Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 8
(1885)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Audientie eener deputatie van Oudewater bij koning Lodewijk.Ga naar voetnoot1) (Dec. 1807).Present uit den Raad allen, behalve de Leden Nielsen en W. van Veen Pz. Van Scheepenen allen, behalve Phs Brouwer. | |
Vergadering van den Raad en het Collegie van Schout en Scheepenen den 1en December 1807, des avonds.Gedelibereerd op hetgeen door den President is te kennen gegeven, 't aan hem gecommuniceerde door den Heer Landdrost van dit Departement, te weten, of het niet allesints noodzakelijk was, dat door de Regering dezer stad wierd gedecerneerd een Commissie, ten fine om zijn Majesteit den Koning van Holland met deszelfs komst en provisioneele etabliseering te Utrecht, als de Hoofdstad van dit Departement, te complimenteeren; dat hij, president, niet konde ver- | |
[pagina 273]
| |
bergen te declareeren, dat hij zich met het gevoelen van gemelde Landdrost in deezen [meende te] moeten confirmeeren, doch hoezeer zulks te doen, dit welligt eenige difficulteit bij sommige Leeden dezer Vergadering konde vinden uit hoofde dat men niet wel zoo in de Fransche taal was bedreven als wel vereischt wierd om een zeker entretien met gemelde zijne Koninglijke Hoogheid te houden en het belang deezer Gemeente met die kracht voor oogen te stellen als zulks behoorde, - dat hij, President, hierop doordenkende, hadde geinformeert aan den Heer M.J. Verroen, voor eenige jaren geweest zijnde Lid dezer Vergadering en die casu quo dus als een oud Lid moeste werden geconsidereert, of die ook genegen was om, daar dezelve al zeer wel bedreeven was in de Fransche taal en deezer stads belangens kennende, zich hiertoe te doen emploijeeren, - dat hij, President, tot zijn genoegen was ontwaar geworden, dat denzelve niet ongenegen zoude zijn om deze Commissie op zich te nemen, en dierhalve gaarne de intentie van deeze Vergadering hierop wilde verneemen, en waarop dan geresolveerd zijnde een Commissie ten fine bovengemeld te decerneeren, en zijnde daartoe gecommitteert uit den Raad J. Putman en M.J. Verroen, en uit het Collegie van Scheepenen Baan en Vriesman, zijnde voorts [in] deze Vergadering nog zeer ampel en lange geconfereert, wat wel aan zijne Majesteit als de meest dringenste steedelijke belangens behoord te worden voorgedragen. | |
[pagina 274]
| |
de Heeren Verroen, Putman, Baan en Vriesman, om zijn Majesteit den Koning van Holland te complimenteeren, ter vergadering verscheenen zijnde en bij monde van den Gecommitteerde Verroen gerapporteert zijnde, dat zij lieden op heden bij gemelde zijn Majesteit te Utrecht hadde gehad audientie, dat zijn Majesteit hen lieden 't eerst hadde aangesproken en na derzelver begeerten hadde geinformeerd, dat hij, Gecommitteerde, daarop zijn Majesteit hadde aangesproken in de volgende bewoordingen:
Sire!
Afgevaardigt door den Raad der Gemeente van Oudewater om aan Uwe Majesteit deszelfs eerbiedige hulde te betuigen, zullen wij zooveel in ons is, trachten aan deeze eervolle zending te voldoen. Konden wij ons bij de aankomst van Uwe Majesteit ten Throon verblijden, met hoeveel te meerder reden achten wij ons heden niet gelukkig, daar het Uwe Majesteit behaagd heeft, Haare residentie te bepalen tot de Hoofdplaats ven een Departement waaronder onze stad behoord. Vergund ons Sire! haare onspoed bloot te leggen en hare belangen Uwe Majesteit op te dragen. Onze stad, schoon thans gering bevolkt, is eene der oudste steden van Holland; hare bewooners door den oorlog uitgeput, hebben meerder geleden, en lijden op dit oogenblik nog meerder, dan de inwooners van eenige andere plaats, ter oorzaak dat de fabriequen, waarvan zij leven moeten, uit hoofde van derzelver onmiddelijke betrekking tot de Marine zich in eene doodelijke sluymering bevinden. Ja Sire! een bijnaar volkomen, schoon onwillige werkeloosheid, is het ongelukkig lot van onze Burgerije, en het eenig schijnmiddel dat haar in derzelver | |
[pagina 275]
| |
ellende overblijft, is het guarnisoen dat Uwe Majesteit haar heeft gelieven te accordeeren, en hetwelk wij Uwe Majesteit thans smeeken haar altoos te laten. En dit [te] meerder, Sire! daar wij tot zeer groote kosten ondernomen hebben, de casernen in beter staat en logeabel voor de troupen te maken, en het is alleen door onvermoeijden ijver en ten kosten onzer Burgerije, dat wij hierin hebben kunnen slagen. Vergun dan, Sire! dat wij het verzoek van onze goede Burgerije herhalen, om haar het guarnisoen altoos te laten. Hierdoor zal Uwe Majesteit eenigermate aan haare behoefte te gemoet komen en derzelver erkentenis vermeerderen. Neem aan, Sire! de eerbiedvolle wenschen voor Uwe Hooge persoon, mitsgaders de toegenegen en onwrikbare verknogtheid, waarmede wij Uwe getrouwe onderdaanen zijn.
Dat zijn Majesteit daarop hadde gerepliceerd, dat, wat het guarnisoen betreft, zijn Majesteit genegen was, dit alhier te doen verblijven, en voorts zich ten naauwkeurigste omtrent de fabrieken hadde geïnformeerd, en waaromtrent door hen, Gecommitteerden, zooveel was geëlucideerd als hen mogelijk was. Dat zijn Majesteit daarop verder hadde te kennen gegeven, dat hij voornemens was omme in de aanstaande week deze stad met een bezoek te vereeren. Waarop gemelde Gecommitteerdens voor derzelver genomene moeite en gedaan Rapport zijn bedankt. Is voorts geresolveerd, om zoodanige middelen als eenigsints naar de omstandigheden deezer stad ter receptie van meer gedagte zijn Majesteit mogelijk zijn, te beraamen. En waartoe in de eerste plaats de President Scheepen Cornelis Baan deszelfs huys heeft geoffereerd, om door zijn Majesteit bij zijn aankomst te kunnen | |
[pagina 276]
| |
worden betrokken, welke offerte gratieuselijk is geaccepteert. En zijnde voorts den President J. Putman, benevens de Gecommitteerde Verroen en den Secretaris, gequalificeert om verder alles te bewerkstelligen wat tot de gezegde receptie van gemelde zijn Majesteit zal noodig zijn, hebbende gemelde Gecommitteerde Verroen op zich genomen om gemelde zijn Majesteit te recipieeren, en hem van 't een en ander, dat door Hoogst derzelver zal worden bezigtigt, de noodige elucidatie te geven. |
|