gemelde heer Erfstadhouder in het aangaan en passeeren van die onschuldige en nu zoo veel aanstoot geevende Acte gehad heeft.
Weshalven ik zeer instantelijk verzoeke, dat U Hoog WelGeboore door derzelver veel vermogende intercessie gelieve mede te werken en te effectueeren, dat de heeren Staaten van U Hoog WelGebooren Provincie niet coöpereeren in het neemen van zodanige allergrievenste en fletrissantste Resolutien tegens mij, maar integendeel, dat ik bij mijne eer, reputatie en charges bewaard en gemaintineert worde, en dat, kan het zijn, de Heeren Staten van Holland en Vriesland gepersuadeert worden hoogst derzelver Resolutien in te trekken, immers en ten minste dat ter Generaliteit geene nadeelige Resolutie ten mijnen reguarde genomen worde.
Ik hebbe voorts de eere met alle hoogagting te blijven,
Hoog WelGebooren Heer,
Uwer Hoog WelGeboore ootmoedige dienaar, L.H.v. Brunswijk.
's Hertogenbosch den 23 Augustus 1784.
Ik verzoeke U Hoog WelGeboore mij niet qualijk te willen neemen, dat ik deeze missive niet eygenhandig heb geschreeven, en dat U H.W. Geb. deselve wil gelieven aantemerken als een particuliere briev, gesprooten uit het vertrouwen in U H.W. Geb. mij zo dierbaare vriendschap en geneegenheid, waar van ik zeedert lange jaaren de aangenaamste ondervinding heb gehad, welkers continuatie op het instantelijkste imploreere.
L.H.v.B.
De woorden ootmoedige dienaar, de onderteekening en verder het geheele postscriptum zijn van de hand van den Hertog.