Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 8
(1885)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||
Een dagboek uit het ‘rampjaar’ 1672.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||
tot de zomermaanden van 1672 en daaruit slechts datgene genomen wat in aanmerking kon komen voor eene vergelijking met Bontemantel. Niettemin blijft de kennismaking met het overige, naar mijne meening, zeer gewenscht als eene bijdrage tot de kennis van den indruk, welken de gebeurtenissen van dat belangrijke jaar op de Amsterdamsche burgerij vermochten te maken. Ik geef alzoo thans het geheele geschrift in zijn oorspronkelijken vorm, zooals ik het indertijd, door vriendelijke tusschenkomst van den Heer D.C. Meyer Jr., heb leeren kennen.
Toen ik het straksgenoemde opstel in de ‘Bijdragen’ schreef, was ik nog geheel in het onzekere wie de schrijver van het handschrift kon geweest zijn. Uit den inhoud bleek, dat hij woonde op het Damrak, dicht bij de Nieuwe Brug, en dat hij als schutter deel uitmaakte van de compagnie van kapitein Frederik Berewouts, een schoonzoon van den toenmaligen Burgemeester Joan van de Poll. Luitenant of vaandrig was hij niet, daar dezen door hem met name worden genoemd, doch uit zijn verhaal blijkt vrij duidelijk dat hij toch meer was dan gewoon schutter. In een ‘naschrift’ meende ik nog een stap verder te mogen gaan en eene gissing te wagen naar den naam van den schrijver. Op den 2en Juli stond eene kantteekening, luidende: ‘Vaedr. Waetering d Eersten die het Oranje Vaendel plante aen de Waeg van de Stat Amst. voor d.p.v. Orange.’ Hoewel deze kantteekening met een andere (achttiende-eeuwsche?) hand was geschreven en ik aanvankelijk gemeend had dat die betrekking had op de waag op den Dam - terwijl onze schrijver spreekt van de waag op de Nieuwmarkt -, heb ik toen toch onder- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||
zocht wie in 1672 op het aangewezen gedeelte van het Damrak hebben gewoond. In de verpondingsboeken op het Archief staat op de jaren 1668 en 1680 (die van 1672 ontbreken) het vijfde huis noordwaarts van de Karnemelksteeg, thans No 23 en bewoond door de firma Meyes & Höweler, aangewezen ten name van ‘de weduwe van Gerrit Wateringh’, bewoond door de eigenares en gesteld op eene huurwaarde van f 400. Ik meende derhalve te mogen denken aan een zoon van deze weduwe Watering, en onderstelde dat een der latere bezitters van het handschrift die kantteekening als herinnering had neergeschreven. Later ontving ik van den Heer Mr. N. de Roever, adjunct-archivaris, eenige mededeelingen, welke mij in deze opvatting bevestigden. Blijkens nasporingen van den Heer De Roever werd reeds in 1663 de verponding van het door mij bedoelde huis betaald door zekeren Lucas Watering, en deze komt in de registers der Amsterdamsche schutterij verscheidene malen voor. In het jaar 1675 werd hij benoemd tot sergeant, en in 1684 tot luitenant, terwijl hij in 1697 als kapitein vermeld wordt. Eerst in 1706 werd hij als zoodanig vervangen. Of hij in datzelfde jaar is overleden, blijkt niet. De officieren der schutterij woonden steeds in hunne eigene wijk; de enkele malen dat van dezen regel werd afgeweken, moest daartoe eene afzonderlijke vergunning worden verleend. Daar Watering behoorde tot de 18e wijk, en deze begrensd werd door het Damrak, de Kapelsteeg, de Armsteeg, de N.Z. Voorburgwal, de Kolk, de Kolksteeg en de Oudebrugsteeg, stemt dit volkomen overeen met mijne eerste gissing. Wanneer het woord Vaedr. in de aangehaalde kantteekening ‘vaandrig’ moet beteekenen, dan heeft de steller daarvan zich vergist. Lucas Watering was in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
1672 geen vaandrigGa naar voetnoot1) en kon dit ook moeielijk zijn, omdat dit ambt steeds door ongehuwde schutters werd bekleed. Tot dezen behoorde Lucas Watering destijds niet meer, daar hij reeds in 1664 wordt opgegeven als gehuwd met Jannetje Timmers. Evenals zijn schoonvader Jan Timmers was hij ijzerkramer van beroep. Van zijn overigen levensloop kan ik weinig of niets mededeelen. Hij moet geboren zijn in het jaar 1638, blijkens eene aanteekening in het Doopboek der Nieuwe Kerk, waar men op 7 December 1638 kan lezen: ‘Gerrit Watring }Luycas.’ Lucas Watering was alzoo in het jaar 1672 ongeveer 34 jaren oud. In het dagboek zien wij hemzelven nu en dan handelend optreden, en wij kunnen ons daaruit eenigszins eene voorstelling maken van zijn persoon. Het is echter den lezer natuurlijk minder daarom te doen dan om het verhaal van de gebeurtenissen, welke hij als tijdgenoot en ooggetuige beschrijft. Ik geef daarom ditmaal zijn geheele geschrift, of liever: het gedeelte dat daarvan is overgebleven, want de aanteekeningen van 24 Augustus tot 13 November ontbreken. Het loopt nu van 26 Juni tot 23 Augustus en van 13 November tot 5 Februari van het volgende jaar. Het oorspronkelijke handschrift is doorloopend alleen aan de rechterbladzijden beschreven. Op de linkerbladzijden gaf hij van tijd tot tijd nadere mededeelingen en toevoegsels, die soms duidelijke bewijzen dragen dat zij verscheidene dagen later zijn opgesteld. Om deze onderscheiding te doen uitkomen, heb ik telkens, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
na elke rechterbladzijde, den inhoud der linker iets laten inspringen. Overigens verschijnt nu het handschrift zonder eenige verklaring of opheldering.Ga naar voetnoot1) Betreffende den schrijver wil ik nog even de aandacht vestigen op een boekje, dat in het jaar 1660 is verschenen bij den boekhandelaar Michiel de Groot (Nieuwendijk tusschen de beide Haarlemmersluizen), getiteld: ‘Amsterdamsche Vreugdetriomfe’, bij gelegenheid van den intocht der Prinsessen van Nassau en Anhalt. Het bevat voorts eenige gedichten over De Ruyter's overwinning bij Funen, door verschillende dichters, en is ‘verciert met de 16 Triomfwagens, die langs de straet en op den Dam vertoont zijn, terwijl de Doorluchte Huizen van Nassouw, Oranje en Anhalt door de E. Heeren Burgemeesteren op het stadthuis getracteert wierden.’ - Dit boekje is door den uitgever opgedragen ‘aen d'E. jonghman Sr Lucas Watering’, op grond van ‘de vrindschap die mij aen UEd. verplicht heeft.’ De uitgever noemt zijn boekske ‘niet gevult als de hedendaegze vodden en grillen voor de dagh komen, maer van de treffelijckste Poëten bij een vergadert, als Huygens, Westerbaen, Vondel, Vos, J. Zoet, J.Z. van Chandelier, en andere meer. Verhope UEd. dit in danck zult aennemen, alzoo ghij niet alleen een liefhebber zijt der poëzye, maer oock een beminner der Tekenkonst, waer door mij de getekende vertoningen van UE. ter handt zijn gekomen, 't geen mij voor altoos aen UE. verplicht zal houden.’Ga naar voetnoot2) | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||
Hij schijnt zich dus, buiten zijne ijzerkramerij, ook met kunst en letteren te hebben beziggehouden. Dit verklaart wellicht eenigszins dat hij ergens in zijn geschrift op nog al gemeenzamen toon spreekt over ‘den soon van Justus Baak’, waarmede wel Laurens Bake, Heer van Wulverhorst, zal bedoeld zijn. Wat zijne verrichtingen als schutter betreft, zal men zien, dat hij ook in die betrekking achting en vertrouwen genoot. Ten overvloede (voor wie het niet aanstonds mocht opmerken) zij er op gewezen, dat hij geen geheim maakt van zijn warmen ijver voor de zaak van hen, die de verheffing van Prins Willem van Oranje tot Stadhouder en Kapitein-Generaal vurig begeerden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||
Dags register van t gene t sedert den 26 Juny 1672 in Amsterdam en daarontrent is voorgevallen.1672, 26 Junij, Sondagh. Van dese morgen is de Vroetschap vergaadert geweest en zeer gedisputeert, of men de stad zoude houden dan of men met Frankrijk zoude capituleeren, waar van de stemmen zeer verscheyden waren. 16 stemmen wilden de stad houden, 20 wilden het geven, zoodat de 16, ziende overstemt te zijn, de burgers die beneden de wagt hadden, dreygden boven te halen tot haar adsistentie, dat nog gestilt wierde, maar evenwel door de eene of andere occasie onder de burgers bekent wiert en sijn de saken in de vergadering verhandelt, de rechte oorsaak van alle tweedragten en moeylijkheeden tussen de Magistraat en burgerij daarna van tijt tot tijt voorgevallen. 1672, 26 Junij, Sondag. De burgeren door verscheyde geruchten opgewekt zijnde, des avonts na gewoonte de sleutels van de stad aan het huys van de Borgemeester Lambert Reynst thuysbrengende ('t was het volk van de compag. van Captn Witsen), en wilden die aan de knecht niet overleveren maar aan de Borgem. selfs, die na een weinig wagtens voor is gekomen, vragende wat of dit te seggen was, waarop wiert geantwoort, het isser nu geen tijt toe om soo los de sleutels van soo een stad als Amsterdam overtegeven, en dat deselve ook niet bij hem maar op het Stadhuys in handen der burgeren behoorden te zijn, zeggende datse tot haar leedweesen hem moesten zeggen, dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||
hij bij de burgerij zeer zuspect was, waarop de Borgem antwoorde dat hij was een patriot van de stad en staat en dat hij het wel met deselve meende, en de burgeren soude bij staan tot defentie zoo lang hij staan konde; eene Johannes Bruynsroth, een uit de burgers, seide, dat ik wiste dat het soo niet soude zijn, zoo schenk ik u een koogel door de kop, waarmede zoo zijn gescheyden. 27 dito Maandag. Isser veel quade tijdinge van Overijssel gekomen, Deventer, Swol, Campen, Hasselt, Swartsluys en Steenwijk over, soo ook Schenkenschans, dat hier groote verslagentheyt heeft gemaakt, en de gemoederen der gem. niet weynigh ontstelt. Buiten de Leytse poort waren 2 ruyters van onse eygen guarnisoen, die den Overtoomsz wegh onveylig maakte, dwingende de huisluyden om haar 't een en 't ander te geven, veel moetwilligheyt bedrijvende, de klagten daarvan aan de burgerwagt van de Leytse poort komende, zijn daar bij geval Sr Gilles Hoybergh nevens een van zijn confraters, vrijwillige ruiters onder den ritmeester en fiscaal Hooft, die op haar ter poort uit spattende, treffen dese 2 andere aan en wierden door Hooybergh bevoolen datse dese moetwil soude laten staan, haar met beleeftheyt zeggende dat het voor haar, als van ons guarnisoen zijnde, niet betaamde de wegen selfs onvrij te maken, waarop de eenen zijn pistool trok en settent Hoybergh op de borst, maar het weygerde af te gaan, waarop hij het andere uit de holster haalde en meende daar mede de voorsz. Hoybergh te grieven, die, siende dat het ernst was, ondertussen het pistool in de vuist genoomen hebbende, schiet den anderen door de kop, dat hij van 't paart tuimelde, werdende bij een ieder daar over gepresen en voor een dapper borst geëstimeerd, ook van de Burgem̄ gelast zijn post onder de comp. niet te quiteeren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||
27 Junij. Is zijn hoogheyt den Prinse van Oranje tot Dordrecht voor Stadhouder verklaart. 28 dito Dinsdag. Zijn wij met een gedeelte van onse compagnie aan den arbeyt gegaan en dien dag ons portie aan de schans te kruyen en te graven afgedaan en was onse werk getekent No 18. 29 dito Woensdag. Van daag zijn veele van de borgerije bij de heeren Borgemeesteren geweest en hebben versogt te weten of haar intentie was om dese stad te helpen defenderen, dan of zij gesint waren in capitulatie met Frankrijk te treden, waarop goede woorden maar geen uitslag kregen, en is doen dese neven staande notificatie gepubliceert, maar had geen credyt. 29 Junij. Quam de tijdinge dat de Franssen met 6000 manne op de 26 dezer, 's morgens omtrent 3 uuren, onder 't beleyt van de marquis de Nancre, Gouverneur van Aeth, Aardenburgh, dicht bij Sluis in Vlaanderen, hebben bestormt, maar zijn soo dapper ontfangen datse met verlies van 500 dooden hebben moeten aftrekken, des avonts omtrent elf uuren zijn zij wederom met grote furie aangevallen, en zoodanigh ontfangen dat se na verlies van veel dooden, voor een groot gedeelte quartier | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||
riepen, en sijn omtrent 550 gevangen genomen en na Middelburg en Vlissingen gebraght, waar mede de Franssen zijn geretireert, het garnisoen was maar 25 soldaaten en 200 burgers, maar even voor de tweede aanval was er 220 mannen van Sluis en Vlissinge tot secours ingekomen, het canon bestont maar in 9 stukjes, de vrouwen vogten mede als leeuwen. 30 dito Donderdag. Murmureerde de gemeente hoe langer hoe meer, vreesende dat men dese stad zoude aan Frankrijk onderwerpen, zoo dat verscheyde coopluyden op de beurs des 's middags wesende, malkanderen bescheyden ten 2 uuren op het schermschool, omme de heeren Collenellen die daar souden komen om de burgerije, die na de frontieren hadden geweest, te betalen, aan te spreeken, gelijk geschiede in 't bijzijn van wel 200 burgeren, doende Sr Hendrik Möller neffens Sr Abram van Friesen en Sr Jan Wijnkoop, alle kooplieden, het woort, versoekende datter beter ordre op het waken mochte werden gestelt, klagende over den tragen voortgank van het geschut, van alles amonitie versien, dat het getal der burgeren die waken veel te swak was en dat men meerder compagn moeste laten waken, dat de sleutels der poorten behoorden op 't stadhuys te zijn, dat men verscheyde malen eenige boomen bij nacht ongesloten heeft gevonden en dat men in de tijd van de Prince van Oranje anno 1650 in een dagh meerder dede als nu in 14 dagen, waarop de Collonellen antwoorden dat de stad groot was en alles soo dra niet kon geschieden, datter vlijt genoegh wiert aangewent, dat de Officier de commissie van 't schut met beschieters te versien en alles watter nodig was te versorgen, die sulken ijver hadde getoont dat men contentement behoorde te neemen, zijnde de heer Officier door al te | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||
grooten ijver periculeus gequest geworden, waren bij de Burgm̄ dry andere heeren in zijn plaats gestelt, en men moeste die de sorg laten, ten paste niet dat de borgerije de heeren zoude willen gebieden, want dan waren de heeren geen heeren meer, de sleutels waren door een out gebruik altijt in Burgemeests handen geweest en was nu nog soo en wel bij deselve bewaart geweest, de burgers souden gerust zijn en 't zoude alles wel gaan, waar mede zij vertrokken, dit gaf gantsch geen genoegen aan de burgerije en zijn al morrende na huys gegaan. 30 Junij. Van daagh heeft de Konink van Frankrijk doen opeischen de stad Gorkum door eenige trompetts, maar de hr Veltmarschalk Wirts heeft haar geantwoort niet als cruyt en loot ten beste te hebben. 1 Julij Vrijdag. Het misnoegen onder de burgers continueerde en soude een partije van de selve weder voor burgemeesteren gegaan hebben, ten ware dit voorval het selve belette, te weten burgem̄ Andries de Graaf van de Vroetschap na den Haag gecommitteert wesende, wierde van de burgeren eer hij aan de Haarlemmer poort quam, vastgehouden en gevraaght waar hij na toe wilde, daar hij al te fors op antwoordende, van haar wiert aangetast en na het stadhuys gebraght om van sijn collegaas te verstaan of het met haar wil en commissie was dat dito hr Graaf uit de stad vertrok, de welke de burgerije beleeft bejegende, en met haar tween den hr de Graaf neffen de voorsz. burgers | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||
ter stad uitgeleydeden. Zoo dra dit rumoer begon wasser een generaal tumult in de stad, sonder dat men wist waar het van daan quam werden alle deuren en vensters toegeslagen, dogh geen ongelukken geschiet, gaande onse compagie van avont ter waght op St. Antonies marct. Ontrent 11 uuren wierden ik en Sr Jacob Wijland geordineerd om ronde te doen, vonden op de Zeedijk ontrent de marct een partij burgers, ontrent een corporaalschap stark zijnde, in 't volle geweer, vroegen wat zij daar deeden, seyden dat de compagie van Capitn Jan ten Grotenhuys in 't geweer was en moeyten wilde maken, dat ze quamen om die te verzoeken dat se in vreede na huys toe wilden gaan, waar mede wij vertrokken en zonder eenige gedenkwaardige voorvallen wederom op onse wagt quamen. 1 Julij quam aan de heeren Staten van Hollandt dese nevenstaande brief, geschreven bij de heeren Staten van Zeelandt. 2 Julij Zaturdag. Is voormiddags de Raat vergaart en in deselve resolutie genomen om sijn hoogheyt den Prince van Oranje het Stadhouderschap over Hollandt, voor zoo veel de stad van Amsterdam aangink op te dragen, welke tijdinge ons kort na de middagh van onse Capiteyn den heer Fredrik Berewouts op de wagtplaats werde gebraght, waarop bij de Luitenant de hr Jacob van Foreest en den hr Vaandrik Gerrard Beeltsnijder wierde voorgestelt of men niet ons vaandel, dat oranje van coleur was, behoorde uit het venster buiten het wagthuys te planten, 't welk hij toestont, en alsoo ik recht voor het venster hadt, soo sprongh ik daar buiten op een plat boven het smitsgilde kamer, met het vaandel heen en weder swaijende int gesicht van veele burgers, bindende het selve in de venster met lonten vast, hebbende de eere van de Eerste het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||
oranje vaandel in deze stad ter Eere van zijn Hoogheyt als Stadhouder geplant te hebben. 2 Julij is door de borgers, wakende onder Capt Jan ten Grotenhuys, tegen den avont een oranjevaandel van den omgank van de oudekerktooren laten waijen, 'tgeen daarna tot 3 malen is vernieut en telkens hoger gestelt tot in de peer van den toorn toe, en doe zijn hoogheyt hier quam is de haan van de selve boven afgenomen en een nieuw oranjevlagh daar boven opgestelt. 3 Julij Zondag. Van daagh is in 's Gravenhage de acte van mortificatie van 't Stadhouderschap, genaamt het eeuwig Edict, gemortificieert en resolutie genomen om zijn Hoogheid van sijn eedt dien aangaande te ontslaan, de Staten van Zeelant hebben met eenparige stemmen geresolveert om zijn Hoogheid het Stadhouderschap op te dragen, zoo ook die van Hoorn met een eenparige stemmen der leeden, zoo zij schrijven, op gisteren hebben gedaan. De resolutie van de mortificatie en de electie tot een stadhouder gaat hier neffens. 3 Julij Sondag. Van daagh is de sluys buiten de Haarlemmer poort in den hoogendijk geopent, daar een schrikkelijk water door liep, ook is men besigh met palissaden aan den hoogendijk en batterijen op de Haarlemmer trekwegh te maken, die tussen de stad en Slooterdijk 6 à 8 malen werd doorgesneeden, hebbende de hr Dirk Tulp opsicht over 't selve werk. Twee gecommitteerden van Edam hier door na den Hage willende reysen om op de vergaderinge van de heeren Staten van Hollant te verschijnen, wierden van de borgerije op het Haarlemer pleyn, zoo als zij meynden af te rijden, aangehaalt en in de cortegaarde gebraght, daar hare commissie wierde geopent en bevonden tweederhande te hebben, de een was dat zij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||
haar zouden volgens 't concept van de hr de Groot aan Vrankrijk onderwerpen, de andre hielde in dat zij, wanneer het eerste niet konde zijn, haar zoude confirmeeren met de andre steeden van Hollant, om zijn Hoogheyt tot Stadhouder te stellen, alwaar het tot zouverain toe, waar op de Officier van de waght haar zeyde dat zij na zijn hooftwaght boven 't nieuwe heerelogement moesten gaan, daar zij tegen protesteerende, zeyden dat men haar op hielt en den dienst van 't vaderland te kort deede; een van de adelborsten zeyde: men hangt die maats op die met dubbelde commissien varen, en wierden zij alsoo onder 't geleyde van eenige borgeren na die hooftwaght gebraght en de brieven bij de Captn gelesen zijnde oordeelde die van groote gevolge, derhalve haar bijhebbende convoy met nogh eenige schutters versterkende, zond haar na het stadhuys toe, om daar nader bij de Burgem geexamineert te werden. 4 Julij Maandag. Is niet zonders voorgevallen, de burgers trekken van daagh voor de eerste maal met 12 vaandels na de waght, zoo dat na desen om de vijfde naght, vermits deselve 60 vaandels sterk zijn, comen te waken, deese laaste naght is zijn Hoogheyt bij de provincie van Hollant in 's Gravenhage tot Stadhouder gestelt; van avont is 't waghtwoort nassau. 5 Julij Dingsdagh. Van daagh komt de konink tot Uitrecht in persoon met veel groten. Hede is bij de Magistraat met goetvinden van de heeren 36 Raden af gepubliceert, dat alle France natien of die onder 't gebiet van den Konink zijn geboren, binnen 24 uuren uit de stadt zullen moeten vertrekken, ten ware dat zij konden bewijzen dat ze voor Mey hier haar vaste woonplaatze hadden genomen en negotie dreven off in de eene off de andre dienst van 't lant waren, bevelende aan de Capiteynen ieder in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||
zijn wijk huyssoekinge te doen en aan de poorten nau reguart op alles te neemen, verbiedende aan alle en een iegelijk zulke personen herberg te verleenen, en aan alle herbergiers en waarden na de klok half tien des avonts geen gelagen te houden nogh aan niemant te tappen. Het woort is Outshoorn. 6 dito Woensdagh. Is niet bijsonders voorgevallen. Het woort is Hollandt. 7 dito Donderdagh. Mede niet voorgevallen. Het woord is Zeelant. 8 dito Vrijdag. Zijn wij weder te wagt getrokken in de Cortegarde bij de Hakkelaarsbrug, funen keerweer en de jagthaven, en was het woort Enchuisen. 8 Julij. Is tot Rotterdam bij de borgerije dit nevenstaande versogt en bij de Magistraat toegestaan. 9 dito Saturdag. Is een brief van zijn Hoogheyt aan Burgem̄ gekomen, gedateert 8 Julij 1672 in het leger bij Bodegraven, waarin hij te kennen geeft dat de onheylen ons lant overgekomen, bestaan voor een groot gedeelte in de trouwloosheyt en lacheteyt van soodanige bevelhebbers, officiers en soldaten, dewelke de eerste en principale posten op de frontieren van het landt waren aanbetrouwt, waaromme hij goet had gevonden omme te besorgen dat deselve met rigeur werden gestraft voor soo veel deselve aan de trouwloosheyt schuldig werden bevonden, betuigende voor alle de werelt, geen kennisse ter werelt, ook selfs geen opinie te hebben datter eenige regenten van de provintie van Hollant of de steden van dien zouden zijn, die tegen eer en eedt aan eenige verraderije oft correspondentie met de vijanden van den Staadt gehouden te hebben souden schuldig zijn, niet toestaande maar desavoueerende alle licentieuse menees die tegenwoordelijk in verscheyde steeden werden ondernomen, houdende de aanleyders strafbaar in den hoogsten | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||
graat, meenende voor het beste te zijn omme de authouriteyt van de Overheyt te bewaren met vigoreuse en strenge placcaten daarin behoorde verzien te werden, waaraan hij de starke handt wilde houden en de authoriteyt hem door de Staten van Hollandt en Westvrieslandt gegeven, daartoe soude gebruiken, op dat de eenigheyt en ruste van den Staad werde hersteld, de ordinaris en extraordinaire lasten te beter betaalt en met een volcomen couragie en dapperheyt den vordren inbreuk des vijands onder Godes segen magh werden gestuyt, gelijk de brief in druk hier voor is bijgevoegt. 9 Julij Saturdagh. Van desen morgen te 8 uren komt zijn Hoogheyt in den Hage en hout terstont met eenige heeren conferentie, waar na zijn Hoogheyt wert opgehaalt door eenige heeren gecommitteerden en gebragt ter vergaderinge van de heeren Staten van Holland, en na dat den eet op het Stadhouderschap aldaar hadde afgeleyt, wiert zijn Hoogheyt vorders geleyt ter vergadering van de heeren Staten Generaal en daarna door de heeren Duivenvoorde en Vivien geintroduceert in het Hof van Justitie, door de Raatsheeren Nierop, Vanius en Lier aan de trappen ontfangen en in de raadcamer geleyt en in een nieuwe stadhouderlijke stoel gestelt, waar over bij den hr Vivien een harangue werde gedaan, die met gelijke termen wierde beantwoort, en zijn de gemelde 2 heeren daarna door deselve raatsheeren weder aan de trappen geleydt, daarna wiert zijn hoogheyt uit de raatcamer ter audientie van de rolle in de stadhouderlijke stoel geplaatst, waar op bij d' advocaten Moleschot, Snewius en Goes gepleyt en eyndelijk over een saak van fideo commissie goederen sentensie gewesen en uitspraak gedaan, waar na sijn Hoogheyt weder | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||
afquam, gaande tussen den president, den hr Bennebroek en de oudste raatsheer Nierop, gevolght van alle de raden, gekleet met lange tabberden, geleydende sijn Hooght in zijn hof; voor aan waren eenige ruiters met carabins en bloote degens om plaats te maken, alsoo de toeloop van menschen groot was. Zondagh quam hier de tijdinge van het overgaan van Nieumegen, dogh vondt geen geloof; men is alsnog dapper met dese stad te versterken doende, aan Jaaphannes, den Overtoom, en buiten de Haarlemmer poort werden sterkten en baterijen gemaakt, die goeden voortgank hebben. Van daag breekt de Konink met zijn leger ontrent Uitrecht op na bovene toe, men meent dat het den Bos, Heusden of Breda wel mochte gelden. Tot Rotterdam is dese nevenstaande brief van zijn Hoogheyt gepubliceert en die van Kievit in druk bekent gemaakt, het woort is Nassouw. 11 dito Maandagh. Op heden verlaten de franssen Woerden, Oudewater en Montfoort, die van de onse terstont weder zijn beset en verstaat men datse tot 2 uuren boven Reenen zijn getrokken, ook zijn de boeren in Noorthollandt opontboden, de 4 man om de zeekusten te bewaren, maar toonen haar zeer onwilligh om redenen zonder fondament. Van daagh is tot Middelburg door de borgerije dit nevenstaande versoght. Het woort is Muyden. 11 dito is bij de heeren Staten van Hollandt geconsenteert de leeninge van den 200 p, 2 maal in een maant te betalen, mits daar voor genietende obligatie tegens 4 pct 's jaars, zoo dat men van dit jaar 5 maal de 200 p zal moeten opbrengen. 12 Julij Dinsdagh. Van daagh is alhier gepubliceert een placcaat van de heeren Staten, waar bij gepermitteert wert het verkoopen van de fransse wijnen, bran- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||
dewijnen, papieren en alle manufacturen, die bij voorgaande placcaten verboden waren te verkopen, gaande onse compage van desen avont wederom op St. Anthonis marct te waght en was mijn beurt op Camper steyger te waken, het woort was Leyden. Daar zijn geruchten, dat de Engelsche vloot voor de wal zoude zijn. 12 Julij Dinsdagh. Waren alhier in het Noortse bos een partij canailje van wijven op de been, hebbende gebrandmerkt hoeren tot officieren, dry van de wijven raakten in hechtenis, waar uyt door een voetval voor de E. Schepenen in open kamer zijn ontslaakt. 13 dito Woensdagh. De voorleden nacht ronde gedaan sonder eenigh ongemak te verneemen. 's Morgens met het openen van de boom arriveerde den E. Heer Ambassadeur Amerongen, van Berlijn over Hoorn alhier, vergeselschapt met den Generaal Pelnits en eenige andere Brandenburgsz Ministers, ons met verscheyde redenen courageerende; weynigh daar na arriveert de jonge Grave Koninksmark met een convoyen van Hamburgh die, eer wij zijn persoon kenden, zeer familiaar met ons sprak en van het afkomen der auxiliaire troupen onderrichtinge gaf, dogh wegh gaande verstonden wij zijne meriten, traden hem na, versoekende excus dat wij hem niet meer geëstimeert hadden alsoo wij zijn qualitt niet en wisten, waar op wij zeer beleeft van hem wierden geantwoort, namen soo ons afscheyt; bekomen van daagh de sekerheyt van het overgaan van Nieumegen; het woort is Delft. 14 dito Donderdagh. Komen de geruchten als dat Heusden zoude over zijn, als ook Koevorden, dogh vint geen geloof, den Bos en Breda neffens de 2 voors. plaatsen zouden zijn belegert; het woort is Hoorn. Donderdag 14 Julij. Van daagh is dit nevenstaande placcaat geconsenteert. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||
15 dito Vrijdagh. Niets van merite voorgevallen; het woort is Weesp. 16 Julij Zaturdagh. Is den overste Josep met zijn regiment, dogh aan troupen, hier door gemarcheert om 't strang te besetten, en voor het landen der Engelsche en Fransse vlooten te beschermen, daar men vermits deselve haar alle op dese kust vertoonen, zeer voor bevreest is. Ook loopt er een gerucht als of zijn Hooght zoude zijn gemassakreert, dogh zonder fondament, en naderhant leugen bevonden; het woort is Breda. 16 Julij Zaturdagh. Des avonts was aan de Uitersse poort ter wacht de compagnie burgers van de Captn van Erpecum, hij absent zijnde wiert door de Luytenant Elias gecommandeert, die, na dat de officieren en rotgesellen den andren wel hadden opgevult, door ordre van de Luytt des nachts een formelen allarm maakte door trommelslagh en moortgeschrey, zoo dat 10 van de compe burgers aan de Weesper poort onder den Captn van den Heuvel de wacht hebbende, van haar Captn daar na toe wierden gecommandeert, maar vonden dat de Duitse en Fransse revieren niet wel in de hoofden van deese wakers waren gehuisvestGa naar voetnoot1), en daar over protesteerden, zoo dat wanneer het ter oore van de subalterne krijgsofficieren quam, men ordre heeft gestelt om die vloeden met starke dammen het inbreeken te verbieden, en den Luitent die daar groote oorsake toe hadde gegeven met een eerlijk paspoort te versien. 17 Julij Sondagh. Zeekere tijdinge van 't overgaan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||
van Coevorden aan den bisschop van Munster, op dinsdagh den 12 Julij, des namiddaghs ten 3 uuren, overgelevert, waar mede de provintie van Groningen voor den vijand open leyt, gaande onse compagie van dese avont wederom op St. Anthonis waag ter wagt en was het woort Heusden. Van daagh trekken de boeren van Zardam, Wessanen en daarontrent leggende dorpen na strang, waar die van de andre Noorthollandse dorpen ten deele zijn en voorts verwagt werden. 18 Julij Maandagh. Is aangehaalt een schuit op 't Rokin, willende na....... in de provintie van Uitrecht, met allerhande verversinge en eetwaren, die daar van daan zouden werden gevoert na Uitrecht, 't welk regelrecht is strijdende tegen de placcaten en ordonantien van de heeren Burgem̄ en Vroetschap deser stede, de inlader voor een gedeelte is bevonden Lambert Gortes, wiens huys na dat hij in hegtenis was geraakt desen selve avont perijkel liep om geplondert te werden, maar wierde van de burger ruiters en burgerije belet; den avont is aan 't water voor aan op de Papenbrugh een zoldaat van zijn kameraat doot gestooken en zijn beyde doode en levende terstont in de boeijen gebragt. Het woort is IJselsteyn. 19 Julij Dinsdagh, ben ik 's morgens gereyst na Muyden en de fortificatien gesien, zoo van de stad als die op en aan den hoogendijk zijn gemaakt, die na 't gevoelen van veel militairen niet te overwinnen waren, vermits 't lant altemaal onder water leyt en den vijandt maar langs 2 wegen, zijnde de eene de hooge dijk, d'andre de lage wegh van Naarden, kan langs komen, daar wesende wasser alarm, komende 2 posten van Weesp, daar alles mede in roere was, alsoo de Fransse daar ontrent souden zijn, waarom de Vorst Maurits van Nassouw met sijn neef van de selve | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||
naam in de cales gingen sitten, verselt van 20 ruiters, om na Weesp toe te rijden, bevelende de rest van de ruiterij haar gereet gesadelt te houden om op zijn te senden ordre te volgen. Wanneer ik na Naarden voer seyde mij den soon van Justus Baak dat op of voor de tent van de Konink van Frankrijk staan dese woorden: ‘Alterius Jovis altera Tela’, en hij vertolkte in onse tegenwoordigheyt seeker rijmpie op de selve rijm en voetmaten als in 't Frans, met den naam van de nieuwe nostra damus was gedoopt, zijnde quansuis een voorseggingh, den inhout was volgens de vertaling Als 2 en 7 na de 6 en 1 zal volgen: sal † lovis/sivol! 10 en 4 gesien zijn heel verbolgen: Met vorsten van het rijk zoo trouweloos als dwaas, Langs xeenen koopren brug zig wreeken van de *kaas. † Konink Louis xwerden de koopre schuities meede gemeent, *Hollant; het woort is den Briel. 19 Dinsdagh. Is onse vloot van voor Zeelant voor de Maas gekomen, waardoor voorleden nacht een al larm ontstont ten Briel, Maaslanssluys en bijleggende zeedorpen, alsoo meenden dat het de Engelse en Fransse vlooten, om daar te landen, waren. Buyten Muyden, op den hogen dijk, waren 3 baterijen met haar doorsnijdingen achter den anderen zijnde, die het naaste aan het casteel met een stark retrenchement binnendijks na het casteel loopende versien. Ontrent dese tijt wiert hier aan de beurs geplakt een biljet, waarin negen artikelen waren gestelt als middelen van defentie voor deze stadt, om dezelve voor overval van buiten en oproeren van binnen te beschermen; en waren in substantie: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||
20 Woensdagh. Niet gedenkwaardigs voorgevallen, de Colonel Zoutelande is van daagh in den Haag geapprehendeerd; het woort is Hoorn. 20 Woensdagh. Is door de Raatpensionaris ingelevert zeeker memorie hier nevenstaande, raakende de directie van secreete correspondentie penningen. 21 Donderdagh. De tijdinge van 't overgaan van Croevecoer en dat de biscop ontrent Groningen is en met partijen voor de poort loopt; het woort is Breda. 21 Donderdagh. Zijn de boeren ontrent Middel- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||
burgh opgestaan en hebben gesamentlijk de stad door hulp van de burgers geinvadeert, de heeren van den Brande, de Huibert, la Sage, Brouwer en de Secretaris Reygersbergen na buiten in boeren herbergen gevangen gestelt, daar na binnen de stad, en eindelijk op cautie losgelaten, gelijk in het nevenstaande relaas te zien is. 22 Vrijdagh. 't Overgaan van Bommel, gaande onse compagie van avont aan de Muyer poort ter wagt, het binnen woort was Rotterdam, het buiten woort was Woerden. Desen achtermiddagh wilden de soldaten het huys van haren Captn plunderen, wonende op de binnen Amstel, dogh wiert nog tijdelijk verhindert; het woort is Rotterdam. 23 dito Zaturdag. Tijdinge als of Heusden over was gegaan met Woudrichem tegenover Gorken, Willemstad belegt, doch tot nogh toe onseker. Van daagh zoude hier eenige soldaten werde gejusticeert, maar kregen van zijn Hoogheyt pardon. Van desen morgen is de Engelsz vloot nogh op de hoogte van Texel gesien en de onse voor de Maas; het woord is Enchuysen. 24 dito Sondag. Tijdingh dat den gewesene Ambassadeur de Groot uit den Haag was vertrokken zonder afscheyt te nemen, en tot Delfshaven komende met kaagh na Antwerpen zoude zijn verzeylt; het woort is Muyden. 25 dito Maandag. NB. Is daarna abuis bevonden. Tijdingh datter eenige heeren in den Haagh uit de vergaderiug der Staten van Holland zouden zijn in apprehensie genomen, dogh tot nogh toe niet genoemt, Tromp zoude in plaats van den overleden Adml van Gent zijn gestelt en zijn questie met den hr de Ruiter door den Prins zijn geassopieert. Van daagh is wederom een schuit met | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||
bossekruit aangehaalt, boven op de vaten kruit lagen een partij wevers spoelwielen; het woort is Bodegraven. 26 dito Dingsdagh. Tijdinge dat de Ruart van Putten neffens de Raadpensionaris zoude zijn gevangen of gedetineert, de Ambassadeur de Groot achterhaalt en gevangen gestelt, van den laaste is het daarna abuis bevonden; het woort is Rotterdam. 27 dito Woensdagh. Verstaan wij dat de Ruwaart van Putten door den Viscaal en verscheide deurwaarders van 't Hof van Dordrecht is gehaalt en in den Haag op de Casteleinie gebracht, daar aanstonds te bedde gonck leggen en op hetselve leggende geëxamineert is, gaande onse compagie van avont ter wagt op St. Teunis marct en ons corporaalschap op de IJbrug; het woort was Wesep. 27 Woensdagh. Wiert hier binnengebracht een fransse schoolmeester, genaamt monsr Couette, wel eer hier, daar na te Naarden, Muiderbergh en endelingh tot Emenes heeft gewoont, van waar hij bij nagt uit zijn huys door het kloek en stout bestaan van de kruissers van de Zuiderzee is gehaalt. Wat zijn beschuldinge is kan men niet pertinent weten, alsoo daar seer divers van wert gesproken. Dese morgen is de Gouverneur van Nieumegen, den hr van Welderen, langs duinkant na Texel gereeden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||
Beijerlandt en 30000 gl. aan contanten vereert te werden, waarop het geene hier nevens op den 27 deser staat aangeteikent is gevolght. 28 dito Donderdagh. Tijdinge datter tot Uitrecht ontrent 1000 leege wagens souden zijn gekomen, men vertrout om plonderinge te voeren, en werden de eyschen van Engelant en Frankrijk door den druk bekent, zijnde zoo onfatsoenlijk ingestelt, dat wij liever willen alles wat wij hebben, goet en bloet bij de vrijheyt opsetten als zoo schandelijk tot nadeel van de selve vreede maken; het woord was Amsterdam. 29 Vrijdagh. Geruchten dat Utrecht in brand is, dogh sonder seekerheyt, en naderhant onwaar bevonden, maar dit is waar dat Mombas......... soude uit zijn gevankenis uitgebroken en weg gevlugt zijn, en zoo men zeyt, zoude voor het Hamburger cantoor dese volgende woorden van desen morgen zijn aangeplakt, dit is waarheyt: Waarschouwinge aan alle vrome burgers: Pas op burgers, de verraders zijn weder doende. Burgers pas op, het zijn dese: Reinst, Vlooswijk, de Graaf, Outshoorn, Hooft, Pol, Bontemantel. Daar is weder een verraat op handen. Pas op burgers. Het woort was Luyk. 30 Zaturdag. Dese nevenstaande missive wierd onder het gemeen gestroyd, maar ik geloof hetselve maar een pasquil is om den pensionaris en Beverning in meerder haat te brengen; het woort was Hollandt. 31 Zondag. Het woort was Swol. 1 August Maandagh. Tijdinge met het gevlugte volk van een Oost-Indisch schip, groot 80 lasten, van Ceylon, geladen met 60 lasten peper en eenigh kooper, hoe dat sij ontrent 8 mijlen buiten de wal van 2 En | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||
gelse scheepen zijn gejaaght en endeling zouden werden vermeestert, ten ware zij haar eygen geschudt na binnen brengende, het selve gedompt zijnde, los schoten en alsoo het schip sinkende, op een kaper en een galjootschip haar neffens de brieven hadden gesalveert, gaande onse compagie van desen avont in het Huisittenhuis ter wagt en ons corporaalschap ter bijwaght op de nieuwe Regulierswaagh; het woort was Hoorn. 1 Augusty Maandagh. Is tot Groeningen door een tromppetter met een tamboer verselt, die geblint wierden, een brief gebracht, waarin de stad wiert opgeeyscht of anders zeer gedreygt, waarop des anderen daags een brief wederom wiert gesonden, en mondelijk geantwoort wiert van de hopluyden, seght tegen u heer Biscop dat de Gouverneur van Groeningen heet Rabenhaupt, die door Gods hulpe de eere heeft van noyt stad hard belegert over te geven en hetselve ook hier niet sal doen, en niet als kruit en loot ten beste hebben, en de eerste die hier met sulke bootschap wederom sal komen zullen wij doen ophangen, den inhout van den brief was: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||
alle hare vijanden te verdedigen en te beschermen, waar toe ons door Gods segen niet en is ontbrekende. Gegeven in Groeningen 22 Julij/1 Aug. 1672, uit bevel ende name van Burgemeesteren en Raad old en nieuwe, mitsgaders taalmannen ende geswoorene der stad Groningen, dese met onse stads opgedrukte figuer bevestigt. 2 Dinsdagh. Quam op ons wagthuis de tijdinge dat Loenen in brand stond, dogh wiert daarna de saak aldus bevonden, na dat de poorten en boomen een dagh tot Uitrecht geslooten waren geweest, zoo zijn uit de stad en daarom leggende volkeren ontrent 6000 man bijeen gerukt, mede nemende eenige stukken, waar onder een daar 16 paarden aan doende waren om hetselve voort te trekken. Zijn alsoo gekoomen van dese morgen ontrent 6 uren voor het huis te Cronenburgh, besedt met 200 mannen onder Capitn Cornelis Witsz, die haar met musketten en nog eenigh out haakgeschut zoo lange hebben gedefendeert tot dat haar kruit en loot op was, wanneer zij van Muiden nogh Weesp geen ontsed bekomende, alhoewel sij t' eenemaal daarop waren gecourageert hetselve overgaven, zijn voor prisoniers de guerre 2 aan twee te samen gebonden binnen Utrecht gebraght, neffens verscheyde wagens met gequeste franssen, die ook eenige doden hadden achtergelaten, zijnde haar Overste over de ruyterij door de schouder geschooten. Prins Maurits was wel op de been met het guarnisoen van Weesp en Muyden, maar als een vreelievende XX Overste, gelijk hij is, soo trok hij ook liever met vreede na huys, als dat hij zigh in perijkel wilde stellen. Van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
achtermiddag is het huis te Loendersloot mede ingenomen en Loenen soude geplondert zijn. Het woort was Lantscroon. 2 August Dinsdagh. Voor Kroonenburgh hebben de Franssen ontrent 200 dooden gekreegen. 3 Aug. Woensdagh beedagh. Van middagh ben ik buiten op den Amstel geweest, en de werken daar gevisiteert, vindende aan de westzijde van den Amstel tegen over den Omval, even voorbij de hofsteede Overmeer, een baterij gemaakt, voorsien met 4 ijsere stukken van 12 en 8 ℔ ijser schietende, zijnde een trenschee van de wegh lantwaart in halve maans wijse gemaakt, met zijn banket en volle forme. Daar van over varende passeerde 2 uitleggers ieder met 8 stukken versien en bevonden aan de andere zijde 3 baterijen achter den anderen, de eerste leggende op het ende van den wegh die langs den Amstel na de Meer loopt, de brugh, die daar van over de Ringsloot na de herberg de Schulp te loopen, ten gronde toe afgebrooken sijnde; de tweede baterij is op de Meerdijk bij den eersten watermolen die aan begin van de Weesper vaart in de Meer staat, dogh was dese aan de binnenkant neer gestort en is men met de reparatie doende; de darde baterij was aan de derde moolen, die ook in de trenchee van de baterij was begreepen en ingetrokken. Zijnde dit een deftig werk. Voor na Diemerbrug marcheerende bevonden een halve maan voor de Hartoghvelts brugh op de Meerdijk gemaakt, maar van kleine defentie, gingen voorts door Diemen en keerden den hogen dijk langhs wederom, vonden ontrent Jaaphannes, even voorbij 't gemeene-landshuys een heerlijk werk, zijnde 2 baterijen met haar liniën en trencheen achter den anderen, ieder met 3 stukken versien, zijnde de dijk tweemaal afgesneden en de passage van den eenen tot | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||
den anderen liep tussen 2 deftige borstweeren met haar banketten en palisaden, wel versien door.... 3 Aug. Woensdag bededag. Van daag tegen den avont wasser veel te doen voor Burgemeester Pol zijn deur, wonende op Cleveniers Burgwal in een van de nommer huisen van 't oudemanhuys, en dat om het brengen van de sleutel. 3 Augusty Woensdagh beedagh. Gisteren was de Vroetschap vergadert over 't brengen van de sleutels eu de autoriteyt van Burgemeesteren daarontrent, en wiert daar vastgestelt datmen de sleutels wederom in plaats van opt stadhuis zoude brengen aan Burgemeestr Pol, alsoo de tijd van Burgr Reinst was geëxpireert. Hier op wiert van daag de krijgsraat versamelt en het voorsz. daar mede gearresteert, dogh wanneer dit ter ooren van de gemeente quam, wasser een generaal misnoegen, dit morrelde tot den avont, in den achtermiddagh quam de Capitn neffens de Luitenant aan mijn huis om mij iets te seggen, dogh ik niet thuys sijnde, heb hem daar na savonts ontrent 7 uren op den Dam gesproken in presentie van den Vaandrik en Sr Jacob Nijlandt, gingen met hem in de Karseboom, daar hij ons zeyde dat hij niet en twijfelde of daar soude desen avont eenige moeyten vallen, ontrent het brengen van de sleutels aan Burgemeesters huys, zoo dat hij seyde geresolveert te zijn, vermits hij soo verre in de wijk woonde om zig bij den eene of andere in onse wijk van desen avont soo lang te onthouden tot dat de vreese van tumult door de tijd zoude zijn gepasseert, waar toe wij hem onse huisen presenteerden en is het huis van den Vaandrik van hem aangenoomen, waar wij ontrent half negen uuren te samen quamen en met eenen verstonden datter veel gepeupel op den Dam als ook ontrent het huys van den Burgemr van der Pol was vergadert, waarop Ger- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
rit, de knecht van den Vaandrik, wierde gesonden om kontschap van 't gepasseerde te neemen en ons daar van bescheyt te doen, quamen ook twee van onse sargeanten Kooman en Kok bij ons, Gerrit wederkomende berichte dat verscheyde burgerwagten de sleutels op het stadhuis bragten en die niet wilden tot Burgemeesters brengen, datter ook tumult was voor het huys van den Burgemr Pol en een generale oploop te vreesen was, waarop aan mij en Nijland wierde gelast om de gequalificeerste van de compagie op te kloppen en te gelasten met de wapenen voor Vaandrigs logement te verschijnen, gelijk wij deeden, wanneer wij nu ontrent 30 à 40 mannen stark waren seyde de Capiteyn: messieurs voegh u weêr in 't gelidt en alsoo het van de nagt wel moght haperen, die vreesachtig is mag wel liever na huis gaan, dat eenige dede keeren, daarop in ordre zijnde geraakt zeyde de Captn wij zullen gaan ronde doen, hout u rijen en gelederen dicht geslooten, daarop gaat hij met de Vaandrig voor aan, wij volgen het water langs den Dam, daar de Luitenant Elias hem zijn dienst aanbiet, maar wiert bedankt, langs de Vijgendam over en ontmoeten in 't begin van de Halsteegh een partij burgers, die al vrolijk roepende: Weesperpoort, de sleutels van deselve na het stadhuys bragten, ons vragende of wij ons werk, meynende dat wij mede sleutels hadden bestelt, al gedaan hadden, wij, om geen occasie tot moeyten te geven, zeyden ja en passeerden; voor aan in de oude Doelestraat ontmoeten ons 3 van haar navolgers, die ons van gelijken vroegen, waarop sommige van ons ja, maar den Captn neen antwoorde en zeyde dat wij sleutels tot Burgemr, daar sij behoorden, bragten en niet op 't stadhuys, zij passeerden en antwoorden daar niet op, maar burgers vrouwen op haar stoepen zittende, zeyden dat zeyt hij maar om dat hij de gek | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
daar mede scheert; sloegen, doen de brug over sijnde, de achterburgwal neer; voorbij de fransse kerk komende seyde de Captn: mannen het kon wel geschieden dat eer een half uur ten einde was datter een attacque geschiede, daarom weest wel op u hoede, ik zal met u leven en sterven, waarop ik vroegh waar dat de attacque ons van daan zoude komen of watter zoude voorvallen, kreeg tot antwoord datmen het respect van Burgr moest herstellen, repliceerde dat wij dan tegen onse eygen mede burgers souden moeten vechten, kreegh tot antwoort, dat wij souden doen dat hij ons soude belasten en dat alles watter van soude komen op hem wilde neemen, ik zeyde dat wij dat niet souden doen en dat hij soo voorsichtig als mogelijk was geliefde te gaan, hem seggende dat het meeste van zijn volk dat hem volgde het soo verstont als die geene tegen de welke hij ons soude voeren, waarop hij seyde wel te mogen hebben dat die onwillige na huys gingen, ik antwoorde: dan sal UE. niemant bij blijven, en wiert mij belast dan deselve te noemen, ik antwoorde geen verklikker te zijn, maar dat de Captn het haar selfs geliefde te vragen, gelijk hij dede, en kreeg tot antwoort datse tegen haar medeburgers niet wilden vegten, maar dat zij met het brengen van de sleutels wel hadden gehandelt, dogh presenteerde om hem bij te staan tegen het canailje en soo sijn vaders huys te beschermen en offencyf niet defencyfGa naar voetnoot1) te gaan, waar op hij seyde, wat doen ik dan met u op de straat, ik wenschte wel dat ik de Compe noyt hadde gesien, zijn dit mijn burgers daar ik mij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
op zoude verlaten, waarop ik seyde mijn hr Capn wij willen u tegen vijanden gehoorsaam zijn, maar niet tegen onze eygen burgers vechten, waarop uit de Angenietenstraat en van 't Ruslant een geschrey als of 't een oploop was quam, soo dat ik doe seyde tegen de Capn: mijn heer nu ist de tijd om UE. bij te staan en nu komen wij te pas, waarop wij ons met 6 à 7 mannen in postuur stelden, vermits de andre altemaal op ter loop beurden, dogh was maar een abuis en door sommige lichtvreesende veroorzaakt, dogh doe misten wij onsen Capiteyn en sagen hem die nagt niet weer, maar wierden van de vaandrigh thuys gevoert, die ons zeyde dat de Captn hem hadde geseyt dat hij ons niet wilde opvoeren nogh van ons niet thuys gebragt wilde zijn, zoo dat wij van hem verlaten zijnde, na huys marcheerden, de voorburgwal langs de oude kerk achterom, oude brug over en soo opt verzoek van den vaandrigh met ons 3 à vieren in gekomen zijnde, zoo komt een half uur daarna monsr Weyman en bericht ons dat zij met haar 8 à 9 burgers van onse compage ons waren nagevolgt en hadden misgeloopen, dogh vonden onse Captn na dat wij waren vertrokken, die haar met zeer gealtereerde woorden en passien vroeg of zij met hem wilden leven en sterven, waar op zij ja antwoorden, en op sijn verzoek haar namen bekent maakten, met hem voor de Burger Pols deur quamen en daar een weynig vertoefden, wanneer zij licentie kreegen om na huys te vertrekken. Bij dese occasie kregen wij het woort dien avont en het was Gelderlant, en was de majoor Bikker zoo qualijk beraden of los van harsenen dat hij luit over straat uitriep: het woort is Gelderlant! zoo dat het canailje dien nacht het woort zoo wel wisten als de borgers. 4 Augusty Donderdagh wierd ik ontboden van den Capn, 's morgens ontrent negen of half tien uren ten | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
huyse van den vaandrig, daar ik de sergeant de Winter vont en quam Jacob Weyman daar mede, doen seyde de Capiteyn dat wij souden de burgers zien in het geweer te krijgen, alsoo der vrij wat te doen was, ons hetselve door last van Burgemeesters aanseggende, waarop wij seyden datter geen kans was om een man daar toe te brengen, want zij buiten haar wijk niet willen trekken maar wel de deselve wijk bewaren, maar zoo de heeren Burgemeests geliefden alle de compagnien te doen in het geweertekomen en dan uit elks een gedeelte te neemen, dat wij dan wel haast het volk in 't geweer wisten te krijgen, waar op hij seyde datter wel 12 compn van de Capiteyns Blau en Kool, tussen welke wij waren gelegen, mede in wapenen quamen, dat wij het wel wilden doen, ondertussen komt de sergeant Kok ingaan die, hoorende watter te doen was, segt, niet mede te willen trekken voor dat hij wiste waar na toe; de Capiteyn seyde: eerst na den Dam en dan na de muitemakers: waar zijn die, vroeg de zergeant, wij sullen die soeken wiert er geantwoort, dat is mijn meening niet, ik moet weten waar ik sal henen trekken zeyde de zergeant: na Cleveniersburgwal, zeyde de Capiteyn. Laat daar de burgers diens wijk het is en daarontrent in andere wijken wonen oppassen, wij zullen onze wijken waarnemen, en dat is onse plicht, daar de Captn zeer ongestuimigh op begonde uit te varen en te seggen met hevige woorden, dat hij hem sergeant nu leerde kennen, dat blij was dat hem kon, dat hij nu sagh wat mannen dat het waren, dat hij rapport zoude doen en klagen dat wij hem als Capiteyn niet wilden obedieeren, waarop van den zergeant wiert geantwoort, dat hij de waarheyt geliefde te rapporteeren, dat was dat wij hem neffens andre burgers wilden gehoorsamen in alle billickheyt, maar niet anders, en dat hij, sergeant, ons | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||
daar toe tot zijn zeggen tot getuigen nam en protesteerde neffens andre compien alles te willen doen, maar niet met onse compie alleen, waarop de Captn zeyde dat hij wenschte de compie sijn leven niet gesien te hebben, dat hij liever wilde hondeslager zijn als zoo Captn weesen, dat hij wel mogt lijden datse hem, sergeant, Kaptn maakten en diergelijke woorden meer, waarop men seyde onmogelijk iemant in 't geweer soude krijgen ten ware Capiteyn Blau en Kool mede haar volken lieten wapenen, zoo dat ons eindeling wierde gevraagt: wanneer die 2 compagien in 't geweer quamen, of wij dan ons volk mede zouden disponeeren, antwoorden ja: gaat dan, zeide de Captn, en segt ieder aan dat zij haar geweer gereet stellen, om, wanneer nader ordre daar toe quam paraat te zijn, waarmede wij vertrokken. Van namiddagh te 3 uren is de krijgsraat vergadert en daar vastgestelt de burgers kontentement te geven en de sleutels op het stadhuys in een kist [met 2 sloten] te doen sluiten, waarvan de [eene] sleutel bij de hooftwagt [en de andere bij Burgemr] zal bewaart werden, [dogh kan de kist niet werden geopent of de 2 sleutels moeten bij den anderen zijn] ([] dit is bij abuis doorgeschrapt maar is alle de waarheyt). Ontrent 5 uren van avont komt Burgemeester Pol neffens zijn zoon de Secretaris, geconvojeerd van Schout Engebrecht en sijn dienaars en eenige musketten, van sijn huys af na 't stadhuys toe, onder het geroep van het canailje: dit is de burgerbeul, bruit den ouden hont de kop in, smijt hem doot! en sulke vuile en smaadwoorden meer, zijnde zijn huys met burgers en soldaten nu wel voor plunderinge bewaart. 4 Aug. Donderdagh. Van desen dagh ontrent half 12 ure is de Raatpensionaris met sijn klerk en 3 knechts verselt, in de vergadering van Staten gekomen en zijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||
dienst gepresenteert af te leggen, is hetselve van zijn hoogheyt aangenomen en hij ontslagen, maar daarna aan zijn Hoogheyt versoekende om het gevolgh van de acte voor desen aan hem verleent te mogen hebben, dat was Raatsheer in den Hogen Raadt te zijn, kreegh tot antwoort dat hij (sijn Hoogheyt) met gewichter zaken zich voor dees tijt hadde te bekommeren, maar bij gelegenht daar wel om zoude denken; het woort was Leyden. 5 dito Vrijdag. Komt de tijdinge datter 14 Oostindische retourschepen op de Eems voor Delfzijl zijn gearriveert, hem voor 't lant met 3 Engelse scheepen slaags geweest, die niet bij haar hebben uitgerecht; het woort was Utrecht. Is dese nevenstaande missive van den gevluchten hr Pieter de Groot aan de Staten van Hollant en Westfrieslant in druk uitgekomen. 6 August Zaterdagh. Isser niet voorgevallen, gaande onse compagie na Funen ter wagt, hebbende ons corporaalschap de hooftwagt in de loots bij Heertie Jans lijnbaan, alwaar de Capitn den gehelen nacht en dagh bij ons is gebleven, zijnde het woort eenigheyt, en zoude van daagh den Ruwaart van Putten uit zijne detentie in de Castelenye op de Gevangepoort in den Haagh zijn gebraght. Van Groeningen is tijdinge dat het zigh zelfs wel defendeert. 6 Aug. Zaterdagh. Gewisse tijdinge van het arriveeren van Oostindische schepen op de Eems, de Engelse meende het schip Oostenburgh, vermits het een trage zeylder was, van de andere af te snijden, maar wierden zoo van hen begroet dat zij hetselve met gemak hebben laten passeeren, hebbende 4 doden in die recontre gekregen, end hr Arnout van Overbeke is Commandeur van deselve vloot. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||
7 Sondagh. Is den Overste Jorman met zijn regiment, zijnde 1400 mannen met eenig boskruit na Groeningen tot adsistentie t' scheep gegaan. Van daagh door de Mennonieten begonnen te maken de halve maan buiten voor de Leytse poort en voor den avont ongelooffelijk geavanceert; het woort was liefde. 8 Maandag. Gisteren en van daagh is onse vloot de Hollantze kust langs van de Maas na Texel gepasseert. Is Jan van Oldenzeel, mr Smit, door het afschampen van een kogel, die in plaats van op wit te schieten langs een deur afschampte, schuyns door het venster in de cortegaarde, en hem zittende bij 't vier, door zijn hals vloogh, zoo dapper gequest geworden, dat hij daar aan gestorven is; het woort was Oranje. 9 Dinsdagh. Brieven van Groeningen die van goede courage en dappere resistentie schrijven, zijnde voorleden woensdag beedagh, in een tweede uitval den Prins Willem van Furstenbergh NB. en nogh een voornaam heer in de loopgraven gevangen genomen, binnen Groeningen gebraght en op de Drapoort gevangen gestelt. Is daags daarna van den biscop een tambour voor de stad gesonden, die, vermits geen pas hadde, wiert te rugge gesonden, maar daarna met meerder bescheyt komende, wiert gehoort, zijn voorstel was datmen de 2 gevangen heeren zoude op rantsoen stellen, op dat die bij den biscop mogten werden gelost, maar het is bij den hr Goeverneur Rabenhaupt afgeslagen; het woort was Nassouw. NB. Is naderhand bevonde dat het andre heeren waren. 10 Woensdagh. Tijdinge datter 6 smakken met toevoer voor den biscop van Munster, komende van Hamburgh, willende de Eems op, van de jachten die bij de Oostindische schepen voor Delfzijl lagen zijn geno- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||
men, behalve eene, die in de grondt is geschooten. Van daagh ben ik versogt te komen in de herberge de Goude Zon op de Nieuwendijk, omme daar een vergaderinge van eenige voorname, dogh gemiscontenteerde burgers bij te wonen om over den tegenwoordigen toestand van dese stad met den andren te discoureeren, dogh heb het met eenige andre nootsakelijkheyt geexcuseert; het woort was Weenen. 10 Woensdagh. Is afgepubliceert dat de huysen, staande langs den Heilige- of Overtoomse wegh, van de stat af tot aan de kruitmolen van de weduwe Kroop moeten afgebrooken werden binnen den tijt van 12 dagen en de puin daarvan op yder zijn eigen kosten weg te voeren; van gelijken is mede afgekondigt, dat men alle de schepen voor deser steede palen leggende, zal binnen deselve halen en die te groot zijn zullen gehoudentesijn om op deselve gedurichlijk mannen te houden. Item balys, gieters, emmers etc., om bij eenige ongelegentheyt van brandt wel op zijn hoede te zijn. 10 Woensdag. Zijn uit het quartier van zijn Hoogheyt bij Bodegraven, om den vijant ontrent Uitrecht te recognoscheeren, uitgetrokken 600 ruiters en 200 mannen te voet onder............Ga naar voetnoot1) en den Chevalier de Villa Nova, en dien morgen vroegh dicht voor Uitrecht gekomen, doot slaande alle de schiltwagten die den vijant hadden uitgestelt en zijn gebrooken tot in haar trencheen, daar zij veel hebben dootgeslagen en 16 gevangen genomen, van de onse zijn 2 doodgebleven, ende het paart van don Bernardo Zambruno wiert met een piek onder hem dootgestooken, de vijant retireerden in de stad. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||
11 Donderdag. Zijn wij wederom aan de Muiderpoort ter wagt getrokken en hadden ons corporaalschap de loots benevens de poort; het woort was Amsterdam en het buytenwoort Halberstadt. Tijdinge dat een Seeus schip, willende na Berdivis in Westindien, een Engels Oostindisch schip heeft genomen in de Spaansche zee voor de Cardinaal, en is met hetselve achter Engelant om na Bergen geseylt, waar van hetselve met den eersten werd verwaght, het is geëstimeert op 14 tonnen gouds waardije. De Oostindisch vaarder was genaamt de Witte Valk; het woort was Amsterdam. 12 Vrijdagh. Is zijn Hooght den Prince van Oranje des namiddags tussen 3 en 4 uuren uit het leger over Amsterdam door de Leytse poort binnen Amsterdam gekomen, dogh alsoo men hem eerst tegen 6 uuren verwagte zoo quamen de 36 compagnien burgeren te voet en de ruiterij te laat om hem aan de poort te ontmoeten, maar zijnde in het heeren logement zijn dezelve daar voorbij gepasseert, het geschut wiert te wedersijde van de poort wel ontrent 100 sts gelost; het woort gelijk gisteren Amsterdam. 12 Vrijdagh. Zijn boven het kruys van de oude en zuider kerk oranje vlaggen gestelt, opt stadhuys even onder de wijser, van de waagh een op de hoek van de galderij, van de nieuwe kerk een boven de sonnewijser. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||
13 Zaturdagh. Is zijn Hoogheyt des morgens ontrent 10 uren uit zijn logement gereden en heeft de wallen ront omme de stad gevisiteert, waar van nadat hij op het lands magasijn, Oostindisch magasijn en princenhof hadde geweest, wederom is gekeert op het stadhuys en is daar van Burgemeesteren heerlijk onthaalt nadat hij eerst in de Vroetschap hadde geweest, en vertrok zavonts ontrent 5 uuren hier van daan met 3 stads jagten na Muyden; het woort was Haarlem. 13 Zaturdag. Zijn Hoogheyt heeft gelast dat men de huysen op de heylige wegh, die alreede waren bij publicatie bevoolen af te breeken, soude laten staan tot nader ordre, alsoo hij de noot zoo groot nogh niet oordeelde, maar de baterye aan den Overtoom zal men nu tot een formele sterkte maken. 14 Zondagh. Is zijn Hoogheyt savonts ontrent 12 uren wederom hier binnen van Muyden gekomen, nadat hij Weesp en den Hinderdam hadde gevisiteert; het woort is Oranje. 15 Maandagh. Is zijn Hoogheyt 's morgens ontrent 11 uuren wederom uit de Leytse poort vertrokken en waren wij met 24 compagen borgers gerengeert van zijn logement af tot aan de Leytse poort toe, en alsoo wij vrij wat uitsteekender waren in kleeding als de andere compagnien, zoo viel het oog van zijn Hoogheyt na ons toe, ons zeer minnelijk groetende, waarop wij vive Orange riepen en passeerden ons voorbij de poort uit. Ons rendevous was dicht aan de poort; op het pleyn; buiten zijnde wiert het kanon gelost en van ons met de musketten daarop geantwoort, trokken doen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||
met 4 oranje vaandels in ordre, alle de pieken in de midden, voor en achter musketten, na den Dam toe en werden daar in batailje gestelt, en na datter 3 maalen zalvo was geschoten is ieder Capiteyn met zijn compagie na huys getrokken; het woort is Wilhelmus. 15 Maandag. Is een brief van de Konink van Engelant met den druk gemeen gemaakt, geschreven aan zijn Hooght den Prince van Oranje, gedateert Withal 28 Julij/7 Aug. 1672, gelijk hier neffens kan gesien werden. 16 Dinsdag. Zijn wij des avons wederom ter wagt getrokken op het stadhuys; het woord was Luik. 16 Dinsdagh. Zijn 17 standaards ruiterije des morgens ten 7 uren uit Uitregt gereden recht na Gorkum, om daarop met een entrepriese iets uit te rechten, maar die van Gorkum door een boer tijdelijk gewaarschoud sijnde, zoo gaf de Generaal Wirts ordre datter 300 man te voet en 400 te paarde zoude uittrekken, bij haar hebbende 3 voetstukken, schietende 6 à 8 ℔ ijser. Wanneer deselve 2 uuren gemarcheert hadden rencontreerde haar de vijanden, die dapper op de onse schooten, dogh hadden haar zoo wel versien met takken van bomen, dat de Fransen niet konden uitwerken, ondertussen stelde de onse haar after de takken, die haar als schans was, in postuur, en schoten met het geschudt soo dapper dat des vijands rangen datelijk geopent wierden en kannonneerde de onse zoo dapper met schroot dat veele van de vijanden ter aarde vielen met groot gekerm, en wierden van onze ruiterij en voetvolk terstont aangetast en ten deele beset, vegtende manlijk tot dat het geladen zijnde zij met een purpere vlag gewaarschout wierden te retireeren, welk geschiedende 't geschut | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||
terstont weder los gonk; de Fransse dese vlag ziende zijn terstont met groote verbaastheyt geretireert en van de onse tot ontrent 1½ uur Uitrecht nagejaaght, en zijn alsoo met de volle victory wederom tot Gorcum gekomen, mede brengende 200 paarden, 8 standaarden en 70 gevangenen, waaronder 3 Ritmeesters, 7 Cornets en 1 Major, als mede veel plunderagie. 17 Woensdagh. Is van het stadhuys afgepubliceert een placcaat op de naam van de Staten van Hollant en Westfrieslant, waarbij verboden wert alle insolentie ten platte lande, 't zij door onze ruyterije of andre vagebonden daar onder loopende, verbiende het rooven van vee groot of kleyn, lang of kort voer, stroo, boom- en aartvrugten, hoenders, duyven, gansen, conijnen, op pene van restitutie van de schade, en daar en boven aan de lijve gestraft te werden; het woort is Willemstad. Donderdagh 18 Augusty. Tijdinge van Groeningen dat alles daar nogh wel was, het volk van Jorsman wasser binnen gekomen en was alles vol courage. De burgerije van Utrecht moeten haar ontwapenen en het geweer op het stadhuys brengen door order van haar fransse Gouverneur; het woort is Leyden. Donderdagh 18 Aug. Biscops leger voor Groeningen verloopt zeer, 27 soldaten, de brandwagt hebbende, zijn te zamen overgelopen, gelijk alle dagen veel volx overkomen, maar zijn niet veel te vertrouwen, gelijk ook 5 van de overlopers zijn geatrapeert, soo als zij meenden het geschut van een baterije die haar meest schade deede te vernagelen, soo dat die met de hals zullen betalen. 19 dito Vrijdag. Is Prins Maurits van Muyden hier in cognito doorgetrokken en na 't leger van zijn Hooght gereyst; het woort is 's Gravenhaag. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||
20 Zaturdagh. Niets van merite voorgevallen. Is de makelaar....... Cloek, zittende op het zeekreet van het wagthuys aan de zoutkeetboom, van een ander, daar de wagt hebbende, onweetende met een kogel door het huysie doot geschoten, sonder dat men het wiste voor en aleer dat men zijn geselschap daar na missende, en gesogt zijnde daar wiert doot gevonden; het woort is Brussel. 21 Augs Zondagh bekomt men de tijdinge uyt den Haag van gisteren van het ombrengen van de Ruwaart van Putten en mr Jan de Wit, gewesene Raatpensionaris van Hollandt, zijnde hetselve aldus voorgevallen, gelijk mij door sr Nicolaas van Toor, die van 't eerst tot het laast daar bij is geweest, is verhaalt... Des morgens wiert op de gevangen poort gepronunct de sententie over de Ruwaart van Putten, luidende deselve van woort tot woort als volgt: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||
niteyten ende ampten bij hem tot nog toe bedient, bandt hem voorts uit den lande van Hollandt ende Westvrieslandt, sonder daar oyt wederom in te komen, op pene van swaarder straffe, te ruimen deselve landen met den eersten, ende condemneert hem in de kosten en misen van de justitie tot tauxatie en moderatie van den voorsz. Hove. Actum bij de heeren Adriaan Pauw, heer van Bennebroek, president; Aalbrecht Nierop; Willem Goes, heer van Boekhorstenburg; Fredrik van Lier, heere van Zoetermeer; Cornelis Baan en Matheus Gool, Raatsluyden van Hollandt en Westvrieslandt ende gepronuncieert op de voorpoorte van denselven Hove op den 20 August 1672. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||
nen gedreven, daarop aanstonts de wagthebbende burgers haar schildwaght tot hulp quamen, hierop wasset een formelen allarm en quamen de schutterijen in een korten tijd in het geweer, en wierden de Capiteynen van haar burgers gecompromitteert omme naar 't Hof te gaan en daar bekent te maken dat zoo een zententie als over den Ruwart door haar was gevelt, niet na recht en billicheyt was, want zeydense, is den Ruwart ontschuldig, stelt hem op zijn vrije voeten, straft den barbier, maar dewijl hij in dese sententie wort gedegradeert ende gebannen, soo moet hij schuldigh zijn, is hij schuldig aan zoo een enorm feyt, straft hem met de welverdiende doot een ander tot exempel, en kreegen tot antwoort, dat het Hof hadde gevonnist, en dat moeste men van waarde houden, alsoo het selve Hof niet geresolveert was om daar anders in te doen, waarop van de voorsz. Captns wierde gerepliceert, wel dewijle de Raatsheeren van 't Hoff, die van God tot rechters zijn gestelt om recht te doen sonder aanzien van persoonen, zooals dat behoort en 'tselve niet willen doen, zoo zullen wij het doen, en bij aldien datter door het Hof, 'tzij ruiters of zoldaten werden gesonden om dat te beletten, zoo zullen wij deselve niet ontsien maar selfs komen het Hoff inneemen en u al te samen om hals helpen, waar mede gescheyden zijnde bij de haren quamen, dit over en wederloopen, resolveren &c. duurde tot ontrent tussen 5 en 6 uren in den avont, als wanneer de burgers die dichtst aan de gevangen poort stonden, zijnde 2 compagien, de eene een blauw en de andre een prince vaandel van 3 coleuren zijnde, het werk begonnen; zij schoten met haar musketten op de deur van de poort tot dat die open vloogh en een | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||
weynig daarna quam de Ruwart met zijn Japanse rok aan eerst af, die terstont wiert voort gerukt tot dicht bij 't schavot, gemeenelijk het groene sootie genoemt, alwaar hij wiert met schieten en steeken ter neer gemaakt; zijn broeder afkomende en ziende dat zij met de Ruwart in actie waren, dreygde met zijn voorste vinger en zeyde: dat zult gij u beklagen, daarop hij terstont van de burgers, die hem aantasten, wiert geantwoort: daar zullen wij wel zorg voor dragen, waar op hij terstont een pistool schoot kreegh, een steek van een rapier en eer hij nogh gevallen was kreegh hij een slagh op 't hoofd met de kolf van een musket dat hij onder voet viel, waarna in een ogenblik zij beyde zijn geplundert, naakt uitgeschudt na het schavot gesleept en aldaar aan de beenen aan een mik die daar staadt opgehangen, alwaar haar daarvan het canailje de vingeren van de handen, de teenen van de voeten, neus en ooren zijn afgesneden, ja de harten uit haar lichamen en zijn altemaal verkoft, haar kleeren die zij aan hadden zijn aan kleyne stukjes gesneeden en ieder acht het geluk te zijn een stukje daarvan te mogen bewaren, gelijk ook deselve sr van Toor mij een stukje van het hemt als ook van de borstrok van mr Jan de Wit heeft laten zien. Tot dus verre het verhaal van sr Toor. Op den 23 Augusty 1672, dinsdagh morgen, is alhier | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||
aan de middelste pilaar in het noorden, opgegaan van de beurs, aangeplakt gevonden dese volgende articulen:
NB. Die dit biljet afscheurt zal een kogel tot een vereeringe genieten, alsoo daarop gelet zal werden. Oranje wert groot
de Witten zijn doot,
tot burgers glory
brandt victory
dit is recht bescheyt, de burger houdt standt, de dieven loopen en betalent met schandt!
Zondag 13 November. Van daagh is door expresse aanschrijvinge van d' heeren Staten van Holland, op de ernstige recommandatie van zijn Hooght den Prince van Oranje, in alle publique kerken gebeden voor den persoon van zijn Hooght speciaal en de desseynen ten besten van ons lieve vaderlandt bij der hand genoomen. Van avond zijn weder eenige volkeren uit dit guarnisoen uitgetrokken zonder te weten waar na toe. Maandagh 14 November. Perfecte tijdinge. Van Madrid comt de tijdinge van de rencontre in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||
de bay van Cadix met het Frans schip en de inhalinge van den Ambassadeur Paats als volgt:
Met een expresse heeft men van Cadix advis bekoomen hoe op den 13 deser den Hertog de Veraguas vernomen hebbende dat het Franse schip St. Jacques met 42 stukken geschut en 180 mannen veel silver aan boort hadde, gecommandeert heeft den admirante Nicolaas Gregorio met het schip St. Antonio de Padua 'tselve te gaan visiteeren, en dat, komende aan de sijde, de Fransse Kapiteyn la Ponte daarna niet willende luisteren, geantwoort heeft met een geheele laag artillerie en musketten, waarmede wij verlooren de Viedor Generaal don Pedro Antonio de Silva y Cordonna, en een soon van de Prince de Monte Sarchio, en Nicolaas Gregorio gequest, met ontrent 20 dooden. D'onse ziende sulke insolentie, hebben daarop geschooten en geraakte brand in 't kruyt, in voegen meest opgevloogen is, daarna gesonken met ontrent 2 milioenen patacons aan silver en goederen, en men heeft op de resteerende Fransse scheepen, die in de baay waren, soldaten geset. Dan het meeste zilver zal gesalveert werden voor den Konink. Den 15 deser heeft de Hollantse Ambassadeur extra ords hier zijn publique intreede gedaan, heel magnifycq met kostelijke carossen, en heeft audientie gehad met groote toejuichingh van de grooten en van de gemeente, die roepende in france taal lang leve de Hollanders en de duivel haal de Franssen! hij heeft al de wapens aan zijn deur gehangen, en was met al zijn gevolgh op zijn Spaans gekleet, dat hier zeer aangenaam was. Maandagh 14 November 1672. Van daagh zijn Hooght jarigh zijnde en nu 22 jaren out geworden, is den Haage daar veel vreugde vieren in de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||
legerposten, het schieten van canon &c. geweest, en is de Princesse douagiere daar over gefeliciteert. 15 Dinsdagh. Van dese morgen zijn hier bij het Ed. Mog. College ter Admiraliteyt aangenomen 12 Zeekapiteynen, en haar belast ieder 50 matrosen te werven, om in alle voorvallen paraat te zijn en bij provisie de scheepen voor en in de stads walen leggende te bewaken, de namen van de Capiteynen zijn:
Van daagh ben ik geweest met Jan Westendorp na Amsterveen, daar wij op den Overtoomse wegh bijna aan moeyten zouden hebben geraakt tegen 4 schavuiten, maar uit de mont sprekend passeerden en bevonden dat het met dese oostewint, die reets eenige dagen hadde gewayt, dat het soo hart hadde gevrooren dat wij op een sloot na gissinge wel 12 à 14 voeten wijt op 't ijs konde staan; de schans aan den Overtoom was mé in zijn 4kant en met vriesse ruiters in plaats van poorten geslooten, en op onse wederomkomste zagen wij de gront breeken beneffens den Overtoom | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||
aan de oostzijde tussen het hoekhuys en de overhaal, om aldaar een duyker te leggen en alsoo het water van de Haarlemmer Meer door dese stad te brengen, dat een heylsame saak zal zijn. Van daagh gaat weer volk uit dit guarnisoen. 15 Novembr Dinsdagh. Het guarnisoen van Ouwater bekomen onder Woerden 2 scheepen met gesaagde deelen en hebben 't binnen Ouwater gebraght. 16 Woensdagh, November. Veel zeggen waar zijn Hooght zoude zijn, doch alles zonder zekerheyt, dogh ontrent den Luixen bodem schijnt wel het naaste. 17 Donderdagh. Van dese voorleden naght hebben de Franssen Abkoude afgebrandt, ruim de helft van de huisen, en zoo men het seggen van de roomsgesinden gelooven mag, zoude de Priester van het dorp met zijn heilige ciborie gewapent na haar toe gegaan zijn, 'twelk de Fransse ziende, zijn altemaal voor hetzelve op haar knien gevallen, en soude op zijn versoek van voorder te branden, afgelaten hebben en voort zijn vertrokken. November 18 Vrijdag. Tijdinge dat zijn Hooght tot Maastricht zoude zijn aangekomen en reets met 16000 cavaljery de brugh over de Maas zijn gepasseert, die van Luyk zoude bij hem geweest hebben en over eenige saaken ontrent voeragie zijn geaccordeert. Van avont gaat onse compagnie aan de Muyderpoort ter wagt en wij met een ½ corporaalschap op Fuinen; het binnenwoort was Utrecht. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||
Novemb. 19, Zaturdagh. 20 Novemb., Zondags. Van dese morgen ontrent 4 uren ontstont er een brand in de nieuwestraat in een bakkershuys, en was terstont zoo hevigh dat den bakker en zijn vrouw en 2 kinderen zijn in de brand gesneuvelt en huys naast de deur mede beschadigt, ten ware het doen doot stil was zoude een groote en periculeuse brand hebben geworden, de twee vrijwillige ruyters compagn quamen terstont te paarde om alle disordre en quade practijken, die daar hadden mogen onder schuilen, voor te komen. 21 Maandagh. 22 Novemb. Dinsdagh. 23 Novemb. Woensdag. Zijn hier 2 compagn Pruissisze volkeren aangekomen en waren altemaal metwonderlijke houwmessen of bijlen gewapent, het fatsoen staat hiernevens uitgebeelt, 't was altemaal fray volk, hebbende de meeste part bonte mutsen op 't hooft en blauwe rokken aan 't lijf, dat door de ongewoonte wonderlijk te zien was. NB. Dese houmessen werden bij haar ook voor of in plaats van een vorketstok gebruykt, alsoo zij boven dese bijlen of houmessen met een musket en rapier zijn gewapent. 24 November Donderdagh. Geruchten dat zijn Hooght na Ceulen zoude getrokken zijn, dogh zonder seekerheyt. Van daagh zijn de 4 valsche munters binnen Oudewater gehangen, werden de 2 daarvan eerst ieder de rechterhand afgehouwen. 25 Novemb. Vrijdagh. 26 Zaturdagh. Van daagh is hier afgepubliceert nevenstaande placcaat. Van dese morgen is een partije van 600 mannen uit | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||
Oudewater gegaan, bij haar hebbende veel schuyten, waarmede tot Montfoort sijn geweest, van waar alle het tuigvoer dat sij hebben konnen bekomen, weggenomen hebben en in de voorsz. schuyten geladen, maar dewijle de onse daar mede doende waren, hebben de boeren een dam in den IJssel gemaakt om de onse het afkomen te beletten, dogh daar komende hebben den dam weder deurgesteeken, en zijn behouden weder binnen Ouwater aangekomen. 27 Novemb. Zondagh. Voorleden naght heeft men wederom brand gesien, zommige zeggen: het is te Loosdregt, andre dat het Oudenaarden soude sijn. NB. Het is tot Ankeveen geweest en zouden daar 3 huysen zijn verbrandt, met verlies van 13 Franssen, zij meenden die post te forceeren, maar 't is haar mislukt. 27 Novemb. Zondagh. Van dese morgen is het dorp Ameyde bij Schoonhoven tussen Vyanen en Nieuwpoort afgebrand door de Fransen. De Veltmaarschalk Wirts is uit Gorkum daar ter stont na toe getrokken, gelijk men in dese brief kan sien, men heeft naderhand verstaan dat de Franssen, de post geforceerd hebbende, door de uitleggers soodanigh zijn begroet geworden dat se veel officieren en ontrent 180 man daar soude hebben laten zitten, zijnde den Marquis Chastelnau zijn eene arm digt bij de schouder aan stukken geschoten, zoodat hij vrijdagh daaraanvolgende daarvan is gestorven. 28 Novemb. Maandagh. Komen de brieven van Luyk, brengen mede zijn Hooght in persoon logeert tot Eysden tussen Navaigne en Maastricht, en zijn maght in de landen van Overmaas en een gedeelte op de Luixe dorpen; den Grave van Marcin is bij zijn Hooght gekomen en de Spaanse troepen te voet en te paart zijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||
mede tegen over Visée; onse ruiterij heeft in Visée gelogeert geweest; de Duitse zijn bij Oppenheim den zijn gepasseert; van daagh gaat onse compage aan Uitersze poort en Weesperpoort de waght, wij met de helft aan de Uitersze poort op de hoofdwagt, het binnenwoort was Keulen en het buitenwoort Breda. Wanneer wij doen de waght hadden bezet, zoo quamen de 12 Zeekapiteinen ieder met 50 man achter haar en trokken na buitene toe om aldaar scheep te gaan, gelijk ten dien eynde een partije korenlichters en ander vaartuyh, wel meer als 100 stark, geprest was, alsmede een groot getal slepers en voerluyden-paarden, om deselve vaartuigen te trekken. Prins Maurits was mede met zijn roeyjaght met 2 stukjes versien op den Amstel. 29 Novemb. Dinsdagh. Voorlede naght ontrent een uur is een gedeelte van de muur van 't bolwerk no 6, genaamt Diemen, van zelfs in de vest gestort, sleepende een canon van vier en twintigh pondt neffens battreye mede van boven neer. Comt tijdinge dat de troupen uit Blokzijl na Swartsluys zijn gemarcheert, verhoopen haast wat goets te hooren. De sleepers werden geprest om alle die nogh niet uitgetrokken zijn voor haar overluiden te koomen en van dese avont wederom een partij scheepen wegh te sleepen na de rondeveenen. 30 dito Woensdagh. Van avont gaat de Compage vrijwillige ruiters onder den Ritmeester van Maare uit na den Uithoorn en van daar na Meijert en Willis, daar komende vinden de boeren gevlught, maar wanneer wederom wilden keeren waaren door deselve de bruggen ten deele afgebrooken, zoo dat de onse niet zonder perijkel op verscheyde plaatze met de paarden door 't water moesten swemmen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||
Van daagh komt voor de eerste maal hooy uit de veenen alhier aan. 1 Decemb. Donderdagh. Tijdinge dat de aanslagh op Swartsluys mislukt is. 2 December Vrijdagh. Met brieven van Luyk dat zijn Hooght neffens den Grave Marcin Tongeren soude hebben belegert. Van desen dagh is nogmaals vernieuwt het placcaat van dat de saagmolens het hout moeten binnen brengen en niet in de steevesten bergen, nogh aan de molen meerder als 20 balken hebben, zijnde zoo veel hout als in 2 etmalen kan gesaagt werden. Ook is dit nevenstaande placcaat, waarin de ordre na desen ontrent brandt te houden, het bewaren van pakhuyzen en kelders, schepen &c. wert verhaalt. Van daagh compt de compagnie vrijwillige ruiters onder den hr van Mare wederom uit de veenen te rugge. 3 December Zaturdagh. Tijdinge dat Tongeren in het landt van Luik door zijn Hooght en de Spaanse zoude ingenomen zijn (is abuis bevonden). Van des voormiddagh is het Poolse volk tot nogtoe hier gelegen aan de nieuwe stads herbergh scheep gegaan om na het Prince leger te varen. De bootsgesellen, 28 Novemb. uitgetrokken, zijn wederom thuys gekoomen, alsoo daar de marine en zoldaten ettelijke 1000 man stark zijnde, het werk vorders wel konnen doen, en komt vast alle dagen veel hooy aan, men is doende om groote schuiten op de varkemarckt te maken daar het hooy aanstonds werd ingebraght. 4 dito Zondagh. 5 Decemb. Maandagh. Tijding met de brieven van Aken dat zijn Hooght een quartier uurs van Aken was | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||
gearriveert om de Fransse onder den ducq de Duras, leggende bij LinnigGa naar voetnoot1), op te zoeken. 6 December Dinsdagh. 7 December Woensdagh beedagh. Van daagh zijn de heeren Spaar en Ernstein Sweetse Ambassadrs, komende uit Engeland, alhier gearriveert, voorleden naght zijn eenige vant casteel t' Abcouw tot Breukelen geweest en hebben aldaar 14 Fransen bekoomen, die in een brouwerij goed cier maakten en nogh op een hofsteede 5 gevonden, dese 19 Fransen hebbende met haar op 't casteel gevangen gebraght, neffens eenige Breukelaars en besonder een wever, die men zeit de Fransen verscheyde malen als gidse heeft gedient. 7 Decemb. Woensdagh beedagh. Van daagh hebben de Franse tweemaal op het schansie tot Ankeveen gestormt, maar zijn na datse mannelijk afgewesen waren, vertrokken. 8 dito Donderdagh. Van dese morgen vroeg zijn 6 Fransse tamboers en 5 soldaten, komende van Uitert en Naarden overlopen, hier binnen gekomen, klagen zeer van gebrek en slegte betalinge, zoo dat zij van meening zijn dat, wanneer het gesloten water is, datmen overal kan paszeeren, ongelooflijk veel zullen wegloopen. Van daagh zijn de Zweedse Ambassadeurs incognito in den Haage gearriveert. Bij placcaat van haare Hoogmogende de heeren Staten Generaal is op nieus verboden geen contributie of brandschattinge aan de vijanden van desen Staat te geven. Van avont gaat onse compage op St. Antonie waagh ter waght en wij met een corporaalschap op de Kattenburger jagthaven en keerweer ter waght; het woort was Edam. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||
9 December Vrijdag. Tijdinge dat ducq de Duras op het naderen van zijn Hooght per poste de vlugt heeft genoomen en treckt zeer haastigh na de Marschal de Turenne, die ook uit zijn legerplaatse is opgebrooken en reets tot ontrent Mets is geavanceert. De generalen Spaan en Eller zijn met ontrent 16000 mannen van der Lipstad opgebrooken en in Munsterland ingevallen en zouden reets tot bij Koesvelt zijn gekoomen. Van deze morgen is een Franse Capiteyn hier binnen gebraght door 6 soldaten van de Compe van den gevangen Capiteyn Witsen, die haar in huismans kleeren staken en met een kleyn schuitie met hangelroede en vistuyg versien tot onder Naarden quamen vissen, en alsoo dese Capiteyn de poort van Naarden, die hij van meining sijnde wat te wandelen uytkwam, hebben zij hem voor deselve aangetast, in het schuitie gesmeten en zoo gevangen ingebracht, hopende dat haar Capn daar tegens zal vrijgelaten werden welke daat en trouwe zeer wert gepreesen. 10 Zaturdag. Zondag 11 Decemb. Maandag 12 dito. Van daagh zijn de Fransen ontrent 5 à 600 stark uit Woerden tot bij Camerijk gekoomen om aldaar alles te plonderen en brandhoud na Woerden af te halen, soo heeft den baron van Thegenvelt zig met 400 man derwaarts begeven, commandeerende een Capiteyn met 60 man voor uit om de Franse recognoscheeren, waarin de voorsz. Captn zigh defftig queet, maar komende voor een sloot daar hij met de voorsz. 60 man niet over kon, wierd van den hr baron voorts met de rest gevolght, dewelke met zoodanigh zuccesz met hun halve pieken op den vijand los gingen, dat niet alleen vlugtende na Woerden wierden gejaaght maar ook ontrent 70 mannen van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||
haar volk dood geslagen en veele versoopen zijn, de onse voor Woerden komende dese nog eenige schoten na de schildwaghten op de wallen, waar na weder in goede ordre na haar posten zijn vertrokken. 13 Decemb. Dinsdagh. Van daagh heeft den Grave Douglas zijn Compage dragonnes op den Dam aan de Magistraat vertoont, zijnde uitmuntend schoon volk, altemaal in het blauw laken gekleet en op haar hoeden met swarte en oranje pluimagien versien, dry tamboers reden met haar trommels te paard, als ook twee schalmey-speelders, dat door de ongewoonte wonderlijk was om aan te schouwen. 14 Woensdagh. Van dese morgen is de voorsz. Compe dragonders na Swammerdam getrokken. 15 Donderdagh. 16 Vrijdag. Voorleden nacht ontrent 1 uuren was hier brand in een verwerije op de Princegraft, maar wierde tijdelijk geblust, en begint het weer met een oostewint wat op te koelen en na vorst te gelijken, ook te vriesen. 17 Saturdagh. Voorleden nacht zoo hart gevrooren dat men overal op de velden die onder water leggen heeft gereeden. 18 December Zondagh. Van de voorleden naght heeft het zoo hart gevrooren dat verscheyde persoonen op het IJ voor de palen hebben geloopen. Van avont gaat onse Compage aan de Uiterse voor de eene helft en wij met de andre helft aan de Weesper poort te waght en woort was den Haagh en het buitenwoort was Leyden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||
21 Decemb. Woensdagh. Tijdinge van Brussel en Antwerpen dat zijn Hooght voorlede week tussen donderdagh en vrijdagh Charleroy formeel heeft belegert, en verlede sondagh morgen meester van de conterscharp was geworden, en sondagh avondt over de gracht tot aan de wallen was genadert en de mineurs al begonden te werken. De Gouvernr was met vrij een gedeelte van zijn volk na Tongeren getrokken, alsoo zij meenden dat het daar zoude gelden, zoo datter maar 300 soldaten binnen waren. 500 Switsers uit Bucquoy meynende daar binnen te komen, maar waren aan quartier van den heer van der Lecq geslagen. Van daagh is het hok daar 's lands oorlogscheepen leggen, rondom open gebijt. Donderdagh 22 Decemb. Van daagh heeft men begonnen het IJ op te bijten en wert hetselve met bogten in manier als de graften om bolwerken loopen gemaakt, om daar 12 uytleggers in te leggen die op malkanderen zullen flankeeren. NB. Mij wert onderreght dat op deselve wijse wanneer Koppenhaven was belegert, alsoo is gebijt. 23 Decemb. Vrijdagh. Van dese morgen is, om dat het doy weer is geworden, bij de Magistraat geordineert de voorz. bijt te staaken; even voor de middagh zijn de Luyksz en Maastrichtsz brieven gekoomen, die niet als bloote geruchten mede brengen, maar de postmeesters van beyde die plaatsen schrijven door een briefje bij de pakketten ingesloten, dat zij zeekerheyt hebben gekreegen na het pakken van de voorsz. brieven dat zijn Hooght Charleroy zoude hebben vermeestert, 'twelk aan Borgemeesters vertoont, die, zoo ik selfs uit een van haar als ook van onse Capiteyn, die mij sogt, dat deselve in Crijghsraat zulks hebben voor geloofwaardigh bekent gemaakt, is aangedient, maar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||
alsoo van avont de Brabrantsz brieven zijn gekomen bevint men het voorsz. niet geloofwaardigh te zijn, want de brieven van Brussel zeggen dat het nogh niet over is, maar die van Antwerpen spreeken verder en seggen dat ons leger is opgebrooken en dat de Gouverneur Montalte daar met ontrent 400 mannen zoude zijn binnen geraakt en wij met stormen veel volks, waaronder monsr de Hourignie van de Spaanse zoude hebben verlooren. Van dese voormiddagh ben ik tot Luitenant van de bijdt gemaakt. Van dese namiddagh ben ik ook door de heeren Burgen buurtmeester gemaakt. 24 Decemb. Zaturdag. Van dese morgen zijnder verscheyde brieven van 's Gravenhage met de post geschreven aangekomen, dat gisteren avondt ontrent de klokke 5 uure in den Haagh zoude aangekomen zijn een expresse van zijn Hooght, dat hij Charleroy zoude hebben geëmporteert, maar alsoo tot nogh toe geen expresse tijdinge aan de heeren Burgemeesteren is gekoomen, wert hetselve niet gelooft. 26 dito Maandagh. 27 dito Dinsdagh. Alsoo het vrij hart heeft gevrooren, isser van daagh rondom de stad door de borgerije gebijd en de groote bijdt opt IJ door de gildens en weesjongs voort op gemaakt en hebben wij na datter gebijd was, van die gene uit onse compagnie gebijd hadden elk 10 stuiv. uitgedeelt, uit hetgeene dat van die thuys gebleven zijn is ingevordert. 28 Decemb. Woensdagh. Van dage zijn de huysluyden van Waterland opgetrokken om te bijten rondom de buitenkant van de Waterlandse dijken, alsoo de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||
Fransse eenige volkeren bij den anderen rukken en misschien iets over ijs mogten ondernemen. Van daag gaat onse compage ter waght, voor de eene helft aan de Weesper en wij met de andere helft aan de Uytrechtse poort, het binnenwoort was Alphen, het buitenwoort is Aardenburgh. Van daagh is de Crijgsraad vergaart geweest en daarin het waaken om de vijfde naght vastgestelt, als ook iets ontrent allarmplaatsen &c. geredresseert. Van avont komt een huysman de poort van onse wagt in, berigt dat de Fransen na onse posten tot Bodegraven en Swammerdam waren getrokken, zoo dat onse Captn ons ook berichte dat bij de heeren Magistraat kennis was, dat de selve Fransen iets dese nacht souden onderneemen, en uit vreese dat het ons mogte gelden, is alle uuren ronde uitgezonden en was mijn beurt neffens Niklaas Lokhorst en 4 schutters de ronde na de Leytse poort te doen: gaande ontrent 12 uuren uit, zoo bevinden wij tussen de Weringer poort en de Leytse poort niet een burger schildwagt op den wal en op de eerste baterij de Weeteringspoort na de Leytse kant, daar 3 stukken op stonden, geen boschieter, dat wij aan de wachthebbende op de Leytsepoort bekent maakten en kregen tot antwoort dat zij het al wisten en ordre hadden gegeven om het te doen, waar van daan wij ten één uure weder op onse wagt quamen. 29 Decemb. Donderdag. Is dit hier afgepubliceert dit placcaat aangaande de allarmplaatsen. 29 Decemb. Donderdag. Van dese morgen ten 5 uuren kommandeert mij de Captn neffens Nieuland en 4 rotsgesellen met hem een keer te doen aan de Weesperpoort en alsoo twee adelborsten (Philips de Goes en Melis Bosman) van die poort op onse wagt de ronde deden, keerden die neffens haar assistentie van rotsgezellen, waaronder een genaamt Hendrik Lukasz, die, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||
wanneer wij op de Amstelsbrug zijnde over de borstweering aan de wagt op de boom roepen, achter ons staande, achter over valt en voort opgenoomen zijnde, in de naaste korte guarde van de zoldaten gebragt is, maar was terstond doot zonder een woort te spreken. Soo dra als de poort open gonk quam tijding op tijding dat Swammerdam in brant stond, waarop de Kapiteyn mij versogt met hem te gaan na buiten gelijk den Amstel langs gaande deden, besagen onderweegh het buitenwerkje bij Welna, daar jonker Jan van Gelder met 50 mannen de wagt hadde, dogh vonden het niet houwbaar en onmogelijk om met veel, ik laat staan zoo weynig volk te verweeren. Komende een stukje aan deese zijde van het loopvelt sloegen veldewaars in, gingen dwars over landen en slooten totdat we op de Amsterveensche wegh quamen, en van daar aan de Overtoom, daar veel volks komt vlugten met wagens en sleeden van Reynsterwoude, zeggende dat Swammerdam en Bodegraven in brand en al tot asse waren, onderwijle wij eens ververschten komen 32 soldaten met haar kommandeur van Nieukoop, daar zij op eenige snebschuyten hadden gelegen, en berichten dat de dorpen Swammerdam en Bodegraaf verbrant waren en den vijand, noorden zijnde, het eene eynd van Nieukoop quam intrekken zoo als zij daar van daan trokken, om datse het met zoo weynig volks niet konden tegenstaan, die van den Overtoom waren doende met bijten en hakten een wijde sloot open, die buiten het schansie aan de Amsterveense wegh begindt en aan de stad eyndight. Van avont komt tijdinge dat het zoo quaat niet is met de voorgaande tijdinge als de geruchten daar van loopen. 30 Decemb. Vrijdagh. Van de morgen tijdinge dat de branden van gisteren zijn geweest 10 à 12 huisen, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||
staande ontrent Swammerdam, en dat alles bij de onsen in goede staat is, maar evenwel dat Koninksmark zijn post van Swammerdam hebbende verlaten tot ontrent Leyden zoude zijn gekomen, maar den Raatpensionaris Fagel, die sig toen tot Leyden bevond, weder na zijn post is gelast te vertrekken en is nevenstaande brief in dese courant van 29 dito in druk publijk door ordre van de Magistraat hier over deselve saak bekent gemaakt, maar andre particulieren brieven maken ons bekent dat een gedeelte van de Fransse bezet zoude zijn en met inlaten van water als anders dapper benaut werden, waar van het succes verwagt wert. 30 Decemb. Vrijdagh. Van daagh is hier afgepubliceert datmen alle scheepen die in Vrankrijk gemaakt zijn, evenveel waarmede die gemant zijn of waarze van daan komen, zal prijs verklaren zonder onderscheyt, gelijk hier naast kan gesien werden. 31 dito Zaturdag. Tijdinge dat de posten van Nieuwerbrugge, Bodegraven en Swammerdam zijn van d' onse verlaten en door de Franssen ingenomen, dat hier een dapre ontsteltenisse geeft. Zijn Hooght arriveert dese voorlede nagt selfs in 't leger, dat nu aan de Goudse sluys en in Alphen is geleght; dese morgen is Bodegraven en Swammerdam ten gronde toe afgebrand met kerken en al. Den Colonel Pain & Vin, die de posten verlaten heeft, is met nogh eenige officieren daar over gevange, veele van de borgerije van 's Gravenhage, Schiedam, Rotterdam &c. zijn mede bij sijn Hooght aan de Goutse sluys gearriveert. Tot Leyden is voor eenige duysent mannen geweer gevonden in particuliere huysen, te weten snaphanen, pistolen, al met scherp geladen, pieken, helbaarden, trommels en vaandels incluys. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||
1673.1 Januarij Zondagh. Verstaat men hoe schrikkelijk de Franssen in de verlatene posten hebben huysgehouden. 2 Januarij Maandag. Van avont gaat onse compagnie wederom ter waght aan de nieuwe loots, anders Heertie Jans lijnbaan, en was het woort Purmerent. Onse Luitenant, uit de Krijgsraat komende, zegt datter bij Borgemeestr opt versoek van de Prins van Oranje is voorgesteld om in dese hoogdringende nood van 't land, de liefde om 'tzelve te beschermen voor den vijand, versoght wierd dat die gene die de couragie hadden hem vrijwilligh wilde verklaren om een togt voor de vrijheyt te wagen, waarop onder ons korporaalschap sich lieten aanteykenen Jacob Lootsman, Lucas Watering, Jacob Kalaber, Harmanus Steenbergen, Dirk Valk, Jacob Nijland, mr Diderik van Geyn, altemaal adelborsten, en uyt de andere corporaalschappen na advenant, gaande ons Captn Luitenant en Vaandrigh mede voor vrijwillige. NB. 2 Corporaalschappen aan de nieuwe loots, zijnde het eerste en tweede, en het derde op de Jachthaven, hebbende het tweede de hooftwaght. 3 Januarij Dinsdagh. Van avont ontrent 4 uuren komt de tijdinge dat Coeverden door de Groeninger milietie is geëmporteert, dat men hier niet kan gelooven. 4 Januarij Woensdagh beedagh. Tot nogtoe confirmatie van 't voorgaande ontrent Coeverden. 5 Januarij Donderdagh. Zeekere tijdinge dat Coeverden over is, de particuliere tijdinge hiernevens. 6 Januarij Vrijdagh. Gerugten dat Nieuwerbrugge door den hr Tromp zoude zijn wederom genoomen, maar is tot nogtoe abuis. Nieuwebrugge is door de Franssen verlaten en bij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||
de onse wederom ingenomen, zijnde met hermaken van de werken bezigh, waartoe de boeren zijn opontboden. Van daag zijn hier wederom eenige scheepen met volkeren te paarde van de Hartogh van Kourland aangekomen, als mede 6 compagn ruiterij van het regement van de heer van Obdam, comende van Charleroy. Van daag was het buitenwoort helpen. 7 Januarij Zaturdag. Van daagh comen wederom eenige Courlandsche ruyterij hier binnen, zijnde zeer schoon volk. Komt ook tijdinge dat de Ommerschans bij de biscopse verlaten en door de onse wederom is beset. NB. abuys. Van avond gaat onse compage in 't geheel ter wagt aan de Weesperpoort; het woort was Brussel, het buiten woort was Vyanen, en is bij Krijgsraat vastgesteld vermits het ijs altemaal weg gedoyt is, dat men morgen weder met 6 compagn zal beginnen te waken. 8 Januarij Sondagh. De Courlandse volkeren pleegen veel moetwil en werden ons genoegsaam tot een last, alsoo men in dese stad dat ongewoon is. Men begint zeer te murmureeren over het beleyd der saken in deze tegenwoordige tijd, en werd zijn Hooght van veele zeer besprooken. 9 Januarij 1673 Maandagh. Van daagh gaat wederom een partij volk, men seght ontrent 3000 man, zoo te paarde als te voed scheep om na Vriesland te varen, alsoo Rabenhaupt om volk schrijft. De bootsgesellen moeten alhier voor haar Captns logement verschijnen. 9 Januarij. Vermits dese starke zuid en zuidweste winden zoo komt het water door de Goudse en Goverwelle sluys ingelaten altemaal hier na toe dringen en loopt tegenwoordig over alle wegen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||
die buiten dese stadt zijn, en is de Bijlmermeer door de voorz. persing ingebrooken. 10 dito Dinsdag. Van daagh is het concept van binnen 14 dagen uit de provincie van Holland alleen hondert duisent mannen te leveren in het licht gekomen, uitgevonden van Isaak Dusart en Jacob van Daal, en aan zijn Hooght neffens de heeren Burgems opgedragen, dog dewijle het in druk is refereer ik mij aan hetselve, maar dit moet ik seggen dat het bij de meeste ingesetenen zeer smakelijk is. 11 dito Woensdagh. NB. van avont ontrent 11 uuren onstond hier een groote brand bij d'nieuwe joodse zynagoge en zijn daar 2 woonhuysen nevens verscheyde pakhuysen teenemaal verbrand, de borgerije was aanstonds door de geheele stad in het geweer en besette alle passagie, waar mede niemand uit de eene wijk in de andre konde komen. Het zijn de huysinge van de oude Admiraliteyts lijnbaan en was in hetselve het touwerk en brandtuyg tot verbranders. NB. dese brand soude door een kneght van de hr van Reygersbergen, die zijn stal en hoy hadde, zijn veroorsaakt, deselve was met een kaars gaan hooy afhalen en liet soo lang de kaars staan tot dat hij na sijn genoegen afgehaald had, onderwijlen wasser eenigh hoy aan de kaars aangestoken, daarin het afhalen van de kaars niet meer gesien was, en is alsoo tot een groote brand uitgeborsten. Van daagh is de uitschrijvinge gedaan om op den eersten Februarij sijnde de ordinary maandelijke beededag, God de Heere in alle publique kerken te looven en te danken voor den zeegen dien God de Heere op den 6 deser met het veroveren van Koeverden aan den Staat heeft verleent. 12 Januarij Donderdagh. Het is binnendijks nogh zeer hoog water en vermits het openen der sluysen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||
gaat hier een starke stroom door de stad na 't IJ toe, zoo dat het water in de graften binnen de sluysen zoo zoet is dat men daar uit zoude konnen brouwen. Voor mijn deur, dat dicht bij de nieuwebrugh opt water is, was het soo soet dat men het soude konnen met fatsoen drinken. 13 dito Vrijdagh. Luiden van buitene komende zeggen wederom van de naght brand gesien te hebben en meenen dat het na de Woerdse kant is. Alhier is van daagh afgekondigt dat men geen belaste hypotheecque mag executeeren, wanneer den intrest betaalt werd. 14 dito Zaturdag. Zijn wederom een partije andre Courlanders voor dese stad te water gearriveert. 15 Januari 1673 Zondagh. De Courlandse die voor de stad waren gearriveert zijn van daagh uitgescheept en bij provisie op de ossenmarct gequartiert, waren dragonders. 15 Januarij Zondagh. De Courlandse ruiterij, tot nogtoe hier gelegen hebbend, is van dese morgen vertrokken. 16 dito Maandag. Van dese morgen zijn verscheyde compags dragonners hier uitgetrokken. 17 Januarij Dinsdagh. Van daagh gaat onse compe aan de Muijerpoort ter waght en wij met het eerste corporaalschap bij Heertie-Jans lijnbaan in de loots, en alsoo ik zavonds de Capiteyn en Vendrig, die bij ons hadden weezen eeten, weder na de hooftwagt braght, stelde Weyman zijn zelven, dronken zijnde, zoo moetwillig aan dat hij des morgens bedarende het met 10 dukatons heeft moeten boeten; het binnenwoort was Uitrecht, het buitenwoort Trier. 17 Januarij Dinsdagh. Van daagh is de hr Pensionaris Hooft Secretaris gemaakt en de Secretaris Heemskerk is wederom Pensionaris geworden, en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||
wert reeden gegeven dat Hooft, maar 23 jaren out zijnde, geen toegank in de vergadering van Staten konde hebben. 18 dito Woensdagh. Van daag is deze nevenstaande notificatie wederom aangeslagen. 19 dito Donderdagh. 20 Januarij Vrijdagh. Voorleden naght heeft het dapper uit den noortwesten gestormt en is het water tot halfwege op de straaten voor mijn deur geloopen. 21 dito Zaturdag. Van deze morgen is de Krijgsraad vergadert geweest en is daar geresolveert dat 1350 mannen, die uit de Noorthollantsze steeden alhier sullen komen, in de respective 60 wijken van desen stads burgerkompagnien zullen werden geïnquartiert, zoodat ieder compagnie voor 22 man logement zal moeten verschaffen. Van deze namiddagh hebben wij de boeten onder onse compagnie voorgevallen afgedaan, en was in de krijgsraatkamer op het stadhuys onse bijeenkomst. 22 Januarij Zondagh. Van daagh komt onse Kapitein tot mijnen huyse en belast mij als buurtmeester om met asistentie van de korperaals van de compagnie, logement voor 22 borgers van Noortholland plaats te bestellen. Van daagh meynden de Franssen onse uitleggers bij Nieuwerbrugge te vermeesteren, maar wierden rustig afgewesen. Het weer begint wat te veranderen en helder op te klaren. 23 Januarij Maandagh. Van dese morgen heb ik neffens de korporaals plaats verschaft voor 22 mannen ten koste van de stad tot 3 stuiv. daags, en zijn geplaast als volght, vrijwilligh:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||
23 Januarij Maandagh. Van daagh zoude, zoo men zegt, de Colonel Pain et Vin, die de post van Nieuwerbrugge heeft verlaten, onthooft zijn. NB. zijn hooft is met 3 slagen afgeslagen tot Alfen. 24 dito Dinsdagh. Tijdinge dat een Zeeuse kaper met 14 stukken heeft verovert een Engelsz straadsvaarder met 30 stukken, zijnde geballast met tin en loot en voorders met 200 balen peper en andere stikgoederen geladen, en is alreeds in Zeeland opgebracht. De Kapiteyn van de kaper is genaamt Jan de Springer en heeft den 20 deser opgesonden tot Vlissingen een Engels schip, groot 300 lasten, gemonteert met 26 stukken, gaande van Londen na Smirna en Alexandryen, zeer rijk geladen, in hebbende 700 blokken loot, 150 vaatjes tin, 200 balen peper en 200 pakken met laaken, sayen, baeyen koussen en andre mannufacturen. Van daagh is dit nevenstaande van de 200 penning van de vaste goederen afgepubliceert. De wint wayt snedigh uit den oosten en 't schijnt te willen vriesen, gelijk voorleden nagt de binnengrachten al toe gevrooren zijn. 25 dito Woensdagh. Van dese morgen zijn 12 compagnien bootsgezellen op nieus geworven, alhier op de beurs gemonstert, men segt dat den ouden hr Rijngrave, Gouverneur tot Maastrigt, zoude overleden zijn. 26 Januarij Donderdag. Tijdinge dat Deventer door | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||
de militie van Groeningen van buyten en de burgerije van binnen zoude zijn ingenoomen, maar wert zeer aan getwijfelt. NB. abuys bevonden. 27 dito Vrijdagh. De bovenstaande tijdinge niet geconfirmeert, hoewel nogh pro en contra werd gewed. Van dese middagh zijn de boomen geslooten geweest en, na mij beright is, zoude ondertussen het vaartuygh binnen booms wesende beslagen zijn. Van daagh gaat ons compagnie ter waght, te weten: wij met onse en de helft van het tweede corporaalschap op het stadhuys als hooftwaght, en de andre helft van het tweede corporaalschap op de IJbrugh, het derde corporaalschap voor de eene helft aan de Westerhal en de andre helft aan de Zaagmolenspoort in de loots; het woort was Alphen. 28 Januarij Zaturdagh. Van daagh is nominatie van de veertienen gemaakt en zijn daarop als volgt: Dirk de Vlaming van Outshoorn, mr Dirk Hooft, Jan Appelman, Michiel Tielens, mr Nicolaas Witsen, Hendrik Bekker, Dirk Blom, Egidius Zautin, Johannes Comelijn, Hendrik Roetersz, Rombout Hudde, Francois de Vik, Jacob van Nek Jacobsz. De tijdinge van Deventer is nogh onseeker. 29 Januarij Zondagh. De tijding van Deventer onwaarheyd bevonden. Van daag gaan hier veel bootsgesellen en soldaten scheep aan de nieuwe Haarlemer sluys, en zijn hier voor bij geseyld, en men meent na Muyden toe. De Ritmeester Sigterman is hier van daagh met zijn compagnie ruiteren uit den Haag hier gearriveert. Van daagh komt hier een kaper op met 2 prijzen, waarvan het eene is den Nieukasteelsen Admiraal van de koolhaalders. 30 Januarij Maandagh. De militie op gisteren na | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||
Muyden geseylt zijn van daagh weder terug gekomen, zonder dat ik de waarom kan te weeten koomen. Tijdinge over Antwerpen uit Engelandt dat aldaar gearriveert zijn 2 Oostindische schepen, een van Suratte en een van Bandam, en komt met de tijdinge dat 11 Fransse scheepen op het eyland Ceilon gelandt waren en meynden aldaar een fort op te werpen, maar de hr Generaal Goens daarvan kennisse bekomende, hadde 29 scheepen daar na toe gecommandeert, die haar beset en 2 van haar proviantschepen hadden genoomen, de Franssen hadden wel, maar de Engelsche nogh niet den oorlog aldaar gedeclareert. 30 Januarij Maandagh. Schipper Fontein, voerende het schip de Fontein op hebbende 24 mannen, gaande van hier na Lissabon, heeft onderwegen een geladen Engelse koopvaarder met 39 mannen ontmoet, geattacqueert, genomen en hier opgesonden. 31 Januarij Dinsdagh. Van daagh is hier stats justitie gedaan over eenige persoonen, en sijn maar 5 personen gegeesselt en een onder de galge gestelt... tot nogh toe heeft het alle nagten zoo wel iets gevrooren, maar nu de voorleden naght eerst dattet na vorst begint te gelijken. 1 Feb. Beedagh. Voorleden naght zeer fel gevrooren. Van daagh is hier volgens oude gewoonte de Magistraat verandert en zijn tot Burgems gestelt Joan Hudde, Gilles Valkenier, Cornelis Geelvink, Huydekooper, heer van Marseveen. De nieuwe Scheepenen zijn: Hendrik Roetersz., Jacob van Nek Jacobsz., Jan Appelman, Egidius Sautijn, Hendrik Bekker, mr Nicolaas Witsen, Romboud Hudde. Vermits dat de hr Jan Hudde Outburgemeester is gebleven is dese hr Commissaris gemaakt en de heer Leonard Ranst in zijn plaats gesteld. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||
Met het schip uit India in Engeland gearriveert zijn hier brieven van Batavia, gedateert primo Augusto, waarmede [tijdinge] komt hoe dat monsr de la Haye met 9 Franse scheepen was gekomen in de bay van Trinquedale, ik meyn dat het zal Trinquenemale zijn op Ceylon, en daar een deel des volks hadde gelandt, men schrijft wel van 3000 mannen, om aldaar een fort op te werpen, maar den hr Rijklof van Goens hadde haar met ontrent 20 scheepen beset, en was ook een partije van onse natie te lande onder het beleyt van eenen Roothaas daar na toe in aantoght, te meer de wijle de Keyser van Kandij de Franse voor piraten erkende en adsistentie aan de onse presenteerde. Den Generaal Maatsuiker hadde meede 5 scheepen en daar inne 300 soldaten onder commando van een Quaalbergen tot hulpe daar na toe gesonden, en waren al 2 à 3 proviantscheepen bij van Goens genoomen, soo dat men meende dat de Fransen haar selve sullen consumeeren. 2 Feb. Donderdagh. Van daagh is in 's Gravenhage seeker inwoonder van Delft, die onder de handt volk had aangenomen om plonderinge en muitenatie tegen de overheyt aan te rechten, met den swaarde onthalst, een ander tot Iselmuiden wonachtigh, om zijn qualijk spreken van Prins en Staten gegeeszelt. De naam van de nevenstaande Delvenaar is Darnout van der Minne, zijnde een antycq draijer. 't Heeft voorleden naght zeer fel gevrooren, zoo dat ik 2 persoonen op het ijs voor de nieuwe brugh heb heb zien gaan. Van avond ts de Vorstin van Vriesland hier uit 's Gravenhage gearriveert. 3 Feb. Vrijdagh. Van dese morgen is de Vorstin van Friesland met een schuitie door het ijs breekende over het IJ gesed en zoo voort na Enchuisen vertrokken, om van daar na Leeuwarden te reysen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||
Zaturdagh 4 Feb. Van de voorleeden naght uitstekent koud geweest en zeer fel gevrooren, zoo datse van dese morgen met 5 à 6 personen bij anderen zijn over het IJ koomen loopen. Van daag is de Krijgsraat vergadert en het waken wederom op de 5de nagt gestelt, en zal men morgen weder zoo beginnen te waken. 2 Koerlandse ruiters komen met haar paarden over het ijs het IJ over. Van daagh gaat onse compage aan Heertie Jans lijnbaan, twee corporaalschappen hooftwagt en wij met onse corporaalschap op de jagthaven ter waght; het woort was Alphen. Wert met trompetten omgeblasen datmen op morgen sal bijten en is ook belast de poorten, uytgeseyd de Haarlemmer poort, savonts ten 5 uuren precys te sluyten, zonder die daarna open te mogen doen. |
|