Biekorf. Jaargang 108
(2008)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
De Siamese tweeling van Eernegem (1849-1850)Sinds enige tijd kan je via internet het volledige archief van het Engelse dagblad The Times raadplegen. Wij waren benieuwd hoeveel keer onze woonplaats Eernegem in de krant, die vanaf 1785 verscheen, vermeld werd. Na het intikken van de zoekterm Eerneghem en Eernegem vonden we welgeteld één vermelding. In meer dan 200 jaar tijd haalde het dorp dus één keer de internationale pers.
Onder de titel Lusus Naturae (speling der natuur) verscheen in The Times van 27 juni 1849 onderstaand verhaal:
‘We moeten een “speling der natuur” optekenen, waarvan, in de moderne tijden, de Siciliaanse tweeling Ritta en Christina en de Siamese broers de meest gedenkwaardige gevallen waren. In Eernegem, een dorp op drie “leagues” (= 1 league is 5,556 km) van Brugge, Torhout en Oostende, werden op de 28ste van vorige maand, twee kinderen van het vrouwelijke geslacht geboren die met mekaar verbonden zijn. De twee lichamen zijn verenigd aan de zijden; de verbinding begint een beetje onder de rechterborst en de linkerborst van de andere, en gaat tot aan de navel, zodat de kinderen mekaar niet in het gezicht kijken, maar naar mekaar gericht zijn in een schuine positie. Hun hoofden, armen, dijen en benen zijn volledig vrij, en zij kunnen elk zelf hun ledematen gebruiken, en hun positie is zo dat de moeder in staat is om beiden zonder problemen tegelijk de borst te geven. De pastoor van de parochie doopte hen op de dag van hun geboorte als Marie en Sophie. De ouders zijn arme dagloners, die wonen en werken op een kleine boerderij, eigendom van een oude vrijgezel. De naam van de vader is Tanghe; zijn vrouw is ongeveer 38 jaar oud en kreeg al vier kinderen. - Brussels Herald.’
Het verhaal van de Siamese tweeling, Chang en Eng Bunker, dat vandaag nog tot de verbeelding spreekt, was ook al in 1849 algemeen bekend. De broers werden in 1811 in Siam geboren. In 1829 trokken ze op uitnodiging van ene Abel Coffin naar de Verenigde Staten, waar ze als een soort van circusattractie tentoongesteld werden. Zij traden ook enige tijd in Engeland op. Vanaf 1839 beëindigden zij hun publieke optredens. Ze huwden in 1843 met twee Amerikaanse zussen en vestigden zich als landbouwers in Noord-Carolina. In 1849 waren ze nog in leven, maar pas toen ze in de jaren '50 opnieuw op tournee door Europa trokken, werd het begrip Siamese tweeling gemeengoed. De tweeling stierf op 17 januari 1874. | |
[pagina 410]
| |
Het verhaal van de tweeling Rita en Christina Parodi was van recentere datum. Zij werden in Sardinië - en niet zoals The Times meldde in Sicilië - geboren in 1829. Zij hadden afzonderlijke bovenlichamen, met vier armen, maar hun onderlichaam was volledig vergroeid. De Sardinia Sisters, zoals ze genoemd werden, hadden slechts twee benen. Zij kregen bekendheid omdat hun ouders met hen naar Parijs trokken om hen tentoon te stellen. Toen de overheid dat verbood, regelden ze bezoek voor geïnteresseerden in de privésfeer. De tweeling werd amper acht maanden oud, maar het verhaal ervan was in 1849 nog bekend.
Wie vandaag op het internet surft, vindt uiteraard informatie over de Siamese tweeling, naar wie alle vergroeide tweelingen worden genoemd. Ook over de Sardinia Sisters is lectuur te vinden. Naar de Eernegemse tweeling Marie en Sophie Provoost, die een Oostendse dokter naar analogie met het Siamese voorbeeld tot Vlaamse tweeling wilde dopen, zal je tevergeefs zoeken. De internationale bekendheid van één dag in The Times kreeg geen verlengstuk. Nochtans ging de geboorte en het korte leven van de meisjes in Eernegem en ruime omgeving niet ongemerkt voorbij. | |
[pagina 411]
| |
Een bijzondere tweeling in EernegemVader Carolus Provoost (o Eernegem, 18 juni 1805) - ook hier was The Times, die hem Tanghe noemde, niet correct - en moeder Sophia Isabella Tanghe (o Uitkerke, 24 juni 1810) trouwden in Eernegem op 24 december 1841. Zij waren dagloners. In 1847 telde het gezin drie kinderen: Alexander (3 jaar), Louise (2 jaar) en Carolus (6 maanden). Het jaar 1849 werd voor de ouders evenwel een rampjaar. Op 23 april stierf het jongste zoontje, Carolus, terwijl de oudste, Alexander, hem op 6 mei in het graf volgde. Moeder Sophia was op dat moment hoogzwanger en beviel op 28 mei 1849 van een tweeling. In het bevolkingsregister werd een nota gekleefd, vermoedelijk van de hand van gemeentesecretaris August Wielmaecker, die ook dorpschirurgijn was. Daarin werd beschreven dat de zussen zijn verbonden, de één met de andere, over een lengte van vier duimen met een deel van de borst en een deel van de buikGa naar voetnoot(1). De meisjes leefden, maar voor de veelbeproefde ouders was dat een magere troost.
Nochtans was het niet de chirurgijn die bij de geboorte aanwezig was geweest. Het was vroedvrouw Josepha Brusseel die deze delicate ingreep had helpen uitvoeren, hetgene niet weinig tot hare eere strekt, zoals Het Thourhoutsch Blad op 3 juni 1849 melddeGa naar voetnoot(2). De bevalling duurde lang en de weeën waren heel pijnlijk. Later vertelde de vroedvrouw aan chirurg Verhaeghe van het Burgerlijk Hospitaal in Oostende, die dertien dagen na de geboorte de tweeling kwam onderzoeken, dat het rechtse kind het eerst ter wereld kwam op de gewone manier met het hoofd vooruit. Het andere werd vijf minuten later geboren en kwam naar buiten met de voeten vooruit. Wel was er slechts één navelstreng en één moederkoek. De vroedvrouw had echter nagelaten om te onderzoeken of de navelvaten, namelijk het stel van drie aders in de navelstreng, waarvan er twee bloed naar de moederkoek moeten draineren en één bloed naar de foetus brengt, dubbel waren. Dat vond de chirurg erg jammerGa naar voetnoot(3). | |
Een vroedvrouw op zoek naar een passende beloningOok voor vroedvrouw Brusseel was het een unieke ervaring, waaruit zij dacht munt te kunnen slaan. Op 29 juni adresseerde zij over | |
[pagina 412]
| |
dat feit een brief aan de voorzitter van de Provinciale Geneeskundige Commissie, dokter Isaac Demeyere (1786-1861)Ga naar voetnoot(4). | |
Eernegem 29 mei 1849.Aen de heeren President en Leden der geneeskundige Kommissie te Brugge.
Mynheeren!
Ik hebbe de eer Ued. ter kennis te brengen dat ik gisteren voor middag de huisvrouw van Carel Provoost te Eerneghem verlost hebbe van twee kinderen van het vrouwelyk geslagt, welke van aen de borst tot aen den navel aen elkanderen vast zyn, zoodanig dat ik dunke de zelve niet zullen konnen gescheed worden en alzoo hunnen levensloop tezamen zullen moeten doorbrengen.
Het is reeds 45 jaeren dat ik vroedvrouw gediplomeerd ben, en ik heb absoluut geene middelen van bestaen, zoude het ul. gelieven te behaegen, Mynheeren, my by zyne Majesteit aen te beveelen ten einde, wegens deze pynelycke en gevaerlyke operatie eene geldelyke belooning of een eereteeken te bekoomen.
Het waere my uitterlyk aengenaem, Mynheeren, hier over van Ued. een letterken antwoord te ontvangen. Ued. oodm. dienaeresse, Josepha Brusseel Weduwe Bruynooghe
Om haar vraag meer kracht bij te zetten verstuurde ze ook een gelijkaardige brief aan dokter Adolphe Janssens (vader), verantwoordelijke van het district Oostende voor de Provinciale Geneeskundige CommissieGa naar voetnoot(5). | |
Eerneghem 29 mei 1849.Mynheer den Docteur,
Ik heb de eer aen ued. als lid der commissie van geneeskunde, te laeten weten dat ik gisteren het acouchement hebbe gedaen van de vrouw van Carel Provoost, te Eerneghem, die 2 kinderen van het vrouwelyk geslagt heeft ter weereld gebragt die van aen de borst tot aen den naevel aeneengegroeyd zyn; deze kinderen tot nu toe kloek en welvaerend zynde dunke ik dat de zelve in leven zullen blyven. | |
[pagina 413]
| |
Ik ben eene arme vroedvrouw zonder middels van bestaen, die alreede 45 jaeren gediplomeerd ben, waere deze operatie geen middel, Mynheer, om van het Gouvernement of van Zyne Majesteit eene geldelyke belooning of een eerteeken te konnen ontvangen, en ingeval van ja, zoude gy my hier in niet willen helpen.
Ik hoope, Mynheer den docteur, dat gy de vraeg van deze oude vrouw, die met eere 45 jaeren dienst gedaen heeft aen het menschdom, niet zult verwerpen en ik hoope van ued. een antwoorde te bekomen. Ued. oodm. dienaeresse Josepha Brusseel
De moeder is zoo welvaerend als haeren staet het toelaet.
De Geneeskundige Commissie vond de vraag niet de moeite van het bespreken waard. De notulen van de verslagen van haar bijeenkomsten maakten er in elk geval geen gewag van en evenmin vonden we in het register van uitgaande briefwisseling een antwoord op het schrijven van de vroedvrouw terugGa naar voetnoot(6). Wellicht om die reden diende vroedvrouw Brusseel op 2 juli een gelijkaardig rekwest in bij Felix-Amand de Mûelenaere, gouverneur van de provincie West-Vlaanderen. Deze stuurde de vraag op 9 augustus 1849 naar de Provinciale Geneeskundige Commissie door met verzoek om advies over de verdienste van de vrouwGa naar voetnoot(7). De commissie antwoordde dat zij haar steun aan de vraag van de vroedvrouw niet kon verlenen omdat het geval waarover het gaat niet ernstig en belangrijk genoeg is om een of andere onderscheiding te verdienenGa naar voetnoot(8). Blijkbaar was de gouverneur een andere mening toegedaan, want hij stuurde het dossier toch door naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Omdat men niet over een fonds beschikte om een vergoeding uit te reiken voor dergelijke zaken, werd het verzoek er op 13 september 1849 afgewezenGa naar voetnoot(9). | |
[pagina 414]
| |
Het geval van de Siamese tweeling van Eernegem kon bij de Provinciale Geneeskundige Commissie geen interesse opwekken. Ook in de Annales de la société médico-chirurgicale de Bruges, bij wijze van spreken het huisblad van de commissie, verscheen er niks over deze toch wel merkwaardige geboorte. De commissie had immers de handen vol met een epidemie van cholera, die in de provincie de kop op stak, en die vanaf begin juni 1849 ook in de regio Oostende zou woeden. Vooral in Oostende, Bredene-Sas en Oudenburg vielen er slachtoffers. De geboorte van een vergroeide tweeling moest daarvoor wijken. | |
Wetenschappelijke belangstelling bij de Académie royale in BrusselDe Acadeémie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique toonde daarentegen wel interesse voor de zaak. Het was Pierre-Joseph Van Beneden, die tijdens de zitting van de Classe des Sciences van 7 juli 1849 het verhaal over een dubbel gedrocht bracht. Van Beneden had zijn informatie uit een verslag van dokter Louis Verhaeghe (1811-1870), die chirurg was in het Burgerlijk Hospitaal van OostendeGa naar voetnoot(10). Hij gebruikte de classificatie van de bekende Franse zoöloog Isidore Geoffroy Saint-Hilaire (1805-1861), die tussen 1832 en 1837 zijn belangrijk werk over tetralogie, Histoire générale et particulière des anomalies de l'organisation chez l'homme et les animaux, had gepubliceerd. Volgens deze classificatie behoorde de Eernegemse tweeling tot de familie van de Omphalopagus, waarbij de vergroeiing zich tussen borst en benen bevindt. Zo'n 10% van alle verbonden tweelingen behoort daartoe. De verslaggever rangschikte de tweeling voorts onder het type van de Xiphopage. In het Eernegemse geval bevond de verbinding zich tussen het onderste kraakbeen van het borstbeen en de navel. Dergelijk Xiphopage-type, waartoe ook de Siamese tweeling behoorde, kent zelden vergroeiingen van organen, behalve dan soms van de lever.
Dit wezen, citeerde Van Beneden verder zijn Oostendse bron, die de tweeling een eerste keer dertien dagen na de geboorte had onderzocht en nadien diverse keren had gevisiteerd, of beter die merkwaardige wezens zijn op tijd en levend ter wereld gekomen. Beiden van het vrouwelijk geslacht hebben een normaal lichaam van pas geboren kinderen, weliswaar een beetje klein. De vier armen en | |
[pagina 415]
| |
benen, die een beetje zwak zijn, zijn toch ontwikkeld. Het ene kind is ietsje sterker dan het andere, maar dat houdt enkel in dat ze met meer gretigheid de borst zuigt dan haar zus.
Toen we hen voor de eerste keer zagen, waren de kinderen dertien dagen oud. Ziehier wat we observeerden. De plaats van aanhechting bestaat niet enkel uit een smalle strook, maar er is integendeel een intieme fusie van de ene buikwand met die van de andere over een lengte tussen de top van de apophyse xiphoide (= kraakbeenachtig aanhangsel onderaan het borstbeen) en de navel. Deze aanhangsels zijn naar voor omgebogen en de ene gaat naar de andere toe om samen te komen bij hun top, waar ze een stompe hoek vormen. Er is maar één navel voor de beide kinderen en die is gesitueerd in de kern en op het voorste gedeelte van het onderste verenigingspunt van deze verbinding. De rekbaarheid van de buikwanden laat toe om de meisjes te slapen te leggen, het ene op haar linkerflank en de ander op haar rechterflank op zo'n manier dat ze mekaar schuin aankijken.
Bijgevolg kunnen die wanden, op die manier gehouden, een soort van brede band vormen zoals bij Siamese tweelingen. De normale houding van onze kinderen, 't is te zeggen deze waarin de verbinding de minste spanning ondervindt, is deze waarin zij met hun gezichten naar mekaar kijken en hun buiken tegen mekaar liggen.
De vereniging bestaat niet, zoals je op het eerste zicht zou denken, uit een oppervlakkige aaneengroeiing; het is een intieme vergroeiing van de wanden van de maagstreek met contact van de buikholte van het ene kind met die van het andere. De plaats van aanhechting over de hele oppervlakte, zowel van achter als van voren, is elastisch; de palpatie levert overal een zeer duidelijke toon van een trommelholte op. Dit bewijst dat daar, onder de vinger, holle ingewanden zijn gevuld met gas (de maag of de darmen kunnen voor beiden gemeenschappelijk zijn). De lengte van de aanhechting is 68 millimeter en de breedte vooraan en achteraan is 38 millimeter. De omtrek van de buiken is 47 centimeter.
Dokter Verhaeghe had ook via externe kenmerken proberen vast te stellen of de samenhang tussen de twee lichamen meer was dan de externe band. Hij noteerde dat de twee meisjes volledig onafhankelijk van mekaar konden functioneren. Terwijl het ene sliep, weende het andere. Ook gebeurde het frequent dat het ene gezoogd werd, terwijl het andere in slaap was. Ook de ontlasting gebeurde niet gelijktijdig. Om na te gaan of het spijsverteringsstelsel volledig gescheiden was, werd volgende proef gedaan: De viooltjessiroop gegeven aan de ene levert een sterk gekleurde stoelgang op, terwijl dat bij de | |
[pagina 416]
| |
andere (die er niks van at) helemaal geen verkleuring veroorzaakt, en omgekeerd. Dat bewijst duidelijk dat elk kind een eigen spijsverteringssysteem heeft. Toch oordeelde de chirurg dat een operatieve scheiding nog niet aan de orde was. Later, als de kinderen blijven leven, zal deze vraag moeten voorgelegd worden aan alle mogelijk eminente geleerden, schoof hij de hete aardappel voor zich uit.
Dokter Verhaeghe was ook tevergeefs op zoek naar verklaringen voor de geboorte van deze vergroeide tweeling. De ouders waren goed gevormd en ze hadden voordien drie andere normale kinderen gekregen. Tijdens haar zwangerschap had de vrouw ook niks abnormaals opgemerkt. Deze merkwaardige wezens, waarvan wij voorstellen om ze de titel van ‘Vlaamse tweeling’ te geven, heten Marie (de oudste) en Sophie (de jongste). Vandaag zijn ze 43 dagen oud en blijven zich zo goed mogelijk gedragen, eindigde het verslag. | |
Een attractie in het dorpEr was niet alleen wetenschappelijke interesse voor deze Vlaamse tweeling. De nota in het bevolkingsregister van 1847 meldde dat une foule d'étrangers naar cette monstruosité was komen kijken. Eén en ander werd aangewakkerd door herbergier Jan Vermoere van café De Arend uit het centrum van het dorp. De uitzonderlijke geboorte werd op 3 juni 1849 in Het Thouroutsch Blad aangekondigd: De persoonen die zouden nieuwsgierig zyn dit wonder te zien, worden verzocht zich aen te bieden by baes Vermoere, in de herberg den Arend, op Eerneghem-dorp, die hun alle dage van 7 tot 8 ure 'smorgens en 12 ure 'smiddags, van 1 tot 2 ure en van 4 tot 5 ure namiddag, ter plaetse geleiden.
Deze geleide bezoeken en wellicht het bijhorende verteer in zijn café vond Vermoere ongetwijfeld een lucratieve schnabbel. Op 9 december 1849 werd in dezelfde krant nog eens herinnerd aan het bestaan van de tweeling die met buik en borst aen malkander gegroeid is. Er werd meegedeeld dat beide deze kinderen eene goede gezondheid genieten, men hoopt dezelve in het leven te houden. Tot slot hield baas Vermoere zich weer aanbevolen. Hij gelast zich by voortduring deze kinderen te laten zien aen de personen die zulks begeeren.
Lang kon Jan Vermoere van zijn bijverdienste niet genieten. Op 21 januari 1850 overleed de tweeling op de leeftijd van zeven maanden en 24 dagen. Ook nu weer berichtte Het Tourhoutsch Blad over de gebeurtenis: De twee gezusters der gemeente Eerneghem, die aen elkander gegroeid geboren werden, zyn aldaer, deze week, overleden. | |
[pagina 417]
| |
De dood is kortstondig geweest, en daer er niemand tegenwoordig was, weet men niet of zy op het zelfde ogenblik of verschillig gestorven zynGa naar voetnoot(11).
Het doek viel over een sensatie die acht maanden lang van het dorp het middelpunt van alle belangstelling maakte. De herinnering aan Sophie en Marie Provoost vervaagde en verdween. Vandaag zal je tevergeefs in de historische lijstjes van ‘verbonden tweelingen’ naar hun namen zoeken.
Koenraad Vandenbussche |
|