt dat die deken van Oudemunster ende hij respondent begeert hebben, dat mijn heere van Montfoort mede als litmaet van de ridderschap in de Staten comen soude omme van de Unie te tracteren, ende dat hij die spreect tot zulcx wel raet gegeven heeft omme tot dijn eynde hem te ontbieden, als die ridderschap opte Unie verscreven soude zijn. Seyt dat hij nyet en weet, datter enyge boden off brieven omme mijn heere van Montfoort gesonden zouden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Gevraecht, off hij met mijn heere van Montfoort nyet geraetslaecht en heeft, dat hij mede die Unie jegensstaen soude ende daerover met anderen raet gehouden heeft omme dselve mijn heere van Montfoort te dyen eynde boven te zeynden, seyde noch raet noch daet met mijn heere van Montfoort gehouden noch gegeven te hebben, omme dselve jegens die Unie nae boven te zeynden, off oeck nyet gehoert te hebben, dat enyge van de geestelicheyt off weerlicheyt mijn heere van Montfoert daertoe verwillicheyt souden hebben. Seyt aengaende teerste poinct: dat geleden ontrent twee maenden, hebbende hij respondent van wegen zijnen capittule te doen met mijn heere van Montfoert beroerende etlicke moelens ende ommeslaegen in den lande van Montfoort ende Linschoten, is bij hem blijven eeten bynnen Utrecht; ende is alsoe onder anderen propoest gevallen van de Unie, alwaer hij respondent hem liet duncken, dat men die Unie nyet en behoerden aen te gaen, sonder andere meer duer hem daerinne bevoerwaertGa naar voetnoot1) te worden. Seyt dat daer mede waeren te maeltijt die deken van Oudemunster ende Honthorst canonick. Seyt tot geenen anderen tijden met mijn heere van Montfoert van de Unie gesproken te hebben. Seyt noyt propoost gehouden te hebben de resistendo contra magistratum, off zij mette Unie hadden willen voertgaen. Seyt noyt enyge propoosten gehadt te hebben mette gecommitteerden van Amersfoort van de Unie. Seyt dat hij in de Keyserscroen eens bij de voerseyde gecommitteerden van Amersfoort gegeten heeft. Seyt dat dselve gecommitteerden van Amersfoort | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||
noyt opgeworpen en hebben, omme tassisteren jegens tvoertgaen van de Unie. Seyt noeyt enyge missyven gesonden te hebben Overijsel noch in Gelderlant omme den voertgang van de Unie te dissuaderen, noch hoer oeck nyet geraden heeft omme alhyer nyet te comen, ende dat hij oeck nyet en weet yemants die zulcx gedan soude hebben; dan alsoe die geestelicheyt van Groeningerlant hadden laten procuratie passeren op hem respondent, gelijcx sulx bij mijn heeren van de Staten alhyer gebleken is, omme mette ridderschap ende gesanten van de Omlanden van hoerentwegen te treden in communicatie ende soeverre sij hyer opten gestemden dach hadden gecomen, heeft hij respondent hoer overgesonden die Unie alhyer getracteert, ten eynde dat zijluyden hyer souden moegen comen jegens den weder aengestemden dach geresolveert, sonder hoer nochtans van deselve Unie te dissuaderen. Seyt noyet in enyge congregatie geweest te zijn, noch van dezulcke gehoert te hebben, noch selve van gheen intentie te zijn, dat men die predicatiën van de gereformeerde religie, soe zij se nomen, souden verstoren. Seyt oeck nyet te weten van enyge loopplaetssen off enyge aenslaegen omme tselve off dyergelijcke te doen. Seyt nyet geweest te zijn tot Outwijck bij mijn heere van Montfoort; dan heft wel gehoert, dat mijn heere die deken Amerongen daer hadde geweest, zonder te weten off hij daertoe capittulariter gecommitteert was off wat daer getracteert is geworden. Seyt tot Viana bij mijn heere van Montfoert nyet geweest te zijn; dan is aldaer geweest daechs te voeren alleer Schetter sterff, ende was aldaer verscheyden van mijn heer van Montfoert omme te spreken van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de moelens ende ommeslach van dyen, dan hij vont hem nyet. Seyt dat de schout van Sinte Marien van hem die spreeckt begeerden darticulen off poincten, van den hertoch van Parma voergehouden die van Artoys, die hyer overgesonden waeren van Heermael, dwelcke hij respondent uut de Francoys in Nederduyts overgeset hadde ende bij de voerseyde schout in Duyts alsulcx gescreven worden, dwelcke nochtans dselve tzijnen respondents huyse liet leggen; ende waeren hem dselve gelevert van den deken off Lamzweerde, omme daerop capittel te houdenGa naar voetnoot1). Seyt dvoerseyde getranslateerde poincten aen nyemants gelevert te hebben noch doen leveren. Gevraecht, waeromme hij respondent dvoerseyde translatie gedaen heeft gehat, seyt dat die schout van Sinte Marien voerseyt zulcx begeert heeft. Seyt dat, ist dat yemants die voerseyde getranslateerde poincten uutgescreven heeft, zulcx geschiet is zonder zijn kennisse. Seyt aen Aeffgen Van Honthorst gedaen te hebben die poincten van de Unie mette missyve van den hertoch Mathias ter instantie (als zij zeyde) van heer Peter Van Honthorst hoer mans broeder. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den viii Januarij 1579.Jan Willemsz. slootmaker verclaert, dat hij mede geladen was omme met danderen, wesende onder den | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vendelen van hoopman Cootwijck, zeeckere gescrifte wesende jegens die Unie (als hij nu verstaet), die sommige onderteyckent hadden, mede te willen onderteyckenen, wesende tot dyen eynde vergadert in de Reguleren-kerck, twelcke hij getuyge weygerden te doen; ende seyde dvoerseyde hoopman Cootwijck, dat dander hoopluyden oeck zulcx deden. Presentes Duverden, Nijhoff, Pijl ende Rhijn. Gerrit Van Brouchuysen seyt, dat hij mede onder het vendel wesende van hoopman Cootwijck, ter begeerte van zijnen substituyt-rotmeester genoempt Wouter die Backer in de Regulierskerck, daer hij seyde als rotmeester ontboden te zijn, gegaen is, alwaer comende vonden aldaer den hoopman voerseyt ende alle rotmeesters van de vendelen, ende worden van Wachtelaer die Unie gelesen, ende gelesen zijnde worden aldaer vertoont een gescrift, bij verscheyden van de outsten onder de vendelen wesende onderteyckent, ende teyckenden daernae verscheyden anderen personen. Seyt dat Wachtelaer zeer dissuadeerden die Unie aen te gaen, omme merckelicke redenen hij verhaelde ende dat zij die gemeente seer jegensgaen zoude ende datter geen rijckdomme in de stadt blijven en zoude, indyen die Unie voertging, waerdeur aldaer onder den borgeren enich rumoer geviel ende te meer oersaeck namen omme te teyckenen. Steven Van Doorn seyt, dat Wachtelaer meest aenbont, datter jegens die Unie geteyckent soude worden, seggende dattet jegens die welvaert van de gemeente strecken zoude, indyen die Unie voertgingh. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den viii Januarij.Mr. Aert Van Eyck verclaerde bij ede, dat in den convente van Sinte Jhieronimus geweest zijn, geleden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ontrent een maent off anderhalff, die pater Esse, Axelius, Honthorst, Mr. Jan Renesse, Sittaert, dwelcke verwachten aldaer Coenretorff, omme te tracteren (als hij respondent anders nyet en weet) van den onderhouden van de schole. Ende hij getuyge daer present hoorden, dat zijluyden tracteerden van deselve saecke; dan hieten hem getuyge offgaen, zulx dat hij vertrock. Seyt dat hij getuyge Kessel aldaer nyet gesien, noch verhoort en heeft dat hij daer was off geweest soude zijn, als van gelijcken hij nyet en weet, dat Van der Meer daer geweest soude zijn. Seyt dat hij nieuwaerts meer van en weet. Presentes substituyt-schout, Nijhoff, Duverden ende Pijl, commissarissen.
Hubrecht Van Breda verclaerde bij eede, die hij daertoe dede, dat hij opten avont, doe daechs hoopman Cootwijck gevangen was, zitten drincken hebbende op de Plaets tot Dyrck in de stadtskelder ende savonts naer huys gaende ende comende in de Lijntmerckt, ontmoeten hem aldaer Antonis Die Ridder, mettenwelcken hij ongemack gecreghe, vermits dat dvoerseyde Ridder seyde onder andere scheldige woorden (zoe hij getuyge seyde, dat hij dExcellentie van de Prince gedient hadde): Ghij zijt een hoop straetschenders! Daerjegens hij getuyge seyde: Daer neem ick kontschap off! Doe zeyde Ridder weder: Ick staet, ick staet, dat diegeenen die de Prince gedient hebben een hoop straetschenders zijn! datwelcke veele borgers hoorden, namentlick Melchior Van Nerenborch, Willem Mus ende meer anderen, zulx dat een van den borgers hem Ritter eenen opsteker in de huyt dreychden te steecken. Seyt dat dvoorseyde Melchior hem geseyt heeft, dat dvoorseyde Ridder geroepen hadde langs straet nae de Plaets gaende: Dats u voer! die | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||
mijn lieff heeft die volcht mijn nae! daer mede bijvoegende dvoerseyde Melchior, dat dselve Ridder hem geern opgemaeckt hadde omme met hem opte been te willen. Seyt dat hem getuyge tgunt voerseyt is wederfaeren is van Ritter voerseyt savonts ontrent halff acht uuren. Presentes ut supra. Willem Musch alias Beens verclaerde bij zijnen eede ende vromicheyt, dat hij getuyge geen woorden gehoort heeft van Antonis Die Ridder, die hij hadde jegens Hubert Van Breda; dan hoorden wel, dat Jan Claesszoen seyde jegens hoopman Ridder: Gij en behoert die luyden zoe nyet straetschenders te schelden! off dyergelijcke woorden, alsoe trumoer al gedaen was, alleer hij uut zijnre deuren zach, daerop hij bleeff leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den viii Januarij.Coram substituyt-schout, Nijhoff, Duverden, Pijl, Rhijn. Splinter Van Hamersfelt gevraecht bij den substituytschout, wanneer hij ontboden worden tot Coenretorff, seyt opten middach zonder te weten wat last off commissie zij hadden. Seyt dat hij anders nyet en weet, off die copien, die zij screven onder hem dryen, souden gedistribueert worden onder den capittelen. Seyt dat hij op Coenretorff nyet begeert en heeft, dat hij hem seynden zoude een copie vant concept jegens de Unie noch oeck daeromme gezonden, ende vermoyt wel, dat Coenretorff hem dselve zonde omme enyge van zijn respondents rotsgesellen te laten lesen. Seyt dat hij dselve copie van concept laten lesen heeft Joris Van Lamzweerde. Seyt dat Cuyck, advocaet voer tHoff, hetselve con- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||
cept hielt, van twelcke hij die spreeckt tselve ernstelick weder te hebben gevordert heeft; dan hij Cuyck seydt ten laetsten, tselve omme beters wille gebrant te hebben, als hem respondent gerelateert is van dengenen hij daeromme gesonden heeft gehat, ende blijckt bij zijn gescrifte mijn heeren gelevert. Seyt noyt gehoert te hebben noch te weten, datter geseyt zoude wesen, dattet goet waer datter een hooft waere omme die Unie te steyten off belletten, noch oeck omme die gereformeerden hen predicatiën te verstoren off expelleren; dan datter wel geseyt worden, dat zij hoopten dat deur dese Middelen die Unie gesteyt zoude worden, ende dat Medenblick zeyde, dat hij daer zijn werck off maeckte, zoet was pro communi bono. Seyt dat hij wel gehoort ende gezien heeft, dat Medenblick enyge brieven ten huyse van Coenretorff nam ende daermede uutging ontrent xii uren; ende wederomme comende seyde hij: Ick heb dat beschickt. Seyt dat hij nyet en weet, dat hij qualick gedaen zoude hebben gehat mit dat hij zijn rotgesellen die Contra-Unie heeft laten lesen, ende dat oeck nyemants dselve gelesen heeft dan Joris Van Lamzweerde, ende Cuyck las dselve ten halve ende hiel se, als voerzeyt, omme tsavonts hem respondent weder te leveren, zoe Coenretorff aen hem respondent ontboede met zijn meecht, omme dselve terstont wederomme te hebben. Seyt dat Coenretorff hem die copie van Contra-Unie gesonden heeft gehat, ten eynde omme onder zijn rotgesellen te vertoonen als boven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno 1579 den ix Januarij.Present substituyt-schout, Nijhoff, Duverden, Pijl ende Rhijn, commissarissen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Frederick Van Noort pander seyt, dat hij int leste van de heylighe daeghen van Corsmis geweest is tot heer Peter Van Honthorst met Jan Willemss. Van Waeyenoyen, ende aldaer geweest zijnde ontrent een vyerendeel uurs quam aldaer mede inne Mr. Henrick Medenblick, ende lach dvoerseyde Honthorst zieck te bedde, vermits hij zijnen arm ontstucken gevallen hadde. Seydt dat Honthorst op Mr. Henrick Medenblick begeerden, dat hij met enyge spreken soude, alsse met Monsima off Cunretorff nae zijn beste onthout, omme te spreken van de Unie. Gevraecht zijnde, off daer geen propoosten terselver tijt en vielen omme die Unie te resisteren, seyt daerop nyet gelet te hebben noch daeroff nyet gehoert te hebben, dat hij weet. Gevraecht off daer nyet geseyt en werden, dat goet waer dat men een hoeft hadde, seyt ut supra. Gevraecht waeromme dat hij die spreeckt dan seyde, dat goet waer dat men een hoeft hadde, seyt zulcx nyet geseyt te hebben noch te weten dat zulcx geseyt zoude zijn. Geconfronteert ter presentie van Mr. Henrick Medenblick, die den voerseyden Fredrick Van Noort aenseyde, dat hij naer zijn beste onthout geseijt hadt ten huyse van Honthorst van een hooft, als voorseyt, twelck Frederick Van Noordt ontkende. tGerecht ordonneert Frederick Van Noordt tot Dirck in de stadtkelder te blijven ter tijt toe breder informatie van dit feyt genomen mach worden, om daernaer gedaen te worden naer behoiren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den ix Januarij 1579.Jan Willemss. Van Waeyenoyen gevraecht, wat woer- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den gevallen zijn tot heer Peter Van Honthorst, doen hij daer was met Frederick Van Noert ende Mr. Hendrick Medenblick, seydt bij eede, dat hij aldaer gegaen is, met hem nemende dvoerseyde Van Noert, omme enyge pacht te betalen, ende dat Mr. Henrick Medenblick daer mede inquam. Seyt dat aldaer gene communicatie en viel van de Unie, dan werden verhaelt van de articulen van de Unie. Seyt dat hij nyet gehoert en heeft van enich hooft, dat van noode was; dan seyde Honthorst, dat hij die heer van Montfoort gesproken hadde. Seyt dat Frederick Van Noort met hem die spreeckt ging, ommedat hij getuyge, zijn bootschap gedaen zijnde, tzamen te gaen tot Wouter Van Bornberghen ende een mingelen te drincken. Seyt dat hij respondent daer ontboden was tot Honthorst voerseyt met Aeffgen zijn zuster off broeders huysfrou. Seyt dat int leste van de heylige daege van Corsmis was, dat (t)gunt voerseyt is geschieden. Seyt dat daer anders nyet gesproken worden dan dat Honthorst voerseyt begeerden op Medenblick, dat hij tot Coenretorff wilde gaen, sonder te weten tot wat eynde. Seyt dat hij nyet gehoert en heeft, dat Frederick Van Noort zoude hebben geseyt, dat tgoet waer dat men een hooft hadde, noch dat Medenblick daerop geantwoert soude hebben.
Aeffgen Van Honthorst seyt bij eede, dat geleden is ontrent xiiii daeghen, dat zij van weghen heer Peter Van Honthorst hoer mans broeder gegaen is tot Johan Willemsz. Van Waeyenoyen, omme bij hoer voerseyde heer broeder te comen, dwelcke aldaer gecomen is daernaer een dach off anderhalff met Frederick Van Noort. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Seydt dat zij nyet en weet, dat Medenblick te dyer tijt daer geweest zoude zijn; dan zij getuyge bleeff meest in de cuecken, zoedat zij gene propoosten gehoert en heeft van hoer broeder, die hij hadde met Jan Willemsz. ende Van Noert; dan hoerde wel, dat zij van lant praeten, zonder dat zij hoerde van de articulen van de Unie, maer hoerde wel dat zij mede praetten van breecken van hoer broeders arm. Seyt dat zijluyden daer ontrent een halff uur waeren, corter off langer. Seyt dat zij nyet en weet, dat zij Frederick ingeroepen soude hebben omme te comen bij hoer voerseyde broeder, ende dat zij met Frederick alleen gepraet soude hebben in de camer.
(Naar de origineele verhooren in het schepen-archief van Utrecht.) | |||||||||||||||||||||||||||||
III. Extracten uit de Raads-notulen van Utrecht.Des Manendaechs den xxixen Decembris 1578.De Raet heeft, om redenen haer dairtoe moverende, Johan Van Helmont, veendrecht van hopman Beernt Stell, gedeporteert van zijn veendragerschap, lastende Beernt Stell als hopman een ander in zijn plaitse te surrogeren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den xxixenGa naar voetnoot1) Decembris 1578.De Raet, gehoort hebbende dinformatiën, genomen jegens Mrs. Jacob Cuynretorff canonick ende Henrick | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Van Medenblick advocaet, nopende seker gescrift geconcipiëert tot destructie van de Nairder Unie etc., twelck voirts onder enige van de gemeente gebrocht ende gecommuniceert es, die daerdeur schijnen enige alteratie genomen te hebben jegens de magistraet, heeft geresolveert, dat de voirseyde personen op stadthuys bliven sullen totdat de sake vorder ondertast zijnde daerinne anders gedisponeert sal zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
Den lesten Decembris 1578.Up huyden compareerden in den Rade die eerwaerde heren Auzonius A Galema proist tot Noirthuysen ende canonick ten Dom, Willem Taets van Amerongen deken tOudemunster, Mr. Lambert Van der Burch deken tot Sinte Marien, Alfert De Coninck canonick St Peters ende Jasper Van Heemstede canonick Sint Jans, ende hebben uuyt crachte hoirder commissiën, die zij hadden ende vertoonden van den vijff Ecclesiën, an den Raet versocht, dat zij Mr. Jacob Cuynreturff canonick tOudemunster ontslaen ende relaxeren souden willen om weder te mogen gaen in zijn huysinge, mits dat de voirseyde deken ende gehele capittel van Oudemunster voir denselven Cuynreturff responderen sullen, dat hij uuyter stadt nyet en soude vertrecken; ende dat men midlertijt hem terecht stellen sall daer ende so des behoirt; wairop dselve heren, nadat zij sich wat vertogen hadden ende weder inne doen commen waren, voir antwoert gegeven es, dat de Raet noch doende was over d'informatiën te nemen ende dairomme alsnoch op haer versueck nyet en costen disponeren. | |||||||||||||||||||||||||||||
Anno xvc. lxxix den iien Januarij.Up huyden compareerden voir den Rade mijn heren | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||
die deken van Sinte Marien, de deken van Oudemunster, Treslong in den Dom, Coninck Sint Peters ende Heemstede Sint Jans canonicken, ende versochten alsnoch, gelijck de vijff godshusen op Jairsavont te voren oick gedaen hadden, dat men den canonick Cunreturff uuyt die gyselinge soude willen relaxeren ende hem gunnen zijn huysinge tot gyselinge, soe tgantsche capittel van Oudemunster sich te burge wilde stellen, dat hij nyet en sal ontwycken; off begeerden, dat men hem terecht soude willen stellen voir zijnen competenten rechter. Ende de Raet dairop weynich gedelibereert hebbende, heeft voir antwoert doen geven, dat zij voir goet vonden om alle difidentie wech te nemen, dat men enige puncten soude concipiëren, dairbij alle saken mit goede middelen gebroken ende gevonden souden mogen werdenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||
Den ixen Januarij 1579.Geresolveert bij den Rade, om deser stadt te beter versekert te zijn desen anstaenden merckt, datter alle dage twee uuyten Rade in elcke poort de wacht mede houden ende goede toesicht nemen sullen op alle incommende personen, dselve ondervragende ende nemende huerluyder namen ende logisen op gescrifte. | |||||||||||||||||||||||||||||
Des Manendaechs den xixen Januarij 1579.De Raet deser stadt Utrecht heeft Mr. Jan Van Coot- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wijck volgende zijn menichfuldich versueck ende begeerten ontslegen van sinen hopmanschap, hem bedanckende van sinen dienst, die hij der stadt ende gemeente als hopman gedaen heeft, bevrijende hem voertan van alle burgerwacht. | |||||||||||||||||||||||||||||
Des Manendaechs den xxvien Januarij 1579.Ailbert Foeck is bij den Rade genomineert ende gestelt tot hopman in de plaitse van Jan Van Cootwijck.
(Volgens de origineele notulen in het Utrechtsche gemeentearchief.) | |||||||||||||||||||||||||||||
IV. Extracten uit de resolutiën van het DomkapittelGa naar voetnoot1).Quinque Ecclesiarum.Anno xvc.lxxviii opten lesten dach van December soe hebben die eerwaerde heeren van de Vijff Ecclesiën ter instantie van mijn heeren deecken ende capittele van Oudemunster tUtrecht gecommitteert die eerwaerde heeren Ausonius Van Galama proost tot Noorthuysen, Willem Taets van Amerongen deecken tOudemunster, Alphert de Coninck, Jasper van Hamstede ende Lambert Van der Burch deecken Sinte Marien tUtrecht, omme te gaen aen de regierders der stadt Utrecht ende aldaer te versoecken ende begheren, dat zij Heer ende Mr. Jacob Cuynretorff ontslaen ende relaxeren willen omme weder te moegen gaen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||
in zijn huysinge, mits ende wellverstaende dat dvoorseyde heeren deecken ende capittele tOudemunster voer hem Cuynretorff responderen zullen, dat hij uuter stadt hem nyet en sall absenteren ofte vertrecken, ende dat men midlertijt hem terecht te stellen sall daer ende zoe des behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||
Quinque Ecclesiarum.Anno xvc. lxxix den eersten Januarij soe zijn die eerwaerde heeren prelaten ende capittelen van de Vijff Ecclesiën vergadert geweest, om te aviseren die maniere, hoe men Cuynretorff uuyter hechtenisse zoude moegen crijgen; ende naer eenige communicatie hebben goetgevonden, dat men die magistraet noch eenmael mit alle civilité daerom versoecken sall. Ende zoeverre zij tzelve ontseggen, dat men alsdan een acte van protestatie maecken sall, dat dit geschiet tegens die Satisfactie ende tot infractie van den privilegiën, ende oversulcx in geen consequentie en behoort getogen te worden, ten eynde dat men dese saecke voorts vervolgen mach daer die goodtshuysen te rade bevynden zullen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Quinque Ecclesiarum.Opten xien Januarij 1579. Die prelaten ende capittelen van de Vijff Ecclesiën capitulariter capitulo pridie cum expressione cause indicto, om adhesie te doen deken ende capittele van Oudemunster tUtrecht, zoe totte costen als anderssins tot affdoeninge van de apprehensie van Heer ende Mr. Jacob Cuynretorff canonick ende scolaster tOudemunster voorseyt vergadert wesende, hebben eyntelyck geresolveert, dvoorseyde versochte adhesie te doen ten fijne dvoerseyde scolaster zall worden gerelaxeert; ende indien hem die regierders der stadt Utrecht oft yemant anders | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||
yetwes te laste leggen willen, dat hij dienthalven voor zijnen competenten rechter zall worden gesisteert, die zij verstaen te wesen heuren Eertsbisscop tot Utrecht.
(Volgens de origineele notulen in de Utrechtsche rijksarchieven. | |||||||||||||||||||||||||||||
V. Extracten uit de resolutiën van het kapittel van St. Jan.Den xxviiien Decembris 1578.Mijn heren van den capittele van St. Jans tUtrecht capitulariter vergadert, hebben geresolveert ende gesloten, nyet van meninge te sijn enige Unie aen te gaen, dwelcke in eniger manieren soude mogen contrarieren die Pacificatie van Gent, die Justificatie, die Unie-general ende die Satisfactie, die van Utrecht daerop verleent. Ende soeverre yetwes bevonden worden anders gedaen ofte geattenteert te worden, verclaren zijluyden nijet zulcx te advoyeren, tenzij daerop eerst capitulum previum ende nae per juramentum cum expressione cause geleyt sal wesen, daervan expresselijck protesterende; versouckende voorts Renesse, om mitten anderen te communiceren op deser saecke volgende sijne voorgaende commissie. Presentibus Rumelar, Knoop, Renesse, Castro, Esch, Strengh et Crap ac me Fran. Rodio notario.
(Op den kant staat met dezelfde hand geschreven: Domino Decano postea quidem accedente, sed hisce non adjunctoGa naar voetnoot1).) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Den xxxen Decembris 1578.Ad requisitionem Renesse verclaren mijn heren van oudts gewoenlick te zijn (als oeck dagelicx noch geschiet), dat men in saecken van importantie uuyten capittele enige plach te deputeren, die mitten Gedeputeerden van anderen capittelen compareren ter plaetsen, daert van node oft dienlick es, ende concipiëren aldaer tgene ende zulcx zijluyden bevijnden daerop behoort geseyt te worden, omme tselve aen tcapittele te rapporteren om daernae geconcludeert te worden. Presentibus Decano, Hamstede, Rumelar, Knoop, Wtenengh, Renesse, Castro, Rengers, Berck, Bogart, Crap ac me Fran. Rodio notario.
(Met andere hand staat daaronder: Renesse, quia Unioni supradicte ob gravissimas causas a se collectas restiterit, a magistratu civitatis ad diem captivus detentus fuit et egre dimissus, manente in vinculis Cuynretorfio canonico ad S. Salvatorem cum advocato Medemblick multisque aliis.) | |||||||||||||||||||||||||||||
Prima Januarij 1579.Aengaende die maniere, hoe men Cunretorff uuyter hechtenisse soude moghen crijgen, dunct mijn heren goet, dat men die magistraet noch eenmael mit alle civilité daerom versoucken sal; ende soeverre zij tselve ontseggen, dat men alsdan een acte van protestatie maecken sal, dat dit geschiet tegen die Satisfactie ende tot infractie van de privilegiën, ende oversulcx in geen consequentie en behoort getogen te worden, ten eynde dat men dese saecke voorts vervolgen mach daer die goidtshuysen te rade bevynden sullen. Actum in den capittelhuyse, capittel hiertoe specialijck geïn- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||
timeert, presentibus Hamstede, Rumelar, Renesse, Rengers, Esch, Bogart, Decano autem egresso, me presente Fran. Rodio notario. | |||||||||||||||||||||||||||||
Die xva. Januarii 1579.Capitulo ad infrascripta specialiter indicto, placuit deputare ad Superiorem Curiam pro defensione privilegiorum decanum Beate Marie et Montzima, adjuncto (si videatur) Domino Bogartio aut Renessio, salvo quod alia capitula rationem habeant capituli nostri in expensis ad hoc faciendis; consultum interim putantes, eos de magistratu amicabiliter primum requiri, ut et Dominum Cunretorff saltem mediante cautione relaxent et publicationemGa naar voetnoot1) ultima Dominica factam (tanquam in enervationem omnium privilegiorum nostrorum tendentem) aut suspendant, aut juxta Satisfactionem a sua Excellentia obtentam paululum moderentur; item hec proponi in congregatione Ordinum, si aliis Ecclesiis consultum videatur. Actum in capitulo, presentibus Dominis Hamstede, Renesse, Castro, Esch, et Bogart ac me Fran. Rodio notario.
(Volgens de origineele notulen in de Utrechtsche rijksarchieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
VI. Brief van het kapittel van Oudmunster aan Van den Nieuburch over het gevangennemen van CuynretorffGa naar voetnoot2).Weerde lieve medebroeder! naer onsen zeer hertlicke recommandatie. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Desen sal dienen om Uwer Liefden tadverteren, dat op den xxixsten Decembris naestleden die regierders van deser stadt Utrecht, gheassisteert mit die van der wacht ende anderen, in merckelicken ghetale in den avent ghecomen zijn then huijse van onsen medebroeder Cunretorff, ende naer etlicke communicatie denselven mit hemluyden medegheleit hebben tot op den stadthuijse, hem aldaer vasthoudende tot diepe in der nacht. Ende dselven wederom gherelaxeert wesende, hebben hem tsanderdaechs wederom ontboden bij hemluyden thecomen zonder die oirsake waerom the verclaren, die schijnt the wesen de opinie op den articulen van der Naeder Unie mit die van Hollant, Zeelant etc., van wegen onsen capittele bij ghescrift ghestelt ende onder eenighen verbreedt. Bij denwelcken alsoe wederom the gaen dselven onsen medebroeder niet goetghevonden heeft zonder eerst die van den Vijff Ecclesiën (die therselver tijdt capitulariter vergadert waren) tadverteren, die dit ghehoert hebbende gheresolveert zijn gheweest, dat zij hem alleen niet en zouden laten gaen, maer hebben hem bijghevought die vicedoemdeecken Galama. Ende dese beyde tsamen alsoe nae den stadthuijse ghegaen zijnde, is corts daernae Galama wederomghecomen ende Cunretorff aldaer ghebleven ende ghehouden, twelcke alsoe gheschiet zijnde is bij den Ecclesiën goedtghevonden daerop the vergaderen. Ende alsoe vergadert wesende hebben gheresolveert ende uuijt elcken van den Ecclesiën eenen ghedeputeert, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||
die tsamen aen die van der stadt gaen ende relaxatie van den voernoemden Cunretorff mit meer anderen van qualité, die zij middelretijdt daerbij ghehaelt hadden, versoecken zouden; twelcke hemluyden ghedeputeerden, zonder nochtans expressie van redenen waerom, ofgheseit ende gheweigert es gheweest, zoedat die van den Ecclesiën daerop wederom huijden vergadert zijnde ghesloten hebben aen d'Alteze van den Eertshertoghe Mathias gouverneur etc. the zenden mit supplicatie, ende provisie daerop the versoecken etc., naer breeder uuijtwijsen van der voerseyder supplicatie, dwelcke bij Uwer Liefden ghesien ende tinhouden van dien verstaen wesende is ons ernstlick begheeren, dat dselve Uwer Liefden alle addresse ende assistentie doen wille then fine van obtentie des inhoudens van dien; zulcx wij ganschlicken op Uwer Liefden betrouwen, alsoe den eenen medebroeder den anderen niet en behoert te verlaten in zijnen noodt ende verdriet, maer alle bijstant behoert the bewijsen. Weerde lieve medebroeder! wij bidden den oppersten Heere Uwer Liefden te willen bewaren ende Zijn gracie the verleenen.
TUtrecht den eersten Januarij 1579.
Uwer Liefden goede medebroeders die deecken ende capittele der kercke van Oudemunster tUtrecht. De mandato Bouckaert notarius scripsit.
(Volgens de origineele minuut onder de losse stukken van het archief van Oudmunster in de Utrechtsche rijksarchieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||
VII. Bezwaren van het kapittel van Oudmunster tegen de stad over het gevangenhouden van CuynretorffGa naar voetnoot1).In den eersten beclaghen sich zeer swaerlicken die Vijf Ecclesiën, dat duer dapprehensie van den scholaster Dominus Cuenretorff, bij den magistraet van Utrecht gheschiet, haerlieder privilegiën costumen ende gherechticheit gheledeert ende vercort worden, niettegenstaende zeer ernstlick versoeck aen den voerseyden magistraet ten verscheyden tijden bij den Vijff Godshuysen ghedaen then fine van relaxatie van denselven, waerinne zij altijts in weygheringhe tot noch toe gheweest zijn. Daerenboven hebben dvoerseyde Ecclesiën doen versoecken aen den voerseyden magistraet, dat, indien dselven oft yemant anders yetwes den voerseyden Cuynretorff the laste wilde legghen, dat hij dienthalven voer zijnen competenten rechter gerenvoyeert ende ghesisteert zoude worden, die zij verstaen te wesen den Eertsbiscop van Utrecht; waerinne dvoerseyde magistraet insghelijcx in weijgheringhe is gheweest ende alsnoch is. Item dat dvoerseyde Cunretorff zelver aen den voerseyden magistraet bij requesten ende andersins versocht heeft dvoerseyde relaxatie, die insghelijcx gheweigert is gheweest, als blijcken sal bij den stucken hierbij ghevought. Ende en connen dvoerseyde vijf godshuysen niet bemercken, dat dese apprehensie gheschiet is uuyt ander oirsake dan dat dvoerseyde Cunretorff mit | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||
eenighen anderen zoe geestlicke als weerlicke gheconcipiërt zoude hebben zekere articulen oft redenen, daermede debaterende darticulen van seker Unie, die van Hollandt, Zeelandt, Gelderlandt, Zutphen, Utrecht, Overijssel, Vrieslandt, Groeninghen ende Omlanden, Linghen ende Drent aengaen zouden. Ende alsoe op den xxen Decembris lestleden dvoerseyde Vijf Ecclesiën gheresolveert waren dselve Unie niet aen the gaen dan op conditie, dat die van Gelderlandt ende Overijssel hem souden mede in dieselve begheven, ende dit al op behagen van zijn Altese, zijn Excellentie ende Generale Staten, zoe hebben etlicke van de voerseyde Ecclesiën gheraetsaem ghevonden, dvoerseyde Unie ende articulen van dien the pondereren, debateren ende mit redenen the overleggen, oft dieselve Unie aengegaen diende oft niet, aleer men daerop sluijten oft concluderen zoude, twelcke gheschieden zoude den xen Januarij anno 79. Ende dienvolgens heeft Cunretorff mit sommige, als voerseyt is, dvoerseyde articulen ende redenen gheconcipiërt ghehadt, ende dit tot geen ander intentie dan om te confirmeren ende conroboreren haer goede opinie ende intentie, dwelcke in tlicht ghebrocht wesende, heeft den magistraet dit zeer qualick ghenomen ende alsoe die apprehensie van denselven Cunretorft ende anderen, oick van qualité, ghedaen, dwelcke alle tsamen gherelaxeert zijn, den voerseyden Cunretorff alleenlick uuytghesondert, den dvoerseyde magistraet voer haerlieder scepenbanck ther oirsake als voeren schijnen ther justicie te willen stellen. Ende alsoe tselve tendeert tot groter prejudicie van de privilegiën ende costumen van de voerseyde Vijff Ecclesiën, altijts ende tot noch toe inviolabiliter gheobserveert, oick mede contrarie die Pacificatie van Gendt ende Satisfactie daerop gevolght, zoe ist dat | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dvoerseyde Ecclesiën goetvinden tgene voerseyt is, zijn Altese ende zijn Excellentie ende Generale Staten bij requeste oft andersins te kennen te gheven, ende versoecken dat dvoerseyde Cunretorff gherelaxeert ende dvoerseyde geestlicheit in dselve haere privilegiën ende lancwilighe possessie ghemainteneert ende ghesterckt sal worden. Ende ingevalle dvoerseyde magistraet oft yemant anders op denselven Cunretorff yetwes te zeggen hadde, dat tselve gheschieden zoude mogen voer zijnen competenten rechter den Eertsbiscop van Utrecht oft then minsten voer zijn Altese, mits middelretijt mit voergande restitutie van de voerseyde privilegiën ende relaxatie, cum spoliati ante omnia sint restituendi. Queritur, oft mijn heeren niet goet en vinden, oick te remonstreren oft te kennen te gheven zeker publicatie, ghedaen bij (den) magistraet van Utrecht op den Sonnedach den xien Januarij 79, tenderende grotelicx ten prejudicie van de(r) voerseyde geestlicke personen staet ende hoir privilegiën.
(Volgens de minuut onder de losse stukken van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Request van Van Cootwijk en WachtelaerGa naar voetnoot1).Aen mijn edele heeren Schout Burgermeysteren Schepenen ende Raede der stadt Utrecht
Gheven oetmoedelijck te kennen Johan Van Coot- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wijck burgher-hopman ende Johan Wachtelaer binnen Utrecht, hoe dat zij supplianten bij u, mijn edele heeren, alhier op Hasenberch gedetineert werden ter oorsaecke van sekere gescrifte, dat bij hemluyden met meer anderen duer misverstant ende onverstant gescreven ende beteyckent is, twelcke zij supplianten verstaen bij UE. zeer qualicken genomen te werden ende tselve te smaecken conspiratie jegens de magistraet ende andersins, tgene nochtans geensins haerluyder intentie en is geweest ofte alsnoch en is, maer ter contrarie altijt van meeninge geweest te zijn ende noch zijn, de magistraet in alles te obediëren, gelijck zij alle tselve bij eede presenteren te verclaren. Ende zij supplianten naederhant onderricht zijnde, waertoe tvoorseyde gescrifte tendeert, bevijnden zij duer tvoorseyde mis- ende onverstant hen geabuseert ende ontgaen te hebben. Daeromme zij in redene ende con- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||
scientie oock wel behooren van tgene zij misbruyct moegen hebben bij UE. verdraghen te zijn. Waeromme de supplianten versoecken oetmoedelijck, dat UE. gelieve hen supplianten tvoorseyt misbruyck te remitteren ende mitsdyen hen onslaen van huerluyder detentie. Dit doende etc. Johan Van Cootwijck. Johan Wachtelaer.
De Raet es tevreden, dat men de supplianten sal ontslaen, mits betalende hoer costen. Actum den xen Januarij 1579. G. Van der Voort.
(Volgens het geapostilleerde origineel bij de verhooren in het schepen-archief van Utrecht.) | |||||||||||||||||||||||||||||
IX. Request van Van Mierlo.Aan mijn edele heeren Schoudt Borgermeysteren ende Schepenen der stadt Utrecht
Verthoent oetmoedelijck te kennen gevende Niclaes Van Mierloe, hoe dat Jan Van Cootwijck zijnen hopman hem als een medebeveelhebber onder zijne vendele doen laden heeft hem suppliant, omme opten naestlesten JanuarijGa naar voetnoot1) tsynen huijse te compareren op peyne van eenen Karolus gulden; ende aldaer met andere beveelhebbers vergadert wesende, heeft denselven Cootwijck dselve voergelesen seeckere Unie, die te accorderen stont met andere provinciën, seggende wel expresselijck, dat hy last hadde van U Edele op te doen teeckenen die persoenen, die in deselffde Unie | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||
bewillichden off nyet; ende heeft dselve Cootwijck oversulcx begeert, dat hij suppliant volgende dictatie Johans Wachtelaers het ontwerp willen maecken, waertoe hij suppliant (als anders nyet wetende dan hetselve geschieden uuyt Uwer Edeler expresse last ende beveel, twelck hij bij eede presenteert taffirmeren) hem willich heeft laten vinden. Ende alsoe hij suppliant ter cause van dyen op Hasenberch in hechtenisse gestelt is, versoect hy suppliant, als onnosel van der zaecke ende geen auctoer wesende, dat Uwe Edele gelieve hem suppliant op hantastinge ende suffisante cautie bij provisie te ontslaen off hem suppliant tselve misdaet als andere mede te remitteren, presenterende syn hant ende geschrifte te roeyeren ende mit belofte van gelycke nyet meer te doen. Twelck doende etc. N. Mierlo.
(Volgens het onderteekende origineel bij de verhooren in het schepen-archief van Utrecht.) | |||||||||||||||||||||||||||||
X. Brief van het kapittel van Oudmunster aan Van den Nieuburch over het gevangenzetten van CuynretorffGa naar voetnoot1).Confrater Nieuburch! Naer onse zeer hertlicke erbiedinghe. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Wij zenden Uwer Liefden annexe aen desen zeker instructieGa naar voetnoot1), bij onsen capittele gheconcipiërt ende bij denselven alleene gheapprobeert, omme uuyt dselve gheformeert te worden requeste aen zijn Alteze op den name van onsen medebroeder Cunretorff (alsnoch bij den magistraet alhier naer verscheiden versoecken vastgehouden), then fine denselven gherelaxeert ende voer zijnen competenten rechter the rechte gestelt zal moghen worden, naer breeder uuijtwijsen derselver instructie. Voert en connen wij niet laten Uwer Liefden the verwittighen die publicatie, bij den regierders deser stadt op den xien deser maendt van Januario ghedaenGa naar voetnoot2) van den articulen, den Vijf Ecclesiën gheëxhibeert then fine van accord ende believen van denselven ecclesiën daerop (als Uwer Liefden wel kennelick is), die wij bij desen overseynden mitgaders den antwoerdt bij den voerseyden Ecclesiën daerop ghevolght. Zullen niettemin Uwer Liefden verstaen, dat dese articulen bij den voerseyden regierders indt publiceren zeer verandert gheweest zijn, alse daeronder ghestelt hebbende: Dat alle die gheestelicke personen van nu voertaen excijsen betalen zullen als die weerlicke. Item dat men nae ses uren tsavonts ende voer vijf uren smorgens gheen clockluijdinghe ende exercitie van der oude Catholicke religie en sal mogen doen op haerlieder | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||
correctie etc. Voerts dat alle geestlicke personen ther eerster instantie voer haerlieder banck the rechte staen sullen. Dat men allen denghenen, zoe vrouwen zoe manspersonen, die hoer professie begheeren te verlaten ende of te gaen, sal laten volgen competentie van goederen etc. ende meer andere derghelijcke enormiteiten, die wij Uwer Liefden bij desen overghesonden zouden hebben, indien wij daervan copie hadden mogen verwerfven; dan en willen dvoerseyde regierders niet alleen gheen copie van de ghepubliceerde articulen geven, maer zijn oick in weygeringe van visie te laten gheschien ther tijdt dselve bij zijn Alteze gheconfirmeert ende gheapprobeert zullen zijn; then welcken fine wij verstaen hebben, dat zij haerlieder gedeputeerde nae boven gheschickt hebben. Uwer Liefden mochten tasten, off men daer heymelicken copie vercrijgen mochte van denghenen, dien dvoerseyde hairlieder ghedeputeerde in handen overghelevert hebben. Ende aenghesien tselve grotelicx tendeert tot prejudicie van den privilegiën der geestelickheit, hebben dvoerseyde Vijf Ecclesiën ghesloten, haerluijder ghedeputeerde aen zijn Alteze uuijt te zenden om tselve the beletten. Nemaer beducht wesende, dat derwijlen die instructie opgericht wordt ende die voerseyde gedeputeerde hem veerdich zullen maken, then versoecke ende vordel van de voerseyde magistraet ghedisponeert ende dvoerseyde ghepubliceerde articulen gheconfirmeert zouden moghen worden, hebben voer goedt ghevonden, therstondt aen zijn Alteze the schrijven ende the versoecken, dat die voerseyde confirmatie niet en gheschiede aleer die Ecclesiën daerop gehoert zullen worden, welcke missive hierbij ghevought wordt om bij Uwer Liefden aen zijn Alteze ghepresenteert the worden, ende daerbeneffens copie van denselve, opdat Uwer Liefden van den inhouden derselver onderricht | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||
mach worden. Wij zenden Uwer Liefden voerts over die procuratie van Cuenretorff, mits acte van adhesie van den Vijff Ecclesiën op deselve sake. Noch zenden wij Uwer Liefden over die articulen van die Naeder Unie, off bij adventure Uwer Liefden eenighen articulen van dien behoefde te hebben.
(Volgens de minuut onder de losse stukken van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
XI. Brief van het kapittel van Oudmunster aan Van den Nieuburch over het gevangenhouden van Cuynretorff.Domine confrater! Naer onser zeer hertlicke erbiedinghe. Wij zenden Uwer Liefden annexe aen desen zeker instructie, bij onsen capittele gheconcipiërt ende bij denselven alleene geapprobeertGa naar voetnoot1) omme uuijt dselve gheformeert the worden een requeste aen zijn AltezeGa naar voetnoot2) op den name van onsen medebroeder Cunretorff, alsnoch bij den magistraet alhier naer verscheiden versoecken van dimissie vastghehouden, then fine denselven eens gherelaxeert ende voer zijnen competenten rechter ghestelt zal moghen worden, naer breeder uuijtwijsen derselver instructie. Ende zouden den brenger van desen overlanck afgheveerdicht hebbenGa naar voetnoot3), | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dan op hope van deselve relaxatie bij den voerseyden magistraet, die daghelicx zeer apparentlick was, is dsake tot deser tijdt toe ghedelayeert. Voert en connen wij niet laten Uwer Liefden the verwittighen die publicatie, bij den regierders deser stadt op den xien deser maendt van Januario ghedaen van den articulen, den Vijf Ecclesiën gheëxhibeert then fine van accordt ende believen van denselven Ecclesiën daerop (als Uwer Liefden wel kennelick is), die wij bij desen overseijnden mitsgaders den aentwoerdt bij den voerseyden Ecclesiën daerop ghevolght; zullen nietthemin Uwer Liefden verstaen, dat dese articulen bij den voerseyden regierders indt publiceren zeer verandert geweest zijn, alse daeronder ghestelt hebbende: Dat alle die geestlicke personen van nu voertaen excijsen betalen zullen ghelijck die weerlicke. Item dat men nae ses uren tsavents ende voer vijf uren smorgens gheen clockluijdinghe ende exercitie van der oude religie Catholicke en sal moghen doen, stellende den wederspannegen onder haerlieder correctie ende straffe. Voerts dat alle geestlicke personen ther eerster instantie voer haerlieder banck the rechte staen zullen. Dat men allen denghenen, zoe vrouwen als manspersonen, die haerlieder professie begeeren aff te gaen ende the verlaten, zal laten volghen competentie van goederen etc. ende meer andere derghelijcke enormiteiten, die wij Uwer Liefden bij desen overghesonden zouden hebben, indien wij daervan copie hadden moghen verwerfven, dan en willen dvoerseyde regierders niet alleen gheen copie van de ghepubliceerde articulen geven, maer zijn oick tot noch toe in weygheringhe geweest van visie the laten gheschien, denckende daerop eerst approbatie van zijn Alteze the zullen verwerfven; then welcken fine wij verstaen hadden, dat zij haerluyder gedeputeerde nae | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||
boven geschickt hadden. Ende aenghesien tselve grotelicx tendeert tot prejudicie ende inbrueck van den privilegiën der geestlicheit (die zij mede ghesworen hebben voer the staen ende the helpen defenderen), hadden (de) Vijf Ecclesiën ghesloten haerlieder ghedeputeerde aen zijn Alteze uuijt the zenden om tselve the beletten; ende beducht wesende dat derwijlen die instructie aenghericht zoude worden ende die voerseyde ghedeputeerde sich veerdich zouden maken, eenichsins then versoecke ende vordel van den magistraet ghedisponeert ofte dvoerseyde ghepubliceerde articulen gheconfirmeert hadden moghen worden, was voer goedt gevonden, therstondt aen zijn Alteze the schrijven ende the versoecken, dat dvoerseyde confirmatie niet gheschien en zoude aleer die Ecclesiën daerop ghehoert zouden worden. Dan derwijlen wij op de saeke van onsen medebroeder Cuenretorff uuijt oirsake als voerseyt delayerende zijn, hebben dvoerseyde regierders van der stadt, niettegenstaende die publicatie bij hemluyden ghedaen, versocht dat uuijt elcke van den Vijf Ecclesiën een ghedeputeert zoude worden, mittenwelcken dieghene, die zijluijden oick deputeren zouden, dselve ende anderen voergaende articulen resumeren ende in communicatie van dien treden zouden, al then fine van accorde ende vereeninghe. Waerinne die van den Ecclesiën zeer verwondert wesende, hebben gedacht, dat zij bij adventure confirmatie versocht ende niet gheïmpetreert en hebben, omme twelcke the vernemen ende the ondertasten Uwer Liefden alle neersticheit doen wille, mits oick aen tgene zijluijden in toecomenden tijden zullen moghen doen, inghevalle wij mit hemluijden niet en vereenighen, als gheen ofte cleijn apparentie daertoe | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wesende, ende dselve confirmatie in alle manieren dus moghelijck zijnde the beletten.
(Volgens de minuut onder de losse stukken van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
XII. Concept-request van het kapittel van Oudmunster aan den Aartshertog, over het gevangenhouden van Cuynretorff door de stadGa naar voetnoot1).Verthonen in alre oetmoedicheit Deken ende Capittele van Oumonster tUtrecht, dat, all ist dat bij die Pacificatie van Gent, die Unie bij Generaell Staeten, bij solemnele eede dairop gevolcht, die beloffte bij U Hoecheyt int acceptieren des gouvernements van deser Nederlanden gedaen, sampt die Satisfactie die ingesetenen van Utrecht bij die Excellentie des Prins van Oraingien verleent alleer zie hem onder zijn gouvernement volgende die voirscreven Pacificatie van Gent gegeven hebben (alsoeck bij speciale conventie ende verbontenisse bij eede deene den anderen in die stadt van Utrecht beloefft, bij diewelcke die van den Gerichte derselver stadt bij acte, die van de geestelickheyt verleent, houden die Satisfactie off zie van woerde tot woerde in die voirscreven eet gheëxprimeert waere) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||
opentlick gecaviert wordt: Dat een yder, van wat staett ende qualiteyt hij zie, zoe geestlick als wairlick, sall gemaintineert, gestiefft ende gesterckt worden in zijn oude gebruick, privilegiën, immuniteyt, goederen ende gerechticheyden; ende zoe dan nae allen geestlicken ende werlicken rechten als nae oude usantie, coustumen ende gebruyck, menschen memorie boevengaende, in die stadt van Utrecht onverbrekelick gheüsiert ghewest es, dat men die geestlickheyt zoe in criminalibus als civilibus causis voir hairen geestlicke competente richter hefft moeten conveniëren off te minsten...... forum hefft gherenvoyeert. Desnietteghenstaende hefft beliefft Schout Burghemeisteren Scepenen ende Raedt der stadt Utrecht, haer supplianten medebroeder Heer Jacob Cunretorff Scholaster daettlicken uuyt zijn huis haelende ende daernae een maent lang in die ghiesselinge thouden, hem nacht ende dach tot zijne groote achterdeell ende costen bewaekende, niettegenstaende exceptionem fori et privilegium ordinis bij hem gheproponiert, ter oersaecke dat den xii Decembris geconcipeert wesende bij sommichge commissarisen eenichge articulen van Naerder Unie mit die van Hollandt ende Zeelandt, Gelrelant, Vrieslandt, Overijssel, Groninchgen ende Utrecht an te gaen op tbehaegen van haerluyder respective meesteren ende dairop tcoemen geresolveert op den x Januarij, dieselve Scholaster mit eenen Heeren Johan Van Renes canonick van St. Johan sekere instructie geconcipeert hadde voer zijn opinie als een litmaett van de Staeten van Utrecht, wesende daerop capittel in haer supplianten kercke geleyt ende oeck verscrivinge van de Staeten gegaen, waerinne onder anderen zijn gevoelen was, dat men die Unie nyet en behoirde sonder advijs ende voirweten van Euwer Hoecheyt ende believen van de Generaell Staeten an te gaen. Ende allzoe | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||
oeck mijn heeren burghemeisters ende regierders der stadt Utrecht die voerscreven geconcipiërde articulen op den xxvien Decembris lestleden haer acht hopluyden ende bevelhebberen voergehouden ende gelesen hadden, es daerduer een gemene fame duer die stadt van Utrecht gegaen, dat een ijder hoipman mit zijn bevelhebberen ende rotmeisteren dairop ziene opinie soude moegen seggen, gelijck diensvolgende oeck eetlicke hoipluyden hair bevellhebberen opinie daerop gehoert ende angeteyckent hebben; waerdoēr oeck gebuert, dat haer suppliant medebroeder van eetlicken gesolliciteert gewesen es, die sulcks meenden bij wille ende consent des magistraetts tgeschiene, om ziene opinie haer mede te deilen ende te communiceren. Waermede emmers gheen crimen can gecommitteert zien, gewandelt hebbende ter goeder trouwe, waerdoer een geestlick man, wesende eene mede van de principaell hoeffden van haer suppliants capittell ende littmaett van de Staeten, die wertlicke rechter onderworpen soude behoeren twerden. Ende hoewell zie supplianten voer haer medebroeder mennichmaell geïntercedeert hebben, om hem voer zijn competente rechter te renvoyeren, gelijck hij oeck bij supplicatie begeert hefft van zijne giesselinge ontslaegen twerden, soe hebben nochtans die voirscreven regierders tselve niet willen doen. Dan tlaesten duer bede ende intercessie van den edelen walgeboeren heren Heren George Van Lalaing graeve Van Rennenberg hebben zie hem uuijt die giesselinge ontslaegen, onder hantastinghe an den schout gedaen, tot vermaninghe weder inne te houden, mits betaelende die costen van de giesselinghe, dwelcke duer tongeregelt regiment van ziene wacht tot groete summe binnen montierende. Ende allzoe tselve es grottlicken tendierende tot onderganck ende destructie van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hairluyder supplianten immuniteyt, privilegiën ende gerechticheyden, then heden menschen memorie tboevengaende gheüseert ende onverbreeckelijcken gebruyckt, ende gemerckt tgerichte in deser saecke geheell suspect es ende recusabell, als gebubliceert hebbende gedurende die giesselinge, om haer suppliants confrater onder haer jurisdictie thouden, datt alle geestlickheyt ter eerster instantie voer haer terechte tmoeten staen. Versoecken ende begheren daerom oetmoedelick, dat bij Euwer Altese dieselve saecke tot hem sall gelieven te trecken, om voer Euwer Excellentie ende Raedt van Staeten verhoert mits haerluyder suppliant medebroeders defensie tmoegen werden, ordonnerende tot dien eynde den gerechte van Utrecht, dat zie alle informatiën responsiven ende defensiën respective, in dese saecke genoemen ende gedaen, an Euwer Hoecheyt oevergesonden moegen werden, om nae gelegentheyt, partie in rechte gehoert, geordoneert twerden, zoe op die infractie van haerluyder suppliant privilegiën exemptien ende gerechticheyt als op die condemnatie van de costen, bij die van den gerichte voerscreven gedaen, mits alletghene daervan dependeert, behoeren sall. Dit doende etc.
(Daaronder staat nog het volgende:) Dat mijn edele heere dese concepte, om thebben facti speciem, sall moegen myt mijn heere Snavels offte Berott communicieren ende nae haerluyder advis conclusie nemen; ende dunckt haer die saecke voer den Secreten Raede niet dientlicken tzien, dat men versoeckt commissie op den Raedt van Mechelen.
(Volgens de minuut onder de losse stukken van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||
XIII.7 Brief van het kapittel van Oudmunster aan Van den Nieuburch, over het ontslaan van Cuynretorff.Weerdighe wiese ende voersichtige lieve medebroeder! Nae alle voergaende erbiedinge connen wij Uwer Liefden nyet verswigen, dat onse medebroeder die Scholaster op eergisteren duer intercessie van den walgeboiren heeren George Van Lalaing graeve tot Rennenberg uuyt zijn giesselinge ontslaegen es, op hantastinghe an den schout gedaen, dat hij tot vermaninghe derselver allthoes weder sall inhouden; ende allzoe tselve tot groett achterdeel es van onse privilegiën immuniteyt jurisdictie ende gerechticheyden, dunckt ons in gheenre manieren geraeden tzien, dat wij sulcks conniventibus oculis verbij laeten gaen. Te meer dat tgerichte denselven onse medebroeder in die costen van zijn gisselinge gecondemneert hefft, die duer die ongeregeltheyt van zyene wachte oever die driehondert gulden sullen beloepen. Ende want ons bedunckens dapprehensie bij de magistrat gedaen van ons voerseyden medebroeder tegens alle oude costumen ende onse gerechticheyden oeck sonder oersake geschyet es, bijsonder zoe hij oeck allthoes gheëxcipiert hefft onder haer jurisdictie niet tstaen, wel behoerden de costen selfs te dragen. Soe ist, dat wij Uwe Liefden begeren, het feijtlicke daet gelyck tselve gebuert is aen zijn Alteze ende Raedt van Staten (indyen Uwe Liefde hetselfde alsnoch nyet gedaen heeft) te remonstreren, ende versoken bij requeste ofte andersins, dat de magistraet bevolen worde dinformatie ende alle hetgeene zijluden op ons medebroeder weten ofte willen seggen aen de voerseyde Raidt van Staten over te senden, omme ons voerseyde medebroeders defensie daerop gehoert hebbende deselfden geheell tabsolveren, ende ordoneren van de costen ende infractie | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van ons voerseyde privilegiën ende gerechticheyden naer behoeren, soe zijluden staende dapprehensie, omme de voerseyde Scholaster te houden onder haer jurisdictie, bij publicatie doen afroepen hebben, dat alle geestlijke personen ter eerster instantie voer haer te rechte souden moeten staen (gelijkent wij Uwer Liefden met onse voergaende missive aengedient hebben), tot infractie van alle onse gerechticheyden ende privilegiën; ende naerdat wij uuyt onsen voerseyden medebroeder konnen verstaen, willen de voerseyde magistraet sich behelpen tot zijn beswarenisse mit zekere publicatie, bij deselfde magistraet gedaen op den x JulijGa naar voetnoot1) lestleden de Vijf Ecclesiën ongehoert, hetwelken daeromme hem nyet prejudiciabel mach wesen, hoewel zij ter contrarie willen sustineren, dat wij behoeren te staen onder huer publicatie ende clockludinge. Wij senden Uwer Liefden hyerbeneffens de leste requeste mitsgaders dapostille daerop, duer welken die voerseyde heere Scholaster uuyter gijslingen ontslagen is, die hij onder expresse protestatie vis metusque causa et quod inter suos inimicos versaret, qui indicta causa illum condemnarent, oevergegeven hefft, in ghene meininge wesende daermede haerluyder jurisdictie te willen prorogieren, ende dat hij oeck dselve protestatie vi metusque causa haer nyet en dorste doen insinueren etc. Weerdighe wijse ende voersichtighe lieve medebroeder! Wij willen den oppersten Heere bidden Uwer Liefden in ghesontheit the willen spaeren ende Zijn gratie the verleenen.
TUtrecht den lesten Januarij 1579.
Indien Uwer Liefden ijetwes oft niet met allen ghe- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||
profiteert ende verworfven heeft, ende gheen apparentie en is van yetwes the moghen vervorderen, zoe moghen dselve Uwer Liefden, naedien dese aencomende saeke gheremonsteert ende antwoerdt daerop vercregen sal zijn, weder thuijscomen, ende dit al om vorder onnutte costen the schouwen.
(Volgens de minuut onder de losse stukken van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) | |||||||||||||||||||||||||||||
XIV. Specificatie van oncosten, diewelcke Heer Aedelbert van den Nieuburch gedaen heeft anno XVe. LXXIX indt reysen tot Andtwerpen aen die Excellentie van mijn heer die Prince van Oraengien etc. omme te solliciteren dat mijn heere die scholaster Mr. Jacob Cunretorff ontslagen mochte worden van die gyselinge ofte apprehentie bij die van der stadt van Utrecht gedaen op den.....
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||
(Volgens een afschrift naar het origineel gemaakt door P. Bondam, bewaard in de Utrechtsche rijks-archieven: Suppl.-inventaris v. boekd. en bundels No. 65.) | |||||||||||||||||||||||||||||
XV. Pasquillus. 1579.Borgers van Utrecht loflijck vernaemt,
Eertijts in wijscheit rijckelijck beclijvende,
Aensiet met ogen, met herten beraemt,
Hoe dat men tuwent den tol is drijvende,
Hoe dat men u previlegyen sterck is stijvende,
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Uuytroyende tgundt tyrannich was ingevoort,
Met schatten ende scheeren die huydt ofvryvende,
Onder menichfuldigen imposten ghy versmoort,
Ende dat duer thinvoerenGa naar voetnoot1) van divers accoordt,
Daer men u in siet leyenGa naar voetnoot2) duert nat en drogen.
TcleeftGa naar voetnoot3) hier al, dat uwen arbeit oyt brocht voort
Int zweet uwes aensichts: hoe kundt ghijt gedoogen?
Legt of den bril! tis meer dan tijt! siet uut u ogen!
Diversche brillen worden u by groten hopen
Met haer huysgens geschoncken voor tselve gelt:
Dan wilt men u GentscheGa naar voetnoot4) waren voorsetten om copen,
Dan worden u oeraengensGa naar voetnoot5) genochsaem aengetelt,
Dan AlanscheGa naar voetnoot6) wortelen, bitter en ongeschelt,
Wil men u voor soet en bereyt doen craken.
Tis wonder met wat roeye ghy al wordt gequelt,
Ja int laest met UnyenGa naar voetnoot7), zeer quaet om genaken.
Smenschen herten druenenGa naar voetnoot8), die se moet smaken
Ofte in eniger wijs te schellen pogen,
Tsijn casus mirusGa naar voetnoot9), wonderlycke saken,
Daer sich menich nu in vijnden bedrogen.
Legt of den bril! tis meer dan tijt! siet uut u ogen!
Menigen schadeliken pijlenGa naar voetnoot10) siet men verloren
Van den zuuylGa naar voetnoot11) ofdrucken uut een engGa naar voetnoot12) gemoet,
Daer buttenGa naar voetnoot13) menschen als wulpenGa naar voetnoot14) na sporen,
Om waelGa naar voetnoot15) te brengen op een lose voet.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Maer tis al vergeefs, wat costen men so doet!
Sy waren beter tot meerder orbaer gestelt;
Dan die sulcx seyde viel wel in een quade boel:
Als van griffoenenGa naar voetnoot1) worden hi terstont gequelt,
Men souden hem wel doen pypenGa naar voetnoot2), al waert met gewelt,
Een liedeken, dat beter tot tspel soude doogen:
Met sulcken gasten moet een quaet ey sijn geschelt!
Hangt op den dief, laet dien schelm droogen!
Legt of den bril! tis meer dan tijt! siet uut u ogen!
Onverstandige bockenGa naar voetnoot3) sonder enich reden
Gaen hem selven vosloselykenGa naar voetnoot4) in alles achten,
Sijnde als een blockGa naar voetnoot5) van bot eykenGa naar voetnoot6), grof onbesneden,
Willen sy aller menschen wijscheyt vercrachten.
Sij stellenGa naar voetnoot7) haer datelick met groter machten
Een nye hofGa naar voetnoot8) van geestelyke ende weerlyke saken;
Van desen moet men allen previlegiën pachten,
Sy willen kunnen vryen of slaven maken.
Maer sy sijn als beleemde puttenGa naar voetnoot9) vol ongemaken.
Wilt er voor wachten of ghy wordt bedrogen:
Die daerin valt kan daer qualyken weer uuytgeraken,
Want die mueir is gladt int hooch opgetogen.
Legt of den bril! tis meer dan tijt! siet uut u ogen!
Tis excellent sich voort vaderlandt gedragen,
Dolsinnich beelden breeken van steen of hout,
Geestelick en weerlick uutet hare jagen,
Kercken en capellen beroven van silver en gout,
Cloosters opsetten voor jong en oudt,
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Dat munniken en bagynen haer eedt mogen verlaten;
Hierin dispenseert een ygelick even stout,
Recht of wy al op den stoel van Moyses saten.
Al statetGa naar voetnoot1) die waerheyt tegen, ten mach nyet baten:
Tsijn al Roomsche brillen, die nyet en dogen,
ThysGa naar voetnoot2) goet patrioots doude religie haten,
Sacramenten blasphemeren, tsijn hubertsGa naar voetnoot3) logen!
Legt of den bril! tis meer dan tijt! siet uut u ogen!
Prinse.
Princelyke borgers! als men vri sal spreken
Van dissoort, dat gebruyckt wordt in der tijt:
Men gaet certeyn u previlegyen versteeken,
Die men veynst te willen wesen bevrijdt.
Ja, seyt men dan, ghy bent die Spaensche inquisitie quyt!
Men leert dat moedernaeckte woordt op dorpen en stede!
Dan geschiet hier een abuys, tmoet hebben respijt,
Men lytet duer meer landenGa naar voetnoot4) alleen om vrede.
Maer eylacy een diephoutGa naar voetnoot5), groot gewoelt int brede,
Met strickenGa naar voetnoot6) beset en kunstich duertogen,
Tsijn foytenGa naar voetnoot7), die werck houwenGa naar voetnoot8), om weer tontreden:
Maer wie kant, dan die in Abrahams schootGa naar voetnoot9) mogen
Haer bril in tijts ofleggen en sien uut haer ogen.
(Naar een afschrift eener gelijktijdige kopie, waarbij dezelfde hand de hier in de noten gestelde namen der bedoelde personen had bijgeschreven, door P. Bondam, bewaard in de Utrechtsche rijks-archieven: Suppl. inventaris v. boekdeelen en bundels No. 65.) | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||
XVI. Ordonnantie van betalinghe van den montcosten etc. van den scholaster Cunretorff then tijde van zijne apprehensie.Op den vien Martii 1579 die eerwaerde heeren deecken ende capittele van Oudemunster tUtrecht, capitulariter in haerluyder capittelhuyse vergadert zijnde, hebben gheordonneert, dat die costen, dwelcke Mr. Jacob Cunretorff scholaster etc. ther cause van der apprehensie, bij hem van die van der stadt Utrecht gheleden van in die xii nachten oft daeromtrent anno lxxix a Nativitate beginnende, bij provisie betaelt zullen worden uuyt die penningen, onder Mr. Folcardt Van Montzima berustende ende hercomende van de vercopinghe van lande, bij die heer Van Braeckel ghecoft. Presentes Decanus, Cunretorff, Honthorst ende Nieuburch.
(Volgens de origineele notulen van het kapittel van Oudmunster in de Utrechtsche rijks-archieven.) |
|