Biekorf. Jaargang 103
(2003)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
geusschen Hollandtschen soldaet onderhield geslachtsbetrekkingen met zijn waterhond, zynde ene teve met jongen. Deze onsmakelijke historie kwam toevallig aan het licht, de man bekende de feiten en een Hollandse krijgsraad veroordeelde hem om samen met zijn hond ende drie of vier honde jongen verbrand te worden. Ramaut, de bekende Ieperse kroniekschrijver, gaf het volgende reIaas over de strafuitvoering, die plaatsvond in het voorjaar van 1715 (Stadsbibl. Ieper): de plaetse van de justicie was op den barm langs de vaert, nevens de galge. Sij waeren dry geheele uren onder den weg, om met den crimineelen van uyt de vangenisse tot op den barm te gaen, om dat hy soo traeg voort gink. Aldaer gekomen sijnde, wiert hy aen een staeke met ketens gebonden: ende door den beul eerst gewoelt, sijnde verbrandt. De beulen smeeten de honde jongen in het vier, maer den waeterhondt, was alleen met ijsser ketens aen een ander staeke gebonden ende mede verbrandt. Bestialiteit werd in het Ancien Regime altijd zeer streng bestraft. Met de vuurdood, zowel voor de dader als voor het dier. Er zijn in het archief niet zo veel voorbeelden van bestialiteit opgetekend. In zijn bijdrage in Biekorf 2000, blz. 160-172 heeft prof. J. Monballyu een uitvoerige uiteenzetting gegeven over drie zulke veroordelingen wegens ‘vuyle faicten teghen de nature’ (Oudenaarde 1592, Sint-Winoksbergen 1597 en 1604). Het geval uit Ieper in 1715 toont aan dat toen nog steeds onverminderd en onveranderd dezelfde ongenadige strafrechtsregels golden zoals meer dan een eeuw voordien. Waeter-hond: jachthond, afgericht voor de jacht op eenden en ander waterwild (Stall. III, kol. 691) L.V.A. |
|