Koldenschael
In Biekorf 102 (2002), blz. 302-308 verscheen van de hand van G. Gheysen ‘aan tafel met Gezelle’. Op het menu van de maaltijd op 28 juni 1883 in Kortrijk stond o.m. ‘Koldenschael’. De auteur ziet in het gerecht een ‘koele, koude drank’. Vermoedelijk gaat het hier om een frisse en koele wijn. Het woord koldeschaal komt in elk geval uit oostelijke dialecten, waar old niet tot oud is verschoven (kold, koud, vgl. Duits kalt, Engels cold). Het woord beantwoordt dus aan Nld. Koudeschaal. Het mis Middelnederduits koldeschal, Nederduits kooldschaal, Duits Kaltschale, Deens koldskaal, Zweeds kallskal Kiliaan noemt het woord kolde-schael Fries en situeert het in Emden. Als synoniem geeñ hij bieren-brood, dat hij vertaalt als ‘sorbitiuncula cerevisiaria’. De Nederlandse vorm koudschaal komt voor in de uitgave van 1717 van het Nieuw Nederduitsch en Fransch woordenboek van Pierre Marin. Het WNTVII, 5484 noemt het een ‘zomergerecht van koud bier en andere ingrediënten’. Het WNT XIV, 131 is uitvoeriger i.v. koude schaal ‘breiachtig gerecht, waarvan de bestanddeelen samen geweekt, maar niet samen gekookt zijn; bepaaldelijk een gerecht van bier, ingemaakte vruchten, roggebrood en suiker’.
Bredero gebruikte het woord nog: ‘Vermits ick niet en heb genut, noch kouwe schaal, noch onbyt’. Dat Gezelle hier een Friese woordvorm gebruikte, is gemakkelijk te begrijpen als we weten dat zijn Friese vriend, Johan Winkler, mee aan tafel zat.
Frans Debrabandere