Nog over Jeremias Bastingius (Aanvullend op Biekorf, 2008, p. 246-247)
Op het einde van 1577 verschijnt de Bruggeling Bonaventura Vulcanius in Antwerpen en ontmoet er de Ieperling Jeremias Bastingius, calvinistisch predikant in de Scheldestad. Van de daaropvolgende briefwisseling blijven er vandaag 21 brieven van Bastingius (Cod. Vulc. 105, III) en 2 van Vulcanius (minuten in Cod. Vulc. 36, fol. 183 en 192) bewaard in de universiteitsbibliotheek van Leiden. Deze correspondentie loopt over de jaren 1582-1593, met in 1582 en in 1587 de pogingen om de benoeming van Bastinck aan de Leidse universtiteit te laten doorgaan. Op 5 september 1587 wil Vulcanius al diens lessenrooster opstellen. Uiteindelijk kwam Bastingius pas jaren later, op 10 maart 1593, naar Leiden, om er in januari 1595 te overlijden.
In het begin liep het contact tussen Bastingius en Vulcanius wat moeizaam. Ook Vulcanius kreeg aanvankelijk van de calvinistische kerk in Antwerpen geen toelating om zijn benoeming aan de Leidse universiteit op te nemen. In 1581 kon Vulcanius dan wel vertrekken. Nu gebeurde hetzelfde met Bastingius, die zelf zegt dat Vulcanius hem wellicht kan verwijten te hebben meegewerkt aan zijn uitstel (tot 1581). Later loopt de relatie tussen beide Vlamingen wel los. Dat Bastingius na de Val van Antwerpen (1585) naar Dordrecht trekt en er collega wordt van de predikant Hendrik vande Corput, had nauwelijks invloed op hun verstandhouding. Vande Corput was er immers voor verantwoordelijk dat Vulcanius' psalmenuitgave (Psalmen Davids. - Antwerpen: Gillis vanden Rade, 1580) niet werd aanvaard.
Bastingius gaf overigens reeds in 1580 een Zendtbrief uit, eveneens bij de toen in Antwerpen werkende Gillis vanden Rade, liet in 1588 zijn Commentarii op de Heidelbergse catechismus verschijnen, en was een jaar eerder met anderen door de Zuid-Nederlanse Synode aangezocht om een bijbelvertaling te maken.
Vulcanius en Bastingius, wellicht ook Frans Nans, volgden een zelfde religieuze lijn. Bastinck had overigens de faam gematigd te zijn en ook zijn verhaal over een convivium, waarop onder meer Arminius aanwezig was, precies op het ogenblik dat Vulcanius' brief hem bereikte over zijn uiteindelijke Leidse benoeming (26 februari 1593), toont dit aan.
Hier blijkt ook dat Bastingius, die pas in mei 1593 zou verhuizen naar Leiden, schrik had dat de stoep voor zijn nieuwe, te kleine behuizing in het studentencollege zijn zoons (Willem en Jeremias) zou verhinderen naar boven te klimmen, ac ne nos quidem sine periculo casus, zelfs voor ons gevaarlijk om te vallen, hij en zijn vrouw Anna Taenemans. Bastingius sterft in januari 1595, 44 jaar oud. In 1594 was nog net een derde zoon Maurits geboren, zonder acclamatio van de stadsregering.
A.D.