Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament (Biestkensbijbel)
(2011)–Anoniem Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament (Biestkensbijbel)–¶ De Coninghinne van Saba als sy Salomons wijsheyt hoorde, so coemt si tot hem te Ierusalem. Van Salomons rijckdom ende heerlijcheyt. | |
1Ga naar margenoot+ ENde doen dat gherucht Salomo, vanden Naem des HEERENGa naar margenoot† quam voor de Coninghinne vant Rijck Arabien, quam sy hem te proeuen met raetselen. | |
2Ende si quam te Ierusalem met een seer groot Heyr, met Kemelen die specerije droeghen, ende vele gouts ende edel ghesteenten. Ende doen si totten Coninc Salomo in quam, sprack si met hem, al wat si voorghenomen hadde. | |
3Ende Salomo seydet haer altemael, ende den Coninck en was niet verborghen, dat hy haer niet en seyde. | |
4Maer doen de Coninginne vant rijck Arabien sach alle wijsheyt Salomons, ende dat huys dat hy ghetimmert hadde, | |
5Ende de spijse voor zijn Tafel, ende zijnder knechten wooninghen, ende zijnder dienaers Officie, ende haer cleederen, ende zijn Schenckers, ende sinen Brantoffer, die hy inden huyse des HEEren offerde, soo en conde si haer niet langher onthouden, | |
6Ende sprack totten Coninck: Het is warachtich wat ick in mijnen Lande ghehoort hebbe, van uwen wesen, ende van uwer wijsheyt: | |
7Ga naar margenoot+ Ende ick en hebs niet willen gheloouen, tot dat ick ghecomen ben, ende hebt met mijnen ooghen ghesien: Ende siet, het en is my niet de helft gheseyt. Ghy hebt meer wijsheden ende goets, dan dat geruchte is dat ick ghehoort heb. | |
8Salich zijn v Lieden ende uwe knechten, die altoos voor v staen, ende uwe wijsheyt hooren. | |
9Gelooft sy de HEEre dijn God, die tot v lust heeft, dat hy v opten stoel Israels gheset heeft, daerom dat de HEEre Israel lief heeft eewelijc, ende v tot eenen Coninck geset heeft, dat ghy dat ghericht ende rechtuaerdicheydt hanthauen sout. | |
10Ende siGa naar margenoot† ghaf den Coninck hondert ende twintich Centener gouts, ende seer veel Specerijen ende edel ghesteenten. Daer en quam niet meer soo veel Specerije, als de Coninghinne vant Rijck Arabien den Coninck Salomo gaf. | |
11Daer toe de Schepen Hiram,Ga naar margenoot† die gout wt Ophir voerden, brachten seer veel Heben hout, ende edele gesteenten. | |
12Ende de Coninc liet maken van Heben houte, Pilaernen inden huyse des Heeren ende inden huyse des Conincx, ende Harpen ende Psalteren voor de Sangers.Ga naar margenoot+ Daer en quam niet meer sulcken Heben hout, ten wert oock niet ghesien tot op desen dach. | |
[pagina 132v]
| |
13Ende de Coninck Salomo gaf der Coninghinnen vant rijck Arabien, al wat sy begheerde ende badt, behaluen wat hy haer van selfs gaf. | |
14Ende si keerde haer, ende trock weder in haer lant met haren knechten. Mer des gouts dat Salomo in eenen Iare ghebracht wert, was in ghewichte ses hondert ende sessentsestich Centener, | |
15Sonder dat van Cramers ende Cooplieden ende Apotekers, ende van den naesten Coninghen, ende vanden Machtigen des Lants quam. | |
16Ende de Coninc Salomo liet maken twee hondertGa naar margenoot† Schilden vanden besten goude. Ses hondert stucken gouts dede hy tot eenen Schilt. | |
17Ende drie hondert buecklers vanden besten goude, te weten, drie pont gouts op eenen buecler.Ga naar margenoot† Ende de Coninc dedese in dat huys vanden wout Libanon. | |
18Ga naar margenoot+ Ende de Coninck maecte eenen grooten stoel van yuoren beenen, ende ouertrock dien met den alderfijnsten goude. | |
19Ende desen stoel hadde ses trappen, ende dat hooft vanden stoele was achter ront. Ende daer waren leenen op beyde sijden om den setel, ende twee Leeuwen stonden aen de leenen, | |
20Ende op de ses trappen stonden twaelf Leeuwen, op beyde zijden. Sulcx en is noyt ghemaect, in gheenen Conincrijcken. | |
21Alle de drinckuaten des Conincx Salomo waren gulden, ende alle de vaten inden huyse vanden wout Libanon, waren oock louter gout. Want dat siluer en achtemen inden tijden Salomons niet. | |
22Want des ConincxGa naar margenoot† zeeschip, dat metten schepe Hiram op de zee voer, quam in drie iaren eens, ende bracht gout, siluer, yuoor, Simmen ende Pauwen. | |
23Ga naar margenoot+Ga naar margenoot† Alsoo werdt de Coninck Salomo grooter in rijckdom ende wijsheyt, dan alle Coninghen op Aerden. | |
24Ende alle de werelt begheerde Salomo te sien, dat si de wijsheyt souden hooren, die hem Godt in zijnder herten ghegheuen hadde. | |
25Ende elck man bracht hem ghiften, silueren ende gulden gereetschap, cleederen ende harnasch, cruyden, Rossen ende Muylen iaerlijcx. | |
26Ende Salomo bracht waghens ende Ruyters te hoop,Ga naar margenoot† also dat hy duysent ende vier hondert waghens hadde, ende twaelf duysent Ruyters: Ende lietse inde waghen steden, ende byden Coninck te Ierusalem. | |
27Ga naar margenoot† Ende de Coninck maecte dat des siluers te Ierusalem soo veel was, als de steenen, ende alsoo veel Cederen houts, als wilder vijchboomen inde Valleyen. | |
28Ende men bracht den Salomo Peerden wt Egipten, ende alderley ware. Want de cooplieden des Conincks cochten die selue ware, ende brachtense wt Egypten op, | |
29Elcken Waghen, om Seshondert siluerlinghen, ende een Peert om Hondert ende vijftich. Alsoo brachtmense oock alle Coninghen der Hethiten, ende den Coninghen tot Sirien door hare hant. |
|