Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
[Nummer 2]De Vlaamse woordenschat van Frans-Vlaanderen beschrevenOnze Franstalige zuiderburen hebben - zoals bekend - een grondige afkeer van het Duits en nog meer van het Nederlands; taaldiscriminatie is troef bij hun en de anderstaligen binnen de Franse staat hebben sinds eeuwen te lijden onder taalagressie: de Frans-Vlamingen, de Basken, de Bretoenen en zoveel anderen kunnen ervan meepraten.
Taalkundig is de toestand van Frans-Vlaanderen daardoor uniek. Doordat het Algemeen Beschaafd Nederlands er, mede door die Franse taalpolitieke opvattingen, vrijwel geen invloed gekregen heeft, heeft het Frans-Vlaams - waar het tenminste niet verdween - heel wat van zijn eigenheden bewaard. We kunnen via het Frans-Vlaams zelfs tot diep in het verleden terugkijken aangezien sommige taalverschijnselen en sommige woorden, die niet meer in het ABN en zelfs niet meer in het West-Vlaams voorkomen, teruggaan tot de middelnederlandse dialecten. Dit alles maakt het Frans-Vlaams, oftewel het West-Vlaams in Frankrijk, grammaticaal en lexicaal tot een heel interessant terrein van onderzoek.
Dit terrein is sinds kort een stuk makkelijker te betreden. Bij het Davidsfonds verscheen eind 2005 het Woordenboek van het Frans-Vlaams en de auteur Cyriel Moeyaert verdient daarvoor met al z'n medewerkers heel veel dank. Deze medewerkers - Dick Wortel, Frans Debrabandere, Hugo Ryckeboer en Eric Duvoskeldt - hebben de oorspronkelijke tekst in verschillende opzichten verbeterd en geüniformeerd. Dat heeft veel tijd in beslag genomen, maar de uitgeverij heeft terecht gewacht tot al die verbeteringen en aanvullingen aangebracht waren. Wetenschappelijk gezien is dit boek tussen zoveel andere Nederlandse dialectwoordenboeken van vaak ondeskundige leken zelfs min of meer een witte raaf. | |
[pagina 106]
| |
Zoals al uit de aanwezigheid van de Franse ondertitel blijkt, richt dit woordenboek zich ook op een Franstalig publiek. Daarvoor bevat het een speciale Préface á l'attention des lecteurs francophones, wordt er bij alle betekenisomschrijvingen ook een Franse vertaling gegeven en staat er achterin (blz. 294-335) nog een op basis van de Franse vertalingen samengestelde alfabetische Index français-flamand; via deze index kom je, uitgaand van een Franse term of omschrijving weer snel bij het Frans-Vlaamse equivalent in het woordenboek.
Het lexicale deel van het woordenboek beschrijft ca. 3500 Frans-Vlaamse woorden. De lemma's bevatten naast het trefwoord ook de uitspraak in fonetisch schrift, de woordsoort en evt. stamtijden- of genusinformatie, de betekenisomschrijving en soms ook enige etymologische gegevens. Daarna volgen voorbeeldzinnen (steeds met plaatsnaam en datering)Ga naar voetnoot(1) en worden nog evt. zegswijzen en verbindingen behandeld, ook weer met hun verklaring en met gedateerde en gelokaliseerde voorbeeldzinnen. De ingangen van het woordenboek zijn geschreven volgens de Nederlandse spellingsregels, waarbij wel nog de dialectuitspraak weergegeven wordt (b.v. butter, veugel) en waarbij ook de morfologische eigenheden van de dialect-woorden bewaard bleven (b.v. de eind-e bij zelfstandige naamwoorden: haze, katte).
Veel van wat in het woordenboek opgenomen is, is ook wel in de Westhoek en ruimer in West-Vlaanderen bekend. Toch zijn ook heel wat van de beschreven woorden daar ondertussen verouderd of verdwenen en nagenoeg alleen nog in Frans-Vlaanderen aan te treffen, b.v. afzetsels ‘afstammelingen’, grutvrouwe ‘grootmoeder’, kattebeiers ‘bramen’ en spriinkelGa naar voetnoot(2) ‘sport van een ladder of stoel’. Het gaat daarbij ook vaak om oude, zelfs nog uit de middeleeuwen daterende woorden die bij de Bo en in Loquela ontbreken, zoals moude ‘stof, aarde’ of vriend in de betekenis ‘familielid’ (Gezelle en de Bo dachten waarschijnlijk dat die betekenis ook ABN was). Het Frans-Vlaams heeft echter ook eigen nieuwe woorden zoals beteriinge ‘kunstmest’, gootelegger ‘persoon die drainering aanlegt’ en pothulle ‘schotelantenne (eig.: pannendeksel)’. Andere woorden laten zien dat er ook op het vlak van de morfologie verschillen zijn met het ABN en het West-Vlaams. Het suffix -ege om vrouwelijke beroeps- of bezigheidsnamen aan te duiden is nog behoorlijk productief: in het | |
[pagina 107]
| |
ABN alleen aan te treffen in dievegge en klappei maar in het Frans-Vlaams nog b.v. in winkelierege ‘winkelierster’, fleisterege, ‘vleister’ en geefege ‘koe die veel melk geeft’. Hetzelfde geldt voor het achtervoegsel -erie, waarmee frequenter dan in het ABN en West-Vlaams substantieven gevormd zijn, b.v. koenterieë ‘domme grapjes’, poaterie ‘patersklooster’ en sjipboeterie ‘scheepstimmerwerf’.
Ik ben geen lexicograaf, maar spraakkunstenaar, en met name syntacticus. Daarom ben ik altijd blij als een woordenboek veel spraakkunstig, en vooral syntactisch materiaal bevat, liefst in een helder overzicht. Ik houd van het woord Beknopt, maar ik zou in een volgende druk de Beknopte spraakkunst (blz. 20 t/m 42) heel graag sterk uitgebreid willen zien. Je kunt je afvragen of dat na de verschijning van de prachtige Spraakkunst van het Poperings (166 bladzijs) van André Vallaeys nog wel nodig is, maar bij de hele sterke grammatikale verwantschap tussen het Frans-Vlaams en het Poperings blijven er toch nog wel belangrijke verschillen over die de moeite van het beschrijven volop waard zijn. Daarnaast heeft Vallaeys z'n spraakkunst toch nog leemtes, die Moeyaert in z'n kleine spraakkunst op zou kunnen vullen. We hebben ook op dit onderdeel van de dialect-beschrijving nu nog kansen die er over 40 of 50 jaar niet meer zijn. Mij viel bij het doornemen van de Beknopte spraakkunst in elk geval de interessante aanwezigheid op van vormvarianten binnen eenzelfde dialect: bakten naast baksten b.v.; een andere - zelfstandig ontwikkelde - variant is fonologisch: tn naast kn aan het begin van een woord: tnuisje naast knuisje, tnielen naast knielen enz.
Ik rond af: het Woordenboek van het Frans-Vlaams is een uniek werkinstrument geworden waarin zoveel vastgelegd werd dat we nu een uitstekende basis hebben voor heel veel studies over het West-Vlaams uit de tijd van b.v. De Bo en Gezelle. Moeyaert gaat nog steeds stug en staag verder met inzamelen en beschrijven. Moge de hemel hem - ook voor de voortzetting van z'n werk - nog heel veel jaren geven van gezondheid en een glasheldere geest.
Piet Paardekooper Leiden (Ndl.)
Cyriel Moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams - Dictionnaire du Flamand de France. Bewerkt door Dick Wortel, m.m.v. Frans Debrabandere, Hugo Ryckeboer, Eric Duvoskeldt en met een ten geleide van F. de Tollenaere. Tekeningen van Luc Ameel. Leuven: Davidsfonds, 2005. 340 blz. 29,95 euro. - ISBN: 9063065272. |
|