Slapen als een roos
In zijn bekende ‘Nederlandse spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden’ bespreekt F.A. Stoett ook de uitdrukking slapen als een roos. In de diverse uitgaven van dit werk wordt steeds praktisch ongewijzigd de navolgende uitleg gegeven. Dit wil zeggen: heerlijk vast slapen, vooral van kinderen gezegd, die in hun slaap een hoogrode kleur kunnen krijgen als hadden ze ‘rozen op de wangen’. De verklaring zou dus zijn: in de slaap er rood uitzien als een roos. Stoett verwijst in zijn vroegste edities ook nog naar een citaat, een vers van de Antwerpse rederijker Willem Ogier (Antwerpen 1618-1689), dat aldus luidt: Geef ick het eens de Mem, dan slaeptet voort soo sacht als een roos tot smorgens (Stoett, 1943, nr. 1955). Stoett citeert verder het Waas Idioticon (Joos), het Antwerps Idioticon (Cornelissen-Vervliet) en Noord-Nederlandse publicaties.
In latere edities van Stoetts Woordenboek (o.m. 1981, nr. 1328), wordt ook verwezen naar het WNT (dl. XIII, 1924, kol. 1319, 1542). Het WNT wijdt een uitgebreide notitie aan dit gezegde en haalt nog meer teksten aan waar slapen als een roos te vinden is (Loosjes, Visscher, Royaerts, enz.). Daarom liet Stoett het vers van Ogier, dat slapen als een roos verbindt met het begrip slapen tot 's morgens, eenvoudig vallen.
Het was aan Stoett en zijn geleerde opvolgers evenwel niet bekend dat Guido Gezelle in Rond den Heerd eveneens een verklaring voor slapen als een roos weergaf. Ze volgt hier: de slaaprooze (papaver) gaat 's avonds toe en laat heur hoofd neêrwaards hangen, daarom zegt men voor een spreekwoord: ‘Hij slaapt lijk een rooze’ (jg. 1, 1866, blz. 72).
De tekst van Gezelle correspondeert helemaal met het vers van Ogier en geeft de juiste uitleg en de werkelijke oorsprong van de uitdrukking slapen als een roos. De papaver zal waarschijnlijk aan de oorsprong liggen van deze uitdrukking, die in Noord en Zuid sinds eeuwen in ons spraakgebruik leeft. De grondige kennis van de natuur, van de vogels en de bloemen, was bij Gezelle een realiteit. Gezelles uitleg staat ook het dichtst bij die van Ogier uit de 17de eeuw, en lijkt ons de enig juiste.
De papaver heet ook klaproos (zie WNT, s.v. klaproos en papaver); J. Samyn, Deken De Bo 's kruidwoordenboek (1888), p. 108 betitelt de kollebloem of papaver als roozewied, klaproos of koornroos. Ook E. Paque, De Vlaamsche volksnamen der planten (Namen 1896), p. 198 kent de kolbloem of papaver en zegt dat ‘de bloemkroon... omtrent de vorm heeft eener roos’.
Conclusie: slapen als een roos duidt niet op de rode kleur der wangen, maar op de slaapperiode in de nacht.
L.V.A.