Kruip-in-d'aarde
(Vraagw. 2003, blz. 312)
Kruip in d'Aarde is inderdaad een plaatsnaam geweest. De FlouGa naar voetnoot(1) noemt de plaatsnaam in Ardooie: 1623 Cruppendeerde; 1625 Cruppendaerde; 1626 Crupendeerde; 1641 Cruijpende eerde; in Kachtem: 1648 bij Cruijpind'eerde; 1680 Cruipenderde; 1846 Kruipendaerdestraet; in Sint-Baafs-Vijve: 1762 d'herberghe den Cruypt jn d'aerde; 1846 Kruyp in d'eerde; op Sint-Jakobs buiten Ieper: 1772 (verhaspeld) Cruypendaelde; 1790 Cruypendaerde. De naam komt ook als familienaam voor. Alweer De Flou vermeldt: 1737 (verhaspeld) Jan Cruijtindaerde, in Veurne; 1741 Jean Baptiste Cruypensdaerde, Hondschote. De familienaam blijkt evenwel al heel wat ouder te zijn. We komen hem al in 1361 in Gent tegen: Jacops Cruup in DerdeGa naar voetnoot(2).
Volgens mw. C. Tavernier-VereeckenGa naar voetnoot(3) ou Kruip-in-d-aarde ‘eerst een naam geweest zijn voor een lage woning, mogelijk half onderaards indien op hoge grond; de bewoners zelf konden er even goed door gekarakteriseerd worden’.
Aangezien de persoonsnaam zoveel ouder is, ga ik er evenwel van uit dat de naam een oorspronkelijke toenaam is. Er zijn trouwens vergelijkbare voorbeelden. Er is bij voorbeeld de familienaam Cruypelandt, Cruypelan(t)s, Cruyplandt, Cruyplant(s), Creupeland, Creupelan(d)t, CrupelandtGa naar voetnoot(4). De naam komt al in 1300 in Tervuren voor: Heinricus CrupelantGa naar voetnoot(5). In het begin van de 15de eeuw treffen we de naam aan in Kortrijk: 1419-24 Luucxkin, Callekin ende Beelkin Cruuplands f. Jans; 1423 Luccxkin ende Callekin Cruuplands fa. JansGa naar voetnoot(6). De West-Vlaamse variant Creupelant is ongetwijfeld te verklaren door associatie met ‘kreupel’, waarmee de naam duidelijk niets te maken heeft. Deze naam heeft deken Leonard De Bo al bezig gehouden. Hij schreef erover in Rond den Heerd XIII, 232: ‘De familienaam Crupelant, is geene kreupel land, maar kruipland of kruipende land, het zelfste als kruipende aarde die
| |
de eigennaam is van eene plaats of geweste tusschen Cachtem en Ardoye. En evenals drijfzand of drijvende zand, sable mouvant, een zand dat los ligt en voor den wind drijft en opstuift, zoo zal kruipzand en kruipende aarde een onvaste grond zijn, door den kwelm bewogen, en die gedurig roert en verkruipt’. Guido Gezelle nam dat eitaat over in Loquela en verklaarde eveneens i.v. kruipende land: ‘land dat kruipt, verkruipt, met een onhebbelijk schuimwoord (d.w.z. bastaardwoord), moveerende grond; land waar de kwelm hooge ligt en de eerde doet voortkruipen’. Deze 19de-eeuwse verklaring bevredigt me niet. Als het een plaatsnaam is, waarom komt de familienaam dan nooit met het voorzetsel van voor? Bovendien is het bevreemdend dat De Flou geen enkele plaatsnaam Cruupland vermeldt. Cruupland/Kruipland is m.i. een bijnaam, een zinwoord ‘die over het land kruipt, sluipt’, m.a.w. een ‘landloper’Ga naar voetnoot(7). Een analoge naam (eveneens een zinwoord) is nl. die van de Gentenaar Arnout Crupehage in de 12de eeuwGa naar voetnoot(8), d.i. ‘iemand die achter hagen en heggen kruipt, b.v. om te slapen, dus iemand zonder vaste woonplaats, een landloper. Het woordje haag heeft trouwens ook deze betekenis in haagschool, hagepreken. Zo is een Kruipindaarde een landloper die op de grond slaapt, a.h.w. in de aarde kruipt. Het zinwoordkarakter komt heel duidelijk tot uiting in het Duitse pendant Kriech in die Hecke: 1449 Heincz Locze gen. Kruche in die Hecke (d.i. ‘kruip in de heg’)Ga naar voetnoot(9). Deze betekenis heeft ook Lammin Sluphaghe, die in 1281 in Beveren-Leie voorkomtGa naar voetnoot(10), d.i. ‘die achter de haag sluipt’. Nog een synonieme naam is de Duitse Schleichinsfeld ‘sluip, kruip in het veld, loop, zwerf over het veld’: 1479 Eberlin Slichinsfeld, kurpfälzischer KriegsknechtGa naar voetnoot(11).
Mijn conelusie is dat Creupeland/Cruypeland, Cruyphaghe, Cruypindaerde en Sluyphaghe een kwartet van landlopers vormen, net zoals Kriech in die Hecke en Schleichinsfeld een stel Landstreicher ‘landlopers’ zijn.
Frans Debrabandere
|
-
voetnoot(1)
- K. DE FLOU, Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Brugge, 1928, VIII, 882-884.
-
voetnoot(2)
- A. VAN WERVEKE, Gentse stads- en baljuwsrekeningen (1351-1364), Brussel, 1970, 499.
-
voetnoot(3)
- C. TAVERNIER-VEREECKEN, Gentse naamkunde van ca. 1000 tot 1253, 1968, 249.
-
voetnoot(4)
- F. DEBRABANDERE, Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk, Amsterdam-Antwerpen, 2003, 289.
-
voetnoot(5)
- M. BERDEN, Bijdrage tot de anthroponymie van Tervuren van 1286 tot 1450, licentiaatsscriptie Leuven, 1978, 143.
-
voetnoot(6)
- F. DEBRABANDERE, Kortrijkse persoonsnamen omstreeks 1400, Werken Kon. Comm. Top. Dial. 8, Tongeren, 1958, 107.
-
voetnoot(7)
- F. DEBRABANDERE, Creupeland(t) en Cruyp(e)landt. Vlaamse Stam 25 (1989), 406-407.
-
voetnoot(9)
- J.K. BRECHENMACHER, Etymologisches
Wörterbuch der deutschen Familiennamen, Limburg a.d. Lahn, 1957, II, 114.
-
voetnoot(10)
- F. DEBRABANDERE, Kortrijkse naamkunde 1200-1300, Kortrijk, 1980, 166.
|