Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 5
(1882)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 251]
| |||||||||||||||||
Korte notitie van 't geene gebeurt is bij occasie van 't afsterven van de Heer Boudaen, Raad in de Vroedschap der stad Utrecht, en mijne bevordering in desselfs plaats, met het geene van tijd tot tijd daerop gevolgt is.Ga naar voetnoot1)30 Septemb. 1744. Kennisse bekomen hebbende dat de heer Boudaan 's morgens vroeg was overleden, heb ik op donderdag den 1en October mij vervoegt ten huyse van mijn oom, de heer Verwey, en aen denselve mijn persoon gerecommandeert; waer op sijn WelEd. mij tot antwoord gaf, dat sijn WelEd. mij aen de heeren van de Correspondentie soude voorstellen, soo sij hem de dispositie van de Vroedschaps plaats wilden gunnen, gelijk die hem belooft was, en volgens hun reglement toequam. Op saturdag den 3en communicatie ontfangen, dat de heer van Cleef aen oom om de Vroedschapsplaats hadde gevraagt omme daer over te disponeren, sonder egter te | |||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||
seggen voor wien hij geintentioneert was, maer na 't scheen voor de heer Zael, die met een van sijn dogters soude trouwen, doch het welk oom hem absolutelijk hadde geweygert. Maandag en dinsdag, den 5 en 6, nader tijding gekregen, dat hij versz. heeren gesproken hadde, en dat hij deselve had wijs gemaakt, dat oom hem belooft had, toen hij hem in de Vroedschap bragt, al wat hij op sijn tour kreeg, aen hem te sullen geven. Vrijdag den 9en verstaen, dat de heeren van de Correspondentie 's morgens om half twaelf uren bij den anderen sijnde omme de heer Busero in de tweede divisie, en den heer van Wijk in de derde te brengen, alsdoen seer hevige woorden over het vergeven van de Vroedschaps plaats tusschen oom en tusschen van Cleef waren ontstaen, doch waer inne oom hem sijn ongefundeertheid en leugenen hadde aengetoont, en gesegt de Vroedschaps plaats voor sijn selve te behouden. Maandag morgen, den 12en, verstaen dat de heer Breijer van Cleef hadde gaen sien, en hem getragt te overreden van sijn sustenue af te sien. Maandag avond om negen uren quam oom Verwey aen mijn huys en seyde, dat de heeren van de Correspondentie ten huyse van de heer van Dam bij den anderen waren geweest, dat aldaer het disput tusschen hem en van Cleef was geventileert, en ten faveure van oom met eenparigheyd van stemmen door de heeren getermineert, mitsgaders dat de heeren van de Correspondentie des anderendaags avond, sijnde dinsdag den 13en, wederom bij den anderen souden komen ten huyse van oom Verwey, en mij alsdan aldaer laten ontbieden, en dat ik inmiddels bij alle de heeren van de Classis van oom, soo wel non-Correspondenten als Correspondenten moeste rond gaen, en om haer gunst en stem versoeken. Het gunt ik op dinsdag alsoo hebbe gedaen, eerst bij de regeerende Bur- | |||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||
gemeester van de Classis, vervolgens bij de andere heeren, soo als die in mijn weg waren. En die ik niet t'huys vond en egter in de stad waren, gaf ik niet alleen een kaartje, maer quam bij deselve voor de twede maal. Des namiddags heb ik, omme gerust te kunnen antwoorden dat ik geen geestelijke goederen besat, mijne derde portie in de Vicarije, staende ten lijve van Jacob van Helsdingen, overgegeven aen mijn zwager Vianen, die het selve derde part ook heeft geaccepteert, volgens de onderhandsche acte daervan tusschen ons beyde gepasseert. Dinsdag avond ruym half seven uren ben ik vervolgens ontboden en gehaelt door de meyd van oom Verwey ten sijnen huyse, en aldaer gebragt in de voorkamer, alwaer bij mij gekomen sijn de heer van Zurk als Commissaris en de heer van Haeften als Secretaris van de Correspondentie of Vriendschap van de 12 oudste heeren, van welke twee heren den heer Secretaris mij heeft voorgehouden, hoe dat de 12 oudste heeren van de Classis van de heer Borgemeester Breijer mij hadden gedespicieert tot Raad in de Vroedschap in plaats van de heer Boudaan, mits dat ik mijn hand tekende onder de reglementen van de gemelde Classis en voorts bij handtastinge beloofde mij in alle delen altoos na deselve te sullen gedragen, waer op ik die heren hebbe bedankt voor die aengename communicatie, en vervolgens de reglementen, soo veel de kortheyd des tijds toeliet, doorsien en mijn hand daer onder getekent, waer van de gemelde heren aen de andere heren rapport hebbende gedaen, soo sijn dieselve heeren mij komen halen, en hebben mij uyt de voorkamer in de agterkamer bij de verdere heren van de Vriendschap gebragt, en hebbe aldaer aen de heer Burgemr Breijer, de Ruever, Verwey, van Dam, van Haeften, van Zurk, Verschoor en van Wijk (sijnde de heer van Cleef, Berck, Polanen en Busero absent) bij handtastinge belooft na alle de re- | |||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||
glementen (mij) te sullen gedragen, als wanneer mij daer op door die heren wierd geluk gewenscht en mijne vriendschap versogt, het gunt met een pocaal wierd herhaalt. Vervolgens een uertje daer geseten hebbende, liet ik de vrijheyd aan de heren om verder te besoigneren, en ging na huys, gevende tot een vereering aen de meyden een ducaat. Woensdag den 14en quam de Classis bij den anderen en wierd alsdan den dag van donderdag beraemt omme in de Classis over de Vroedschaps plaats te disponeren. NB. Hier was de heer van Cleef present. Donderdag den 15en, 's morgens ten half tien uren, de Classis vergadert sijnde, wierd ik, Mr. Dirk Woertman, tot Raad in de Vroedschap gedespicieert, sijnde de heer van Cleef absent. Ter selver tijd wierd een Commissie gemaakt van de twee jongste heren van de Classis, welke in de stad waren, te weten: de heeren van Asch van Wijck en van Buren, die te gelijk Secretaris van de Classis is, omme aen de praesidt Burgemr van de andere Classis, de heer Ubing, te gaen communiceren mijne despectie, en voorts sijne en sijns Classis concurrentie te versoeken. Dieselve heeren quamen mede aen mijn huys, gaven mij insgelijks kennis van mijne despectie en communiceerden mij seker reglement, waer na ik beloven moest mij te sullen reguleren, behelsende het selve reglement, dat de vier jongste heeren van de Classis van de Borgemr Breijer moesten beloven om geen Commissie te sullen spreken, voor en al eer de sestien overige heren yder van een Commissie voorsien waren, welk reglement mij door den heer Secretaris van Buren wierd voorgelesen. De heren vertrokken sijnde, ging ik vervolgens bij de heer Ubing en voorts bij de andere heren van deselve Classis omme haerlieder gunst, stem en concurrentie te versoeken op de despectie voornoemd. | |||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||
Welke Classis op vrijdag den 16 's morgens bij den anderen vergaderde om tot die despectie te concurreren. Voorts wierd op die vrijdag geresolveert tusschen oom Woertman, Verwey en mij, dat vermits het wapen van ons, soo als het voor desen in de huyse van grootvader Woertman geschilderd hadde gehangen, niet was te vinden, en egter de oude nigt Woertman, oom Woertman en de jonge nigt Woertman verklaarden, seer wel te weten dat het selve hadde bestaen in drie silvere halve maanen en een groen klaverblad op een goud veld, het gunt den schilder van de wapenen, Cannema, seyde te strijden tegen de gronden van de Hiraldie, alsoo men nooyt gewoon is silver op goud, of metaal op metaal te schilderen, men voortaan ons wapen souden voeren, drie swarte halve manen op een goud veld, en een groen klaverblad, op welke wijse ik alsdan mijn wapen hebbe laten schilderen, en daar voor betaalt ses sesthalven. Saturdag morgen, den 17e, heb ik een conferentie gehad met den makelaer Vlaar, over de twee obligatien van een duysend gulden yder, door de heer Boudaan wegens het amptgeld gefurneert, en welke obligatien ik moeste, in plaatse van amptgeld, stellen in handen van den 1en borgemeester omme te royeren, mitsgr̄s daar voor aen de wed. van den heer Boudaen de waerde voldoen; doch alsoe die obligatien niet waren te vinden, derhalven des namiddags vacatie gehad met den Secretaris Baarlé over het provisioneel consigneren van mijne twee duysend gl. amptgeld onder sijn Ed. met de renten op de voorsz. obligatien verschenen t' sedert den 26. May tot den 30. Sept. 1744 tot 23-10-8. Voorts genegotieert van oom Verwey tot betalinge van het selve in sijn qte als voogd over mijn broeder J.G. Woertman duysend gulden, en van oom Woertman in sijn privé de andere duysend gulden. Maandag den 19en, kennisse bekomen, dat bij de Vroed- | |||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||
schap in hare ords vergadering van maandag was gefixeert den dag van dinsdag, omme over de Vroedschapsplaats te disponeren en dat ik derhalven moeste maken dien dinsdag morgen bij de hand te sijn. Dinsdag morgen den 20en, gegaen ten huyse van neef Richard en aldaer tijding afgewagt, wanneer den Deurwaerder van Vloten mij quam versoeken uyt naam van de heren Borgemeesteren en Vroedschap aen 't stadhuys te willen komen. Aldaer gekomen sijnde, wierd ik door den Deurwaerder gebragt in de grote Secretarye, alwaer bij mij quam den Secretaris Baerlé, en seyde dat de heren Borgemren en Vroedschap eenparig mij hadden verkoren tot haer Mede-Raad, en derhalven hem hadden gelast, alvorens mij binnen te laten komen, af te vragen, of ik ook besat eenige geestelijke goedereu, of ik ook was in dienst en eed van eenig ander Heer of Vrouw, of ik de reglementen van de Vroedschap had gelesen, en of ik mijn amptgeld hadde betaelt, op welke twee eerste poincten ik resolutelijk neen, en op de twee laatste ja geantwoord hebbende (egter onder die limitatie als van 't amptgeld hier voren is gesegt), soo ging gemelde Secretaris daer van aen de Vroedschap rapport doen, en vervolgens na dat gedane rapport wierd ik door den bovengemen Deurwaerder gebragt in de Raadkamer, alwaer, ik de heren sijnde gepasseert tot voor de Burgemen, seyde de heer Burgemr Breijer (vermits absentie van de heer Ubing) dat de heren mij hadden gekoren tot Raad, en dat mij den eed soo van getrouwigheid als van corruptele door den Secretaris soude werden voorgelesen, het gunt geschied sijnde, soo deed ik daer op den eed, en nam vervolgens op de benedenste stoel sessie; doch ik sat naauwlijks of alle de heeren stonden op, presenteerden mij de hand en feliciteerden mij, waer mede de vergadering scheyde. Na dat ik sonder degen binnen quam en die liet staen | |||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||
in de secretarye, en dat ik den Deurwaerder van Vloten bij het ingaan van de raadkamer een vereering gaf van vijf drie guldens. Vervolgens wagte ik tot half twaelf, wanneer de Collegien gescheyden waren, en toen ging ik eerst de heer Borgemr Breijer en voorts de andere heren, nadat sij in mijn weg voorquamen, bedanken. Dien ik niet t'huys vond, gaf ik een kaartje, waer op stond: ‘Woertman om te bedanken’, en die egter, ofschoon niet t'huys, in de stad waren, besogt ik des anderendaags nochmaals. De heeren, die uyt de stad waren en vervolgens in de stad quamen, ging ik, in de stad gekomen sijnde, besoeken en mij in hare vriendschap insinueren. Op maandag den 26en nam ik op de ordinaire dag mijne eerste degelijke sessie, en wierd alsdoen door de respective heren van de Vroedschap verwelkomt; doch dien avond ging ik niet in het geselschap, alsoo dien avond bij verschicking grote correspondentie was. Vrijdag quam mij de heer Vlaer communiceren, dat de obligatien van de heer Boudaen te regt waren gekomen. Saturdag bragt sijn Ed. mij deselve, gequiteert door mevrouw Boudaen, als wanneer ik deselve bragt bij den heer Secretaris Baarlé, mitsgaders van denselve ligte de geconsigneerde 2023-10-8, en voorts die penningen bragt voor mevrouw Boudaen, ten huyse van de makelaer Vlaer, uytgenomen de 23-10-8 aen renten, welke ik er af hield, alsoo niet ik, maer mevrouw Boudaen deselve bij ordtie op den Thesaurier moeste vorderen. Maandag daer aen volgende, den 2en, bragt den Secretaris Baerlé de voorsz. obligatien in de Vroedschap en gaf die over aen den president Borgemeester, omme deselve in de vergadering van de heren Gedeputeerden over te brengen, en deselve aldaer te laten roijeeren. Denselve versogt voorts ook voor mevrouw Boudaen | |||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||
ordonnantie op den Thesaurier, wegens de verschene renten, welke verleent wierd. Des avonds quam ik voor de eerste reys in het ordinaire geselschap aen het huys van de heer Verschoor, daer ik, na het drinken van de ordinaire gesondheyd, met een pocaal wierd verwelkomt, waer in ruym 1½ pintje wijn ging, en welke ik vol moeste uytdrinken. Dien avond wierd mij door den heer van Maarssenbroek mede ter hand gesteld sekere notitie van de boetens, geincurreert door de heren, welke in het vorige jaer in de wintermaanden, na vijf uren 's maandags in het geselschap waren gekomen, ofte geheel absent gebleven: sijnde de boete van ymand die na vijven komt een sestehalf en die in het geheel absent blijft twee sestehalven, en van welke boetens den jongsten heer gehouden is aentekening te houden. Maandag den 30en November wierd ik benevens de heer Quint, Verschoor en Zurk, als vier extraordinaris Gecommitteerdens, gecommitteert op de beschrijving van (de) Staten, om aldaer voor een half jaer, ofte tot de volgende beschrijving, telkens t'assisteren de gemelde vergadering, sijnde de tour juyst aen de heer Quint om gecommitteert te werden, wanneer ik in de Regeering quam. Vervolgens op woensdag, den dag van de beschrijving, vervoegden de heer Quint en ik ons tegen half elf op de Statenkamer en wel in de vertrekkamer, vermits wij eerst eed moesten doen, eer wij binnen konden komen. Daer op onse personen in de vergadering door den praesident Burgem̄r voorgedragen sijnde, wierden wij binnen versogt, en deden in handen van den heer van Nellesteyn, als praesident van Staten, den provincialen eed, en namen vervolgens sessie. Na Den jongsten heer wegens de stad schrijft de namen van de praesente leden van de stad op voor den Secretaris Baarlé, om het presentiegeld te weten. Donderdag den 3en Decemb. heb ik geweest bij den heer | |||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||
van Cleef en hebbe aen denselve betaelt een recognitie van 50 gulden, als boekhouder van het Kinderhuys, ter sake van mijn avancement tot Raad in de Vroedschap. Item uyt dieselven hoofde betaelde ik op dienselven dag aen den Thesaurier Godin een somme van twee hondert gulden, mede voor recognitie als boven. Maandag den 14en, het weekelijks geselschap aen het huys van den heer van Maarssenbroek bij den anderen sijnde, versogt ik, vermits mijn beurt was 14 dagen daer aen, of ik het toeseggen mogt hebben van de heeren, dat sij dan alle souden komen, vermits ik alsdan mijn bienvenu meende te geven en haer een schotel eeten voorsetten; doch den heer Burgem̄r van Berk op die tijd moetende absent sijn, ruylde ik mijn beurt met de heer Ram en versogt de heren over agt dagen, sijnde den 21, het welke sij aennamen. Op saturdag den 19. liet ik de Heren nader versoeken. Maandag den 21. gaf ik mijn maaltijd 's avonds, brengende mijn geselschap eerst op mijn boven-voorkamer en daer na beneden aen tafel (De heer van Cleef was mede present). Over tafel, waer aen yder ging sitten op de plaats welke hem geliefde, wierden de gesondheden gedronken met onse grote ordin. glasen, waer van ik een dosijn van de heer Ram hadde overgenomen, en wel in de orde en rang van de heren, soo als sij saten, de Burgem̄r eerst. Vervolgens stelde ik eenige pocaalen in; doch meenden sommige heren, dat ik wel hadde kunnen volstaen met uyt de ordinaire die conditien te drinken. Eyndelijk vroeg de Burgem̄r Breijer een pocaal en feliciteerde mij met deselve, het welk alle de heren volgden en ik insgelijks met danksegginge en recommandatie in haer vriendschap beantwoorde. Jegens tien uren en half elf scheyde het geselschap. Maandag den 28. bij de heer Ram bij den anderen sijnde, | |||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||
versogt ik het geselschap wederom tegens de volgende reys; doch seyden mij, dat mijn beurt nu voor bij was en dat een bienvenu altoos voor een beurt aengerekent wierd. 1745. Met het nieuwe jaer geeft men als Vroedschap geen vereeringen, en vermits ik noch geen Capitein was aengesteld, soo gaf de heer van Buren als fungeerende Capitein de nieuwjaren aen de Compagnie. Eenige dagen na het nieuwe jaer committeerde de heer Burgem̄r Breijer mij in plaats van de heer van Maarssenbroek, die Rentmeester St. Catharijne was geworden, in alle de Commissien, waer inne sijn Ed. volgens het Commissieboekje was gecommitteert geweest, als in den almanak van het jaer 1746 te sien is. Maandag den 25en wierd ik door de heren Borgemeesteren voorgestelt tot Capiteyn van de Oranjestam, en vervolgens met behoorlijke commissie van de Vroedschap daer toe aengesteld. De Commissie ontfangen hebbende, gaf ik daer van kennisse aen den Luytenant Noordwijk, en pleegde met hem raad, vermits d'indispositie van den Capiteyn. De Capiteyn aen mij t'huys gesonden hebbende alle de papieren van de Compagnie, met versoek, dat ik de trommen wilde laten halen, ontbood ik den bode en liet hem met de tamboers de trommen halen, aen welke laatste ik yder een gulden gaf tot een vereering voor hare felicitatie. Dinsdag den 9. Februarij liet ik door den bode alle mijne officiers versoeken jegens vrijdag daer aen volgende op een oestertje, en vervolgens op een collation, omme aen haer bij die gelegentheyd mijne acte als Capiteyn te vertonen. Ik versogt mede buyten deselve officiers noch eenige andere goede vrienden bij deselve. De heer Cock door een ongemak aen sijn voeten indispoost sijnde, liet mij bedanken. Ik ging hem noch eens sien, doch vond hem buyten staat. De heren van Capelle en van der Meulen, volontairen, bedankten mede. | |||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||
Den Capteyn was noch indispoost, en den oud-Capteyn Busero na den Haag; doch den Sergant Cuylenburg mede bedankende, ging ik des anderendaags spreken, tragte hem te persuaderen in ons geselschap te komen, doch te vergeefs. Den 12en quam het voorn̄de geselschap aen mijn huys. Ik sette haer Ed. om seven uren een oestertje voor, vervolgens wierd wederom een pijp gerookt en jegen ½ negen sette ik een collation op, bestaende in een koude kalkoene pastij in de midden en op de hoeken een hammetje aen de eene kant en een kalfbil in gelij aen de andere kant, voorts gebrade oesters, ansjovis, 4 schoteltjes met gebak, een taart, podding, pannek. en dunne wafelen en vervolgens kleyne snoesterijen. Over tafel sittende vroeg ik aen de hr Wachendorff, of hij niet gewoon was als scriba de acten van de Capiteyns te resigneren; doch sijn Ed. antwoorde dat hij sigh met het gesigt contenteerde, waer op ik deselve aen hem overgaf en overluyd gelesen wierd, waer op hij een pocaal versogt, die ik sijn Ed. liet geven en waer in ruym een halve vlesch ging, die door sijn Ed. en alle de verdere Officiers vol ingeschonken en onder mij te feliciteren uytgedronken wierd, 't welk ik met deselve pocaal beantwoorde en mij in haer vriendschap insinueerde. Vervolgens bleef het geselschap vrolijk bij den anderen tot ruym een uer 's nagts, wanneer de laatste scheyden; ik gaf Herreberg voor sijn oppassen als anders drie gulden. De heer Cuylenborg had 's morgens de schaalGa naar voetnoot1) mede geassisteert, sulx dat daer van niets gesproken wierd. Mijn advis door de Vroedschap omtrent dese tijd gevraagt sijnde op de requeste van de geburen van de lange Nieuwstraet tusschen het Catharijne steegje en de Zuylestraat, omme uyt eenige opgegeve personen een Schout | |||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||
te kiesen, stelde ik daertoe aen den brievebestelder de Bruyn. Item op de requeste van de geburen van de Nieuwegraft tusschen de Heerestraet en de Brigittestraet, stelde ik tot schout aen Brand van Pothoven. De kleppers mij als Capiteyn komende feliciteren gaf ik geen vereering. Donderdag den 5. Maart, mijn compagnie de wagt hebbende, gaf ik aen mijn bode Herreberg 36 gls, omme daer van alle avond ses gulden aen de twee optreckende rotten voor tabaksgeld uyt te delen, en seyde hem, dat de wijn tot 8 kannen yder avond, benevens 2 bouteljes voor de proef bij Pijserman gereed sou staen. Ik gaf hem voor sijn vereering drie gulden. Hij deed mij vervolgens rapport dat alles wel afgelopen was. De tamboers versogten mij eenige dagen daer aen yder om een paar nieuwe trommelstokken en eenige geringe reparatien aen haer trommen, welke ik liet maken, en op de rekeningetjes daer van, te weten van de vier trommelstokken tot ses gl. en het andere tot twee gl. en eenige str̄s, versogt ik den Cameraer deselve te willen voldoen, als ten dienste van de compagnie gelevert. Het gunt vervolgens geschiede. Eenige reysen geassisteert hebbende met en benevens een gecom̄de uyt de andere Classis bij de promotien van verscheyde candidaten, wierd ik op den 8. Meert gecomm̄t met de heer Roël, omme den nieuwen Rector Magnificus den heer Prof. Elsnerus benevens de Assessoren te installeren en den afgaende Rector, sijn oratie sullende doen, op stoel te brengen. Sulx geschiede den 22en, wanneer den heer Roëll sigh met mij begaf na de Senaat, en aldaer voorstelde, dat hem van herten aengenaam was sigh wederom in de vergadering van haer Ed. (seer vermaarde en Hooggeleerde heren) te sisteren, met en beneyens mij en den Secret. | |||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||
Joh. Baerlé, en aldaer te communiceren, dat haer Ed. Groot Achtb. de heren Burgem̄ren en Vroedschap tot Rector Magnificus en Assessores hadden verkoren de heren..............Ga naar voetnoot1), te gelijk voor sigh hebbende de Resolutie van de Vroedschap, waer bij die heren stonden genoemt, waer mede sijn Ed. de eer hadde haer Ed. te feliciteren. Te gelijk uyt de naam van haer Ed. Groot Achtbare bedankende den afgaande R.M. en A. voor hare genome moeyte en ijver, waardoor sij de luyster van de Academie en desselfs rust en vrede hadden bevordert, en niet twijffelende, of den nieuwen R.M. en A. souden van gelijken doen; waer op den aengestelden R.M. een harangue deed en ons mitsgaders haer Ed. Groot Achtb. bedankte voor de eer hem aengedaen. Daer op ging de heer Roël de Senaat uyt na het Auditorie, den afgaande Rector Horthemels volgde, doen ik en voorts de Professoren na haer rang. Horthemels deede sijn oratie, bedankte de heeren en feliciteerde den nieuwen Rector, die alsdoen op de Rectorplaats ging sitten. De Oratie ten eynde sijnde, stond den heer Roël wederom op om na de Senaat te gaen, den nieuwen Rector volgde, doen ik en voorts de Professoren na haer rang; in de Senaat komende feliciteerden wij den nieuwen Rector, die ons alsdoen 's avonds op de maeltijd versogt. Daer gekomen sijnde omtrent de klokke seven uren, stelde de heer Roël, als wij aen tafel saten, met den Rector tusschen ons beyde, en met een glaasje verwelkomt waren, aenstonds drie conditien in, nam.: om den Rector te feliciteren, den afgeganen Rector te bedanken, en het welwesen van de Academie te drinken, waer op den Rector vervolgens de Curatoren instelde en bleven wij dus tot 11 uren bij den anderen. | |||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||
Vrijdag den 26en 's morgens ten vijf uren overleed den Hoofdoffic. Leusden. In desselfs plaets wierd dinsdag den 13. April tot Raad in de Vroedschap verkoren de heer Egbert Anthony de Leeuw. Maandag den 12en wierd in de Vroedschap op mijn advis tot Schout van de Kreupelstraat aengesteld Hendrik van Pietershagen. Hevige debatten in dese tijd sijnde ontstaen over de haringe van vier jonkers bij de heren Edele op den 9. Febr. 1745 gedaenGa naar voetnoot1), en waer op de stad hare approbatie weygerde te geven, als waer toe geen tijd bij eenige wet of ordonnantie bepaalt was, voor en al eer dat de heren Edele schriftelijke versekering gaven, van te gelijk, of korten tijd daer na, uyt de nominatie van de graven van Rechteren tot het eerste lit een te sullen kiesen, - is op dat poinct de Vroedschap extraordinair beschreven, en de gemelde besz. eenige weken aen den andere gecontinueert, mitsgaders van tijd tot tijd bij den anderen geweest, tot dat eyndelijk op den 30. April 1745 de voorsz. versekering, omme binnen vijf maanden uyt de nominatie van de grave van Rechteren en den heer van Ginkel, die in de pl. van den jongsten graaf op de nominatie soude werden gezet, wijl dien graaf bij miss. de heren van de Vroedschap voor de gegeve nominatie bedankte, te sullen kiesen den voorn̄de oudste grave van Rechteren - door de heren Ed. wierd gegeven, en onder den praesident van haer Ed. Mog, gedeponeert. Waer op vervolgens de Resol. van de heren van de | |||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||
Vroedschap tot approbatie van de haring genomen in de vergadering van haer Ed. Mog. is binnen gebragt en sijn de gehaarde heeren na neerlegging van haer militaire en politique ampten in den eed genomen. Deselve waren de heren van Ter Aa, van Schalkwijk, van Ter Meer en van Amerongen. Is verders bij die occasie mede schriftelijke versekeringe gegeven door de Vroedschap en onder den President mede gedeponeert, omme binnen de voorsz. vijf maanden mede bij de Vroedschap te sullen effectueren, dat de Gecom̄dens in de Generaliteyt mede Generaliteyts ampten souden mogen aennemen, mits dat deselve onder de Gecom̄dens ter Generaliteyt souden rouleren bij touren of bij lotinge. Gelijk ook aengenomen is te effectueren, dat de heeren die eenige buytencommissien hebben, voortaan mede ter vergaderinge vanStaten souden mogen verschijnen. Na het 1e point is noch op dieselve vergaderinge van den 30en April afgedaen en geresolveert. May....... deed ik met mijne Officieren de omschrijving, waer op wij in het Maliehuys voor rekening van de Compagnie 's avonds vrolijk waren; ik had deselve versogt aen mijn huys en gaf haer alvorens een glas wijn en pijpje, tot dat wij te drie uren uytgongen. Maandag den 3. May is in de Vroedschap gelesen een brief van de jongste Grave van Rechteren, waer bij sijn Ed. bedankt voor de nominatie op hem uytgebragt, versoekende dat een ander in sijn plaats mag werden gesteld (deselve brief was gedateert den 30. Maart 1745). De Vroedschap derhalven, nadat sulx eerst Classicael .was afgedaen, daer over extraordinair vergadert sijnde, is in plaetse van den jongsten heer Graue van Rechteren de nominatie gesuppleert met den heer Baron van Reede, Heer van Ginkel, en die nominatie dus verandert aen de heren Edele en Steden toegesonden. De heer van Polanen uyt de Stat. Gen. met May t'huys | |||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||
komende, wierd aengesteld tot Postm̄r, de heer de Reuver, die Postm̄r was, tot praesident van de Fin., de heer van Wijck, die in de Fin. sat, tot Schepen, en dus moest de heer van Buren met mij stil sitten. In de maand May wierd ik gecommitteert met de heer Quint op het sluyten van de rekening van Abraham van der Schilden in qualité als Kerkm̄r over de Nicolaikerk, waer van de heer Quint de volgende maandag rapport deed en wij alsdoen voor onse genome moeyte bedankt, mitsgaders ordon̄tie op den Thesaurier geslagen voor den heer van der Schilden, omtrent het geen hij meer hadde uytgegeven als ontfangen; wij kregen voor leges van de gem̄ rekening yder 14 strs. Den 1en Junij vierden wij middag en avond ten huyse van den heer van Dam het jarige feest van de verandering van de Correspondentie in den jare 1729. Den 22. Junij gaf ik mijn Capteyns maeltijd, liet de heeren van de Compe 8 dagen te voren vragen sigh op dien dag niet te willen engageren, en drie dagen te voren finaal versoeken. Alle de Officieren quamen, uytgenomen Cuylenburg en Beresteyn, den laatste vermits het afsterven van sijn dogtertje daags te voren; Schalkwijk en Bleyenburg quamen mede niet, en ik verstond naderhand dat deselve formeel voor 't kransje bedankt hadden, dus resolveerde ik deselve niet weder te versoeken. Herrenberg gaf ik voor sijn oppassen drie gulden en Willem, die ik er bij had, twee sesthalven. Door het overlijden van den Capteyn de Leeuw een Compe ter dispositie van onse Classis sijnde komen te vaceren, deselve dispositie staende aen oom Verwey en de heer Busero, sijn die heren in het vriendelijke overeengekomen, dat oom Verwey over deselve Compe soude mogen disponeren ten faveure van sijn neef Cloek, en dat oom daerentegens aen de heer Busero soude overgeven | |||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||
het eerste politicque ampt in de twede divisie aan oom te beurt vallende, 't sij dat oom hetselve bij overgifte van de heer Busero op sijn tour nemende, daer van disponeerde ten behoeve van die geene, welke de heer Busero soude komen te noemen, 't sij dat oom de dispositie liet aen de heer Busero op sijn eygen tour, belovende oom noch het 1e kleyne ampt aen hem te vervallen aen den voorn̄de heer. Vervolgens wierd de heer Lt Cloecq aengesteld tot Capteyn in plaats van den overleden heer Theodorus de Leeuw, Capiteyn in het regiment van den Generael van Dort. Op den 30. Julij, vermits bekome aenschrijvinge van visitatie van het hooy, deed ik de visitatie dès namiddags met mijne Officieren, presenterende haar Ed., aen mijn huys komende, eerst een glas wijn en een pijpje, en vervolgens uytgaende; doch kreeg ik ongelukkig onder wegen de koorts, waer op sij het voor mij volvoerden, en 's avonds voor rekening van de Compe in het Capittel van den Dom vrolijk waren. In de maand Aug. aen oom vervallen sijnde de dispositie over het Commiss ampt van de schuyten buyten de Tollesteeg, heeft oom het selve volgens accoord gegeven aen de heer Busero, die daer mede sijn knecht heeft begunstigt. Wanneer men tot dese tijd toe niet hoorde, dat de heren Edele uyt de overgegeve nominatie van de heren Edele een electie deden, is bij de Vroedschap geresolveert van haer seyde alles bij brengen 't geen tot facilitering van de gemelde electie soude kunnen dienen, en derhalven een resolutie genomen, waer bij geconsenteert wierd in het sessienemen ter vergaderinge van haer Ed. Mog. van de heren in de respective Collegien van den Raad van Staten, Generaliteyts Rekenkamer en Admiraliteyten gecommitteert, mits dat deselve niet te gelijk soude mo- | |||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||
gen besitten een van die ampten, en boven dien hebben een Comm. in de Gedep̄de Finantie, of te Hoof. Doch wanneer die Resol. onder de hand aen de heren Edele vertoont sijnde, geen genoegen gaf, heeft de Vroedschap bij nader Resol. eenvoudig in de gemelde sessie geconsenteert, misgaders die Resol. ter vergadering van haer Ed. Mog. ingebragt, waer op vervolgens het selve staatsgewijse is gearresteert. De heren Edele hebben alsdoen haer Lid benevens de kleyne steden doen convoceren jegens maandag den 27. en alsdoen eenparig uyt de voorsz. veranderde nominatie geëligeert den Grave van Rechteren, mitsgaders die ge dane electie in de vergadering van Staten binnen gebragt op den 30. September, waer op vervolgens den voorn̄ heer binnen versogt en in den eed genomen is, hebbende sijn Ed. dien middag en daags daer aen visite van felicitatie gewagt, alwaer ik mede op geweest ben. Op den 12. Octob. vervolgens de Regeering verandert werdende sijn verkoren tot:
Sijnde vervolgens door de heren Borgemeesteren gecommitteert: | |||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||
De volgende heren blijven in hunne Commissien gecontinueert.
13 Octob. is bij de Vroedschap geprocedeert tot de nominatie van 2 heren tot vervulling van de plaats van de heer Daniel de Leeuw in het Lidt der heren Geëligeerde vacerende, en sijn daer toe genomineert. De heren mr. Wouter Hendrik van Nellesteyn, Cano- | |||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||
nicq in den Capittule van Oudmunster, en Theodorus Cornelis Zaal, Canonicq in den Capittule van St. Marie. Deselve nomināe was in de Classis van de Burgem̄r Breijer, aen welke de dispositie was te beurt gevallen, in den jare 1638 reeds gemaakt, en aen de Classis van de de heer Ubing gecommuniceert; doch bij de Vroedschap op een extraordinaire beschrijving gesolvt sijnde deselve niet in te brengen, voor dat nomināe van de heren Graven van Rechteren was afgedaen, - soo wierd, vermits sulx alsnu was geschied, de voorsz. nomināe mede afgedaen en de heren Edele en kleyne steden toegesonden. Nov. 12, wanneer het schaeldag was, deed ik te gelijk onder het omgaan met de schaal omschrijvinge met mijne Officieren. In de maand November, den 28., sijnde Utrechtsen dankdag, gaf ik mijn Capiteyns winter maaltijd aen mijn Officieren; vrijdag te voren, wanneer de heer van Buren een maeltijd, die hij noch schuldig was, gaf, versogt ik de heren. De heer van Oudwulve liet mij bedanken, Beresteyn was uyt de stad en Cuylenbug absent, soo als ook de Capteyn van Buren. Maandag den.. November communiceerde de heer van Haeften in ons ordinair geselschap, dat sijn Ed. de Commissie van de Admiraliteyt van Zeeland, welke hem, bij de verdeelinge van de Commissien, met May 1746 ter dispositie van onse Classis komende, was te beurt gevallen, hadde verruylt met de heeren Geëligeerde, jegens de drie eerste jaren van den ontfang van het ander deel der generale middelen, waer toe sijn Ed. door de heren Geëligeerde soude werden aengesteld, en van gelijke versogte, dat de heer Maerschalk van Nellesteyn alsnu bij de Classis mogte werden gecommitteert. Ook bij de Vroedschap vervolgens aengesteld tot Raad ter Admiraliteyt van Zeeland, met welke ruylinge de heer van Haeften wierd gefeliciteert. | |||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||
Waer op in die week op den.......Ga naar voetnoot1) de Classis wierd geconvoceert tot het stellen van een dag ter vergevinge van de gemelde charge van Raad ter Admiraliteyt voor drie jaren, met het regt van changement, mitsgaders op den gestelden dag tot Raad ter Admiraliteyt met het regt van changement aengesteld de heer van Haeften. Het gunt geschied sijnde, wierd de volgende maandag, den 29. Novemb. 1745, den dag van dinsdag, in de Vroedschap vastgesteld, ter begevinge van de voorsz. Admiraliteyts plaets. Als wanneer de Vroedschap vergadert sijnde sommige heren al aenstonds de heer Maerschalk van Nellesteyn tot gemelde Commissie wilden benoemen; andere daer tegens sustineerden, dat de heer van Haeften daer toe moest werden benoemd met het regt van changement, en dat denselven heer gechangeert hebbende en van sijn changement kennis gevende, eerst aen de Classis, nader hand in de Vroedschap de heer van Nellesteyn eerst moest werden genoemd. Welk sentiment bij de meerderheyd overgehaelt wierd, om dat de heer van Haeften in de Classis niet duidelijk genoeg had gesegt met wie hij geruylt had en wie in sijn plaets soude werden aengesteld, en vervolgens de heren seyden het selve te ignoreren. (Ofschoon egter in het geval van oom Verwey en den heer van Ter Meer, ruylende voor de Admiraliteyt van Amsterdam de Finantie Camer, sulx simul et semel was geschied). Dus wierd de heer van Haeften op dien dag, even als in de Classis, aengesteld tot Raad ter Admiraliteyt van Zeeland, met het regt van changement, en daags daer aen de Classis geconvoceert sijnde, communiceerde sijn Ed. aldaer sijn changement met de heer van Nellesteyn, waer op de Vroedschap volgens afspraak van dinsdag op | |||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||
vrijdag geladen sijnde, wierd de heer Maerschalk van Nellesteyn voor de tijd van drie jaren, ingaende met den 1. May 1746, genomineert tot Raad ter Admiraliteyt van Zeeland, even als de heer van Haeften bij de heren Geëligeerde was genomineert voor den tijd van 3 jaren, mede ingaende met den 1. Jan. 1746, tot Ontfanger van het ander deel der Gen. Midd., blijvende egter bij versterf of vacature de dispositie van de geruylde commissien ter begevinge van yder lith. Om desen tijd wierd de heer Rector Reitz gesondeert tot Rector van de latijnsche scholen tot Amsterdam, waer op denselve bij de Vroedschap met een meerderheyd van stemmen wierd aengesteld tot Professor Oratoriae et Poëseos, mits blijvende sijn Rectoraat waernemende en niet meer dan een collegie daags houdende, protesterende de heer Burman tegens die gedane aenstellinge, en de heer Burgem̄r van Cleeff sijn contraprotest reserverende. Maandag den 13. December 1745 aen het huys van den heer van Polanen bij den anderen sijnde, sprak de heer Borgem̄r van Cleeff over het vergeven van de commissie van den ontfang der gebeneficeerde goederen, ter dispositie van onse Classis komende met 1o January aenstaende, en rondgevraagt hebbende, of ook ymand van de heren ('t geen men ook aen de non-Correspondenten in de Classis soude afvragen) sin had in den gemelde ontfang, en alle de heren, daer onder mede den heer van Buren, ofschoon denselve sonder commissie was, daar voor bedankt hebbende, presenteerde ik mij daer toe voor den tijd van drie jaren, en wierd daer mede vervolgens ook gefeliciteert. Waer op in die week de Classis bij den anderen geconvoceert, mitsgaders een dag gesteld sijnde tot begeving van de vorenstaende commissie, nadat de heren non-Correspondenten gedeclareert hadden, daer inne geen sin te hebben, wierd ik op dien gestelden dag genomineert tot Ontfanger van de gebenificeerde goederen voor den tijd | |||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||
van drie jaren, ingaende met den 1. Jan. 1746. Waer van kennisse gegeven sijnde aen de Classis van den heer Burgem̄r van Papendorp, wierd op maandag den 20. December 1745, den dag van dinsdag, bij de Vroedschap gesteld tot begevinge van den voorsz. ontfang, en ik alsdoen voor den tijd van drie jaren aengesteld als voorsz., afleggende te gelijk den eed van corruptele, waer na ik in de vergadering van Staten op den 29. December nader aengesteld wierd en eed deede op mijne instructie, soo als ook jegens de corruptelen. 1746. Door de vorenstaende commissie verloor ik voor den tijd ven drie jaren mijne sessie in de Vroedschap. De heer van Royen, in wiens plaats ik succedeerde, wierd in plaats van de heer Berger, welke een dubbelde commissie had, in de Finantie Camer gecommitteert. Februarij. In den beginne van dese maand deed de heer Professor Reitz sijne inangurele Oratie de Veterum Graecorum et Latinorum Oratorum libertate, werdende op stoel gebragt door de heeren van Buren en de Leeuw. Soo als ook de heer predicant Gijsweit te Schoonhoven, in plaats van Dos Boskoop, na Amsterdam beroepen, alhier wierd beroepen met eenparige stemmen, en geapprobeert. Februarij communiceerde ons de heer van Dam, dat hij de commissie van de Generaliteyts Rekenkamer, welke bij verdeelinge van de commissien in de maand October aen hem was toegedeelt voor den tijd van 3 jaren, ingaende met den 1. May aenstaende, hadde gechangt met de heer geëligeerde Leusden, die hem daar voor soude geven voor den tijd van 6 jaren den ontfang van 't eene deel der gene middelen, en dat de heer Roelands, welke met de Generaliteyts Rekenkamer soude werden begunstigt, bij sijne Classis soude uytwerken, dat aen de heer van Dam soude werden gegeven de commissie, welke de heer Roelands andersints van die Classis soude hebben, alsoo de heer van Dam sijn soon Jacob van Dam met de gemelde | |||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||
commissie van den ontfang soude begunstigen, en dat de gemelde commissie van de heer Roelands soude blijven ter dispositie van onse Classis, ofschoon de heer Roelands mogte komen te overlijden. Het welk geapprobeert sijnde en vervolgens classicael gemaekt, is bij de Classis commissie gedecerneert op de heren de Reuver, van Dam en Busero, omme met de heren van de andere Classis dienaengaende te spreken, en een behoorlijke acte in forma van de gemelde overeenkomste te passeren, als gedaen is, en na gedaen rapport door den Secretaris van de Classis deselve acte geregistreert, mitsgaders vervolgens de heer Roelands bij de Vroedschap voor den tijd van 3 jaren in de Generaliteyts Rekenkamer, en de heer Jacob van Dam voor den tijd van 6 jaren bij de heeren Geëligeerde tot den ontfang van 't eene deel der generale middelen gecommitteert en daer na bij de heren Staten in den eed genomen. In de Correspondentie wierd bij occasie van het changement van de heer van Dam geresolveert, dat men voortaen niet meer soude mogen changeren, maer de commissie, die men op sijn tour kreeg en aennam, selve moeten waernemen. In den beginne van dese maand, ofte in het laatst van de vorige, wierd uyt de nominatie, in de maand October vermeld, in de plaats van de heer Antony de Leeuw, door de heren van de Ridderschap en Steden geëligeert de heer Wouter Hendrik van Nellesteyn. In dese maand wierd de heer Estor, Professor in jure te Marpurg, alhier beroepen tot Professor juris civilis et publici Romano-Germanici, op een tractement van 2400 gulden jaerlijks. In plaats van den afgaenden Rector Magnificus Elsnerus wierd de heer Burman tot Rector voor het volgende jaer aengesteld; de heer Elsnerus, die door de heren van Asch van Wijck en Roëll op stoel gebragt wierd, deed een oratie. | |||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||
Verscheyde brieven wierden van tijd tot tijd gesc. aen Estor, die op de 1e brief niet antwoorde, tot 4 incluys, meldende de laatste, dat ingevalle men binnen 14 dagen geen bescheyd bequam, men alsdan tot een andere beroepinge soude overgaan, en vermits er geen bescheyd quam, is sulx ook geschied en tot Professor beroepen de heer Heuman, staende te Altorf, die in een beleefde rescriptie van den 27. May voor die beroepinge bedankte. Waer op vervolgens tot Professor juris civilis beroepen is de heer Houck, Professor tot Deventer, op een tractement van 1000 gulden, welke die beroepinge aennam en den 20. Junij 1746 een inaugurele oratie deede: De proprio obligationum jure ex variis causarum figuris. En vermits het niet apparent was, dat men de heer Kale of eenig ander Professor uyt Duytsland soude krijgen, wierd de heer Wesseling den titel van Professor juris publici Romano-Germanici en juris naturae geoffereert met een augmentatie van 500 gl. tractement, die het selve dankelijk aennam. Met 1o May of even te voren stond de heer Quint als schepen op en wierd de heer van Royen schepen in sijn plaats, soo als de heer Quint weder in sijn plaats in de Finantie sessie nam. Voorts wierden met 1o May Ontfanger van 't anderdeel der gen. middelen, ingevolge de ruylinge hier voren gemeld, de heer van Haeften, en de heer Roelands in de Generaliteyts Rekenkamer, voor 3 jaren. Schepenen: Busero in plaats van Haeften, Velthuysen in plaats van Burman. Momborcamer: van Ochten in plaats van Godin. Finantien: van Dam in plaats van Godin, ingevolge van de ruylinge, die voor 3 jaren in de Raad van Staten ging. 21 Junij gaf ik mijn Capiteins somer maeltijd. De Burgem̄r van Cleef vergaf omtrent dese tijd het poortierampt van de Catharijne poort aen de knegt van | |||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||
de Raadsheer van Cleeff, en de Burgem̄r van Papendorp het bidderampt van van der Muelen aen sijn knegt. De clepper de Haan in mijn quartier gestorven sijnde, vergaf ik het selve aen Antony van den Tempel, onder een jaerl. uytkeringe van 50 gulden aen Anna en Petronella van Schalkwijk. Om dese tijd versogt den heer van Oudwulven sijne demissie als Sergeant, welke ik hem accordeerde, vermits sijn Ed. buyten ging wonen en geen optrek meer in de stad soude houden. August. 15. Wierd in onse Compe aen St. Servaes heck de perspomp geprobeert; wij hadden een tent op de wal opgeslagen en presenteerden allerhande ververschingen. Otterloo was dronken, waar over ik hem berispte, en hij mij vuyl bejegende; doch 's avonds in het voorbijgaan van den Officr Cuylenburg met sijn huysvrouw, seggende dat de Capiteyn een schelm was. Waer over ik mijne klachte heb ingebragt bij den Collonel, die seyde daer over Collonel en Hoplieden bij den anderen te sullen roepen. 25. Stierf de heer Burgem̄r van Papendorp en wierd den 6. September in de plaats verkoren den heer van Stoetwegen, na dat deselve in de Corresp. hadde geloot met de heeren Burman en Verburg; dus wierd de heer van Cleef 1e Borgem̄r en de heer van Stoetwegen 2e. 2 September stierf den Secretaris van Bleijenburg. 13 September wierd de heer Capiteyn Ormea in sijn vaders plaats in de Vroedschap verkoren, na dat alvorens saturdag den 10en was geweest een open besr. van de Vroedschap en aldaer geventileert, of den heer Ubing soude kunnen sitten met sijn swager Godin en met dese nieuwe swager, en verstaen was met 18 stemmen tegen 17, dat sulx niet wesen mogt, sijnde eene stem om hem sulx bij dispensatie te accorderen; waer over gedelibereert, is eenparig deselve van de Resol. van den jare 1651 de | |||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||
heer Ormea gedispenseert sonder conseq. in 't vervolg en dus geadmitteert. 15 September wierd in de Corresp. tusschen de heeren Ubing, Verborcht, Burman en Stoetwegen geloot om het Burgem̄rampt en viel sulx te beurt aen de heer Verborch. De Pror Bohell dienst genomen hebbende, en sijn Pror ampt komende te vaceren, wierd in de Correspond. geproponeert aen wat Classis het selve stond, en bevonden sijnde dat het vors. Pror ampt bij de heer Berch was begeven, is het selve gedefereert aen de Classis van de heer van Stoetwegen, ofschoon hetselve pro forma noch bij het Gerecht vergeven wierd. 24. Was convocāe van Collonel en Hoplieden. Ik narreerde het gepasseerde met Otterloo en versogt, dat de heren, denselve gehoord hebbende, hem sodanig souden corrigeren als sij met het gepleegde affront souden oordelen te behoren, waer op Otterloo binnen ontboden sijnde, versogt op het nederigt excus, sigh excuserende met sijn dronkenschap, waer op denselve bij gratie wierd gecondemneert in een boete van 12 gl., ten behoeve van de Aelmoesenierscamer, en voorts geordonneert bij mij excus te komen versoeken in presentie van de geburen Hendrik Schottel en Gerarda Rips, welk een en ander ook door hem in de volgende week is verrigt. 26. Deed de heer Wesseling sijn inaugurele Oratie: de vera Civitatis felicitate. Bij de gemelde verandering wierd op den 3. October in de Corresp. ten huyse van de heer van Dam geproponeert door de heer Breijer, die de comm. van de Staten Fin. hadde aengeloot, deselve te ruylen met oom Verwey in plaats van het postm̄rampt; doch sprak de heer van Berck, die, in de 1e divisie sijnde, met de heer Breijer had geloot, sulx tegen, alsoo hij gaerne in de Fin. was geweest en sustineerde dat men niet mogte ruylen met een heer van een andere divisie, het welk ook soo bij de meeste heren | |||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||
begrepen wierd en voor een vaste wet in 't vervolg geresolveert. October 8. De Secretarisplaats door de heer Verburg gegeven sijnde aen de heer van der Does, wierd denselve voorgesteld in de Classis en op den 21. bij de Vroedschap tot Secretaris geëligeert. Denselve dag was onse Classis ook vergadert om de aenstaende verandoring van de Regeering te reguleren, en sijn vervolgens soo van onse Classis, als van de Classis van de heer van Stoetwegen verkoren en gecontinueert op den 12. October.
De volgende heren blijven in hunne commen gecontinueert:
| |||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||
Op den 10 October is vervolgens tot Pror aengesteld den Nots Luyt van der Pauw. Eod. die quam den heer van Renesse wegens de geëligeerde, sessie hebbende in de Admiraliteyt en Oost-Ind. Comp. te Amsterdam, in de vergadering van Staten, sustinerende dat, vermits op den 30. Septemb. 1745 bij haer Ed. Mog. was verstaen, dat de Regenten sessie hebbende in de Raad van Staten: Generaliteyts Rekenkamer ofte een van de Admiraliteyten, des niettegenstaende in de vergadering van haer Ed. Mog. souden mogen compareren, sulx mede moeste plaats hebben omtrent de Oost-Ind. en West-Ind. Comp., als sijnde in de gemelde Resol. casu geomitteert, en dat sijn Ed. vervolgens sijne voorsz. sessie in de Admiraliteyt en Oost-Ind. Comp., van de sessie in de vergadering van haer Ed. Mog. niet excludeerde, waer op sulx mede in dier voegen verstaen wierd met de meerderheyd bij de heren Geëligeerde en met eenparigheyd bij de Ridderschap, doch door de Stad daer jegens geprotest., seggende de vergadering met al het geene daer in wierd gedaen, voor nul, soo lang den gem. heer sigh niet absenteerde en sij daer over haer vrije deliberatien had, reitererende het selve telkens wanneer des Stads stem wierd gevraagd op de saken welke verhandeld wierden. Waeromme eyndelijk de vergadering na hevige debatten vrugteloos scheydde, en in de notulen van de voorgaende vergadering geschreven wierd, dat deselve was gescheyden op reces niet jegens den 13. Octob., soo als er stond, maer jegens den 19. October. Hier op wierd de Vroedschap op het voorsz. quaeritur extraordinair beschreven jegens maandag den 17. October om 8 uren, en nadat aldaer was geproponeert, dat den voorn̄de heer van Renesse sigh op de aenstaende verga- | |||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||
dering van Staten soude absenteren, en dus de deliberatie aen de vergadering over het point in questie vrijlaten, is geresolveert in den gemelde gevalle voor Stads sentiment aen haer Ed. Mog. te adviseren, conform het rapport van de heeren Gecomm., dat men gereed was om het sentiment van de Vroedschap te seggen en conform het selve de sessie aen de Bewindhebbers van de Oosten West-Ind. Comp., leden van de Regeering sijnde, te accorderen, doch dat simul et semel moeste werden vastgesteld, dat de heren Ontfangers en Rentmeesters in haer Ed. Mog. Comm. en leden van de Regeering sijnde, ook souden mogen sessie nemen in de vergadering van haer Ed. Mog., soo dra de jaren van hare Commissie sijn geeyndigt, ofschoon sij hare conclusive rekening niet hebben gedaen, gelijk sedert 30 jaren herwaerts is gepractiseert geweest, en ingevalle de heren van de voorstemmende leden mogten voorgeven het selve eerst in haer lidt te moeten brengen, dat men alsdan ook soude suppersederen met het sentiment van de Vroedschap te seggen, tot dat de voorstemmende leden op het poinct van de Ontfangers in een volgende vergadering gereed waren. (Het bovenstaende is niet geresolveert op maandag den 14en, sijnde alsdoen alleenlijk comm. gemaakt om het quaeritur te examineren en daer van dinsdag rapport te doen, sijnde daer toe gecom̄tteert de heren Verborch, de Reuver, Mansveld en Burman, die ook op den 15. rapport hebben gedaen, en is alsdoen de Burgem̄ren versogt het gedane rapport in de Gedep̄de, dien morgen sittende, aen de heren van de voorstemmende leden smakelijk voor te stellen en haer gedagten daer over te horen, waer op de gemelde heren sulx ook hebben gedaen, mitsgaders des anderendaags in de Vroedschap gerapporteert, dat die heren voor haer particulier wel genegen waren de saak conform het gedane rapport te reguleren, maer dat sij het selve in haer lidt souden moeten brengen, waeromme de Vroed- | |||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||
schap haer met het uytgebragte rapport heeft geconformeert en geresolveert, als hier boven staat aengetekent. Sijnde in de besoignes van de gemelde drie dagen in de Vroedschap gehouden, vele heren mede van gedagten geweest, dat men de sessie in questie behoorde te verleenen, mits niet alleen het point van de Ontfangers wierd gereguleert, maer te gelijk vastgesteld, dat de heren, die een Generaliteyts ampt besitten, in de Vroedschap en in de vergadering souden mogen sessie nemen, soo wel als vastgesteld was, dat de geene, die reeds sessie hadden en in de comm. van de Generaliteyt sijnde, sodanig een ampt te beurt viel, het selve soude mogen aennemen, en mits dat aen den heer Hoofd-Officr van gelijke sessie in de vergadering van haer Ed. Mog. wierd verleent, doch welke laatste poincten om verscheyde redenen bij provisie buyten resolutie sijn gebleven). En ingevalle den heer van Renesse eygener auctoriteyt wederom in de vergadering mogte komen, soude men daer jegens wederom protesteren en geen vergadering houden, werdende het selve aen de directie van de heren Gecomm̄ overgelaten. De heer van Renesse wierd verwittigt van het geresolveerde, quam in de vergadering van Staten en nam dienselven morgen noch sessie. De voorsz. conclusie genomen sijnde bij de meerderheyd, alsoo de heer Velthuysen bij de oude Resol. wilde blijven, en na omvrage bij de meerderheyd verstaen wierd, dat men in dese saak bij meerderheyd konde concluderen, als sijnde maer een extensie en interpretatie van een Resol., bij welke men reeds van een fundamenteele wet eenparig was afgegaen. 16e. De Corresp. aen het huys van de heer van Polanen bij den anderen sijnde, is er geloot over het Kerkm̄rampt van de Buerkerk, tusschen de heren Verwey, van Dam en Polanen, kunnende de heer Busero niet mede loten, | |||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||
also sijn Ed. was gekomen in de plaets van de heer Ewijk, die het selve getrocken en bedient had. Het selve te beurt gevallen sijnde aen de heer van Polanen, is verstaen dat sijn Ed. het selfs moeste bedienen en niet vermogte over te geven aen ymand buyten sijne divisie. Sodanig een Kerkm̄r krijgt een acte van aenstellinge door Burgem̄ren en niet door de Vroedschap, en moet ook drie sondagen voorgesteld werden in de Buerkerk, even als een Kerkmeester uyt de borgerije; word voor agt jaren aengesteld, sijnde de vier laatste jaren regeerend Kerkmeester. 19e. Vervoegden sigh de heren Burgem̄ren en Gecomm̄ in de vergadering van Staten, deden aldaer opening van het geresolveerde bij de Vroedschap en lieten sigh induceren om eenvoudig te consenteren in de sessie van de heer van Renesse, en die geene van de leden, die t'eeniger tijd Bewindhebbers van de Oost- en West-Ind. Comp. mogten werden, declarerende haer Ed. Mog. en dus de drie leden gesamentlijk voor aengenaam te houden de Ontfangers, die jegenwoordig sessie hebben genomen. Sonder dat van het overige iets genotuleert of ook bij de Vroedschap, wanneer de Burgem̄ren daer van rapport deden, iets daer jegens is ingebragt geworden. In de bataille den 11en deser bij Raucoux voorgevallen sneuvelde de Majoor van Capelle, wiens Comp. stond ter begevinge van de 1e divisie in onse Classis. De Fabricq van den Tempel om dese tijd mede gesturven sijnde, en sijn ampt niet bekend sijnde op de lijst van de ampten, sijn de Burgem̄ren en Oud-Burgem̄ren gecommitteert omme te examineren, wie hetselve behoorde te geven, en of niet een andere instructie voor den nieuwen Fabricq behoorde te werden gemaakt. November 7. De postjuffrouw Bohell overleden sijnde en haer moey Buyn pensioen verkregen hebbende, is juffr Switsert tot posthoudster aengesteld op het ord. tractem̄t | |||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||
van 300 gl., en aen haer noch 100 gl. toegelegd, mits sij juffen Buyn en Engers, waer van de eene door de Burgem̄r van Cleeff en de andere door Stoetwegen waren aengesteld op een tractement van yder 3 strs daags, soude onderwijzen tot dat deselve mede bequaam waren om het comptoir waer te nemen, en dat sij daeromme het geheele jaer door dagelijks op het postcomptoir moeste komen. 8. Stierf de Majoor van de burgerwagt Jacobus Bosch. 27. Stierf Antony van den Tempel, bij mij in de maend Augustus aengesteld tot clepper in plaats van de Haan, over welke plaats ik bij provisie niet disponeerde, maer deselve door den noodwaker ten behoeve van de weduwe liet bedienen. 28. Alsoo van tijd tot tijd eenige disputen waren geweest tusschen de heren Burgem̄ren, voornamentlijk mede over het begeven van het Fabricq- en Majoorampt, quamen dien avond in onse maendagse bijeenkomst de heren Verburg en Roell als gecom̄de van de andere Classis, om daer over, mitsgaders over de restauratie van de Vriendschap te handelen, waer op uyt onse Classis wierden gecommitteert de heren van Cleeff en de Ruever, welke de propos. van de gem. heren hoorden, sigh daer toe genegen toonden; vervolgens noch een 3e heer, de heer van Berck, daer bij committeerden omme daer over te handelen, sullende de gem. heren noch een 3e heer uyt hare Classis daer bij versoeken. Welke heren bij den anderen geweest sijnde, wierd bevonden dat de Majoorsplaats stond ter begevinge van de Classis van den heer van Stoetwegen, welken heer die plaats confereerde aen zijn knegt, genaamt.........Ga naar voetnoot1), en nopende de Fabricqplaats wierd goedgevonden, dat deselve door de gansche Vroedschap soude werden vergeven; mitsgaders omtrent de vergeving van de andere amp- | |||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||
ten tusschen de resp. Classen een legger gemaakt, die ter Secretarye soude werden bewaert, en waer na men sigh in 't vervolg soude moeten reguleren. 29. Gaf ik mijn Capiteyns winter maaltijd, wanneer de heer scriba van Wachendorff sijne demissie versogt en sulx op sijn aenstaende maeltijd nader soude doen. December 7. De Comp, door het overlijden van de heer Majoor van Capelle, op den 11. Octob., in de bataille van Rauconx bij Luyk vacerende en ter dispos. van de heer Breijer in onse Classis staende, is op de nominatie van de Vroedschap bij de heren Staten geconfereert aen den heer Lieutenant Albertus Jodocus Lich. 12. Bij occasie dat den heer Borgemeester van Cleef, op sijn tijd in ons maandags geselschap gekomen sijnde, sigh vóór de klocke ses uren absenteerde, in omvraag gebragt sijnde, of deselve daar door eenige boete quam te incurreren, is geresolveert, dat het geene dienaengaende reeds eenigen tijd bij usantie en gewoonte was gepractis., in 't vervolg als een vaste wet soude werden geobserveert, te weten: dat een ygelijk van de leden, die na ses uren in 't geselschap komt, sal verbeuren de volle boete van twee sestehalven, en dat de geene, die sig vóór seven uren uyt het geselschap absenteert, mede de volle boete van twee sestehalven sal incurreren, blijvende voorts de boetens in de andere gevallen, als van ouds; actum ten huyse van de heer van Zurk, presentibus alle de leden, uitgenomen de heer Borgemeester van Cleeff, die sig egter de volgende maandag daer mede heeft geconformeert. 29. 's Nagts om half twee uren stierf de heer Vroedschap van Ochten. 1747, Januarij 17. Wierd de heer Jan Frederik van Beek in desselfs plaats tot Raad in de Vroedschap verkoren, en dewijl door de dood van de heer van Ochten de Momboircamer quam te vaceren, wierd de heer Berger uyt de Finantiecamer iu de Momboircamer gecommitteert, | |||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||
en de heer de Leeuw, die sonder Commissie was, in de Finantiecamer. Het Secretarisampt van de Aelmoeseniers- en Ambagtscamer door het avancement van de heer van Beek ter dispositie van de 3e divisie van onse Classis, bestaende uyt de heren van Haeften, Verschoor, van Zurk en van Asch van Wijck, gekomen sijnde, is op den 6. Febr. 1747 verloot en te beurt gevallen aen de heer van Zurk, die op den 16. Febr. de heren van de Corresp. aen sijn huys daer toe voorstelde den jongen heer Advocaat Zaal; wij die noch niet in de Corresp. waren, quamen daer mede en wierden met de andere heren vriendelijk ter maeltijd onthaeld, alwaer de heer Zaal mede present was. Op denselve 6. Febr. noemde de heer van Dam, in plaats van den overledene schout van de jagers, welke ampt ter sijner dispositie stond, tot schout van de jagers de heer Sebastiaan van Hengst, die op den 13. door Vroedschap daer toe mede wierd aengesteld. Gelijk ook denselven 13. Febr. in plaats van den overleden Fabricq van den Tempel, op een tractement van 800 gulden en vrij huyshuer. Alsmede op den tour van den Borgemeester van Stoetwegen, tot Secretaris van buyten de Catharijne, Luyt van der Pauw. Februarij 17. De heer Decan van Wachendorf over sijne voorsz. qualiteyt, sijne demissie gevraagt hebbende als Scriba van mijne Compagnie, gaf desen dag zijn afscheydsmaeltijd, alhoewel sijn Ed. aen de heer Noordwijk declareerde wel in 't kransje te willen blijven. In desselfs plaats wierd tot Scriba verkoren de heer Advocaat Vos, die het selve gratieuselijk aennam. En in plaats van de heer Beresteyn, die bij missive van den 16. May, uyt Aken geschreven, sijne demissie vroeg, tot Sergeant in desselfs plaats verkoren den heer van de Wijngaerde, die het selve mede seer gratieuselijk aennam. | |||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||
May. Omtrent dese tijd wierd den heer Verbeek wegens de Ridderschap voor den tijd van ses jaren, ingegaen 1o. May 1746, gecommitteert in de vergadering van de West-Ind. Comp., en dus voorgesteld sijnde daer toe bij de Staten voor aengenaam verklaert. Den heer van Vliet, sessie hebbende in de Ridderschap, overleed omtrent dese tijd. Alsmede den heer van Ginkel, sittende (in) de Classis van den heer van Stoetwegen, op den tour van de gem. Comp., gelijk ook de Maarschalk Bouman eenige weken te voren, staende desselfs ampt aen de Ridderschap en particulier aen den heer van Bottestein. De Franschen in de maand April in Staats Vlaanderen gevallen sijnde, wierd eerst door het gemeen en vervolgens door de Regenten sijn Hoogheid den heere Prince van Orange tot Stadhouder Capitein en Admiraal Generael van de provincie van Zeeland geproclameert. Welk loflijk voorbeeld bij eenige Steden in Holland gevolgt sijnde, wierd op den 1. May van de lopende jaer de propositie door den heer Verburg in de ordinaris vergadering van de Vroedschap mede gedaen, om voor soo verre Stads stem concerneerde, in de aenstaende vergadering van Staten te adviseren, dat sijn Hoogheid mede tot Stadhouder Capitein etc. over dese Provincie behoorde werden aengesteld, welke propos, in deliberatie gelegt sijnde, hebben de presente heren eenparig haer bereidwilligheid daer toe getoont, dan egter te gelijk gedeclareert, dat op dat poinct de Vroedschap extraordinair diende te werden beschreven op dinsdag en woensdag den 2en en 3en deser, het welk geresolveert sijnde, is op dinsdag goedgevonden de heren Burgem̄ren te authoriseren omme met de heeren van de voorstemmende leden omtrent dit gewigtig poinct te confereren, en van haer gebesoigneerde op woensdag rapport te doen, om alsdan dien aengaende finalijk te resolveren. Welk rapport gehoort sijnde op den gem. woensdag den | |||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||
3. May, is conform het gunt door de heeren Borgem̄ren was gehandelt, eenparig goedgevonden, voor soo veel Stads stem aengaet, den voornoemde heere Prince van Orange te committeren en aen te stellen tot Stadhouder Capitein en Admiraal Generaal van dese Provincie, en sijn voorts meergem. heren Borgemren geauthoriseert omme met de meergem. heren van de voorstemmende leden te concipieeren eene instructie voor sijn voorn̄de Hoogheid, mitsgaders daer inne soo veel mogelijk is te conserveren het recht en privilegien van de stad, na mate dat die van de voorstemmende leden omtrent het hare souden handelen, hebbende voorts, alvorens tot die aenstellinge te komen, de leden van de Vroedschap elkander over en weder ontslagen van den eed, voor soo verre deselve mogte contrarieeren aen de voorsz. aenstellinge. Met welke Resol. de heeren Borgem̄ren en verdere Gecomm. tot de beschrijv. van Staten vertrokken sijnde na de vergadering van haer Ed. Mog., is bij de drie leden eenparig den heere Prince van Orange etc. aengesteld tot Stadhouder als voorsz., op sodanige commissie en instructie, als nader soude werden gearresteert, en tot het maken van welke eenige heeren wierden gecommitteert, sijnde voorts den heer van Capelle, Heer van Papecop, gecom̄de in de Admiral. van Friesland, aen sijn Hoogheid afgesonden, omme van de voorsz. Resol. kennisse te geven, mitsgaders te informeren waer sijn Hoogheid gelieven soude de heeren Gecom̄dens deser Provinsie af te wagten omme sijn Hoogheid nader daer van kennisse te geven, mitsgaders de gearresteerde instructie te communiceren; tot het afleggen van welke comm. te gelijk wierden gecommitteert uyt de Geëligeerde de heren Leusden, van Mijdrecht en van Rechteren; uyt de Ridderschap de heren van Zuylen, van Ter Aa en Schalkwijk; uyt de Stad en Steden de heeren Borgem̄ren van Cleef en Stoetwegen, benevens de | |||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||
heer Temmink, Burgem̄r van Amersfoort, geassisteert door den Secretaris van Staten. Den heer van Papecop sijn Hoogheid tot Leeuwaerden gevonden hebbende en sijn comm. afgelegd hebbende, declareerde sijn Hoogheid eerstdaags na den Haag te sullen vertrekken, en van daar aen de heeren van de Comm. te sullen laten weten, wanneer het sijn Hoogheid gelegen soude komen deselve op te wagten, beschenkende sijn Hoogheid bij het geven van dat bescheid den heer van Papecop met sijn goude snuyfdoos, die sijn Hoogheid in sijn sak had, waer op den heer van Papecop het vorenstaende rapport aen de heeren Gecomm. bragt. Sijn Hoogheid vervolgens in den Haag gearriveert sijnde liet maandag den........Ga naar voetnoot1) de heeren Gecomm. weten, dat sijn Hoogheid gaerne deselve woensdag morgen souden opwagten, waer op die heeren des dindags na den Haag vertrokken, en tijdig arriverende, door hunnen Secretaris aen sijn Hoogh. van haer arrivement kennis geven, en te gelijk ter hand stellen de instructie door de heeren Gecomm. geconcipieert, om op deselve des anderendaags 's morgens sijn Hoogh. het Stadhouderschap te offereren, op dat sijn Hoogheid deselve inmiddels soude kunnen resumeren. Des anderendaags ter audientie geleyd en het compliment ter materie dienende afgelegd sijnde, declareerde sijn Hoogheid genegen te sijn het Stadhouderschap aen te nemen, dan dat sijn Hoogheid sulx liever soude hebben op d'instructie van Willem de Derde, als op de overgegevene instructie, waeromme de heeren Gecomm., daer toe niet geinstrueert sijnde, versogten sig voor een moment in een andere kamer te mogen retireren en met den anderen aldaer hebbende gebesoigneert, en weder binnen verschenen sijnde, hebben sij verklaart sijn Hoogheid de | |||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||
comm. op dien voet als sijn Hoogheid seide te prefereren, te offereren op het behagen van hare principalen, nemende sijn Hoogheid daer mede genoegen. Van welk wedervaren de heeren Gecomm. aan hunne principalen de heeren Staten rapport gedaen hebbende, is hetselve bij hun geapprobeerd, en van die approbatie aan sijn Hoogheid, te dier tijd reeds in Zeeland sijnde, bij missive kennis gekregen. Soo dra sijn Hoogheid uyt Zeeland in den Haag geretourneert was, wierd den Secretaris van Staten na den Haag afgesonden om sijn Hoogheid af te vragen, wanneer de Provincie de eer soude hebben dat sijn Hoogheid deselve met sijne praese vereerde, en vervolgens het ceremonieel, 't welk bij die gelegendheid soude geobserveert werden, aen sijn Hoogheid gecommuniceert, 't welk bij sijn Hoogheid wierd geapprobeert, en vervolgens ten antwoord gegeven, dat sijn Hoogheid den dag van sijn overkomst bij missive nader soude schrijven, indien er iets in de weg mogte komen; dan dat die overkomst andersints den 18. Julij voortgang soude hebben. Met welk antwoord den Secretaris geretourneert sijnde, wierd tot de receptie van sijn Hoogheid alle praeparatien gemaakt, wanneer op saturdag den 15. Julij een misse van sijn Hoohheid quam met tijding dat sijn Hoogheids vertrek agt dagen was uytgesteld, het geen aen de bereide pastijen voor de maaltijd en het gekogte vlees en gevogelte veel nadeel deed. Sijn Hoogheid vertrok daer op 's maandags uyt den Haag, arriveerden met haar Koninglijke Hoogheid en de jonge Princes een weinig voor of na deselve op het huys te Voorn, wierd aldaer door drie heren Gecomm. uyt de Staten en den Secretaris aen de koets verwelkomt in de Provincie, vervolgens haer Koninglijke Hoogheid door den heer van Zuylen ingeleid, waer op sijn Hoogheid mevrouw van Ter Meer, welke mede aen de koets gekomen was, mede inleide. 's Avonds soupeerden haer Hoogheden daar, | |||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||
en nadat sij 's middags aldaer, dinsdag, mede gegeten hadden, wierden sij door drie heren Gecomm. en den Secretaris afgehaalt, na de stad geleid en buyten de poort door Schout en Schepenen gerecipieert, vervolgens door de studenten als een avantgarde tusschen twee rijen gewapende borgers, staende van de Catharijne poort tot aen de huysinge van den heer van Mijdrecht, uytgenomen in de Vissteeg en de Pottestraat, des avonds om ses uren geleid in de huysinge van den heer van Mijdrecht, breder in 't gedrukte ceremonieel voor de illuminaēn, bij Lobedanius gedrukt, te sien. Aan het logement van den heer van Mijdrecht wierd sijn Hoogheid door de ses overige Gecomm. van de Staten, mitsgaders door den Hoofdofficier en Schepenen, welke in koetsen agter den train van sijn Hoogheid gereden hadden, gecomplimenteert. De borgerij mede agter den train aengesloten hebbende, defileerde vervolgens voorbij het huys van den heer van Mijdrecht, en hadden de eer de Officieren voor sijn Hoogheid aldaer te salueeren, marcheerden na haer vergaderplaats en scheiden aldaer. Een borgerwagt van de Comp., dien avond de wagt hebbende, aen sijn Hoogheid gepresenteert sijnde, wierd bij sijn Hoogheid bedankt, hebbende sijn Hoogheid 24 man van sijn garde medegebragt, en arriveerden 's anderen daags 's morgens uyt den Haag noch tagentig switsers, die daags na het vertrek van sijn Hoogheid weder vertrocken. Dien avond omtrent half negen uren wierden den heer Gouverneur, met de agt Hoplieden en den Secretaris, die sulx was gaen versoeken, noch ter audientie geadmitteert en gingen met de stads Majoor met de sleutels in een sak en een schenkbord onder sijn kleeren, in de midden tusschen de Capiteins, vier aen vier gaende, met de Collonel in het 1e gelit en den Secret. in het twede, en gevolgt werdende door alle de poortiers en de bode van | |||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||
Collonel en Hoplieden en noch twee andere stads bodens, na het huys van de heer van Mijdrecht, alwaer in het voorhuys de poortiers staen bleven, en den Majoor de sak met sleutels en het schenkbord aen den Secretaris overgaf, die in de camer van audientie de sleutels uyt de sak haalde, op een schenkbord lag, en wanneer sijn Hoogheid bij haer binnen trad aen de Gouverneur over reykte, die deselve aen sijn Hoogheid presenteerde ter bewaringe en het woord versogt, nadat hij de borgerij en Officieren in de gunst en protectie van sijn Hoogheid hadde gerecomdeert. Waer op sijn Hoogheid seer gratieuselijk hebbende geantwoord, verders betuygde, nadat hij sijn hand aen het schenkbord, daer de sleutels oplagen, geslagen had, te geloven dat deselve bij den Gouverneur seer wel bewaart waren, versoekende daer mede te willen continueeren, gevende egter op het versoek van die heeren desen avond het woord van Utrechts vrijheid, waer op de heeren Gouverneur en Hoplieden afscheid namen. 's Anderendaags gaf sijn Hoogheid het woord eendragt en den derden avond den Haag. Des daags daer aen, den 26. Julij, sijnde den dag van de installatie, wierd sijn Hoogheid om half elf uren 's morgens van het huys van den heer van Mijdrecht door Gecomm. van haer Ed. Mogende wederom afgehaelt en gebragt in de camere van haer Ed. Mogende, rijdende sijn Hoogheid in de koets van den heer Milan, met ses paarden bespannen, en volgende sijn paradekoets met agt paarden, en versz. koetsen met heeren van sijn gevolg. Aen de trappen wierd sijn Hoogheid gerecipieert door andere Gecomm. van de Staten en vervolgens in de camer van haer Ed. Mog. geintroduceert en in den eed genomen, mitsgaders sijne comm. in een goude doos van 1800 guldens, waer in het wapen van de Provincie met het wapen van de Stad daer boven op als een surtout gegraveert stond, en voorts alsdoen of naderhand door de Gecomm. aen | |||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||
deselve een present gedaen van drie duysend ducaten, praesiderende den heere van Welland in de vergadering van Staten, de heeren van Nellesteyn en Nijveld door siekte absent sijnde. Sijn Hoogheid recommandeerde de expeditie in allerley saken, alsmede te consenteren in een nieuwe negotiāe van f 30000 etc. Verscheide saken de regeering van de Prov. concernerende, wierden voorgebragt en daer over bij sijn Hoogheid aen de drie Leden omvrage gedaen, en vervolgens conclusie genomen. Onder anderen wierd voorgebragt door een requeste, bij die van de proostdije gepresenteert, de saak nopende het opheffen van den impost op den uytvoer van den Stichtsen turf, in welken ophef de Stad niet hadde geconsenteert, en waer over de voorstemmende Leden sijn Hoogheid seer sterk hadden gesoliciteert, dat S.H. de Stad daer toe wilde induceren, alsoo sij geen wettige redenen konde geven van haer weygering Doch wanneer sijn Hoogheid hier inne de voorstemmende Leden genoegen tragte te geven, wierden sijn H. de redenen van Stads weigering soo klaer en gewigtig voorgehouden, dat S.H. de saak in advis hield. De besoignes voor die dag in der Staten vergadering gedaen sijnde, vertrok sijn Hoogheid in dieselve koets met ses paarden na het Hof, werdende gevolgt door sijn parade koets met 8 paerden, noch een koets met ses paerden en wel 30 andere koetsen met 2 paarden bespannen. Sijn Hoogheid wierd in het Hof geintroduceert, hoorde op de Rol de pleidoy, en reed van daar na het Duytse huys, spijsde des namiddags in 't Duytsen huys aen een maeltijd door de Staten ter inhuldiging van sijn Hoogheid doen bereiden; retourneerde om 8 uren na sijn logement, waer op des 's nagts de gansche stad ongelooflijk kostelijk was geillumineert, alle het welke breder is beschreven in het boek der vreugdebedrijven en illuminatien hier van in 't ligt gekomen. | |||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||
De maaltijd in 't Duytsen huys was met leverantie van al het porseleyn, silver etc. aengenomen bij sr de Wit, wonende in 't Heeren logement te Amsterdam, welke met de wijn, die van Dort en Amsterdam ontboden was, omtrent 20000 gl. heeft gekost, en nogtans seer gemeen was. Grote disputen waren er tusschen de 2 Leden en de Stad over de personen, die op de maaltijd versogt souden werden, welke eindelijk dus gereguleert wierden, dat vermits den Secret. van Staten absolutelijk weigerde den rang te geven aen de heren van de Vroedschap, die actueel geen sessie in de vergadering van Staten hadden, wegens de Stad op de maeltijd souden compareren alle de Gecomm. in de vergadering van Staten, tot 26 toe, waer agter, soo als ook agter de 2 leden en de Burgem̄ren van de kleine steden den Secret. van Staten volgde, en alsdoen de heeren van den Hove en de Advocaten die gepleit hadden, in 't geheel omtrent 100 personen. Nota. Wegens de Stad wierd sijn Hoogheid in een fluweele beurs mede een present gedaen van 1500 ducaten. Men had sijn Hoogheid door Gecomm. in den Haag van Stads wege mede een maeltijd gepresenteert, maer welke sijn Hoogh. noch niet hadde geaccepteert. Ondertusschen ontdekte men dat, vermits men het Duytsen huys niet konde gebruyken tot die maaltyd, als sijnde voor der Staten maelijd gedestineert, en met al het goed van sr de Wit, die men tot de stads maaltijd niet wilde gebruyken, opgepropt, men geen bequame plaats tot die maaltijd had, waer bij noch andere omstandigheden bij quamen, als onder andere de bedroefde tijding van het verlies van de bataille van Lafeld, waar door onse armée genoodsaakt wierd bij Maastricht over de Maas te retireren, waeromme geresolveert wierd door deselve Gecomm., vermits S.H. de maeltijd noch niet had geaccepteert, te doen declareren en afvragen of het S.H. ook onaengenaam soude sijn, dat de gepresenteerde stads maaltijd tot een andere favo- | |||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||
rabeler tijd wierd uytgesteld, waer mede sijn Hoogheid genoegen nam. Donderdags gaf sijn Hoogheid publicque audientie, alles mede indiervoegen als in het gem. boek vermeld staat. De Vroedschap vergaderde ten dien eynde om een uren, nadat sij met sijn Hoogheid eerst bijgewoont had de oratie van den Prof. Drakenborch, in den Dom: in laudem principis gehouden, - in het stadhuys, en reed met 22 koetsen en corps met hare Secretarissen na sijn Hoogheids hotel, wierden aldaar door sijn Hoogheid en haer Hoogheid, staende in de gehoorzaal, opgewagt en na het afleggen van het compliment van den Burgem̄r van Cleef uyt naam van de Vroedschap, door sijn Hoogheid seer vriendelijk beantwoord, waer op sij wederom ter camere uytgingen en aen de deur van deselve van S.H. en H.H. afscheid namen. Des namiddags wierden behalven versz. andere Collegien mede ter audientie geadmitteert omtrent half vijf uren, Collonel, Hoplieden en alle de Officieren van de Burgerije, die S.H. alle admitteerde tot 65 toe, ofschoon de Vroedschap, vresende dat sulk een groot getal sijn Hoogheid onaengenaam soude sijn, gaerne gesien had, dat wel de Collonel en 8 Capiteins, maer uyt de andere Officieren alleen eenige gecomm. met deselve sijn Hoogheid gingen opwagten; doch die Officieren quamen apart bij den anderen en souden buyten hunne Capiteins belet hebben laten vragen, waeromme geresolveert wierd door den Secretaris van Collonel en Hoplieden voor hen niet alleen, maer voor alle Officieren sijn H. belet te laten vragen, die se ook alle accepteerde, en op het Compliment van den Collonel ook alle aensprak en bedankte. Versoekende verders de Capiteins en Officieren uyt sijn Hoogheids naam de Borgerije mede te bedanken voor de betoonde ijver en genegentheid in het inhalen van sijn Hoogheid. | |||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||
Dien avond wierd door de heeren studenten een magnificq vuurwerk ter eere van sijn Hoogheid afgestoken, het welk sijn Hoogheid met sijne presentie vereerde. Mijne illumināe op den dag van de installatie gehouden is mede beschreven in het nevenstaende boekje van de illumināen. Vrijdags 's morgens om tien uren vertrok sijn Hoogheid wederom door de paraderende Burgerij, even als op desselfs aenkomst, soo als breder te sien is in het vorenaengehaelde boekje van de vreugdebryven en illuminatien, waer inne mede te sien is het geen bij het verblijf van sijn Hoogheid door de studenten ter sijner eere is gedaen, waer op men ook kan nasien de aparte beschrijving van alle het selve door Schagen uytgegeven. In Julij gaf ik mijn Capiteins maeltijd. De klcding van de Officieren van d'Orangestam, van welke Comp. ik Capitein was, was dus ingerigt: een blauwe rok met korte opslagen en goude knopen, een orange zijde mooré vest met goude knopen, waer aen de Capitein een goude en orange zijde gewerkte franje had, fluwele of andere swarte broeken, witte sijde kousen en camoese schoenen, een penning met een orange roos op de borst, staende op de penning het borstbeeld van sijn Hoogheid, een hoed met een breede goude krul en magnificque cocardes op deselve, soo als ook dragons aen de degens, voorts witte cabarette handschoenen. Sijn Hoogheid koos, in plaats van de heer van Nijveld Geëligeerde, de heer d'Ablaing, Vrijheer van Giessenburg etc., en vereerde hem de proostdij van St. Marie, door de dood van de heer van Nellestein opengevallen, en in plaats van den heer van Nellestein stelde sijn Hoogheid aen tot Geëligeerde de heer en Mr. Francois Doublet, heer van Groeneveld. De heer de Bach schreef om dese tijd uyt naam van sijn Hoogheid een recommandatie brief voor den uytmaan- | |||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||
der van de Mast tot stads Fabricq; doch alsoo 8 dagen te voren sr Voskuyl daer toe reeds was aengesteld, wierd daer van aen sijn Hoogheid bij missive kennisse gegeven door de Vroedschap, declarerende haer leet sijn om voorsz. reden aan de recommandatie van sijn Hoogheid niet te kunnen defereren, het welk door de heer van Stoetwegen eenige dagen daer aen in den Haag sijnde, mondeling werd gerepeteert, en de onbequaamheid van die van de Mast aen sijn Hoogheid gedemonstreert, waer op S.H. declareerde sulx niet te hebben geweten, alsoo hij andersints denselve niet soude hebben gerecommandeert. Beter succes had de recommandāe van de heer d'Ablaing, uyt naam van sijn Hoogheid aen den heer van Stoetwegen gedaen, om den jongen Wijdom in plaats van den ouden tot koster in den Dom aen te stellen, het geen de heer van Stoetwegen, als 1e Borgem̄r Kerkm̄r sijnde, deed, werdende op dieselve tijd door een klerk van sijn Hoogheid wederom van de Mast gerecommandeert, doch waer op geen reflectie wierd genomen. In de maand Augustus stierf den heer van Nijveld, Geëligeerde, en in de maand September den heer van Nellestein, praesid. van Staten, van welke een en ander aen sijn Hoogheid kennisse gegeven wierd door de Staten. De Raadsheersplaats door het overlijden van den heer van Sevenhoven nu grote twee jaren vacant geweest sijnde, wierden conform het reglement van den jare 1624 tot vervulling van die vacante plaats, omme aen sijn Hoogheid toegesonden en vervolgens daer uyt een Raadsheer geeligeert te werden, wegens de heeren Geëligeerden genomineert den heer substitut Griffier van Wachendorf, wegens de Ridderschap op een recommandatie brief van sijn Hoogheid, de heer Advocaat van Goens, welken heer wegens de stad mede genomineert soude sijn geweest, en dewijl sulx nu niet geschieden konde, seiden de Gecomm. van de Stad agt dagen daer aen hunne nominatie te sul- | |||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||
len inbrengen, bestaende die in de persoon van den Advocaat van der Dussen, Raadsheer in de Camer van Vianen etc.; doch wanneer de Steden over die nominatie niet wierden gevraagt, bragten sij van haer kant een andere nominatie uyt op den Advocaat Storm, welke bij den praesident van Stads tafel heftig wierd ingesproken en selfs van den Secretaris tafel afgenomen en in des praesidents sak gestoken wierd, waer op de heeren van de Ridderschap declareerden, dat de nominatie aen sijn Hoogheid niet konde werden afgesonden, soo lang als het disput tusschen Stad en Steden niet was getermineert, jegens welk retardement in het afsenden van de nominatie aen sijn Hoogheid de stad ten sterksten protesteerde. Sulx in de Vroedschap gebragt sijnde heeft de Vroedschap daer over een ampele missive aen sijn Hoogheid geschreven, en daer bij getoont, hoe onschuldig sij waren aen het voorsz. retardement, en voorts versogt, dat sijn Hoogheid haer bij haer oude rechten en privilegien geliefde te bewaren. De Steden committeerden eenige uyt haer na den Haag en deden veel moeite om sijn Hoogheid te doen begrijpen, dat sij in het maken van die nominatie mede wat behoorden te seggen te hebben. Sijn Hoogheid schreef aen de Staten, dat sij de retroacta souden nasien, en soo als bevonden wierd voor desen ten tijde van Willem de III geschied, aen hem de nomināe oversenden, of anders soo daer niets van bleek, alleenlijk de nomināe van de Stad met die van de 2 andere Leden. Het welk in comm. gelegt sijnde, wierd aen sijn Hoogheid op rapport van de Gecommitteerdens geschreven, dat vermits nu en dan de nomināe van het 3e Lit was geconcipieert geweest op de naam van de Stad en Steden, het niet seker consteerde, of de Steden ook niet in het maken van de nomināe hun stem moesten geven, en dat de Staten daeromme aen sijn Hoogheid de nomi- | |||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||
nāe oversonden soo als die door heeren Geëligeerde, de Ridderschap, de Stad en ook door de Steden was gemaakt, waer jegen de Stad wel protesteerde, maer 't geen egter door de meerderheid tot de conclusie wierd gebragt, waer op die brief aen sijn Hoogheid afging en door denselven beantwoord wierd, dat sijn Hoogheid het different het welk S.H. wegens sijne drukke occupatien na behoren niet had kunnen examineren bij provisie daar latende, uyt de overgeleverde nominatie tot Raadsheer had verkosen de heer en Mr. Daniel Francois van Goens, die op die tijd als die brief in der Staten vergadering quam in de maand November niet bij de hand sijnde, naderhand door de heeren Gedep̄de in den eed genomen wierd. Sijn Hoogheid door het overlijden van de heer Milan Visconti geworden sijnde Opperhoutvester deser provincie, stelde tot sijn Luytenant-Houtvester aan den Graaf van Athlone, Heer van Amerongen. De comp. peerden door overlijden van den heer van Ginkel op den 16. April, voor het aenstellen van sijn Hoogheid ter dispos. van de heren Staten gekomen sijnde, is door sijn Hoogheid gegeven aen de heer Godin, die deselve ook soude hebben gekregen van de Classis van de heer van Stoetwegen, aen welke deselve volgens de oude schickinge soude sijn gekomen. In de maand September vertrok na Engeland, sijn vrouw en kinderen verlatende, de heer Philippus Jacobus Soestdijk van Cloon, Raad in de Vroedschap, met één a 2 nymphjes bij sig; de vrouw, horende dat hij alle sijne goederen te geld maakte, versogt dat hij mogf werden verclaart prodigus, en om sijne slegte conduiten, indien hij te bekomen was, geconsigneert. Het gem. versoek geaccordeert sijnde, viel er speculatie of hij in de Vroedschap konde blijven; men gaf bij missive daer van kennisse aen sijn Hoogheid; doch hij selfs schreef een brief aen de | |||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||
Vroedschap en desisteerde van sijn Vroedschaps plaats, welke missive aen sijn Hoogheid wierd toegesonden. De tijd naderende dat de Regeering soude moeten werden verandert, hadden de heeren Burgem̄ren reeds te voren uyt naam van de Vroedschap aen sijn Hoogheid in den Haag overhandigt het Reglement van de twee Classen in den jare 1713 gemaakt, en versogt, dat sijn Hoogheid hetselve geexamineert hebbende, beliefde te declareren, of hetselve met de jegenwoordige Regeeringe bestaanbaar was dan niet. En nadien op den 12. October daer van noch geene gedagten van sijn Hoogheid bekend waren, wierd bij de Vroedschap geresolveert, onder protest egter van de heeren Mansveld en andere onderleggende heeren, dat men de nomināe aen sijn Hoogheid ter electie van Borgem̄ren en Schepenen, conform het Reglement van den jare 1679 toe te senden, soude maken voor de eene helfte uyt Raden van de heeren van de Classis van den heer van Stoetwegen, en voor de andere helfte uyt de Classis van den heer van Cleeff, alsse tot Burgem̄ren de heeren van Stoetwegen van Berck, Burman, Verwey; Schepenen de heeren J.P. van Mansveld, Verborcht, van Voorst, van Cleeff, van Berck, J.J. van Mansveld, Burman, Kien, Veldhuysen, Verwey, van Dam, Polanen, Berger, de Gruyter, Verschoor, Roëll, Cockengen, van Buren, Westrenen, van Royen, Ram, Quint, de Leeuw, van Beek. Welke nomināe soo van Burgem̄ren als van Schepenen in twee colommen geschreven wierd, en yder Burgem̄r en Schepen onder sijn Classis gesorteert. De heer Verwey was volgens het oude Reglement van de Corresp. noch niet eligibel tot Burgem̄r, vermits hij onder de twede vier hoorde, doch alsoo de heer de Ruever Hoofd-Officier was, den heer van Cleeff als Burgem̄r afging, den heer Breijer, die eerst op de nomināe met de heer Berck geschikt was, de onvoorsigtigheid had gehad | |||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||
aen sijn Hoogh. te schrijven, dat sulx tegen sijn wil was, en dat hij versogt had van de electie geexcuseert te mogen sijn, wierd in sijn plaats met de heer Berck de heer Verwey op de nominatie gesteld. De nomināe wierd wegens Burgem̄ren en Vroedschap door een stads bode aen sijn Hoogheid overgebragt ter Secretarye van sijn Hoogheid, en bragt een recepisse van deselve te rugge. Alle de heren vertrocken van tijd tot tijd na den Haag en besolliciteerden de electie. Op welke overgesonde nominatie sijn Hoogheid tot antwoord sond op den 10. Octob. eerst een missive, waer bij sijn Hoogheid de Classissen te niet deed, en sonder aensien van deselve seide uyt de vorenstaende nomināe te hebben geëligeert. Ten tweden, een missive, waer bij sijn Hoogheid tot Raad in de Vroedschap in plaats van de heer Soestdijk verkoor de heer Albinus, die des middags om vier uren, alsoo de brief aen den Hoofd-Officier was geaddresseert, de Vroedschap door denselve geladen sijnde, aldaer in den eed genomen wierd en sessie nam. Vervolgens op den 12. October 's morgens de Vroedschap op nieuw vergadert sijnde, wierden de Geëligeerde Burgem̄ren en Schepenen beëdigt door den Hoofd-Officier en bevonden te sijn: Burgem̄ren: de heren van Stoetwegen en Verwey. Schepenen: de heren van Mansveld, Verborcht, van Voorst, J.J. van Mansveld, Kien, Cockengen, Verschoor, Westrenen, Roëll, Quint, de Leeuw en van Beek. En wierd tot het vergeven van de andere commen dag gesteld jegens maandag den 16. De Correspondentien dien 12 Octob. s avonds bij den anderen sijnde, quamen de heer Verborcht en Roëll uyt de Corresp. van de heer van Stoetwegen aen mijn huys, daer onse heeren vergadert waren, en reguleerden daerop de comm. op dese wijse: | |||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||
Tot Postm̄rs de heren Ubing, Berck, Burman en van Cleef. In de Mombercamer de heren van Polanen, Berger, van Zurk en Ram. In de Finantiecamer de heeren van Dam, van Harscamp, van Royen en Albinus. Tot Cameraer de heer van Buren. Als Thesaurier soude continueeren de heer Busero. In de Staten Fin. bleef de heer Breijer. Met voorbijgaan van de heer van Velthuysen en Groenewoude wierd de heer Albinus een comm. gegeven, omdat men niet wilde tonen dat dien heer, van sijn Hoogheid gepromoveert, aan de Vroedschap onaengenaam was. Met 1o May 1748 soude in de Staten Generael wegens de Stad aen sijn Hoogbeid werden gepresenteert den heer van Polanen. Welke schicking vervolgens op maandag den 16. in de Vroedschap ook soo wierd afgedaen, uytgenomen ten opsigte van den heer van Polanen, 't geen een tijd daer na geschiede, en die door sijn Hoogheid tot die comm. voor aengenaam wierd verklaart. Sijn Hoogheid had in het doen van de electie van de Schepenen eenige heeren, welke noch maar een jaer Schepen waren geweest, gepasseert; doch liet door de heer Albinus declareren, dat sijn Hoogheid, doordien bij de nomināe sulx niet was uytgedrukt geweest, het selve hadde gedaen, sonder dat hij iets hadde jegens de gem. heeren, waeromme hij deselve andersints, indien hij het geweten had, voor het expireren van de twee jaren niet soude hebben laten afvallen. De heer Albinus proponeerde op den voorsz. 16. October, of men niet in de mannelijke en vrouwelijke linie het Erfstadhouderschap soude erfelijk verklaren, als in Holland op tapijt was, en sulx met den eersten in deliberatie leggen, welke propositie men resolveerde secreet te houden, | |||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||
en voorts in handen van Burgem̄ren en oud-Borgem̄ren gesteld wierd; doch op maandag daer aen volgende, den 23., geresolveert deselve in de notulen te insereren. Omtrent deselve tijd werd de vorenstaende propositie mede gedaen door de heer Dr. Ablaing in het Lit van de heren Geëligeerde. In de maand November verhaalde den heer van Polanen, dat hij, vermits het Rentm̄rampt van St. Catharijne met den 1. Januarij 1748 door expirāe van de comm. van de heer van Maarssenbroek vacant stond te werden en de voorsz. comm. in den jare 1674 door Willem de III. was vergeven aen een particulier buyten de Vroedschap, hij, om door een ander niet geprevenieert te worden, die commissie ad vitam aen sijn Hoogh. had versogt voor sijn swager Bernards, die hem deselve ook gratieuselijk had geaccordeert. Doch wierd het selve bij de meeste leden van de Vroedschap seer qualijk genomen, en hij daer over ten uytersten geinjureert, mitsgārs geresolveert de heeren J.P. van Mansveld en Burman te versoeken en te committeeren, omme sigh ilico na den Haag te begeven en sijn Hoogh., ware het mogelijk, te persuaderen, omme die comm. benevens het Rentm̄rampt van de gebeneficeerde goederen als van ouds te laten ter dispositie van de Vroedschap; welke heeren gereverteert sijnde, hebben gerapporteert de vriendelijke bejegening van sijn Hoogheid omtrent haer, en dat sijn Hoogh. het bij haer mondeling gededuceerde en schriftelijk overgegeven soude overwegen, en sijne Resolutie haer Ed. Gr. Achtb. doen toekomen. (De Resolūe, hier nevens gemeld, is niet gekomen, maer wel in de Staten vergadering op den 21. Februarij 1748 gelesen een acte van sijn Hoogheid, waer bij de heer Bernard tot Rentm̄r van St. Catharijne werd aengesteld voor den tijd van drie jaren, ingegaen 1 Jan. 1748, op vertoon van welke acte aen deselve comm. in forma is gegeven.) In de plaats van de heer Albinus, die, na dat sijn Hoog- | |||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||
heid op sijn versoek hadde gedeclareert het professoraat niet te convenieeren met sijne charge als Vroedschap, het selve hadde nedergelegt, tot Professor anatomiae et chirurgeos beroepen de heer Professor Haller te Gottingen, op een tractement van f 1500, doch welke voor die beroeping bedankte. De Capiteins en Officieren van de Burgerije wierd omtrent dese tijd van de Vroedschap voor yder Comp. toegelegd, omme aen de burgers te distribueeren, vijftig guldens; doch de verdere onkosten voor de extraordinaris diensten van de bodens, het aennemen van de tamboers &c. moesten de Officieren uyt haer Compen beurs, of uyt hare sak betalen. De Capitein en Officieren van de Orangestam bij den anderen gekomen sijnde, resolveerden die 50 gl. niet te distribueeren, maer een penning te doen slaen omme aen yder van de burgers, die geparadeert hadden, één uyttedeelen, en vervolgens het surplus van de voorsz. 50 gl. uyt haar sak daer bij te leggen. Sij spraken dan met den stempelsnijder van Swinderen. Ter dispositie van de Stad gekomen sijnde een Bisschops Heemraadsplaats op de Lekkendijk bovendams, door doode van de heer van Nellestein, alsmede een Heemraadsplaats voor ses jaren door expiratie van de comm. van de heer de Ruever, wierd de 1e toegewesen volgens de oude schicking aen de Classis van de heer Verwey, staende aan de Burgem̄r Breijer, die deselve overgaf ter dispositie van de heer de Ruever, die daer toe onder de goede vrienden nomineerde sijn broeder Mr. Jan de Ruever, doch 't welk geen voortgang had, om dat deselve geen lid van de Vroedschap was, en ten anderen wierd ook swarigheid gemaakt of niet de heeren van de Ridderschap de presentāe van de Stad tot een Bisschoqs Heemraad souden inspreken, soo lange niet seker consteerde, of sijn Hoogheid niet moeste disponeren over het Dijckgraafschap van de Leckendijk bovendams door doode van de heer Milan ter | |||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||
dispositie van de Ridderschap vervallen, want soo sijn Hoogheid in qualité als Stadhouder de dispositie over het Dijkgraafampt had, sat niet de Stad, maer de Ridderschap op den tour van de Bisschops Heemraad, om welke redenen dan de vergevinge van die Heemraadsplaats bleef aenstaen; doch de andere Heemraadsplaats wierd tusschen de 12 oudste heeren van onse vriendschap verloot en viel te beurt aen de heer van Haeften, die toen bij alle de leden van de Vroedschap rond ging, hun stem versogt en ook door de Vroedschap wierd aengesteld, niettegenstaende de mede solliciāe en protestāe van de heer Veldhuysen, die sonder comm. sijnde, mede om de Heemraadsplaats had gesolliciteert. 1748. Op den.. Januarij overleed de heer Professor Drakenborch. De poortier van de Tollesteegpoort overleden sijnde, stelde de heer van Stoetwegen tot poortier aan de knegt van de heer van Mijdrecht, mits uytkerende aen de wed. f 80. soo als ook in plaats van van Straten, knegt op de Amsterdamse schuyt, sijn eige knegt. De Chirurgijn Diden wierd aengesteld tot stads vroedmeester, op een tractement van f 200 jaerlijks. In dese maand wierden, vermits het overlijden van juffr van Sompeke, juffen Engers en Buyn toegelegd desselfs tractement van f 300, sijnde voor yder f 150 guldens. In den beginne van het nieuwe jaer wierd de Vroedschap, soo op de propositie van de heer Albinus, hier voren vermeld, als om dat de heeren voorstemmende leden en de kleine Steden reeds in gereedheid waren, en ten deele hunne sentimenten hadden geuyt, beschreven omme te delibereren, of, in hoe verre op wat voet het Stadhouderschap in de familie van sijn Doorlugtige Hoogheid behoorde te werden hereditair gemaakt, waerop op den.. Januarij, nadat de heer van Stoetwegen, die benevens eenige andere heeren in contrarie sentiment was, een seer | |||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||
ampele en laesive oratie jegens het Erfstadhouderschap hadde gedaen, bij de meerderheid geconcludeert wierd, omme het Erfstadhouderschap erffelijk te maken op den voet als in Holland was vastgesteld, soo in de mannelijke als vrouwelijke descendenten van sijn Hoogheid, mits dat de Regeering in alle de Provincien op een egale voet wierd vastgesteld, doch 't geen naderhand in de vergadering van Staten wederom verandert wierd, en geresolveert, dat men sijn Hoogheid door de Gecom̄de ter Generalit. alleenlijk soude communiceren, dat de Staten het Erfstadhouderschap soo in de mannelijke als vrouwelijke linie op den voet van Holland aen sijn Hoogheid hadden gedefereert, en dat bij een comm. aen sijn Hoogheid te senden, daer van nader openinge soude doen. Het welk gedaen sijnde proponeerde de Mr. Albinus om, ingevalle sijn Hoogh. sonder kinderen mogt komen te overlijden, haer Hoogh. Erfstadhouderes te maken, soo lange sij ongetrouwt bleef, en wanneer hem te gemoet wierd gevoert, dat de Vroedschap daer op niet was beschreven, dat die propositie iets nieuws was, dat hij sulx op een ordinaris maandag moest proponeren en sulx op sijn versoek omgevraagt sijnde, bij alle de heeren eenparig ook soo wierd geoordeelt, seide hij, dat hij hoopte dat, als hij die saak nader dan op een ordinaris vergadering proponeerde, dat deselve in comm. gelegt sijnde, wat spoediger mogte werden geexamineert als sijne eerste propositie; doch nadat hij 's maandags daer aen die propositie schriftelijk hadde gedaen en daer in had gesegt, dat hij die reeds op den 16. October hadde gedaen, wierd deselve in comm. gelegt en door de Burgem̄ren met den eersten geexamineert en op de 1e daeraenvolgende maandag gerapporteert, en ook op haer rapport bij de Vroedschap eenparig geconcludeert die propositie voor als noch te houden in advis, declareerende alle de presente heren op gedane omvrage niet te geheugen, dat de heer Albinus | |||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||
op den 16. October sulx reeds geproponeert had, en distribueerde het selve aen verscheide van sijne goede vrienden, soo dat het publicq wierd nagedrukt en verkoft bij den boekverkoper Bosch voor ses stuyvers. Evenwel wierd de saak geassopieert op die wijse, dat al wat sedert de maand Januarij dienaengaende door de heer Albinus was aengetekent en door de heer van Stoetwegen beantwoord, ten overstaende van de voorgemelde comm. uyt de notulen wierd geligt en geroyeert. |
|