Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 1
(1877)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– AuteursrechtvrijBericht uit 's Hage aan de regenten van Utrecht.
| |
[pagina 368]
| |
dat er een propositie in het Parlement gedaan is om deze Rep. te verlaten, alzo de conduites van deselve meerder strekte om de Engelse natie uit te zuygen als om deselve te secoureeren; dat men in Engeland considerabele subsidien gaf, waarin die Kroon voor het meeste ¾ in betaalde; dat de Rep. in gevolge de tractaten den oorlog aan Vrankrijk al voor lange had moeten declareren, hetgeene sij niet alleen nog niet gedaan, maar ter contrarie hare Ministers na Vrankrijk gezonden had, om aldaar te negocieëren, na alle apparentie, om alleen voor haar selve te zorgen. Hier uit kan men, Ed. Gr. Agtb. Heeren, manifest zien wat voor egarts die natie voor de Rep. heeft. Men proponeerde verder dat den Coning van Sardaigne om sijne goede en welmeenende conduites met alle magt in Italien behoorde bijgestaan te worden. Dog dit alles is door den Lord Harrington wederlegt, zo dat deze propositie met 81 tegens 26 stemmen in de negative overging. Van goeder hand ben ik van de morgen verzeekerd dat het vreedenswerk nader bij is, als men denkt; na alle apparentie is heeden daar over een besoigne gehouden, waarvan het resultaat niet weete, nadien mijn heer confrater, die deselve geassisteerd heeft, onder eede heeft moeten beloven daar niets van te zullen reveleeren, hetgeene een goed teeken is. God geeve daartoe sijnen genadigen zeegen, dat het in deze droevige situatie nog tot welwesen van de Rep. mag uitvallen. Ons leeger staat volgens de laaste tijdinge nog bij Breda, wat de vijand doed, ignoreeren wij, en men houd ons genoegsaam in alles blind, daar men wel over klaagd, dog geen voldoening krijgt, hetwelk ook de reeden is, dat ik UEd. Gr. Agtb. volgens gewoonte nergens van heb konnen adverteeren. Ik heb de eer &c.
Hage den 21en May 1746. |
|