Diefstal van ex-voto's te Ieper in 1741.
Langs de vesten in Ieper stond er een kapelletje ter ere van Onze-Lieve-Vrouw die het voorwerp was van een drukke volksverering. In 1709 zou er door tussenkomst van deze Lieve-Vrouw zelfs een mirakel zijn voorgevallen. In de nacht van 5 augustus 1741 werd er ingebroken in dit kapelletje en werden volgende voorwerpen geroofd: 7 goude herten, een partie goude cruijcen, een partie goude ringhen, goude ooringen, goude haecken, een silver croone, een silver schepter, een silveren bandt, eenige silver kindekens ende beenen, een gouden diamanten cruijs met seven steenen. De schade werd geraamd op ongeveer 200 pond groten.
De dief was binnengebroken langs een venstertje vanden steenen lanteijren, die ten dien tyde met glasen vensters stondt recht boven het beeldt.
Hoe men hem vond staat niet beschreven, maar de deugniet werd gevat in Middelburg in Zeeland. Het bleek te gaan om eenen vremden jongman van 18 en 3 maenden oudt. Hij werd overgebracht naar Ieper en naer alles bekent te hebben, kreeg hij op den 2 septembre dito voor sententie, syn amende te doen voor de Capelle van het stadthuijs, en wiert daernaer opgehangen op de marckt.
De oude justitie was niet mals voor heiligschennende diefstallen. Het merkwaardige van dit geval is wel dat we meteen weten dat het kapelletje op de vesten een bedevaartplaats was voor allerlei kwalen (harten, benen, kinderen) en een druk bezochte devotieplaats was. Het kapelletje zelf werd gebouwd in 1630 en het mirakuleus beeld was van steen. In 1666 wilde de bisschop van Ieper dit beeld verplaatsen naar de Sint-Niklaaskerk, maar de jezuïeten verzetten zich daartegen. In 1777 werd het stenen beeld door een houten beeld vervangen (J.E. Cornillie, Ieper door de eeuwen heen, p. 192). Het relaas van de diefstal staat beschreven in de kroniek van P. Ramaut.
L.V.A.