Biekorf. Jaargang 102

De refuge van Sint-Bertijns te Brugge, 1816

J.C. Verbrugghe noteert op 19 april 1816 (SBB, hs. 635, nr. 125, ingeschoven blad) op vraag van J. van Huerne, wonend hoek van de Dweersstraat-Noordzandstraat, een huis aangekocht door zijn vader Aybert van Huerne aan bisschop Jan Robert Caimo, 27 juli 1757:

‘als wanneer ik heb aldaar zien afbreken d'oude kaemers en aghtergebauw, zoo wierd bevonden aldaer geweest te hebben eene verhevene capelle welkers mueren nog beschildert waeren met eenen christus en ander figuren als maria, joannes, maria-magdalena en eenen grooten christoffel wiens groote was van beneden tot aen het tack der zolderinghe welke ik al uytgeschildert hebbe voor de collectie van Mr. Van Huerne de Geluwevelde⁽¹⁾.

In dit nieuw gearrangeerde huis, het latere St.-Lodewijkscollege, werden op 22 april 1816 188 jongens en meisjes gevormd door mgr. M.J. de Broglie van Gent (+ 1821)⁽²⁾ waarvan alle namen bewaard bleven op de fol. 136 e.v. Daaronder ook Joanna en Theophilus Verbrugghe, dochter en zoon van Verbrugghe (+ 1831). De Broglie fungeerde als bisschop van Gent 1807-1821, doch vluchtte in februari 1817 reeds naar Parijs waar hij vier jaar later overleed.

(1) Over een houten Christoffel van 4 m hoog tegen de westmuur van het toegangsportaal tot de O.-L.-Vrouwekerk, vernield op 13 dec. 1785 op last van de bischop die het beeld monstrueus noemde, zie Biekorf 1963, 252.

(2) Gillès de Pélichy, Mons De Broglie. HGG LXXXIII 1947 blz. 69 bevat een brief uit mei 1816 waarbij Van Huerne wordt bedankt om voor hem een precieuse steen te laten monteren afk. van de kazuifel van Thomas van Canterbury uit St.-Juliaans te Brugge.