Margeletters, verwijzingen en woordverklaringen
Naast de ‘moderne’ versnummering hanteert de Biestkens ook het oude systeem van de hoofdletters, waarmee ieder hoofdstuk ruwweg in stukken is verdeeld met behulp van de hoofdletters A, B, C in de marge. Meestal staan deze margeletters in de druk direct onder het versnummer waarmee het betreffende hoofdstukgedeelte begint. Deze hoofdletters zijn in de editie verwerkt vóór dat versnummer. Als het bijbehorende vers slechts één regel beslaat, is de positie direct onder het versnummer echter al bezet door het volgende versnummer. In deze gevallen, waarin de margeletter een vers lager staat, is deze geplaatst bij het eerdere versnummer (zie bv. Genesis 4:19-20, Jozua 15:33-36 en 15:52-54). Een enkele keer staat de margeletter boven het bijbehorende versnummer (zie bv. Genesis 9:8) . ‘Zwevende’ margeletters, die niet direct onder of boven een versnummer staan, zijn door ons geplaatst na het dichtsbijzijnde leesteken in de regel waarnaast de letter is afgedrukt (zie bv. Genesis 4:15). Foutieve margeletters zijn niet verbeterd, ontbrekende margeletters zijn niet aangevuld.
In de marge van de bijbeltekst staan talrijke verwijzingen naar bijbelplaatsen. Deze zien er bv. als volgt uit:
2.Cor. 1.a.2. |
Ephesi. 1.a.2. |
Ephe. 1.b.15. |
De Latijnse titel van het bijbelboek wordt vaak in afgekorte vorm genoemd (zie voor een overzicht de paragraaf Afkortingen). Het boeknummer en het hoofdstuknummer staan in Arabische cijfers. De letter van het alfabet verwijst naar de betreffende margeletter van het hoofdstuk. 2.Cor. 1.a.2. betekent aldus: vers 2 van hoofdstuk 1 van de tweede brief aan de Korintiërs, dat is te vinden onder de margeletter A.
De interpunctie en het hoofdlettergebruik van de bijbelplaatsen kunnen variëren. Zo vinden we een enkele keer als scheidletter een hoofdletter in plaats van een kleine letter (zie bv. de kanttekeningen bij 2 Kronieken 7:4 en Psalm 119:64). De verwijzingen zijn door ons conform het origineel overgenomen, waarbij alleen het spatiegebruik licht is genormaliseerd (zie hierboven: Spaties en punten).
De verwijzingen naar bijbelplaatsen staan in de marge meestal los naast de bijbehorende verzen. In de bijbeltekst zelf is door middel van de verwijstekens † of * aangegeven waar de kanttekeningen precies thuishoren. Soms wordt dit verwijzingsteken in de marge in de kanttekening zelf herhaald. Om technische redenen zijn de kanttekeningen met en zonder eigen verwijsteken op dezelfde wijze verwerkt. Noten waarvan de verwijstekens na een initiaal midden in een woord staan, zijn samen met het verwijsteken vóór het betreffende woord geplaatst (zie bv. Job 41:1)
Naast verwijzingen naar bijbelplaatsen bevat de Biestkens ook een aantal woordverklaringen, die eveneens van verwijstekens zijn voorzien.
Een enkele keer wordt er bij een kanttekening geen gebruik gemaakt van een verwijssymbool. In deze gevallen is deze door ons geplaatst in het vers waarbij deze thuishoort. Soms ontbreekt in de druk het verwijssymbool in de bijbeltekst of wijkt het verwijssymbool in de bijbeltekst van het verwijssymbool in de marge af. De plaatsing van de kanttekening dan wel het aanpassen van het verwijssymbool wordt dan verantwoord in de bijlage Editorische ingrepen.