Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament (Biestkensbijbel)

¶ Dat .xvj. Capittel.

¶ Hoe dat hy ordineerde dat de Arcke vanden Leuiten ghedraghen soude worden.

1

⁺ ENde hy timmerde hem huysen inde stadt Dauids, ende bereyde der Arcken Gods een plaetse, ende bereyde een Hutte ouer haer.

+ A vers 1

2

Doen ter tijt seyde Dauid, de Arcke Godts en sal niemandt draghen, dan alleen de Leuiten.^† Want de selue heeft de

† Nu. 4.b.15. 7.b.9.

[p. 157r]

HEERE vercoren, dat sy de Arcke des HEEREN souden dragen, ende hem dienen eewelijc.

3

Daerom vergaderde Dauid dat geheele Israel, tot Ierusalem,^* dat sy de Arcke des HEEREN op souden brengen, aen de plaetse, die hy daer toe bereyt hadde.

* 2.Re. 6.d.16.

4

Ende Dauid bracht te samen de kinderen Aaron ende de Leuiten.

5

Vanden kinderen Kahath: Vriel den oppersten met zijnen broederen hondert ende twintich. Vanden kinderen Merari: Asaia, de Ouerste met zijnen broederen, twee hondert ende twintich.

6

Vanden kinderen Gerson: Ioel de ouerste met zijnen broederen, hondert ende dertich.

7

Vanden kinderen Elizaphan: Semaia de Ouerste met zijnen broederen, twee hondert.

8

Vanden kinderen Hebron: Eliel de Ouerste met zijnen broederen, tachtentich.

9

Vanden kinderen Vsiel: Amminadab de Ouerste met zijnen broederen, hondert ende twelf.

10

⁺ Ende Dauid riep Sadok ende Abiathar de Priesteren, ende de Leuiten, te weten, Vriel, Asaia, Ioel, Semaia, Eliel, Aminadab,

+ B vers 10

11

Ende sprack tot hen: Ghy zijt de Hoofden der Vaders onder den Leuiten: So heyliget v nv, ende uwe broeders, dat ghy de Arcke des HEEren des Gods Israels op brenget, aen de plaetse die ick haer bereyt hebbe.

12

^† Want te voren doen ghy daer niet en waert, dede de HEEre onse God een scuere onder ons, daerom dat wy hem niet en sochten, so het behoort.

† 1.Pa. 14.b.10.

13

^* Also heylichden hen de Priesters ende Leuiten, dat si de Arcke des HEEren des Gods Israels op souden brengen.

* Nu. 4.b.15. 7.b.9.

14

Ende de kinderen Leui droegen de Arcke Gods des HEEren op haer schouderen, met den Hantboomen daer aen,^* ghelijck Mose gheboden hadde, na den woorde des HEEren.

* Exo. 25.b.13.

15

Ende Dauid sprack totten Ouersten der Leuiten, dat sy haer broeders tot sangers souden stellen, met snarenspelen, met Psalteren, Herpen ende hellen Cymbalen, dat si luyde souden singhen, ende met blijschappen.

16

⁺ Doen stelden de Leuiten Heman den sone Ioel, Ende van zijnen broederen, Assaph den sone Berechia. Ende vanden kinderen Merari haren broederen, Ethan den soon Kusaia:

+ C vers 16

17

Ende met hen hare broeders des anderen deels, te weten, Sacharia, Ben, Iaesiel, Semiramoth, Iehiel, Vnni, Eliab, Benaia, Maeseia, Mathithia, Elipheleia, Mikneia, ObedEdom, Ieiel de duerwachters.

18

Want Heman, Assaph, ende Ethan waren sangers met metalen Cymbalen, om helle te clincken.

19

Maer Sacharia, Asiel, Semiramoth, Iehiel, Vnni, Eliab, Maeseia, ende Benaia, met Psalteren, om na te singhen.

20

Maer Mathithia, Elipheleia, Mikneia, ObedEdom, Ieiel ende Asasia, met Herpen van acht snaren, om voor te singen.

21

Maer ChenanIa der Leuiten Ouerste de Sangmeester, dat hyse soude onderwijsen te singen, want hy was verstandich.

22

Ende Berichia ende Elkana, waren duerwachters der Arcken.

23

Maer Sa-chania, Iosaphat, Nethaneel, Amasai, Sacharia, Benaia, Eliezer de Priesters bliesen met Trompetten voor de Arcke Gods. Ende ObedEdom ende Iehia waren duerwachters der Arcken.

24

⁺ Alsoo ghinghen Dauid ende de Ouders Israels, ende de Ouerste ouer duysenden henen, om de Arcke des verbonts des HEEren op te halen wt den huyse ObedEdom met blijschappen.

+ D vers 24

25

Ende doen God den Leuiten halp, die de Arcke des verbonts des HEEren droegen, offerde men seuen Ossen, ende seuen Rammen.

26

Ende Dauid hadde eenen Lijnen roc aen, daer toe alle Leuiten die de Arcke droeghen, ende de Sanghers ende Chenania de Sangmeester, met den Sanghers. Oock hadde Dauid eenen Lijnen Lijfrock aen.

27

Alsoo bracht dat geheele Israel de Arcke des verbonts des HEEren op met Iuychen, Basuynen, Trompetten, ende hellen Cymbalen, met Psalteren ende Herpen.

28

^* Als nv de Arcke des verbonts des HEEren inde stadt Dauids quam, sach Michal de dochter Sauls ter venster wt. Ende doen si den Coninck Dauid sach dansen ende spelen, verachte sy hem in haer herte.

* 2.Reg. 6.d.15.