Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 7
(1884)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eene bijdrage tot het leven van Johan Willem van Ripperda.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn; maar het ontbreekt, mij althans, aan opgewektheid deswege eenige bepaalde studie te maken. Eene korte herinnering, dienende tot inleiding van het tiental brieven, die hier met eenige weinige aanmerkingen worden afgedrukt, moge dus volstaan. Het juiste geboortejaar van Johan Willem van RipperdaGa naar voetnoot1) is mij onbekend en heb ik nergens met zekerheid vermeld gevonden; ook niet dat hij te Leyden zou gestudeerd hebben. In het Album studiosorum wordt hij althans niet gevonden, evenmin als te Groningen, in welke Provincie zijne Roomsch Catholieke ouders woonden. Ripperda schijnt vroeg begrepen te hebben dat hij, om carrière te maken, tot de Staatsgodsdienst moest overgaan. Hij werd dus protestant en huwde in 1704Ga naar voetnoot2) met Alida Schellingwou, erfdochter van Poelgeest en KoudekerkeGa naar voetnoot3). Hij werd al spoedig afgevaardigde ter Staten Generaal van wege Stad en Lande en daarop in 1715 Envoyé naar SpanjeGa naar voetnoot4). In 1717 verloor hij aldaar zijne vrouw, die hem twee kinderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naliet. Hij deed daarna een keer naar Holland wegens dringende familiezaken. Toen reeds liepen er geruchten dat hij weêr Roomsch was of zou worden, hetwelk hij bepaald tegensprak. In Spanje teruggekeerd zwoer hij echter de hervormde godsdienst plechtig en in het openbaar af en verbond zich voorts ten nauwste met AlberoniGa naar voetnoot1), wiens zienswijze lijnrecht gekant was tegen de staatkunde van Nederland destijds en vroeger. Na Alberoni's val in 1719 bleef Ripperda, nu niet meer in dienst van den Staat, evenwel in groote gunst bij den Koning en zag hij zich vereerd met eene bijzondere zending van wege Spanje naar Weenen. Teruggekeerd werd hij Hertog en grande van Spanje, zijn negentienjarigen zoon te Weenen in zijne plaats achterlatende. Hij maakte zich evenwel al ras zeer gehaat in Spanje en raakte ook verdacht bij den Koning. De Jezuiten verlieten hem en hij viel alzoo in ongenade en werd gevangen gezet in Segovia, van waar hij echter ontsnapte door behulp van eene Spaansche dame, die hem op zijne vlucht naar Holland vergezelde en met wie hij waarschijnlijk ook wel gehuwd isGa naar voetnoot2). Ripperda bleef toen slechts korten tijd in zijn vaderland en begaf zich naar Engeland, waar hij het niet lang schijnt te hebben kunnen houden. Hij deed dus een derde reis naar Holland en vertrok van daar, daartoe uitgenoodigd door den Ambassadeur van Marocco, naar laatstgenoemd rijk, alwaar hij Mahomedaansch werd en verheven tot den rang van Pacha, na zich aan de besnijdenis te hebben moeten onderwerpen en den naam van Osman te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben aangenomen. Hij ademde niets dan wraak tegen Spanje, maar was niet gelukkig in zijne pogingen om dat rijk afbreuk te doen. In Marocco leerde hij den keizer Muley Abdallah o.a. de kunst om geld te vervalschen. Na den dood der keizerin, wier gunsteling hij was, zag hij zich genoodzaakt te vluchten naar Tetuam, waar hij koopman werd in schapen en eindelijk kort vóór zijn overlijden in 1737 voor de vierde maal van godsdienst veranderde en dus ten slotte weder Roomsch werd, hoewel eenigszins in stilte, zoodat hij zelfs als Mahomedaan is begraven. Ik laat nu hier de Brieven in chronologische orde volgen en voeg er ten slotte nog achter drie Bijlagen, waarnaar boven reeds is verwezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.Hoogh Welgeboren Heer en waerde Broeder.Ga naar voetnoot1)
Sedert mijne ankomste alhijr bevonden hebbende dat den ConinckGa naar voetnoot2) veel genoegen neemt in mijn geringe persoon en dat ick bemerke dat men hijr gaarne soude sien dat ick het caracter als Ambassadeur hadde, wijl de Spaense minister in den Hage dat heeft, soo is mijn versoek dat U HWg. het daer henen gelieve te helpen dirigeren dat ick met het caracter van Ambassadeur bekleedt mag worden op mijn tractement, dat nu als Extraordinaris envoyé hebbe en ick verse- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ker U HWg. dat de eerste tijdt daer aen de beste gratia sal geeven. Hoogh Welgeboren Heer ende waerde Broeder ick ben U HWgeboornen
Madrid den 5 Aug. 1715. J.W. Ripperda. Groet de corda fidelia op het vriendelijckste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer en waerde Broeder.
Schoon er eene groote tusschenscheijdinge tegenwoordigh is, die onse lichamen separeert, soo neemt dat echter in geenen deele wegh de groote estime, die ick drage voor U HWg. in qualiteit als mijn getronwe boesemvrient, daar nu bijkomt het respect dat ik verschuldight ben aen U HWgeb. in qlt. als mijn genadige heer en meesterGa naar voetnoot1), in de eene en in de ander neme ick alsnu recours tot U HWgeb.; ick sit hijr in een vreemt lant, het eenige dat mij plesier geeft is het goede humeur en onthael van des Conincks ministers, die mij oock dagelijckx versekeren van des Conincks goede dispositie, om met de Republique te leeven in het uiterste vertrouwen en dat mijne geringe persoon sijne Majesteyt niet onaangenaem is en het is seker dat de Coninck onse natie bij distinctie heuselijck handelt boven andere. Sijne Majesteyt heeft begeert dat ick met het caracter van Extraordinaris Embassadeur bekleedt soude weesen, te meer omdat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sijne Majest. een Embassadeur in den Hage heeft; ick hebbe dit aen den Staet geschreeven en daerbij gevoeght brieven van des Conincks eerste Minister den Cardinael del JudiceGa naar voetnoot1), de eene continerende dat sijne Majesteit difficulteerde mij of jemant anders te admitteren in qlt. als Envojé, de ander dat mijn persoon aangenaem waer bij sijne Majesteyt; die brief is hijr geschreeven den 12 der voorledene maant en in den Hage comissoriael gemaackt en gestelt in handen van den Heer van EssenGa naar voetnoot2) en tot dato hebbe ick geen letter antwoordt van jemant gekreegen daer ik aan de meeste leden geschreeven hebbe; nu dat ben ick welgetroost, het sijn mijne meesters en ick haar HMog. ootmoedige dienaer, maer het is seer tegens het interesse van de commercie, dat hij niets kan uitrighten dan alleen onder de hant, dat nogh al heel wel gaat, maer ick kan aan den Coninck geen memorien presenteren tot afdoeninge van saken der Consuls, etc., die veele sijn, soodat ick U HWg. bidde sigh mijner te willen aannemen en het sijn HEG. den Heer RaetpensionarisGa naar voetnoot3) daerheenen helpen dirigeren, dat mij het caracter magh worden gegeeven, opdat ick in staet gesteldt werde het landt en diens commercie den gerequireerden dienst te doen, en daer manqueert niets anders aan dan dat, want de Coninck en het Hof sijn selver daer toe seer geneegen, maer sustineren dat het niet kan sijn dat een Coninck van Spangien een Embassadeur in den Hage heeft en den Staet maer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een Envojé tot Madrid, soodat sulcken het eenighste is dat obsteert om onse negotie op den vorigen voet te herstellen en te doen floreren. Ick hebbe naer het Coninckrijck Arragon geschreven om te voldoen aen de ordres van de Staten en sal daerin oock niet versuimen om het ten einde te brengen. Het is hijr tegenwoordigh seer heet en heeter dan in de somer bij ons. De Engelse vloot is op de hooghte van Cadix komen leggen en heeft enige scheepen gesonden in die haven, dat al vrij wat speculatie en al vrij wat alteratie baert onder de negotianten en die ghene dewelke interesse hebben in de verwaght wordende silvervloot, te meer omdat de 2 kroonen in de beste harmonie niet sijn, dogh ick gelove dat dit en andere voorvallen onse saken geen quaet sullen doen, maer ter contrarie dat wij daer door beleefder en heusser sullen worden bejegent en hoe andere trotser sijn, hoe ick met meer moderatie die saken behandele, en ick bevinde dat ick daer door het interesse van onse natie berijcke, soo dat ick op dien voet sal continueeren tot dat haer Hoog Mogende mij het anders ordoneren en beveelen. Den heer Raet Pensionaris wort ongelooflijck hoogh geëstimeert bij den Coninck, die ick weet dat onlanghs geseght heeft dat sijn HEG. is de grootste staetkundige, die in Europa is, het gheene mij tot in de siele verheught heeft doen weesen, omdat ik soo veel deel neme in de glorie van deesen grooten man als of de mijne waer, want de verplightingen die aan sijn persoon verschuldight ben sijn grooter dan dat ick daer aen soude kunnen voldoen en sijne merites sijn waerlijk meerder dan de Republique in jemant soude vinden. Godt geeve hem een lanck leeven tot welstant van den Staet, want niemant naer hem sal soo een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lichaam van sooveele leeden soo gouverneeren kunnen; ick hebbe oock het plesier gehadt dat onlanghs van onse brave en eerlijcke Graef van RegterenGa naar voetnoot1) spreekende met relatie tot het voorgevallene tot Utrecht sijn HWg. conduite seer geloueert werde en alles wat van de andere kant seggen koomt daer op uit dat men al lagchende segt dat ick wel weete wat het spreekwoort seght proditionem amo proditorem odi, soodat sij hijr nu veel meer estime hebben voor de cordate en eerlijcke partijen als de andere, die men voortaen volgens de Schrifture sal antwoorden, namelijck recepisti bona in vita tua, dat is toen sij gouverneerden als Govert met de bult. Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer en waerde broeder ick blijve U HWg.
Madrid den 30 Septemb. 1715. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oude naem van Jensje, die mij toont, dat U Wgb. nogh dieselve gedaghten heeft voor mij, en ick verklaar dat mij niement in de werelt soo waert is als u Persoon, die ick gedurende mijn leevent sal achten als mij selven; Sloetje lief, Godt weet wat plesier het mij geeft aan u te gedencken; ick sal het wapen en beschrijvinge van de familie van Bedarides ten eersten inwaghten en is die familie hijr te vinden, u sal geene ampele verklaringe van den Coninck ontbreeken, ick sal die wel besorgen in amplissima forma, maar schrijf mij eens soo een vorm als die wilt hebben en weest soo goed en schrijft mij eens hoe het bij den Staat wordt opgenomen, hetgeen ick gedaan hebbe omtrent het arresteeren van de artikelen van vreede tusschen Groot Brittanje en Spangien en of men daerover vergenoeght is of niet en het den Heer R.P. behaeght. De Coninck van Spangien is waerlijck een Prins van sijn woort en een getrouwe Geallieerde van den Staet; hoe sal het werk van Bonn afloopen, is het alles wel wat soo een Prinsse doet, die geene andere merites heeft dan een openbare en heijmelijcke viant van den Staat te sijn.Ga naar voetnoot1) Godt beware U HWg. veele jaeren ten voordeele van den Staet, ick ben voor altoos naer offre mijner diensten aen neef Tamminga en verdere vrienden. Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer U HWg.
Madrid 20 Jan. 1716. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U HW geboren Gestrenge gelieve de goedheyt te hebben van mijnen ootmoedigen dienst te offereren aan den braaven en eerlijcken Graaf van Reghteren, om wiens merites ick dagelijckx dencke; konde het hem eenigh plesier geven, het soude mij verheugen. Versoeckt de Heer Staat Generaal Ham togh soo goet gelieft te weezen van met mij te correspondeeren, want sijn Hoogh Edele gestrenge brieven geeven mij groot plesier om te leesen; groet den braven vader de Coninck en den Heer van HarenGa naar voetnoot1) niet te vergeeten, als sijnde ick aan dien Heer veel verschuldight, maar dat mij hijr van alles het meeste verdriet is dat ick niet een half uur met den Heer Raet Pensiouaris, die lange moet overigh sijn voor het vaderlant, kan spreeken over den teegenswoordighen tijdt, dies sal ick mijn geringe sentiment aan U HGeb. eens uiten en seggen dat ick van gevoelen ben, dat het behoudt van de Republique als nu bestaet in de vertroude vrientschap met Groot Brittanje en soo de Republique oordeelt dat Spangien van eenige vorder nut kan sijn als voor de commercie, ick make mij sterk dat deese Kroon sigh bij Tractaet sodanigh aen den Staet sal engageeren als den Staet selver begeeren sal. Schrijft mij togh eens in vertrouwen wat gedaghten men in Holland van den keyserGa naar voetnoot2) heeft en of die voor of tegen den pretendent geacht wert te weesen, men spreeckt hijr seer different van dat werk en ook van Bonn ende de bariere; ick recommandere mijn versoek omtrent de 18,000 gl. voor equipage aen U HWg., want sonder dat is het mij niet mogelijck bij een intrede het fatsoen van den Staet waertenemen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ick versoecke niets dat onbillijck is, andere hebben wel breeder int laken gesneeden en ick twijfele of den staet van haer (in sedigheyt en nedrigheyt gesegd) wel meer dienst en nut heeft genoten, togh wat sal ick seggen, het en schijnt dat het niet even veel is wie het doet, den esel sagh den hont caresseeren, toen hij op den schoot van sijn meester sprongh en hij dat doende wert afgerost; hadde de Hertog van Ossuna het Coninckrijk van Sicilie op ordre van Franckrijck niet vernegotieerd, gelijck veel in die tijdt meer vernegotieerd is, ick gelove niet dat Spangien daer mede als nu soo rijck soude sijn. Het latijnsche spreeckwoort dicteert post actum factum, post factum poenitet actum, maar wat sal men seggen, quod factum est infectum fieri nequit. Amice mi, vive et vale, sero ad Coelum redi; sum tuus quem novisti. PS. Die ConinginneGa naar voetnoot1) is dese naght te 3 ure verlost van een jongen PrinsGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.Hoogh Welgeboren, Gestrenge Heer.
Ick hebbe de eere U HWg. te communiceeren dat ick mij alhijr geinformeerd hebbende of de familie van Beddarides vóór den jaere 1622 is nobel geweest en in het Coninckrijck van Arragon beschreven, en of de adel en ridderschap daer een staet maeckt, hebbe verstaen dat de gedaghte familie aldaer van een ouden luister en herkomen is en dat sigh nogh van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deselve in gedaghte Coninckrijck van Arragon bevinden in het corps der Edelen en dat daar in lange vóór den jaere 1622 sijn beschreven, sullende ick soo ras doenlijck aen U HWg. daervan een attestatie en bewijs in forma senden, hebbende de secretaris van Staet al bereydts ten dien eynde naer het Coninckrijck van Arragon geschreven. Hoogh Welgeboren, Gestrenge Heer, ick ben U Wgb.
Madrid den 2en Maert 1716. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer en waerde Broeder.
Het is met veel leedweesen dat ick uit U HWg. ingecomen laetste niet hebbe mogen verneemen of men in Holland in onderhandelinge is met den keyser om eene nieuwe defensive alliantie te maken of niet, want ick dat weetende, mijne mesures daernaer kan en moet nemen. Het is mij leedt en het sal voor mij droevigh en ten vollen ruineus weesen soo men mij mijne uitgeschoten penningen, die ick.......Ga naar voetnoot1) hebbe niet sal gelieven te restitueren. Ick heb nu 3 keeren geschreeven om het wapen van Bedarides te hebben geschildert op een papier met sijne Couleuren en Helm etc., dogh dato deses te ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geefs, soodat het mijn fout niet is, soo daer geen expeditie in komt volgens U HWg. begeren. Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer en waerde Broeder
Bajonne den 22 Juni 1716. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Hoogh Welgeboren Heer en waerde broeder. Mijnheer.
U Welg. hoogst geachte missive, hebbende het wapen van de famielie van Bedarides tot bijlage is mij geworden, ick sal hetselve ten eersten naer het Coninckrijck van Arragon senden om het te confronteren en die saeck nu wederom met ijver bij de hant neemen, om U HWg. alle mogelijcke genoegen te geeven, gelijck ik altoos getracht hebbe te doen en sal doen tot den laasten adem van mijn leeven. Nu bidde ick dat ick eens reght U HWg. sentiment en dat van andere corda fidelia magh weten omtrent de aliantie met den keyser en Engelant, daer den Staet toe wort geinviteert, en watter waer is van de Aliantie die Franckrijck aen Engelant en den Staet offereert Men behoeft niet te vreesen dat het secreet door mij sal uitlecken, en soo de Spaense commercie nadeligh wort geoordeelt aen de ingesetenen of dat daer oock weynigh aan geleegen is en dat die als indifferent voorkoomt, wenste ick wel dat men mij daervan geliefde te informeeren om mijn gedragh daernaer te kunnen reguleren; ick heb den toestant der saken van deese Croon en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genegentheeden waarin sigh de Coninck bevindt in alle eerbiet gebraght ter kennisse van den Staet en alsoo U HWg. daervan kennisse draaght, neem ick de vrijheyt mij dienaangaende daer toe te refereeren. De saack van het dedommagement omtrent mijne intreede nogh niet getermineert weesende, dwinght mij de necessiteyt, daer ick mij uit liefde tot mijn vaderlant ingebraght hebbe, om alsnogh seer ernstigh U HWg. adsistentie te imploreren, ick bevinde mij hijr in een droevige gesteltenisse, soo omdat ick geen nadere ordres omtrent het geproponeerde van den Coninck van Spangien ontvange, als om dat ick geen resolutie omtrent het gedaene deboursement verkrijge; heet dat ambassadeeren? dat magh wel. Godt sij mijn getuige met hoeveel liefde voor het waerde Vaderlant ick het gedaen hebbe, daer het absoluut nootsakelijck waer en hoe men mij daer voor bedanckt, dat weet U HWg., nu mijn rol sal hijr ras ten eynde loopen, soo men mij int eene en int andere niet gelieft te ondersteunen; ick sal mij niet verder uitlaten, want ick hebbe de eere van te gehoorsaemen, en U HWg. neffens andere de post van mij haeren dienaer te gebieden. De Ministers van andere Hoven worden van alles onderright om sigh naer tijdt en gelegentheyt daervan te bedienen en ick moet de saken uit de couranten leesen, en hadde ick het geluck niet van wel ten Hove te staen, ick soude hijr een bedroefde figure maken, als hebbende geen de minste kennis van alle saken, die op het tapijt sijn, en als selfs de Coninck mij ergens naer vraeght, moet ick seggen nescio, nu het is soo, ick moet te vreden weesen, maer dat men...........Ga naar voetnoot1) mij een weynigh kennisse te doen geeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ick soude mij daervan kunnen bedienen en de Coninck soude kunnen sien dat men alles voor mijn niet verborgen hielde gelijck tot nu toe geschied is. Hoogh Welgeboren, Gestrenge Heer en waerde broeder
Madrid den 18 Septembris 1716. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Hoog Welgeboren Heer en waerde Broeder.
Het is mij een ongemeen plesier dat U HWg. in 't laest van deese maent in den Hage belieft te komen, sullende ik met plesier hijr het werk omtrent Arragon beschikken en neeme de vrijheyt U HWg. te versoeken sigh togh mijner te willen aenneemen en te beletten dat men niet continuere mij soo te behandelen omtrent de penningen, die men mij blijft weygeren tot remboursement van de excessive onkosten die ick hebbe gedaen tot mijne publique intreede, die mij meer kost als vijfduysent pistolenGa naar voetnoot1), daer ick maar 2000 dito pistolen wederom gevraeght hebbe, schijnende dat men mij wil dwingen om mij voorts te ruineren, die wel doet die doet men quaet in deese wereldt en die hun Vaderlant op een ander mannière gedient hebben als ick, die worden wel ontfangen en siet eens wat tractata er te voren gemaeckt sijn, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ick nu de eere gehadt hebbe wederom te vernietigen, maer wat sal ick seggen non cuivis contingit adire CorinthumGa naar voetnoot1), ick ben in een ver lant en men soeckt mij de keele toetebinden, ick doe wel bij de vogdie (?), togh het is mijn schuldige plight en men laat mij bijkans creveeren. Nu ick magh U HWg. niet langer met klaagen verveelen, ick sal en achte mij geluckigh een vrije Staet te dienen en schoon ick een slaaf ben soo is mij een troost mij te vleijen met de hoop dat nogh eens vrij kan worden als ick sal wederkeeren. Hoogh Welgeboren, gestrenge Heer en waerde Broeder, ick ben U HWg. ootmoedigsten en gehoorsaemsten dienaer en met hert en siele genegenen broeder. Bajonne den 20 April 1716. J.W. Ripperda. Het adres luidde:
Hoogwelgeboren Gestrenge Heer Mijnheer Johan Gabriel baron van Sloet, Heer van het Warmelo en Geldersweert, etc. etc. etc. beschreven inde Ridderschap van de Provintie van Overijssel en wegens hoogst gedaghte Provintie ordinaris Gedep. ter vergadering van de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden etc. etc. etc. tot Deventer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadt deselve met de uyterste moeyte uittevinden en met het grootste genoegen heeden met de post aftevaerdigen, ick hoop dat U HWg. daervan het gedesidereerde effect moge hebben en ick gelove niet dat de Provintie van Overijssel soo een klaere preuve en boven maeten illustre familie verwaght hadde, waerin ick mij ten hooghsten verheuge en U HWg. van herte felicitere en antwoort hijr op versoekende verblijve Hoogh Welgeboren Gestrenge Heer en waerde Broeder U HWg. ootmoedighen en van uit hert en siele genegene dienaer en broeder Madrid den 15 Maert 1717. J.W. Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.Hoogh Welgeboren Heer en waerde Broeder.
Tot mijne seer groote vreughde en vergenoeginge vinde mij met deese laaste post vereert met een missive van U HWg., dewelke mij vereert met betuigingen van U HWg. vriendschap tot mijnwaers, hetwelke ick hoger estimere als alles wat ter deeser uure de wereldt mogt possideren en ick sal mij niets met een groter of meerder drift ter herte neemen dan om gelegentheyt te soeken om daervan naer mij geringe echter uyterste vermogen veele preuves te geeven, sijnde mij ondertusschen van herten leedt dat de genealogie van de illustre familie van Bedarides nogh teegenspraack moet lijden, omdat in de Spaense taele is. Daer sijn tot Amsterdam notarissen die het uyt de Spaense taele wel in authentico kunnen translateeren en soo het latijn moet weesen, dat echter niet gelooven kan te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden verstaen door alle de leeden van de Provintie van Overijssel, soo vindt men professoren tot Leyden, die dat kunnen in 't latijn brengen en dan sullen sij alle sien en mogelijk weeten dat haere familien die van Bedarides niet evenaeren en dat de Conincklijcke familien in de Ridderschap van Overijssel niet admissibel sijn koomt mij voor dat sulckx moet weesen, omdat sij andere het light souden betimmeren, mij aangaende ick soude het mij een grote eere rekenen aen soo eene familie geparenteert te weesen en felicitere U HWg. daer over uyt grondt van mijne siele en wense dat de genealogie getranslateert weesende, selfs in de Neederlandsche taele sodanigh van een jeeder sal worden verstaen dat alle opposanten billijck overtuight sullen sijn en U HWg. het gedesidereerde ooghmerck bereyken; ick recommandere mijn geringe persoon voorts in de protectie van U HWg. en ben verplight voor de compassie die deselve gelieft te hebben met mij in 't droevige en grote verlies mijner huisvrouwe en ick sal trachten soo veel mogelijck mij te buigen onder des Heeren roede die mij swaerlijck door dit verlies heeft geslagen, sijnde mijne grootste troost dat de overledene hier op aarde soo veel mij bekent, heeft gewandelt in des Heeren weegen en gevolgelijck soo ick hope met onse Godt sal sijn in den Hemel en dat ick van soo een deughtsame vrouwe nogh hebbe twee kinderen, die ick als de appelen mijner ogen beminne en die ick hoop dat de voetstappen van de overledene sullen naertreden; ick hoop dat den hemel U HWg. lange tot welstant van Vaderlant en vrijheyt sal overigh laeten en datter sodanige mesures mogen worden genomen, waerdoor die beyde behouden blijven. Men spreeckt hijr in de geselschappen seer veel angaende hetghene de publique nouvelles of franse couranten deese post hebben geseght dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
milordt Cadogan eerst naer Hollant dan naer Frankrijck en dan naer dit Hof soude gaen om aen deesen Coninck voor oogen te stellen aen wat gevaeren deselve sigh exponeerde door de begonnene ondernemingen, en men laght doorgaens daer meede, seggende dat de Coninck GeorgeGa naar voetnoot1), die qualick in rust is in Engelant en die een ander, te weeten den Coninck van Sweeden, het sijne teegens wetten en selfs schijn van reeden ontneemt, de Coninck van Spangien wil aenraden gerust te blijven sitten, laetende sijne rijken in handen van andere en men voeght daer nogh bij dat de Coninck George sigh oock bemoeyt om de vreede tussen de Keyser en de Ottomanise Porte te maken, alles in faveur van den Keyser etc. sijnde mij niet gepermitteert het overige te exprimeeren, in somma, men is hijr seer weynigh voldaen over de conduite van den Coninck George en men gelooft dat Milordt Cadogan de moeyte van soo eene verre reyse wel soude kunnen bespaeren, mij aengaende ick sie die reyse seer indifferent aen en ick wense dat permissie magh bekomen om voor een tijdt naer Hollant te gaen, jae al waer het voor altoos, want ick sien niet van wat nut ick hijr ben, wijl ick tot dato op alle voorslagen geen antwoordt ontvangen hebbe, de tijdt sal ons doen sien wat mesures den Staet sal neemen, aen welker goetvinden mijn plight is mij blindelingh te onderwerpen, gelijck tot dato gedaen hebbe en meene te doen onder Godes genade soo lanck het geluck sal hebben in deese wereldt te leeven, en insonderheyt sal ick oock allenthalven traghten preuves | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te geven dat met een volkomene onderwerpinge en attachement ben
Madrid den 6 Septembris 1717. De baron van Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X. Hoog Welgeboren Heer en waerde Broeder.Mijnheer.
Also ick hijr seer verleegen ben om een timmerman en ick aen de Spangiaerden alles dubbelt moet betalen, soo bidde seer gedienstigh dat alsoo U HWg. kennis heeft aan een vermaert meester timmerman, dat U HWg. van den selven een kneght gelieve te huuren die alle fijn, dat is binnenhuys werk timmeren kan en kan hij het grof werk oock, het is niet als te beeter, ick geloof dat soo een kneght moet verdienen int jaer 100 gl. of van 100 tot 150 gulden, dogh laete den prijs ten vollen ter directie van U HWg., alleen soo versoeke dat soo een timmermans kneght ten eerste moge worden gesonden te scheep uit Texel nae Bilbao, en als tot Balbao aan lant is, kan sigh adresseren aan den Heer Arnold van Hout, Hollants koopman, wonende tot Bilbao, dewelke hem dan vorder op Madrid sal besorgen en oock wel de scheepsvraght betalen, soodat hij niet vorder onkosten behoeft te doen dan tot Texel of wel Amsterdam, van waer de scheepen afvaeren, en dat geldt sal ick hem oock restitueeren ten gevolge sodanige conventie als U HWg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met hem sal ingaen, en is daer in Overijssel een braef kaerel dat een nughteren en sober persoon is en een ervaren koetsier, dewelke met 4 a 6 hengsten kan rijden en sijne saken grondigh verstaet, soo wílde ick wel soo een hebben, maer hij moeste niet in Hollant gedient hebben, want dan begeere ick hem niet voor niet met allen, wijl alle Hollantse kneghten bedorven sijn, gelijck ick daer weesende meermaelen aen de mijne beproeft hebbe; ick hoop dat Godt de Heer U HWg. aan mij dierbaerste persoon lange sal overigh laeten en voor alle ongeval preserveeren tot welstant van U HWg. illustre familie, die deselve Godt met voorspoet en segenen wil overstroomen, ten welken eynde mijne gebeden schoon onwaerdigh sal dirigeren; aengaende het nieuws van hijr referere mij eerbiedelijck tot mijne onderdanige van heeden aen den Staet, alleen moet ick seggen dat ick niet meene gemeriteert te hebben om gehandelt te worden van den Staet gelijck ick gehandelt worde, men geeft mij minder geldt als een ander, men doet mij in Hollant geen expeditie teegens de creditoren van PoelgeestGa naar voetnoot1) en men wil dat ick betale dat volgens Goddelijke en weereltlijke wetten door die creditoren betaelt moeste worden en nu mijn vrou doodt is en ick buiten ruine mijner 2 moederlose kinderen niet kan naelaten in Hollant te komen, geeft men mij geen verlof om dit Hof voor 2 a 3 maenden te verlaéten. Ick weete niet of mijn voorouders, die haer bloet en goet voor de vrijheyt hebben geoffert dit voor vrijheyt gekent sullen hebben, soo ja hebben sij daervan andere gedaghten gehadt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als ick daervan nu hebbe; maer waer toe baet mij het klaegen? niet als om U HWg. te verveelen en mij mijn ongeluck te meerder te doen kennen, ick sal derhalve de klaghten staken en mijn ongeluck soo lanck doenlijck met gedult dragen. Lieve Broeder siet nu eens of ick het voorledene jaer heb misgeraeden, toen ick alles deede wat konde om een niew Tractaet met sijne Keyserlijke Majesteyt te disuaderen, nu kan de Staet buiten de saken van Italien blijven en de Coninck van Engelant sigh daer mede efficaciter bemoeyende sal sien hoe hem de commerceerende onderdanen daervoor sullen bedancken. Hoog Welgeboren Heer en waerde Broeder ick ben U Hoogh Welgeboren ootmoedighsten en gehoorsaemsten ende getrouwen dienaar en uit hert en siele genegene broeder. Madrid 13 September 1717. De Baron van Ripperda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlagen.I.
|
ex 1o | |||
a. | Ludolf Luird van Ripperda † 1739, Heer van Englenburg, Jensema, Poelgeest en Koudekerke = 1727 1o in Weenen, Margaretha, Gravin van Cobentzel. 2o (zijne volle nicht) Maria Isabella (of Ida Isabella) van Eewsum (Onnosd en Ida Isabella van Ripperda). | b. | Eene dochter = Don Baltha sar, Graaf van Argumossa (Afstamming onbekend). |
ex 2o | |||
c. | Wigbold van Ripperda † te Keulen, oud 13 jaren. | ||
d. | NN van Ripperda, Colonel der Carabiniers en sedert 1771 Gouverneur der Provincie Los Taxos (?). | ||
ex 1o | |||
1. | Johan Willem van Ripperda, Jezuit † 1756. | ||
2o | |||
2. | Een zoon †... | ||
3. | Aleida van Ripperda = NN van Golstein van Hoeckenburg. | ||
4. | Eene dochter..... |
II.
Extract genealogie van Sloet van Warmelo.
Arend Sloet (Timonsz. en Alijd van Rouwenoort) † 1687 = 1668 Catharina Florentina de Bedarides (Daniel tot Geldersweerthsd. en Judith van Gelder) † 1695. waarbij o.a.
Jan Albert Gabriel Sloet tot Warmelo, Peckendam en Geldersweerth, Drost van Haaksbergen en Gedeputeerde ter Staten Generaal, geb..... †.... = 1706 Adriana Josina van Haersolte, waarbij 9 zoons en 7 dochtersGa naar voetnoot1).
II.
Extract genealogie van Maria Commersteyn.
Abraham Commersteyn, Burgemeester te Brielle 1619-1634. = ..... waarbij o.a.
Dr. Johannes Commersteyn, Med. stud. te Utrecht in 1650 = 1o Dorothea van Os, 2o 1654 Alida ReaelGa naar voetnoot2) (Reiniersd. en Maria Oetgens van Waveren) waarbij
Maria Commersteyn = Nicolaas Schellingwou † .... (zij hertrouwt met Mr. Gerard Schatter) waarbij
Alida Schellingwou = 1704 † 1717 Johan Willem van Ripperda † 1737.
- voetnoot1)
- Het bundeltje heeft eigenlijk tot titel: Brieven van den Hertog van Ripperda, rakende de famille Bedarides, uit het koningrijk Arragon geboortig. Men zal later zien wat met die familie bedoeld werd. Zie voorts Bijlage II.
- voetnoot1)
- Zie Bijlage I.
- voetnoot2)
- De trouwacte ligt voor mij, zij luidt dus:
Burgerlijke stand.
Gemeente Oldenhove.
Provincie Groningen.
Extract uit de registers van Huwelijken der Nederduitsch Hervormde gemeente te Oldenhove.
In het jaar een duizend zevenhonderd en vier, den derden der maand Julij, zijn te Oldenhove gehuwd de Hoogwelgeboren Heer Johan Willem Ripperda van Winsum, Heer van Jensema en de Hoogwelgeboren juffer Alida Schellingwou.
- voetnoot3)
- Zie Bijlage III.
- voetnoot4)
- De hier medegedeelde brieven zijn allen uit dat land geschreven gedurende 1715-1717 en daaruit zal men zien, hoe hij zich steeds (mogelijk wel eenigszins te recht) beklaagde over de karige bezoldiging, ook toen hij, zonder vermeerdering van tractement, tot den rang van Ambassadeur bevorderd was.
- voetnoot1)
- Giulio Alberoni, zoon van een tuinman, kardinaal en daarna minister in 1714.
- voetnoot2)
- Hoe deze heette, weet ik niet met zekerheid, evenmin of zij hem ook naar Marocco heeft vergezeld en zich nog daar bevond bij zijn dood.
- voetnoot1)
- Waarom Ripperda Sloet altijd broeder noemt is niet duidelijk te verklaren. Verwantschap tusschen hen bestond er niet, noch in den bloede noch door aanhuwelijking.
- voetnoot2)
- Philips V, Hertog van Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV.
- voetnoot1)
- Sloet was ordinaris gedeputeerde ter vergadering van de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden.
- voetnoot1)
- Cardinaal Antonio Giudice, Hertog van Giovanazza, Prins van Cellamare, bekend later door zijn samenzwering tegen den Hertog van Orleans, den regent van Frankrijk; geb. 1657 † 1733.
- voetnoot2)
- Johan van Essen † 1724, afgevaardigde van Gelderland ter Algemeene Staten.
- voetnoot3)
- Antony Heinsius geb. 1641 † 1720.
- voetnoot1)
- Adolf Hendrik van Rechteren, Heer van Almelo † 1731, in 1712 door de Staten van Overijsel tot den vredehandel te Utrecht gezonden. Bekend is het geschil tusschen zijn koetsier en die van een der Fransche Gezanten, ten gevolge waarvan de Staten Generaal, uit vrees voor mislukking der onderhandelingen, den Graaf ontsloegen en hij Utrecht verliet.
- voetnoot1)
- Dit ziet op de omstandigheid, dat de Staatsche bezetting uit Bonn verdreven was door den Keurvorst van Keulen, wien trouwens de teruggave van die stad bij het verdrag van Baden was toegezegd.
- voetnoot1)
- Adam Ernst † 1717, vader van Willem en Onno Zwier van Haren.
- voetnoot2)
- Karel VI, geb. 1685 † 1740.
- voetnoot1)
- Elisabeth Farnese, Hertogin van Parma, geb. 1692 † 1766.
- voetnoot2)
- Later Carel III, † 1788.
- voetnoot1)
- Hier is nagenoeg een geheele regel op de vouw uitgewischt.
- voetnoot1)
- Uitgewischt op de vouw.
- voetnoot1)
- De waarde van den toenmaligen pistool weet ik niet te bepalen
- voetnoot1)
- Horat. Ep. I.
- voetnoot1)
- George Lodewijk, Keurvorst van Hanover, sedert 1714 Koning van Groot Brittannie, geb. 1650 + 1727.
- voetnoot1)
- Het huis te Poelgeest, vrije heerlijkheid met riddermatige hofstede, gelegen in de kom der gemeente Koudekerk, Provincie Zuid-Holland, in 1692 gekocht door Maria Commersteyn, schoonmoeder van Ripperda. Zie Bijlage III.
- voetnoot1)
- Zie v.d. Aa, art. Koudekerke.
- voetnoot2)
- In het Westerkwartier van Groningen. Zie v.d. Aa in Voce.
- voetnoot1)
- Niettegenstaande deze talrijke afstamming is de tak Sloet van Warmelo in de mannelijke lijn geheel uitgestorven, en de vrouwelijke kort geleden in Augustus 1883.
- voetnoot2)
- Hij woonde als student in de Schoutensteeg bij Hendrik Walter