Spaties en punten
Niet altijd is eenduidig uit te maken of er sprake is van een hele, halve of geen spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden elders meestal aaneengeschreven of juist niet? Zo is besloten om in 2 Makkabeeën 15:33 het woord ende aaneen te schrijven, hoewel er enig tussenwit te zien is. Vgl. bv. ook Psalmen 69:6 (dwaesheit), Ezechiël 24:3 (siepot), Tobias 4:3 (haren). Omgekeerd is besloten om bv. in 2 Johannes 12 een spatie te noteren tussen te en spreken,hoewel deze niet of nauwelijks zichtbaar is. Zo ook bv. 2 Samuel 16:13 (des berchs) 18:3 (al vluchten) en 2 Koningen 15:2 (sal hy). Een zekere mate van subjectiviteit was soms onvermijdelijk, temeer daar ook de in de druk zelf het spatiegebruik niet geheel consequent is, met name in samenstellingen, vgl. bv. in Jesaja 31:8 de spelwijze Cederboom naast Denne boomen en Mandel boomen.
Na punten en andere leestekens lieten de zetters regelmatig spaties weg, of ze plaatsten slechts een halve spatie, als dat beter uitkwam om de regel uit te vullen. Het spatiegebruik rond leestekens is in de digitale versie genormaliseerd omdat het gaat om een betekenisloos typografisch verschil. In concreto betekent dit dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, ongeacht wat er in het origineel staat.
Een enkele keer is het spatiestaafje in het zetsel iets omhooggekomen en heeft het een afdruk achtergelaten die eruitziet als een verticaal streepje, zogenaamd gerezen wit. Dit is in de editie als een spatie verwerkt. Zie bv. 2 Koningen 9:10 (Isebel eten); Ester 8:9 (geroepen, in); Psalm 119:64 (voor het versnummer); Klaagliederen 4:13 (is ghesciet); Tobias 14:11 (rechtschapen tot) enHaggai 8:10, noot: Hag. 1.a.6.
Het spatiegebruik bij Romeinse cijfers en in verwijzingen naar bijbelplaatsen met hoofdstuknummers en versnummers is in de editie licht genormaliseerd. Romeinse cijfers worden meestal voorafgegaan en gevolgd door een punt (de .xij. apostelen, .vij. iaer). Bij grotere getallen wordt er ook met punten tussen de cijfers gewerkt (c.x). In deze gevallen is in de editie geen spatie geplaatst. Bij verwijzingen naar bijbelplaatsen staat er veelal een punt tussen de afkorting van het bijbelboek en het hoofdstuknummer. Deze punt heeft een dubbele functie, want hij markeert zowel de voorgaande afkorting als het volgende Romeinse cijfer. In de editie is deze punt na de naam van het bijbelboek geplaatst, gevolgd door een spatie (bv. Psal. 7.b.16., Math. 1.a.1.). Na de punten binnen een verwijzing tussen hoofdstuknummer en margeletter is dus geen spatie geplaatst
Bij verwijzingen naar meerdelige bijbelboeken staat vaak een punt achter het deelnummer (1.Reg.). Achter deze punt is geen spatie geplaatst. Als er geen punt achter het deelnummer staat, hebben we wel een spatie geplaatst tussen deelnummer en boektitel (1 Kor. Math. 1.a.1.)