Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Een lied uit de meisjesschool van EernegemIn een oud boekje waar de liederen in geschreven staan, die aangeleerd en gezongen werden in de meisjesschool van Eernegem, vonden we het navolgende lied. De datum waarop het aangeleerd werd moet liggen omstreeks 1890, want het meisje dat later die verzen uit het geheugen neerpende, was geboren in 1882 en vertrok van Eernegem naar Kortemark in 1893. Ze was dus niet ouder dan 11 jaar toen ze dit lied te horen kreeg.
De strofen komen voor als een dialoog tussen de abdis en de aspirant-novice en de bewoordingen schijnen ietwat ouderwets. We weten niets omtrent de muziek of het ritme
De abdis en de novis
1.[regelnummer]
Eerweerdigste abdis
Ik kom mij hier vertoonen
Of er geen plaats en is
Om ik bij u te wonen
Ontvang mij voor uw kind
En spijs mij met u brood
Ter eere van Christus pijn
En zijnen bittren dood
2.[regelnummer]
Zoudt gij den regel hier
Kunnen dragen op uw schouders
Er is geen plaats voor u
Keer weder naar u ouders
'k Heb het u reeds gezeid
Ach dochter keer naar huis
Gij zijt nog veel te jong
Om te dragen het zware kruis
3.[regelnummer]
Eerweerdigste abdis
Mijn hert is gelijk mijn woorden
Den last dien gij oplegt
Zou ik zeer geerne dragen
Den last die is zeer klein
Die ik hier gragen moet
De liefde is zeer groot
Die 't overwinnen doet
4.[regelnummer]
Zoudt gij dat kunnen zien
Zoudt gij dat kunnen lijden
Dat men uw schoon blond haar
Zou met de schaar afsnijden
Dan moet uw teer gemoed
Zoo streng zijn en zoo goed
En zoo verduldig zijn
Ter eer van Christus pijn
| |
[pagina 186]
| |
5.[regelnummer]
Mijn bloozende koleur
Zou ik zeer geerne bleeken
En denken op den Heer
Hij heeft zoo menig teeken
Denk op zijn purper kleed
Dat zij hem trokken aan
Van hoofd tot de voet
Is hij met bloed besproeid
6.[regelnummer]
Ach dochtertje kom hier
En gij moet zijn gebonden
Met sint Franciscus koord
Ter eere van Jezus wonden
Dan zult gij afstand doen
Van al wat wereld is
Veranderen van habijt
En worden mijne novis
7.[regelnummer]
Adieu mijn ouders dan
Adieu aan al mijn vrienden
Adieu mijn broedertjes
Mijn zusters en beminden
Adieu en ik wil gaan
Ik word de wereld moe
Ach moeder ontvang mij
En sluit uw deurken toe.
In de tekst staat er een verwijzing naar ‘Sint Franciscus koord’. Hierdoor weten we dat er waarschijnlijk een klooster bedoeld wordt van zusters franciscanessen, van zusters coletienen of arme klaren, waar inderdaad een priorin of abdis aan het hoofd staat.
Dit lied, met woord en wederwoord, heeft verder een treffende gelijkenis met een lied uit het jaar 1800 uit de ‘Nieuwen Almanach voor het jaer acht en het begin van het jaer negen der Fransche République, vergeleken met den Gregoriaenschen’, gedrukt te Brugge door Petrus Parain.
De titel luidt Beklag-Lied Van eene Dogter aen haere Moeder en is een dialoog in versvorm. De inhoud gaat over een dogter, amper 15 jaar oud, die verliefd geraakt op een jongen, een gast vol min en zeden, ermee wil trouwen en vele kinderen kopen zoals in het gezin waaruit zij komt.
Moeder tracht haar die vroegtijdige liefde uit het hoofd te praten, maar het meisje dringt aan en tenslotte krijgt ze toestemming van haar moeder om te trouwen en ze belooft, met als voorbeeld haar thuis, een even goed en voorbeeldig gezin te stichtenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 187]
| |
De opbouw van het lied uit 1800 is hetzelfde als dit in Eernegem: drie maal is het kind aan het woord en drie maal de moeder (alles samen in zes strofen). In Eernegem is de abdis drie maal aan het woord en vier maal de novice (hier in zeven strofen).
Dit genre, met woord en wederwoord in dialoogvorm kwam ook nog vroeger in andere liederen voor. Vele oudere marktliederen zijn in dialoogvorm opgebouwd, zodat dit lied vermoedelijk ook uit oude tijden dateert.
Over de verspreiding van dit lied kunnen we nog een en ander mededelen. Een variante van De abdis en de novis was reeds bekend aan Albert Blyau en Marcel Tasseel, die dit lied oorspronkelijk optekenden in de jaren 1890-1900 uit de mond van ene mevrouw Ingelaere in de kantwerkschool van PoperingeGa naar voetnoot(2). In de Poperingse versie staan er acht strofen. Van de eerste zeven strofen zijn de woorden en de muziek aldus: Intrede in het klooster.
1.[regelnummer]
‘Wien klopt er hier op mijn deur?
En wie komt er mij hier ontwekken?
Ik heb het zoo dikwijls gezeid:
Dochter, wil maar vertrekken!
En ik heb het zoo dikwijls gezeid:
Dochter, ga maar naar huis!
Je zijt er nog al te klein,
Om te dragen een zwaar kruis.’
2.[regelnummer]
- ‘Eerweerdigste moeder abdes,
En ik komme mij hier vertoonen
Op alle beide mijn knien:
't Is met nedergeslagende oogen.
En ontvang mij voor uw kind,
En spijs me met je brood,
Ter eere voor Jezus zoet
En vore zen bitter dood!’
| |
[pagina 188]
| |
3.[regelnummer]
- ‘Zoudt gij wel kannen zien,
En zoudt gij wel kannen lijden,
Dat m'al je schoon blond haar
Met een schare zoud' afsnijden?
En zoudt gij wel afstand doen
Van al dat de wereld is?
Veranderen van habijt
En leven al zoo stil?’
4.[regelnummer]
- ‘Ik zoude 't wel kannen zien,
En ik zoude 't wel kannen lijden,
Dat m' al mijn schoon blond haar
Met een schare zoud' afsnijden.
En ik wil der wel afstand doen.
Van al dat de wereld is.
Veranderen van habijt
En leven al zoo stil.
5.[regelnummer]
Mijn bloezende koleur,
En dat zoud' ik zoo geren bleeken,
Ter eere voor Jezus zoet:
En hij draagt er zoo menig teeken!
Als ik peis op het purper kleed,
Dat zijder aan hem trokken aan:
Van hoofde totte voet
Was Jezus besproeid met zijn bloed!’
6.[regelnummer]
- ‘Kom, lieve dochter schoon,
En je moet er hier zijn gebonden
Op Sinte Franciscus' troon:
't Is ter eere voor Jezus' wonden.
En je moet er gezuiverd zijn,
Gezuiverd al zoo rein,
Ter eere voor Jezus zoet
En vore zen bitterheid.’
| |
[pagina 189]
| |
7.[regelnummer]
- ‘Adieu, mijn vaders huis!
Ik verlate mijn ouders en vrienden.
In een klooster gaan ik:
't Is om Jezus alleen te vinden.
En ik gaan de wereld uit:
De wereld ben ik zoo moe!
Moeder, ga maar na jen huis,
En sluit het slotje wel toe!’
| |
[pagina 190]
| |
De laatste (achtste) strofe, blijkbaar een toevoegsel van meer recente datum, luidt als volgt en luistert ook naar een eigen muzikale uitdrukking, verschillend van de zeven voorafgaande strofen: 8.[regelnummer]
‘Adieu, wereld, ik wil scheiden:
Mijn gemeenschap is gedaan;
Eer dat gij mij kom' verleiden,
Strop ik mijn nonnekleederen aan.
Want ik wil een nonnetje worden,
Als God mij de gratie aandoet;
Franciscus geeft er zijn order:
'k Geef ik mijn hert en ziele daartoe!’
Ten slotte nog dit. Albert Blyau was bijzonder bevriend met Medard Verkest, die geboren was in Eernegem in 1863. Verkest was een onderwijzer, liefhebber van oudheidkunde en folklore. In 1863 | |
[pagina 191]
| |
wijdde Verkest een lovende bijdrage aan Blyau en bracht hij hulde aan deze man, speciaal voor de wijze waarop hij met volharding al die liederen uit kantwerkscholen wist op te tekenen.Ga naar voetnoot(3) Het is dus niet uitgesloten dat er ergens een verband moet gelegd worden tussen het kantwerkersschooltje uit Poperinge en het feit dat er in 1890-92 in de lagere meisjesschool van Eernegem een kantwerksterdeuntje aangeleerd werd dat bijna hetzelfde was als in Poperinge.
Maar het is evenmin uitgesloten dat dit lied doorheen het Vlaamse Land nog meer bekend en verspreid is (was?). Nazicht in oudere liederenbundels (Willems, Van Duyse,...?) kan misschien nog meer details opleveren en ons uiteindelijk de weg wijzen naar oorsprong en verspreiding. L. Van Acker |
|