Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 8
(1885)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||
Gerrit van Bevervoorde, wegens de schaking van Anna Magdalena van Reede te Brussel ter dood gebracht.
| |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
bewoonde dit goed in het jaar 1589. Hij leefde op vriendschappelijken voet met Hendrik van Rheden, gesproten uit een oud, aanzienlijk Hannoversch geslachtGa naar voetnoot1). Deze was vroeger Domheer te Munster, daarna heer van BrandlichtGa naar voetnoot2) en hofmeester van Anna, gravin-weduwe van Bentheim, geboren gravin van TecklenburgGa naar voetnoot3). Zijne vrouw Elisabeth, met wie hij in het jaar 1575 trouwde, was eene dochter van Johan Albrecht, graaf van MansfeltGa naar voetnoot4) en Magdalena, gravin van Schwartsburg. Hunne dochter Anna Magdalena, was in het jaar 1577 geboren. Ouders en dochter waren des zondags voor Michaëlis, 28 September 1589, op Wesmerlo te gast en bleven des nachts over. Van Bevervoorde sloeg geen acht ‘op eher, eerbaerheit und vrommmicheit, insonderheit den adelijken personen competeerende, en voornamelijk het jus hospitii.’ Toen zijne gasten ter ruste waren gegaan, zette hij in de zaal voor de slaapkamer van van Rheden en zijne vrouw Herman Beer, wien hij een roer gaf, en andere personen op andere plaatsen van het huis. Omtrent middernacht ging hij in de slaapkamer en deelde aan den wakker geworden van Rheden mede, dat hij | |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
moest reizen naar den graaf van Nieuwenaar, den stadhouder van GelderlandGa naar voetnoot1), en zijne dochter Anna MargarethaGa naar voetnoot2) mede wilde nemen. Toen de vader opmerkte dat hij daartoe zoo spoedig niet besluiten kon, was het antwoord dat de zaak ‘geen vertrek’ kon lijden, maar dadelijk geschieden moest. Van Bevervoorde ging toen naar de naastbijgelegen kamer, waar het meisje, eene jonge dochter, genaamd HarsolteGa naar voetnoot3) sliep. De moeder dit ziende sprong uit het bed, greep hem aan, rukte hem de lobben van den hals en viel, toen zij het binnengaan niet kon beletten, in onmacht op den grond. Haar man is toen mede ‘ut den bedde gefallen’, zoowel om van Bevervoorde tegen te houden als om zijne vrouw te ‘conserveren.’ Van Bevervoorde drong echter in de kamer, ligtte het slapende meisje uit het bed en droeg haar krijtende en schreeuwende in de zaal. Tegen Harssolte (sic), die haar vasthouden of volgen wilde, zeide hij: dat zij terug moest gaan, daar hij haar anders dood zou schieten, en sloot haar de deur ‘vor der nause’ toe. De vader en de moeder lagen nog in hun hemd op den grond. Van Bevervoorde gaf het steeds schreeuwende meisje over aan een zekeren Groenveld, die haar uit de zaal over de plaats en over de brug van het huis bracht naar den wagen van de vader, bespannen met paarden, des nachts uit het klooster - het | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
Fraterhuis - te AlbergenGa naar voetnoot1) gehaald. In de wagen zat Geurte van Rees, de vrouw van Beer, die nog steeds met het roer gewapend in de zaal op de wacht stond. Van Bevervoorde ging terug om de kleederen van het meisje te halen. De ouders lagen nog op den grond en de vader riep uit, dat, zoo hij zijn kind moest missen, hij maar dood geschoten moest worden. Van Bevervoorde sloot de deur van de slaapkamer en van de andere vertrekken en de poort van het huis digt, liet de planken van de brug wegnemen en reed met het steeds kermend en weenend meisje heen...... Van Bevervoorde kwam zonder moeite over Doesburg - Zutphen was nog in handen van de Spanjaarden - met het geschaakte meisje te Arnhem, waar hij haar in de herberg ‘de Prins’ bracht enz. De heer Sloet gaat in zijne bijdrage met zijne gewone zucht tot grondig onderzoek voort met de vermelding der rechtsgevolgen van dat ongehoorde gruwelstuk en deelt alzoo een aantal bijzonderheden mede uit hem ten dienste gestaan hebbende gedrukte of ongedrukte bescheiden, welke mij onbekend zijn en ook niets toedoen tot het doel, waarom ik gemeend heb, ná een te lang stilzwijgen, een hoofdbezwaar aan te voeren tegen het slot en de conclusie van Sloets arbeid. Wel had ik van den aanvang af eenige bedenkingen, maar deze waren van eenigszins ondergeschikten aard en zonder den lust, die mij eindelijk bekroop, om mijn hoofdbezwaar mede te deelen, zou ik wellicht nooit de pen tegen een man, zoover in kennis en wetenschap boven mij verheven, hebben opgevat. Onder mijne bedenkingen van ondergeschikten aard | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
reken ik er allereerst de uitdrukking in het opschrift van Sloets artikel, namelijk dat Gerrit van Bevervoorde de bewuste schaking jure militari zou hebben gedaan. Het spreekt toch wel van zelfs, dat er in geen land van de wereld een jus militare kan bestaan of bestaan hebben, dat tot zulk een misdrijf, als door Bevervoorde begaan, recht zou geven; het hoogste wat men zeggen kan, is dat Bevervoorde van zijn kant in den loop der zaak een forum privilegiatum pretendeerde, hetwelk evenwel, zooals dan ook door Sloet wordt vermeld, niet werd erkend. - Eene tweede bedenking had kunnen inhouden de verkeerde spelling van den familienaam der geschaakte. Wel wil ik erkennen, dat soms nog, maar zeker in vroeger tijd, de naam van Reede veelal als Rheede, zelden als Rheden, vermeld is gevonden, maar hier wordt gezegd, dat Anna Magdalena de dochter was van Hendrik van Rheden, gesproten uit een oud aanzienlijk Hannoversch geslacht, terwijl het volkomen zeker is, dat de familie van Reede, waarvan Hendrik deel uit maakte, een oud Munstersch geslacht was, een geheel ander wapen voerende als het Hannoversche geslacht von Rheden, welke twee geheel verschillende familien ik zelfs niet geloof, dat ooit vermaagschapt of verzwagerd zijn geweestGa naar voetnoot1). Eene derde opmerking zou ik hebben kunnen maken tegen de soort van afstamming, door Sloet gegeven van den schaker Gerrit van Bevervoorde, welke afstamming in zijn opstel of | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
inleiding daartoe, op zijn zachtst genomen, onduidelijk isGa naar voetnoot1). - Maar, zooals gezegd is, deze en mogelijk nog eenige andere bedenkingen van ondergeschikt belang zouden mij niet bewogen hebben de zaak der schaking nogmaals ter sprake te brengen, zoo niet de onverbiddelijke Geschiedenis, die ook het gruwelstuk met de gevolgen van dien vrij omstandig vermeldt, mij had aangespoord de aandacht op nieuw daarop te vestigen en den ouden heer van Spaen te zuiveren van een onverdienden blaam, door een zijner, ik ben er zeker van, vurige vereerders op hem geworpen, medegesleept door zijne diepe verachting van familielegenden en wat dies meer zij. - De heer Sloet, na zooals wij gaarne erkennen, de haast onbegrijpelijke rechtsgevolgen der schaking omstandig en zoo duidelijk mogelijk te hebben medegedeeld, vermeldt nu ook het eindvonnis, indien men het zoo noemen mag, waarbij van Bevervoorde, die zich middelerwijl uit de voeten had gemaakt, dus contumax, wegens raptus en effractio carceris werd veroordeeld en gerelegeerd uit het vorstendom Gelder en graafschap Zutphen, ‘in | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
der gestalt, dat een iederen vrijstaett und thoegelaten wordt gemelten beclaechten the apprehendieren und der ouerichheit over the leveren enz.Ga naar voetnoot1).’ En hiermede, vervolgt de heer Sloet, eindigde een geding, dat een blik doet slaan op de verwarring, die bij de wording onzer republiek heerschte over de grenzen der hoogste staatsmachten. Hij voegt er ten slotte nog de vraag bij: hebben wij soms ook aan iets ergers te denken? en eindigt met te zeggen: ‘toen de rijksarchivaris (onze wederzijdsche vriend van den Bergh) kennis had genomen van de betrekkelijke stukken van den Raad van State en van de Staten Generaal, schreef hij mij: ‘De zaak schijnt eene kapitale knoeijerij te zijn’, en terecht zegt dan ook Sloet: ‘Ik vrees, dat daar waarheid in gelegen is.’ ‘Maar’, gaat Sloet voort, ‘in de plaats van authentieke stukken treden nu familieoverleveringen.’ Bij von SteinenGa naar voetnoot2), Geslechtes Nachrich von denen von Torck, zegt hij, leest men: ‘Johan, Herr zu Lengerich 1602 vermählt sich mit Anna Magdalena, Heinrich von Reede zu Brandlicht und Elisa, grafin von Mansfeld Tr. Diese war in ihrem 12e Jahr von Gert oder Johan (sic) von Beverforde entführet 1589, und er ist hernach enthauptet worden.’ Van Spaen, zegt Sloet verder, nam dit bijna woordelijk over in de door hem opgemaakte genealogie van het geslacht Torck bij den Hoogen Raad van Adel. In de genealogie van van Rheden (sic) gaat Sloet voort, krijgt het verhaal eenige uitgebreidheid. Bij Anna Magdalena wordt vermeld: ‘Huuwde Johan Torck tot | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
Lengerick, domheer te Munster 1602, in 1589 ontvoerd door Gerrit van Bevervoorde, die eerst ontvlugt, later gevangen, te Brussel deswege onthoofd werd 17 October 1597.’ ‘Van Spaen’, vorvolgt Sloet, ‘gaf er nog grootere uitbreiding aan. Hij schreef eigenhandig in de (ook door hem opgemaakte) genealogie van van Bevervoorde bij onzen Gerrit.’ Hij ontvoerde Anna Magdalena van Reede, Hendrik en Elisabeth van Mansfelt dochter, die eerst 12 jaren oud was 1589. Nadat hij haar langen tijd bij zich gehad had, wordt hij te Arnhem geregtelijk gedwongen haar weder over te geven en hij werd deswegen te Brussel onthoofd 17 October 1597. Haar moeder dwingt haar de executie aan te zien en een rok te maken van het zwart fluweel, waarop hij onthoofd was, dien zij dragen moest. Zij is daarna getrouwd met Johan Torck tot Langerick. En nu vraagt Sloet verder: ‘Hoe is het mogelijk, dat een man, die van zich zelven getuigtGa naar voetnoot1) dat zijne grootste kundigheid bestaat in een beredeneerd twijfelen en niet voor waarheid aan te nemen, wat latere schrijvers uit overleveringen ontleend hebben, aan zulk eene familielegende, die hij ergens gevonden of die hem ter oore gekomen zal zijn, eene zekere historische waarde gaf? Zien wij nu, of werkelijk familielegenden aanleiding hebben gegeven tot het vermelden, dat van Bevervoorde wegens de schaking of geweldige ontvoering te Brussel onthoofd is. Ik ben in het bezit van vier genealogiën van het geslacht van Reede. Eene volgens Buchel, een hoogst vertrouwbaar genealogist, ook daarin staat ‘Anna Mag- | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
dalena van Reede werd vervoerd van Joost (lees Gerrit) van Bevervoorde, maar vervolgt is, tot Brussel gevangen ende onthoofd’. Meer niet. In eene tweede genealogie ‘volgens (zooals er op geschreven is) de opstelling van de familie zelf staat bij de vermelding der drie dochters van Hendrik van Reede en Elizabeth van Mansfeld-Arnstein. Hij †...., zij † 1602. Een dezer bovenstaande dochters is, maar elf jaren oud zijnde, door eenen Bevervoorde geschaakt, dat hem naderhand het leven gekost heeft.’ Meer bijzonderheden niet. In nog twee andere genealogiën van het geslacht van Reede staat niets van het geval vermeld, zoodat de familielegenden althans niet talrijk noch omslachtig zijn en van Spaen van elders meer moet geweten hebben dan uit overleveringen van de familie. Maar er is een onwraakbaar getuige, natuurlijk niet van de executie zelve, maar een gelijktijdige hoogst geachte geschiedschrijver, door wien zoowel de schaking als de doodelijke gevolgen van dien vrij uitvoerig zijn te boek gesteld. Ik bedoel Reyd, door wien in zijn onschatbaar werk: Historie der Nederlantscher oorlogen, begin en voortganck tot den jare 1601Ga naar voetnoot1) de ontvoering van Anna Magdalena van Reede enz., hoewel minder omstandig dan door den Heer Sloet uit de hem ten dienste staande bronnen, desgelijks vermeld wordt. Na het ongeluk van den graaf van Nieuwenaar te Arnhem overkomenGa naar voetnoot2) verhaald te hebben, gaat hij dus voort: ‘Daar | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
werd noch een Edelman met den graaf van Meurs verbrant (sic) genaamt Bevervoorde, wesende niet lang te voren van des vijants sijde overgekomen, hebbende van de Graven, met voorwendingh van groote diensten tegens de stadt te zullen doen, vrijgeleidt verworven ende daarop sijns naburen Hendrik van Rede dochterken van elf jaren ontvoerd, deselve mede te Arnhem brengende. De moeder, wesende een gravin van Mansvelt, vervolgt hem en roept om justici, waarvoor de raad van Arnhem willigh was, achtende dit voor eene onbehoorlicke sake. Maar graaf Adolf begheerde het geleidt een woord te houden. Des hij in dootsnood liggende berouw kreeg en sijde tegens sijne familiaren: ‘ick sorge dat God mijn over dese boeve plaeght.’ Bevervoorde voornoemt werd noch te Arnhem in de gevanghenis geset. De Raden van State beroepen de saek in den Haag voor hun luyden, maar de Raet van Gelderland weigerde hem te senden, daarover hij met vreemde konsten de sloten opent, de boeyen afwerpt ende ontloopt, stellende sich in den Haag, alwaar hij geabsolveert en korts daarna WarmeloosGa naar voetnoot1) luytenant wert over eene vane ruyters, gaande ten laatste met gelijcke lichtveerdigheit weder aan 's vijants sijde ende sijn huis BevervoortGa naar voetnoot2) voornoemt leverde. Verdugo maakte hem hopman en in het jaar 94, doe het beleg van Coeverden qualick lukte, set hij desen Bevervoorde sekeren arghwaan gevanghen, | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
die welcke tot sijne satisfactie Parmas commissie toonde, daaruit bleek, dat hij aan de Staten sijde geghaan was om den Coninck meerder dienst te doen. Eenige jaren daarna werd hij noch te Brussel onthalst om de gedane schaking, veellicht door mededrijven van graaf Peter Ernst en graaf Carel van Mansvelt en van Verdugo, aan 't selve huys gehijlickt sijndeGa naar voetnoot1). Moeder en dochter stonden beide in een venster en saghen hem sterven, om haer gemoet te versadighen met wraake, want hij hadde hem ligtveerdiglijk beroemt bij beyde geslapen te hebben.’ Ik moet aannemen, dat de heer Sloet met dit gedeelte van het werk van Reyd onbekend is geweest, anders zoude hij toch aan het slot zijner Bijdrage niet hebben uitgeroepen: ‘De overlevering der onthoofding, het tragisch verhaal, door de aanteekening van van Spaen er bij gevoegd, zijn dus niets dan legenden. Ons geval leert, zoo het noodig mocht zijn, geene familieaanteekeningen of traditie, zonder nader onderzoek, aan te nemen als geschiedkundige waarheid.’ Van Spaens bijvoeging op de genealogie van | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
van Bevervoorde wijkt eenigszins af, dit is waar, van het verhaal van Reyd; wij hebben dus twee wel niet geheel concordante, maar zich toch onderling aanvullende lezingen van de omstandigheden, welke bij de executie van Bevervoorde hebben plaats gehad. Maar het zitten van moeder en dochter aan een venster, om den snoodaard, die een elf- of twaalfjarig meisje met geweld uit haar slaapkamer in tegenwoordigheid der moeder weggevoerd had, te zien sterven, om haar gemoed te verzadigen uit wraak, omdat hij zich beroemd had op gemeenschap met beide, kan zeer goed gevolgd zijn door een bevel der beleedigde moeder aan hare onteerde dochter, om een rok te maken en te dragen van het kleed, waarop het hoofd van den geweldenaar gevallen was en beide lezingen kunnen althans even waar zijn, als de vrij uitvoerige omstandigheden, door den heer Sloet medegedeeld omtrent de gewelddadige ontvoering zelve, welke ik verre ben van voor familielegenden te houden, daar zij zeker door den heer Sloet uit vertrouwbare bronnen zullen geput zijn. - In elk geval is het mijns inziens ondenkbaar, dat een man als van Spaen lichtvaardig geloof zou gehecht hebben aan eene soort van sensatie-bericht, zonder grond te hebben, om het voor waar te houden en dit nog wel bij te schrijven op eene door hem zelven vervaardigde genealogie van het geslacht Bevervoorde - kortom, wat de onthoofding aangaat en meer nog omtrent wat daarbij heeft plaats gehad, hebben wij hier niet te doen met traditie, maar met geschiedenis. - Ik zou nog wel lust gevoeld hebben ook van Spaen te rechtvaardigen, omdat het bij hem beredeneerden twijfel had moeten wekken, dat een doodvonnis in de Staatsche hoofdstad van Gelderland uitgesproken (gesteld dit ware het geval geweest, zegt Sloet) in het Spaansche Brussel voltrokken zou zijn, terwijl het on- | |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
aanneembaar is, altijd volgens Sloet, dat van Bevervoorde wegens de schaking te Brussel terecht zou hebben gestaan en dáár de doodstraf op hem toegepast zijn, en het ook onaanneembaar is dat eene onthoofding van van Bevervoorde wegens eene andere misdaadGa naar voetnoot1) in verband gebracht kan zijn met de schaking, maar dit zoude mij te ver afvoeren van mijne eenvoudige, op geschiedkundigen grond steunende wederlegging van des heeren Sloet twijfel omtrent, of laat mij liever zeggen ontkenning van van Bevervoordes onthoofding en wat daarbij al is voorgevallen, en ik wil het betoog deswegens liever aan een ander overlaten, die op geschiedrechterlijke gronden mogelijk zeer goed zou kunnen aantoonen, dat het einde van het drama zeer wel te Brussel kan zijn afgespeeld. Ik wil hier alleen nog bijvoegen, dat het mijns inziens niets afdoet, dat de onvermoeide Gachard te Brussel verklaart alle mogelijke onderzoekingen omtrent de door van Spaen beweerde onthoofding van Gert van Bevervoorde aldaar in 1597 gedaan te hebben, maar zonder vrucht, en men dus volgens hem twijfelen moet, of de bijzonderheden, door van Spaen vermeld, uit authentieke bronnen ontleend zijn. Gachard is een hoogstgeacht Archivaris, maar men mag desniettegenstaande vragen, of hij of zijne onderhoorige ambtenaren gezocht hebben waar het behoort. Ik weet bij rijpe ondervinding wat er van is nasporingen in Archieven te laten doen, die zonder goed gevolg blijven en hoeveel beter het is zich ipsis oculis van den waren toestand te vergewissen.
Utrecht, 30 April 1884. J.I.D.N. | |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
Bijlagen.I.
Ga naar voetnoot1) Adriaan van van Saesfeld.
Goert van (Margaretha) van Ruytenberch.
Adriaan van Reede † van Goor.
Hendrik van Reede † Elisabeth van Mansfeld-Arnstein.
| |||||||||||||
II.
Albert van Mansfeld † van Bickenbach.
Ernestus van Mansfeld † Dorothea van Solms-Lich † 1578.
| |||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||
Johan Albert van Mansfeld † 1586 = 1552 1o Magdalena ◡ van Schwartsburg † 1565. Elisabeth van Hendrik van Reede.Anna Magdalena van Reede geb. 1577 (de geschaakte). | |||||||||||||
III.
|
ex 1o | ◡ | ex 2o |
Octavia van Mansfeld-FriedebornGa naar voetnoot1) = Franciscus Verdugo. | Carel van Mansfeld-Friedeborn † 1595. |
IV.
Extractgenealogie van Van Bevervoorde.
Everard van Bevervoorde = N.N. de Lange.
Ga naar voetnoot2) Bernt van Bevervoorde 1o Elizabeth Oer van Kobeeke. | |
◡ | |
A. Bernt van Bevervoorde † 1529 = Hadewich van Beveren. | B. Nicolaas van Bevervoorde = N.N. Smissing. |
◡ | Gerrit van Bevervoorde = N.N. Torck. |
Nicolaas van Bevervoorde = Anna van Vorden. | ◡ |
◡ | Bernt van Bevervoorde = 1o Helena v. Hatsfeld. |
Joost van Bevervoorde † vóór 1620 = 1o Rixa van Moerbeeke †.... 2o 1596 Judith Scheele geb. 1572/3 † na 1620. | I. Johan van BevervoordeGa naar voetnoot1) = 1o Agnes von Nehm † 1574. 2o 1577 Christina van Plettenberg. |
ex 2o | ex 2o |
1. Nicolaas Christoffel van BevervoordeGa naar voetnoot3) geb. 1597 † 1678. | Johan Cristoffel van Bevervoorde † 1625Ga naar voetnoot2) = Juliana van Schonebeek. |
2. Anna Judith van Bevervoorde = 1620 Jan Adolf van Renesse † 1653Ga naar voetnoot4). | II. Gerrit van Bevervoorde (de schaker) † 1597. |
- voetnoot1)
- Buurschap Albergen, gemeente Tubbergen, in Overijssel; later Weemsele of Weemsel genaamd, in Twenthe. Ter plaatse waar de voormalige Havesathe gestaan heeft, zag men, volgens v.d. Aa, Aardr. woordenboek, in 1848 nog een bouwhuis, prijkende met het wapen van de Beverforts, terwijl de daartoe behoord hebbende gronden het eigendom waren en nog wel zullen zijn van de landlieden te Tubbergen. - Ik denk althans, dat niet Weerselo bedoeld is, ook in Twenthe, en alwaar het stift voor adellijke jonkvrouwen gestaan heeft.
- voetnoot1)
- Beter Munstersch. Ik kom hier later op terug.
- voetnoot2)
- Brandlicht of Brandlecht in het graafschap Bentheim, niet ver van Wesmerlo verwijderd, Bevervoorde en van Reede waren buren.
- voetnoot3)
- Zij was dochter van Conrad, laatsten graaf van Teeklenburg, en Mechtield, landgravin van Hessen. In 1589 was zij weduwe van Erwinus, graaf van Bentheim en Steinfurt, die in 1562 was overleden.
- voetnoot4)
- Eigenlijk Mansfeld-Arnstein. Zie haar Extraetgenealogie, alsook die van Hendrik van Reede, hier achter Bijlage I en II.
- voetnoot1)
- Adolf, laatste graaf van Nueuar, † 8 October 1589. Zijne vrouw was Emilia Walpurgis, erfgravin van Meurs, weduwe van Philip, graaf van Hoorn, die in 1568 te Brussel onthoofd werd. - Adolfs zuster, Magdalena, huwde met Arnold, graaf van Bentheim, zoon van Erwinus en Anna bovengenoemd.
- voetnoot2)
- Sie, duidelijk drukfout voor Magdalena.
- voetnoot3)
- Mogelijk een staatsjuffer, mogelijk eene dienstmaagd. In eene genealogie Haersolte kan ik haar geene plaats aanwijzen.
- voetnoot1)
- Een klooster van Reguliere kanunniken aan den H. Augustinus gewijd en ondergeschikt aan het klooster te Windesheim. Vergel. de noot op blz. 29.
- voetnoot1)
- Volgens Buchel was de familie van Reede uit het Sticht van Munster omtrent Boekholt, en zegelde Bitter van Reede in 1260 reeds met het wapen, dat de van Reedes thans nog voeren (D'argent à deux fasces vivréees), geheel verschillende van andere Hannoversche of Pruissische familien von Rheden. Ik ben overigens te weinig heraldicus om hier over verder uitteweiden. Zie voorts Bijlage I en II hierachter.
- voetnoot1)
- Het is niet gemakkelijk, dit erken ik, eene volledige genealogie te geven van het geslacht van Bevervoorde. Het in meer dan een opzicht ergerlijk prulwerk, in 1824 te Amsterdam, zoo men meent geschreven door Mr. W.J.C. van Hasselt, doch niet in den handel gebracht, reken ik in het geheel niet mede. Bij Fahne, den bekenkenden voor korten tijd overleden genealogist. krioelt het ook van onduidelijkheden en tegenstrijdigheden. De genealogie van dat geslacht door van Spaen, waarvan verder meer sprake zal zijn, heb ik niet gezien, evenmin als eene, die deel uit moet maken van de nalatenschap van den heer van Westreenen van Tillandt en mogelijk dan nog wel te zien zal zijn in het Museum Meermannianum-Westreenianum te 's Hage. Ik geef in Bijlage IV hierachter eene Extractgenealogie, zooals ik die mij voorstel en aanneem tot het bewijs van het tegendeel.
- voetnoot1)
- Aldus gedaan en gepronuntieert tott Arnhem in den Hove provinciael des Furstenthumbs Gelre und Graafschaffts Zutphen, den XXVII Martii XVeLXXXI.
- voetnoot2)
- Westphalische Geschichte, 3, V. (III, s. 912).
- voetnoot1)
- Oordeelkundige inleiding tot de Historie van Gelderland. Utr. 1801-5, 4. d.I. Voorrede bl. VIII.
- voetnoot1)
- Reyd was volkomen een tijdgenoot, geb. 1550 † 1602. Hij is vrij kort tot 1583, maar zeer uitvoerig van 1583-1601. Saxe zegt van hem ‘incorruptae fidei auctor, qui nihil veri non dixit’ en Emmius: ‘Vir prudentissimus et doctissimus rerumque Belgicarum longe peritissimus, qui sapientissime conscripsit, cet.’ Zie ook de Windt, enz.
- voetnoot2)
- Bij het bezichtigen van eenig nieuw krijgsmateriaal, te Arnhem in October 1589, eenige dagen na de schaking. Hij overleed kort daarna ten gevolge van brandwonden door het springen van een paar schietgereedschappen; omtrent den juisten datum van het ongeluk en het overlijden bestaat verschil van gevoelen, onnoodig om hier nader te onderzoeken.
- voetnoot1)
- Zeker een Sloet van Warmelo, thans uitgestorven familietak. Er was toen evenwel eene familie van Warmelo en deze naam komt ook thans nog wel voor.
- voetnoot2)
- De Havesathe bij Wesmerlo; zie de noot bl. 29.
- voetnoot1)
- Franciscus Verdugo, een Spanjaard, was, zooals men zegt, langen tijd stalknecht bij graaf Pieter Ernst van Mansveld, maar bracht het later tot de aanzienlijke waardigheid van Stadhouder van Friesland van wege den koning van Spanje. Volgens Kok, Vaderl. Woordenb., huwde hij met eene natuurlijke dochter van genoemden graaf; waar hij dit van daan heeft weet ik niet. Volgens Hubner en andere genealogien was zij Octavia genaamd en eene dochter uit het eerste huwelijk van Pieter Ernst met Margaretha van Brederode. Pieter Ernst † 1604. Carel van Mansveld was Octavias halve broeder, uit het tweede huwelijk van Pieter Ernst met Maria de Montmorency. Hij †, volgens Hubner, in 1595. Dit komt niet overeen met de opgave, dat Gerrit van Bevervoorde in 1597 onthoofd is. Reyd zegt dan ook ‘eenige jaren na 1589.’ - Octavia was volle nicht van Elizabeth, zie Bijlage III.
- voetnoot1)
- Schandelijk en herhaald gepleegd verraad b.v. van weêrszijde, tegen de Staten en den Koning van Spanje.
- voetnoot1)
- Volgens Buchel. Naar de genealogie volgens de opstelling van de familie zelve Bernt. Ook Bernt bij Kok, Vad. Woord. In beide laatste komt nog eene generatie voor tusschen Bernt = Saesfeld en Geurt = Rutenberch, namelijk Hendrik van Reede = N.N. van Thye, maar dezen heeft Buchel niet. - Het behoeft hier niet nader onderzocht te worden of beslist.
- voetnoot2)
- De tak van van Reede v. Brandlicht is in 1720 uitgestorven. Zie van Doorninck, Geslachtkundige Aanteekeningen, bl. 66.
- voetnoot1)
- Zij was dus volle nicht van Elisabeth, moeder der geschaakte.
- voetnoot2)
- Door Sloet vermeld als in 1457 beleend met het goed Ten Wesmerlo, bl. 257.
- voetnoot1)
- Door Sloet als feudataris van gezegd leengoed vermeld 1573 en als † 1530, waarschijnlijk drukfout voor 1580, bl. 257.
- voetnoot3)
- Tot voor korten tijd had ik altijd vermeld gevonden dat deze Nicolaas Christoffel gehuwd was met N.N. van Lenschoel. Uit de Kwartieren van zijn zoon Joost Christoffel van Bevervoorde, heer van Oldemeule, geb. 1640, † 1700, medegedeeld in ‘De Nederlandsche Heraut’, I, bl. 196, blijkt nu dat de naam der vrouw van Nicolaas was van Akenschoek of Akenschock.
- voetnoot2)
- Door Sloet vermeld als van Werrien en Wesmerlo, beleend 1604, bl. 257/8.
- voetnoot4)
- Meer dan deze twee kinderen uit het huwelijk van Joost van Bevervoorde met Judith Scheele erken ik niet, noch Unica Margaretha, welke gezegd wordt voor te komen op eene genealogie van Ripperda (niet in mijn exemplaar), veel minder Engelbert, wiens zoon Harman Engelbertsz van Bevervoorde gehuwd zou zijn geweest met Anna van Goor, en een kind, Heinrich genaamd, te Ulsen (graafschap Bentheim), dicht bij het oude Bevervoorde bij Wesmerlo, in 1608 liet doopen, alles chronologisch en physiek onmogelijk. Wellicht kom ik in een ander tijdschrift, meer bepaald gewijd aan genealogische studie, op deze zaak wel eens nader terug. Voorshands merk ik aan dat van Doorninck (Geslachtkundige Aanteekeningen, bl. 23), zeer te recht zegt ‘Nicolaas Christoffel was eenige broeder van Anna Judith.’ - Van Spaen vermeldt ook alleen Nicolaas Christoffel en Anna Judith.