Biekorf. Jaargang 103
(2003)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
17De-Eeuwse West-Vlaamse druksels op de kerkeldke indexEr zijn in totaal meer dan 40 achtereenvolgende uitgaven bekend die de lijsten weergeven van de boeken en geschriften die inzake geloof en zeden verboden lectuur zijn voor de katholieke gelovigen, en maar gelezen en bestudeerd mogen worden dan na kerkelijke toelating. Onder deze met name getroffen werken komen er ook enkele druksels voor van West-Vlaamse origine. Zo staat bv. de Augustinus van de Ieperse bisschop Jansenius (†?1639) op deze lijst. Het werk van Jansenius maakte het voorwerp uit van een langdurige controverse, van polemiek en pauselijke interventies, die de christenheid uiteindelijk geen deugd hebben gedaan. Maar voor het overige is onze gouw maar matig vertegenwoordigd op de Romeinse index librorum prohibitorum.
In de 17de eeuw prijken er wel protestantse theologen, kerkhistorici en filosofen op de Romeinse index en in de volgende eeuw kwamen mannen als Rousseau en Voltaire eveneens op die lijst terecht.
Wij namen onlangs één van die vele lijsten door, die gedrukt werd in 1828, toen de denkers en de agitatoren van de Franse Revolutie reeds verleden tijd waren en nieuwe ideeën aan de einder opdoken. De lijst uit 1828 draagt als titel: Catalogue des ouvrages mis à l'index contenant le nom de tous les livres condamnés par la cour de Rome avec les dates des décrets de leur condamnationGa naar voetnoot(1).
Alle druksels die in 1828 nog als verboden werden aangezien staan erin opgegeven met hun oorspronkelijke titel, de vertaling van die titel in het Latijn en de datum van de kerkelijke veroordeling.
Deze oude index bevat ook sommige publicaties uit onze streken die men allerminst denkt aan te treffen in een lijst van verboden boeken. Enkele van die titels, willekeurig opgetekend na een oppervlakkige lezing, laten we hier volgen. | |
De zingende catechismusOp blz. 95 van de indexlijst staat aangegeven: De Christelycke Leeringhe, ghedeylt in diversche Liedekens, seer dienstigh voor de ouders ende haer-lieder kinderen. Uytgegeven door eenen Lief- | |
[pagina 382]
| |
Hebber van den Catechismus, om in de selve gebruyckt te worden. Deze Christelycke Leeringhe werd op de index geplaatst bij decreet van 6 augustus 1682. Alhoewel nadere uitleg ontbreekt over drukker en plaats van verschijnen, vermoeden we dat we hier te doen hebben met een (West?) Vlaamse uitgave of minstens een drukwerk dat in onze streken bekend en zelfs populair was.
Reeds in de ‘Kerstenspiegel’ van Diederik van Munster, een eerste maal gedrukt te Leuven in 1470, staan de geloofsartikelen in verzen weergegevenGa naar voetnoot(2). Ook de tien geboden Gods en de geboden van de H. Kerk verschijnen in die tijden en later geregeld in versvorm.
In de 17de eeuw zal pater Lodewijk Makeblyde s.j. († 1630), de ontwerper van de Mechelse catechismus, gedicht en gezang veelvuldig aanwenden om de bijzonderste geloofspunten in zijn catechismus door de volksmens vlot en gemakkelijk te laten memoriseren. De ‘zingende catechismus’ was eigenlijk vooral populair in oudere tijden, zeker nog in de 17de eeuw en bij ons ook nog een heel stuk in de 18de eeuw. Maar nadien kwam het veel minder voor dat de catechismus gezongen werd, wel dat hij in verzen opgezegd werdGa naar voetnoot(3). Het memoreren met verzen van sommige delen uit de catechismus en de geboden, hield stand tot in onze tijden. In de lering werden soms vragen en antwoorden uit de catechismus, de tien geboden enz, door de kinderen afgerammeld in verzen. Maar het lied bleef achterwegeGa naar voetnoot(4).
Een van de laatste ons bekende catechismussen in verzen en met aangegeven zangwijzen verscheen in Ieper bij drukker Jacob Francis Moerman. Het werkje is niet gedateer4 maar de drukkersjaren van Moerman lopen van 1749 tot 1788. De titel luidde: Lessen van den mechelschen catechismus op verscheide aengenaeme liedekens gesteld, en byzonderlyk ten voordeele der christelyke jongheid uitgegeven door eenen priester van 't bisdom IpreGa naar voetnoot(5). De zangwijzen | |
[pagina 383]
| |
waren overgenomen van ‘verscheidene aengenaeme liedekens’, dus volksdeuntjes die door de gewone man zeker gekend waren en gezongen werden.
Het Romeins deereet dat deze catechismus veroordeelde dateerde van 1682, toen het zingen van de catechismus al aan het achteruitgaan was. Eigenlijk is het te verwonderen dat een eenvoudige catechismus op de index geraakte. Om te beginnen moest dit boekje reeds de bisschoppelijke boekkeurders passeren alvorens gedrukt te worden, zodat het waarschijnlijk is dat de gewraakte publicatie Rome pas bereikte toen ze al ruim verspreid was onder het volk. Welk haar er hier in de boter stak om een nederige catechismus te treffen, kunnen we ons moeilijk voorstellen. Het kan gaan om een al te populaire en te simplistisch verkeerd voorgestelde geloofswaarheid, maar het kan eveneens zijn dat schunnige of vulgaire liedjes onder de zangwijzen binnengeslopen waren en daarom een veroordeling meebrachten. | |
Joost de DamhoudereOp blz. 114 staat er een werk opgegeven van de bekende rechtsgeleerde Joost de Damhoudere (Brugge 1507-Antwerpen 1581), getiteld: Damhouderius Jodocus. Praxis rerum Criminalium.
De biografen van de Damhoudere hebben vermoedelijk nooit onderzocht of hun auteur in conflict is gekomen met de kerkelijke boekkeurders of dat zijn naam op de lijst van de verboden boeken prijktGa naar voetnoot(6). Aangezien de Damhoudere stierf in 1581 en dat na zijn dood nog vele herdrukken van zijn werken aangelegd werden, en dat anderzijds de kerkelijke veroordeling dateert van 3 juli 1628, staan we hier wellicht voor een heruitgave, bijgewerkt en aangevuld na zijn dood, maar verschenen vóór 1628. Zodat de inschrijving op de indexlijst niet het werk van deze geleerde betreft, maar wel de wijzigingen die er eventueel achteraf aangebracht werden. In oude tijden bestond er geen auteursrecht. Kopiëren, plagiëren van auteurs kwam veel voor. Het is pas in onze moderne tijd dat het auteursrecht door de wet beschermd is geworden.
Vermoedelijk waren de passages uit de Praxis rerum Criminalium die het werk op de index plaatsten, niet zo erg storend, want ernaast staat aangegeven: donec corrigatur (totdat het verbeterd worde). | |
[pagina 384]
| |
Tienden in het Brugse VrijeOp blz. 141 lezen we dat navolgend druksel door de index geviseerd werd: Factum pour les Directeurs des villages du pays du Franc de Bruges, au sujet des dîmes contre les Ecclésiastiques et autres prétendans icelles dîmes. De opname op de index dateert van 8 april 1699.
Tienden, die in principe kerkelijke belastingen waren of althans van kerkelijke oorsprong zijn, werden door de tiendplichtigen maar al te vaak gecontesteerd. Processen en geschillen nopens tienden tussen tiendheffers en tiendplichtigen, tussen kerkbesturen en dergelijke meer, kwamen zeer veel voor in het Ancien Regime. De zo gehate tienden werden met één pennentrek, samen met de feodaliteit, afgeschaft in de Franse Revolutie.
Dit druksel en zijn (Brugse?) drukker kunnen we niet concreet thuiswijzen. Ook kennen we de inhoud niet van de betwisting of van de reden waarom het Vrije met de Kerk in botsing kwam. In de oude kerkelijke geboden stond er dat de gelovigen het hunne moesten bijdragen om de kerk en haar herders te onderhoudenGa naar voetnoot(7). Waarschijnlijk betreft het hier een geschil dat in die context begrepen dient te worden, want het is bekend dat het bestuur van het Brugse Vrije steeds resoluut de partij koos van zijn onderhorigen als het over betwisting van tienden gingGa naar voetnoot(8). | |
Pastoor Joannes JennynOp blz. 177 staat de titel van het veroordeelde boek: Vera Confratemitatis Sanctissima Trinitatis de redemptione Captivorum, et B. Mariae de remedio, nec non vitae SS. Patriarcharum Joannis et Felecis Idea. De auteur van de Vera Confraternitatis was Joannes Jennyn, in zijn tijd pastoor op Sint-Gillis in Brugge van 1636 tot 1655. Hij stierf te Ieper in 1657. Zijn werkje ligt in de Zuidelijke Nederlanden aan de basis van de oprichting van de confrerieën ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Remedie tot vrijkoping van de christenen die als slaaf gevangen gehouden waren door de Turken. Jennyns werk gaf rechtstreeks aanleiding tot de oprichting in onze streken van een heel netwerk van confrerieën die zich speciaal inzetten voor het vrijkopen en verlossen van de christene slaven. Jennyn zelf was een ijverig, godvrezend en voorbeeldig priester, die op zeker ogenblik door zijn bisschop vooraanstaand genoeg werd geacht om, benevens zijn pastoorsambt op Sint-Gillis, ook nog deken van | |
[pagina 385]
| |
Damme te zijn (1638-1642). Zijn Vera Confraternitatis droeg de goedkeuring weg van iedereen, heel in het bijzonder van de kerkelijke overheid. Er verschenen verscheidene herdrukken van dit boekje en er zijn Nederlandstalige uitgaven bekend (1644). Alle boekjes van Jennyn werden gedrukt bij Brugse drukkersGa naar voetnoot(9).
Na Jennyns overlijden werd de reeks herdrukken verder gezet, maar nu door uitgevers en drukkers buiten Brugge. Zo verscheen er in 1666 een herdruk van de Vera Confraternitatis bij Mommaert in Brussel. Het is ongetwijfeld deze herdruk, opgezet na het overlijden van de auteur, die op de index werd gebracht. Het decreet uit Rome dateerde immers van 10 april 1666. Kanunnik Rembry, die de figuur en het werk van pastoor Jennyn gedetailleerd en nauwgezet heeft bestudeerd, kende ook die uitgave uit 1666 na Jennyns overlijden. Maar hij wist niet dat deze uitgave ooit op de index werd geplaatst. Net zoals bij het werk van de Damhoudere, zal de initiatiefnemer tot de druk bij Joannes Mommaert te Brussel, zich gewaagd hebben aan bijvoegsels of stellingen die bij de kerkelijke instanties niet door de beugel konden. Deze druk nam ook anders nog een loopje met de waarheid, want hij betitelt Jennyn als doctor in de theologie, alhoewel hij enkel de licentiaatstitel had veroverdGa naar voetnoot(10).
Aangezien het werk van Jennyn veelvuldig werd gebruikt en zijn Vera Confraternitatis als handboek verspreid was in de talrijke trinitariërsconfrerieën, is het goed mogelijk dat de laatste uitgave uit Brussel nog moeilijk ingetrokken kon worden en onder de bevolking verspreid is gebleven. | |
De vicarissen-generaal van het bisdom BruggeOp blz. 311 staat het volgende druksel als verboden lectuur aangemerkt: Vicarissen-generaal des Vacherende (sic: bedoeld wordt wschl. het vacante) Bisdom van Brugghe, aen alle Inghesetenen deser Bisdoms saluyt ende saligheyt in den Heere, etc. Het slot van deze brief luidde: Actum binnen Brugghe in het Palleys des Bisdoms desen 7 september 1682, Alex. Van Volden, secret. Deze herderlijke brief werd door de index getroffen bij decreet van 9 februari 1683.
Een nazicht in de Acta der Brugse bisschoppen zou hierover mis- | |
[pagina 386]
| |
schien meer uitleg kunnen geven. Vermelden we nog dat de vicarissen-generaal hier optraden in hun bisdom sede vacante, tussen het overlijden van François de Baillencourt (3 november 1681) en de benoeming van zijn opvolger Humbert de Precipiano (20 januari 1682). Eigenlijk was de opvolger al bekend en benoemd door de koning maar was hij nog niet in Brugge toegekomen, zodat de vicarissen nog altijd het bisdom bestuurden. De Precipiano's benoeming werd pas door Rome bekrachtigd op 7 december 1682. De bestreden publicatie dateert dus uit de tijd dat men in Brugge reeds wist wie er bisschop zou worden, maar dat de vicarissen samen nog rechtsgeldig mochten besturen. We konden niet achterhalen waarom de brief van de vicarissen op de index kwam. Het is niet uitgesloten dat het verband hield met de persoon van Humbert de Precipiano, die niet onbesproken was op kerkelijk en geloofsgebied, o.m. door het feit dat hij eerder reeds een excommunicatie in Rome had opgelopenGa naar voetnoot(11).
Aangezien de datum van de kerkelijke veroordeling reeds valt binnen de ambtstermijn van bisschop de Precipiano, die begon op 7 december 1682, datum van de bekrachtiging door de paus, zou men geneigd zijn te veronderstellen dat de bisschop er persoonlijk tussen zat om de herderlijke brief van 7 september 1682 op de index te plaatsen.
De pauselijke index werd in de Zuidelijke Nederlanden afgeschaft en verboden door een decreet van mei 1759. Maar Rome publiceerde verder de lijsten van verboden boeken en geschriften zoals voorheen. De lijst van 1828 geeft dan ook verscheidene 18de-eeuwse werken weer, waaronder geschriften die in de Zuidelijke Nederlanden gedrukt en verspreid waren. Bij een vluchtig nazicht evenwel vonden we voor de 18de eeuw geen enkel druksel dat uit West-Vlaanderen kwamGa naar voetnoot(12).
Napoleon zou dan opnieuw drukkers en uitgevers streng in het oog houden. Zijn keizerlijke catechismus (1807) vonden we nochtans niet in de indexuitgave van 1828. De censuur onder Willem I, koning der Nederlanden, was even drukkend als die uit Napoleons tijd, maar betrof vooral de pers. Het is pas onze Belgische grondwet die uitdrukkelijk de vrijheid van drukpers voorschreef. Maar de pauselijke index stoorde zich niet aan al deze bepalingen en heeft verder de ver- | |
[pagina 387]
| |
boden boeken en de zedeloze geschriften afgedrukt tot nut en richtlijn van de gelovigen.
Dat er in de 17de eeuw geschriften op die lijsten verschenen, die we nu niet meer op de kerkelijke index zouden plaatsen, kan ons verbazen, maar dient gezien te worden in het streng contrareformatorische kader uit die tijd. Een andere verklaring hiervoor is niet te geven. L. Van Acker |
|