Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 1
(1877)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 309]
| |||||||||
Brief van Rutger Jan Schimmelpenninck en van Johan Valckenaer.
| |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
heb.Ga naar voetnoot1) Ik ben altoos tamelijk overtuigd geweest, dat eene Constitutie op de leest der Americaansche geschoeid, en de groote trekken, welke daarin gevonden worden, bevattend, nagenoeg die mate van voortreffelijkheid heeft (want de natuur, of hoe gij ook hetzelfde hetgeen ik door de order der natuur bedoelde, wilt noemen, schijnt geene volmaaktheid en daaruit volgende bestendigheid te admitteren) waarvoor het maatschappelijk stelsel vatbaar is; en het komt mij niet voor, dat er eene veel grooter mate van politique en civiele vrijheid aan de zwakke menschelijke hoofden en de sterke menschelijke driften kan aangeboden worden, zonder het wezenlijk doel van den burgerstaat te missen, en in oneindig grootere zwarigheden te vervallen. Ik weet wel dat tusschen uwe en mijne denkbeelden op dit stuk nog al eenige nuances bestaan: Als ik het wel heb, ontspruit deze verscheidenheid van denkbeelden voornamelijk daaruit dat gij meerderen prijs stelt op de uiterlijke, glinsterende gedaante van den Staat, en minder op het inwendige stille zachte genot van eene geruste maatschappij, misschien minder rijk in uiterlijken roem, dan wel in de uitwerksels den individueele vrijheid en huisselijke zekerheid. Dit laatste is naar mijne wijze van zien, het eigenlijk doel; en de kracht en glorie van den Staat stelle ik in zooverre, en niet verder, op zeer grooten prijs, als dezelve onontbeerlijk zijn, om dat ware doel dat zacht gerust genot der menschelijke zamenleving te bereiken en te verzekeren. Zoo deze wijze van zien in gevoelen minder energiek (om bij het gecanoniseerd woord te blijven) moge schijnen, zoo is het waarachtig bij mij het bloot gevolg van onderzoek en overweging en niet van een zwak gestel of zwakke zenuwen. | |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
Ik heb volmaakt, na ik denke, eene constitutie en zenuwen voor een energiek Republikein berekend: Van mijn eerste jeugd af aan alle oefeningen, welke het ligchaam versterken, geneigd, aan het landleven bovenal gehecht, - aan ommegang met Edelen en boeren gewoon -Ga naar voetnoot1), heb ik al vroeg geleerd om niemand boven of beneden mij te achten, dan voor zoo verre eigene verdiensten, en geene toevallige of hersenschimmige of onwettige voordeelen zulks billijkten. Met deze gevoelens bezield, meende ik aan mijn hart te voelen, dat ik Republikein was; men heeft mij naderhand dikwijls zoeken te beduiden, dat ik niet op de hoogte was. Ik zag inderdaad velen zeer stoutelijk oneindig hooger klimmen, maar allengskens zie ik hen terug afzakken, en velen zelfs tot een ander uiterste overslaande, verre beneden mijn punt van verblijf nederdalen. Met een woord, het schijnt dat bij ons zwakke menschen ondervinding en gevoel alles, en theoretische bespiegelingen niets afdoen. | |||||||||
Afschrift van het antwoord van V. aan S.Aan Schimmelpenninck. Mijn courier heeft mij, mijn waarde Ambtgenoot, in goeden staat, den 7 dezer overgebragt uwe obligeante en ampele rescriptie van 25 Februarij, voor welke ik U niet beter kan bedanken, dan door U ook eens cordaat mijne opinie voor te dragen; dezelve aan uwe nadere meditatie onderwerpende. Ik maak gebruik van een Spaanschen courier, die aan | |||||||||
[pagina 312]
| |||||||||
Musquitz wordt gezonden, dezen avond, en ik ben vroeg opgestaan, om ook eens op mijne beurt met U te keuvelen. Ik zal U bij een afzonderlijken brief, zoo ik den tijd heb, heden antwoorden, op uwen naderen van 1 Maart, die mij gisteren per post is geworden. Ik voeg hierbij alle mijne depeches voor den Haag en Holland. Dezelve zijn te delicaat om ze aan den gewonen post te vertrouwen, waarom ik hoop, dat gij gelegenheid zult hebben dezelve per expresse te verzenden, of anders die gelegenheid daarstellen; eerstelijk omdat mijne dépêches aan het Comité van de Oost wezenlijk haast hebben, en onmiddelijk resolutie tot mijn gouverno vorderen; ten tweeden, omdat alle mijne depeches en brieven voor den Haag, en clair zijnde, het onvoorzichtig zou zijn dezelve aan de post te wagen. Daarenboven, al het belang, dat dezelve mogen hebben wordt weggenomen, indien die dépêches te zeer verouderd in den Haag aankomen, en om U echter eenigzins te contenteren, heb ik een paket voor onzen Agent van der Goes opengelaten, met verzoek, hetzelve na lecture, te willen expedieeren met alle de overige. De Instructie voor den Spaanschen Gezant, naar Constantinopolen gedestineerd, is door mij gesteld, en zal hoop ik uwe approbatie wegdragen. Mihi unus Plato instar omnium est! en nu kome ik tot uwe missive. Indien gij de nieuwe Fransche Constitutie, ingevoerd eer de acceptatie dáár was, noemt een imperium populare rite temperatum id est recte dispositum, dan heb ik niets te zeggen; maar of uw groote held Washington het daarvoor zou hebben beschouwd, of Franklin, Madison, Dickenson, Jefferson, Paine en James Baudouin het voor hun werk zouden willen nemen, zult gij mij toelaten te twijfelen. Immers ik vind niets van uwe decimerende en tot aristocratische alcohol overhalende lijsten in een eenige der Americaansche Constitutien. | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
Ik vind, dat de jongst verouderde van eene derzelve in 1799 vrij meer helling naar het zuivere democratische heeft, en echter heeft de ondervinding ons gedurende 20 jaren doen zien, dat de zwakke hoofden der Americaansche menschen, en de sterke driften van dezelve, door deze zonder inconvenienten kunnen bestierd en beteugeld worden, zonder dat de sociale rust, die gulle kalante der menschelijke maatschappij, daardoor aldaar is verminderd. In hoeverre eene zoo langdurige possessie van het summum imperium in de sterke hoofden, maar nog sterkere driften van uwe Fransche Consuls kan plaats hebben, zonder dat dezelve een Militair despotisme uitoefenen, of de onbepaalde alleenheerschappij voor zich en hunne nazaten usurperen, is een problema, hetwelk in eene vrij mindere epoque dan 10 jaren (met de clausule van reéligibiliteit versterkt, God betere het!) ons door ondervinding zal worden opgelost; dan hiervan straks nader. Ik zou ook wel eens wenschen te weten, welke middelen van conservatie de conserverende Senaat zal hebben, als hij eens eene acte van het Wetgevend of Uitvoerend Ligchaam zal beschouwen en verklaren als anti-constitutionnel? hoe hij zijn decreet zal doen gelden of ten uitvoer leggen, als de eerste Consul het anders begrijpt? vooral als deszelfs schoonbroeder (Murat) de force militaire in de Residentie van die corpora bestiert, zoo als in dit moment? En dit geval dunkt mij, zou reeds nu kunnen exteeren, daar ik bij een simpel arrêté des Consuls (NB. ik bedoel het arrêté des Consuls du 27 pluviose, waarbij de bons, die aan de Geestelijken in de Belgique voorheen tot dedommagement waren gegeven, zijn ingetrokken, zoowel als de Wetten waarop die uitgifte van bons gegrond was) zie geabrogeerd eene Wet, zonder eenige interventie of consent van het Wetgevend Ligehaam, aan hetwelke de Constitutie de tacite wetmaking, en dus ook de abrogatie heeft toevertrouwd. | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
Het is hier de vraag niet, of dit exempel, breeder in margine geallegeerdGa naar voetnoot1), is eene salutaire dispositie, ja dan neen: ik geloof zelfs dat ze heilzaam is, maar over die heilzaamheid moest het Wetgevend Ligchaam, en niet het Consulaat propria auctoritate beslissen. Zoo nu de Senaat Conservateur niet eene pop was, zonder eenige energie of courage, moest dezelve die acte, om van andere thans te zwijgen, hebben gedeclareerd te zijn anticonstitutionnel. Atqui, dat heeft de Senaat niet gedaan; ergo al weer een bewijs dat die sublime institutie niet is hetgeen men ons heeft beduid dat ze zijn moest. Dan genoeg hiervan! Ik wil U gaarne toegeven,Ga naar voetnoot2) dat het groote oogmerk van alle representative Constitutie zijn moet om de grootste maat van sociaal geluk en welvaart te vereenigen met de meest mogelijke maat van civile en personele vrijheid. Ik heb nooit het tegendeel gedacht, geleerd of geprofesseerd. Ik weet ook niet, mijn Vriend, van waar U in het hoofd ligt, dat ik meerderen prijs stellen zoude op de uiterlijke glinsterende gedaante van den Staat, dan op het inwendige stille, zachte genot van eene geruste maatschappij. Ik stelle dit laatste, even als gij, als het hoofdpunt, en hoezeer ik naar de kracht en 't character van iedere Natie eenige modificatie in de meerdere of mindere bevoegdheid tot uiterlijk glinsterenden roem en heldendaden admitteere; zoo gelove ik, dat inzonderheid in kleinere Gemeenebesten, vooral in agricolerende, navigerende en commercieerende Staten, het huisselijk stil genot van geluk en welvaart, het toppunt zijn moet van onze wenschen en bedoelingen in het beramen van derzelver Constitutien en regeringsformen. Het is dus niet hierin, het is niet in de finis civitatis | |||||||||
[pagina 315]
| |||||||||
tranquillae et beatae, dat wij verschillen, maar in de media ad obtinendum illum finem composita. Hierin zit onze dissensus. Gij wilt eensslags uit eenen monarchalen of despotieken of Stadhouderlijk-aristocratischen Staat, het volk doen treden in een nieuw veld. Ik wil dat eene zuivering van de atmospheer voorafga. Ik oordeele dat eerst alle ressorts van het geabrogeerd bestuur moeten zijn verbrijzeld, door diezelfde physique force, of mookhamer, die de Revolutie heeft daargesteld. Ik begeer dat ook de Volkeren, die eeuwen lang in de kakstoelGa naar voetnoot1) (sit venia verbo) zijn opgesloten geweest, eerst aan leibanden loopen, eer dat men hen vrij laat uitspanseeren. Ik wil dat men het nieuw constitutioneel wagentje niet op eenen hobbeligen dijk zette, en daar doe voorthollen met onbedrevene paarden: maar dat men eerst den weg applaneere, de kluiten tot gruis sla, de diepe spooren en gaten vulle, en de paarden dresseere. Wie zal zijnen grond met best graan bezaaijen zonder alvorens dien wel bereid te hebben, en alle distelen en doornen uitgeroeid. De aanhangers van het oud bestuur zijn distelen van den Vaderlandschen grond. Met een woord, ik wil eenen intermediairen staat, en het Volk van lieverlede aan het nieuw constitutioneel bestuur gewennen, wanneer de eerste generatie, die onder het oud bestuur heeft geleefd, zal opkomen, en uit overtuiging, zoowel als uit hebbelijkheid (die groote Koningin der menschen!) die nieuwe constitutie liefhebben, voorstaan en beminnen. Zoo men dit niet in acht neemt, loopt men gevaar dat de talloze vijanden van het nieuwe werk, de aanhangers en leden van het vorig bestuur, alle die daaruit hun voordeel, eer, aanzien en bestaan trokken, zich coaliseren, het jonge plantsoen eer het wortel heeft geschoten, uit- | |||||||||
[pagina 316]
| |||||||||
roeijen of doen verdorren, en de Constitutie met den text zelf der constitutie vermoorden of verdelgen. Zij toch deelen dan in de vrijheid, die aan alle burgers bij die Constitutie wordt gegarandeerd, en onder faveur van die vrijheid, zweeren zij straffeloos zamen. Ook hebben in alle epoques der Fransche en Bataafsche revolutie, de vijanden derzelve zich steeds en met nadruk, en niet zonder reden, beroepen en in hunne defensie gefundeerd op de declaratie der regten van den mensch en den text der Constitutie, en men heeft ze óf ongestraft moeten laten loopen, óf de constitutie verkrachten en over de declaratie van de regten een akelig floers hangen. En deze is misschien (om dit en passant te remarqueren) eene der redenen, waarom men nu kortheidshalven de geheele verklaring van de regten van den mensch, als alleen metaphysische subtiliteiten bevattende, in de nieuwe Fransche Constitutie heeft weggelaten. Jammer is het maar, dat men dus, om der contra-revolutionnairen wille, de kennis van die onvervreemdbare regten aan alle Fransche burgers heeft geescamotteerd! En dan was het der moeite niet waardig om de Revolutie te beginnen, of dezelve met zooveel bloeds te bezegelen. Ik meen, mijn Vriend, genoeg gezegd te hebben, om het precise criterium van de differentie onzer opiniën te developperen. Uwe hypothese, ik erkenne het volmondig, is oneindig meer schijnbaar philanthropisch, meer vereerende voor de menschelijke natuur; maar herinner U hier ook onze sterke driften en onze zwakke hoofden. Het is juist daarom dat ik die driften niet terstond den ruimen teugel willende of durvende vieren, verlange dat dezelve beperkt worden door gestrenge, terrorifieerende of ten minsten intimideerende maatregelen en wetten. Het is juist uit besef van die zwakheid onzer hoofden, dat ik dezelve niet duizelig wil | |||||||||
[pagina 317]
| |||||||||
maken door te veel moreele weelde op eens, dat is door te veel onbeperkte constitutioneele vrijheid aan alle zwakke hoofden te vergunnen en vooral niet aan die massa van zwakke hoofden, welke als de allerzwakste en dus allerongeschiktste voor die vrijheid door mij beschouwd worden. Hoedanige zijn alle de aanhangers der vorige regeringsform, met een woord, alle die bij de Revolutie verloren hebben. En hier komen wij dan van zelfs tot ons oud disput. Gij hebt in Februarij 1795, toen Amsterdam van uwe welsprekende taal afhing, broederschap, broederkusch, verbroedering, vergeving en vergeetenis gepredikt.Ga naar voetnoot1) Ik heb in Februarij 1795 vernedering van alle Oranjeregenten, hunne bloeding uit de goudaderen, hunne verpligting tot restitutie van alles wat zij quovis nomine van Lands- of Stadswege hadden genoten, met een woord regtvaardige schadevergoeding en hunne verlamming, onmagtigmaking en zoo gij wilt verbrijzeling der Oranje-ressorts gewild. Gij hebt hen als verwonnen beschouwd; gij hebt ons de overwinning toegekend, zij waren verplet, en in uwe oogen niet meer voor de Patriotten te vreezen. Ik heb hen als momentaneel bukkende voor overmagt, maar met harten, brandende van wraak, en met oogen opgeheven en van woede glinsterende gezien, gekend en uitgeteekend. Gij wenschtet met de loffelijkste oogmerken de boel te redden, en bijeen te houden; maar uwe zachtaardigheid, uwe philanthropie heeft uwe schranderheid en staatkundige vooruitzichten beneveld. Ik meende ook op mijne wijze philanthropisch te denken, maar het verrotte, het ingekankerde, het onherstelbare lid wilde ik uitwerpen, opdat het geheele Volk, door | |||||||||
[pagina 318]
| |||||||||
die Oranje-pesten zoo dikwijls vergiftigd, behouden mogt blijven. Daarom riep ik u U toe: ..... immedicabile vulnus Ense recidendum est, ne pars sincera trahatur. Ik zeide U in Februari 1795 dat de oorlogswoede verre was van te bedaren; dat dezelve heftiger dan ooit zoude ontbranden; dat Oranje veelligt met magtige hulpbenden door Engeland betaald, eerlang op onze grenzen den oorlog zou hervatten; dat alle Oranje-vrienden onbekeerlijk waren, en dus door ons niet moesten worden veracht, noch in de mogelijkheid gelaten om ons binnenlandsch onrust te brouwen. En weinig kon ik denken, dat even diezelfde Oranje-vrienden ons den inval der Engelschen en Russen zouden berokkenen, onze vloot den vijand overleveren, en in het harte van Holland ons dermate teisteren, dat wij nu totaal geruineerd zijn, en niet dan door wonderen van dapperheid den uitheemschen vijand uit ons land verjaagd hebben. Zoude deze er ooit ingekomen zijn, zoo hij niet op eenen zeer magtigen arm van binnen gesteund had? Welnu, dien magtigen arm had ik willen afknotten en verbrijzelen in 1795, dan kon hij ons dit onheil, dat verraad en die verwoesting in 1799 niet op den hals gehaald hebben: - en God weet wat in 1800 staat te gebeuren! Zijn niet de Fagels, de van de Spiegels, de Bentincks, de SuiderassenGa naar voetnoot1), de hoofdbeleiders van de jongste invasie geweest? hadden zij niet alomme hunnen aanhang? een van der Willige te Enkhuisen, een Hendrik van Straalen te Hoorn, een Binkhorst te Alkmaar, een - een - een te Amsterdam, te Rotterdam, den Haag? Waar blijft gij nu met uwe verbroedering en broederschap van de Amsterdamsche Volksrepresentanten van Fe- | |||||||||
[pagina 319]
| |||||||||
bruarij 1795? en welken invloed heeft de toen betoonde grootmoedigheid op hunne verstokte harten gehad? Ik wil hier niet meer uitweiden, en laat U aan uwe overwegingen over. Het zou mij hier zeer gemakkelijk vallen te bewijzen dat, zoo men ons gevoelen in 't begin van 1795 had willen volgen, alle die rampen zouden zijn voorgekomen, en misschien reeds sedert 2½ jaar de algemeene Vrede met Engeland hersteld, omdat hetzelve alsdan gewanhoopt zou hebben eene contra-revolutie in ons Land daartestellen, alzoo alle de instrumenten om dezelve doortezetten en te organizeren, door ons systema zouden zijn verbrijzeld, en onze Natie minder belast, beter over de Revolutie vergenoegd zijn gebleven. Welke waren dan onze middelen? zult gij vragen:
Vooreerst door eene restitutie van alles wat zij sedert 15 September 1787 uit eenigen hoofde getrokken hadden, met de intressen van dien. Ten tweeden, rembours door de oude Bewindhebberen in solidum, van alles wat zij in 1747 nullo jure en zonder consent der participanten in de O.I.C. en derzelver crediteuren aan het Huis van Oranje als een 33ste deel der jaarlijksche uitdeelingen hadden geschonken. | |||||||||
[pagina 320]
| |||||||||
Ten derden, bij suppletie ter concurrentie van de meest mogelijke somma van die 100 millioenen over hen, naar mate van hunne gepresumeerde rijkdommen te repartitieeren, en hun zelf onderling de repartitie laten doen. Ik wil dus de koetsen, paleizen en buitenplaatsen der van de Polls, Straalmans, Muilmans, der Lynden, de van Citters, de Rengers enz. enz. hebben doen springen. Hierdoor waren zij lam geslagen: ils n'auraient gardé qeu leurs yeux pour pleurer, en zij zouden noch lust noch middelen hebben overgehouden om het Oranje-gepeupel op Oranjebitter of andere incitamenta seditionis te tracteren. En Engeland zou vriendelijk bedankt hebben, om ooit die naakte en berooide matadors wederom in den zadel of op het kussen te helpen. Een Engelsch Minister immers rekent nooit wie iemand is, of hij deugd of verdiensten heeft, maar of hij geld en vermogen heeft. Dit is de eenige maatstok van zijne beleefdheid en gedienstigheid. Zie eens met welk eene verachting zij onzen Willem en zijn geslacht behandelen, hoe diep hij gezonken is, en echter hebben zij geen beter Vriend. Wie heeft hen beter gediend? Wie heeft met meer ijver zijn Vaderland verraden? maar hij is arm, ergo spernendus! Uwe Vrienden, de Americanen, hebben hunne welvaart, de immuabiliteit hunner Revolutie alleen te danken aan de applicatie van dit principe door mij boven gehandhaafd, het oud Bestuur met wortel en tak uit roeijen. Zij hebben geene amnestie verleend, 'twelk is eene verzachtende pleister op eene stinkende wonde leggen, maar zij hebben alle Loyalisten of Royalisten, ten eeuwigen dage gebannen en alle hunne goederen geconfiskeerd. De Romeinen gaven ook geene amnestie, veel minder broederkus aan de aanhangers van Tarquinius. Neen ze joegen ze allen weg en kapten de koppen af der beide zonen van Brutus; zij dwongen den neef van Tarquin Collatinus, om het Burgemeesterschap nederteleggen. En hunne Re- | |||||||||
[pagina 321]
| |||||||||
publiek heeft meer dan 4 eeuwen gebloeid. Al wat ik van onze Revolutie gezegd heb, is ten vollen applicabel op de Fransche omwenteling en daarmede zal ik dezen sluiten. De onderscheiden vergaderingen, die zich hebben opgevolgd, hebben de Revolutie verklaard geeindigd te zijn en amnestie verleend. Na de amnestie in September 1791 is de emigratie des franschen Adels eerst begonnen, zoo als na den broederkus, die men aan Louis XVI in Februarij 1791 had gegeven, hij in Julij 1791 heeft zoeken te ontvluchten. Na de moderantissime tijden der Conventie in September 1795 is de 13 Vendemiaire gevolgd. Na de toegevende inschikkelijkheid van het Wetgevend Ligchaam in 1797 is de 18 Fructidor noodzakelijk geworden. De instabiliteit van systema te Parijs heeft alle schokken voorzien en doen geboren worden. De Royalisten te willen verzoenen of bevredigen met de Republiek, en daarop te zeggen, de Revolutie is geeindigd, is de quadrature van den cirkel te zoeken, en op eenen zandgrond te bouwen. De Revolutie te eindigen eer de oorlog om die revolutie doorgezet, geeindigd is, is water en vuur te zamen te vereenigen.Ga naar voetnoot1) Ook zie ik niettegenstaande dat zoo dikwijls en ook na den 18 Brumaire, gepreconiseerd fixeeren en voleinden der revolutie na het introduceren dezer nieuwe zoogenaamde Constitutie, nog al tamelijk veel revolutionnaire wetten en dispositien maken en de fabel van de Terreur, sed mutato nomine op nieuw vertoonen. En wat zal het zijn zoo de arméen revers ondervinden? hetwelk mij bijna onmogelijk te vermijden voorkomt, daar het grootste ressort l'enthousiasme, de magieke woorden van liberté en égalité verbrijzeld, geëvaporeerd en afgeschaft | |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
zijn. Daar de vijanden juist diezelfde enthousiastische tactique na 8 jaren oorlogs, in hunne arméen hebben weten intevoeren, en van alle heroïque daden der fransche Republikeinen voor zich partij hebben weten te trekken. Wat zal het zijn quod omen Deus avertat! zoo Bonaparte eens gevangen, gekwetst of gedood werd? Rekent men dat de sophistische dialectique van La Cretelle of van Roederer de Republiek zal behouden, of de declamatien van den Rheteur Garat of de nieuwe chant de guerre van Chenier (die niet waardig is om de Marseillaise van uwen VriendGa naar voetnoot1) te vervangen) of de Memorien van het Institut national over Egypten, of de honigzoete Moreau, de Generaal der retraites. Of meent gij dat men de arrière-pensée van de ex-constituanten, van uwen vriend T.P.Ga naar voetnoot2), Lafayette, Valence, Liancourt, Latour-Maubourg enz. om eene constitutioneele Monarchie te herstellen, niet kent, die Bonaparte nu opvijzelen, ut lapsu graviore ruat?Ga naar voetnoot3) Dan genoeg hiervan, ik concludeere dus, dat de Fransche revolutie eene zee van rampen over Europa heeft gebragt, en thans tot een problema heeft gesteld of de fransche Natie, ja of eenige groote natie wel vatbaar is om onder eene republikeinsche regering te leven; dat zij de voortplanting der ware principes meer dan eene eeuw in Europa heeft doen teruggaan; dat zij in alle Landen de ware philanthropisten heeft bedroefd en dat er thans geene andere horoscoop over hun land kan getrokken worden dan die van een zware ijzeren tuchtroede die over hen wenkt, hetzij dat de oude dynastie herleve, hetzij dat het Jacobinismus zegeprale; maar dat zij tot ware vrijheid niet eerder dan door stroomen bloeds kunnen terugkeeren. Heil en vriendschap V. |
|