Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Tellende rederijkers?
| |
De schaakbordgedichten van De Castelein en De RoovereEen van de bekendste en tegelijkertijd extreemste voorbeelden van de rhétorique extraordinaire is zonder twijfel het Schaeckberd van | |
[pagina 227]
| |
Fig. 1: het Schaeckberd van Matthijs de Castelein zoals afgedrukt in De const van rhetoriken.
de Oudenaardse rederijker Matthijs de Casteiein (fig. 1), te vinden in zijn rederijkershandleiding De const van rhetoriken uit 1555Ga naar voetnoot(3). Dit Schaeckberd is een retoricaal raadsel waarbij in alle 64 vakjes van een schaakbord een versregel afgedrukt staat en waarbij de auteur de opdracht meegeeft om daar 38 balladen uit samen te stellen: ‘Zouct, ende vindt hier, met staden, / Acht ende dertigh Baladen’ schrijft hij onderaan zijn schaakbord. Het werkstuk heeft veel onderzoekers geïntrigeerd en aan het puzzelen gezet, maar het werd pas in 1987 definitief opgelost door de Leidse neerlandicus en WNT-redacteur Hans WestgeestGa naar voetnoot(4). Het bleek dat men bij de speurtocht naar de 38 balladen in de eerste plaats rekening diende te houden met de drie mededelingen die bovenaan en aan beide zijden van het schaakbord afgedrukt staan, nl. het getal Honderd achte bovenaan en de twee Latijnse zinnetjes Tendimus huc omnes (‘hierheen zijn we allen op weg’) en Hec est domus ultima (‘dit is het laatste huis’) resp. links en | |
[pagina 228]
| |
rechtsGa naar voetnoot(5). Samengevat kwam zijn oplossing hierop neer: 1) de twee Latijnse zinnetjes, geplaatst aan twee tegenover elkaar liggende zijden van het bord suggereren dat er ook in retrograde-gang gelezen moet worden; 2) men moet niet via de loop der schaakstukken zoeken, maar volgens horizontale, vertikale, (half)diagonale en zigzaggende leeslijnen; dit levert in totaal 54 mogelijkheden op, of 108 wanneer men ook de retrograden meerekent; 3) tussen die 108 mogelijke balladen blijken er nu 38 te zijn die exact 54 lettergrepen tellen, wat weer op 108 neerkomt wanneer men het syllabenaantal van die balladen telkens vermeerdert met dat van hun retrograden (zie fig. 2). Casteleins code was gekraakt: de gevraagde 38 balladen konden alleen gevonden worden via het tellen van de lettergrepen.
Fig. 2: de 38 balladen (d.i. inclusief de retrograden) van De Casteleins Schaeckberd; de stippelijnen vervallen, omdat zij niet het vereiste lettergrepen bevatten.
Hans Westgeest pakte enkele jaren na deze geslaagde ontraadseling ook het schaakbordgedicht van Anthonis de Roovere aan, dat toentertijd eveneens nog steeds niet bevredigend opgelost wasGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 229]
| |
Fig. 3: het Schaeckspel van De Roovere zoals het in de Rhetoricale wercken voorkomt (f. D 3r-v)
Dit dichtstuk, met als titel Roovers schaeckspel ten love van Maria en bestaande uit 64 halfverzen, is opgenomen in de Rhetoricale wercken van De Roovere die in 1562 door stadsgenoot Eduard de Dene uitgegeven werden bij de Antwerpse drukker Jan van Ghelen. Het staat er afgedrukt als een 32-regelig gedieht (zie fig. 3), dus niet in schaakbordvorm zoals De Casteleins Schaeckberd in De const van rhetoriken.
Ook dit raadsel wist Westgeest als eerste op te lossen en ook hier bleek het tellen van de lettergrepen cruciaal. Als men het Marialof op een schaakbord uitzet (zie fig. 4) kan men namelijk enkele opmerkelijke observaties doen. Wanneer men, met de oplossing van De Casteleins Schaeckberd in het achterhoofd, de syllaben per baan noteert en vervolgens de mogelijke leeslijnen onderzoekt, verschijnt er een opvallend patroon. Er blijken dan vier horizontale en drie verticale banen te zijn die a. een tekst opleveren die inhoudelijk, syntactisch en rijmtechnisch correct is en die b. telkens een gelijk aantal lettergrepen tellen, i.c. 33Ga naar voetnoot(7). Deze twee kenmerken komen verder bij geen van de andere banen voor en ze zijn evenmin aan te treffen bij een van de overige leeslijnen die bij De Casteleins schaakbordgedicht wel nog mogelijk waren (bv. de zigzaglijnen of de half-diagonalen). Met andere woorden, we krijgen bij Anthonis de | |
[pagina 230]
| |
Fig. 4: het Schaeckspel van De Roovere, uitgezet in schaakbordvorm.
Roovere op die manier precies zeven korte lofdichten op Maria, elk met 33 lettergrepen. Dit zijn m.b.t. Maria uiteraard zeer betekenisvolle getallen. Zeven verwijst o.a. naar de traditionele zeven smarten en zeven vreugden of bliscappen van de moeder Gods, en drieëndertig verwijst naar de levensjaren van haar zoon Christus. In zijn artikel besluit Westgeest dan ook: ‘Het is ondenkbaar dat De Roovere, wiens dichterlijke productie voor het grootste deel bestaat uit religieus geïnspireerde poëzie, het getal 33 zonder gedachten aan Jezus' (leeftijd bij zijn) kruisdood gebruikt heeft. De toepassing van de symboliek van de getallen is hier even evident als zinvol. De lof voor Maria ontstaat concreet op het schaakbord daar waar men het getal 33 en dus het sterven van Christus in gedachten heeft. D.w.z. naast de vele redenen van lof in de afzonderlijke verzen genoemd, wordt Maria vereerd en geprezen vanwege het sterven van haar zoon, waardoor de mensheid werd verlost.’ (p. 24) | |
Twee aanvullende opmerkingen bij de oplossing van De Rooveres MarialofIk denk echter dat er aan de scherpzinnige oplossing van Hans Westgeest toch nog iets toe te voegen is. Juist wanneer men het getal 33, toch de basis voor de ontraadseling, voor ogen houdt, zijn er immers nog twee bijkomende constateringen te maken waaraan men waarschijnlijk niet zomaar voorbij mag gaan.
Ten eerste: het schaakbordgedicht van De Roovere staat in de Rhetoricale wercken afgedrukt als een 32-regelig gedicht. Met de titel erbij komt men uit op een tekst van 33 regels. Dit zou wel eens meer kunnen zijn dan zomaar een vrijblijvende vaststelling, aange- | |
[pagina 231]
| |
zien het ‘Christusgetal’ 33 waarrond de auteur zijn schaakspel ontwierp, zich op die wijze opnieuw manifesteert. Misschien is dit zelfs wel de reden waarom de tekst, in tegenstelling tot alle andere bekende schaakbordgedichten, niet in schaakbordvorm afgedrukt werd: alleen zo komt het getal 33 ook nog eens extra naar voren in de layout van het Schaeckspel.
Ten tweede: wanneer men de titel boven het Schaeckspel bekijkt, dan blijken de woorden Roovers schaeckspel ten love van Maria samen ook weer precies 33 letters te tellen. Hans Westgeest maakt hier wel kort melding van, maar hij wil dit gegeven verder geen rol laten spelen binnen zijn gedachtegang. Het lijkt hem te ver te gaan om het letteraantal als een bewust aangebrachte aanwijzing op te vatten, omdat de manier waarop die aanwijzing dan verstopt zou zitten te ongewoon is. Hij concludeert dan ook dat het onzeker blijft of het feit van de 33 letters in de titel gewoon toeval is of toch alvast een subtiele hint voor de lezer, zolang niet blijkt dat rederijkers (en dan met name de tekstbezorger van de Rhetoricale wercken Eduard De Dene) vaker letters teldenGa naar voetnoot(8).
Rederijkers telden echter wel degelijk letters. Een eerste bewijs daarvan is te vinden op een gevelsteen van het stadhuis in Leiden. Op deze laat-16de-eeuwse steen staat een jaarvers te lezen waarmee het beleg van de stad door de Spanjaarden in 1574 herdacht wordt. Het vers luidt:
na sWarte hVngernoot
GebraCht hadde ter doot
BI naest ses dVIsent MensChen
ALst God den Heer Verdroot
Gaff hI Vns Weder broot
soo VeeL Wy CVnsten WensChenGa naar voetnoot(9).
De auteur van deze tekst, de Leidse rederijker Jan van Hout (1542-1609) geeft er zelf een tweeledige uitleg bij: 1) de hoofdletters vormen opgeteld samen het jaar waarin Leiden ontzet werd (1574) en 2) het aantal van de gebruikte letters, 128 stuks, verwijst naar de 128 dagen dat het Spaanse beleg geduurd heeft (nl. van 28 mei tot en met | |
[pagina 232]
| |
2 oktober 1574). Het tweede deel van de uitleg toont dus expliciet aan dat rederijkers inderdaad letters telden: niet alleen hanteerden ze letters als romeinse cijfers om bv. een jaartal uit te drukken (hier het jaar 1574), maar soms turfden ze ook gewoon de gebruikte letters om een bepaald betekenisvol getal aan te kunnen geven (hier 128, het aantal dagen van de belegering van Leiden).
Een tweede voorbeeld, opnieuw een chronogram, is voor ons nog beter te gebruiken omdat het ons meteen ook terugvoert naar de tijd van De Roovere, meer zelfs, het voert ons naar De Roovere zelf. Ik trof het jaarvers in kwestie aan in een recent artikel van prof. Lievens dat een overzicht biedt van de vele manieren in de Middel-nederlandse literatuur waarbij letters ook nog eens buiten het ‘gewone’ taalgebruik functionerenGa naar voetnoot(10). Als een van de typische voorbeelden van letterspel citeert Lievens ook de tekst van een jaarvers dat geschreven werd n.a.v. het huwelijk van Karel de Stoute en Margaretha van York in 1468 (p. 57, noot 3); het blijkt zeer ingenieus te zijn samengesteld: CraChtICh CarLe Uit de meegegeven uitleg blijkt niet alleen dat, net zoals bij het Leidse chronogram, de hoofdletters het jaartal uitdrukken (hier het jaar 1468) maar ook dat de gebruikte letteraantallen opnieuw een bepaald betekenisvol getal aangeven (hier de leeftijd van de bruid en bruidegom, resp. 22 en 34 jaar). Het mooiste bij dit chronogram is echter dat het aantoont dat ook Anthonis de Roovere deze techniek toepaste: het jaarvers is nl. afkomstig uit het door hem geschreven en met dichtwerk opgesmukte verslag van de Blijde Incomste van Margaretha van York in Brugge in 1468. | |
[pagina 233]
| |
Consequenties van de twee vaststellingenHet mag duidelijk zijn dat het volgens mij geen toeval is dat het Schaeckspel van De Roovere, incl. de titel, 33 regels telt en dat die titel ook nog eens uit 33 letters bestaat. Het getal 33 speelt in De Rooveres Marialof zo'n cruciale rol, dat het wat vreemd zou zijn om geen conclusies te verbinden aan het feit dat dit getal zich ook manifesteert in het regelaantal van de tekst en in het letteraantal van de titel. Het lijkt me dan ook niet te gewaagd om deze twee vaststellingen te beschouwen als met opzet in de lay-out en in de tekst aangebrachte verwijzingen naar het getal dat men ter oplossing van het Schaeckspel nodig heeft. Het tweede van de hierboven gegeven chronogrammen biedt ons daarbij nog een extra steuntje voor de stelling dat het aantal letters in de titel van het Schaeckspel niet zomaar toevallig overeenkomt met het sleutelgetal 33: De Roovere blijkt ook elders in zijn werk de lezer bepaalde betekenisvolle getallen indirect aan te reiken via het aantal van de gebruikte letters.
Mijn aanname heeft vervolgens wel enkele consequenties m.b.t. De Rooveres Marialof. Het betekent bijvoorbeeld dat de titel Roovers schaeckspel ten love van Maria al vanaf de totstandkoming van het gedicht een onderdeel van de tekst geweest moet zijn. De titel is in dat geval inderdaad, in tegenstelling tot wat Hans Westgeest suggereert en ook tot wat andere onderzoekers niet geheel lijken uit te sluiten, geen later toevoegsel van de tekstbezorger De Dene of van de drukker, maar wel degelijk een tekstregel van Anthonis De Roovere zelf, ook al spreekt hij dan in de derde persoon over zichzelf. Een tweede consequentie is dat De Rooveres schaakbordgedicht dus toch een (weliswaar verborgen) aanwijzing ter oplossing bevat: de titel biedt ons met zijn 33 letters meteen ook een hint ter ontraadseling van het gedicht. Een derde gevolg is dat De Rooveres dichtstuk hierin dan ook overeen blijkt te komen met dat van zijn navolger Matthijs de Castelein waarbij het getal Honderd achte de sleutel is: in beide gevallen staat, al dan niet op een cryptische wijze, een sleutel ter oplossing reeds boven het schaeckspel (De Roovere) of schaeckberd (De Castelein) afgedrukt. Dirk Geirnaert Ga naar voetnoot(11) Ga naar voetnoot(12) |
|