malige Nederlands. Het woordenboek zou daarenboven een belangrijke aanvulling op het Middelnederlands Woordenboek (MNW) van Verdam vormen, omdat het vele 13de-eeuwse oorkondenmateriaal bij de samenstelling van het MNW door Verdam amper gebruikt was.
Het materiaal van Gysseling moest, vooraleer het als bronnenmateriaal voor een woordenboek kon gaan dienen, eerst wel een enorme bewerking ondergaan. Ieder woord kreeg een code, die aangaf met welke woordsoort men te doen had (werkwoord, zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, bijwoord enz.), of het om een enkelvoud of meervoud ging, welke verbuiging of vervoeging de woordvorm had en zo meer. Ook kregen alle woorden een volgnummer en een modern Nederlands lemma, waar de Middelnederlandse vormen aan gekoppeld werden. Zo was het eenvoudig om alle vormvarianten van eenzelfde woord bij elkaar te zetten, wat voor de bewerking uiteraard onontbeerlijk was: wanneer een redacteur het voorzetsel voor moest bewerken, dan kreeg hij op die manier niet alleen de beschikking over de vorm voor, maar ook over de vormen veur, veure, vore, voir e.d. Bij iedere woordvorm werd ook een regio- of plaatsaanduiding gevoegd, en een datering. Dit was meestal geen probleem bij de oorkonden en andere officiële stukken, waarin doorgaans de exacte datum en de naam van de plaats waar het document geschreven was expliciet vermeld waren. Bij de literaire bronnen was dat complexer: dikwijls komt men bij die handschriften niet verder dan het aangeven van een regio en van een ruime datering, die ook niet meer is dan een schatting.
Al het woordmateriaal werd ondergebracht in een database. Het INL zorgde voor de programmatuur en de digitale werkomgeving, waarmee een redacteur aan de slag moest. Deze kon nu met de computer zijn woorden bewerken: de vindplaatsen uit de database ophalen, bekijken, ordenen en selecteren, en op basis van dit materiaal zijn woordenboekartikel schrijven. Zo werd het VMNW het eerste woordenboek in de geschiedenis van de Nederlandse lexicografie dat geheel met de computer vervaardigd werd.
Een groot deel van het materiaal dat voor het VMNW is verwerkt is afkomstig uit Vlaanderen: van de 1.576.300 woordvormen zijn er 967.949 Vlaams. In feite weerspiegelt het VMNW hierin ook de geschiedenis. In de loop van de 13de eeuw schakelde de overheid nl. van het Latijn naar de volkstaal over. De invoering van het Nederlands als taal van de overheid is in Vlaanderen krachtiger ter hand genomen dan in Holland (131.393 woordvormen), Utrecht (8.030 woordvormen) of zelfs Brabant (314.157 woordvormen). De meeste documenten komen dan ook uit Vlaanderen (inclusief