Bouwstoffen 41
Lectre Van Gebruuckinghe, 11 febr. 1491
Willem Le Fevre beweert met lectre, onder Jans zeghele, ten aanzien van de weduwe van Mer. Jan de Baenst, rudders heere van Sint Jooris, Margriete, en verder mer Janszuene Jan de Baenst, die de successie van zijnen vadre gheanevaert heift; t.a.v. verder, van Aniete, Mer Philips Heere van Crubeken, ook weduwe net als Anthonine, Mer Jacop Darchies vrouw, zusters van Margriete; dat hij thuus met zijnen toebehoorten ende ooc een hovekine daarbij paysivelic mochte ghebruuckene via een lectre van ghebruuckinghe, zekeren tijd haerlieder beeder leven lanc gheduerende denken Le Fevre en Perine
Daarin staat gespecifieerd tvoors. Huus metten houthuuse (schuur) ende aijsemente terwijl le Fevre verder ook het aanpalend hovekine gebruikte, daer hij (Jan de Baenst jr.) een huus up heeft ghedaen maken, ende daermede verblent (verduisterd heeft) de dreve vanden houthuuse, daermede hij int hovekin gheghaen zoude hebben. Bedoeld wordt dat Le Fevre via Adriaen Clijncke, ontfangher voor zoon Jan de Baenst, de huur van 't hovekin ende vanden principalen huuse wordt opgezegd (hij betaalde 7 £ gr.) waartoe behoort tvoorseide houthuus ende aijsement en dat 16 à 17 jaar bewoond werd door Michiel Goetghebuer vóór Le Fevre (8 maart 1477-10 jan. 1486); terwijl het nemmermeer zal blijcken dat thovekin dies questie es oijnt ten voorseijden huuse en diende, noch daer mede ghebruuct was. Bovendien zegt het vonnis dat de lectre van ghebruuckinghe van gheene houthuuse noch aijsemente ne spreict; terwijl het feit dat Le Fevre door Adriaen Clijncke inne tonghebruuc ghedaen is: dat en ghaet hemlieder verweereghe niet anne (fol. 21).
Na tale ende wedertale wort beslist dat de eigenaars thuus met zijnen toebehoorten ende met den hovekine der bachten ligghende, den heescher ende zijn wive (Le Fevre) sculdich zijn dit te laten ende doene ghebruuckene, naer den uutwijse vande lectre danof zijnde. Moeder en zoon De Baenst moeten daarnaast 6 lb. lijfrente en achterstellen (het betrof een cedule 1 aug. 1487) voldoen. Jan de Baenstjr, solvent ghenouch wesende deen helftscheede vande lijfrente t.v.v. Le Fevre te betalen (Civiele Sententien, 1490-1492, fol. 16v-22).
Beide weduwen worden daarin niet verbonden geacht. Nergens wordt noch het beroep van Le Fevre noch de ligging van het huis vermeld, dat duidelijk binnen de palen van Brugge was gesitueerd.
A. Dewitte