uitdruckingen bij de Hooggem̄ Vorst gebruikt, op ordre van den Synodus, die met een groot plaisier en genoegen het lesen van dese acten aengehoort heeft, alhier geinsereert is en luyt als volgt:
Dat het waerlijk en in der daet soo was, dat tsedert den tijt van de Reformatie de Gereformeerde Kerken noyt en waren geweest in sulcken gevaer, als in den tegenwoordigen tijdt, dat d'ervarentheit genoegsaem leerde, dat het pausdom met alle kragt arbeide om de gereformeerde religie aen allen kanten te vernietigen. Dat sijne voorsaten van outs en van den aenbeginne in dese landen de reformatie hadden voortgeset, en dat Godt hare arbeit hadde believen te segenen. Dat hij ook voor sich selven tot nog toe van harten de welstant van de Geref. Kerke hadde gemaintineert en bevordert. En bij aldien hij in het toekomende door kragtiger bewijsen van meerder genegentheit het interest van de Geref. Kerk konde besorgen, dat hij volgens sijn plicht, eet en conscientie met al sijn vermogen seer gaarn soude besorgen, niet alleen binnen, maer ook buitens lants in andere Koninkrijken, 't sij onder de handt, daar hij maer eenig goets sou konnen verrigten. Versekerende met eenen, dat hare hoogheit mevrouw de Princesse een stantvastige resolutie onder Godts genade genomen hadde om in de Geref. Religie te leven en te sterven en deselve te beschermen, niet alleen in voorspoet, maer ook in tegenspoet, jaa meer genegentheit voornemens was te betoonen, als men mogelijk sou konnen bedencken, en dat hij voor sig selven al sijn interest, leven en gesontheit, en alles wat hem lief was, gaarne wilde negligeren ten besten van het protestantse wesen.
Dat hij de Gedeputeerden ook wel wilde voorhouden dat doch de predikanten de gemeenten allenthalven seer ernstig en sonder ophouden het gevaar van